DB-vergadering 24-04-2012
Agendapunt 7a
Onderwerp Evaluatie grondwaterbeleid: een tussenstand Portefeuillehouder(s) J.H.J. van der Linden Afdeling Beheer Bestuursprogramma Niet van toepassing. Waterbeheersplan Programma 5: instrumenten Programma begroting Routing Dagelijks bestuur Commissie ABA Commissie MFB Commissie WS Algemeen bestuur
24 april 2012 -
Voorstel 1. instemmen met de aangeboden evaluatienotitie, met name het loslaten van maximale pompcapaciteit bij landbouwkundige grondwateronttrekkingen en dit vooreerst actief te gedogen gedurende 2012 en 2013; 2. niet instemmen met de aanbeveling om reeds in 2013 de bestaande algemene regel betreffende peilgestuurde drainages aan te passen.
Toelichting
./.
Evaluatie grondwaterbeleid De Limburgse waterschappen en de provincie Limburg evalueren, via een (ambtelijke) werkgroep, het huidige Limburgse grondwaterbeleid (vastgelegd in verdrag van Venlo, welk een looptijd c.q. realisatietermijn heeft tot en met 2018). Een tussenstand hiervan, treft u aan als bijlage. Uit de tussenstand kwam naar voren dat het huidige standstill-beleid een knelpunt vormt. Het bestaande standstill-beleid houdt o.a. in dat de geregistreerde pompcapaciteit niet mag toenemen. Door de agrarische sector wordt dit in het kader van de bedrijfsvoering als belemmerend ervaren.
121037/IW
1/2
Het voorstel is om de geregistreerde pompcapaciteit los te laten, zonder dat daarbij de beleidsdoeleinden betreffende verdrogingsbestrijding in het gedrang komen. Aanpassing algemene regel drainage De provincie Limburg wil dat het waterschap in 2013 haar regeling aanpast met betrekking tot peilgestuurde drainage. Dit in tegenstelling tot de afspraak dat dit in 2018 gerealiseerd zou zijn. Ons waterschap kent een bijzondere situatie in het Heuvelland. Onderzoek is gewenst alvorens de regeling aan te passen. Vandaar dat wordt voorgesteld vooreerst vast te houden aan de datum van 2018. Beoogd effect Problematiek van de agrarische sector in het kader van grondwateronttrekkingen oplossen. Risico's Geen: de oplossing leidt niet tot problemen voor het bereiken van de geldende beleidsdoelen en de afspraken op grond van het Verdrag van Venlo. Communicatie Dit besluit wordt bestuurlijk besproken op 9 mei aanstaande met de provincie Limburg, waterschap Peel en Maasvallei, LLTB, Milieufederatie, Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer en Stichting Limburgs Landschap. De secretaris/directeur,
ing. J.M.G. In den Kleef
121037/IW
2/2
Bijlage Evaluatie grondwaterbeleid: een tussenstand Inleiding In oktober 2011 heeft een ambtelijk overleg plaatsgevonden tussen de waterschappen Peel en Maasvallei en Roer en Overmaas en de provincie Limburg over knelpunten in de uitvoering en handhaving van het op 1 januari 2008 ingevoerde standstill beleid voor grondwateronttrekkingen t.b.v. beregening en bevloeiing. Ook is aan de orde geweest een vergelijking tussen het grondwaterbeleid gericht op de landbouw enerzijds en het overige grondwaterbeleid (industrie). De drie partijen hebben uitgesproken voor het beregeningsseizoen 2012 tot een oplossing van de geconstateerde knelpunten te komen. Inmiddels hebben enkele (constructieve) overleggen plaatsgevonden. De werkgroep heeft de knelpunten nader onderzocht en heeft kansrijke oplossingen voor de geconstateerde knelpunten in beeld gebracht. Naast de waterschappen en provincie zijn de landbouw (LLTB) en de natuur- en milieuorganisaties belangrijke betrokkenen bij het grondwaterbeleid in het algemeen en bij het standstill beleid in het bijzonder. Het standstillbeleid vormt immers een onderdeel uit het in 2007 afgesloten “Verdrag van Venlo”. Dit Verdrag bevat een aantal afspraken gericht op bestrijding van verdroging. Naast een standstill beleid voor beregening zijn de (op termijn verplichte) introductie van peilgestuurde drainage, het aanleggen van stuwen in de haarvaten van het systeem (boerenstuwen) belangrijke maatregelen. Uitvoering van het totale maatregelenpakket dient een belangrijke bijdrage aan de beoogde oplossing van de verdrogingsproblematiek te leveren. Alvorens de geïdentificeerde oplossingen met deze partijen te gaan bespreken, is het van belang dat de waterschappen en de provincie bestuurlijk instemmen met de oplossingen. In deze notitie worden de geconstateerde knelpunten en voorgestelde oplossingen gepresenteerd. Om een en ander in het juiste perspectief te plaatsen wordt allereerst kort ingegaan op de vigerende beleidsdoelen. Van belang immers is dat een te kiezen oplossing niet strijdig is met de geldende beleidsdoelen. Beleidsdoelen Het waterbeleid is opgenomen in het provinciaal Waterplan Limburg 2010-2015 en verder uitgewerkt in de beheerplannen van de waterschappen. De in het kader van deze notitie belangrijkste beleidsdoelstellingen zijn: 1. bescherming van de grondwaterkwantiteit en –kwaliteit (duurzame watervoorziening); 2. verdrogingsbestrijding, met prioriteit voor de (grond-)waterafhankelijke Natura 2000 gebieden. Een belangrijk onderdeel uit de beheerplannen van de waterschappen betreft het Gewenst Grond en OppervlaktewaterRegime (GGOR), dat in Limburg onder de naam Nieuw Limburgs Peil (NLP) is vastgesteld. Het Waterschap Peel en Maasvallei heeft het NLP vastgelegd, waarvoor de benodigde provinciale goedkeuring is verkregen. Het waterschap Roer en Overmaas heeft voor het noordelijk deel van zijn gebied ook een NLP vastgesteld. Voor het zuidelijk deel van het gebied is geen NLP
opgesteld maar zijn wel maatregelen opgenomen gericht op bescherming van de Natura 2000 gebieden. Het beleid is verwerkt in de regelgeving van de provincie (Omgevingsverordening Limburg) en van de waterschappen (keur en bijbehorende algemene regels en beleidsregels). Vastgesteld is dat beleid en regelgeving goed op elkaar aansluiten en ook goed aansluiten aan landelijke en Europese waterdoelen (KRW). Knelpunten in de uitvoering Bij de toepassing van grondwaterbeleid en -regelgeving zijn op een aantal onderdelen knelpunten zichtbaar geworden. Het gaat om de volgende knelpunten: 1. hanteren standstill terzake de pompcapaciteit. 2. actualiteit beleid overige onttrekking. Uitwerking knelpunten 1. hanteren standstill ter zake de pompcapaciteit Hantering van het begrip standstill voor wat betreft de pompcapaciteit is problematisch omdat er is geen definitie van het begrip “pompcapaciteit” is vastgesteld. Ook is er een verschil tussen “pompcapaciteit” en werkelijk onttrokken hoeveelheid grondwater. Hierdoor is er geen harde 0-situatie (ingaande inwerkingtreding standstill) beschikbaar. Daarnaast is vervanging van met name kleinere pompen problematisch. Uit ingewonnen informatie bij een drietal leveranciers blijken kleine pompen (kleiner dan 40 m3/uur) niet meer te worden aangeboden. Vanuit bedrijfseconomisch belang is aanschaf van een grotere pomp wenselijk. Tot slot vraagt toezicht en handhaving veel tijd (en dus geld) 2. actualiteit beleid overige onttrekking Het beleidskader “Industriële grondwateronttrekkingen, bronbemalingen en grondwatersaneringen en beregening sportvelden” dateert van 2005. Actualisatie is wenselijk, met name ook in relatie tot het ondertussen tot stand gebrachte NLP. Voorts dient dit beleid aangevuld te worden met beleid voor onttrekkingen voor menselijke consumptie. Mogelijke oplossingen voor de knelpunten 1. pompcapaciteit schrappen als aspect van standstill 2. beleid overige onttrekkingen actualiseren Uitwerking mogelijke oplossingen voor de knelpunten 1. pompcapaciteit schrappen als aspect van standstill De pompcapaciteit wordt geschrapt, het aantal putten blijft gelijk. De werkgroep heeft nadrukkelijk stilgestaan bij de vraag wat dit betekent voor de beoogde doelrealisering (zie hiervoor). Daarbij heeft de werkgroep vastgesteld dat het standstill geen doel is, maar een (van de) instrument(en) is gericht op verdrogingsbestrijding. Dit in samenhang met andere in het Verdrag van Venlo opgenomen maatregelen. Vooral van belang is de vraag of het loslaten van de pompcapaciteit leidt tot meer onttrekkingen in de praktijk. De werkgroep is van mening dat dit effect niet zal optreden. Daarbij is het volgende overwogen: a) de onttrokken hoeveelheid wordt niet zozeer bepaald door de (theoretische) pompcapaciteit, maar vooral door de vochtbehoefte van de te beregenen teelt. In een jaar met genoeg neerslag wordt
bijna niet onttrokken, in een erg droog jaar zal meer worden onttrokken. Er geldt immers geen totaal onttrekkingsplafond op grond van de algemene regels behorende bij de Keur. b) gebruik van een pomp met een grotere capaciteit zal niet tot een grotere grondwateronttrekking leiden, maar zal leiden tot eenzelfde onttrekking dan met een kleinere pomp echter uitgevoerd in minder tijd. De vochtbehoefte is immers bepalend en die blijft ongeacht de grootte van de pompcapaciteit gelijk. Beregening wordt kortom efficiënter uitgevoerd en geluidsoverlast en emissie voor de omgeving wordt verminderd door het gebruik van moderner materieel. c) meer onttrekken dan nodig leidt tot kosten waar geen opbrengst tegenover staat. Elk uur dat de pomp draait kost geld (diesel, elektriciteit en mankracht - raming uit verleden € 600,- per hectare voor een rundveebedrijf (Cranendonck), Vredepeel € 150,- per gift ), terwijl de plant niet meer zal opnemen dan nodig. In de werkgroep is gewezen op het belang van een goede voorlichting en communicatie over het feit dat veel onttrekkers – zo blijkt uit onderzoek - meer water onttrekken dan voor de teelt nodig is; dus meer kosten maken dan nodig. Hierbij wordt opgemerkt dat ca. 10% van het teveel beregende water “kwijt” is. Het restant komt weer in de bodem en in het grondwater terecht. d) het instrument standstill wordt (afgezien van de pompcapaciteit) in stand gelaten met het oog op het kunnen realiseren van de beleidsdoelen e) er lijkt een ontwikkeling in Noord- en Midden-Limburg gaande in de richting van akkerbouw naar teelt van meer tuinbouwmatige akkerbouw (intensievere beregening). Deze ontwikkeling wordt niet beïnvloed door de beschikbare pompcapaciteit. De aanwezigheid van putten is hiervoor van groter belang. Het aantal beschikbare putten is niet als een knelpunt gesignaleerd. 2. beleid overige onttrekkingen actualiseren Het beleid wordt in afstemming en samenwerking met waterschap Peel en Maasvallei, waterschap Roer en Overmaas en provincie Limburg geactualiseerd. Deze actie wordt meegenomen bij de actualisatie van het POL in 2012. Vervolg Na instemming van de besturen van de waterschappen en de provincie, wordt het voorgaande in een bestuurlijk overleg besproken met de overige betrokken partijen (LLTB en de natuur- en milieuorganisaties verenigd in de Milieufederatie). Dit overleg kan op 9 mei 2012 plaatsvinden. Indien overeenstemming wordt bereikt, dan dienen de algemene regels van de waterschappen en de Omgevingsverordening van de provincie aangepast te worden (schrappen pompcapaciteit als aspect van standstill). Aanpassing van de regelgeving vindt in 2013 plaats in het kader van een al geplande grotere actualisatie van de regelgeving. Tot het tijdstip dat de gewijzigde regelgeving in werking is getreden, kan aanpassing van de pompcapaciteit op basis van vaste jurisprudentie (verwerkt in het geldende handhavingsbeleid) actief worden gedoogd. Sprake is immers van een overgangssituatie in verband met te wijzigen regelgeving. In samenwerking met de LLTB kan in communicatieve zin nadrukkelijk aandacht worden gevraagd voor het voorkomen van te veel beregenen en het ontwikkelen/gebruiken van nieuwe methoden van vochtvoorziening (o.a. via systemen van peilgestuurde drainage). Daarnaast blijft aandacht voor het ombouwen en innovatief benutten van drainagesystemen tot peilgestuurde systemen en een juiste bediening van deze systemen van belang. Voorts worden in 2012 de volgende acties in gang gezet: * herziening beleidskader overige onttrekkingen uit 2005 (waaronder bijv. sportvelden en industrie); * formuleren beleid onttrekkingen menselijke consumptie; * gezamenlijke evaluatie protocol mechanisch boren;
Het Waterschap Roer en Overmaas neemt in 2013 de verplichte ombouw naar peilgestuurde drainage in een algemene regel op. 27 maart 2012 Venlo, Sittard, Maastricht De werkgroep evaluatie grondwaterbeleid.