AD R
I
A
T
IS
CH
E
ZE
E
I
M
E AC
I ON
D
Ë TH
R
T A Ë
EG
I
A
L O
H YR
ES
LY
LI
Jolcus
Ë
E ZEE
EEN SE Z E
SA
MP US
SCH
TH
AIA
EÏ
T
SCHERIË
Trachis Delphi BOEO
Dodona
E
AR
AN CO RINT F V HE L GO C
BO
Thebe T
EA
T ICA
A
A Nemea Athene L O D I Ë Mycene P O Lerna Argos NN S S I N ES OS IË
S
E
IC
M
IL
IË
PE
EU
TIË
Sparta
SERIPHO
KRETA
MIDD
NOOR
ELLANDSE ZEE
D KUS T AFR IKA
Ë
I AC
B
P OS
OR
US
N
T
AN A R E V ZE ARMA M
O H
L EL
E
S
A GE
ZW
BE
ID
P
R GTE
PH
RY
GI
ARTE ZEE
CO
US
IË
SAMOS
KA
RIË
Ë
DELOS
OS
PR
SYRI
D
S
RHODOS
P CY
RU
S
IË
LY
HI
Athene
Ë
CY
CHIOS
LC
C
R
ZWARTE ZEE
E
P GY
TE
PHO
EN
I
Van Grote Beer en Orion
Van Grote Beer en Orion Het verhaal achter de sterren verteld door Simone Kramer met illustraties van Els van Egeraat
Uitgeverij Ploegsma Amsterdam
Kijk ook op www.ploegsma.nl www.simonekramer.nl
ISBN
978 90 216 6583 2
© Tekst: Simone Kramer 2008 © Illustraties: Els van Egeraat 2008 Omslagontwerp: Steef Liefting Zetwerk: Studio Cursief © Deze uitgave: Uitgeverij Ploegsma bv, Amsterdam 2008 Alle rechten voorbehouden.
Inhoud Voorwoord 7 STERREN EN STERRENBEELDEN
De grote jager 9 Het gevecht met de schorpioen 14 De boze stiefmoeder 19 De ram met de gouden vacht 24 Europa en de stier 28 Orpheus en Eurydice 32 Het haar van Berenice 39 Leda en de zwaan 45 Castor en Pollux 48 Io en de ogen van Argus 54 De ossenhoeder 58 De grote beer 62 De geboorte van Aesculapius 65 De slangendrager 69 De raaf en de waterslang 74 Perseus en Medusa 78 Perseus en de vader van de Pleiaden 83 Andromeda 87 Pegasus, het gevleugelde paard 93 Het lot van Icarius 98 Een schip op de thuisreis 103 De reus Talus 109
Hercules, de sterkste man van Griekenland 115 Hercules en de leeuw 120 Hercules en de draak 122 Hercules en de centaur 127 De arend en de waterdrager 131 ZON EN MAAN
Helius en Luna 135 PLANETEN
Gea en Uranus 141 Jupiter 147 Mars 153 Mercurius 158 Neptunus 162 Venus 166 De verhalen met hun sterren(beelden) en planeten 171 De sterren(beelden) met hun verhalen 173 Latijnse en Griekse namen 176
Voorwoord
it is een boek met verhalen. Verhalen over Orion, Hercules, de Ram, Venus, Mars, Jupiter en nog veel meer. Orion, Hercules en de Ram zijn sterrenbeelden; Venus, Mars en Jupiter zijn planeten. Maar dit is geen boek over sterren! De verhalen gaan over goden, mensen en dieren uit de Griekse mythologie. In de oudheid werden de sterren gebruikt als kalender en als kompas. Wanneer bijvoorbeeld Arcturus (een heldere ster in het sterrenbeeld Boötes) in de vroege ochtend te zien was, kon de druivenpluk beginnen en naderde de olijvenoogst. Reizigers en zeevarenden konden via de Grote Beer de plaats van de Poolster bepalen; zo wisten ze waar het noorden was. Om sterrenbeelden en planeten makkelijk te kunnen herkennen, gaven de mensen er namen aan. Namen die ze kenden uit 7
mythen en verhalen die van vader op zoon waren doorverteld. Namen dus zoals Orion en Mars. In 150 na Chr. stelde de Griekse geleerde Ptolemaeus een lijst op van de 48 sterrenbeelden die toen bekend waren. In de eeuwen daarna is dat aantal door ontdekkingsreizen over het zuidelijk halfrond gegroeid tot 88. Van de 48 sterrenbeelden van Ptolemaeus heb ik in dit boek alleen die gebruikt waar een Griekse mythe bij hoort. Het grootste deel van deze mythen heb ik hier voor het eerst opgeschreven. Een klein aantal staat in eerder door mij geschreven boeken. Van de planeten wordt Saturnus niet genoemd. Saturnus was een Romeinse god, waar geen Griekse mythe aan is gekoppeld. Pluto komt in dit boek wel voor, maar heeft geen apart verhaal omdat hij in 2006 door de Internationale Astronomische Unie officieel van de lijst van planeten is afgevoerd. Hij wordt nog slechts als dwergplaneet beschouwd. Ten slotte nog dit: het is misschien een beetje vreemd dat ik de Griekse goden en helden bij hun Latijnse naam heb genoemd. Dat gebeurt wel vaker – bijvoorbeeld in de schilderkunst, de muziek en in allerlei uitdrukkingen – en in dit geval kon het echt niet anders. Je kunt tenslotte moeilijk spreken van de planeten Aphrodite (Venus) en Zeus (Jupiter), of Kastor en Polydeukes in het bekende sterrenbeeld Gemini. De meest bekende Griekse namen worden overigens achter in het boek vermeld. Simone Kramer
8
De grote jager p het strand van het Griekse eiland Chios stonden twee vissers naar de zee te staren. Er stak iets boven de golven uit. Een hoofd met woeste haren, die wapperden in de wind. ‘Het is een man,’ mompelde de ene visser. ‘Hij komt hierheen,’ zei de andere. En inderdaad, het hoofd kwam steeds dichterbij. Eronder verscheen een stel brede schouders... een enorm lijf... en lange benen, die nu door de branding waadden. Met nog een paar grote stappen stond de man op het strand. Een geweldige kerel, hijgend en kletsnat. De vissers weken angstig terug voor de vreemdeling, die niet alleen reusachtig groot was, maar ook een pijl-en-boog bij zich had – en bovendien een zwaard, dat aan zijn brede gordel hing. Maar de man was heel vriendelijk. Hij schudde het water van zich af en zei toen: ‘Goedendag, mijn naam is Orion.’ Orion was een jager. Op het vasteland van Griekenland was hij beroemd om zijn kunsten met pijl-en-boog. Een enkele keer ging hij trouwens wel eens op een eiland op jacht, en een schip had hij voor zo’n uitstapje niet nodig. Orion was zo lang dat zijn hoofd boven de golven uitkwam als hij over de zeebodem liep. Op die manier was hij nu ook op het eiland Chios beland. Hij was zijn reis begonnen aan de kust van Boeotië en de aanleiding was treurig genoeg. Orions vrouw, Side, kon niet uitstaan dat 9
haar man door iedereen werd bewonderd. Ze was jaloers. Zó jaloers dat ze op een goed moment tegen hem zei: ‘Je denkt wel dat je heel bijzonder bent, maar veel stelt het niet voor. Het wordt tijd dat de mensen eens naar mij kijken. Ik ben mooi! Nog mooier dan de godin Juno.’ Dat was een gevaarlijke uitspraak! Juno, de godin van het huwelijk, woonde op de berg Olympus samen met een aantal andere goden. Vulcanus hoorde daarbij, de god van het vuur; Venus, de godin van de liefde; de oorlogsgod Mars; en nog meer goden en godinnen die voor de Grieken erg belangrijk waren. De machtigste van hen was Jupiter, de oppergod. Uitgerekend met hem was Juno getrouwd en dus was zij een van de voornaamste godinnen. Ze voelde zich zo beledigd door Sides woorden, dat ze haar zonder uitstel in de onderwereld gooide. Orion was zijn vrouw kwijt. Diepbedroefd besloot de jager zijn huis en zijn land te verlaten. Zijn wapens, die hij altijd bij zich droeg, nam hij mee. Maar een plan had hij niet. Het kon hem niet schelen waar hij terechtkwam. Kriskras zwierf hij over de bodem van de zee. Tot hij na een paar dagen honger kreeg. Hij strekte zijn nek, keek om zich heen, en zag toen in de verte de kustlijn van Chios. ‘Land!’ dacht hij bij zichzelf. ‘Daar ga ik iets te eten halen.’ ‘Hebben jullie wat vis voor mij?’ vroeg hij de twee mannen aan wie hij zich zojuist keurig had voorgesteld. ‘We hebben nog niets gevangen,’ zei de een. ‘U kunt beter een geit gaan schieten,’ zei de ander, met een blik op de pijl-en-boog van Orion. ‘Of nóg beter...’ De twee keken elkaar aan en vertelden vervolgens over een dier waar de bewoners van Chios veel last van hadden: een gigantische haas. ‘Lepus noemen we hem. Hij vreet alle akkers 10
kaal. En niemand heeft hem tot nu toe te pakken gekregen. Misschien dat het u lukt?’ ‘Natuurlijk,’ zei de grote jager. ‘Kleine moeite, hoor. Alleen heb ik wel een hond nodig.’ Een van de vissers gaf Orion twee honden mee, een grote en een kleine. Zij wisten de haas al snel op te sporen. Orion, die nog nooit van zijn leven had misgeschoten, raakte het dier in één keer. Chios zou geen last meer hebben van de lelijke rover. Lepus was dood. Orion was zo beleefd om zijn buit aan de koning van het eiland aan te bieden. Deze was de jager erg dankbaar. Hij liet de haas en ook nog een paar geiten braden en nodigde de vreemde bezoeker uit op de maaltijd. Ook de vrouw van de koning en zijn dochter, prinses Merope, zaten aan tafel. En hoewel Orion langzamerhand wel heel erge honger had, kon hij bijna geen hap door zijn keel krijgen. Hij zat aan één stuk door naar Merope te kijken. Wat was ze mooi! En wat lachte ze vriendelijk naar hem! Toen Orion aan het einde van de maaltijd alleen met de koning was achtergebleven, vroeg hij hem zonder aarzelen om de hand van zijn dochter. De koning van Chios schrok. Hij vond Merope nog veel te jong om te trouwen. En dan nog wel met zo’n grote kerel die niets anders bij zich had dan een paar wapens. Want over goud of andere rijkdommen had Orion niet gesproken. ‘Tja eh...’ zei de koning, ‘ik vind het wel goed. Maar je moet er wel iets voor doen. Ik wil dat je alle wilde dieren die op Chios rondlopen, neerschiet. Als je dat hebt gedaan, kun je mijn dochter krijgen.’ Orion vond dit een redelijk voorstel. Hij begon de volgende dag aan zijn opdracht. De honden met wie hij op Lepus had ge11
jaagd, had hij van de visser mogen houden. Hij noemde ze voor het gemak Grote hond en Kleine hond. De jager Orion met zijn pijl-en-boog, zijn zwaard en zijn twee honden werd op Chios een bekende figuur. Hij trok het hele eiland rond op jacht naar beren, leeuwen, wolven en wilde zwijnen. Een enkele adelaar die overvloog, schoot hij ook nog uit de lucht. Na een jaar was er op heel Chios geen wild dier meer te bekennen. Op de avond van de dag dat hij de laatste beer had geschoten, wreef Orion zich in de handen en ging naar het paleis voor zijn 12
beloning. Tevergeefs... De koning had gehoopt dat de jager tijdens zijn gevaarlijke karwei wel door een of ander dier zou worden verscheurd. Maar toen hij hem in levenden lijve voor zich zag staan, zei hij: ‘Alle wolven en beren dood? Onzin! Ga nog maar een tijdje door met de jacht, want ik hoor er elke nacht wel een paar huilen en brullen.’ Orion besefte heel goed dat dit een leugen was, en hij werd razend! Hij duwde met zijn geweldige lijf de koning opzij, rende naar boven, sloeg de deur van Meropes slaapkamer in en ging naar binnen. De koning trilde van woede en onmacht. Wat moest hij doen? ‘Als ik ga vechten met die reus, vermoordt hij me,’ dacht hij. ‘Daar schiet Merope ook niets mee op. Ik wacht tot het eerste ochtendlicht. Dan zal ik in actie komen.’
13
Het gevecht met de schorpioen e volgende morgen liet de koning van Chios al heel vroeg een bediende bij zich komen. ‘Ga op zoek naar Bacchus,’ zei hij, ‘en zeg hem dat ik hulp nodig heb.’ Bacchus was de god van de wijn. Hij reisde met een vrolijk gezelschap door het land en overal waar hij zich vertoonde, werd feestgevierd. De wijn ging overvloedig rond. Bacchus amuseerde zich kostelijk en werd door alle mensen aanbeden, zeker door de vrouwen die hij onderweg ontmoette. Het was dan ook geen wonder dat er in heel Griekenland kinderen van hem rondliepen. Een van hen was de koning van Chios. De koning riep dus niemand minder dan zijn eigen vader te hulp en natuurlijk was de god van de wijn bereid zijn zoon te helpen. Toen de bediende Bacchus na ruim een week had gevonden, werd hij door hem teruggestuurd naar Chios met goede raad en een wagen vol vaten wijn. De koning, die de aanbidder van zijn dochter intussen maar een beetje uit de weg was gegaan, organiseerde nu een uitgebreid feestmaal in het paleis. Het hele eiland werd uitgenodigd en Orion was eregast. Deze keer liet hij zich het eten goed smaken. En de wijn! Aan het slot van het feest lag hij ronkend onder de tafel. De koning stuurde zijn vrouw en dochter naar bed en zijn onderdanen naar huis. Toen had hij alle gelegenheid om de raad van Bacchus op te volgen: hij stak de stomdronken jager beide ogen uit. 14
Zes bedienden sleepten Orion die nacht naar het strand. Een zevende droeg zijn pijl-en-boog. De mannen lieten de jager bewusteloos en stekeblind achter, nadat ze eerst de pijl-en-boog nog bij hem hadden neergelegd. Ze meldden zich weer in het paleis en zeiden: ‘Het was een heel werk, maar het is gelukt.’ ‘Mooi,’ zei de koning. ‘Merope zal geen last meer hebben van die kerel. Hij zal daar op het strand vanzelf wel doodgaan.’ In het eerste had hij gelijk. In het tweede niet. Na een paar uur werd Orion wakker uit zijn bewusteloosheid. Hij ging rechtop zitten... tastte om zich heen... vond zijn pijl-enboog, stond op en liep regelrecht de zee in. Zo verdween de grote jager van het eiland Chios op dezelfde manier als hij was gekomen. Weer liep hij kriskras over de zeebodem. Maar nu zag hij niets. Geen blauwe lucht, geen golven en ook geen kustlijn in de verte. Hij voelde de wind en het opspattende water, hij hoorde het krijsen van vogels... en ook nog iets anders. Hij hoorde het geluid van een hamer op een aambeeld. ‘Daar moet ik heen,’ mompelde hij. ‘Daar zijn in elk geval mensen.’ Het geluid dat Orion hoorde werd echter niet veroorzaakt door een mens, maar door een god. De god van het vuur: Vulcanus. Deze had behalve een smederij op de Olympus ook een werkplaats in een grot aan de Aegaeïsche Zee. Toen de jager daar binnenkwam, werd hij hartelijk begroet. ‘Orion!’ zei Vulcanus, want goden kennen iedereen. ‘Wat is er met jou gebeurd?’ Orion vertelde van de verdwijning van zijn vrouw, zijn verblijf op het eiland Chios, hoe verliefd hij was geweest op Merope en over de streek die haar vader hem had geleverd. En als hij nog ogen had gehad, zouden de tranen eruit zijn gedropen, zó ellendig was hij eraan toe. 15
Vulcanus had medelijden. Maar hij wist ook een oplossing voor de problemen van zijn bezoeker. ‘Ga naar Helius, de zonnegod,’ zei hij tegen Orion. ‘Dat is toevallig een goede vriend van me. Als je bij hem bent geweest, zul je weer kunnen zien. Ik weet het zeker. Hij kan je met zijn stralen genezen.’ Orion kreeg van Vulcanus een knecht mee om de weg te wijzen. Hij zette hem op een van zijn grote schouders en zo gingen ze te water, dwars door de zee, naar het paleis van de zonnegod. Ze kwamen door de Hellespont, door de Zee van Marmara, door de Bosporus... Het was een lange reis. Dag en nacht moesten ze voort. Maar eindelijk, aan de overkant van de Zwarte Zee, hadden ze hun doel bereikt. Gelukkig kwamen ze er vroeg in de ochtend aan. De zonnegod, die elke dag op pad ging om de aarde te verlichten, was nog thuis. Hij kreeg ook medelijden met de jager die van ellende nog maar een schaduw was van zijn oude krachtige zelf. En toen hij hoorde dat de man gestuurd was door Vulcanus, was hij onmiddellijk bereid tot hulp. ‘Ik stap straks in mijn zonnewagen, die mij langs de hemel voert,’ zei hij tegen Orion. ‘Keer dan je gezicht omhoog om mijn stralen op te vangen. Je kunt de route volgen door het hinniken van de paarden. Op het moment dat je die paarden niet meer hoort, zul je weer kunnen zien.’ Orion deed wat hem gezegd was, en tot zijn grote vreugde zag hij even later de wolken, de horizon, het landschap en de knecht die hem zo goed de weg had gewezen. ‘Ga jij maar terug naar je meester,’ zei hij tegen hem. ‘Ik blijf hier een tijdje uitrusten.’ De jager vestigde zich aan de oever van de Zwarte Zee in een groot, maar eenvoudig huis. Hij had zijn pijl-en-boog steeds zorgvuldig bij zich gehouden, en toen hij bijgekomen was van alle narigheid, nam hij zijn oude werk weer op. 16
Soms zwierf hij rond het paleis van Helius en op een dag kwam hij de zuster van de zonnegod tegen: Aurora, de godin van de dageraad. Eén blik op de jager, die weer dezelfde krachtige gestalte had als vroeger, en Aurora was smoorverliefd. Ze ging meteen mee naar zijn huis. Orion wist niet hoe hij het had! Het was niet de eerste keer dat een mooie vrouw verliefd op hem was, maar een godin? Dat was hem nog nooit overkomen. Toen ze hem de volgende dag weer opzocht, en alle dagen die daarna kwamen ook, begon hij van pure trots op te scheppen. ‘Ik ben een groot en dapper jager,’ zei hij tegen zijn geliefde. ‘Ik ben beroemd in mijn eigen land en nu dus ook daarbuiten. Ik kan alle dieren schieten in deze buurt. Alle dieren in Griekenland. Alle dieren... van de hele wereld!’ Aurora was diep onder de indruk. Maar wie ook onder de indruk was, was Gea, moeder Aarde. Ze hoorde Orions woorden en ze werd boos. ‘Alle dieren van de wereld?’ riep ze. ‘Dat zijn míjn dieren. Mijn eigen dieren. Daar moet die lelijke opschepper met zijn grote pijl-en-boog van afblijven!’ Toen Orion de volgende dag met Aurora een wandeling maakte, stuurde Gea uit wraak een reusachtige schorpioen op hem af. En hoe groot en dapper de jager ook was, tegen dit dier had hij geen schijn van kans. Hij schoot op hem – natuurlijk! Maar de eerste pijl stuitte af op het keiharde schild van het monster. Hij schoot een tweede pijl af... een derde... Met hetzelfde resultaat. De schorpioen kwam dichterbij. Steeds dichterbij. Aurora maakte dat ze wegkwam. Orion greep het zwaard dat aan zijn zij hing. Met handige bewegingen ontweek hij de giftige stekel van de schorpioen en tegelijkertijd stak hij op het dier in. Steeds sneller, steeds feller! Maar het hielp niets. De schorpioen klemde zijn slachtoffer in 17
zijn gigantische scharen. En snakkend naar adem werd de grote Orion door het monster stukje bij beetje opgegeten.
De boze stiefmoeder n de landstreek Boeotië was het volk in diepe rouw. Hun koningin was gestorven. Tot op de dag van de begrafenis klonk over akkers en wegen een droevig en eentonig gezang. En in de hoofdstad Thebe verdrongen de mensen zich luid jammerend voor het paleis, waar hun koning, Athamas, zat te treuren. Toen zijn vrouw Nephele eenmaal begraven was, bleef koning Athamas achter met twee kleine kinderen. Een jongen en een meisje: Phrixus en Helle. Hun vader zorgde voor hen zo goed als hij kon. Maar na een paar jaar wilde hij toch wel graag een nieuwe vrouw. Hij trouwde met Ino. Deze Ino was blij dat ze met een koning was getrouwd. Maar zich bekommeren om Phrixus en Helle, dat vond ze te veel moeite. En toen zij zelf eenmaal twee zoons van Athamas had gekregen, wilde ze niets liever dan zich van zijn oudste kinderen ontdoen. Dat was nog niet zo makkelijk! Ino piekerde zich avond aan avond suf. Maar eindelijk had ze haar plan klaar. Enkele maanden later bleek dat de graanoogst van dat jaar waarschijnlijk ging mislukken. Onder de felle zomerzon stonden de anders zo vruchtbare akkers er kaal bij. Er was genoeg gezaaid, dat wel. Maar er kwam nog nergens een sprietje boven de grond. Niemand wist hoe het kwam, behalve koningin Ino. In het voorjaar was ze ’s nachts naar een grote kelder van het paleis geslopen. Daar werd het zaaigoed van Boeotië bewaard. Ze had alle graankorrels meegenomen, ze stiekem geroosterd boven een vuur en toen weer teruggebracht naar hun opslag19
plaats. Met handenvol hadden de boeren dit zaad over de akkers verspreid. Maar natuurlijk was daar nu geen korenaar op te zien. De koning maakte zich ongerust. Hoe moesten zijn onderdanen nu de winter doorkomen? Ino zag het getob van haar man tevreden aan. Ze wachtte haar tijd af. In de herfst werd duidelijk dat het land inderdaad dit jaar niets opleverde. En toen de koning op een avond bij het haardvuur zat te zuchten, zei zijn vrouw: ‘Athamas, ik begrijp dat je je zorgen maakt. Voor onszelf en de kinderen is er in het paleis voorlopig nog wel genoeg te eten. Maar de mensen in het land zullen het moeilijk krijgen. En wat het ergste is... wie zegt dat de volgende oogst wel zal lukken? Stel je voor dat er een jarenlange hongersnood komt!’ De koning verbleekte. Zo ver had hij nog niet gedacht. 20