Vlindersingel 220 3544 VM Utrecht 030 87 820 87 www.AeQui.nl
[email protected]
M Learning & Innovation Stenden Hogeschool Verslag van de beperkte opleidingsbeoordeling 17 en 18 oktober 2013
Utrecht december 2013 www.AeQui.nl Evaluatiebureau voor het hoger onderwijs
Dit document laat zich het beste dubbelzijdig afdrukken.
2
Stenden Hogeschool
Inhoudsopgave Inhoudsopgave ......................................................................................................................................................... 3 Samenvatting............................................................................................................................................................ 4 Colofon ..................................................................................................................................................................... 6 Inleiding .................................................................................................................................................................... 7 1. Beoogde eindkwalificaties .................................................................................................................................... 9 2. Onderwijsleeromgeving...................................................................................................................................... 12 3. Toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties....................................................................................................... 19 Bijlagen ................................................................................................................................................................... 25 Bijlage 1 Visitatiecommissie ................................................................................................................................... 26 Bijlage 2 Programma visitatie ................................................................................................................................. 27 Bijlage 3 Kwantitatieve gegevens ........................................................................................................................... 28 Bijlage 4 Eindkwalificaties....................................................................................................................................... 29 Bijlage 5 Programmaoverzicht................................................................................................................................ 30 Bijlage 6 Bestudeerde documenten........................................................................................................................ 31 Bijlage 7 Onafhankelijkheidsverklaringen............................................................................................................... 32
M Learning & Innovation
december 2013
3
Samenvatting Op 17 en 18 oktober 2013 is de M Learning & Innovation van Stenden Hogeschool gevisiteerd door een commissie van AeQui. Het totaaloordeel van de commissie is onvoldoende. De tweejarige masteropleiding Learning & Innovation (MLI) heeft als doel bachelors die al werkzaam zijn in de onderwijspraktijk naar een hoger niveau te brengen door ze bij te scholen op het gebied van leren en innoveren. De opleiding is volgens de kritische reflectie gericht op het doen van onderzoek naar, de voorbereiding op en (eventueel) de implementatie van een daadwerkelijke innovatie van het leren of de leeromgeving binnen het onderwijs.
De doelstellingen De visitatiecommissie kwalificeert de beoogde eindkwalificaties als voldoende. De vier kerncompetenties (eindkwalificaties) van de opleiding zijn afgestemd op de Dublin Descriptoren, het landelijke opleidingsprofiel van de MLI-opleidingen en de nieuwe bekwaamheidseisen van de Onderwijscoöperatie. De visitatiecommissie adviseert de opleiding daarbij echter aan de relatie tussen deze bronnen en de kerncompetenties te verduidelijken. Alle studenten zijn werkzaam in de beroepspraktijk. Daardoor heeft de opleiding goede banden met het werkveld. Daarnaast is er een veldadviesraad; deze wordt momenteel opnieuw ingericht.
De onderwijsleeromgeving De visitatiecommissie kwalificeert de onderwijsleeromgeving als voldoende. De commissie is van mening dat het programma studenten in staat stelt de kerncompetenties (en eindkwalificaties) te bereiken. Het programma bestaat uit twee leerlijnen en een aantal ondersteunende eenheden. De leerlijnen spelen een belangrijke rol in het bewaken van de samenhang in het programma. In de integrale leerlijn staat de (persoonlijke) ontwikkeling van studenten, in relatie tot de vier kerncompetenties, centraal. In de onderzoeksleerlijn komen onderzoeksvaardigheden aan de orde. Beide leerlijnen zijn in voldoende mate ingebed in het programma. Bij de opleiding zijn twee lectoren betrokken, elk voor circa zes uur per maand. Gezien het belang dat de opleiding aan onderzoek en de relatie met de lectoren hecht, is de commissie van mening dat deze betrokkenheid vergroot kan worden. Daarnaast vindt de commissie dat literatuur die tijdens de opleiding gebruikt wordt, uitgebreid kan worden met meer wetenschappelijk en op onderzoek gerichte literatuur.
4
Op basis van de bestudeerde documenten en het visitatiebezoek stelt de commissie vast dat de docenten enthousiast en betrokken zijn. Het is de commissie daarbij opgevallen dat docenten beperkt publiceren over het uitgevoerde onderzoek. De commissie vindt het positief dat een aantal docenten is gestart met een promotietraject en dat de opleiding docenten gaat scholen op het gebied van onderzoeksvaardigheden. De commissie heeft vastgesteld dat de opleiding actief nadenkt over de rol van ICT in het programma (en in het onderwijs). De commissie vindt dat bemoedigend. Doordat studenten werkzaam zijn in de beroepspraktijk is er een goede afstemming tussen theorie en praktijk. De opdrachten worden zoveel mogelijk uitgevoerd op de eigen werkplek, in de eigen school. De commissie vindt het daarbij belangrijk dat de afspraken tussen de opleiding, de student en de werkgever van de student worden geformaliseerd. Het programma is studeerbaar en de opleiding beschikt over adequate faciliteiten waaronder een uitgebreide mediatheek. De opleiding staat open voor feedback van studenten.
De toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties De visitatiecommissie kwalificeert op grond van de gesprekken en de onderliggende documentatie de toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties als onvoldoende. Het realiseren van de eindkwalificaties en het masterniveau wordt vastgesteld in het afrondende afstudeeronderzoek. De commissie heeft daarbij vastgesteld dat in drie van de bestudeerde scripties de beoogde eindkwalificaties niet gerealiseerd worden. Met betrekking tot deze scripties constateert de commissie dat de vraagstellingen wel aansluiten bij de
Stenden Hogeschool
levende problematiek in het werkveld, maar qua complexiteit van de vraagstelling niet masterwaardig zijn. Probleemstellingen zijn te breed geformuleerd en worden uitgewerkt in veel deelvragen die niet altijd worden beantwoord. Ook ontbreekt in deze scripties vaak een theoretisch kader en wordt een beperkte analyse van de gegevens uitgevoerd. Voorts vindt de commissie in zijn algemeenheid dat het innovatieve karakter van de bestudeerde scripties beperkt is. Op basis van de bestudeerde documenten en gevoerde gesprekken stelt de commissie vast dat de examencommissie nog niet actief betrokken is bij het bewaken van het gerealiseerde eindniveau van de opleiding. De visitatiecommissie heeft waardering voor het toetsbeleid, de variëteit in toetsvormen die gebruikt worden en de externe validering van verschillende onderdelen daarvan. Ook vindt de commissie de gebruikte toetsen van voldoende niveau.
Aanbevelingen De visitatiecommissie maakt in deze rapportage meerdere aanbevelingen. De belangrijkste daarvan zijn: Op basis van de bestudeerde documenten en de gevoerde gesprekken constateert de commissie dat er nog geen eenduidige visie is op de begrippen leren en innoveren. Zij raadt de opleiding aan een gezamenlijke
visie te definiëren en deze te vertalen in de doelstellingen van de opleiding (en het programma). De commissie raadt de opleiding voorts aan haar visie op onderzoek te expliciteren en implementeren. In dat kader adviseert de commissie een wetenschappelijke adviesraad in te richten (naast de bestaande validatiecommissie). Een dergelijke raad kan structureel bijdragen aan de visieontwikkeling en de wetenschappelijke inbedding van de opleiding. De commissie beveelt de opleiding ook aan studenten in het eerste jaar al te laten nadenken over hun masterproposal. Daardoor krijgen studenten meer tijd om een goed en gefundeerd onderzoeksvoorstel op te stellen, en hebben zij voldoende tijd om hun onderzoek uit te voeren én de voorgestelde innovatie daadwerkelijk te implementeren. Dit kan ondersteund worden door de lectoren in het eerste jaar een meer nadrukkelijke rol te geven. De visitatiecommissie raadt de examencommissie aan haar betrokkenheid te vergroten door bijvoorbeeld steekproefsgewijs scripties te beoordelen. Daarnaast adviseert de commissie de examencommissie uit te breiden met externe deskundigheid op het gebied van toetsing en onderzoek, en tevens om ook bij de beoordeling van het masterproposal externe deskundigen te betrekken.
Standaard 3 is door de commissie als onvoldoende beoordeeld en op die grond kan de visitatiecommissie thans geen positief advies geven inzake accreditatie van de M Learning & Innovation van Stenden Hogeschool. De commissie wil hierbij nadrukkelijk benoemen dat zij tegelijkertijd constateert dat de opleiding belangrijke ontwikkelingen in gang heeft gezet. De commissie verwacht dat deze in gang gezette verbeteringen (waaronder de voorgenomen scholing van docenten op het gebied van onderzoek) een nadrukkelijke plaats zullen krijgen in een op te stellen herstelplan. Op basis hiervan vertrouwt de commissie erop dat de voorgenomen verbeteringen op afzienbare termijn hun vruchten zullen afwerpen. Namens de voltallige visitatiecommissie, Utrecht, december 2013
Drs. L.W.J.M. Janssen Voorzitter
M Learning & Innovation
Drs T. Buising Secretaris
december 2013
5
Colofon Instelling en opleiding Stenden Hogeschool Rengerslaan 8 8917 DD Leeuwarden 058 – 244 1441 Status instelling: bekostigd Resultaat instellingstoets kwaliteitszorg: in besluitvorming. Opleiding: M Learning & Innovation Niveau: Hbo master Aantal studiepunten: 60 EC Titel: Master of Education Locatie: Leeuwarden Variant: Deeltijd Croho-nummer: 44136 Kwantitatieve gegevens van de opleiding zijn weergegeven in bijlage 3 Head of School of Education: mevrouw I. Janssen Contactpersoon met betrekking tot kwaliteit van de opleiding: de heer M. Struik Contactgegevens: t 06 - 50409987 w www.stenden.com e
[email protected]
Visitatiecommissie De visitatiecommissie bestond uit: Mevrouw Drs. L.W.J.M. Janssen, voorzitter Mevrouw C. Doodeman, werkveld- en domeindeskundige De heer Prof. Dr. P.R.J. Simons, werkveld- en domeindeskundige Mevrouw Drs. S. Boerma MEd, student-lid Mevrouw Drs. T. Buising, secretaris De commissie is vooraf voorgelegd aan de NVAO; de NVAO heeft ingestemd met de samenstelling. De visitatie is uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van AeQui VBI Vlindersingel 220 3544 VM Utrecht (030) 87 820 87 www.AeQui.nl
6
Stenden Hogeschool
Inleiding Stenden Hogeschool heeft als missie ‘unleashing potential in our students, staff and surrounding community’ en als visie ‘serving to make it a better world’. De hogeschool wil met gemotiveerde studenten, docenten en medewerkers een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van werkvelden en samenleving. De hogeschool profileert zich nadrukkelijk als een internationale onderwijsinstelling waar probleemgestuurd onderwijs en onderzoek een belangrijke plaats in nemen. Stenden Hogeschool biedt onderwijs aan vanuit vijf vestigingen in Nederland (in totaal circa 11.000 studenten) en vestigingen in Qatar, Thailand, Zuid-Afrika en Indonesië.
Het instituut Het onderwijsbeleid van Stenden is gestoeld op drie pijlers: probleemgestuurd onderwijs, internationalisering en onderzoek. Vanuit de waarden ondernemerschap, intercultureel en meesterschap wordt inkleuring gegeven aan deze pijlers. De hogeschool hanteert een sociaal constructivistische visie op onderwijs. Daarbij wordt leren gedefinieerd als voortbouwen op eerdere kennis, in interactie met de sociale omgeving. De hogeschool biedt opleidingen aan in de domeinen Educatie, Economie, Gedrag & Maatschappij en Techniek. De opleidingen en domeinen zijn sinds 2011 ondergebracht in zogenaamde Schools (in totaal zeven). De hogeschool verzorgt in totaal vijf (al dan niet bekostigde) masteropleidingen. De masteropleiding Learning & Innovation is sinds januari 2012 onderdeel van de School of Education. Tot december 2012 heeft de opleiding intensief samengewerkt met de masteropleiding Learning & Innovation van Hogeschool Windesheim. Deze samenwerking is in begin 2013 formeel beëindigd.
De opleiding De tweejarige masteropleiding Learning & Innovation (MLI) bestaat sinds 2008. De opleiding heeft als doel bachelors die al werkzaam zijn in de onderwijspraktijk naar een hoger niveau te brengen door ze bij te scholen op het gebied van leren en innoveren. De opleiding is volgens de kritische reflectie gericht op het doen van onderzoek naar, de voorbereiding op en (eventueel) de implementatie van een daadwerkelijke innovatie van het leren of de leeromgeving
M Learning & Innovation
binnen het onderwijs. Van afgestudeerde studenten wordt verwacht dat zij een leidende rol hebben bij het initiëren, ontwikkelen, realiseren en legitimeren van krachtige en duurzame onderwijsleersituaties. Afgestudeerden zijn als inhoudelijk (en horizontaal) leider een primus inter pares in de school en een verbindende schakel tussen toegepast onderzoek en de school. Afgestudeerden kunnen op basis van hun inhoudelijke gezag verantwoordelijkheid nemen binnen de school voor onderwijsvernieuwing en hun collega´s daarbij begeleiden. Afgestudeerden beschikken over vier kerncompetenties: onderzoek, ontwerpen, veranderen en reflectie & ontwikkeling. Deze kerncompetenties dekken, volgens de kritische reflectie, het landelijke opleidingsprofiel van de MLI-opleidingen. De kerncompetenties zijn uitgewerkt in eindkwalificaties en indicatoren. Deze zijn integraal onderdeel van het beoordelingsformulier dat de opleiding voor alle toetsen en opdrachten gebruikt. Op basis van een curriculumevaluatie is het programma in 2011-2012 herzien. Uit deze evaluatie kwam een behoefte aan meer en langdurig aandacht voor onderzoek naar voren. Dit heeft ertoe geleid dat onder andere in het eerste jaar de onderzoeksleerlijn is versterkt en dat de ondersteunende onderwijseenheid onderzoek verplaatst is naar het tweede jaar. De opleiding wordt aangeboden in deeltijd. Studenten komen een dag in de twee weken naar de hogeschool en werken daarnaast in de beroepspraktijk, het onderwijs. De opleiding kent doorgaande leerlijnen (de integrale leerlijn en de leerlijn onderzoek) en een aantal ondersteunende eenheden (modulen). De integrale leerlijn is gericht op de persoonlijke
december 2013
7
ontwikkeling in de beroepspraktijk. In de leerlijn onderzoek worden studenten voorbereid op het schrijven van het masterproposal en het uitvoeren van het masteronderzoek. De opleiding is bedoeld voor studenten die minimaal vijf jaar ervaring hebben in het onderwijs en beschikken over een relevante werkplek (van tenminste 0,5 fte).
De visitatie Stenden Hogeschool heeft aan AeQui VBI opdracht gegeven onderhavige visitatie uit te voeren. Hiertoe heeft AeQui in samenwerking met Stenden Hoge-
8
school een onafhankelijke en ter zake kundige commissie samengesteld. Met vertegenwoordigers van de opleiding heeft een voorbereidend gesprek plaatsgevonden. De visitatie heeft op 17 en 18 oktober 2013 plaatsgevonden volgens het programma dat in bijlage 2 is weergegeven. De commissie heeft de beoordeling in onafhankelijkheid uitgevoerd; aan het einde van de visitatie is de opleiding in kennis gesteld van de bevindingen en conclusies van de commissie. Deze rapportage is in concept toegestuurd aan de opleiding in november 2013, de reacties van de opleiding worden verwerkt tot de definitieve rapportage.
Stenden Hogeschool
1. Beoogde eindkwalificaties De beoogde eindkwalificaties van de opleiding zijn wat betreft inhoud, niveau en oriëntatie geconcretiseerd en voldoen aan internationale eisen. Toelichting: De beoogde eindkwalificaties passen wat betreft niveau en oriëntatie (bachelor of master; hbo of wo) binnen het Nederlandse kwalificatieraamwerk. Ze sluiten bovendien aan bij de actuele eisen die in internationaal perspectief vanuit het beroepenveld en het vakgebied worden gesteld aan de inhoud van de opleiding.
De visitatiecommissie kwalificeert op grond van de gesprekken en de onderliggende documentatie de beoogde eindkwalificaties als voldoende. De opleiding gaat, net als bij de start in 2008, uit van vier kerncompetenties. Deze kerncompetenties zijn uitgewerkt in eindkwalificaties en indicatoren. Dit is mede gedaan aan de hand van de internationaal geaccepteerde Dublin Descriptoren. De commissie vindt het positief dat de kerncompetenties getoetst zijn aan het landelijke opleidingsprofiel van de MLI-opleidingen en de nieuwe bekwaamheidseisen van de Onderwijscoöperatie. Zij raadt de opleiding daarbij echter aan de relatie tussen deze bronnen en de kerncompetenties te verduidelijken. De opleiding heeft, doordat studenten werkzaam zijn in het onderwijs, goede banden met de beroepspraktijk. De commissie heeft geconstateerd dat na het beëindigen van de samenwerking met Windesheim de veldadviesraad opnieuw ingericht en opgestart moet worden. Zij raadt de opleiding aan een gezamenlijke visie op leren en (vooral) innoveren te definiëren en deze te vertalen in de doelstellingen van de opleiding (en het programma).
Afstemming beroepenveld De relatie met de beroepspraktijk komt op verschillende manieren tot uitdrukking in (de tot standkoming van) het programma. Ten eerste is het werkveld betrokken via de veldadviesraad van de opleiding. Deze raad bestaat uit vertegenwoordigers van het werkveld en heeft het competentieprofiel vastgesteld. Binnen de raad worden ook de onderwijseenheden en de op te leveren beroepsproducten besproken. Ook op het niveau van de Stenden School of Education is er een Raad van Advies. Ten tweede werken studenten in de praktijk. Zij voeren de verschillende opdrachten zoveel mogelijk uit op de eigen werkplek, in de eigen school. Tijdens de visitatie is duidelijk geworden dat bij de start van de opleiding een kennismaking plaatsvindt met de leidinggevenden van de studenten. Daarbij worden zij geïnformeerd over de opleiding. De kritische reflectie stelt dat de werkgever het onderzoeksvoorstel voor de masterscriptie accordeert en toezegt de student te faciliteren bij het uitvoeren van het onderzoek. Het is de commissie daarbij opgevallen dat de opleiding dit niet bij de start van de opleiding heeft vastgelegd in een formele overeenkomst tussen de werkgever, de student en de opleiding. De commissie heeft hier tijdens het bezoek met het management over gesproken. Daarin is naar voren gekomen dat dit bewust gedaan is om te voorkomen
M Learning & Innovation
dat studenten bij eventuele problemen tussen de opleiding en de werkgever in komen te staan. Daarnaast is aangegeven dat de (faciliterende) rol van de werkgever een belangrijk onderdeel is van het intake gesprek en dat de werkgever bij verschillende opdrachten een advies geeft inzake de beoordeling. Bij de start van de opleiding wordt een bijeenkomst georganiseerd voor de werkgevers waarin zij geïnformeerd worden over de opleiding. In de kritische reflectie wordt opgemerkt dat de relatie met de beroepspraktijk ook geborgd wordt door de inbreng van lectoren. Zij brengen in de opleiding de resultaten van hun praktijkgericht onderzoek en hun contacten met de wetenschap (vooral via promotiecommissies) in. Tijdens de visitatie heeft de commissie gesproken met verschillende vertegenwoordigers van het werkveld. Het is daarbij duidelijk geworden dat de veldadviesraad voorheen gedeeld werd met de opleiding MLI van Windesheim. Binnen deze veldadviesraad is onder andere gesproken over de verschillende onderwijseenheden, de plek van ICT in het onderwijs, de positie van het thema leren in het programma en dergelijke. De opleiding MLI heeft sinds kort een eigen veldadviesraad, die echter nog niet bijeen is geweest.
december 2013
9
De commissie is van oordeel dat het programma voldoende banden heeft met de beroepspraktijk. Dit wordt vooral gerealiseerd doordat studenten werkzaam zijn in de praktijk en daardoor niet alleen het geleerde in de praktijk brengen maar ook de praktijk inbrengen in de opleiding.
Actueel De opleiding leidt op voor vier kerncompetenties: onderzoek, ontwerpen, veranderen en reflectie & ontwikkeling. De eerste competentie, onderzoek, betreft het kritisch analyseren van bestaande probleempercepties met gebruikmaking van wetenschappelijke inzichten en onderzoek. Van afgestudeerden wordt verwacht dat zij een afgebakend praktijkgericht onderzoek kunnen uitvoeren. Bij de tweede competentie, ontwerpen, wordt van studenten verwacht dat zij kunnen bijdragen aan de kwaliteit van de ontwerpeisen van het onderwijs in de eigen context. De derde competentie, veranderen, betreft het kunnen bijdragen als projectleider en procesmanager aan kwaliteit door doelgerichte, creatieve en innovatieve, systematische en situationeel verantwoorde interventies. De laatste kerncompetentie, reflectie & ontwikkeling, gaat er van uit dat studenten continu aan de eigen persoonlijke en professionele ontwikkeling werken en reflecteren op de eigen resultaten in relatie tot de eigen ontwikkeling. De opleiding heeft haar competentieprofiel verwoord in het zogenaamde Coursedocument. Dat document gaat in op de visie van de hogeschool, de visie van de opleiding en de kerncompetenties van de opleiding. Daarin wordt vermeld dat de kerncompetenties door de opleiding getoetst zijn aan het landelijke opleidingsprofiel van de MLI opleidingen. Daarnaast heeft de opleiding de kerncompetenties getoetst aan de nieuwe bekwaamheidseisen van de Onderwijscoöperatie. De commissie raadt de opleiding in dit kader aan de relatie de kerncompetenties, eindkwalificaties, Dublin descriptoren en de hierboven genoemde bronnen te verduidelijken. De commissie heeft tijdens de visitatie met de diverse betrokken gesproken over het doel van de opleiding. Docenten hebben desgevraagd opgemerkt dat het in beweging brengen van studenten en het aanleren van een onderzoekende houding belangrijke
10
doelstellingen zijn. Dit is tijdens de visitatie door studenten bevestigd. Daarnaast worden studenten opgeleid om vanuit de werkvloer in de eigen organisatie verbeteringen te kunnen realiseren. Daarbij zijn persoonlijk leiderschap en het creëren van draagvlak onder collega’s volgens de docenten belangrijk. In relatie tot de doelstelling van de opleiding heeft de commissie tijdens de visitatie ook met de verschillende betrokkenen gesproken over de invulling van het begrip innoveren. Het management heeft innovatie geduid als een (kleine) verbetering van de organisatie waarvan de leerlingen uiteindelijk de (positieve) gevolgen gaan ondervinden. Door de docenten met wie de commissie gesproken heeft wordt innoveren opgevat als het verbeteren van onderwijskundige processen en het veranderen van systemen binnen de bestaande structuren en visie van de school. Studenten hebben desgevraagd aangegeven dat innoveren wat hen betreft niet altijd gelijk staat aan verbeteren. De commissie constateert dat er binnen de opleiding nog geen eenduidige visie is op de invulling van het begrip innoveren. Ook heeft de commissie de indruk dat het begrip vooral wordt ingevuld als verbeteren. Op basis van de in de opleiding gebuikte literatuur, lijkt het begrip innoveren vooral ingevuld te worden als veranderen. De commissie heeft de indruk dat het onderscheid tussen innoveren, verbeteren en veranderen niet duidelijk is. De commissie raadt de opleiding aan te komen tot een gedeelde visie op dit onderwerp.
Concreet In het competentieprofiel zijn de vier kerncompetenties uitgewerkt in dertien eindkwalificaties en bijbehorende indicatoren. De kerncompetentie onderzoek bijvoorbeeld is uitgewerkt in vijf eindkwalificaties: a) oriënteren op en definiëren van het probleem b) formuleren van onderzoeksvragen, c) maken van een onderzoeksontwerp, d) verzamelen en analyseren van gegevens, interpreteren van resultaten en formuleren van conclusies en aanbevelingen en e) mondeling en schriftelijk rapporteren. Deze eindkwalificaties zijn uitgewerkt in indicatoren. De eerste eindkwalificatie van de kerncompetentie onderzoeken bijvoorbeeld, oriëntatie op en definitie van het probleem, is uitgewerkt in de volgende indicatoren: 1) zet onderzoek in daar waar dat het onderwijs en veranderproces kan ondersteunen en 2)
Stenden Hogeschool
maakt een verantwoorde contextanalyse door de bestaande probleempercepties vanuit meerdere perspectieven te bevragen. Tijdens de visitatie is duidelijk geworden dat het ontwikkelen van een onderzoekende houding een belangrijke doelstelling is van de opleiding. De commissie raadt de opleiding aan dit als eindkwalificatie op te nemen bij de kerncompetentie onderzoek. De kerncompetenties staan vermeld in de studiegids. Daarin worden per onderwijseenheid de doelen en de relatie met de kerncompetenties beschreven. Daarnaast heeft de opleiding het competentieprofiel uitgewerkt in een generiek beoordelingsformulier dat voor alle toetsen en opdrachten gebruikt wordt. In het Leer- en toetsplan en het Coursedocument presenteert de opleiding een schematisch overzicht waarin de kerncompetenties afgezet worden tegen
M Learning & Innovation
de verschillende onderwijseenheden. Daaruit blijkt dat de kerncompetenties gedekt worden in het programma.
Dublin Descriptoren De opleiding heeft de Dublin Descriptoren voor het masterniveau verbonden aan de eindkwalificaties. De interpretatie van de Dublin Descriptoren is zodanig geconcretiseerd, dat het de visitatiecommissie duidelijk is hoe de vertaalslag hiervan naar het curriculum is gemaakt. De visitatiecommissie heeft dan ook vastgesteld dat de Dublin Descriptoren te identificeren zijn binnen de eindkwalificaties.
december 2013
11
2. Onderwijsleeromgeving Het programma, het personeel en de opleidingsspecifieke voorzieningen maken het voor de instromende studenten mogelijk de beoogde eindkwalificaties te realiseren. Toelichting: De inhoud en vormgeving van het programma stelt de toegelaten studenten in staat de beoogde eindkwalificaties te bereiken. De kwaliteit van het personeel en van de opleidingsspecifieke voorzieningen is daarbij essentieel. Programma, personeel en voorzieningen vormen een voor studenten samenhangende onderwijsleeromgeving.
De visitatiecommissie kwalificeert op grond van de gesprekken en de onderliggende documentatie de onderwijsleeromgeving als voldoende. De commissie is van mening dat het programma studenten in staat stelt de kerncompetenties (en eindkwalificaties) te bereiken. Het programma omvat twee leerlijnen, de integrale leerlijn gericht op reflectie en ontwikkeling en de onderzoeksleerlijn. De commissie constateert dat beide leerlijnen zijn ingebed in het programma. Studenten worden uitgedaagd zich te ontwikkelen en zijn zich zeer bewust van de eigen ontwikkeling. In relatie tot de onderzoeksleerlijn raadt de commissie de opleiding aan haar visie op onderzoek te expliciteren. De commissie adviseert de opleiding in dat kader een wetenschappelijke adviesraad in te richten, naast het consulteren van de bestaande validatiecommissie. Daarmee kan de wetenschappelijke inbedding van de opleiding structureel vergroot worden. De commissie vindt eveneens dat de betrokkenheid van de lectoren in het programma vergroot kan worden en dat de lectoren samen met de docenten moeten werken aan de verdere ontwikkeling van de onderzoekservaring. Daarnaast vindt de commissie dat de literatuurlijst verder uitgebreid kan worden met meer wetenschappelijke en onderzoeksgerichte literatuur. Ook zou de commissie graag zien dat de opleiding haar eigen visie op ‘leren’ definieert en implementeert in het programma. Leren komt op dit moment vooral aan de orde vanuit veranderkundig en ontwerpperspectief. De commissie stelt vast dat het onderwijs verzorgd wordt door enthousiaste en betrokken docenten. De commissie vindt het positief dat de opleiding actief nadenkt over de rol van ICT in het onderwijs zowel in het programma als in de eigen opleiding. De commissie is echter ook van mening dat de opleiding daar vrij laat mee is en dat zij daarmee de kans om een voorbeeldfunctie voor haar studenten te vervullen laat liggen. Studenten werken tijdens de opleiding in de eigen school, waardoor er sprake is van een goede afstemming tussen theorie en praktijk. Studenten voeren de opdrachten zoveel mogelijk uit op de eigen werkplek. De commissie raadt de opleiding wel aan de afspraken tussen de opleiding, student en werkgever meer te formaliseren. Het programma is studeerbaar, al is het wel intensief. De opleiding beschikt over adequate faciliteiten waaronder een uitgebreide mediatheek. De opleiding staat open voor feedback van studenten.
Programma dekt de eindkwalificaties
3.
Zoals eerder aangegeven omvat de opleiding twee leerlijnen: de integrale leerlijn en de onderzoeksleerlijn. Deze leerlijnen komen in beide jaren terug en hebben in elk semester een ander accent. Voor de integrale leerlijn kunnen studenten 10 EC behalen. Voor de onderzoeksleerlijn kunnen studenten 4 EC behalen (9 EC inclusief de OE Praktijkgericht onderzoek t.b.v. innovaties).
4.
Naast deze leerlijnen bestaat het programma (zie bijlage 5) uit ondersteunende eenheden (OE): 1. Verandering in perspectief van leren (5 EC) 2. Ontwerpen van innovatief onderwijs (5 EC)
12
5. 6. 7.
Projecten en kwaliteit in onderwijsorganisaties (5 EC) Begeleiden van verandering & zelfreflectie (5 EC) Praktijkgericht onderzoek & Onderzoeksleerlijn 3 (6 EC) ICT in onderwijs (3 EC) Capita Selecta (in internationaal perspectief) (3 EC).
In de OE’s wordt de theoretische basis van de opleiding gelegd. Zo krijgen studenten kennis op het gebied van verandermanagement, teamontwikkeling, projectmanagement en het ontwerpen van onderwijs aangeboden. Daarnaast worden methoden en technieken voor onderzoek, ontwerpen en veran-
Stenden Hogeschool
derkunde aangereikt. De OE Verandering in het perspectief van leren bijvoorbeeld gaat in op onderwerpen als wat is verandering, wat kan verandering in de weg staan, organisatiestructuren en -culturen en het initiëren, continueren en evalueren van verandering. In de OE Innovatief ontwerpen van onderwijs leren studenten over verschillende ontwerpbenaderingen en hoe zij systematisch, cyclisch en iteratief te werk kunnen gaan. Ook leren studenten gefundeerde keuzes te maken voor een ontwerpstrategie die past bij de student zelf, de ontwerpopdracht en de context. Tijdens deze OE passen de studenten het geleerde direct toe in een ontwerpopdracht. In de OE Capita Selecta vindt verdieping plaats in aansluiting op het persoonlijk ontwikkelingsplan van de student. De verdieping moet passen binnen de doelstellingen van de opleiding en een internationale oriëntatie hebben. Studenten kunnen bijvoorbeeld deelnemen of bijdragen aan internationale congressen of een studiereis. Maar ook deelname aan opleidingsoverstijgende projecten of commissies kan een invulling zijn. De beoordeling van de Capita Selecta vindt plaats in het zogenaamde competentieexamen (zie standaard 3). Studenten hebben tijdens de visitatie laten blijken dat ze positief zijn over de zogenaamde spoorboekjes. Studenten hebben daarbij opgemerkt dat de spoorboekjes ten opzichte van vorig jaar aanzienlijk verbeterd zijn. De spoorboekjes maken onderdeel uit van de studiehandleidingen en beschrijven per bijeenkomst wat van studenten wordt verwacht. Ook staan de opdrachten erin vermeld. De commissie deelt de opvatting van de studenten. De visitatiecommissie heeft de literatuur van de opleiding ingezien en is van mening dat de opleiding naast de drie verplichte boeken over onderzoek meer gebruik kan maken van wetenschappelijke en onderzoeksgerichte literatuur. De commissie heeft tijdens de visitatie met diverse betrokken gesproken over het onderdeel ‘leren’ in het programma. Daarbij is duidelijk geworden dat dit met name aan de orde komt in de context van veranderkunde, in de eerste OE Veranderkunde in het perspectief van leren. De commissie is van mening dat thema’s als de lerende organisatie en het leren van docenten daarin minder expliciet aan de orde komen. Voor zover dit wel aan de orde komt, zijn
M Learning & Innovation
deze thema’s gerelateerd aan veranderkunde en niet aan het perspectief van leren. De commissie raadt de opleiding aan haar visie op leren verder te expliciteren en te implementeren in het programma. Leerlijnen In de leerlijnen wordt de in de OE’s geleerde kennis toegepast en geïntegreerd. Met de integrale leerlijn wil de opleiding een integrale ontwikkeling van de competenties en bekwaamheden in samenhang stimuleren. In het eerste jaar wordt gewerkt aan het analyseren van innovaties in de onderwijspraktijk. Ook oriënteren studenten zich op vormen van intervisie en reflectie. Studenten leren deze toe te passen voor de eigen professionele ontwikkeling en voor het gebruik tijdens innovatieprocessen in het onderwijs.
Tijdens de integrale leerlijn vinden groepsbijeenkomsten en individuele coaching plaats. Gedurende de leerlijn houden studenten hun eigen portfolio bij. Daarnaast worden studenten in de integrale leerlijn begeleid bij het opstellen van hun POP. De integrale leerlijn wordt in de eerste drie semesters afgesloten door een reflectie op leren en ontwikkeling in het portfolio. Dit geldt als basis voor het leerverhaal waarmee de integrale leerlijn in de laatste fase van de opleiding wordt afgerond. In dit onderdeel reflecteert de studenten op het uitgevoerde onderzoek, de gerealiseerde innovatie en de eigen professionele ontwikkeling (aan de hand van de vier kerncompetenties). In het leerverhaal wordt bijvoorbeeld ingegaan op de eigen rol als onderzoeker en innovator, in relatie tot de rol van teamlid en collega, dilemma’s bij het onderzoek, de positionering binnen de eigen organisatie en het betrekken van collega’s. Het leerverhaal wordt geschreven in de laatste fase van de opleiding, parallel aan de masterscriptie (zie standaard 3). De in 2011 ingevoerde onderzoeksleerlijn heeft als doel onderzoeksvaardigheden en een onderzoekende houding bij studenten te ontwikkelen. De leerlijn bereidt studenten voor op het onderzoek in de masterscriptie. In het eerste jaar voert de student binnen deze leerlijn een kortlopend onderzoek uit in de eigen onderwijspraktijk. Dit onderzoek omvat in ieder geval een intakefase, een literatuuronderzoek en een praktisch element. Het onderzoek is altijd voorbereidend of ondersteunend aan een concrete innovatie. In het tweede jaar start deze leerlijn met de OE Praktijkgericht onderzoek t.b.v. innovaties. In deze ondersteunende eenheid bereiden studenten
december 2013
13
individueel hun masterscriptie voor middels het schrijven van een masterproposal. Daarbij wordt er vanuit gegaan dat studenten al een onderwerp voor hun masterscriptie hebben gekozen. Ook wordt van studenten verwacht dat zij, ter afsluiting van de onderzoeksleerlijn in het eerste jaar, voorlopige doelstellingen en onderzoeksvragen geformuleerd hebben voor de masterscriptie en dat zij dit afgestemd hebben met hun opdrachtgever (werkgever). In de kritische reflectie geeft de opleiding aan inzake onderzoek verder te willen groeien onder andere door extra onderwijs aan te bieden voor specifieke onderzoeksvaardigheden (zoals SPSS). De commissie heeft waardering voor de invoering van de onderzoeksleerlijn. Zij raadt de opleiding te blijven bewaken dat studenten tijdig beginnen aan de formulering van hun masterproposal. In dat kader kan overwogen worden het masterproposal naar het eerste jaar te verplaatsen, zodat studenten in het tweede jaar voldoende tijd hebben om hun onderzoek uit te voeren én de voorgestelde innovatie daadwerkelijk te implementeren. Onderzoek en lectoraat Uit de kritische reflectie blijkt dat onderzoek een belangrijk onderdeel is van de opleiding. Het is niet alleen een van de vier kerncompetenties waarvoor opgeleid wordt, het is ook een van de pijlers van het onderwijsbeleid van de hogeschool als geheel. Daarnaast wordt de rol van twee lectoraten belangrijk geacht bij dit onderwerp. De kritische reflectie stelt dat de opleiding een structurele relatie heeft met twee lectoraten: het lectoraat Change Management & Leadership en het lectoraat Identiteitsontwikkeling. De relatie met de lectoraten komt tot uitdrukking in de zogenaamde innovatiekringen. Studenten kiezen in het eerste jaar (op basis van een masterclass) een innovatiekring. In het tweede jaar werken studenten binnen deze innovatiekring (in twee bijeenkomsten per periode) aan de onderzoeksopzet van hun masterscriptie. Het masteronderzoek van de student sluit aan bij het perspectief van het betreffende lectoraat. Tijdens de visitatie is duidelijk geworden dat de twee betrokken lectoren gemiddeld zes uur per maand beschikbaar hebben voor de opleiding MLI. De commissie raadt de opleiding aan de betrokkenheid van de lectoren te vergroten en de lectoren (en innovatiekringen) een meer nadrukkelijke rol te geven in het eerste jaar
14
van de opleiding. Daardoor zijn studenten al in het eerste jaar van hun opleiding bezig met hun masterproposal. De kritische reflectie stelt dat het onderzoek van de opleiding altijd een praktijkgericht karakter heeft en waarbij de nadruk wordt gelegd op narratief en kwalitatief onderzoek. Dit is tijdens de visitatie bevestigd door de lector Identiteitsontwikkeling. Tijdens de visitatie heeft de commissie met diverse betrokkenen gesproken over de visie op onderzoek. Het is de commissie daarbij duidelijk geworden dat er nog geen eenduidige visie is. Tijdens de samenwerking met Windesheim is een gezamenlijke visie op onderzoek ontwikkeld. Nu de samenwerking beëindigd is en de opleiding meer is ingebed bij de School of Education van Stenden, wordt intern gediscussieerd over de visie op onderzoek. Docenten hebben in dat kader opgemerkt dat studenten de mogelijkheid krijgen om zelf een passende onderzoeksmethode bij hun onderzoek te kiezen. De opleiding wil niet dwingend zijn in deze keuze. De commissie vindt dit laatste positief. Zij raadt de opleiding echter ook aan haar eigen gedeelde visie op onderzoek te formuleren. Gezien het belang dat door de opleiding en de hogeschool gehecht wordt aan onderzoek, adviseert de commissie om naast het consulteren van de validatiecommissie ook een wetenschappelijke adviesraad in te richten. Een dergelijke adviesraad kan het wetenschappelijke niveau van de opleiding blijvend bewaken. Daarnaast kan dit structureel bijdragen aan de wetenschappelijke inbedding van de opleiding. Beroepspraktijk De relatie met de beroepspraktijk krijgt vorm doordat studenten gedurende de opleiding werkzaam zijn in de beroepspraktijk. De opdrachten (inclusief de afstudeeropdracht) voeren studenten uit op de eigen werkplek. Studenten leren op de werkplek door de innovatieopdrachten uit te voeren en te implementeren. In de kritische reflectie wordt opgemerkt dat met ingang van 2012 jaarlijks voor eerstejaars studenten een bijeenkomst met de werkgevers wordt belegd. Tijdens deze bijeenkomst staat de relatie tussen onderzoek en de praktijk centraal.
Stenden Hogeschool
De studenten met wie de commissie gesproken heeft, hebben bevestigd dat zij het geleerde in hun eigen beroepspraktijk kunnen toepassen. Zij waarderen dat zeer. Daarnaast hebben de studenten opgemerkt dat zij tijdens de opleiding leren de eigen organisatie vanuit een helikopterperspectief te bekijken. Voor sommige studenten komt dit doordat er een onderzoekende houding is aangeleerd, voor andere studenten doordat hun kennisbasis is uitgebreid. Ook de alumni hebben aangegeven dat zij het geleerde in de eigen beroepspraktijk kunnen toepassen en dat zij door het volgen van de opleiding een onderzoekende houding gekregen hebben.
Actueel Het programma wordt indien nodig bijgesteld. In 2011 is het programma op onderdelen aangepast. Deze veranderingen betreffen onder andere het eerder en doorlopend inzetten van onderzoek. Concreet door de onderwijseenheid (OE) onderzoek in het tweede jaar te plaatsen en door een aparte leerlijn voor onderzoek in te richten. Daarnaast wordt met ingang van huidig studiejaar de OE ICT& Onderwijs meer geïntegreerd in het programma en wordt Capita Selecta onderdeel van het programma. Studenten wordt via module- en jaarevaluaties gevraagd naar input voor aanpassingen in het programma. Deze worden besproken in de opleidingscommissie, waarin ook studenten zitting hebben. De alumni en studenten waarmee de commissie gesproken heeft, geven aan dat de opleiding goed naar studenten luistert en indien nodig maatregelen doorvoert. In de afgelopen periode heeft de opleiding diverse activiteiten belegd waarbij de kwaliteit van de opleiding onderwerp van gesprek was. Dit betreft (in 2012 – 2013) een quick scan, een validatiedag met vertegenwoordigers van de wetenschap en het werkveld, een werkgeversdag en een proefvisitatie. De validatiedag heeft geleid tot de aanbeveling aan de opleiding om in de opleiding meer aandacht besteden aan het leren en de visie daarop. De opleiding wil dit implementeren door vanaf studiejaar 2013 – 2014 met studenten de dialoog aan te gaan over leren. Er van uitgaande dat dit zal leiden tot masterscripties met meer aandacht voor leren in het innovatieproces.
M Learning & Innovation
In de kritische reflectie wordt ingegaan op de verbetermaatregelen naar aanleiding van de vorige visitatie. De commissie constateert dat de opleiding de drie aanbevelingen deels heeft opgepakt. Zo heeft de opleiding bijvoorbeeld de component ‘leren’ meer nadrukkelijk geprobeerd te positioneren in de opleiding. Op de aanbeveling van de vorige visitatiecommissie om een modelovereenkomst te gebruiken om de samenwerking met de werkgevers van studenten te formaliseren is de opleiding niet als zodanig ingegaan. De commissie is nagegaan in hoeverre internationalisering onderdeel is van het programma. In het eerste jaar worden studenten uitgenodigd een wetenschappelijke conferentie te bezoeken: de Onderwijs Research Dagen. In het tweede jaar vindt een internationale studiereis plaats. De opleiding heeft samenwerkingsverbanden met universitaire partners in Zweden en Finland. Vanaf september 2012 is internationalisering onderdeel van Capita Selecta in het tweede jaar. Daarnaast krijgt internationalisering aandacht middels het bestuderen van internationale literatuur. De opleiding hanteert daarbij als eis dat het aantal internationale bronnen waarnaar studenten in hun onderzoek verwijzen, minstens 40% dient te zijn. De commissie waardeert de activiteiten van de opleiding op dit gebied. Zij is echter ook van mening dat dit nog versterkt kan worden door ook in het programma expliciet aandacht te besteden aan relevante onderwijsinnovaties in binnen- en buitenland. Het actiever gebruiken van actuele onderzoeksartikelen uit binnen- en buitenland kan hier een bijdrage aan leveren. De studenten en alumni met wie de commissie gesproken heeft, zijn over het algemeen positief over het programma. Studenten voelen zich ook gehoord door de opleiding. De opleiding reageert adequaat op verbetervoorstellen van studenten.
Didactisch concept Zoals eerder opgemerkt, hanteert de hogeschool een sociaal constructivistische visie op onderwijs. Deze visie staat ook bij de opleiding MLI centraal. De werkplek van de student speelt daarin een belangrij-
december 2013
15
ke rol. Het didactisch concept van de opleiding heeft twee uitgangspunten. Ten eerste dienen innovatievraagstukken betekenisvol te zijn voor de student en diens werkomgeving. Ten tweede is het didactisch concept toepassingsgericht en biedt het mogelijkheden voor de transfer tussen theorie en praktijk en andersom. Er is sprake van een cyclische verwevenheid tussen het programma en de werkplek. Studenten leren innoveren door in de praktijk van hun eigen school een onderwijsinnovatie te implementeren. Deze innovatie wordt ondersteund door de theoretische basis die studenten tijdens de opleiding krijgen aangereikt. De transfer vindt plaats in de twee (doorlopende) leerlijnen. De opleiding maakt gebruik van hoorcollege, werkcollege, een op een coaching en intervisie als belangrijkste werkvormen. De opleiding heeft het totale aantal contacturen in 2011 verhoogd, van 225 naar 250 uur. De opleiding kent per lesdag gemiddeld zes contacturen (per twee weken). Tijdens de visitatie heeft de commissie met diverse betrokkenen gesproken over het innovatieve karakter van het leren binnen de opleiding en de relatie met ICT. Studenten hebben desgevraagd opgemerkt dat de opleiding vrij veel gebruik maakt van traditionele werkvormen, met hoorcollege en PowerPoint presentaties. De studenten hebben daarbij aangegeven dat de opleiding in dit kader de opmerkingen van student meeneemt, zo wordt op dit moment ‘flipping the classroom’ gebruikt bij een OE. Docenten hebben aangegeven dat de OE ICT in het huidige studiejaar verplaatst is naar het begin van het tweede jaar en dat voor deze OE een nieuw programma is ontwikkeld. Daarbij wordt de relatie gelegd met de twee leerlijnen. Daarnaast wordt in het huidige studiejaar de meer instrumentele kant van ICT in het onderwijs onderdeel van de andere OE’s. Studenten besteden in elke OE aandacht aan een ICT onderwerp en hoe dat in de school toegepast kan worden (bijvoorbeeld het bouwen van een wiki of het delen van favorieten). Het aanpassen van de OE ICT in onderwijs en het implementeren van ICT toepassingen in andere OE’s is echter nog in ontwikkeling. De commissie vindt het bemoedigend dat de opleiding bewust bezig is met de rol van ICT in het onderwijs en in haar eigen programma. De commissie is echter tevens van mening dat de opleiding dit te laat heeft opgepakt en is van mening dat een MLI opleiding voor haar studenten een voorbeeldfunctie
16
zou moeten hebben op dit gebied. Deze voorbeeldfunctie kan de opleiding tot nog toe niet waarmaken. De commissie raadt de opleiding in dit kader aan te onderzoeken of de OE ICT in onderwijs eerder in het programma opgenomen kan worden. Ook adviseert zij deze OE te relateren aan de OE Innovatief ontwerpen van onderwijs. De commissie merkt daarbij wellicht ten overvloede op dat ICT meer is dan het gebruiken van Blackboard en het maken van een website. Daarnaast is de commissie van mening dat de opleiding gebruik maakt van vrij traditionele werkvormen. Ook op dit onderdeel vindt de commissie dat de opleiding het nalaat een voorbeeldfunctie te vervullen. Zij raadt de opleiding dan ook aan meer gebruik te maken van innovatieve werkvormen en ook te onderzoeken welke rol ICT daarbij kan spelen.
Samenhang De samenhang in het programma wordt op verschillende manieren geborgd. Ten eerste door de twee leerlijnen, die in beide jaren aan bod komen. Ten tweede hebben de innovatieprojecten hierin een belangrijke functie. Studenten voeren in nagenoeg elke ondersteunende eenheid een opdracht uit op de eigen werkplek. Daarmee vindt directe integratie van theorie en praktijk plaats. De kritische reflectie meldt dat het eerste semester van de opleiding divergerend en decontextualiserend is. In het tweede semester vindt convergentie plaats. Dit is tijdens de visitatie bevestigd. In de tweede module van het eerste semester, Innovatief ontwerpen van onderwijs, worden studenten uitgedaagd ‘out of the box’ te gaan, met de bedoeling ze te decontextualiseren van hun eigen omgeving en organisatie.
Studeerbaarheid De opleiding begint met een starttweedaagse, met kennismakingsactiviteiten en gastsprekers. Studenten krijgen één dag per twee weken les op de hogeschool, de andere dagen zijn zij werkzaam op de eigen school. De opleiding bevraagt studenten en alumni periodiek over de kwaliteit van het onderwijsprogramma en de effectiviteit daarvan voor het functioneren in het werkveld. Ook informele ge-
Stenden Hogeschool
sprekken kunnen leiden tot aanpassing van het onderwijsprogramma. De kritische reflectie meldt dat de gemiddelde studielast per week 21 uur is (inclusief contacttijd). Tijdens de visitatie bleek dat studenten het aantal uren verschilt per periode. De meeste studenten benutten de weekenden en de vakanties om te studeren. Studenten met een lerarenbeurs hebben in dat kader recht op 160 uur studieverlof. De studenten en alumni waarmee de visitatiecommissie gesproken heeft, ervaren het programma als zeer intensief. Zeker ook omdat sommige studenten de opleiding combineren met een fulltime baan en veelal een gezin. Ze hebben daarbij opgemerkt dat het belangrijk is om de stof goed bij te houden en achterstand te voorkomen. Door onvoorziene omstandigheden kan er echter wel snel een studieachterstand ontstaan. Studenten hebben bevestigd dat de studielast van de opleiding een belangrijk onderwerp is van de intake.
Studiebegeleiding Studenten worden gedurende de opleiding begeleid door studiecoaches. Dit zijn de docenten die de studenten begeleiden in de integrale leerlijn. De studiebegeleiding is erop gericht studenten voor te bereiden op het jaarlijkse competentie examen (zie standaard 3). Tijdens de integrale leerlijn vindt desgewenst een op een coaching door de studiecoaches plaats. Daarnaast vindt in beide studiejaren na een half jaar een ontwikkelingsgesprek plaats. Onderdeel van de integrale leerlijn zijn de zogenaamde PROV-teams, die vanaf de start van de opleiding worden ingericht. Dit zijn (niet begeleide) intervisiegroepen bestaande uit circa vijf studenten. Deze PROV-teams komen één keer in de twee weken bij elkaar. Studenten zijn wisselend voorzitter van hun PROV-team. Binnen de PROV-teams geven studenten elkaar feedback over elkaars onderzoek(svoorstellen). De coaches hebben zicht op deze feedback en kunnen hier tijdens de gesprekken met studenten op inspelen. De commissie waardeert de aandacht in het programma voor persoonlijke ontwikkeling en reflectie.
M Learning & Innovation
De integrale leerlijn en de PROV-teams spelen daarin een belangrijke rol.
Instroom De opleiding is bedoeld voor ambitieuze studenten die ervaring hebben in het onderwijs. De kritische reflectie stelt dat veel studenten al betrokken zijn bij (vakoverstijgende) innovatieprojecten binnen de eigen organisatie. Studenten hebben dit tijdens de visitatie bevestigd. De formele toelatingseisen zijn: 1. Een relevante (bachelor of master) opleiding 2. Drie jaar relevante werkervaring 3. Een (leer)werkplek. Aan de (leer)werkplek worden de volgende eisen gesteld. De leerwerkplek biedt: 1. voldoende gelegenheid
om de gevraagde competenties op masterniveau te kunnen ontwikkelen 2. voldoende gelegenheid om onderzoek te kunnen doen 3. de mogelijkheid om leerling- en/of teambesprekingen bij te wonen, (leerling)dossiers in te zien en gesprekken te voeren met ouders multidisciplinair deskundigen
4. professionals in de school die bereid zijn om ontwikkelingsgerichte feedback te geven 5. de mogelijkheid om deel te nemen aan opleidingsactiviteiten die buiten de reguliere lesdag geroosterd worden. Met alle studenten wordt een individueel intakegesprek gevoerd. Van studenten wordt verwacht dat zij tijdens dat gesprek laten zien hoe de werkgever hen ondersteunt en faciliteert bij het volgen van de opleiding. Ook wordt ingegaan op onderwerpen als studielast, het innovatieonderwerp en de rol van de student in het innovatietraject. Na afloop van dat gesprek krijgen studenten een advies, op basis waarvan zij zich al dan niet kunnen aanmelden voor de opleiding. De opleiding biedt in individuele gevallen vrijstellingen, op basis van maatwerk. Aan het verlenen van een vrijstelling gaat altijd een gesprek tussen de student en de examencommissie vooraf. De commissie waardeert deze zorgvuldige aanpak.
december 2013
17
Docenten De kritische reflectie stelt dat alle betrokken docenten beschikken over relevante opleiding en ervaring om het onderwijs te kunnen verzorgen en scripties te kunnen begeleiden. Bij de opleiding zijn zeven docenten en twee lectoren betrokken. Ten tijde van de visitatie beschikten zes docenten over een afgeronde masteropleiding, waarvan een gepromoveerd en drie bezig met een promotietraject. De kritische reflectie vermeldt dat de opleiding gericht is op het aannemen van docenten met affiniteit voor en kennis van leren en innoveren. De opleiding organiseert per jaar docentontwikkeldagen. Daarbij wordt onder ander aandacht besteed aan het verbeteren van de interbeoordelaarskwaliteit inzake het beoordelen van praktijkgericht onderzoek. De kritische reflectie merkt op dat de lectoren daar nauw bij betrokken zijn. Daarnaast wordt in de kritische reflectie aangegeven dat de opleiding op het gebied van onderzoek wil groeien, onder andere door docenten te scholen op het gebied van onderzoeksvaardigheden. Ter voorbereiding op de uitvoering van de competentie-examens (zie standaard 3), zijn alle docenten opgeleid tot gecertificeerd opleidingsassessor. 1
De docent-student ratio is 1:29,2 . In de kritische reflectie wordt opgemerkt er ook experts van andere onderdelen van de hogeschool worden ingezet in de opleiding. In de gesprekken met de studenten heeft de visitatiecommissie ervaren dat de studenten zeer tevreden zijn over hun docenten. Studenten worden door hun docenten en coaches uitgedaagd om in beweging te komen. De commissie heeft tijdens de visitatie enthousiaste en betrokken docenten gezien. Het is de commissie, op basis van de CV’s van de docenten en de gevoerde gesprekken echter opgevallen dat de docenten (op één na) beperkte ervaring hebben met het publiceren van onderzoek. De commissie moedigt dan ook de stap naar een promotietraject aan, zoals deze op dit moment door een aantal docenten wordt gezet. Daarnaast is de commissie positief over de 1
voorgenomen scholing van docenten op het gebied onderzoeksvaardigheden, zoals in de kritische reflectie benoemd wordt.
Faciliteiten De studenten maken gebruik van de faciliteiten van Stenden Hogeschool in Leeuwarden. Op basis van de bestudeerde documentatie en de rondleiding tijdens de visitatie, concludeert de commissie dat de faciliteiten adequaat zijn en passen bij de opleiding. De hogeschool beschikt over ruimtes die aansluiten bij de werkvormen die de opleiding hanteert. Er zijn studielandschappen en uitgebreide mediatheken. Daarnaast beschikt de hogeschool over adequate ICT-voorzieningen, een bezinningscentrum, een zingevingscentrum en verschillende ruimtes om individueel of in groepjes te kunnen werken. Studenten hebben toegang tot internationale databanken. Studenten en docenten hebben ook de beschikking over een elektronische leeromgeving. Studenten kunnen daar alle informatie vinden over het programma en het onderwijsmateriaal. De commissie is van mening dat de werkplek van de student de primaire leeromgeving is van de student. Het belang van de werkplek van de student wordt in de kritische reflectie onderschreven en komt tot uiting in een verklaring van de school voor goedkeuring en instemming met het thema van de masterthesis. Tijdens de visitatie is opgemerkt dat in sommige gevallen de werkgever de omvang en inhoud van het scriptieonderzoek beïnvloedt, waardoor de student bijvoorbeeld een minder innovatief onderzoek kan uitvoeren. De commissie vindt het daarom des te opvallender dat de opleiding geen formele afspraken maakt met de werkgevers van de studenten om de kwaliteit van die werkplek (leeromgeving) te borgen. Zij raadt de opleiding aan dit wel te doen, ondanks het feit dat in het landelijk MLI-overleg is besloten om niet voor een dergelijke overeenkomst te kiezen. In een samenwerkingsovereenkomst kunnen bijvoorbeeld de inhoudelijke en meer facilitaire eisen die gesteld worden aan de werkplek worden vastgelegd.
Dit is de standaard ratio die voor de hele hogeschool geldt.
18
Stenden Hogeschool
3. Toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties De opleiding beschikt over een adequaat systeem van toetsing en toont aan dat de beoogde eindkwalificaties worden gerealiseerd. Toelichting: Het gerealiseerde niveau blijkt uit de tussentijdse en afsluitende toetsen, de afstudeerwerken en de wijze waarop afgestudeerden in de praktijk of in een vervolgopleiding functioneren. De toetsen en de beoordeling zijn valide, betrouwbaar en voor studenten inzichtelijk.
De visitatiecommissie kwalificeert op grond van de gesprekken en de onderliggende documentatie de toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties als onvoldoende. De kerncompetenties en eindkwalificaties spelen een centrale rol bij de beoordelingen en evaluaties. Zij vormen de kapstok van het beoordelingssysteem en zijn door de opleiding vertaald in een generiek beoordelingsformulier. Uiteindelijk wordt het realiseren van de eindkwalificaties en het masterniveau vastgesteld in het afstudeeronderzoek. De commissie heeft daarbij vastgesteld dat in drie van de bestudeerde scripties de beoogde eindkwalificaties niet gerealiseerd worden. Derhalve wordt deze standaard in zijn geheel als onvoldoende beoordeeld. Met betrekking tot deze scripties constateert de commissie dat de vraagstellingen wel aansluiten bij de levende problematiek in het werkveld, maar qua complexiteit van de vraagstelling niet masterwaardig zijn. Probleemstellingen zijn te breed geformuleerd en worden uitgewerkt in veel deelvragen die niet altijd beantwoord worden. Ook ontbreekt in deze scripties een theoretisch kader en wordt een beperkte analyse van de gegevens uitgevoerd. Voorts vindt de commissie in zijn algemeenheid voor alle bestudeerde scripties dat het innovatieve karakter beperkt is. De commissie constateert daarnaast dat de examencommissie nog niet actief betrokken is bij het bewaken van het gerealiseerde eindniveau van de opleiding. Zij raadt de examencommissie dan ook aan deze betrokkenheid te vergroten door steekproefsgewijs scripties te beoordelen. Daarnaast raadt de commissie aan de examencommissie uit te breiden met externe deskundigheid op het gebied van toetsing en onderzoek. Daarmee kan de onafhankelijke rol van de examencommissie nog beter waargemaakt worden. De commissie heeft waardering voor het toetsbeleid, de variëteit in toetsvormen die gebruikt worden en de externe validering van verschillende onderdelen daarvan. Daarnaast wordt het vier-ogen principe consequent toegepast en wordt gebruik gemaakt van beoordelingsformulieren. Zij raadt de opleiding echter ook aan deze externe validering onderdeel te maken van de beoordeling van het masterproposal. Ondanks dat de commissie deze standaard als onvoldoende beoordeelt, stelt de commissie op basis van de visitatie en in de bestudeerde documenten vast dat de opleiding het niveau van de scripties op afzienbare termijn kan verbeteren. De voorgenomen scholing van docenten op het gebied van onderzoeksvaardigheden en de vergrote inzet van lectoren bij het programma spelen daarbij een belangrijke rol.
Valide en betrouwbaar De kritische reflectie stelt dat de toetsen aansluiten op de beoogde kerncompetenties en eindkwalificaties. De opleiding heeft haar beleid inzake toetsing uitgewerkt in het Toetsbeleid. In de toetsmatrijs wordt de relatie tussen de kerncompetenties en de inhoud van de onderwijseenheden zichtbaar gemaakt. De opleiding heeft de beoordelingscriteria direct afgeleid van de kerncompetenties. Voor alle toetsen wordt vanaf studiejaar 2013 – 2014 hetzelfde generieke beoordelingsformulier gehanteerd. Per onderdeel wordt in de studiehandleiding aangegeven welke kerncompetenties en eindkwalificaties
M Learning & Innovation
van belang zijn. Het formulier maakt gebruik van een kwalitatieve schaalverdeling, waarmee het ontwikkelingsniveau van de student inzichtelijk wordt gemaakt. De opleiding hanteert het vier-ogenprincipe. Dit wordt toegepast bij de competentie-examens, het masterproposal, de masterthesis en het leerverhaal. De beroepsproduct die bij de verschillende ondersteunende eenheden worden gemaakt, worden beoordeeld door een docent-examinator. Bij de competentie-examens worden onafhankelijke, geschoolde opleidingsassessoren ingezet.
december 2013
19
Om de kwaliteit van de masterscripties te borgen worden deze steekproefsgewijs achteraf beoordeeld door de ‘eigen’ lectoren en twee onafhankelijke, externe deskundigen (twee lectoren van Stenden Hogeschool). Tijdens de visitatie hebben de betrokken lectoren dit bevestigd. Zij beoordelen achteraf een aantal scripties en geven daarover, tijdens de ontwikkeldagen, input aan de opleiding.
Het is niet mogelijk om het eerste competentieexamen aan het einde van het eerste jaar te herkansen. Bij een onvoldoende beoordeling vindt de herkansing feitelijk plaats tijdens het tweede competentie-examen. Het is wel mogelijk dit examen te herkansen. De commissie adviseert ook een herkansingsmogelijkheid aan te bieden voor het eerste competentie-examen.
De commissie constateert dat de opleiding haar toetsbeleid uitgebreid en uitvoerig heeft beschreven. Zij heeft daar waardering voor. Ook vindt de commissie het positief dat de opleiding onderdelen van de toetsing extern laat valideren.
De integrale leerlijn wordt, zoals bij standaard 2 aangegeven, in het tweede leerjaar afgerond met het leerverhaal. Het leerverhaal schrijven studenten tijdens de afrondende fase van de opleiding waarin ze ook aan de masterscriptie werken.
Toetsvormen De opleiding maakt gebruik van verschillende toetsvormen. In de studiehandleidingen wordt dit omschreven als het bewijs dat studenten moeten leveren. Dit kan zijn een verslag van een opdracht, kennistoets, analyse van beeldbewijs, rapportage van een literatuurverkenning, projectplan, presentatie of een artikel. Indien een OE met meerdere toetsvormen wordt afgerond, wordt de weging in de studiehandleiding vermeld.
De commissie is positief over de variëteit aan toetsvormen die de opleiding hanteert. Ze raadt de opleiding aan het woord competentie-examen te vervangen door competentie-assessment. Dat past naar de mening van de commissie beter bij de doelstelling van deze vorm van toetsing.
De toetsing van de integrale leerlijnen vindt sinds studiejaar 2012 – 2013 plaats in twee competentieexamens, die aan het einde van elk studiejaar plaats vinden. Tijdens de competentie-examens vindt integrale toetsing plaats van alle competenties. In het eerste competentie-examen gebeurt dit aan de hand van een criterium gericht interview met twee assessoren (een opleidings- en een werkveldassessor) over het portfolio van de student en een bijbehorende presentatie. In het tweede competentieexamen vindt de beoordeling plaats op basis van een portfoliobeoordeling en een posterpresentatie of een forumdiscussie (in groepen van 5 studenten). Studenten worden daarbij beoordeeld door twee onafhankelijke assessoren. Bij het eerste competentie-examen wordt verwacht dat studenten de competenties beheersen op niveau 2. Bij het tweede competentie-examen is dit niveau 3. Onderdeel van het portfolio zijn onder andere de beroepsproducten (de verslagen van de gemaakte opdrachten, of artikelen en dergelijke), de reflectie op de eigen ontwikkeling aan de hand van de kerncompetenties en het POP. Bij de beoordeling van de portfolio’s wordt gebruik gemaakt van een checklist.
20
Tijdens de visitatie is gebleken dat de inzet van het competentie-examen de komende periode geëvalueerd wordt. Daarbij wordt overwogen de beoordeling van het portfolio los te koppelen van de beoordeling van het gesprek over het portfolio. Ook is duidelijk geworden dat bij de beoordeling van het competentie-examen externe werkveldassessoren worden ingezet. Deze assessoren hebben daarvoor een erkende training gevolgd. De commissie vindt dit positief. Examencommissie In het Onderwijs- en Examenreglement staat de rol van de examencommissie beschreven. De examencommissie is onder andere verantwoordelijk voor het borgen van de kwaliteit van de tentamens, het aanwijzen van examinatoren, de organisatie en de coördinatie van de tentamens en examens, het uitbrengen van het bindend studieadvies en het verlenen van vrijstellingen. De examencommissie is sinds september 2012 verantwoordelijk voor de opleiding MLI. De examencommissie heeft een deel van haar taken gedelegeerd naar de toetscommissie. De examencommissie heeft daarnaast een deel van haar taken en verantwoordelijkheden aangaande de opleiding MLI gedelegeerd naar een subcommissie.
Stenden Hogeschool
De commissie heeft tijdens de visitatie gesproken met vertegenwoordigers van de examencommissie en de subcommissie. Daarbij is duidelijk geworden dat de subcommissie (of kamer MLI) bestaat uit twee leden van de centrale examencommissie en twee docenten van de opleiding MLI. Ook is duidelijk geworden dat de examencommissie geen scripties beoordeelt en dat de examencommissie niet geïnformeerd wordt over scriptiebeoordeling die door de eigen en externe lectoren wordt uitgevoerd. De examencommissie bewaakt het eindniveau van de opleiding door het aanstellen van examinatoren. Van examinatoren wordt verwacht dat zij op masterniveau zijn opgeleid. Tijdens het gesprek met de examencommissie is opgemerkt dat de subcommissie voor de opleiding MLI op ad hoc basis bijeenkomt. Dan wordt onder andere gesproken over verzoeken tot vrijstelling en eventuele klachten. De kwaliteit van de toetsen is geen onderwerp van gesprek. Binnen de School of Education is een toetscommissie ingericht, waarin ook een lid van de subexamencommissie MLI is vertegenwoordigd. Dit is echter een recente ontwikkeling. De commissie is van mening dat de (sub) examencommissie haar rol bij het bewaken van het eindniveau van de opleiding dient te vergroten. Zij raadt de (sub)examencommissie dan ook aan steekproefsgewijs de kwaliteit van scripties en masterproposals te beoordelen. Ook raadt zij aan de kwaliteit van de toetsing steekproefsgewijs te beoordelen. Dit in ieder geval totdat de centrale toetscommissie hiervoor een adequate werkwijze heeft ontwikkeld. Het is de commissie opgevallen dat de (sub)examencommissie bestaat uit interne leden: twee docenten van de opleiding en twee docenten van andere onderdelen van Stenden Hogeschool. Ondanks dat de examencommissie daarmee voldoet aan de wettelijke kaders, raadt de commissie de opleiding aan ook externen bij de examencommissie te betrekken met bijvoorbeeld specifieke deskundigheid op het gebied van toetsing en onderzoek. Daarmee wordt de onafhankelijkheid en de deskundigheid van de (sub) examencommissie vergroot.
M Learning & Innovation
Studentbeeld Via de studiehandleidingen, behorende bij de verschillende onderdelen, worden studenten geïnformeerd over de vorm en inhoud van de toetsing (het bewijs dat zij dienen te leveren om aan te tonen dat zij de betreffende competenties beheersen). Ook wordt, zoals eerder opgemerkt, aangegeven welke kerncompetenties en eindkwalificaties precies worden getoetst. Studenten kunnen binnen drie weken na bekendmaking van het cijfer, hun gemaakte toetsen inkijken. Uit het gesprek dat de visitatiecommissie voerde met studenten, bleek dat zij middels de eerder genoemde spoorboekjes, weten wat van hen verwacht wordt.
Gerealiseerd eindniveau Tijdens het visitatiebezoek heeft de visitatiecommissie diverse toetsen / opdrachten bestudeerd en geconcludeerd dat deze aan de maat zijn. De kritische reflectie vermeldt dat een deel van de competenties wordt getoetst in de competentieexamens. In de masterscriptie wordt met name het generieke masterniveau van studenten vastgesteld en de kerncompetentie onderzoek getoetst. In de handleiding voor de masterscriptie wordt vermeld dat de masterscriptie de vorm heeft van een innovatieonderzoek. Van studenten wordt verwacht dat zij in staat zijn verbindingen te leggen met bestaand onderzoek en zelf onderzoek kunnen opzetten en uitvoeren die bijdraagt aan het realiseren van innovaties die het primaire proces in de school verbeteren. Naast de masterscriptie schrijven studenten het eerder genoemde leerverhaal. In het leerverhaal vindt reflectie op de masterscriptie plaats. In het eerste semester van het tweede jaar werken studenten aan hun onderzoeksvoorstel, het zogenaamde masterproposal. Dit vindt plaats binnen de bijeenkomsten van de onderzoeksleerlijn, de OE Praktijkgericht onderzoek en de eerder genoemde innovatiekring bijeenkomsten met de lector. Het masterproposal wordt, volgens de studiehandleiding, beoordeeld door twee beoordelaars (niet de begeleidende docent van de student). Studenten krijgen op basis daarvan een go of no go. Het mas-
december 2013
21
terproposal dient vergezeld te gaan van een schriftelijke verklaring van de werkgever van de student, waarin de werkgever akkoord gaat met de inhoud en opzet van het onderzoek en verklaart de student bij de uitvoering van het onderzoek te faciliteren. In het tweede semester werken studenten zelfstandig aan hun onderzoek in de eigen onderwijspraktijk. Elke student krijgt een onderzoeksbegeleider toegewezen. Naast individuele begeleiding vindt er groepsbegeleiding plaats, in maandelijkse bijeenkomsten (deze zijn onderdeel van de integrale leerlijn). Daarbij wordt ingegaan op onderwerpen als het analyseren en interpreteren van de verzamelde gegevens, een lage respons, de te kiezen innovatieaanpak en het schrijven van een onderzoeksrapport. De masterscriptie wordt beoordeeld door twee onafhankelijke beoordelaars (niet de begeleider). De beoordelaars (of examinatoren) zijn MLI docenten. Het leerverhaal wordt beoordeeld door de begeleider van de student en de eerste beoordelaar van de masterscriptie. De beoordeling vindt plaats aan de hand van een beoordelingsformulier. Het advies van de werkgever (vastgelegd op een formulier) wordt als ondersteunend bewijs voor de beoordeling aangemerkt. Van studenten wordt verwacht dat zij de resultaten van hun onderzoek presenteren aan collega’s en daarvan een videobewijs inleveren bij hun onderzoeksrapportage. Ten tijde van de samenwerking met Windesheim werd de masterscriptie besproken in een eindgesprek met drie studenten. De studenten stellen elkaar kritische vragen naar aanleiding van een presentatie. De presentatie is een van de onderdelen van het beoordelingsformulier van de masterscriptie. Sinds de ontvlechting van Windesheim, eind 2012, vinden individuele eindgesprekken plaats. Bestudeerde scripties De visitatiecommissie heeft in eerste instantie negentien scripties bestudeerd. Daarvan heeft de commissie drie als onvoldoende beoordeeld. Deze drie scripties kennen volgens de commissie een onduidelijke of te brede probleemstelling, uitgewerkt in deelvragen die niet altijd beantwoord worden of probleemstellingen die gedurende het onderzoek veranderen. De relatie met innoveren is niet altijd duidelijk in de probleemstelling en de scriptie. Daarnaast is het theoretische kader in deze scripties
22
zeer beperkt. Ook wordt zeer beperkt verwezen naar relevante (internationale) literatuur en onderzoek. Tot slot wordt de data niet overzichtelijk gepresenteerd. De commissie heeft vervolgens, conform de richtlijnen van de NVAO, haar steekproef uitgebreid (naar zesentwintig masterscripties). Daarbij wordt opgemerkt dat dit scripties van eerdere cohorten betrof. Deze extra beoordeelde scripties zijn door de commissie als voldoende beoordeeld. De commissie is daarbij van mening dat de oudere scripties over het algemeen van een hoger niveau zijn dan de recentere scripties. Ook heeft de commissie tijdens de visitatie een extra gesprek gevoerd met de begeleiders van de als onvoldoende beoordeelde scripties. In dit gesprek is door de opleiding het proces van tot stand koming van de betreffende scripties toegelicht en de rol van de begeleiders daarbij. Deze toelichting is door de commissie niet overtuigend genoeg bevonden om tot een ander oordeel te komen. Bij het bestuderen van de scripties heeft de commissie in zijn algemeenheid geconstateerd dat vrij veel scripties onderwerpen behandelen die volgens de commissie wel aansluiten bij de levende problematiek in het werkveld, maar qua complexiteit van de vraagstelling niet masterwaardig zijn. Tevens is de commissie van mening dat het innovatieve gehalte in de bestudeerde scripties beperkt is. De scripties behandelen met name het uitgevoerde onderzoek, waarna een voorstel voor implementatie van een innovatie wordt gedaan. Het is de commissie tijdens de visitatie duidelijk geworden dat dit te maken kan hebben met bijvoorbeeld tijdsdruk of de innovatiebereidheid van de werkgever. Studenten hebben desgevraagd opgemerkt dat het scriptieonderzoek wordt uitgevoerd voor de eigen werkgever en dat deze niet altijd out-of-the-box wil gaan met het onderzoek. Studenten hebben daarbij ook aangegeven dat de opleiding het oordeel van de opdrachtgever niet doorslaggevend vindt in de beoordeling van de scriptie. Docenten en management hebben in dit kader bevestigd dat de innovaties dienen te passen bij de vernieuwingstrajecten en de visie van de school. Tijdens de visitatie is bevestigd dat het masterproposal door twee beoordelaars beoordeeld wordt. Daarbij wordt ook de gekozen methodologie beoordeeld. De commissie vindt het belangrijk dat daarbij
Stenden Hogeschool
altijd een docent met actuele onderzoekservaring of een methodoloog betrokken is. Daarnaast raadt zij de opleiding aan externe deskundigen bij de beoordeling van het masterproposal te betrekken. Zij is van mening dat het succes van een masterscriptie in belangrijke mate afhankelijk is van het proposal en de daarin gestelde onderzoeksvragen en voorgestelde onderzoeksmethodologie. Het is de commissie bij de met onvoldoende beoordeelde scripties opgevallen dat de onderzoeksvragen vaak te breed geformuleerd zijn en uitgewerkt worden in zeer veel deelvragen. De commissie verwacht dat actievere sturing bij het masterproposal zal leiden tot beter onderzoekbare onderzoeksvragen. In zijn algemeenheid stelt de commissie vast dat het bronnengebruik in de bestudeerde scripties beperkt is. Ook wordt de doelstelling van de opleiding waarbij 40% van de literatuurlijst internationaal dient te zijn, niet gehaald. Docenten hebben hierover tijdens de visitatie opgemerkt dat het voor sommige studenten inderdaad lastig is om bronnen te duiden. De verwachting is dat door de invoering van het literatuuronderzoek in het eerste semester in de integrale leerlijn, studenten ook in de scriptie meer en beter gebruik zullen maken van relevante literatuur. Ten aanzien van de doelstelling om internationale literatuur te verwijzen is door docenten opgemerkt dat
M Learning & Innovation
daar niet actief op gestuurd wordt. Dit is volgens de docenten met wie de commissie gesproken heeft ook afhankelijk van het onderwerp van de scriptie. De commissie betreurt dit. Zij is van mening dat er een schat aan internationale literatuur is waar de studenten hun voordeel mee kunnen doen. De commissie constateert daarnaast dat in de bestudeerde scripties vooral vanuit een bestaand theoretisch kader wordt gewerkt. Er wordt weinig verwezen naar (actueel) onderzoek op het betreffende onderwerp of voortgebouwd op verschillende theoretische perspectieven. De commissie raadt de opleiding aan daar actiever op te sturen. De commissie is positief over het generieke beoordelingsformulier dat wordt gebruikt. Ten aanzien van de scriptiebeoordeling merkt de commissie op dat het in het generieke formulier niet duidelijk is hoe de criteria van toepassing zijn op de beoordeelde scriptie. Dit is tijdens de visitatie bevestigd. Daarbij is opgemerkt dat dit inzichtelijk gemaakt kan worden in de ruimte voor toelichting op het formulier. Daarnaast is de scriptiebeoordeling, samen met de beoordeling van de (externe) lectoren tijdens de ontwikkeldagen onderwerp van gesprek, waardoor eenduidigheid ontstaat in de toepassing van het beoordelingsformulier.
december 2013
23
24
Stenden Hogeschool
Bijlagen
M Learning & Innovation
december 2013
25
Bijlage 1 Visitatiecommissie I.
Overzicht panelleden en secretaris Naam (inclusief titulatuur) C. Doodeman Drs. L.W.J.M. Janssen Prof. Dr. P.R.J. Simons Drs. S.M. Boerma, MEd
III
Secretaris/Coördinator Drs T. Buising
IV 1 2 3 4
Rol (voorzitter / lid / student-lid / secretaris) Lid voorzitter Lid studentlid
Domeindeskundige (ja / nee) ja ja ja nee
Gecertificeerd okt. 2011
Korte functiebeschrijvingen panelleden Mevrouw Doodeman is voorzitter College van Bestuur van CBO Dongeradeel Mevrouw Janssen is opleidingsmanager bij Schouten & Nelissen University en als voorzitter verbonden aan AeQui De heer Simons is directeur van de Nederlandse School voor Onderwijsmanagement Mevrouw Boerma rondde in juni 2013 haar opleiding MLI af aan hogeschool Stoas Vilentum
V Overzicht deskundigheden binnen panel2 Deskundigheid De deskundigheid blijkt uit: a. deskundigheid ten aanzien van de ontMevrouw Doodeman heeft vanuit diverse bestuurlijke functies wikkelingen in het vakgebied (zie CV) goed zicht op ontwikkelingen in het vakgebied De heer Simons is als hoogleraar verbonden aan het IVLOS van de UU b. internationale deskundigheid De heer Simons is medeoprichter en secretaris en president van EARLI, de European Association for Research in Learning and Instruction onderwijsdirecteur van ICO (International Centre for Educational Research) en organisator van de internationale ICOsummerschool. Voorts is hij lid van het Swiss Leading House for quality of vocational education and training en van het Swiss leading House for technology and vocational education. c. werkvelddeskundigheid in het voor de Mevrouw Doodeman is voorzitter College van Bestuur van CBO opleiding relevante beroepenveld Dongeradeel, en bekleedde tot voor kort diverse andere relevante functies in het werkveld. Mevrouw Janssen is opleidingsmanager bij Schouten & Nelissen University. De heer Simons is directeur van verschillende opleidingsinstituten. d. ervaring met het geven en ontwikkelen De heer Simons is docent onderzoek en onderwijskundig leidervan onderwijs op het desbetreffende opschap bij NSO docent Leren en instructie in de Research Master leidingsniveau en deskundigheid ten Educational Sciences director of Study en hoofddocent van de aanzien van de door de opleiding geTIAS leergang MLD: management van Leren en Ontwikkeling hanteerde onderwijsvorm(en)3 (1986 -1999) Hoofddocent van de leergang Leren, Ontwikkelen en Veranderen (Radboud universiteit) (2001 - heden). Tevens is hij vaste gastdocent bij MLI van Stoas, Marnix en InHolland. Mevrouw Janssen is binnen Schouten & Nelissen University verantwoordelijk voor de ontwikkeling en kwaliteit van verschillende post-initiële professional masters. e. visitatie- of auditdeskundigheid Mevrouw Janssen is als voorzitter verbonden aan evaluatiebureau AeQui. f. studentgebonden deskundigheid Mevrouw Boerma is onlangs afgestudeerd aan de masteropleiding Leren & Innoveren van Stoas hogeschool.
2
N.B. De secretaris is GEEN panellid
26
Stenden Hogeschool
Bijlage 2 Programma visitatie Donderdag 17 oktober 2013 12.00 – 12.15 uur
Inloop en ontvangst
12.15 – 13.00 uur
Lunch
13.00 – 14.00 uur
Intern overleg commissie
14.00 – 14.15 uur
Kennismaking management team
14.45 – 15.30 uur
Showcase
15.30 – 16.00 uur
Inloopspreekuur
16.00 – 17.00 uur
Docenten en lectoren
17.00 – 17.30 uur
Intern overleg commissie
17.30 – 18.00 uur
Terugkoppeling aan managementteam
Vrijdag 18 oktober 2013 8.30 – 9.00 uur
Intern overleg commissie
9.00 – 9.30 uur
Extra ingelast overleg begeleiders scripties
9.30 – 10.30 uur
Docenten ondersteunende eenheden
10.30 – 11.30 uur
Examencommissie
11.30 – 12.30 uur
Studenten
12.30 – 13.30 uur
Lunch
13.30 – 14.30 uur
Vertegenwoordiging werkveld en alumni
14.30 – 16.00 uur
Aanvullend onderzoek en formuleren conclusies
16.30 – 17.00 uur
Extra ingelast overleg management team
17.00 uur
Terugkoppeling
M Learning & Innovation
december 2013
27
Bijlage 3 Kwantitatieve gegevens Tabel 1: Instroom, doorstroom en uitstroom Cohort
Instroom
Uitstroom
Met diploma
Jaar N N % N 2009 17 12 71 4 2010 10 9 90 0 2011 24 8 33* 7 2012 23 * Van dit cohort is nog 38% in de afstudeerfase (november 2013).
% 24 0 29
Nog ingeschreven op 1 september 2013 N % 1 5 1 10 9 38 21 91
Tabel 2: Docentkwaliteit Graad MA PhD Percentage 50 % 38 % Aanvullend moet worden opgemerkt dat twee kerndocenten deelnemen in een promotietraject en dat de enige docent (=12%) die nog geen mastergraad heeft, in de afrondende fase studeert van de academische master Onderwijskunde zit en niet betrokken is bij onderzoeksgebonden opleidingsactiviteiten. Tabel 3: Student-docentratio Ratio 29,2 Tabel 4: Contacturen Studiejaar 1 Contacturen 140
2 110
In deze uren zijn niet opgenomen de startdagen in jaar 1 (7 uur) en 2 (4 uur) , het bezoek aan een onderwijsconferentie in jaar 1 (16 uur) en de internationale studiereis in jaar 2 (40 uur).
28
Stenden Hogeschool
Bijlage 4 Eindkwalificaties De kerncompetenties zijn beschreven vanuit het perspectief van een startbekwame master. Onderzoeken De Master of learning & innovation kan bestaande probleempercepties kritisch te
analyseren met gebruikmaking van wetenschappelijke inzichten en onderzoek. De master is in staat een afgebakend praktijkgericht onderzoek uit te voeren in het licht van kwaliteitsvragen uit de eigen onderwijscontext. De master kan daarbij de keuze voor de onderzoeksmethodiek motiveren en verantwoord verantwoorde uitvoeren vanuit een ethische grondhouding. De master kan communiceren over het onderzoeksproces en de resultaten. De master kan collega’s aanzetten tot een onderzoekende houding. Ontwerpen De Master of Learning & Innovation kan bijdragen aan de kwaliteit van de ontwerpeisen van het onderwijs in de eigen context. De ontwerpactiviteiten hebben betrekking op vraagstukken die gerelateerd zijn aan het verbeteren van de onderwijskwaliteit. Situaties die verbetering behoeven worden systematische geanalyseerd en vormen de aanleiding om een gefundeerd ontwerp uit te werken.
Daarbij wordt rekening gehouden met de visies, doelen en belangen van de betrokken partijen.
12 Veranderen De Master of Learning & Innovation kan als projectleider en procesmanager bijdragen aan kwaliteit door doelgerichte, creatieve en innovatieve, systematisch en situationeel verantwoorde interventies. De Master of Learning & Innovation kan hiertoe collega’s en leidinggevenden meenemen in het stellen en analyseren van vragen, het adviseren over innovaties, het onderzoek ten behoeve van en het ontwerpen en implementeren van innovaties. De Master of Learning & Innovation kan mensen van binnen en buiten de school functioneel verbinden. De Master of Learning & Innovation kan bijdragen aan het creëren en organiseren van leergemeenschappen. Evalueren en Reflecteren De Master of Learning & Innovation werkt permanent aan zijn persoonlijke en professionele ontwikkeling en reflecteert hiertoe op resultaten in zijn werk gekoppeld aan zijn eigen ontwikkeling. De master gebruikt professionele netwerken voor input ten gunste van de eigen ontwikkeling en kan ook een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van andere professionals. De master is in staat betekenisvol te reflecteren op de sociaal- maatschappelijke en ethische aspecten van zijn werk.
M Learning & Innovation
december 2013
29
Bijlage 5 Programmaoverzicht Programma-overzicht master Learning & Innovation cohort 2012 Jaa r1 Inte gral e Lee rlijnen
Periode 1
On der ste unen de Een heden (OE ) Jaa r2 Inte gral e Lee rlijnen
Veranderkunde in het perspectief van leren
Inte gral e Lee rlijnen /O E
Praktijkgericht onderzoek t.b.v. innovaties
30
Periode 2
Periode 3
a.
Periode 4
a. ntwikkelproces van innovaties
mplementatie proces van innovaties
b.
b. iteratuur onderzoek ten behoeve van onderwijsinnovaties
Innovatief ontwerpen van onderwijs
Integratie van innovatieproces en onderzoek in masterscriptie
nderzoek ten behoeve van onderwijsinnovaties
Projecten en kwaliteit in onderwijsorganisaties
Begeleiden van veranderingen
Leerverhaal bij Masterscriptie
Masterscriptie
Stenden Hogeschool
Bijlage 6 Bestudeerde documenten -
Kritische reflectie Eindwerkstukken Toetsen Toetsplannen Toetsbeleid Materialen Studiehandleidingen en -gids Notulen Veldadviesraad Jaarverslagen examencommissie Medewerkerstevredenheidsonderzoek Studentenenquêtes
Beoordeelde scripties: Cohort 2009 152366 116017 Cohort 2010 152366 172529 142883 140813 153133 151548 140651 145874 172340 Cohort 2011 225320 209538 189774 221872 197610 41182 204102 215791 Extra beoordeelde scripties: 1049606 30620 108472 122688 108332 107042 104914
M Learning & Innovation
december 2013
31
Bijlage 7 Onafhankelijkheidsverklaringen
32
Stenden Hogeschool