Milieuplatform Pijnacker-Nootdorp Advisering aan het college van burgemeester en wethouders van PijnackerNootdorp Datum: 23 maart 2013 X gevraagd O ongevraagd Onderwerp: Locaties windturbines Besproken in de vergadering van: 11 maart 2013 Overwegingen. Het Milieuplatform steunt Uw ambities voor een meer duurzame samenleving en een toekomstig energieneutraal Pijnacker-Nootdorp van harte. Het platform is van oordeel dat windenergie een belangrijke bijdrage kan leveren aan een duurzame energievoorziening van Nederland, naast andere duurzame energiebronnen zoals zonne-energie, aardwarmte en biogas. Naar de mening van het Milieuplatform zijn de mogelijkheden voor een bijdrage van windturbines binnen onze gemeentegrenzen echter beperkt. Het Milieuplatform waardeert het feit dat de gemeente, voorafgaand aan de beleidsvorming, een publieke discussie voert over mogelijkheden voor windenergie binnen de gemeentegrenzen. De grote ruimtelijke consequenties van plaatsing van windturbines maken dat voor windenergie de balans tussen algemene voordelen, economische voordelen voor investeerders en lokale nadelen anders kan uitvallen dan voor andere duurzame energiebronnen. Daarnaast nopen de door verschillende initiatiefnemers ingebrachte principe-aanvragen voor plaatsing van windturbines de gemeente tot formulering van een beleidsmatig afwegingskader om deze initiatieven te kunnen beoordelen. Zowel het rapport van GreenSpread ‘Locatieonderzoek windenergie – Mogelijke locaties’ als de op 5 maart jl. gehouden voorlichtingsavond als diverse publicaties (‘Duurzaam kan zoveel Beter’ van bewoners van Delfgauw en andere geraadpleegde studies) hebben veel nuttige informatie opgeleverd voor een goede standpuntbepaling. Twee voorbeelden hiervan zijn: -
De Provincie Zuid Holland heeft haar beleid voor plaatsing van windturbines op 30 januari 2013 aangescherpt. Met de overweging dat “landschappelijke kwaliteiten centraler komen te staan in het ruimtelijk beleid” worden gebieden uitgesloten die vanuit landschappelijk, cultuurhistorisch, ecologisch of recreatief oogpunt kwetsbaar zijn. Door de grote omvang en landschappelijke invloed van moderne windturbines geeft de provincie er de voorkeur aan om ze te plaatsen in daartoe aangewezen concentratiegebieden, in lijnopstellingen langs
1
-
grote infrastructuur en grootschalige bedrijvigheid, en in solitaire opstellingen op grote bedrijventerreinen en in glastuinbouwgebieden. Vooral economische motieven zullen in de naaste toekomst leiden tot windmolens met een hoogte van 80-100 meter, 3 wieken met een diameter van 80-120 meter en dus een maximale tiphoogte van 120-160 meter voor productie van 1.5-3 MW. Kleinere molens zijn minder efficiënt dan grotere terwijl hun impact op de omgeving vergelijkbaar is.
Het Milieuplatform erkent het belang van bedrijven en burgers binnen de gemeente om te willen investeren in duurzame energie-opwekking. Een positieve business case voor investerende partijen is een belangrijke voorwaarde om de transitie naar duurzame energievoorziening op gang te krijgen. Initiatieven van bedrijven voor investering in windmolens binnen de gemeente Pijnacker-Nootdorp dienen dus niet op voorhand te worden afgewezen. Bij vrijwel elke windturbinelocatie is er in dit dicht bevolkte deel van Nederland echter sprake van tegengestelde belangen. Aan de ene kant is er een investeerder (of groep investeerders) die zowel verduurzaming nastreeft als economisch voordeel denkt te kunnen behalen. Tevens kan een windmolen bijdragen aan de realisatie van de gemeentelijke duurzaamheidsdoelen. Aan de andere kant is er echter een grote groep mensen die vooral de nadelen ervaart in de vorm van geluidshinder, daling van woningwaarde, schaduwwerking, horizonvervuiling, etc.. De aard en omvang van deze belangentegenstelling kan het karakter van een splijtzwam in de gemeente aannemen. Advies. Het rapport van GreenSpread dd 10.09.2013 geeft weliswaar bruikbare criteria voor een eerste inventarisatie van mogelijke locaties voor windturbines, maar dient naar onze mening een aantal toevoegingen te krijgen ten behoeve van voldoende diepgang voor finale besluitvorming in het kader van de Structuurvisie. Hieronder vindt U een opsomming van aanbevelingen die van nut kunnen zijn bij de besluitvorming over geschikte locaties. 1.
2.
Criterium 1 uit het rapport, met betrekking tot geluidoverlast en overlast door slagschaduw bij woningen, is naar onze mening één van de meest bepalende criteria. Aangegeven wordt dat de 300m grens een algemeen geaccepteerde manier is om de normen uit het Activiteitenbesluit hanteerbaar te maken voor een verkenning van mogelijke locaties (Milieu Centraal 2012). Voorts wordt gesteld dat bij locale initiatieven voor windmolens altijd de specifieke contouren voor geluid en slagschaduw voor de aangegeven locatie bepaald moeten worden. Daarbij spelen verschillende factoren een rol, zoals de hoogte van de molen, de ruimtelijke omgeving van de molen (gebouwen, bomen) en de oriëntatie van de betreffende woningen ten opzichte van de molen. Veelal wordt deze afstand afhankelijk gemaakt van de grootte van de windmolen en zijn wieken (bijv. 5 maal de wiekdiameter door Prof. Van Bussel). Ook hanteren andere gemeenten andere afstanden, bijv. gemeente Utrecht 500 tot 900m (Elsevier 16 februari, pag. 7). Tenslotte worden ook internationaal grotere afstanden gehanteerd die oplopen tot 2 kilometer en zelfs meer. Het Milieuplatform is dan ook van oordeel dat de aangegeven afstand van 300 meter bruikbaar is voor een eerste inventarisatie, maar dat voor beoordeling van locale initiatieven voor windmolens specifieke criteria nodig zijn (zie ook hieronder). In criterium 1 wordt uitgegaan van een maximaal jaargemiddeld geluidniveau op de gevel van woningen in de nacht van 41 dB en een maximale etmaalwaarde (Lden) van 47 dB, zoals vastgelegd in het Activiteitenbesluit. Een jaargemiddelde waarde houdt uiteraard in dat er zowel periodes zijn met hogere als een lagere waarde, hetgeen reden is geweest om ook een maximale etmaalwaarde (via een gewogen Lden waarde) vast te stellen. Een RIVM-
2
3.
4.
5.
6.
1 2
rapport1 geeft aan dat er al hinder optreedt bij een geluidbelasting in het bereik 29-40 dB en dat een grens van 300m in feite achterhaald is. Een ander RIVM rapport2 meldt dat er bij een niveau van 43 dB ernstige hinder optreedt bij ca. 3% van de bewoners en bij een niveau van 47 dB bij ca. 9% van de bewoners (en dus hinder bij een veelvoud hiervan!). Bekend is bovendien dat windturbines soms intermitterend lage tonen produceren door het zgn. Van den Berg-effect, dat ontstaat door speciale atmosferische omstandigheden. Dit kan ’s nachts leiden tot extra hinder omdat er dan minder omgevingsgeluiden zijn. Voorts is niet duidelijk of de genoemde geluidniveaus cumulatief (dus inclusief lawaai van bijv. weg- en railverkeer) worden berekend. Het Milieuplatform raadt U aan goed na te denken welke (ernstige) hinder U aanvaardbaar acht en welke daaraan verbonden geluidniveaus en minimum afstand U kiest. Daarbij gaat het niet zozeer om het percentage mensen dat hinder ondervindt als wel om het absolute aantal, waarbij mensen die voordeel hebben meestal minder hinder blijken te ondervinden. Bij potentiële locaties voor windmolens in de nabijheid van grotere aantallen woningen zou naar het inzicht van het Milieuplatform dus een grotere minimale afstand gehanteerd moeten worden. Hierbij is van belang te weten dat een verdubbeling van de afstand een geluidsvermindering van ca. 6 dB oplevert. Criterium 1 spreekt tevens over de hinder voor omwonenden tengevolge van slagschaduw en stelt dat een stilstandvoorziening soelaas biedt voor overlast. De verminderde energieopbrengst door deze stilstand en door geringe windkracht zal uiteraard in voorkomende business cases moeten worden meegenomen. Er wordt echter met geen woord gerept over mogelijke gevolgen van slagschaduw (die met name in najaar, winter en voorjaar tot wel twee kilometer kan bedragen) op dieren, werkers en verkeersdeelnemers in de omgeving. Enig inzicht in deze effecten is naar onze mening gewenst voor een goede besluitvorming. Zoals in de Toekomstvisie in juni 2012 is vastgesteld, hecht de gemeente PijnackerNootdorp zeer aan de kernwaarden open landschap, groene natuur, recreatie, ruimte en rust, die in de drukke Randstad van wezenlijk belang zijn op een goed kwalitatief niveau. Die kernwaarden zijn niet geborgd met de hantering van criteria 2, 3 en 4 in het rapport van GreenSpread, en komen zeker in gevaar als er windturbines in open landschappen geplaatst worden. Het Milieuplatform adviseert de gemeente om behoud van genoemde kernwaarden te operationaliseren in criteria voor toetsing van potentiële windmolenlocaties die beduidend strenger zijn dan de in het rapport gehanteerde criteria 2, 3 en 4. Meer concreet adviseert het Milieuplatform om geen windmolens te plaatsen (midden) in open c.q. groene gebieden binnen de gemeentegrenzen en om tenminste een minimale afstand van bijv. 300m aan te houden tussen potentiële windmolenlocaties en gebieden met grote natuurwaarden. Gelet op de tegengestelde belangen van investeerders en andere bewoners beveelt het Milieuplatform aan om een goed evenwicht tussen de verschillende belangen na te streven voor het bereiken van een maximaal draagvlak. Daartoe zou de besluitvorming over elke windturbinelocatie altijd moeten worden voorzien van een objectieve maatschappelijke kosten/baten-analyse en een – bij voorkeur gerichte – draagvlaktoets. Randvoorwaarde moet naar de mening van het platform altijd de uitgesproken bereidheid van initiatiefnemers zijn om eventueel optredende schade bij derden (bedrijven, burgers, gemeente en instellingen) integraal te vergoeden, waarbij voor allen dezelfde beschermende regels gelden. Op de informatieavond is gesteld dat de vogelsterfte door windmolens relatief erg klein is ten opzichte van de sterfte door verkeer en katten. Of hieruit kan worden geconcludeerd dat windmolens in algemene zin niet tot significante vogelsterfte leiden is al dubieus, maar deze redenering is zeker niet van toepassing wanneer windmolens worden geplaatst in de nabijheid van gebieden met hoge natuurwaarden als gevolg van de aanwezigheid van
RIVM-rapport 609333002/2008 “Windturbines: invloed op de beleving en gezondheid van omwonenden”. RIVM-rapport 680300007/2009 “Evaluatie nieuwe normstelling windturbinegeluid”. 3
kwetsbare diersoorten zoals weidevogels en vleermuizen. Hij kan zelfs catastrofale gevolgen voor dergelijke dieren hebben. Mede hierom pleit het Milieuplatform voor een minimale afstand van 300m tussen windmolens en gebieden met grote natuurwaarden. 7. Bedrijventerreinen en tuinbouwconcentratiegebieden zijn om meerdere redenen potentieel interessante locaties voor plaatsing van windmolens (zie bijv. het provinciale standpunt). De bedrijventerreinen Boezem 2, Ruyven en Heron worden in het rapport van GreenSpread als mogelijke locaties genoemd. Dat geldt echter niet voor Boezem 1 en voor de tuinbouwconcentratiegebieden. Het Milieuplatform beveelt aan om initiatieven voor plaatsing van windmolens op al deze locaties serieus in overweging te nemen ook als ze niet in de locatiestudie als potentieel geschikt naar voren zijn gekomen. Bij Heron is de voorgestelde molen enkele jaren terug door de Gemeenteraad afgewezen op grond van een verwachte verminderde belangstelling bij bedrijven voor dit bedrijventerrein bij aanwezigheid van een windturbine en de daaraan gekoppelde potentiële financiële gevolgen voor de gemeente. Gezien het feit dat dit bedrijventerrein zich nu juist als duurzaam wil afficheren, adviseert het Milieuplatform de gemeente om het eerder genomen besluit t.a.v. windmolens op Heron te heroverwegen op basis van de nog op te stellen criteria. Dit advies houdt mede in om dezelfde strengheid te betrachten voor bescherming van burgers tegen negatieve financiële consequenties (bijv. t.a.v. daling van woningwaarde) als bij Heron het geval was voor bescherming van de financiële belangen van de gemeente. 8. Het rapport van GreenSpread maakt op geen enkele wijze een koppeling met aanwezige, toekomstige of mogelijke bouwlocaties. Die dienen naar ons oordeel wel bij de definitieve besluitvorming betrokken te worden, omdat de Structuurvisie een langere termijn horizon omvat en over de volle beleidsbreedte consistent beleid moet bieden. Onduidelijke en onzekere beleidsaanbevelingen kunnen anders in een vervolgfase hinderen of zelfs schade veroorzaken waarop de gemeente kan worden aangesproken. Het Milieuplatform beveelt aan om in de oriënterende en inventariserende fase bij het formuleren van de gemeentelijke Structuurvisie rekening te houden met eventuele toekomstige schadeclaims in verband met gewekte verwachtingen. Ook wordt aanbevolen om bij een eventuele definitieve opname van potentiële locaties voor windturbines rekening te houden met bijkomende hinder en natuurschade in verband met aanleg van bijbehorende infrastructuur (bv. platform, leidingen en weginfrastructuur t.b.v. bouwkranen en onderhoud). 9. Burgers, bedrijven en de gemeente kunnen uiteraard ook besluiten om te investeren in windmolens buiten het eigen grondgebied, in provinciaal of ander verband. Dit lijkt ons echter geen onderwerp voor dit advies. Het geeft echter wel aan dat mogelijkheden voor toepassing van duurzame energie breder dan uitsluitend locaal beoordeeld kunnen worden. Bij plaatsing van meerdere windturbines moet dit zelfs bij voorkeur op nationaal of provinciaal niveau gebeuren. 10. Het Milieuplatform heeft geen oordeel geformuleerd over de in het rapport genoemde locaties. Het platform stelt zich op het standpunt dat een grotere diepgang en nieuwe, nog overeen te komen criteria zullen leiden tot een nieuwe afweging voor dergelijke locaties. Het Milieuplatform verwacht dat er binnen de gemeentegrenzen hooguit enkele windmolens geplaatst kunnen worden. Hun bijdrage aan de gemeentelijke doelen van duurzaamheid en energieneutraliteit kan dus zinvol maar beperkt zijn. Het Milieuplatform wil graag van de gelegenheid gebruik maken om extra aandacht te vragen voor maatregelen die naar alle waarschijnlijkheid een grotere bijdrage zullen leveren aan een duurzame samenleving dan windturbines. Hierbij noteren wij zowel vermindering van energiegebruik als toepassing van andere duurzame energiebronnen.
4
A
Vermindering energiegebruik. Een grote klapper valt te verwachten bij verduurzaming van de oude tuinbouwgebieden die nu veel energie gebruiken. Hier is wellicht zelfs meer dan 50% winst te behalen door enerzijds een verbeterd ontwerp en inrichting van de kassen en anderzijds gebruikmaking van verschillende duurzame energiebronnen. Gelukkig heeft PijnackerNootdorp een dynamische tuinbouwsector met een groot gevoel voor duurzaamheid en innovatie. We ondersteunen graag het streven van deze sector om zo snel mogelijk te komen tot een duurzame bedrijfsvoering. De gemeente zou hier vooral een faciliterende of initiërende rol kunnen spelen, bijv. door private partijen nader tot elkaar te brengen of door het vereenvoudigen van aanvragen van vergunningen. Significante winst valt zeker ook te halen door betere isolatie van oude woningen. Op dit punt is de gemeente in samenwerking met Haaglanden al actief. In de gemeentelijke beleidsnota Duurzaamheid staan al duidelijke ambities voor duurzame nieuwbouw woningen. Een en ander kan in de toekomst wellicht nog verder worden aangescherpt. B Andere duurzame energiebronnen. Er zijn grote verschillen tussen de verschillende duurzame energiebronnen, op het vlak van zowel de benodigde investeringen als de gevolgen voor de omgeving. - Grote investeringen zijn nodig voor grote toepassing van aardwarmte. Het initiatief ligt hier duidelijk bij private partijen. De gemeente moet de mogelijkheden beoordelen. - Ook bij toepassing van restwarmte zijn grote investeringen nodig. Op mogelijkheden hiervan voor nieuwbouwwijken wordt door de gemeente in samenwerking met de TUDelft gestudeerd. - Veel kleinere investeringen zijn nodig voor toepassing op kleine schaal. Bij zonneenergie ligt het initiatief vooral bij huishoudens of elektriciteitsleveranciers. Terwijl de nationale overheid met subsidies tracht zowel het gebruik te bevorderen als de producerende industrie te stimuleren, kan de gemeente meehelpen om het proces te versnellen door informatieverstrekking en het ondersteunen van burgerinitiatieven. Iets dergelijks geldt bij toepassing op kleine schaal van bijv. warmtepompen en warmtekoude-opslag. De gemeente kan ook hier bijdragen aan goede informatie aan haar inwoners over technische mogelijkheden en algemene beperkingen en door het bevorderen van de beste opties bij nieuwbouwprojecten. C Groene energie benutten die elders wordt geproduceerd. Reeds nu kan iedereen per direct groene energie afnemen, zonder eigen investeringen. Dit is uiteraard net zo duurzaam als het zelf opwekken. Het ligt voor de hand dat ook deze groene energie een grotere rol zal gaan spelen, vooral omdat een optimaal evenwicht tussen productie en afname van energie essentieel is voor zowel kosten als leveringszekerheid. Daarbij is grootschalige energieopwekking meestal stabieler dan kleinschalige en zijn de private mogelijkheden voor opwekking beperkt en dus aanvullend. Het Milieuplatform hoopt dat bovengenoemde overwegingen en aanbevelingen, en met name ook de aanbevelingen in het tweede deel van dit advies, hun weg zullen vinden in de nieuwe Structuurvisie van de gemeente. 23 maart 2013, H.G. Merkus, Voorzitter Milieuplatform Pijnacker-Nootdorp.
5