2014 Locatieanalyse Mûnein
19 December 2014 Toegepaste Aardrijkskunde: Gerry Grooten Marten Japenga Henri Naaijer Wilmer Porte Gert-Jan Rodenboog Martin van Steenwijk Christian van Urk Brandt de Vries 0
Locatieanalyse Mûnein
Auteurs: Gerry Grooten (901228102) Marten Japenga (930630001) Henri Naaijer (910901003) Wilmer Porte (940104002) Gert-Jan Rodenboog (930905001) Martin van Steenwijk (910805002) Christian van Urk (941201001 ) Brandt de Vries (921017003) Studie richting: Toegepaste Aardrijkskunde Een verslag in het kader van module LAK301VN. Opdrachtgever: Stichting Wetterwâlden Bûtenfjild Onderwijs instelling: Hogeschool Van Hall Larenstein Leeuwarden Begeleiding: Anne Clasquin, Ineke Baan, Hendrik Boekhoud, Gerrie Koopman, Adrian Noortman en Jos Ulijn. Leeuwarden, 24 November 2014.
Foto omslag: Gerrie Koopman, album: Mûnein excursie
Inhoudsopgave
Inleiding ..................................................................................................................................................... 1.
2.
Landschappelijke kenmerken .......................................................................................................... 4 1.1
Swarte broek ........................................................................................................................... 4
1.2
Houtwallen .............................................................................................................................. 6
Cultuurhistorische kenmerken ........................................................................................................ 8 2.1
Dorpsrechten ........................................................................................................................... 8
2.2
Molens in Mûnein ................................................................................................................. 10
2.3
Haven Mûnein ....................................................................................................................... 12
2.4
Café It Mounehoekje ............................................................................................................. 13
2.5
Dorpsstraten .......................................................................................................................... 15
2.6
Vlasfabriek ............................................................................................................................. 16
2.7
Stania State............................................................................................................................ 18
Bronvermelding ..................................................................................................................................... 20
Inleiding In opvolging van de gebiedsanalyse die beschrijft welke ontwikkelingen er kenmerkend zijn voor het gehele Bûtenfjild met daarin het dorp Mûnein, wordt in deze locatieanalyse meer specifiek ingegaan op de ontwikkelingen in het dorp Mûnein. Deze analyse is nodig om een beter beeld te krijgen van de ligging en de samenhang met de directe omgeving van de haven in het dorp. De kennis die wordt opgedaan zal als basis dienen voor het ontwerpproces van de haven. Door de ontstaansgeschiedenis van deze locatie onder de loep te nemen zal het uiteindelijke ontwerp beter aansluiting vinden bij de belangen van actoren. Daarnaast is het voor betrokken overheidsinstellingen van belang dat de gebiedsgeschiedenis in dergelijke ontwerpprocessen wordt meegenomen. Er is voor gekozen om de analyse op locatieniveau op te delen in landschappelijk en cultuurhistorische kenmerken. Vervolgens zijn deze landschapselementen afzonderlijk van elkaar beschreven. Echter, vaak staan de afzonderlijke elementen wel in relatie met elkaar. Op de kaart hieronder is te zien welke landschappelijke en cultuurhistorische elementen er besproken worden.
14 November 2014 Toegepaste Aardrijkskunde: Gert-Jan Rodenboog Martin van Steenwijk Christian van Urk Brandt de Vries 3
1. Landschappelijke kenmerken In dit eerste hoofdstuk zal nader in gegaan worden op enkele landschappelijke kenmerken. Hierin komen onder andere het meer dat vroeger nabij Mûnein lag en het coulisselandschap aan de orde.
1.1
Swarte broek
Het meer Swarte Broek ligt tegen de oostelijke dorpsrand van Mûnein en ten oosten van het huidige Zwarte Broek (figuur 1). Het woord broek is een afgeleide van het Duitse bruch, wat moeras betekent, in het Nederlands is de letterlijke vertaling ‘zwarte moeras’ (Wikipedia, 2014). Het zwarte kan duiden op de kleur van het water of de bodem van het meer. De bodem van het oude meer heeft op de bodemkaart de aanduiding vWp/Zn21, dit is een samengestelde grond van een ‘Moerige podzolgrond met een moerige bovengrond’ en een ‘Vlakvaaggrond’(figuur 2). Dit houdt voor het meer in dat er veenvorming heeft plaats gevonden op zand, maar dat dit dusdanig is gemend waardoor het niet duidelijk te classificeren valt (Bodemkartering, 1981). Echter swarte kan ook ‘grens’ betekenen, dus grens moeras. Dit is een mogelijkheid aangezien swarte een verbastering van swatte/ swette/ zwatte/ zwette (Worst & Zomer, 2011). De aanname kan gemaakt worden dat het oude meertje de Swarte broek dezelfde vegetatie als het huidige meer de Zwarte Broek, voornamelijk rietvegetatie.
Figuur 1: De Zwarte Broek 1849 - 1859, Atlas Eekhoff Bron: http://digicollectie.tresoar.nl/object.php?object=232&menu=1&zveld=Tietjerkstera deel
Figuur 2: Bodemkaart de Zwarte Broek 1981. Links ligt Mûnein en rechts het Zwarte Broek. Bron: Stichting voor Bodemkartering, 1981
4
In de onderstaande kaart uit 1832 is te zien hoe het meer er uitgezien heeft en de ligging van het meer (figuur 3). Op de kaart zijn ook enkele de molens weergegeven die rond het meer gestaan hebben. In de directe omgeving van Mûnein hebben vier molens gestaan, een korenmolen in het dorp en drie poldermolens. Deze drie poldermolens hadden de functie om het meer droog te malen en zo de bodem te gebruiken als landbouwgrond. Het meer is vanaf ongeveer 1832 bemaald, de eerst molen is ook rond deze tijd gebouwd (Molen Database, 2014), het meer is droog gemaald rond 1950. Het drooggemalen meer is te herkennen aan de verkavelingsstructuur, deze percelen zijn over het algemeen rechter en groter dan de percelen ten zuiden van het meer die ontgonnen zijn uit het veen. De huidige Ottemaweg die van Readtsjerk naar Hurdegaryp zal over de polderdijk van het oude Swarte Broek lopen, deze weg ligt hoger dan het land er om heen en vormt de scheiding tussen de oude en het huidige meer.
Figuur 3: Kadaster kaart 1832 Bron: http://www.hisgis.nl/hisgis/gewesten/fryslan/fryslan
5
1.2
Houtwallen
Zoals eerder genoemd is het dorp Mûnein gevestigd op een zandrug. Deze zandrug is de meest westelijke uitloper van het Drents Plateau. Het landschap dat kenmerkend is voor de noordelijke omgeving van Mûnein is het coulisselandschap. Men spreekt van een coulisselandschap als langwerpige percelen zijn opgedeeld door houtwallen. In figuur 4 is een klassiek voorbeeld van een coulisselandschap te zien. Van oorsprong hadden houtwallen als functie het wild buiten en het vee binnen de landbouwpercelen te houden. Daarnaast kon het hout ook worden gebruikt als brandhout voor de kachel. Dat dit soort houtwallen te zien zijn rondom en ten noorden van het dorp Mûnein en niet ten zuidoosten is te herleiden aan de ligging van het dorp op de zandrug. De eerste bewoners zijn op deze hoger gelegen grond gaan wonen. Door de hoge ligging bleef het er relatief droog waardoor er goed landbouw kon worden bedreven. Daarnaast kon vanaf de zandrug het omliggende lager gelegen land goed worden ontgonnen. Doordat Mûnein op de zuidoostelijke rand van de zandrug ligt zijn er aan deze zijde geen houtwallen te vinden, maar wordt deze zijde gekenmerkt door het open veenweide gebied. Figuur 5. Straat beplanting
6
Figuur 4. Houtwallen structuur
Echter niet alle bomen en bosschage die vinden is rondom de dorpskern van Mûnein zijn aangelegd ter bescherming van de percelen. Van nature zijn bomen en bossen vaak te vinden op hoger gelegen zandgronden. Daarnaast is er in richting en vorm van de beplantingstructuur rekening gehouden met de bestaande houtwallen. In de beplantingstructuur van de nieuwbouwwijken is daarom te zien dat er veel bomen in een rechte lijn staan (figuur 5). Rondom de dorpskern en ten noorden van het dorp zijn de oude houtwallen nog goed terug te zien. In figuur 6 is te zien welke bosschage-structuren er in het dorp te vinden zijn.
Figuur 6. Schematische tekening van houtwallen en straat beplanting
7
2. Cultuurhistorische kenmerken In dit gedeelte zullen de cultuurhistorische kenmerken van het dorp en haar directe omgeving worden besproken.
2.1
Dorpsrechten
Tot vlak na de oorlog was Mûnein officieel nog altijd een buurtschap. Het maakte deel uit van het nabij gelegen dorp Oentsjerk. In 1948 werd op 21 augustus door de heer K.G. de Vries (destijds secretaris) namens de vereniging van Dorpsbelangen, het verzoek ingediend om Mûnein een zelfstandig dorpen te laten worden. Tot dan toe werd in Friesland het dorpsrecht alleen geschonken indien er een kerk aanwezig was. Dit was in Mûnein niet het geval. Omdat Mûnein destijds over een relatief grote dorpskern met onder andere een café, een school en diverse verveningen beschikte, besloten de burgemeester en wethouders van gemeente Tytsjerksteradiel het verzoek toch in te willigen. Op 8 oktober 1948 gaat ook de gemeenteraad akkoord waarna Mûnein (Nederlandse benaming: Molenend) officieel een dorp is (HistorieMûnein, 2014). Sinds Mûnein de rechten van een dorp kreeg is er ook wapen (links) en een vlag (rechts) ontstaan (figuur 7).
Figuur 7. Het wapen en de vlag van het dorp Mûnein (HistorieMûnein, 2014).
In het wapen van Mûnein is een zilveren stellingmolen te zien, waarvan de wieken staan in de vorm van een andreaskruis. Het wapen refereert naar de oude molen en naam van het dorp. Dit geldt ook voor de vlag, waarbij de groen en witte vlakken de beweging van de wieken weergeven (HistorieMûnein, 2014).
8
Zoals gezegd heeft de Basisschool It Kruirêd een belangrijke rol in het dorp. De naam van de basisschool refereert aan de molen van het dorp (figuur 8) Een Kruirêd is een groot rad dat zich bevindt onder de molenkap. Hiermee kan de molenaar de wieken optimaal in de wind zetten zodat ze de meeste wind op kunnen vangen (Kruirêd, 2014). De oude molen komt verder terug in de naamgeving van het dorp, het café en ook een van de straten in het dorp. Deze heet de Mounewei en betekent letterlijk ‘molenweiland’ en refereert aan het weiland wat gelegen lag in de nabijheid van de vroegere molen (figuur 8).
Figuur 8. de Basisschool It Kruirêd en het straatnaambordje van de Mounewei (Koopman)
9
2.2
Molens in Mûnein
Het spreekt voor zich dat een dorp met de naam “Molenend” vroeger voorzien is van een aantal molens. De naam van het dorp is te danken aan de eerste molen die in Mûnein gestaan heeft. In oude acten wordt gesproken over de naam “Roodkerkstermolen onder Oonkerck” (Boer, Mûnein, 2007). De molen is in 1615 verkocht aan de eerst bekende molenaar, Reiner Hardes. Destijds kostte de molen, het molenaarshuis en het bakkersgereedschap 2022 gouden guldens en 28 stuivers. Het is vrij bijzonder dat Mûnein in die tijd al z’n eigen molen had, terwijl Oenkerk, waar Mûnein eigenlijk onder viel, geen eigen roggemolen heeft gehad. De naam van het dorp wordt verklaard doordat het voor de inwoners van Oentsjerk een eindje lopen was om bij de molen te komen. in de volksmond is Mûne-ein daarna verbasterd tot Mûnein. Daarna is de molen nog een aantal keer van molenaar gewisseld. De laatste molenaar, Bouwe Daniëls, Kocht de molen in 1747. Daniëls stierf in 1760. Zijn vrouw bleef met de kinderen nog een tijdje in het huis wonen. In 1764 is de molen afgebroken en is de bakkerij zonder molen voortgezet. Nadien heeft er nog een roggemolen gestaan. Op 26 april 1858 is door de gedeputeerde staten een vergunning verleend om een nieuwe roggemolen te bouwen op het perceel naast het oorspronkelijke woonhuis. Eigenlijk werden er geen vergunningen voor molens meer verleend, maar doordat de bevolking in de omgeving toenam en er meer vraag naar meel was, ging de provincie overstag voor een vergunning. In 1897 is een vergunning aangevraagd voor een grotere molen met twee molenstenen en deze vergunning is verleend op 12 oktober. Op de beschrijving van de bouwtekening staat dat de molen 18 meter hoog was (exclusief wieken) en de wieken hadden een spanwijdte van 21 meter. De kap was bedekt met riet (figuur 9). In de vergunning stond ook dat de kleine molen, gebouwd in 1858, afgebroken moest worden. In feite was dit al de derde molen die er gestaan heeft.
Figuur 9. De laatste molen van mûnein
10
In 1907 heeft de molen zijn functie verloren. Op 13 november van dat jaar werd een vergunning verleend voor het bouwen van een stoommalerij. De molen werd omgebouwd en de stoommalerij kwam er naast te staan. De molen heeft daarna niet lang meer bestaan. In de nacht van 28 op 29 januari 1911 is de molen afgebrand. Er is daarna voor gekozen om alleen de stoommalerij te herbouwen en geen molen meer te plaatsen. Hiermee was de molen definitief uit het dorpsaanzicht van moleneind verdwenen. Daarnaast hebben er in de streek ten zuidoosten van het dorp in de 18e en 19e eeuw nog een aantal poldermolentjes gestaan. Deze molentjes hadden als doel om de polder droog te malen. Van één van deze molens is bekend dat het een tjasker was (figuur 10). Tjaskers waren houten molens die middels een centrale as werden aangedreven. Er werd dus geen gebruik gemaakt van tandwielen. Middels een vijzel wordt het water omhoog getrokken en afgevoerd via een buitenringsloot.
Figuur 10: Tjasker http://en.wikipedia.org/wiki/Tjasker#mediaviewer/File:Ossenzijl__tjasker.jpg
11
2.3
Haven Mûnein
De haven van Mûnein is een plek gelegen aan de Dokter Kijlstraweg in het oosten van Mûnein. Bij een bezoek aan de haven is de rust die vanuit het landschap naar je toe komt wat meteen opvalt. Staande aan de kade van de haven is er een groot zichtveld op het open veenweide landschap grenzend aan Mûnein. De haven biedt naar schatting plek voor zo’n 20 kleine boten.
Figuur 11: Huidige haven t.o.v. haven ca. 1912 Tegenwoordig wordt de haven van Mûnein voornamelijk gebruikt voor lokale pleziervaart en andere recreatieve doeleinden, zoals vissen. Ontsloten door een tamelijk brede sloot is er via het water een beperkte toegang met de boot tot het open veenweide landschap en de natuurgebieden. Door de droogmaling van het Zwarte Broek eind 19e-, begin 20e eeuw en de afname van industriële activiteiten in Mûnein is de bereikbaarheid en functie van de haven afgenomen. De haven vervult niet meer de functies die zij vroeger deed. In vroegere tijden was de haven en bijbehorende industrie namelijk van groot economisch belang voor Mûnein. Ondanks het verschil in functie en bereikbaarheid heeft de haven echter altijd ongeveer dezelfde vorm aangehouden (figuur 11). Vanuit de vlasfabriek (1898-1967) kon door middel van de haven het gewonnen product over het water vervoerd worden en elders worden afgeleverd (figuur 12). Destijds was dat nog mogelijk door de aanwezigheid van het meer Zwarte Broek en de bredere vaarwegen. Ook waren andere dorpen over het meer bereikbaar. Figuur 12: Ligging Mûnein en vlasfabriek ca. 1930
12
2.4
Café It Mounehoekje
Aan de weg, schuin tegenover de haven van Mûnein staat een gebouw wat dienst doet als café. Oorspronkelijk hebben op deze locatie twee huizen gestaan, die in 1896 zijn afgebroken en de kavels zijn samengevoegd in één nieuwe, grotere kavel met een nieuwe woning. In 1905 heeft de toenmalige eigenaar een vergunning aangevraagd om het huis uit te mogen baten als herberg en deze aanvraag is op 10 februari dat jaar verleend. De naam van het café, It Mounehoekje, grijpt terug op de naam van het dorp, Mûnein. Het feit dat in het dorp oorspronkelijk een molen aanwezig is geweest wordt hiermee nogmaals benadrukt. Aannemelijk is dat het café oorspronkelijk veel klandizie ontving van de bezoekers aan de haven, met name omdat de vlasfabriek die vlakbij het dorp ligt toen nog in bedrijf was. Afbeeldingen uit die tijd bevestigen dat de haven toentertijd druk bezocht werd (figuur 13 & 14).
Figuur 13. Oude situatie van de haven https://www.flickr.com/photos/69146005@N03/8647835259/in/set-72157633239752131
13
Figuur 14. Oude situatie van de haven. Bron: https://www.flickr.com/photos/69146005@N03/8648936686/in/set-72157633239752131/
Het café bestaat dus als geruime tijd en het interieur doet dan ook zeer sterk terug denken aan vroegere tijden. Naast oude houten vloeren, een plafond met houten balken en een met Delfts blauwe tegeltjes betegelde muur, zijn er verscheidene elementen terug te vinden in het gebouw die de historie van het gebouw uitademen, waaronder de grote houten schouw.
14
2.5
Dorpsstraten
Het heeft lang geduurd voordat er een weg door Mûnein aangelegd is. Tot aan 1886 heeft er nooit een officiële weg gelopen. In de zomer maakten de bewoners gebruik van zandpaden. Dit zorgde voor veel stof overlast. In de herfst en in de winter waren deze paden volkomen onbegaanbaar door de modder. Daarom besloot de gemeente in 1886 om van elk erf een stukje grond te kopen om een weg aan te leggen. In 1910 is er voor het eerst sprake geweest van een verharde weg. Mûnein kent van oudsher zes straten. Later zijn er nog een aantal zijtakken bijgekomen (Boer, Mûnein, 2006). De straatnamen zijn:
Dr. Kylstrawei Jelte Binneswei Halligenwei Flokhernepaed De Earnebuorren Kaetsjemuoiwei
De namen zijn allemaal bedacht in 1948. Sommige straten hadden toen al een naam, maar die namen zijn verloren gegaan en vervangen voor nieuwe. Jelte Binne en Dr. Kylstra zijn vroegere bewoners van het dorp. De halligenwei is vernoemd naar een stuk grond ten zuiden van het dorp dat vroeger “de grote halligen” werd. De Kaetsjemuoiwei is vernoemd naar het gelijknamige bos, dat vlakbij Stania state ligt. Voor de Earnebuorren is geen verklaring te vinden en de verklaring van Flokhernepaed was ook lastig te vinden. De meest voor de hand liggende verklaring is dat het dorp vroeger door buitenstaanders Flokherne werd genoemd. Eigenlijk is het een ironisch synoniem. De mensen in het dorp schenen vroeger nogal veel te vloeken. Herne is een fries synoniem voor hoek. Het werd dus eigenlijk gekscherend “vloekershoek” genoemd.
15
2.6
Vlasfabriek
Ontwikkeling vlasindustrie Na de vondst van lijnzaadkoppen in een terp in Usquert begon men naast akkerbouw ook met vlas. In eerste instantie werd uitsluitend op boerderijen begonnen met het spinnen en weven. Deze huisnijverheid werd voornamelijk door vrouwen gedaan. Al doende werd er meer geproduceerd dan men nodig had voor eigengebruik. Het was vooral een bezigheid voor in de winter, omdat er in die periode weinig werk was voor op de akkers. Doordat er meer geproduceerd werd dan men zelf nodig had ontstond er op grote schaal handel in vlas. Deze handel bloeide op in de Frankische periode van 742 -814 ( Karel de Groote). Vanaf de 15e eeuw werd het verwerken van de vlas een ambacht. Het werk werd grotendeels van de vrouwen naar de mannenhanden overgedragen. Men gebruikte bij voorkeur ingedijkte en drooggelegde polders voor het verbouwen van vlas, omdat deze gronden nog geen ‘vlasmoeheid’ (uitputting van specifieke voedingstoffen) vertoonden. Het produceren kende een dermate grote omvang dat rond 1825 ¼ van de akkers in Friesland werd gebruikt voor de productie van vlas. Dit grote succes zorgde ervoor dat er een terugslag ontstond in de economie. Er werd te veel geproduceerd en dus was het aanbod hoog. Hierdoor daalden de prijzen. Deze ontwikkeling zorgde ervoor dat er rond 1840 zelfs werkeloosheid in de vlasindustrie ontstond. De economie werd zo georganiseerd dat men zomers op de akkers bezig was met het vlas zaaien en oogsten. In de winter kon men zodoende bezig met spinnen en weven van het vlas. Op die manier waren er het hele jaar rond economische activiteiten en hoefde mensen het gebied niet te verlaten. Vlasfabriek in Mûnein op 6 mei 1898 werd er bij de gemeente een aanvraag gedaan om bij de het meertje zwarte broek een vlasfabriek op te richten. Deze aanvraag werd goed gekeurd, zo werd op 24 november van het zelfde jaar de vlasfabriek geopend (figuur 15). De vlasfabriek in Munein was de eerste fabriek van de N.V. Friese maatschappij van vlasindustrie. Het was van belang dat de fabriek aan het water werd gevestigd, omdat het vlas eerst een Figuur 15. vlasfabriek 1921 bron: www.flickr.com rottingsproces moest ondergaan in openwater. Voor het verbouwen van de vlas wat in de fabriek verwerkt zou worden, werden stukken grond van de zwarte broek ingepolderd tot akkerbouw grond. Deze droog gelegde stukken grond waren zeer geschikt voor de vlas bouw . Doordat deze gronden nog geen ‘vlasvermoeidheid’ vertoonden. Doordat het in de loop van de tijd steeds slechter ging met de vlasindustrie werd de fabriek in 1967 gesloten. De gerestaureerde schoorsteen en het beeld Gose en Damme verwijzen nog 16
naar deze tijd. Maar ook het verdwijnen van de Zwarte broek is een invloed van de vlasfabriek op het landschap (HistorieMûnein, 2014). Tegenwoordig (2014) is de voormalige vlasfabriek in gebruik als Thomashuis. Dit is een huis waar mensen met een verstandelijke beperking onder begeleiding kunnen wonen (figuur 16 & 17).
Figuur 16. Vlasfabriek 2014. Bron: (Koopman)
Figuur 17. Vlasfabriek 2014 ( thomashuis) bron: (Koopman)
17
2.7
Stania State
Stania State (figuur 18) ligt ten noorden van het vlakbij Munein gelegen Oenkerk. Dit is het Trynwâlden gebied. Het gebied staat bekend om zijn vele buitenplaatsen en landgoederen. Hierbinnen neemt Stania State een belangrijke plek in. Het gaat hier dan niet alleen maar om de verschijningsvorm, maar ook om de historische ontwikkeling.
Figuur 18. Stania State Invalid source specified.
De naam Stania State komt in vanaf de 16e eeuw voor. Het huis wat destijds is gebouwd is een overweldigend negentiende-eeuws gebouw met een Barokke-tuin. Deze is in de loop der tijd omgevormd tot een landschapspark. De twee rechte laanrestanten direct voor het huis maakten toen al deel uit van de oude aanleg. De verlandschappelijking is vormgegeven door de landschapsarchitect Lucas Pieters Roodbaard. Hij maakte hierbij heel slim gebruik van de oude bomen die al op de locatie stonden. Typisch zijn de slingerende paden, die in die tijd gebruikelijk waren. Verder zijn er veel kronkelende waterpartijen en natuurlijk ogende vijvers. Landschappelijke kenmerken zijn de driepuntsbrug en de poppestenen. Laatstgenoemde zijn grote zwerfkeien die daar geplaats waren. Deze speelden een rol in de folklore. Destijds werd aangenomen dat vrouwen die een tijd op een dergelijke steen zaten sneller zwanger zouden raken (Landgoed Stania State, 2014).
18
Ruimtelijke thema’s De landschapsstijl is door Roodbaard op een geheel eigen wijze geïnterpreteerd en tot uitvoering gebracht (figuur 19). Hij bracht compacte en geconstrueerde gebogen lijnen en slingerende paden in relatie met de zichtlijnen. Hierdoor ontstonden wisselende doorzichten. De combinatie van deze gebogen lijnen en het reliëf is uniek in zijn soort. Het park wordt namelijk gekenmerkt door een uniek reliëf met grote contrasten en varieert van flauwe tot steile hellingen. Ook water speelt een belangrijke rol in het park. Het bepaalt in meerdere mate de structuur en de oriëntatie in het park. Er kunnen twee soorten waterpartijen onderscheidden worden; grote vijvers en lange smalle watergangen die de vijvers aan elkaar verbinden. Lopend langs het water en voer de bruggetjes worden de state en de priëlen weerspiegeld in het water. Het spel van richtlijnen laat de verbinding zien tussen de state en het park. Vanuit de state en het park zijn er verschillende Figuur 19. Ontwerp Stania State omstreeks 1824 (N0.0rdpeil, 2014) zichtlijnen te zien, vaak in de richting van een fraai tuinsieraad. De formele lanen zijn omgevormd tot zichtlijnen. Hier vormen de slingerende paden een onderdeel van. Omdat de paden belevingsaders van een park zijn geven deze een wisselend beeld op het park. Op Stania State zijn de paden van een labyrint-achtige opzet zodat er maar één route is om door het park te lopen. In het park is een “middenlijn” te onderscheiden. Deze kan gezien worden als een soort scheidslijn van de twee flanken. In het achterterrein kan de is de lijn vorm gegeven door middel van een bomenrij. In het voorterrein als een waterpartij (figuur 19) (N0.0rdpeil, 2014).
19
Bronnenlijst Bodemkartering, S. v. (1981). Bodemkaart van Nederland. Wageningen: Van der Wiel-Luyben B.V. Boer, A. W.-d. (2006). Mûnein. In A. W.-d. Boer, Mûnein (p. 1). Molenend: Aukje Wijbenga de boer. Boer, A. W.-d. (2007). Mûnein. Mûnein: In eigen beheer uitgegeven. HistorieMûnein. (2014). Mûnein. Retrieved december 2014, from munein.nl: http://www.munein.nl/beheer/munein_readtsjerk/index.html Koopman, G. Excursie munein. Kruirêd, O. I. (2014). school. Retrieved 2014, from kruired.nl/: http://www.kruired.nl/school Landgoed Stania State. (2014). Retrieved 12 10, 2014, from Staatsbosbeheer: http://www.staatsbosbeheer.nl/Locaties/Noard-Fryslan/Landgoed%20Stania%20State.aspx Molen Database. (2014, september 13). Retrieved december 2014, 18, from Molen Database: http://www.molendatabase.org/molendb.php?step=details&nummer=9957# N0.0rdpeil. (2014). Stania State Historie en toekomstperspectief. Wikipedia. (2014, maart 19). Broek (landschap). Retrieved december 18, 2014, from Wikipedia: http://nl.wikipedia.org/wiki/Broek_(landschap) Worst, D., & Zomer, J. (2011). Landschapsontwikkeling en cultuurhistorische waarden langs de bovenen middenloop van het Koningsdiep (Zuidoost-Friesland). Groningen: Kenniscentrum Landschap.
20