RAADGEVEND COMITÉ VOOR DE TELECOMMUNICATIE
Memorandum aan de Minister bevoegd voor Telecommunicatie en de Digitale Agenda: Een digitale agenda voor België Brussel, 3 maart 2015.
Inleiding Het Raadgevend Comité voor de telecommunicatie, bedoeld in artikel 3 en volgende van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector, biedt de Minister dit memorandum aan met opmerkingen en voorstellen betreffende een digitale agenda voor België waarvoor de basisprincipes opgenomen zijn in de beleidsverklaring "Digitale agenda, Telecommunicatie en Post" (DOC. 54-0020/016) van de minister van Ontwikkelingssamenwerking, Digitale Agenda, Telecommunicatie en Post van 20 november 2014 (hierna "Beleidsverklaring") en in de algemene beleidsnota (DOC. 54 0588/005) van dezelfde datum (hierna "Algemene beleidsnota"). Het memorandum volgt op het "Advies van het Raadgevend Comité van 19 februari 2014 over het ontwerp van nationaal plan 'Een digitale agenda voor België'". Dit ontwerp vormt een eerste versie van de agenda die momenteel wordt voorbereid. Dit memorandum omvat twee delen. 1. algemene opmerkingen; 2. meer specifieke voorstellen over de specifieke thema's.
p/a B.I.P.T. – Ellipse Building - Gebouw C – Koning Albert II-laan 35 - 1030 BRUSSEL Tel. 02/226.88.88 - Fax 02/226.88.77 http://www.rct-cct.be
1/20
RAADGEVEND COMITÉ VOOR DE TELECOMMUNICATIE
I. Algemene opmerkingen over een digitale agenda voor België De richtlijnen in verband met een digitale agenda zoals ze zijn voorgesteld in de beleidsverklaring van 20 november 2014 leiden tot de volgende algemene opmerkingen: 1. Doelstelling van de digitale agenda voor België: de digitale agenda voor België moet een rode draad vormen voor de te ondernemen acties, om de ontwikkeling van de digitale economie in België te bevorderen. Deze moet dus die acties duidelijk identificeren maar ook de spelers die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering ervan en een tijdschema voor elk van deze acties. Het comité verheugt zich daarom over het plan om in 2015 een "barometer van de informatiemaatschappij" te publiceren. Die barometer zou elk jaar gepubliceerd moeten worden. 2. Uitgangssituatie: volgens het economisch jaarverslag dat op 11 december 2014 gepubliceerd is door de ETNO, zijn de inkomsten van de Europese telecommunicatiesector in 2013 nog met 4% gedaald in vergelijking met 2012 en hebben ze 248 miljard euro bereikt. Het verslag verwacht dat ze nog met 1,8% zullen verminderen in 2014. In vergelijking met de vorige twee jaar zijn de investeringen van de mobiele en vaste operatoren in Europa daarentegen in absolute cijfers stabiel gebleven in 2013 en bedroegen ze 46 miljard euro. In relatieve cijfers zijn de investeringen gegroeid en die bedragen 18,5 % van de inkomsten1. Meer bepaald voor België stelt het "Digital Agenda Scoreboard 2014 – Belgium"2 van de Europese Commissie, op basis van de cijfers van 2013, de volgende prestaties vast3:
1
ETNO, Annual Economic Report 2014, 11 december 2014, p. 12, 13, 14, 20, 21, beschikbaar op https://www.etno.eu/datas/publications/economic-reports/FINAL_ETNO_Annual_Economic_Report_2014.pdf 2 Beschikbaar via https://ec.europa.eu/digital-agenda/en/scoreboard/belgium-0 . 3 In dat opzicht kunnen er meer recente cijfers worden gevonden in EC, Digital Economy and Society Index 2015, landenprofiel-België, voorgesteld op 24 februari 2015 en beschikbaar via https://ec.europa.eu/digitalagenda/en/scoreboard/belgium-0. In dit kader merken we op dat op basis van de cijfergegevens van de operatoren momenteel meer dan 94,8% van de bevolking 4G-dekking heeft. 2/20
RAADGEVEND COMITÉ VOOR DE TELECOMMUNICATIE
Vandaag kan worden gesteld dat onder het effect van een ruim aanwezige concurrentie over alle segmenten heen en van een meer aandachtige regulering, het dienstenaanbod inzake telecommunicatie in België volledig is, en aantrekkelijk zowel qua inhoud als wat prijs betreft. Een recent verrichte studie die besteld is door de telecomoperatoren heeft met name aangetoond: - dat op 5 jaar tijd het gewicht van telecommunicatie in de gezinsuitgaven beduidend verminderd is, in tegenstelling tot de meerderheid van de andere categorieën van diensten; - dat in diezelfde periode het "overschot", nl. de dienst ten opzichte van de prijs, vermenigvuldigd is kunnen worden met een factor tussen 4 en 7, naargelang van de beschouwde diensten.4 Een andere specifieke eigenschap van België in de Europese context heeft betrekking op het investeringsniveau vergeleken met de omzet; jaar na jaar en ondanks algemeen dalende omzetcijfers, blijft dat niveau hoog en vertoont die zelfs een stijgende trend. Zo bedroeg de verhouding investeringen / omzet in 2013 in de sector 25,8%.5 Niettemin zijn bepaalde structurele zwakke punten duidelijk, ofwel blijven die bestaan:6 - netwerkdichtheid voor hoge en zeer hoge bitsnelheid onvolledig, met name in landelijke gebieden; - aanhoudende fundamentele behoeften om zich nieuwe technologieën eigen te maken, met name in het onderwijs en in ondernemingen, om te anticiperen op de digitalisering van de economie en daarvan een troef te maken; - gebrek aan daadkrachtig en ambitieus overheidsbeleid (mobiliteit en transport, ruimtelijke ordening, energie, veiligheid, enz.) dat steunt op het potentieel van de telecommunicatie; - erg korte wetgevingscycli, die duidelijk niet overeenstemmen met de behoeften van de langere investeringscycli van de sectorspelers; - … Als men de Belgische situatie vergelijkt met de doelstellingen van DAE 2020, stelt men vast dat veel structurele doelstellingen al ruimschoots bereikt zijn. Toch blijven er nog genoeg uitdagingen en in de eerste plaats de connectiviteit van zeer hoge snelheid en voor verschillende technologieën 4
Het Belgische Telecom Landschap - Studie over de Belgische Telecom sector – 1ste editie, 12 Januari, 2015. http://www.adlittle.be/uploads/tx_extthoughtleadership/ADL_StudyonBelgianTelecomsector_Economy_Dutch.pdf 5 BIPT, Situatie van de elektronische communicatiesector, p.11, 2013. http://www.bipt.be/public/files/nl/21326/_doc_Situatie_elektronische_communicatiesector_2013_nl.pdf 6 Zie hiervoor: -BIPT: Situatie van de elektronische communicatiesector 2013, http://www.bipt.be/public/files/nl/21326/_doc_Situatie_elektronische_communicatiesector_2013_nl.pdf en Vergelijkende studie prijsniveau telecomproducten in België, Nederland, Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk http://www.bipt.be/nl/operatoren/bipt/publicaties/vergelijkende-studie-prijsniveau-telecomproducten-in-belgienederland-frankrijk-duitsland-en-het-verenigd-koninkrijk-tarieven-van-augustus-2013 -FOD Economie: Barometer van de informatiemaatschappij 2014, http://www.belgium.be/nl/nieuws/2014/news_barometer_informatiemaatschappij_2014.jsp - Het Belgische Telecom Landschap - Studie over de Belgische Telecom sector – 1ste editie, 12 Januari, 2015. http://www.adlittle.be/uploads/tx_extthoughtleadership/ADL_StudyonBelgianTelecomsector_Economy_Dutch.pdf 3/20
RAADGEVEND COMITÉ VOOR DE TELECOMMUNICATIE
over het gehele grondgebied, ook in landelijke gebieden. Dit "verplicht" België dus, of liever, biedt de gelegenheid, om zich verder te positioneren dan de DAE 2020 en de doelstellingen en de middelen van een Europees leadership te herdefiniëren wat betreft de digitale agenda, zowel in termen van groei als werkgelegenheid als welzijn. Dit zal ook een perfecte coördinatie vergen tussen de initiatieven en het beleid op de verschillende bevoegdheidsniveaus, misschien ook via de aanneming van gepaste coördinatiemiddelen, eventueel door middel van een samenwerkingsakkoord. 3. Europese context van de digitale agenda voor België: de Beleidsverklaring zegt: "De Digitale Agenda voor Europa moet de basis vormen voor de ontwikkeling van een Digitale Agenda voor België" (blz. 4). Het Raadgevend Comité sluit zich volledig aan bij die idee. Volgens ons zou de Belgische agenda dan ook rekening moeten houden met alle pijlers die op Europees niveau zijn vastgelegd7. Aan het Belgische niveau moeten daarom in elk geval pijler 2 ("interoperabiliteit en normen") en pijler 5 ("onderzoek en innovatie") worden toegevoegd. Ten opzichte van de preciseringen die op Europees niveau zijn aangebracht in december 20128, zouden in de Belgische agenda meer overwegingen moeten worden toegevoegd met betrekking tot informatica in the cloud en innovatie in de overheidssector. In al deze pijlers moet een uitmuntendheid worden beoogd waarbij ten volle rekening wordt gehouden met de sterke en zwakke punten van België, zoals die naar voren komen in punt 2 hierboven. 4. Nationale context van de digitale agenda voor België: de digitale economie heeft betrekking op alle aspecten van het maatschappelijke leven in België. Om deze in België dus efficiënt te bevorderen, moeten alle Belgische bevoegdheidsniveaus een handje toesteken. In die context is het comité blij dat de noodzaak tot coördinatie en samenwerking tussen deze verschillende bevoegdheidsniveaus alomtegenwoordig is in de Beleidsverklaring (blz. 8-9, 10, 14, 15, 20). Het zal erop aankomen na te gaan in welke mate deze samenwerking de vorm moet aannemen van een bestaand of nieuw samenwerkingsakkoord, dat in elk geval verder zou moeten gaan dan louter de kwestie van de instantie voor geschillenbeslechting9 waarvan sprake in het kader van Richtlijn 2014/61/EU10.
7
Zie Europese Commissie, Een digitale agenda voor Europa, COM(2010) 245 definitief/2, 26.8.2010 alsook de Europese Commissie. Zie ook http://ec.europa.eu/digital-agenda. De volgende 7 pijlers zijn vastgelegd: een dynamische digitale eengemaakte markt (inclusief de kwestie van de elektronische handel en de toepassing van het Europese regelgevingskader voor telecommunicatie); interoperabiliteit en normen; vertrouwen en beveiliging (inclusief de problematiek van de netwerk- en informatieveiligheid, alsook de kwestie van de cybercriminaliteit); snelle en ultrasnelle toegang tot het Internet (met name, de bevordering van de aanleg van NGA, maar ook de openstelling en neutraliteit van het internet); onderzoek en innovatie; verbetering van de digitale geletterdheid, de digitale vaardigheden en de digitale inclusie; ICT als facilitator van maatschappelijke baten in de EU (wat met name betrekking heeft op de bescherming van het milieu, de gezondheidsdiensten, de culturele diversiteit en onlineadministratie). Daarbij komen nog de internationale aspecten van de digitale agenda. 8 Zie Europese Commissie, De Digitale Agenda voor Europa, Europese groei bevorderen op basis van digitale technologieën, COM(2012) 784, 18.12.2012 9 Zie algemene beleidsnota, blz. 8. 10 Richtlijn 2014/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake maatregelen ter verlaging van de kosten van de aanleg van elektronischecommunicatienetwerken met hoge snelheid, PB, L 155/1, 23.5.2014. 4/20
RAADGEVEND COMITÉ VOOR DE TELECOMMUNICATIE
5. Noodzaak om meer nadruk te leggen op sommige zware economische en technologische tendensen van de sector a) Belang om rekening te houden met de tendensen van de sector De digitale agenda zal meer expliciet rekening moeten houden met sommige sterke tendensen in de sector dan wat het geval is in de Algemene beleidsnota. Een van deze tendensen is cloud computing, de opkomst van "over the top" (OTT) aanbieders en een vervaging van de scheiding tussen de reglementering voor transmissie en voor inhoud. Bovendien winnen e-working en mobiel telewerken, intelligente vervoerssystemen en de bijbehorende applicaties aan belang, en daarmee moet rekening worden gehouden. b) Noodzaak om rekening te houden met de geleidelijke vervaging van de scheiding tussen de reglementering voor transmissie en voor inhoud Het Europese regelgevingskader voor elektronische communicatie voorziet in de scheiding tussen de reglementering van de transmissie en de reglementering van de inhoud (of het nu gaat om inhoud van elektronische handel of inhoud van audiovisuele en geluidsmedia). Vanaf 2002 merkt datzelfde regelgevingskader echter ook het bestaan op van verbanden tussen die twee niveaus van reglementering. Nu beklemtoont de jongste jaren de evolutie van zowel de technologieën en applicaties als de ontwikkeling van nieuwe (commerciële) activiteiten deze verbanden nog meer en doet die geleidelijk aan de scheiding wegvallen tussen de niveaus van reglementering en regulering. Een voorbeeld daarvan is de problematiek van de netwerkneutraliteit (zie algemene beleidsnota, blz. 16), die vragen stelt over zowel de transmissie als vragen over de verzonden inhoud. Een ander voorbeeld is dat van sommige "over the top" (OTT) aanbieders zoals YouTube, Netflix, DEEZER of Spotify, waarvan de behoeften op het stuk van transmissiesnelheid zeer hoog liggen de netwerkoperatoren onder druk zetten (zonder dat deze laatste directe inkomsten krijgen uit deze diensten) en die overigens via promotieaanbiedingen inzake toegang tot hun site verbonden aan een specifieke operator, invloed kunnen uitoefenen op de concurrentie tussen operatoren. Een gevolg van deze evolutie, waarmee de digitale agenda meer rekening zou moeten houden, is dat het BIPT en de gemeenschapsregulatoren die tot nu toe bevoegd zijn voor inhoud die via radio en televisie uitgezonden wordt (met andere woorden inzake "audiovisuele en geluidsmediadiensten"), buiten hun samenwerking op het gebied van de regulering van de transmissie, ook elkaar zouden moeten raadplegen en met elkaar samenwerken wat betreft de regulering van de overgebrachte inhoud. Ook een samenwerking op het niveau van de reglementering zou moeten worden beoogd.
5/20
RAADGEVEND COMITÉ VOOR DE TELECOMMUNICATIE
Om rekening te houden met de toenemende convergentie tussen (reglementering van de) transmissie en (reglementering van) inhoud, zal het BIPT ook moeten samenwerken met de federale overheidsdienst die bevoegd is voor elektronische handel11, namelijk de FOD Economie. c) Belang om een "level playing field" te scheppen tussen de aanbieders van elektronischecommunicatienetwerken en -diensten en de "over the top" (OTT) aanbieders Het comité deelt de beoordeling van de Algemene beleidsnota (blz. 3) die luidt: "De digitalisering brengt nieuwe spelers op het veld die zorgen voor sterkere concurrentie en tastbare effecten op het gebied van innovatie, prijsvermindering en een toegenomen kwaliteit van de diensten". In die context verheugt het comité zich ook over het voornemen van de regering om te zorgen "voor een stabiel wetgevend kader en [...] een “level playing field” met het oog op een evenwichtige concurrentie tussen alle binnen- en buitenlandse dienstenaanbieders in de telecomsector in België" (Algemene beleidsnota, blz. 13) aangezien deze concurrentie met name een interessante aanbod voor de consumenten mogelijk zal maken. Ook al worden de "over the top" aanbieders in de Algemene beleidsnota niet uitdrukkelijk vermeld, toch lijkt ons de hierboven geciteerde passage op hen van toepassing te zijn. Sommige van deze OTTs (andere dan diegene die hierboven vermeld zijn, die meer actief zijn op het stuk van inhoud), bijvoorbeeld Skype of WhatsApp, verstrekken immers authentieke communicatiediensten, zelfs al kunnen ze strikt genomen niet worden bestempeld als aanbieders van elektronische-communicatiediensten. De OTTs beconcurreren dus rechtstreeks deze laatste. Er moet bijgevolg een "level playing field" worden gegarandeerd tussen de "traditionele" operatoren en de "OTT" operatoren om een gezonde concurrentie te bevorderen, de consument te beschermen (ook wat de bescherming van de privacy betreft) en de belangen van de maatschappij in het algemeen te vrijwaren (bijv. wat betreft de nooddiensten en de gerechtelijke verzoeken)12. d) Noodzaak om het potentieel van de intelligente vervoerssystemen te benutten13 Intelligente vervoerssystemen kunnen bijdragen tot de aanleg van transportsystemen die hun veiligheid en efficiëntie verhogen en die het milieu meer eerbiedigen. Tot op heden hebben talrijke lidstaten al een ITS-plan uitgewerkt, maar in België bestaat daarvoor nog geen algemeen plan. Zo'n plan zou een nuttig element van de digitale agenda voor België kunnen vormen. Diverse instanties zijn betrokken bij intelligent vervoer: de verkeersinformatie en het beheer van het verkeer (namelijk de gewesten), het openbaar vervoer (transportfirma's), parkeerplaatsen (gemeentebesturen), het beheer van ongevallen (nooddiensten, politie), de fiscaliteit, de logistiek. 11
Zie art. 14, § 2, 3, c) en 14, § 3, van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector. 12 Zie RCT, Aanbevelingen van het Raadgevend Comité voor de telecommunicatie met betrekking tot de activiteiten van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, in uitvoering van artikel 4, tweede lid, van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector, 17 september 2014, blz. 7. 13 Zie hiervoor RCT, Advies over het ontwerp van nationaal plan “Een digitale agenda voor België”, 19 februari 2014, blz. 9-10. 6/20
RAADGEVEND COMITÉ VOOR DE TELECOMMUNICATIE
Er kunnen een reeks domeinen worden geciteerd, zoals: - beheer van het verkeer op autosnelwegen (signalisatie door middel van borden met variabele berichten, beheer van ongevallen, ...); - intelligente inning van tolgeld (bijv.: in Londen is het verkeer met 20% verminderd dankzij de invoering van een "congestion charge"). Daarbij vestigen wij de aandacht erop dat er samen met de 3 gewesten een proefproject loopt voor de GEN-zone; - beheer van het verkeer in steden (synchronisatie van de verkeerslichten, loodsen naar parkeerzones, ...); - een beter beheer op logistiek vlak. Het plan dat de ontwikkeling van de intelligente vervoerssystemen beoogt, zou moeten worden opgesteld in samenwerking met de privéondernemingen, door bijvoorbeeld een reeks gemeenschappelijke workshops te organiseren per thema. Dit zou het mogelijk moeten maken om de bestaande technologische oplossingen voor de mobiliteit te kennen en een masterplan uit te werken voor de ITS-ontwikkelingen, dat ook rekening zou moeten houden met de problematiek van de gegevensbescherming op dat gebied. e) Noodzaak tot een (para)fiscaliteit die telewerken aanmoedigt14 De opmars van smartphones en tablets maakt dat privé- en zakelijk gebruik meer en meer nauw verbonden zijn. Welnu, het huidige wetgevende kader is ambigu en ingewikkeld. Een aanmoedigende (para)fiscaliteit moet tegemoetkomen aan de groeiend behoefte aan mobiliteit. Een vereenvoudigd kader kan zijn bijdrage leveren tot een economische herstel. De huidige regels over het privégebruik van mobiele toestellen en van internet zijn niet meer van deze tijd, werken ontmoedigend en stemmen niet meer overeen met het werkelijke gebruik. Elke onderneming, van multinational tot kmo of overheidsinstelling, heeft daarmee te maken. Voor het comité is het belangrijk dat de ondernemingen kunnen investeren in de innoverende mobiele toepassingen in plaats van zich het hoofd te moeten ingewikkelde administratie en (para)fiscaliteit. De situatie wordt moeilijk om te tot delicate en irritante situaties waarin ondernemingen en hun medewerkers komen te staan.
ontwikkeling van breken over een managen en leidt tegenover elkaar
Daarom pleit het RCT bijvoorbeeld voor een verlaging van het forfaitaire bedrag van het "voordeel van alle aard" voor computers, tablets en smartphones. 6. Ruime aanpak: er moet een ruime aanpak worden aangenomen, ook al overschrijdt die de federale bevoegdheid in strikte zin (zie hierboven, noodzaak tot coördinatie). Dit gaat bijv. over het vergemakkelijken van de aanleg van breedbandinfrastructuur, met name door het bestaan van een gepast wetgevingskader dat investeringen bevordert. Een ander voorbeeld is het feit dat de 14
Ibidem, blz. 10-11. 7/20
RAADGEVEND COMITÉ VOOR DE TELECOMMUNICATIE
bevordering van e-inclusie meer vergt dan te zorgen voor een technische toegankelijkheid, ook al is die belangrijk. In dat opzicht moet immers meer de nadruk worden gelegd op vorming en opleiding. 7. Evenwichtige benadering: de digitale agenda moet meer gericht zijn op een evenwichtige benadering. Deze evenwichtige benadering zal ten minste twee aspecten beogen: 1° de creatie van een evenwicht tussen verschillende aanbieders van netwerken en van diensten15 en 2° een evenwicht tussen de bevordering van de investeringen en de belangen van de operatoren enerzijds en de belangen van de eindgebruikers anderzijds. Het comité verheugt zich vast te stellen dat de Algemene beleidsnota beoogt om, via de digitale agenda, een evenwichtige benadering ten uitvoer te brengen16. 8. Continuïteit in de actie en follow-up van de tenuitvoerbrenging: het comité benadrukt het belang om zich voor de huidige uitwerking van de digitale agenda te baseren op het werk dat in deze fase ter zake reeds werd verwezenlijkt.17 Het comité benadrukt eveneens de noodzaak om jaarlijks de verwezenlijkte vooruitgang te evalueren ten opzichte van de digitale agenda. Daartoe herinneren we eraan dat de barometer van de informatiemaatschappij jaarlijks zou moeten worden gepubliceerd.
15
Zie Beleidsverklaring, blz. 14. Zie wat dit betreft de adviezen van het Raadgevend Comité waarin deze kwestie verder werd uitgewerkt. 17 Vb. het werk van het "Stuurcomité voor de Follow-up en de Implementatie van de Europese Digitale Agenda" en meer bepaald zijn jaarverslag 2013 - digitale agenda voor Europa. Zie hierbij ook RCT, Advies over het ontwerp van nationaal plan “Een digitale agenda voor België”, 19 februari 2014. 16
8/20
RAADGEVEND COMITÉ VOOR DE TELECOMMUNICATIE
II. Specifieke voorstellen over de specifieke thema's 1. Digitale overheid a) Digitale diensten voor de burgers en de ondernemingen: algemene opmerkingen In het onderdeel over de papierloze overheid lijkt de minister er als vanzelfsprekend van uit te gaan dat digitale communicatie de gebruiksvriendelijkheid van de overheid zal vergroten. Deze stelling verdient een sterke nuance. Digitaal is niet per definitie synoniem met gebruiksvriendelijk. In eerste instantie omdat er nog mensen zijn die niet over een digitale toegang beschikken. Voor deze doelgroep bepaalt de beleidsnota dat zal worden voorzien in een papieren alternatief, wat bijzonder positief is. De zorg voor inclusie mag evenwel niet beperkt blijven tot diegenen die niet over een digitale toegang beschikken. Er is ook nog een segment van de bevolking dat wel over een digitale toegang beschikt, maar niet voldoende digitale vaardigheden heeft om hiermee ook aan de slag te gaan, en dus om de voordelen van de digitale administratie te genieten. Ook zij moeten geholpen worden op een laagdrempelige manier. Het is immers van het grootste belang voor een overheid om iedereen aan boord te houden, en zo laagdrempelig mogelijk te communiceren met de burger. b) ICT-investeringen & overheidscontracten Het comité meent dat ICT-investeringen nodig zijn om de dienstverlening aan de gebruikers te garanderen en te verbeteren. De regering zou deze investeringen moeten evalueren ten aanzien van hun rendement maar ook wat betreft hun billijke verdeling over stedelijke en landelijke gebieden. De regering zou er in het bijzonder moeten op toezien dat in de toekomst zoveel mogelijk een verschil in prestatie en beschikbaarheid van de elektronische-communicatienetwerken tussen stedelijke of landelijke gebieden wordt vermeden. Volgens de Duitstalige Gemeenschap dient de achterstand in termen van prestatie en beschikbaarheid uit het verleden zo snel mogelijk en prioritair te worden goedgemaakt. Om de operatoren in staat te stellen hun inspanningen te vergroten teneinde de verschillen tussen deze gebieden weg te nemen, moeten ook de belemmeringen voor investeringen in de vaste- en mobiele-communicatienetwerken worden beperkt. (zie hieronder, punt II.2, a)).
9/20
RAADGEVEND COMITÉ VOOR DE TELECOMMUNICATIE
2. Geavanceerde breedbandinfrastructuur als aantrekkingsfactor voor digitale economie a) De noodzaak om duurzame investeringen in de breedbandinfrastructuur te bevorderen Zoals terecht aangegeven in de digitale agenda is het uitermate belangrijk dat infrastructuur verder wordt uitgebouwd. De leden van het RCT vinden het uitermate belangrijk dat er blijvend wordt geïnvesteerd in de bestaande en toekomstige netwerken. Echter merken zij hierbij op dat de telecommunicatiesector voortdurend wordt geconfronteerd met steeds toenemende belemmeringen zoals strenge stralingsnormen, ingewikkelde procedures om bouwvergunningen te verkrijgen, taxen geheven op infrastructuur… Onevenredige en buitensporige taxen op pylonen zoals geheven door het Waalse Gewest zetten de investeringscapaciteit onder druk en zullen zonder twijfel nefaste gevolgen hebben zowel voor de consumenten, als voor het bedrijfsleven en het Gewest in zijn geheel. Indien we België willen voorzien met de infrastructuren en technologieën van morgen en we de competitiviteit wensen te garanderen is het absoluut noodzakelijk daartoe de nodige ademruimte te creëren met zo weinig mogelijk obstakels. Voor de pijler digitale infrastructuur stelt het RCT bijgevolg volgende actiepunten voor: - De omzetting in Belgisch recht van Richtlijn 2014/61/EU van het Europees Parlement en de Raad (zie hieronder, deel b)) coördineren en versnellen en er alle belanghebbenden bij betrekken, waaronder de operatoren; - De aanpassing van de huidige emissienormen in België aan de huidige en de verwachte toename van de consumptie; waarbij de consument en andere eindgebruikers worden beschermd, met inbegrip van de kinderen (zie hieronder punt 3); - De heffingen en taksen die de investeringen rechtstreeks belasten, afschaffen; - De rechten voor het spectrum volledig opnieuw evalueren om beter rekening te houden met de werkelijkheid van het gebruik ervan door de consument die voor een behoorlijk stabiele prijs (die zelfs daalt) steeds meer bandbreedte krijgt. b) De omzetting van Richtlijn 2014/61/EG Richtlijn 2014/61/EU 'Aanleg elektronische-communicatienetwerken' heeft als doel de digitalisering in Europa te versnellen zodat alle Europeanen tegen 2020 toegang hebben tot een veel sneller internet. Het middel dat daartoe in de richtlijn wordt aangewend is het gebruik van bestaande netwerken en netwerkinfrastructuren. Dit betekent dat het niet alleen de bedoeling is dat netwerkexploitanten van openbare communicatienetwerken elkaars netwerken en netwerkinfrastructuren onderling zouden moeten kunnen gaan gebruiken, maar ook die van andere netwerkexploitanten, nl. gas, elektriciteit, water, riolen, enz…. (zie overweging 13 en artikel 3.1). Omgekeerd is het niet de bedoeling van de richtlijn om gas-, elektriciteits-, waterexploitanten het recht te geven gebruik te maken van de 10/20
RAADGEVEND COMITÉ VOOR DE TELECOMMUNICATIE
netwerkinfrastructuren van de exploitanten van openbare communicatienetwerken. In die zin zal deze richtlijn ook onrechtstreeks implicaties hebben voor de bevoegdheden van de gewesten inzake gasdistributie en elektriciteitsdistributie, water en waterzuivering . Uiteraard belangt deze richtlijn ook rechtstreeks de Gemeenschapsbevoegdheid inzake media aan. De omzetting van de richtlijn maar ook de latere tenuitvoerbrenging van de aangenomen maatregelen zullen samenwerking vereisen tussen de verschillende machtsniveaus en de verschillende betrokken reguleringsinstanties. In die context zal het zaak zijn om een reeks van gewestelijke, gemeenschaps- en federale bepalingen te wijzigen zoals de reglementering van stedenbouw, de wet van 21 maart 1991 betreffende de economische overheidsbedrijven (Telecomwet), de Gaswet van 1965 en de Elektriciteitswet van 1925, de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie, zodat de betrokken netwerkexploitanten hun netwerk zouden ter beschikking stellen aan de exploitanten van openbare elektronische-communicatienetwerken. Er wordt voorgesteld om een centrale instantie te creëren als ‘nationale instantie voor geschillenbeslechting’ om redenen van coherentie, rechtszekerheid en eenheid in de rechtspraak die dan zou worden opgericht door middel van een samenwerkingsakkoord. Het comité verheugt zich over de oprichting van die instantie maar herhaalt dat de behoefte aan coördinatie inzake facilitering van de uitrol van breedbandinfrastructuur deze kwestie veruit overschrijdt. Het Raadgevend Comité verwelkomt tevens de verplichtingen vastgelegd in artikel 8 van de Richtlijn inzake het plaatsen door projectontwikkelaars van holle leidingen vanuit elke woning naar het toegangspunt ingeval van nieuwe woningen of belangrijke renovaties. Ook kan een “breedbandklaar”-keurmerk daarbij volgens het Raadgevend Comité stimulerend werken. De omzettingsoefening zal de uitrol van de vaste evenals de mobiele breedbandnetwerken vergemakkelijken. c) Het belang van een harmonieuze ontwikkeling van een breedbandinfrastructuur op basis van de radiofrequenties Wat betreft het nationaal plan voor roll-out van het netwerk voor snel en ultrasnel internet (blz. 7 van de Algemene beleidsnota), dient te worden gepreciseerd dat de federale regering zal moeten toezien op de naleving van de dekkingsvereisten vastgelegd in artikel 11 van het koninklijk besluit van 6 juni 2013 betreffende radiotoegang in de frequentieband 790-862 MHz. Het is van essentieel belang dat het netwerk voor radiotoegang van de 800 MHz-operator die het blok 811-821 MHz en 852-862 MHz bezit, minstens 98% van de bevolking van alle gemeenten in bijlage 2 bij dat besluit dekt, ten laatste 3 jaar vanaf de begindatum van de geldigheid van de gebruiksrechten. Het betreft de landelijke gemeenten waar de dekking momenteel niet bevredigend is.
11/20
RAADGEVEND COMITÉ VOOR DE TELECOMMUNICATIE
3. Digitale kloof dichten Terecht wijst de minister erop dat iedereen volwaardig moet kunnen deelnemen aan de (digitale) maatschappij. Daarom is de toegang tot het internet een basisrecht dat geconcretiseerd wordt door een aantal elementen die voor een stuk al in de algemene beleidsnota worden aangehaald: - Een laagdrempelig basisaanbod. Voor ons betekent dit een basisaanbod voor gezinnen, waarbij de nadruk niet zozeer ligt op snelheid of downloadcapaciteit, maar wel op de betaalbaarheid. In dit kader dringt zich een denkoefening over de sociale tarieven op.Wij hadden graag gezien dat de voorzichtige formulering in de nota plaats zou ruimen voor een echt engagement (p. 10 van de beleidsnota). - Betaalbare hardware voor iedereen. - Toegang tot het internet, ongeacht de woonplaats. In deze context herinneren we eraan (zie II, 2, a)) dat niet uit het oog mag worden verloren dat het nodig is om de aanpassing van de huidige emissienormen in België aan de huidige en de verwachte groei van het gebruik te evalueren, en daarbij de consument en de andere eindgebruikers, in het bijzonder kinderen, te beschermen. De Gezinsbond benadrukt in dit kader dat er geen wetenschappelijke eenduidigheid is over het onschadelijk zijn van stralingen, zeker voor jonge kinderen en pleit voor het invoeren van een “kindnorm” en opdat een bekabelde internetaansluiting zou worden verkozen boven draadloze toegang. Alleen met het erkennen/garanderen van toegang tot het internet is het verhaal evenwel niet rond. Naast een materiële toegang zijn ook een aantal vaardigheden vereist om actief te kunnen deelnemen aan een gedigitaliseerde samenleving (zie hieronder II, 3). We kunnen hierbij verschillende niveaus van vaardigheden18 onderscheiden: - Instrumentele vaardigheden. Dit betreft praktische kennis. Hoe verzend je een e-mail? Hoe wis je de zoekgeschiedenis? - Structurele vaardigheden. Dit is een volgend niveau van instrumentele vaardigheden. Het gaat om de capaciteit om je weg te vinden in de structuur van een website, het gebruik van hyperlinks en dergelijke. - Informatieve vaardigheden. Het kunnen zoeken, vinden, selecteren, evalueren en toepassen van informatie. Dit is het domein van de vaardigheden inzake media. - Strategische vaardigheden. Het kunnen verbeteren van de eigen maatschappelijke positie door het strategisch gebruiken van computer en internet. Het gebrek aan deze vaardigheden zorgt ervoor dat diverse digitale kloven van de tweede generatie ontstaan. Om een adequaat antwoord te kunnen bieden op deze nood aan mediavaardigheden en digitale vaardigheden, is samenspraak noodzakelijk met de gemeenschappen (bijvoorbeeld in Vlaanderen, waar de minister van Media via het kenniscentrum Mediawijsheid zwaar inzet op het thema) en het 18
Deze indeling werd ook gemaakt door professor Van Dijk van de universiteit van Twente op de studiedag in het Vlaamse Parlement naar aanleiding van de Digitale Week in maart 2013. 12/20
RAADGEVEND COMITÉ VOOR DE TELECOMMUNICATIE
middenveld (waar vele good practices te melden zijn, zoals onder meer de vormingen Veilig Online van de Gezinsbond i.s.m. Child Focus). Deze passage uit de beleidsnota willen wij dan ook in de verf zetten, omdat het een onmisbare schakel is in het dichten van de digitale kloof. 4. Elektronische handel stimuleren In de Algemene beleidsnota worden diverse maatregelen opgesomd, die ten uitvoer zullen moeten worden gebracht teneinde de elektronische handel te stimuleren (blz. 10 e.v.). Bepaalde maatregelen behoeven bijzondere toelichting. a) Het stimuleren van de elektronische handel: noodzaak om de verwachte maatregelen te versterken Teneinde de rechtszekerheid van de digitale uitwisselingen (blz. 12 en volgende van de Algemene beleidsnota) te behouden, wordt de nadruk gelegd op EU-verordening nr. 910/2014 van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties ("eIDAS-verordening"), die direct van toepassing wordt op 1 juli 2016. Het normatieve kader dat momenteel van kracht is, zal bijgevolg moeten worden aangepast (binnen de limieten toegestaan door het Europees recht). In die zin zouden de volgende maatregelen moeten worden genomen: - de diensten van elektronische archivering omkaderen (niet beoogd door de eIDASverordening, of slechts in een embryofase); - de juridische gevolgen van de vertrouwensdiensten die niet zijn gekwalificeerd (buiten het non-discriminatieprincipe) exact bepalen, met nauwgezette inachtneming van de functionele gelijkwaardigheid ten opzichte van het procedé gebruikt in de papieren omgeving (op het stuk van de elektronische handtekening bijvoorbeeld moet de integriteitsfunctie uit artikel 1322, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek worden verwijderd aangezien deze functie niet de handgeschreven handtekening beoogt); - de bepalingen herzien inzake het gebruik van het rijksregisternummer of het nummer van de identiteitskaart, die momenteel beletten van de elektronische handtekening te gebruiken, gegenereerd door de elektronische identiteitskaart zonder voorafgaande toestemming van het sectorcomité (aangezien dat rijksregisternummer in het handtekeningscertificaat vervat zit); - het normatieve kader vereenvoudigen door een veelvoud van vormen van elektronische handtekening te vermijden (eenvoudige, geavanceerde, gekwalificeerde, in de zin van art. 1322, tweede lid, B. Wetb., gegenereerd door de elektronische identiteitskaart), en door systematisch te verwijzen naar de bepalingen van het reglement of van bepaalde aanvullende regels; - erop toezien dat de maatregelen genomen binnen de gedefedereerde instanties (de vertrouwensdiensten van essentieel belang voor e-government) coherent zijn met deze van de federale overheid.
13/20
RAADGEVEND COMITÉ VOOR DE TELECOMMUNICATIE
b) Stimuleren van de elektronische handel: bescherming van de consument en in het bijzonder de minderjarigen Om de achterstand die België op het vlak van elektronische handel heeft opgelopen in te halen, maar ook om het vertrouwen van onlineconsumenten te versterken, heeft de Algemene beleidsnota (p.10) een sensibiliteitscampagne aangekondigd. Deze werd door de FOD Economie in december 2014 uitgevoerd via de sociale netwerken om onlinekopers gerust te stellen. De ontwikkeling van een platform voor e-commerce en de huidige verwezenlijking van sensibiliseringscampagnes om het vertrouwen van de consument te vergroten moeten ontegenzeglijk worden goedgekeurd. Er moet echter worden op toegezien dat de informatie die ter beschikking wordt gesteld van de consument op de websites beheerd door de overheidsinstanties correct up-to-date wordt gebracht, rekening houdend met de meest recente wetgevende ontwikkelingen. Is dat niet het geval, dan kan de consument misleid worden. Voor de ondernemingen dienen ook, in het bijzonder op het internet, "tool boxes" ter beschikking worden gesteld die de essentie bevatten van de informatie die ze nodig hebben op juridisch vlak teneinde hun algemene gebruiksvoorwaarden op te stellen en hun besteltunnel conform de wet aan te leggen. Het volstaat echter niet om de consument te sensibiliseren. Hij moet vooral worden gewapend en beschermd. Gewapend door te zorgen, zoals hierboven vermeld, voor voldoende informatie en vorming die de consument in staat stelt om beslagen op het ijs te komen. Anderzijds moet de consument ook worden beschermd. Consumentenvertrouwen creëer je door ervoor te zorgen dat de risico's beperkt worden. Als alle verantwoordelijkheid en elk risico dat gepaard gaat met online consumeren louter bij de consument wordt gelegd, zal deze niet geneigd zijn online koopgedrag uit te breiden. De vergelijking kan worden gemaakt met banken die ervoor wilden zorgen dat we met z'n allen met de bankkaart gingen betalen. De consument heeft de stap naar betalen met de bankkaart durven zetten omdat banken de garantie geven dat eventuele fraude met bankkaarten door hen wordt gedragen. Ook voor online aankopen zal de consument een signaal moeten krijgen dat verkopers en overheid mee de handschoen opnemen om risico's te voorkomen, te minimaliseren en te dragen. Ondernemingen moeten talrijke regels in acht nemen om een hoog niveau van bescherming te garanderen ten behoeve van de consument die van op afstand en via elektronische weg contracten sluit. In de praktijk stellen we echter vast dat bepaalde spelers deze niet naleven. De sancties (en in het bijzonder de burgerrechtelijke sancties) moeten dan ook versterkt worden en hun daadwerkelijke uitvoering moet worden gegarandeerd door de nodige middelen aan te reiken aan de administratieve overheden (voornamelijk de Algemene Directie Economische Inspectie) om de overtredingen op te sporen en vast te stellen. De consument moet ook meer informatie ontvangen over deze sancties en de alternatieve manieren voor geschillenbeslechting die tot zijn beschikking staan.
14/20
RAADGEVEND COMITÉ VOOR DE TELECOMMUNICATIE
Ook in dit deel wordt een sterke nadruk gelegd op de overschakeling naar digitale facturen, ook bij de overheid. Hier past dezelfde opmerking als bij het onderdeel 'digitale overheid', namelijk dat erover moet gewaakt worden dat hierdoor geen mensen worden uitgesloten. Mensen die niet over een internettoegang beschikken, mensen die niet over de nodige digitale vaardigheden beschikken, maar ook mensen die gewoon een voorkeur hebben om administratie niet digitaal af te handelen. Ten slotte moet de bescherming van minderjarigen worden aangescherpt binnen de grenzen van wat is toegestaan door het Europees recht. Zij zijn immers de bestemmelingen bij uitstek van tal van reclamecampagnes en een groot deel van hen koopt geregeld digitale inhoud (muziek, spelen, applicaties, enz.) via de smartphone of tablet. Bij gebrek aan een specifiek beschermende normatieve bepaling moeten zij aangepaste informatie krijgen (in scholen meer bepaald). c) Het stimuleren van de elektronische handel: aspecten die meer zouden moeten worden uitgewerkt in de digitale agenda voor België Andere thema's die niet uitdrukkelijk worden beoogd in de algemene beleidsnota lijken evenzeer belangrijk teneinde de ontwikkeling van onlinehandel te stimuleren: -
Er dient bijzondere aandacht te worden besteed aan de digitale inhoud die een imposante ontwikkeling kent, in het bijzonder door de mobiele toestellen. De regels van toepassing op deze laatste, in het bijzonder wat betreft de contracten op afstand (cf. Boek VI van het Wetboek van economisch recht) zijn inderdaad complex en er moeten inspanningen worden geleverd om ze beter verstaanbaar te maken en ze toe te lichten ten aanzien van de ondernemingen en consumenten.
-
De wettelijke omkadering van crowdfunding, dat een bijzonder krachtige manier van financiering door participatie vormt, moet ook worden beoogd, bijvoorbeeld naar analogie van de Franse ervaring.
5. Wetgevend telecomkader dat concurrentie en investeringen stimuleert a) Onafhankelijkheid van het Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie (BIPT) De onafhankelijkheid van de regulator voor elektronische communicatie is een sleutelelement voor de tenuitvoerbrenging van een goede regulering van de sector en de komst van een loyale concurrentie. De onafhankelijkheid van de regulator is immers nodig om te zorgen "voor een gelijk speelveld, zodat de marktwerking optimaal kan spelen ten voordele van de gebruiker"19. Het comité heeft dit feit meermaals kunnen benadrukken20. In deze context verheugt het comité zich erover dat 19
Zie algemene beleidsnota, blz. 13. Zie RCT, Aanbevelingen betreffende de voorontwerpen van wet tot omzetting van de Richtlijnen 2009/136/EC ("burgerrechten") en Richtlijn 2009/140/EG ("beter regelgeven"), 5 april 2011, blz. 6 en ten slotte RCT, Aanbevelingen van het Raadgevend Comité voor de telecommunicatie betreffende de activiteiten van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, tot uitvoering van artikel 4, tweede lid, van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector, 17 september 2014, blz. 2. 20
15/20
RAADGEVEND COMITÉ VOOR DE TELECOMMUNICATIE
de algemene beleidsnota (op blz. 13) stelt dat de "inhoudelijke, strategische, operationele en financiële onafhankelijkheid" zal versterkt worden. Het verheugt zich er nog meer over te kunnen vaststellen dat de regering deze uitvoering is beginnen te verstrekken aan deze intentie door een wetsontwerp21 in te dienen ter zake. Aangezien de algemene beleidsnota daarin echter voorziet door enkele reglementaire maatregelen te vermelden die moeten worden genomen, benadrukt het comité het feit dat de groei en het behoud van de onafhankelijkheid van de regulator een voortdurend proces is dat niet zal afgerond zijn met de afschaffing van artikel 15 van de wet van 17 januari betreffende het statuut van het BIPT en met de wijziging van artikel 34. De kwestie van de onafhankelijkheid van het BIPT verdient dus opgenomen te worden in de toekomstige digitale agenda voor België. Het comité wenst immers te benadrukken hoe belangrijk het is dat het BIPT beschikt (en blijft beschikken) over de nodige bevoegdheden en middelen, meer bepaald in termen van personeel. Daarop toezien is overigens niet tegenstrijdig met een (her)evaluatie van de werkelijke administratieve kosten die worden gegenereerd door het werk van de regulator22. In dat kader wenst het comité de nadruk te leggen op de noodzaak van meer transparantie inzake de aanwending door het BIPT van zijn middelen. Er dient een einde te worden gemaakt aan het systematische budgettaire overschot betreffende de werkingskosten dat is voorbehouden aan de Schatkist. b) Werking van de Conferentie van regulatoren voor de elektronische-communicatiesector (CRC) Het Raadgevend Comité herinnert eraan dat het samenwerkingsakkoord van 17 november 2006 tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap en de Duitstalige Gemeenschap betreffende het wederzijds consulteren bij het opstellen van regelgeving inzake elektronische-communicatienetwerken, het uitwisselen van informatie en de uitoefening van de bevoegdheden met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken door de regulerende instanties bevoegd voor telecommunicatie of radio-omroep en televisie, voorziet in de inrichting van een Interministerieel Comité voor Telecommunicatie en Radio-omroep en Televisie (artikel 9), dat op zich een instantie vormt die bijdraagt tot en moet bijdragen tot de samenwerking tussen verschillende machtsniveaus. Dat interministerieel comité kan, op verzoek van een minister die een van de reguleringsinstanties beheert die lid zijn van de Conferentie van Regulatoren van de elektronische-communicatiesector (CRC), in bepaalde gevallen de plaats innemen van de CRC door besluiten in de plaats van deze laatste te nemen. Ook als een dergelijk mechanisme blokkeringen kan vermijden, kan het de onafhankelijkheid van de CRC in het gedrang brengen ten aanzien van de werkzaamheden waaraan het BIPT deelneemt aan de zijde van de gemeenschapsregulatoren.
21
Ontwerp van wet houdende wijziging van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector, Parl. St., Kamer, 2014-2015, nr. 54-875/1. 22 Zie RCT, Aanbevelingen van het Raadgevend Comité voor de telecommunicatie met betrekking tot de activiteiten van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, in uitvoering van artikel 4, tweede lid, van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector, 17 september 2014, blz. 3. 16/20
RAADGEVEND COMITÉ VOOR DE TELECOMMUNICATIE
Indien de onafhankelijkheid van het BIPT moet worden versterkt, zou het dan ook coherent zijn om eenzelfde doel na te streven om de werking van de CRC te perfectioneren. Dat doel zou moeten worden nagestreefd in samenwerking met de gedefedereerde partnerinstanties.
6. Veiligheid Er moet een krachtig en duidelijk cyber security beleid gevoerd worden a) Noodzakelijkheid van "awareness" van de burgers We herinneren eraan (zie hierboven punt II, 4) dat een voorwaarde voor het welslagen van de informatiemaatschappij is dat alle gebruikers zich bewust worden van de onnoemelijke mogelijkheden die het internet biedt en dat zij de nodige vaardigheden verwerven om met de nieuwe technologieën te kunnen omgaan. Meer en meer ontwikkelingen zullen op basis van technologie het alledaags leven van de burgers kunnen vergemakkelijken. Het is belangrijk niet alleen oog te hebben voor de gevaren maar aan te tonen dat de burgers, onder meer door verantwoord om te gaan met persoonsgegevens zowel door de burgers als door de bedrijven, wel voordelen kunnen halen uit een meer digitale maatschappij. Intelligent transport systems (zie ook hierboven, punt I.5, d)) die beschikbare parkingspots aanwijzen of de nabijheid van het meest geschikte vervoersmiddel voor een bepaald traject in het licht van de mobiliteitsomstandigheden op het moment is maar één voorbeeld. Bovendien bestaat er bij sommige bestaande gebruikers een vrees om breedband te gebruiken voor allerlei (gevoelige) verrichtingen en transacties. Op verschillende vlakken dient de overheid maatregelen te nemen om de voordelen van breedband zichtbaarder te maken en om de bevolking meer vertrouwd maken met technologie in het algemeen. Er dienen ook maatregelen te worden genomen om het, soms gefundeerde, wantrouwen van ouders om hun kinderen te vroeg met het internet vertrouwd te maken, weg te nemen door beveiligingsmaatregelen en een betere kennis hierover bij de ouders. Het Raadgevend Comité voor de telecommunicatie herinnert eraan dat stimulerende maatregelen (zie II, 3) nodig zijn om iedereen bewuster en vertrouwder te maken met het internet en technologie in het algemeen, onder meer via het onderwijs en diverse opleidingen en vormingen, de digitale kloof te vermijden. Het kennisniveau inzake gebruik en voordelen van breedband dient te worden verhoogd, en dit onder meer via het onderwijs. b) Noodzakelijkheid van een veilig internet Om het bovenstaande succesvol te kunnen realiseren is, globaal genomen, een veilig internet, dat het vertrouwen van gebruikers geniet, nodig. Dit vertrouwen is inderdaad cruciaal om het economische en het maatschappelijk potentieel van het internet ten volle te kunnen realiseren.
17/20
RAADGEVEND COMITÉ VOOR DE TELECOMMUNICATIE
In deze context pleit het Comité voor een eenduidige strategie van de overheid inzake de aanpak van data security en privacy-inbreuken. Vandaag is het landschap inzake beveiliging in België verbrokkeld waardoor kostbare resources niet optimaal gebruikt worden. Het is de rol van de overheid om duidelijkheid te scheppen over de verschillende actoren (CERT – Computer Emergency Response Team, FCCU, Fedict, BIPT, Privacycommissie,…) en hun respectievelijke actieterreinen. Op basis van verschillende wetgevingen (privacywet, telecomwet, wet kritieke infrastructuren,…) bestaan immers al verplichtingen tot het notificeren van incidenten ten aanzien van een aantal van die overheidsinstanties. De overheid keurde in 2012 een cyber security strategie goed en ging over tot de oprichting van het Centrum voor cyber security België, onder het gezag van de Eerste Minister. Wat er nu op papier staat is in de ogen van het Raadgevend Comité nog te weinig concreet om de grote uitdaging aan te kunnen. Het Comité is vooral bezorgd dat het beschikbare budget voor cyber security versnipperd wordt over diverse deelinitiatieven waardoor de strategie zijn doel voorbij schiet. Ook in het licht van verschillende bestaande of in voorbereiding zijnde wetgevingen op Europees maar tevens op Belgisch niveau, is het belangrijk van een gecoördineerd geheel na te streven. Onder meer dient men bij het uitwerken van nieuwe wetgeving en bij de implementatie daarvan op verschillende bevoegdheidsniveaus te waken op het hanteren van duidelijke toepassingsgebieden. Sommige richtlijnen zijn sectorspecifiek, zoals de richtlijnen inzake elektronische communicatie. Anderen zijn horizontaler zoals de ontwerprichtlijn houdende maatregelen om een hoog gemeenschappelijk niveau van netwerk- en informatiebeveiliging (NIB) in de Unie te waarborgen of de ontwerpverordening bescherming van persoonsgegevens. Anderen zijn dan weer een beetje van beiden bijvoorbeeld de richtlijn inzake kritieke infrastructuren, waar België een breder toepassingsgebied hanteert dan de Europese Richtlijn. De veelheid aan betrokken actoren noodzaakt een duidelijke structuur en verdeling van de taken, met voldoende middelen om bij te dragen tot bewustwording en daadwerkelijke beveiligingsacties binnen een coherent geheel. Duidelijkheid over de aanspreekpunten, werkingsdomeinen en toegevoegde waarde is een aandachtspunt. De toegang vergemakkelijken binnen een zo eenvoudig mogelijke structuur is een ander niet onbelangrijk punt voor de bedrijven. Een voorbeeld van best practices is de situatie in Luxemburg, waar de verschillende CERT’s (overheidscert, nationale CERT en CERT van het onderzoeksinstellingen) toegankelijk worden gemaakt via één webportal . Ook dienen voor de implementatie van de strategie voldoende middelen te worden begroot. Wat betreft de CERT is het nuttig op te merken dat de overheidsCERT weliswaar bestaat, doch nog niet in optimale operationele vorm. Het budget vermindert jaar na jaar en is niet in overeenstemming met de verruimde werkingssfeer van het CERT. Dit is zeker zo wanneer men 18/20
RAADGEVEND COMITÉ VOOR DE TELECOMMUNICATIE
voor de toekomst het belang van een goed functionerende entiteit voor ogen wil houden. Wanneer we verder de in België aanwezige CERT-activiteiten vergelijken met de netwerken van CERT’s in de buurlanden, is het cruciaal een lange termijn projectplan uit te werken. Dat projectplan dient enerzijds oog te hebben voor het versterken van de (overkoepelende) CERT op federaal niveau zodat de neutraliteit gegarandeerd blijft. In vergelijking als voorbeeld de situatie in Noorwegen waar de CERT bestaat uit ongeveer 20 FTE’s en over een budget van 20 miljoen euro beschikt. Ook dienen de CERT medewerkers een voldoende aangepast statuut hebben zodat ze voldoende flexibel kunnen werken en daar ook vergoed voor worden(weekendwerk, 24/7 service, …). Een partnership met de privésector betreffende cyber security is aangewezen op voorwaarde dat er geen exclusieve relatie is met een zeer beperkt aantal individuele bedrijven. De neutraliteit dient te worden gegarandeerd. Concreet is er volgende het Raadgevend Comité onder meer nood aan het volgende: -
één aanspreekpunt voor de aanpak en de behandeling van security- en privacy-incidenten. Momenteel worden bedrijven die te maken krijgen met een inbreuk geconfronteerd met administratieve versnippering. Het is niet duidelijk welke incidenten men waar en aan wie moet melden (FCCU, BIPT, CERT en/of Privacy Commissie).
-
een sterke betrouwbare derde partij voor het in vertrouwen en anoniem melden en het afhandelen van incidenten. Dit is niet mogelijk in het licht van de huidige structuur en financiering van CERT (Computer Emergency Response Team).
-
Bewustmaking betreffende beste praktijken inzake ICT veiligheid. Bedrijven en overheidsinstellingen willen van elkaar leren en willen graag weten welke incidenten zich voordoen. Ook hier is een rol weggelegd voor een betrouwbare derde partij binnen de overheid die anoniem feedback kan verschaffen en bedrijven kan helpen. Bidirectionaliteit is zeer belangrijk wanneer bedrijven bepaalde problemen melden. Dit helpt hen hun praktijken te evalueren en krikt responsabilisering op.
-
Anderzijds mogen niet alleen de bedrijven benaderd worden die vandaag al meldingen doen, daar zij al geresponsabiliseerd zijn. De uitdaging zal er vooral in bestaan om een goede manier te vinden om die bedrijven die vandaag nog niet voldoende maatregelen nemen voor de beveiliging van informatie, te bereiken. Idealiter niet alleen via een checklist met het oog op compliancy maar tevens door hen de voordelen van een goed en correct informatiebeveiliging en -beheer aan te reiken.
Verder vraagt het Raadgevend Comité, in het belang van iedereen, de uitwerking van een evenwichtige, solide en toekomstbestendige wetgeving inzake gegevensbescherming op Europees niveau.
19/20
RAADGEVEND COMITÉ VOOR DE TELECOMMUNICATIE
c) Internationale samenwerking in het vlak van Cybercriminaliteit Cybercriminaliteit zelf tot slot is een internationale aangelegenheid. Een sterke internationale samenwerking met CERT.EU dringt zich op. Tevens dienen ook best practices van over de hele wereld bekeken te worden. Dit is immers ook geen materie die zich beperkt tot Europa.
20/20