•fuwv O 8 APR. 20U Ons k e n i t i e r k
Postbus 58285, 1040 HG Amsterdam Aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Mevrouw drs. J. Klijnsma Postbus 90801 2509 LV DEN HAAG
SBK/89246/PvdB Uw kenmerk
2014-0000009219 Pagina
1 van 4
Onderwerp
Uitvoeringstoets Quotumwet
Geachte mevrouw Klijnsma, In uw brief d.d. 19 december 2013 (kenmerk 2013-0000094593) heeft u UWV verzocht een uitvoeringstoets uit te brengen op het meegestuurde conceptwetsvoorstel Participatiebijdrage quotumdoelstelling ("Quotumwet"). Op 4 maart hebben wij ambtelijk een nieuwe versie ontvangen. In voorliggende uitvoeringstoets is uitgegaan van deze nieuwe versie, getiteld: Wet quotumheffing arbeidsbeperkten. Medio 2013 heeft UWV ook een uitvoeringstoets uitgebracht op een eerder concept van de Quotumwet. In het wetsvoorstel zoals het nu voor uitvoeringstoets is aangeboden, is het gezamenlijke voorstel van de Belastingdienst en UWV voor een werkbare uitvoering van de quotumheffing verwerkt. Daarnaast is het compromis van de Werkkamer over de doelgroep verwerkt, waarmee UWV een rol krijgt in de bepaling van de doelgroep. Een verzoek tot meting en monitoring van de baanafspraak is separaat (ambtelijk) ontvangen en zal ook separaat worden beantwoord. In dit conceptvoorstel staan de pijlers van de quotumregeling, te weten: de doelgroep, de inrichting van de uitvoering en de bepalingen over de inwerkingtreding van het quotum. Nadere invulling zoals de wijze van beoordeling welke personen t o t de doelgroep behoren, wordt uitgewerkt bij algemene maatregel van bestuur (AMvB). Ten aanzien van de berekening en uitvoering van de heffing biedt het conceptvoorstel op onderdelen duidelijkheid, terwijl andere onderdelen worden geregeld in lagere regelgeving. De omvang van het wetsvoorstel is derhalve beperkt. Gezien de beperkte omvang van de wet en de nadere uitwerking van elementen, die relevant zijn voor de uitvoering van de Quotumwet en die bij lagere regelgeving zullen plaatsvinden, kan UWV in dit geval geen totaal oordeel geven over de uitvoerbaarheid. Wel zal in bijgaande u-toets worden aangegeven wat onder voorbehoud van een aantal uitgangspunten en voorwaarden uitvoerbaar lijkt en wat (nog) niet kan worden beoordeeld. Zodra de lagere regelgeving bekend is, zal opnieuw worden gekeken naar de uitvoerbaarheid. Ook indien er wijzigingen optreden in het komende wetstraject zal nadrukkelijk opnieuw onderzocht
Ons kenmerk
SBK/89246/PvdB Pagina
2 van 4
moeten worden of uitvoering van de Quotumwet door UWV zoals beschreven in deze toets nog mogelijk is. Zodra de lagere regelgeving voor de beoordeling baangarantie en het doelgroepenregister bekend is, zullen wij ook de totale kosten in kaart brengen en daarvoor een claim indienen. De kosten van de lagere regelgeving quotumheffing zullen daar later bij worden opgeteld, alsmede de kosten van de nulmeting en de monitoring. UWV wil graag uiterlijk 1 juli 2014 overeenstemming over het (voorlopige) integrale beeld. Naast de in de uitvoeringstoets genoemde voorwaarden en aandachtspunten willen wij graag nog een aantal thema's bij u onder de aandacht brengen, te weten: de verantwoordelijkheid van de baanafspraak, initiatieven van UWV voor de vulling van de garantiebanen in 2014, kansen op de arbeidsmarkt van groepen die niet onder de baangarantie vallen en integrale beoordeling en de mogelijke samenloop van beoordelingen. Verantwoordelijkheid voor de baanafspraak De werkgevers zijn verantwoordelijk voor het beschikbaar komen van banen en het aan het werk helpen van de doelgroep in het kader van de baangarantie. Deze banen moeten wel geschikt zijn voor de doelgroep. Het gaat om banen voor mensen die geen WML kunnen verdienen. Voor werkgevers betekent dit dat zij een extra inspanning moeten verrichten om een baan geschikt te maken voor de mensen waar het om gaat. Ook zullen werkgevers de banen tijdig beschikbaar moeten stellen en tijdig de doelgroep moeten plaatsen, voor het eerstvolgende meetmoment eind 2015. Daarnaast is het van belang dat bij werkgevers goed op het netvlies staat dat niet het hele bestand Wajong beschikbaar is voor de arbeidsmarkt. Volgens de inschatting van het wetsvoorstel Participatiewet zijn van de circa 240.000 Wajongers, 100.000 volledig en duurzaam arbeidsongeschikt. Van de groep met arbeidsvermogen zijn 60.000 Wajongers al aan het werk. Van de naar schatting resterende 80.000 Wajongers met arbeidsvermogen zal niet iedereen in staat zijn om gelijk aan de slag te gaan met een garantiebaan of passen op de aangeboden functie. Garantiebanen en de dienstverlening van UWV Als gevolg van de baangarantie voorziet UWV extra vraag naar beschikbare Wajongers. UWV zal in staat gesteld moeten worden te anticiperen op de vraag naar Wajongers en de realisatie van de daaraan gekoppelde gevraagde dienstverlening. Dit betekent dat het beschikbare re-integratiebudget toereikend moet zijn. Mede daarom wordt in het kader van de intensivering re-integratie oWajong met uw ambtenaren bekeken of een deel van het budget al in 2014 kan worden besteed. In 2014 en 2015 hebben Wajongers en mensen op de Wsw wachtlijst prioriteit voor de baangarantie. UWV onderzoekt op drie plekken - Amsterdam, Helmond en Rivierenland samen met gemeenten hoe het aanbod van Wajong en Wsw gezamenlijk inzichtelijk kan worden gemaakt voor werkgevers. De gebruikte methode kan als voorbeeld dienen voor samenwerking in andere regio's en een opstap zijn voor de nieuw te vormen regionale werkbedrijven. Vanaf 2015 kan dan vervolgens het aanbod van andere kandidaten uit de gemeentelijke doelgroep via deze methode inzichtelijk gemaakt worden.
•fuwv Ons k e n m e r k
SBK/89246/PvdB Pagina
3 van 4
Daarnaast zijn UWV en Locus voornemens een convenant op te stellen waarin wordt afgesproken een gezamenlijk team te formeren om landelijk opererende bedrijven te ontzorgen, die op zoek zijn naar kandidaten met een beperking vanuit meerdere doelgroepen (WSW - inclusief wachtlijst - gemeentelijke doelgroepen, Wajong). Bij het opstellen van het convenant zullen werkgevers worden betrokken. UWV wil graag dat er een gezamenlijk bestand komt voor alle kandidaten die voor de baangarantie in aanmerking komen en dat de kandidaten uit de (prioritaire) doelgroepen worden ontsloten via werk.nl. Kansen op de arbeidsmarkt zonder baangarantie De baanafspraak/Quotumwet biedt extra kansen en mogelijkheden aan de doelgroep Participatiewet en de Wajong. Een groot deel van de arbeidsbeperkten valt echter niet onder deze afspraak. Hierdoor zal het moeilijker zijn om mensen uit deze doelgroepen te plaatsen bij werkgevers. Dit betekent dat de kansen op de arbeidsmarkt van mensen met een ZW-, WAO-, WAZ- of WIA-uitkering afnemen. Door het uitsluiten van deze groepen voor de baanafspraak zullen ook de resultaten van begeleiding en bemiddeling voor deze groepen onder druk komen te staan. UWV pleit er daarom voor deze groep arbeidsbeperkten ook onder de baanafspraak te laten vallen. Integrale en eenmalige beoordeling Wellicht ten overvloede wil ik uw aandacht vestigen op het feit dat arbeidsparticipatie van mensen met een arbeidsbeperking extra aandacht en inzet vraagt, aangezien zij vanwege hun handicap bepaalde beroepen niet (volledig) kunnen uitvoeren. UWV pleit er voor om conform de b r i e f v a n de sociale partners ten tijde van het sociaal akkoord, integraal te indiceren, zodat naast het bepalen van arbeidsbeperking ook duidelijk wordt voor welk type werkzaamheden iemand geschikt is, met behulp van welke voorzieningen en onder welke omstandigheden. Vervolgens hebben gemeenten de beleidsvrijheid om de geïndiceerde persoon zo goed mogelijk te begeleiden naar de arbeidsmarkt. Het vaststellen van de loonwaarde valt ook binnen die beleidsvrijheid. Ook wanneer er niet voor een integrale beoordeling wordt gekozen, is UWV op zoek naar een effectief en efficiënt uitvoeringsmodel waarbij de arbeidsgehandicapte niet meerdere keren door UWV gezien hoeft te worden voor bijvoorbeeld zowel de aanvraag Wajong 2015, een advies beschut werk als de beoordeling baangarantie. Dat is belastend voor betrokkene en verhoogt de uitvoeringskosten. Tegelijkertijd moet de beleidsvrijheid van gemeenten worden gerespecteerd en vermeden worden dat iemand dooreen indicatie rechten krijgt (of worden gepercipieerd) waar een gemeente niet om gevraagd heeft. UWV is hierover in gesprek met VNG en uw ambtenaren. Detacheringen Het wetsvoorstel biedt de mogelijkheid om gedetacheerde en ingeleende arbeidskrachten bij de inlenende werkgever mee te tellen voor de quotumheffing. Een inleenconstructie kan een werkgever net over de streep trekken om iemand uit de doelgroep op een functie te plaatsen. Voorwaarde van SZW voor bovenstaande wijze van tellen, is dat werkgevers met een werkbaar voorstel komen om ingeleende arbeidskrachten niet bij het uitzend- of
Ons kenmerk
SBK/89246/PvdB Pagina
4 van 4
detacheringbureau mee te tellen voor de quotumwet, maar bij de inlener. UWV wil hier aan toe voegen dat de systematiek zoals beschreven in het wetsvoorstel niet toepasbaar is op de door werkgevers gewenste manier van tellen. Uit de loonaangifte van bedrijven blijkt op geen enkele wijze hoeveel arbeidsuren werkgevers inlenen. Dat betekent dat UWV de uren niet kan toerekenen aan de inlener. Indien werkgevers met een voorstel komen zullen wij dit voorstel net als de overige lagere regelgeving nadrukkelijk beoordelen op aspecten van uitvoerbaarheid. Tot slot UWV spant zicht in om zoveel mogelijk kandidaten te leveren voor de baangarantie. Tegelijkertijd merken wij dat het voor werkgevers en de doelgroep onduidelijk is over de vraag wie er wel en niet onder de doelgroep van de baangarantie vallen. Ten behoeve van het succes van de baanafspraak vragen wij u helder en eenduidig te communiceren en waar nodig ook een actieve betrokkenheid van de doelgroep die met de baanafspraak te maken krijgen te waarborgen.
Hoogachtend,
mr. drs. B.J. Bruins Voorzitter Raad van Bestuur
Definitieve v e r s i e 2 april 2 0 1 4 UWV Uitvoeringstoets Q u o t u m w e t Titel voluit: UWV Uitvoeringstoets bij Voorstel v a n w e t tot wijziging v a n de Wet financiering sociale v e r z e k e r i n g e n in verband met een heffing ten gunste van het Arbeidsongeschiktheidsfonds bij het niet voldoen aan de quotumdoelstelling (Wet quotumheffing a r b e i d s b e p e r k t e n ) De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft bij briefvan 19 december 2013 (kenmerk 2013-0000177103) UWV verzocht een uitvoeringstoets uit te brengen op het meegestuurde conceptwetsvoorstel Wet participatiebijdrage quotumdoelstelling. Op 4 maart hebben wij ambtelijk een nieuwe versie ontvangen. In voorliggende uitvoeringstoets is uitgegaan van deze nieuwe versie, getiteld: Wet quotumheffing arbeidsbeperkten. Medio 2013 heeft UWV ook een uitvoeringstoets uitgebracht op een eerder concept van de Quotumwet. In het wetsvoorstel zoals het nu voor uitvoeringstoets is aangeboden, is het gezamenlijke voorstel van de Belastingdienst en UWV voor een werkbare uitvoering van de quotumheffing verwerkt. Daarnaast is het compromis van de Werkkamer over de doelgroep verwerkt, waarmee UWV een rol krijgt in de bepaling van de doelgroep. Een verzoek tot meting en monitoring van de baanafspraak is separaat (ambtelijk) ontvangen en zal ook separaat worden beantwoord. In dit conceptvoorstel staan de pijlers van de quotumregeling, te weten: de doelgroep, de inrichting van de uitvoering en de bepalingen over de inwerkingtreding van het quotum. Nadere invulling zoals de wijze van beoordeling welke personen tot de doelgroep behoren wordt uitgewerkt bij algemene maatregel van bestuur (AMvB). Ten aanzien van de berekening en uitvoering van de heffing biedt het conceptvoorstel op onderdelen duidelijkheid (namelijk de hoofdlijnen van de wijze van berekenen), terwijl andere onderdelen worden geregeld in lagere regelgeving. De omvang van het wetsvoorstel is derhalve beperkt. In een u-toets geeft UWV normaliter een oordeel over de volgende aspecten van het beleidsvoorstel: 1. 2. 3. 4. 5. 5. 7. 8. 9. 10.
1.
Uitvoerbaarheid Handhaafbaarheid Haalbaarheid beoogde invoeringsdatum Effecten voor de klant Gevolgen voor de verantwoordings- en beleidsinformatie van UWV Implementatie / informatievoorziening / control Effecten op de benodigde capaciteit Eenmalige en structurele effecten op uitvoeringskosten Effecten op regeldruk / administratieve lasten E-werken
Uitvoerbaarheid
Gezien de beperkte omvang van de wet en de nadere uitwerking van elementen die relevant zijn voor de uitvoering van de Quotumwet en die bij lagere regelgeving zullen plaatsvinden, kan UWV in dit geval geen totaal oordeel geven over de uitvoerbaarheid. Wel zal in bijgaande u-toets worden aangegeven wat onder voorbehoud van een aantal uitgangspunten en voorwaarden uitvoerbaar lijkt en wat (nog) niet kan worden beoordeeld. Zodra de lagere regelgeving bekend is, zal opnieuw worden gekeken naar de uitvoerbaarheid. Ook indien er wijzigingen optreden in het komende wetstraject zal nadrukkelijk opnieuw onderzocht moeten worden of uitvoering van de Quotumwet door UWV zoals beschrijven in deze toets nog mogelijk is.
Onderstaande analyse op de uitvoerbaarheid is opgesplitst in drie onderdelen: Het opzetten van het doelgroepenregister. De beoordeling baangarantie. De vaststelling
van de quotumheffing
voor werkgevers
bij activering
van het
quotum.
Doelgroepenregister Hieronder zal worden ingegaan op de volgende elementen van het doelgroepenregister: a) Initiële vulling b) Onderhoud c) Ontsluiting richting werkgevers, gemeenten en burger. UWV is in principe in staat het doelgroepenregister te vullen (zie hieronder voor voorwaarden). Een totaaloordeel over de uitvoerbaarheid van het register kan niet worden gegeven aangezien voor de nog niet duidelijk is: Hoe lang de geldigheidsduur is voor opname in het register is. Wat de voorwaarden zijn voor verlenging van opname in het register. M.b.t. tot de uitvoerbaarheid gelden in ieder geval de volgende voorwaarden en (ambtelijk afgestemde) uitgangspunten: In de lagere regelgeving m.b.t. de specificaties van het doelgroepenregister zijn er geen significante afwijkingen opgenomen ten opzichte van de met SZW reeds uitgewisselde en voor het doelgroepenregister gehanteerde specificaties (zie hieronder: initiële vulling). De ontsluiting van het register is dan eind maart 2015 gereed. De doelgroep die in het register wordt opgenomen, bestaat uit iedereen die in de oWajong en in de werk- of studieregeling nWajong zit, alle WSW-ers en alle mensen op de WSWwachtiijst en (vanaf 2015) iedereen die onder de Participatiewet valt met een positieve beoordeling baangarantie, conform het wetsvoorstel dat op 4 maart is voorgelegd voor de UWV-uitvoeringstoets. SZW levert een bruikbaar en betrouwbaar bestand van de Wsw-ers die tot de doelgroep behoren. SZW gaat akkoord dat de ontsluiting via SUWInet eind maart wordt gerealiseerd. UWV is de enige instantie is die bepaalt of iemand in het register moet worden opgenomen. Indien een werkgever wil weten of iemand in het doelgroepenregister staat, hoeft UWV alleen te verifiëren of de aanvrager een werkgever is. Een verzoek tot verwijdering uit het doelgroepenregister door de burger kan niet worden gehonoreerd, tenzij de opname in het register onterecht is. Ad a) Initiële vulling Het register zal voor de periode 2013 (nodig voor de nulmeting) tot 1-1-2015 worden gevuld met Wajongers en Wsw-ers. De gegevensset die in het register wordt opgenomen, is zo beperkt mogelijk en bestaat uit BSN, begin datum indicatie, einddatum indicatie en de grond waarop de persoon is opgenomen in het register (Wajong, Wsw, etc). SZW zal moeten zorgdragen voor een bruikbaar bestand van personen met een Wsw-indicatie. Opname in het register moet kenbaar gemaakt worden richting personen die in het register zitten door middel van een algemene mededeling. UWV zal daartoe een mededeling opnemen op de website en in klantenmagazines, zodra de wetgeving is vastgesteld. Aangezien in het register mogelijk ook mensen zonder arbeidsvermogen zullen worden opgenomen, zal de communicatie richting deze doelgroep zorgvuldig moeten zijn, zodat er geen verwarring ontstaat over de verwachtingen richting deze groep. Voor een groot deel van de Wsw-ers ligt de re-integratieverantwoordelijkheid bij de gemeente. Met de gemeenten zal dus moeten worden afgesproken hoe er richting deze doelgroep wordt gecommuniceerd. Een verzoek tot verwijdering uit het doelgroepenregister door de burger kan niet gehonoreerd worden, tenzij de opname in het register onterecht is.
Zowel UWV als SZW hebben de wens het register zo "schoon" mogelijk te houden. Dat wil zeggen dat er in het register alleen mensen zitten waarvan redelijkerwijs kan worden verondersteld dat ze aan het werk kunnen. Zodoende kan bijvoorbeeld UWV Werkbedrijf dit bestand ook raadplegen voor potentiële kandidaten voor de baangarantie die op de Wsw wachtlijst staan. Momenteel is geregeld dat alle oWajongers en nWajongers in de werk- en studieregeling in het register worden opgenomen. Hier zitten echter ook mensen zonder arbeidsvermogen in. Aangezien er per 1-1-2018 van het hele Wajongbestand duidelijk zal zijn wie er arbeidsvermogen heeft, zouden de mensen zonder arbeidsvermogen er eenmalig uit kunnen worden gehaald. Daarnaast speelt dat per 1-1-2015 UWV ook een advies af zal geven of iemand in aanmerking komt voor de voorziening beschut werk. Personen die gebruik maken van deze voorziening mogen niet meegeteld worden voor de baangarantie. Aangezien deze personen in dienst kunnen zijn bij een reguliere werkgever, maar niet in de polis als werkzaam in beschut werk kunnen worden herkend, zullen deze personen na een positief advies beschut werk uit de registratie verwijderd worden. Deze verwijdering zal maximaal 1 maal per kalenderjaar plaatsvinden. Ad b) Onderhoud Na de initiële vulling zal het register worden aangevuld met personen die vallen onder de Participatiewet en van wie UWV heeft vastgesteld dat deze niet in staat zijn tot het verdienen van het wettelijk minimumloon (zie hieronder Beoordeling baangarantie). De geldigheidsduur van de registratie moet nog bij lagere regelgeving worden vastgelegd. SZW denkt aan een periode van 5 jaar. Dit zal nog worden vastgelegd bij nadere regelgeving. UWV en SZW zullen nog nader bespreken hoe een eventuele verlenging zo eenvoudig mogelijk kan. Ad c) Ontsluiting richting werkgevers, gemeenten en burger Werkgevers kunnen bij UWV opvragen of een (potentiële) werknemer in het register is opgenomen. Hiervoor zal een digitaal proces worden ingericht zodat werkgevers via het werkgeversportaal een aanvraag kan worden gedaan voor specifieke informatie uit het register. Het register wordt voor gemeenten ontsloten via SUWInet. Dit kan in maart 2015 worden gerealiseerd. Indien een burger is opgenomen Beoordeling
in het doelgroepenregister
kan hij dit zien via
MijnUWV.nl.
baangarantie
Over de vaststelling door UWV dat iemand niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon is in dit voorstel van wet opgenomen dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld. De consequenties voor de uitvoering van die vaststelling kunnen in het kader van dit wetsvoorstel dan ook niet beoordeeld worden. Voorwaarden en uitgangspunten voor uitvoerbaarheid zijn in ieder geval, dat: De lagere regelgeving m.b.t. de beoordeling baangarantie per 1 juni 2014 vast staat. De nadere regelgeving aansluit bij de wijze waarop UWV de andere beoordelingen in het kader van de Participatiewet (beoordeling Wajong en beschut werk) vormgeeft. Dat wil zeggen dat er gebruik wordt gemaakt van de methodiek Sociaal-medische beoordeling van arbeidsvermogen (SMBA). UWV stelt voor zo snel mogelijk in gesprek te gaan over de nadere invulling. UWV voorziet dat een volledige uitvoering per 1 januari 2015 niet mogelijk zal zijn, onder andere vanwege het niet tijdig opleveren van systeemondersteuning. De mate waarin dat een probleem oplevert, hangt mede af van de te verwachten aantallen in de eerste helft van 2015. Indien blijkt dat er een fors aantal aanvragen voor de beoordeling baangarantie wordt gedaan, is dit een risico voor de uitvoerbaarheid.
Quotumberekening en -heffing Op dit moment kan UWV nog geen oordeel geven over aspecten van uitvoerbaarheid wat betreft de activiteiten van UWV voor de quotumberekening en -heffing. Het ontbreekt aan te veel onderdelen van de regelgeving die voor een dergelijk oordeel noodzakelijk zijn. Deze onderdelen staan hieronder geïnventariseerd. Een oordeel hierover zal UWV geven in de uitvoeringstoets over de lagere regelgeving: • Wat wordt verstaan onder een arbeidsplaats voor een arbeidsbeperkte? In de memorie van. toelichting staat als voorbeeld vermeld 25 verloonde arbeidsuren per week. Een dergelijke bepaling is noodzakelijk voor de quotumberekening. • Wat wordt verstaan onder een werknemer / baan? UWV gaat er vanuit dat hieronder wordt verstaan een inkomstenverhouding. Zo wordt aangesloten bij bestaande gegevens, begrippen en definities in de loonaangifte. Wij begrijpen dat deze aanname op ambtelijk niveau wordt gedeeld. Daarbij moet het echter niet zo zijn dat meerdere inkomstenverhoudingen op één BSN worden samengenomen. Er kan immers sprake zijn van inkomstenverhoudingen bij verschillende werkgevers. • Wat is het quotumpercentaqe dat werkgevers moeten halen? Het voorstel vermeldt dat dit percentage wordt bepaald, uitgaande van de nulmeting 2013 plus de extra baangaranties tot en met 2015. Ook hier ontbreekt de lagere regelgeving die nodig is om het quotumpercentage te kunnen bepalen. • Hoe moet worden omgegaan met sectoren / werkgevers die niet werken met verloonde uren, maar bijvoorbeeld met stukloon? Op ambtelijk niveau hebben wij vernomen dat deze sectoren / werkgevers geen quotumheffing wordt opgelegd. O Het bedrag van de quotumheffinq zal apart inzichtelijk moeten zijn vanwege adequaat fondsenbeheer door UWV. Het wetsvoorstel voorziet hier nog niet in. • Op welk moment en met welke frequentie vindt de quotumberekening en -heffing plaats? Op ambtelijk niveau is vooralsnog vastgesteld dat de berekening en heffing eenmaal per jaar plaatsvindt, achteraf. O Welke definitie van werkgever wordt gehanteerd? Het wetsvoorstel verwijst naar het werkgeversbegrip in de Wet WIA. Voor de quotumtoerekening is van belang op welk niveau werkgevers straks met de quotumheffing in aanraking komen. Vanwege de parallel met de systematiek van premiedifferentiatie in de sociale zekerheid gaat UWV uit van de juridische entiteit, op het fiscale nummer zoals de werkgever dat in de loonaangifte hanteert. Overigens merkt UWV op dat het begrip grote werkgever voor de quotumwet (meer dan 25 maal het gemiddelde aantal verloonde uren, zo staat in de toelichting) afwijkt van wat sinds de modernisering van de ZW voor de premiedifferentiatie geldt als grote werkgever (een werkgever met meer dan 100 maal de gemiddelde loonsom). Dit verschil kan bij werkgevers verwarrend overkomen. •
Het wetsvoorstel biedt de mogelijkheid om gedetacheerde en ingeleende arbeidskrachten bij de inlenende werkgever mee te tellen voor de quotumheffing. Voorwaarde van SZW voor bovenstaande wijze van tellen, is dat werkgevers met een werkbaar voorstel komen om ingeleende arbeidskrachten niet bij het uitzend- of detacheringsbureau mee te tellen voor de quotumwet, maar bij de inlener. UWV wil hier aan toe voegen dat de systematiek zoals beschreven in het wetsvoorstel niet toepasbaar is op de door werkgevers gewenste manier van tellen. Uit de loonaangifte van bedrijven blijkt op geen enkele wijze hoeveel arbeidsuren werkgevers inlenen. Dat betekent dat UWV de uren niet kan toerekenen aan de inlener.
•
Hoewel dit niet uit het voorstel blijkt, gaat UWV er vanuit geen rol te hebben in de handhaving van de wet en evenmin in het controleren van de aangifte van werkgevers. Over eventuele wensen qua verantwoordings- en beleidsinformatie is eenmalig overlegd met ambtelijk SZW Vooralsnog heeft dit overleg niet geleid tot aanpassing van de verantwoordingsen beleidsinformatie.
•
Wat betreft het moment waarop onderdelen bekend moeten worden, geldt dat de lagere regelgeving voor de quotumberekening en -heffing moet vaststaan op 1 november voorafgaand aan het jaar waarover de eerste quotumheffing gaat worden geïnd. UWV gaat er vooralsnog van uit dat niet eerder dan 1 januari 2017 uitvoering moet worden gegeven aan de quotumwet. Dit
betekent dat uiterlijk op 1-11-2015 de benodigde specificaties voor de quotumberekening bekend moeten zijn. Lagere regelgeving De nadere uitwerking in lagere regelgeving kan leiden tot aanpassingen ten opzichte van deze uitvoeringstoets. UWV gaat er dan ook van uit dat de nadere uitwerking in lagere regelgeving middels u-toetsen aan UWV zal worden voorgelegd. 2. Handhaafbaarheid Op grond van de aanname dat UWV geen rol heeft in de handhaving en in de controle op de aangifte van werkgevers, is de Belastingdienst verantwoordelijk voor de handhaving. 3. Haalbaarheid beoogde invoeringsdatum De haalbaarheid van de beoogde invoeringsdatum is mede afhankelijk van het beschikbaar zijn van de lagere regelgeving. De verschillende aspecten die bekend moeten zijn, staan elders in deze uitvoeringstoets vermeld. Hieronder wordt per onderdeel gekeken naar de haalbare invoeringsdatum. Indien er wijzigingen optreden in het komende wetstraject waardoor het voorstel afwijkt van de uitgangspunten van UWV voor voorliggende uitvoeringstoets, zal opnieuw onderzocht worden of uitvoering van de Quotumwet door UWV nog haalbaar is binnen de gestelde termijnen. Doelgroepenregister De ontsluiting van het register is eind maart 2015 gereed, mits de nu bekende specificaties niet significant worden gewijzigd in lagere regelgeving en een bruikbaar test-Wsw-bestand uiterlijk 1 september door SZW beschikbaar wordt gesteld. Dit bestand moet voldoen aan de door UWV gewenste specificaties (NB voor de meting en de monitoring baangarantie dient dit bestand al eerder beschikbaar te zijn). Beoordeling baangarantie UWV voorziet dat een volledige uitvoering per 1 januari 2015 niet mogelijk zal zijn, onder andere vanwege het niet tijdig opleveren van systeemondersteuning. De mate waarin dat een probleem oplevert, hangt mede af van de te verwachten aantallen in de eerste helft van 2015. De beoordeling van de groep die afgewezen wordt voor een aanvraag voor de Wajong 2015 (ook per 1-1-15) zal geen problemen opleveren aangezien van deze personen een deel van de gegevens al bekend zijn. De ontwikkeling en implementatie van een beoordeling van de gemeentelijke populatie die geen beoordeling Wajong 2015 heeft doorlopen, vergt nog veel inspanningen van UWV. Daarbij is het van belang dat wordt voldaan aan de voorwaarde dat de lagere regelgeving rondom doelgroepbepaling aansluit bij de door UWV gehanteerde SMBA-methode. Quotumberekening en -heffing Voor de uitvoering van de quotumheffing gaat UWV er vanuit dat de lagere regelgeving vaststaat per 1 november voorafgaand aan h e t j a a r waarover de eerste quotumheffing gaat worden geïnd. UWV gaat er vooralsnog van uit dat niet eerder dan 1 januari 2017 uitvoering moet worden gegeven aan de Quotumwet. Deze datum is haalbaar, mits uiterlijk op 1-11-2015 de benodigde specificaties voor de quotumberekening bekend zijn. 4. Effecten voor de klant (burger en w e r k g e v e r ) Gezien de doelgroep en de andere nieuwe activiteiten die zich rond de Wajong afspelen (Participatiewet: herbeoordeling en intensivering re-integratie oWajong) zal de communicatie uiterst zorgvuldig en eenduidig moeten worden vormgegeven. Ook moet vermeden worden dat de klant door opname in het register onterecht de perceptie heeft dat hij hiermee recht heeft op een baan. Zoals we in de bijgaande brief aangeven, kan de doelgroepbepaling ook gevolgen hebben voor klanten die niet onder de Quotumbepaling komen te vallen. UWV voorziet dat het moeilijker zal zijn klanten uit de doelgroepen ZW, WAO, WAZ en WIA te plaatsen bij werkgevers. Veelal is het aantal
werkplekken per werkgever waarop mensen uit de doelgroep Quotumwet en de doelgroepen ZW en WIA geplaatst kunnen worden beperkt. Het niet volledig betrekken van alle groepen met arbeidsbeperkingen in de Quotumwet brengt de groep die daar niet toe behoort in een nadelige positie. In de communicatie richting de werkgever moet helder zijn wie waar verantwoordelijk voor is. Daartoe moeten duidelijke afspraken worden gemaakt tussen SZW, Belastingdienst en UWV. Hierin moet ten minste een duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen de dienstverlening van UWV in het kader van de baangarantie, de verantwoordelijkheid en dienstverlening met betrekking tot het doelgroepenregister en de berekening en inning van de heffing. De informatievoorziening aan de werkgever moet zodanig zijn opgesteld dat werkgevers kunnen herleiden hoe de berekening heeft plaatsgevonden en op basis van welke gegevens. Dit beperkt bezwaarschriften van werkgevers die alleen om de achterliggende gegevens vragen. 5. Gevolgen voor de v e r a n t w o o r d i n g s - en beleidsinformatie v a n UWV Over eventuele wensen qua verantwoordings- en beleidsinformatie heeft slechts eenmalig overleg plaatsgevonden. Vooralsnog heeft dit overleg niet geleid tot aanpassing van de verantwoordingsen beleidsinformatie. Daarnaast merkt UWV op dat het beleggen van de baangarantiemonitor en wat in die monitor moet worden bijgehouden, in een apart afstemmingstraject met SZW wordt behandeld. 6. Implementatie/informatievoorziening/control Indien de doelgroep voor de baangarantie wordt uitgebreid, heeft dit o.a. invloed op de vulling van het doelgroepenregister en de berekening van de heffing. Hierdoor kan de implementatie mogelijk worden vertraagd. De kwaliteit van de extern aan te leveren bestanden voor de Wsw-populatie is een risico voor de implementatie. UWV loopt het risico dat het aantal werkgevers dat informatie uitvraagt uit het doelgroepenregister groot is. Dit gaat naar verwachting met name spelen wanneer de quotumheffing wordt geactiveerd. Bij de uitvoeringstoets nadere regelgeving quotumheffing zal dit risico nader worden bekeken. Zie verder ook paragraaf 1. 7. Effecten op de benodigde capaciteit en 8. Eenmalige en structurele effecten op de uitvoeringskosten Over de kosten kan nog geen oordeel gegeven worden aangezien deze mede afhankelijk zijn van de invulling van de lagere regelgeving. Zodra de lagere regelgeving mbt de beoordeling baangarantie en het doelgroepenregister bekend is, zullen wij de totale kosten (tot dan toe) in kaart brengen en daarvoor een claim indienen. De kosten van de lagere regelgeving quotumheffing zullen daar later bij worden opgeteld. UWV wil graag uiterlijk 1 juli 2014 overeenstemming over het (voorlopige) integrale beeld. 9. Effecten op r e g e l d r u k / a d m i n i s t r a t i e v e lasten De activiteiten van UWV hebben naar verwachting geen gevolgen voor de regeldruk en administratieve lasten van bedrijven. 10. E - w e r k e n In het kader van het E-werken wordt zoveel mogelijk elektronisch afgehandeld. Werkgevers, burgers en gemeenten via de elektronische weg gegevens uit het doelgroepenregister opvragen of raadplegen. Digitale communicatie is het uitgangspunt.
Bijlage: artikelsgewijs wetstechnisch commentaar
Bijlage 1 A r t i k e l s g e w i j s w e t s t e c h n i s c h c o m m e n t a a r Artikel 38b lid 1 Wfsv Tot de doelgroep Quotumwet behoren ook sw-geïndiceerden die onder de reintegratieverantwoordelijkheid van de gemeenten vallen (lid 1 onderdeel a ten 2^). Niet alle swgeïndiceerden voldoen daar echter aan. Bijvoorbeeld ook WAO-gerechtigden kunnen een swindicatie hebben. Deze vallen in principe onder de verantwoordelijkheid van het UWV. Artikel 38d lid 1 Wfsv In artikel 38d lid 3 Wfsv wordt verwezen naar artikel 38b lid 1 onderdelen a en c Wfsv. Er bestaat echter geen onderdeel c. Artikel 38g lid 1 Wfsv: De term Voor bezwaar vatbare beschikking' in art. 38g lid 1 Wfsv is niet in overeenstemming met de terminologie van de Awb. Blijkens art. 1:3 lid 2 Awb is de te gebruiken term 'beschikking'. Dat tegen een dergelijke beschikking bezwaar kan worden gemaakt, volgt uit de Awb-systematiek. Mocht de wetgever dat - ten overvloede - nogmaals willen duidelijk maken, dan lijkt de MvT daarvoor de geëigende plaats. Artikel 38q lid 7 Wfsv: De formulering van SZW in het wetsvoorstel is gelijk aan hoe het nu is geregeld voor de premiedifferentiatie. Ook daar staat dus dat er uiteindelijk overeenstemming moet zijn tussen Belastingdienst en UWV. In de toelichting staat dit niet vermeld en wordt volstaan met de mededeling dat de Belastingdienst en UWV hierover moeten afstemmen. Er vanuit gaande dat overeenstemming bedoeld is, stelt UWV voor om de toelichting hierop te laten aanpassen. Bezv\/aar en beroep De Awb geeft spelregels voor de situatie dat er bij de voorbereiding van een besluit een adviseur moet worden ingeschakeld. Dat is afdeling 3.3 van de Awb (de artikelen 3:5 t / m 3:9a). Die artikelen gaan in het algemeen over besluiten, dus ook over een beslissing op bezwaar. De artikelen zijn pas van toepassing als in een wettelijk voorschrift de adviestaak is opgedragen (in dit geval aan het UWV). Als in de regelgeving enkel staat dat de Belastingdienst advies moet vragen • bij de behandeling van de aanvraag, dan geldt die plicht nog niet voor de behandeling van bezwaren. In het voorgestelde artikel 38g lid 7 Wfsv is het verplicht vragen van advies aan het UWV alleen vastgelegd voor de primaire besluiten, maar (nog) niet voor de bezwaarprocedure. Slechts in de MvT is te lezen dat ook in bezwaar het UWV om advies moet worden gevraagd. Het is logischer om dat dan ook in het wetsartikel zelf op te nemien. Dit is te regelen door in artikel 38g lid 7 Wfsv naast de primaire beschikkingen ook de beslissing op bezwaar te noemen.
iF •fuwv
PostNL Port Betaald Port Payé Pays-Bas