Aanvulling bij oude drukken (t/m de vierde druk) Samengevat havo aardrijkskunde voor centraal examen 2013 en volgend Voor het centraal examen havo aardrijkskunde 2013 zijn in de examenstof een aantal kleine veranderingen aangebracht. In enkele gevallen zijn recente ontwikkelingen verwerkt en nieuwe termen genoemd. Soms zijn onnodige termen verwijderd. Daarom is er een herziene druk van Samengevat gepubliceerd. Hieronder zijn de voornaamste veranderingen aangegeven ten opzichte van de oude druk. Wanneer in een tekstdeel meerdere wijzigingen zijn aangebracht, is soms de letterlijke tekst van de nieuwe Samengevat weergegeven. Let daarnaast op het volgende: - Men gaat er altijd vanuit dat begrippen die bij het ene onderdeel/domein zijn geleerd ook bij andere onderdelen van de stof kunnen worden gevraagd - Bij het centraal examen havo 2013 mag alleen de Bosatlas 53e druk worden gebruikt; in 2014 alleen de 54e druk. Bosatlasverwijzingen in deze aanvulling vermelden de 52e en 53e druk.
1 Wereld blz. 9: push- en pullmodel Een belangrijke pushfactor is werk/arbeid. Vroeger sprak men over gastarbeid, maar nu wordt de term arbeidsmigratie gebruikt. blz. 16: economisch wereldbeeld Tot voor kort bestond er een beeld van een wereldsysteem: de wereld ingedeeld in centrum, semiperiferie en periferie, waarbij het zuiden vooral periferie was en het noorden centrum. Nu verandert dit, wat ook te zien is in groeiende economische invloed van landen als China, India en Brazilië. Het gevolg is dat binnen ‘het zuiden’ (de periferie) onderscheid is ontstaan tussen: opkomende landen een middengroep achterblijvers Het zuiden kunt je dus niet meer zien als één groep met gelijke omstandigheden. blz. 17: internationale arbeidsverdeling Voor de recente ontwikkeling in de arbeidsverdeling, zoals overplaatsing van werk naar lagelonenlanden, gebruikt men wel de term nieuwe internationale arbeidsverdeling. blz. 20: groei van wereldwijde stromen Ontwikkeling van transporttechnologie en informatietechnologie zijn vormen van technologische innovatie (vernieuwing). Technologische innovatie is een motor van het globaliseringsproces, evenals vrijhandel. blz. 20: economische oorzaken van globalisering Opkomende landen/economieën en multinationale ondernemingen - ook wel transnationale ondernemingen genoemd - spelen een steeds grotere rol in de internationale handels- en investeringsstromen. China heeft daarbij een zeer sterke ontwikkeling doorgemaakt. Handel en investeringen binnen het zuiden (zuid-zuid) nemen toe, mede onder invloed van opkomende landen.
blz. 22: economische gevolgen van globalisering Een gevolg van globalisering is ook het ontstaan van mondiale of transnationale netwerken: internationale netwerken waarin snel en veel contacten kunnen worden uitgewisseld over de hele wereld. Transnationaal: tussen verschillende landen/nationaliteiten. Halverwege blz. 22 wordt gesproken over eenwording en verbrokkeling van de wereld door globalisering. Naast eenwording wordt nu ook gesproken over integratie. Verbrokkeling wordt nu ook omschreven als ‘ontstaan van grotere verschillen’ en als ‘meer concurrentie tussen gebieden of tussen mensen’. blz. 24: sociaal-culturele gevolgen van globalisering Ook cultureel spelen mondiale of transnationale netwerken een belangrijke rol zoals van bedrijven, instellingen en migranten. Ze omspannen de hele wereld en oefenen daardoor veel invloed uit. Belangrijk daarbij is de rol van de wereldsteden (zie voorgaande rechterpagina). Dit roept ook tegenreacties op van mensen en groepen die bang zijn dat de eigen regionale of nationale identiteit, het eigen gezicht verloren gaat. Daarom wordt die eigen identiteit sterker benadrukt. blz. 26: demografische gevolgen van globalisering Arbeidsmigratie vindt vaak plaats tussen arme en rijke gebieden, van zuid naar noord (zuidnoordmigratie). Maar ook binnen zuid neemt de arbeidsmigratie toe (zuid-zuidmigratie). Twee voorbeelden: Arbeidsmigratie volgt de economische ontwikkeling. Binnen Azië is er bijvoorbeeld veel arbeidsmigratie naar het Midden-Oosten, waar de welvaart hoog is en de bevolkingsomvang vaak gering. Veel Indonesiërs werken ook in meer ontwikkelde landen van Zuidoost-Azië als Maleisië en Thailand. blz. 29: deïndustrialisatie Deïndustrialisatie is het afnemen van het aandeel van de industrie in de economie, hier de Britse industrie. Daar staat de versterking van de rol van de diensten tegenover. GrootBrittannië wordt van industrieland omgevormd tot dienstenland. Die omvorming noemen we ook wel transformatie. India maakt ook een transformatie van de economie door. Van exploitatiekolonie die grondstoffen en landbouwproducten levert, wordt het een opkomende economie met ontwikkeling van moderne industrie en diensten zoals ruimtevaartindustrie en filmindustrie. India was perifeer, maar wordt nu tot de semiperiferie gerekend. In India is ook sprake van diversificatie: er komen meer verschillen in de economie, er worden meer verschillende bedrijfstakken verder ontwikkeld.
2 Aarde blz. 38: gevolgen platentektoniek Bij vulkanisme wordt de stratovulkaan genoemd die ontstaat door explosieve erupties. Door explosieve erupties kan ook een caldera ontstaan. Een caldera is een grote komvormige laagte ontstaan door het wegblazen van het dak van de vulkaan door een zware eruptie en het inzakken van de vulkaankern. Vaak ontstaat in de komvormige laagte een nieuwe stratovulkaan. Voorbeelden in de Bosatlas 53e druk: Santorini (121A) en Krakatau (150D-F). Deze zijn niet opgenomen in de 52e druk. blz. 40/41: De lesstof is uitgebreid met de gesteentekringloop (bij blz. 40) en zes concrete voorbeelden van gesteente (bladzijde 41). gesteentekringloop belangrijk voor opbouw en afbraak landschapsvormen gesteentekringloop kringloop waarin drie soorten gesteenten in elkaar kunnen overgaan; proces is voortdurend bezig; oorsprong: magma, kan via gesteentekringloop weer magma worden drie hoofdgroepen gesteente
stollingsgesteente ontstaat door afkoeling van vloeibaar gesteente / magma; zoals graniet en
basalt die grootste deel aardkorst vormen sedimentgesteente ontstaat door verharding en vervorming van afgezet materiaal / sediment door druk van bovenliggende sedimentlaag; bv. zand → zandsteen, kalk(skeletten) → kalksteen, klei → schalie metamorf gesteente ontstaat door omvorming van stollings- of sedimentgesteente door hoge temperatuur en/of druk door bedekking met dik pakket sediment of plooiing; bv. kalksteen → marmer, schalie → leisteen gesteente te herkennen door kenmerken als kleur, gelaagdheid, aanwezigheid fossielen, aanwezigheid kristallen (zie ‘zes gesteenten’ hieronder) zes gesteenten Graniet: stollingsgesteente/dieptegesteente gevormd in diepte bij langzame stolling; kenmerk: grote, goed zichtbare kristallen; verschillende kleuren. Basalt: stollingsgesteente gevormd bij snelle stolling door uitvloeiing van lava aan oppervlakte; kenmerk: kleine, niet met het oog zichtbare kristallen; vaak donker/zwart. Opvallend: zeshoekige basaltzuilen; stukken vaak gebruikt voor verharding dijken. Zandsteen: sedimentgesteente uit zand; zandkleurig, korreligheid van zand herkenbaar; soms gelaagd door de manier van sedimentatie bv. bij verschillende stroomsnelheid Kalksteen: sedimentgesteente uit kalk (resten van zeeorganismen); vaak wit zoals de krijtrotsen langs Het Kanaal; ook andere kleuren; soms fossielen zichtbaar zoals van schelpdieren en koralen; vaak gebruikt als bouwmateriaal. Marmer: metamorf gesteente gevormd door omzetting van kalksteen; fijnkorrelig; bekend is wit marmer; andere kleuren mogelijk, soms gekleurde banden; zacht; gebruikt voor beeldhouwen. Leisteen: metamorf gesteente door omzetting sedimentgesteente van klei; glad; donkergrijs/zwart; vaak fijn gelaagd, daardoor makkelijk splijtbaar tot bv. dakleien.
blz. 48: mondiale luchtcirculaties / oceanische circulatie De mondiale luchtcirculaties worden ook wel atmosferische circulaties genoemd of grote windsystemen. Het patroon van atmosferische circulaties en oceanische circulaties wordt ook beïnvloed door de aardrotatie, de draaiing van de aarde. Dit is ook onderdeel van de Wet van Buys Ballot.
blz. 49: mondiale klimaatzones De zone van lage druk bij de tropen wordt genoemd equatoriaal zone van lage druk (equatoriaal minimum) of ITCZ (intertropische convergentiezone); door de warmte daar stijgt lucht op, koelt af en dit geeft neerslag. Ter compensatie van de opstijgende lucht zijn er luchtstromen zoals passaten naar het lagedrukgebied bij de tropen. Ze komen daar samen (convergeren). Vandaar de term convergentiezone. De maxima en minima die onderdeel zijn van de grote windsystemen zie je in de figuur. blz. 52: klimaatverandering door versterkt broeikaseffect Toegevoegd is: mogelijke gevolgen klimaatverandering opwarming aarde met regionale verschillen; zie Bosatlas 183AB/217AB absolute zeespiegelstijging door uitzetten warmer water en afsmelten ijskappen en gletsjers verschuiving klimaatzones vooral richting pool belangrijk gevolg
verschuiving van landschapszones richting pool want vooral klimaat bepaalt deze zones voorbeelden gevolgen
verandering en/of uitsterven planten- en diersoorten afhankelijk van hun
aanpassingsvermogen en mobiliteit; dieren mobieler dan planten economische schade bv. door aantasting landbouwgewassen en verschuiving
landbouwgebieden verdwijnen permafrost gebied met permanent bevroren ondergrond; deze ontdooit
verandering van weer droger of juist natter, of heftiger neerslag; zie Bosatlas 183C/217C verandering weerkaatsing zonnestralen door aarde door afsmelten ijs minder weerkaatsing maar
kwetsbaarheid voor gevolgen klimaatverandering verschilt regionaal sterk o.a. door
verschil in optreden van extreme situaties bv. extreme droogte, wervelstormen en
overstromingen komen niet overal even sterk voor verschil in aanpassing aan de nieuwe situatie nemen van noodzakelijke maatregelen als aanleggen dijken en tegengaan afstroming water van hellingen
blz. 54: landschapszones Landschapszone: een groot gebied met kenmerkende natuurlijke omstandigheden vooral wat betreft klimaat en natuurlijke begroeiing (vegetatie). De natuurlijke begroeiing wordt bepaald door het klimaat.
3 Ontwikkelingsland Indonesië blz. 59: toevoegen topografie Indonesië is onderdeel van de leerstof. Hoewel je bij het examen de Bosatlas ter beschikking hebt, is het aanbevolen de volgende topografische elementen te ‘leren’: de eilanden Jawa (Java), Bali, Sumatra, Aceh, Kalimantan (op Borneo), Sulawesi, Timor, Papoea (westelijk deel Nieuw-Guinea), Maluku (Molukken); de wateren Javazee, Bandazee; de steden Jakarta, Surabaya, Bandung, Semarang, Palembang, Medan, Makassar.
blz. 67: toevoegen gezinsplanning (family planning) moet leiden tot terugbrengen van het kindertal tot twee kinderen per gezin. De overheid stimuleert dit al tientallen jaren door publiciteitscampagnes, het zenden van voorlichters naar de dorpen, financiële prikkels als gratis kinderopvang en beschikbaarstelling van anticonceptiemiddelen. Het heeft de bevolkingsgroei geremd.
blz. 73: traditionele landbouw / agrarische transitie / deagrarisatie Deze drie tekstdelen vervangen door: traditionele en moderne landbouw verschillen sterk van elkaar in productiewijze. De traditionele landbouw (bevolkingslandbouw) is vooral voedselproductie op kleine bedrijfjes. De teelt is arbeidsintensief met lage arbeidsproductiviteit. Daardoor zijn de opbrengsten gering en is er veel armoede onder de kleine boeren. Natte rijstbouw wordt bv. met de hand uitgevoerd, terwijl veel handelingen vereist zijn. Er is geen geld voor mechanisatie. Er is dikwijls sprake van verborgen werkloosheid. Iedereen wordt met allerlei klusjes aan het werk gehouden. Kleine boeren zijn vaak afhankelijk van staatsinstellingen die bv. rijst opkopen en het irrigatiesysteem beheren. Al tientallen jaren is er een overgang gaande van traditionele naar moderne, commerciële landbouw. Bv. door de groene revolutie waarbij door gebruik van betere plantensoorten, meer kunstmest en bestrijdingsmiddelen de opbrengsten werden vergroot. De productiewijze in de agrarische bedrijven veranderde daardoor sterk. Daarvan profiteerden vooral grote boeren. Veel kleine boeren maakten schulden voor aankoop van bv. zaden en kunstmest, en raakten hun land kwijt als ze de schulden niet konden aflossen. Zo konden de grote boeren hun grondbezit uitbreiden. Door dit soort ontwikkelingen worden de sociaaleconomische verschillen in de agrarische gebieden steeds groter. Ook plantagelandbouw en commerciële bosbouw zijn vormen van moderne commerciële productie.
blz. 76: invloed globalisering op Indonesië De economie van Indonesië is steeds meer mondiaal gericht. Het land staat bv. meer open voor buitenlandse investeringen. Er worden meer industriële eindproducten geëxporteerd, wat nieuw is voor een perifeer land.
4 Leefomgeving Nederland: rivieren Geen essentiële wijzigingen.
5 Leefomgeving Nederland: steden Op blz. 106 tot en met 111 zijn een aantal wijzigingen aangebracht. Daarom volgt hier de nieuwe versie in zijn geheel. blz. 106 WIJK EN BUURT: KENMERKEN, LEEFBAARHEID EN STEDELIJK BELEID termen leefbaarheid wijk/buurt leefbaarheid (hier) mate waarin mensen prettig wonen in wijk/buurt; o.a. bepaald door soort woning, bevolkingssamenstelling en sfeer openbare ruimte openbare ruimte delen wijk/buurt die voor iedereen toegankelijk zijn zoals straten, parken, pleinen fysieke (fysiek-ruimtelijke) kenmerken tastbare elementen als woning, straat, groen sociale kenmerken kenmerken van bewoners zelf zoals etniciteit en leeftijd, en onderlinge relaties zoals integratie, discriminatie segregatie scheiding tussen groepen naar gebied (ruimtelijke segregatie) of naar sociale groep / persoonlijke kenmerken (sociale segregatie) gentrification komst van personen uit hogere inkomensgroepen / hoger geschoolden in vervallen stadswijk waardoor huizen worden opgeknapt en wijk in waarde stijgt voorwaarden voor goede woonomgeving goede voorzieningen zoals voldoende winkels, scholen, sportvoorzieningen en buurthuizen o.a. voor jongeren en bejaarden sociale cohesie onderlinge samenhang en verbondenheid tussen buurtbewoners hangt samen met
integratie proces van aanpassing aan en opname in samenleving; bevordert onderlinge
contacten en verbondenheid sociale controle elkaar onderling op gedrag aanspreken en corrigeren
aanwezigheid sociale netwerken van mensen die zich voor elkaar verantwoordelijk voelen, waarop je kunt terugvallen voor steun; voorkomt sociaal isolement sociale veiligheid hoe veilig is de buurt, de openbare ruimte, het contact met buurtgenoten? onder invloed van bv. criminaliteit, vandalisme, agressie, burenruzies onderscheid
objectieve veiligheid zichtbaar/tastbaar zoals inbraak en straatroof
subjectieve veiligheid persoonlijk gevoel van veiligheid; hangt ook samen met leeftijd en sekse veilige en aantrekkelijke openbare ruimten zoals door toezicht en goed onderhoud
tegengaan overlast en verloedering van woningen en straten; bv. tegengaan illegale onderhuur en ‘huisjesmelkers’; problemen snel aanpakken tegengaan criminaliteit moet belangrijk punt zijn voor gemeente en politie
blz. 107 segregatie is letterlijk afzondering, afscheiding. Hier gaat het om scheiding tussen groepen zoals allochtoon-autochtoon, arm-rijk of jong-oud. Segregatie kan o.a. ontstaan door selectieve migratie, verschil in huizenprijzen en het huisvestingsbeleid. Er is sprake van ruimtelijke segregatie bij scheiding van groepen mensen in verschillende woongebieden. Als groepen wel door elkaar wonen maar onderling weinig contact hebben, noemen we dit sociale segregatie. Ruimtelijke segregatie kan o.a. optreden, wanneer migranten naar plaatsen trekken waar zich al eerder familieleden, dorpsgenoten of andere kennissen hebben gevestigd en waar voorzieningen zijn als een moskee en speciale winkels. Dit bepaalt voor een belangrijk deel de spreiding van migranten in het vestigingsland. Een voorbeeld is Amsterdam Zuidoost.
Andere voorbeelden van segregatie: - concentratie van allochtonen in 19e-eeuwse arbeiderswijken, portiekflats en galerijflats met goedkope woningen of lage huur. Beschikbaar doordat oorspronkelijke bewoners wegtrokken. - concentratie rijken in elitewijken (goudkust) of midden- en hogere inkomensgroepen in voorsteden Segregatie heeft vaak een zelfversterkend effect. Bijvoorbeeld door: - witte vlucht: extra vertrek van autochtonen uit een wijk wanneer het aandeel allochtonen toeneemt - zwarte scholen: krijgen vaak groter aandeel allochtonen doordat autochtonen voor kinderen scholen kiezen in een buurt met minder allochtonen selectieve migratie betekent dat niet de doorsnee van de bevolking migreert maar dat daarbij bepaalde groepen zijn oververtegenwoordigd. Zoals bij urbanisatie of zuid-noordmigratie jongvolwassenen, bezig met de opbouw van een toekomst. Grote steden kenden door suburbanisatie een vertrek van de midden- en hogere inkomensgroepen, en dan vooral van jongvolwassenen en jonge gezinnen. Die zochten woningen van betere kwaliteit met meer ruimte en een groene woonomgeving. De huizen in de steden werden vaak ingenomen door allochtonen. Ook een vorm van selectieve migratie, maar dan etnisch. sociale cohesie en sociale netwerken zijn termen die de onderlinge verbondenheid van bewoners aangeven en de betrokkenheid bij de eigen omgeving. En de verantwoordelijkheid die men neemt voor de elkaars welzijn en de leefbaarheid van de buurt. Daarbij hoort ook sociale controle. Positief werkt dit als men elkaar corrigeert bij ongewenst gedrag. Het kan negatief worden ervaren als men zich teveel met elkaar bemoeit, anderen de wil oplegt.
blz. 108 bedreigingen leefbaarheid wijk en buurt segregatie leidt tot tegenstellingen en intolerantie tussen groepen o.a. door grote sociale en culturele verschillen of concentratie van problemen als criminaliteit en overlast segregatie buitenlanders belemmert integratie minder contact met Nederlandse cultuur/taal tweedeling achterstandswijken - kansrijke wijken achterstandswijken raken in verval bv. door werkloosheid, criminaliteit verloedering en overlast bv. door hangjongeren of door geringe betrokkenheid bij eigen omgeving gebrek aan sociale cohesie en ontbreken sociale netwerken bv. bij grote doorstroming van bewoners bij huisjesmelkerij, door slecht onderhoud of kamerverhuur gebrek aan voorzieningen bv. voor jeugd of ontbreken winkels voor dagelijkse inkopen voorbeeld
laag voorzieningenniveau vinexwijken leidt tot overlast door jeugd mogelijk oorzaak van pesterijen buurtgenoten
verbetering leefbaarheid wijk of buurt voorbeelden verbetering sociale kenmerken
vasthouden en aantrekken midden- en hogere inkomensgroepen door scheppen hoogwaardig woonmilieu goede woningen, groen en speelgelegenheid voor kinderen spreidingsbeleid voor bepaalde groepen bewoners verdelen over buurten of stadsgewest; tegen gedwongen spreiding is echter veel weerstand consequente aanpak van kleine criminaliteit en overlast zoals snel ingrijpen, zero tolerance, cameratoezicht stimuleren betrokkenheid bewoners zoals ouders oproepen kinderen in eigen buurt op school te doen of bewoners betrekken bij tegengaan verloedering samenwerking politiek en belanghebbenden zoals bewonersgroepen, woningcorporaties, winkeliers en gemeente voorbeelden verbetering fysieke, tastbare kenmerken
goed onderhoud openbare ruimte gaat bv. verloedering tegen
verbetering overzichtelijkheid buurt/wijk voor meer veiligheid, subjectief en objectief verbetering van verkeerssituatie zoals bij onveiligheid voor kinderen of luchtverontreiniging menging van functies zoals wonen, winkels en kleine kantoren; maakt buurt levendiger bevorderen opknappen woningen grootschalige aanpak (zie ook Bosatlas 28-29 / 30)
renovatie woningen op grote schaal opknappen woningen stadsvernieuwing grootschalig opknappen woningen en verbeteren van bestrating, verkeerssituatie en groen; sanering woningen en woonomgeving herstructurering nieuwbouw en herinrichting totale buurt, eventueel samen met vervallen bedrijventerreinen zoals bij revitalisering spontane verbetering
gentrification leidt tot opwaardering vervallen wijken
blz. 109 verloedering is een term die je veel tegenkomt als buurt- of wijkprobleem. Daarmee kan veel worden bedoeld zoals slecht onderhoud van woningen, zwerfvuil op straat, vernielingen, bekladde muren of hondenpoep. Hierdoor is de term verloedering een erg vage aanduiding van de problemen in buurt of wijk. Men is het erover eens dat verloedering snel moet worden aangepakt. Het heeft een zichzelf versterkend effect. Een verloederende buurt vervalt snel als er niets aan gebeurt. overzichtelijkheid van wijk is de mate waarin een wijk over een helder, begrijpelijk wegenpatroon beschikt en er voldoende oriëntatiemogelijkheden zijn; dit bevordert de sociale veiligheid. Nodig voor overzichtelijkheid (vrij naar VROM, De wijk ontrafeld, 2004): - aanwezigheid van bijzondere elementen op hoeken en bijzondere gebouwen als oriëntatiepunten - brede hoofdstraten met hoge bebouwing, smalle woonstraten met lagere bebouwing - aanwezigheid van pleinen, singels, lanen en plantsoenen - duidelijk onderscheid tussen straatruimte en buitenruimte bij woningen - zichtbaarheid van parkeerterreinen, paden, e.d. vanuit de woningen Daarnaast is ook goed onderhoud van de openbare ruimte nodig zoals repareren van kapotte verlichting, snoeien wanneer begroeiing paden aan het zicht onttrekt, herstel bij vernielingen. stadsvernieuwing en herstructurering noodzakelijk om vervallen buurten leefbaar te maken. De nota Ruimte schrijft daarover: ‘Om een eenzijdige sociaaleconomische samenstelling van de bevolking te voorkomen, stimuleert het rijk meer variatie in het woningaanbod. Met name in de stad zijn meer hoogwaardige woonmilieus nodig. Dit vraagt enerzijds om verdichting tot hoogstedelijke milieus en anderzijds om verdunning tot groene milieus. Dit voorkomt de trek van de midden- en hoge inkomens uit de stad. Tegelijkertijd blijft stedelijke vernieuwing en herstructurering dringend nodig om de leefbaarheid te vergroten. Woningcorporaties en andere (private) partijen zijn daarin belangrijke partners. De bouw van woningen blijft immers de voornaamste basis voor leefbare en betrouwbare steden met een aantrekkelijke vormgeving, waarin het prettig wonen is voor diverse bevolkingsgroepen. Functiemenging is hierbij nodig, maar ook transformatie (omvormen) en functieverandering van onder meer verouderde haven- en industriegebieden in de steden en revitalisering van bedrijventerreinen.’ gentrification is een spontane manier waarop vervallen of minder aantrekkelijke buurten in aanzien kunnen stijgen. Beter opgeleide en vaak creatieve mensen kopen in vervallen buurten relatief goedkope woningen en knappen ze op. En ze verbeteren vaak ook de woonomgeving. Dit geeft de buurten een grotere aantrekkingskracht waardoor meer mensen volgen. e Gentrification zie je vaak in buurten rond het centrum zoals 19 -eeuwse arbeidswijken. Die locaties profiteren van het hoge voorzieningenniveau van het dichtbij gelegen centrum. Een nadeel kan zijn dat de oorspronkelijke, armere bevolking uit de woningen wordt verdrongen, omdat de huizenprijzen en de huren stijgen. Of dat huurwoningen worden verkocht.
blz. 110 buurtprofiel woningkenmerken en bewonerskenmerken achtergrond
woongenot/leefbaarheid sterk bepaald door buurt / directe woonomgeving buurtprofiel geeft criteria om buurten (of wijken) te vergelijken zoals voor aanwijzing achterstandswijken buurtprofiel bestaat uit woningkenmerken en bewonerskenmerken soort woning en soort bewoner woningkenmerken (zie ook Bosatlas 26-27 / 28-29) e
ouderdom bouwfase zoals 19 -eeuws of naoorlogs eigendom: eigen woning of huurwoning bv. particuliere verhuurder of woningcorporatie woningcorporatie vereniging die zonder winstoogmerk woningen verhuurt woningtype zoals laagbouw, hoogbouw, grote tuinen, eengezinswoning, meergezinswoning, galerijflat,
portiekflat onderhoud goed onderhouden, vervallen bewonersmerken
grootte van huishoudens gezinsgrootte bv. % eenpersoonshuishoudens etniciteit zoals allochtoon/autochtoon, taal inkomen koopkracht gezinsfase zoals jong gezin, nog thuiswonende kinderen, bejaard leeftijd zoals veel jongeren in nieuwbouwwijk voorbeelden samenhang tussen buurtprofiel en leefbaarheid buurt oudere, slecht onderhouden woningen huisvesten relatief veel laagbetaalden en werklozen die weinig in buurt kunnen investeren veel laagbetaalden in buurt betekent minder koopkracht ten koste van voorzieningen zoals winkels koopkrachtige/creatieve bewoners kunnen leefbaarheid wijk/buurt vergroten zoals bij gentrification woning- en bewonerskenmerken bepalen aantrekkingskracht van buurt probleemwijken trekken vaak juist mensen met problemen aan achterstandswijken hebben vaak kleine vervallen woningen wat leidt tot vertrek autochtone bevolking en komst allochtonen versterkt etnische segregatie en segregatie naar inkomen etnische samenstelling kan leiden tot geringe integratie en sociaal isolement van bepaalde groepen ten koste van sociale cohesie en levendigheid van buurt e vervallen wijken rond stadscentrum hebben vaak een hogere objectieve onveiligheid zoals 19 eeuwse arbeidswijken extra probleem
zelfversterkend effect positieve en negatieve voorkeuren voor soort buurt/wijk versterken verschillen; soort zoekt soort of mijdt andere soort
blz. 111 kenmerken wijken/buurten hangen samen met de groei van de stad waarbij in iedere fase wijken worden gebouwd met een eigen karakter. Een overzicht van een aantal wijken naar bouwfase met enkele kenmerken: - historische binnenstad: monumentale panden, cityvorming, veel kantoren, winkels, horeca en andere op publiek gericht bedrijven, hoge parkeerdruk, hoge grond- en huurprijzen - 19e-eeuwse arbeiderswijken: etagewoningen, klein, slechte kwaliteit, weinig groen, veel allochtonen, vaak stadsvernieuwing - bouwperiode WOI - WOII: vaak betere woningen doordat woningwet eisen stelde; veel socialewoningbouw (woningcorporaties), tuinwijken met veel groen, veel autochtonen, welgestelden - jaren vijftig: portiekflats of kwalitatief mindere laagbouw (veel woningen nodig na oorlog), veel allochtonen, lagere inkomensgroepen
- jaren zestig: galerijflats, veel allochtonen, lagere inkomensgroepen, vaak sociaal onveilig, worden nu soms al gesloopt - jaren zeventig/tachtig: eengezinswoningen, ruim, meer groen, gevarieerde indeling buurt, veel autochtonen, middengroepen - sinds jaren tachtig in stad: kwalitatief goede bouw, appartementen, veel alleenstaanden, gezinnen zonder kinderen, autochtonen; onderdeel compacte-stadbeleid - sinds zestig in suburbs: ruimere woningen, veel groen, jonge gezinnen, middeninkomens - recent vinex-wijken: eengezinswoningen en etagewoningen, minder ruim dan iets oudere nieuwbouw; middengroepen; weinig voorzieningen cityvorming is een proces waarbij in het centrum van grote steden wonen wordt verdrongen door winkels, horeca en allerlei diensten. Die profiteren van de goede bereikbaarheid en de centrale ligging. Daardoor wonen er relatief weinig mensen. Overdag is het druk, maar ‘s avonds vaak uitgestorven. 40 achterstandswijken ook wel prachtwijken genoemd, zijn door minister Vogelaar in 2007 geselecteerd voor extra steun. Om vast te stellen waar de grootste problemen optraden, zijn 18 indicatoren gebruikt, deels oordelen van bewoners, deels harde feiten. Een overzicht (vrij naar: VROM-dossier): - sociaaleconomische achterstanden: laag besteedbaar inkomen, laag aandeel werkenden, hoog aandeel mensen met lage opleiding - fysieke achterstanden in woningvoorraad: kleine woningen, oude woningen, goedkope socialehuurwoningen - sociale problemen in leefbaarheid: vandalisme (bekladding en vernieling), overlast door directe buren en door omwonenden, gevoel van onveiligheid (lastig vallen, straatroof) - fysieke problemen: ontevredenheid met woning en woonomgeving, verhuisgeneigdheid (door overlast), geluidsoverlast, vervuiling (stank, stof, straatvuil), verkeersoverlast, verkeersonveiligheid
6 Vaardigheden Geen wijzigingen.