KRINGLOOPSPEL Afval=Grondstof
Colofon: Het Kringloopspel is ontwikkeld in opdracht van MARN, ARN, DAR, Gemeente Ede en ACV ACV. Mei 2013-05-20
Het Kringloopspel is ontwikkeld door Het Dijkmagazijn Beuningen en MECNijmegen.
Illustraties: Dolf Oosterhoff
commerciële doeleinden vrij te downloaden en te gebruiken. Het Kringloopspel is voor niet-commerciële Voor elk ander gebruik is schriftelijke toestemming nodig van de ontwikkelaars.
SAMENVATTING In het kringloopspel spelen leerlingen de rol van een grondstof. Door enkele leerlingen, die de rol van Fabrikant, Gebruiker en Afvalbedrijf spelen, worden de ‘grondstoffen’ gebruikt, weggegooid, gescheiden of hergebruikt. Welke ‘grondstoffen’ lukt het om met zelfbedachte spelregels zo lang mogelijk in de kringloop te blijven? Spelduur: Niveau: Aantal leerlingen: Locatie: Benodigdheden:
1 tot maximaal 1,5 uur PO groep 7 en 8 en VO klas 1 minimaal 10 en maximaal 30 gymzaal of leeggeruimd klaslokaal of schoolplein drie tafeltjes, 24 pennen of potloden, verzameld voorbeeldvoorwerpen (minimaal 40 stuks, zie bestand voorbeeldvoorwerpen) dat bestaat uit één soort grondstof en meerdere grondstoffen, geprinte lesmateriaal voor de 5 rondes (bestand Instructiekaarten).
Doelen: - leerlingen leren wat grondstoffen zijn - leerlingen leren wat een kringloop is en het belang van hergebruik - leerlingen ervaren dat Fabrikanten, Gebruikers en Afvalbedrijven moeten samenwerken om grondstoffen in de kringloop te houden - leerlingen bedenken zelf welke ‘spelregels’ van belang zijn bij het in stand houden van de kringloop van de grondstoffen Het kringloopspel bestaat uit vijf rondes: 1 introductie - analyse van voorwerpen op grondstoffen, 10 minuten 2 kringloopspel zonder scheiding, 15 minuten 3 analyse op mogelijkheid van scheiden in grondstoffen, 5 minuten 4 kringloopspel met scheiding, 20 minuten, 5 analyse op herbruikbaarheid voor de kringloop - nabespreking, 10 minuten
2
TREFWOORDEN/GEBRUIKTE BEGRIPPEN Afvalbedrijf: de verzamelaar en verwerker van de weggegooide voorwerpen en grondstoffen. Fabrikant: de producent van voorwerpen die zijn gemaakt van grondstoffen. Gebruiker: de koper van voorwerpen die na gebruik worden weggegooid. Grondstof: het materiaal waarvan een voorwerp is gemaakt, in dit spel zijn dat Metaal, Kunststof of een Natuurlijk gegroeide grondstof (organische grondstof). Andere soorten grondstoffen blijven buiten beschouwing. Kringloop: grondstoffen terugwinnen uit voorwerpen om opnieuw te gebruiken. Spelregel: korte beschrijving hoe een grondstof wel of niet gebruikt wil worden en waar de Fabrikant, Gebruiker en Afvalbedrijf zich aan moeten houden. Voorwerp: een product dat wordt gekocht en dat als afval wordt weggegooid, het bestaat uit grondstoffen. VOORBEREIDING •
• • •
30 tot 40 voorwerpen verzamelen (zie voorbeelden bestand ‘Voorbeeldvoorwerpen’) die uit elkaar gehaald mogen worden. Als alternatief kunnen de kaartjes van het bestand ‘Voorbeeldvoorwerpen’ worden geprint. Eventueel gereedschap (tangen, scharen) voor het uit elkaar halen van voorwerpen. Bestand Instructiekaarten enkelzijdig printen op wit A4 papier (32 pagina’s) en kaarten voor de grondstoffen Metaal, Kunststof en Natuurlijk gegroeide grondstof snijden. Parcours volgens onderstaande opstelling uitzetten. Leerlingen die Fabrikant, Gebruiker en Afvalbedrijf spelen staan de binnenkant van de kringloop achter hun tafeltje, grondstoffen lopen om de buitenkant.
3
RONDE 1: INTRODUCTIE - ANALYSE VAN VOORWERPEN OP GRONDSTOFFEN TIJD: 10 MINUTEN . NODIG: VOORBEELDVOORWERPEN EN INSTRUCTIEKAARTEN RONDE 1 Doel introductie: Leerlingen weten dat ze een spel gaan spelen waarin ze meemaken wat een kringloop van grondstoffen is en dat ze spelregels gaan bedenken om als grondstof zo lang mogelijk in de kringloop te blijven. Activiteit: Laat leerlingen de collectie voorwerpen zien. Geef een korte toelichting dat er een spel gespeeld gaat worden in vijf rondes, waarbij de meeste leerlingen zelf de rol krijgen van de grondstoffen waar deze voorwerpen van gemaakt zijn. Let op: Leerlingen worden op de instructies ook met de term ‘grondstof’ aangesproken! Het doel van het spel is om zo lang mogelijk in het spel mee te kunnen doen. Doel analyse: Leerlingen kennen het begrip grondstof, de grondstoffen Metaal, Kunststof en Natuurlijk gegroeide grondstof. Vraag: Wie weet waar de getoonde voorwerpen van gemaakt zijn? Wie kan voorbeelden van de grondstoffen metaal, kunststof en natuurlijk gegroeide grondstof noemen? Kennen leerlingen de trefwoorden fabrikant, gebruiker (consument), afvalbedrijf, grondstof, metaal, kunststof, natuurlijk gegroeide kunststof en kringloop en kunnen ze er voorbeelden bij geven? Corrigeer aperte misvattingen. In het spel komen deze trefwoorden weer terug en worden dan duidelijker. Activiteit: Vraag leerlingen een deel van de voorwerpen te scheiden (let op: wel veilig slopen) naar de drie soorten grondstoffen waarvan ze zijn gemaakt. Gebruik voor het sorteren de Instructiekaarten Ronde 1.
RONDE 2: KRINGLOOPSPEL ZONDER SCHEIDING TIJD: 15 MINUTEN NODIG: VOORBEELDVOORWERPEN EN INSTRUCTIEKAARTEN RONDE 2 Doel: Leerlingen spelen de grondstoffen in de kringloop na en ervaren dat de kringloop stagneert als grondstoffen als zwerfafval of als verbrandingsresten verdwijnen uit de kringloop. Vraag: Wat gebeurt er met grondstoffen die door de Fabrikant, Gebruiker en Afvalbedrijf gebruikt worden en waar blijven ze? Waardoor stopt het spel op een bepaald moment? Activiteit: Twee leerlingen spelen de rol van Fabrikant, twee leerlingen zijn Gebruiker en twee leerlingen zijn Afvalverwerker. Zij nemen hun plaats in op het parcours achter hun tafeltje, krijgen hun Instructiekaarten Ronde 2 en lezen hun instructies goed door. Leg de Instructiekaarten Ronde 2 voor Voorraad, Zwerfval en Verbrandingsresten op hun plaats. Alle andere leerlingen spelen een van de drie grondstoffen Kunststof, Metaal en Natuurlijk gegroeide grondstof. De leerlingen worden gelijkelijk verdeeld over deze drie grondstoffen. Zij krijgen de materiaalkaarten in de hand om te laten zien welke grondstof zij spelen. Zij nemen hun plaats in bij de Voorraad grondstoffen van de Fabrikant. De Fabrikant beslist welke voorwerpen gemaakt worden aan de hand van verzamelde voorwerpen of geprinte kaartjes. Ze lopen daarna buiten de tafeltjes om naar de gebruiker. Docent is de spelleider.
4
BELANGRIJK: Oefen eerst twee voorbeelden zodat leerlingen het spel begrijpen: • De Fabrikant maakt van één soort grondstof een voorwerp. Bijvoorbeeld van Metaal een paperclip. Een Metaalleerling loopt naar de Gebruiker met een paperclip in zijn hand als voorbeeld van wat hij is. De Gebruiker beslist volgens de instructie hoe hij de paperclip weggooit. Dat kan op twee manieren. 1) Als zwerfafval: dan gaat de leerling met de paperclip in vak Zwerfafval staan en moet daar ook blijven 2) Als afval: dan gaat de leerling met de paperclip naar het Afvalbedrijf. Het Afvalbedrijf beslist dan volgens de instructie waar de grondstof Metaal (leerling) naar toe moet. In dit geval weer naar grondstoffen van de Fabrikant, die de leerling weer opnieuw kan gebruiken. Bijvoorbeeld voor een fiets of nietje. • De Fabrikant maakt nu van twee verschillende grondstoffen een voorwerp. Bijvoorbeeld een pen van Metaal (de leerling die net nog een paperclip was) en Kunststof. De leerlingen lopen gearmd naar de Gebruiker en nemen een pen mee als voorbeeld van wat ze zelf uitbeelden mee. De Gebruiker´koopt´ het voorwerp en beslist volgens instructie hoe hij de pen na gebruik weggooit. Dat kan op twee manieren 1) Als zwerfafval: dan moeten de twee leerlingen met hun voorwerp in het vak Zwerfafval gaan liggen. 2) Gooit de Gebruiker de pen weg in bak of zak als afval, dan lopen de twee leerlingen gearmd met hun pen naar het Afvalbedrijf. Het Afvalbedrijf beslist volgens de instructie wat hij doet. In dit geval wordt de pen verbrand. De twee leerlingen moeten samen in het vak Verbrandingsresten gaan staan en moeten daar ook blijven. Vraag aan iedereen of de instructies duidelijk zijn. Dan kan het spel beginnen. Als er geen voorwerpen meer zijn als voorbeelden die de grondstoffen kunnen meenemen, kunnen de kaartjes met Voorbeeldvoorwerpen gebruikt worden. Verloop van het spel: Het spel stopt als de Fabrikant niets meer kan maken. Het spel kan ook stoppen na een afgesproken tijd. Nabespreking: Kunnen leerlingen hun ervaringen navertellen? Wie lag er al direct uit? Waarom? Wie is twee of meer keer voor iets gebruikt door de Fabrikant? Hoe kan dat? Kunnen leerlingen aangeven waarom de kringloop stopt? Antwoord: Na verloop van tijd verdwijnen steeds meer grondstoffen uit de kringloop als zwerfafval of als verbrandingsrest. De Fabrikant kan uiteindelijk weinig of niets meer produceren als hij geen grondstoffen heeft. Welke eigenschap van een voorwerp is gunstig om in de kringloop te blijven? Antwoord: als dit voorwerp van één grondstof is gemaakt.
RONDE 3: ANALYSE OP MOGELIJKHEID VAN SCHEIDEN IN GRONDSTOFFEN TIJD: 5 MINUTEN NODIG: VOORBEELDVOORWERPEN EN INSTRUCTIEKAARTEN RONDE 3 Doel: Leerlingen ervaren dat voorwerpen gemakkelijk, moeilijk of niet scheidbaar zijn in grondstoffen. Vraag: Sorteer de voorwerpen (of hun grondstoffen) uit de eerste ronde opnieuw in: makkelijk, moeilijk en niet te scheiden in afzonderlijke grondstoffen. Leg de voorwerpen op deze instructiekaarten. Waardoor zijn sommige voorwerpen wel makkelijk te scheiden zijn en andere niet?
5
Activiteit: De al of niet gesplitste voorwerpen uit de eerste ronde worden opnieuw gesorteerd naar makkelijk, moeilijk of niet te scheiden in grondstoffen? Gebruik hiervoor de Instructiekaarten Ronde 3.
RONDE 4: KRINGLOOPSPEL MET SCHEIDING TIJD: 20 MINUTEN NODIG: VOORBEELDVOORWERPEN, PENNEN EN INSTRUCTIEKAARTEN RONDE 4 Doel: Leerlingen die grondstoffen spelen bedenken oplossingen om zo vaak mogelijk in de kringloop rond te gaan (ofwel: welke grondstof kan zoveel mogelijk voor een nieuw voorwerp gebruikt worden). Vraag: Bedenk als grondstof spelregels voor Fabrikant, Gebruiker en Afvalbedrijf om steeds weer opnieuw gebruikt te worden voor nieuwe voorwerpen. Activiteit: Voeg bij Fabrikant, Gebruiker en Afvalbedrijf eventueel een extra leerling toe. Geef hen de Instructiekaarten Ronde 4. Leg de Instructiekaarten voor Voorraad, Zwerfval en Verbrandingsresten op hun plaats (Instructiekaarten Ronde 4). Geef alle grondstoffen een pen/potlood om spelregels op te schrijven. Oefen eerst een voorbeeld zodat leerlingen het spel begrijpen: Bedenk met de groep een spelregel. Op hun kaart schrijven beide grondstoffen (leerlingen) de bedachte spelregel. De Fabrikant maakt een voorwerp van twee grondstoffen en geeft het voorwerp als voorbeeld mee. De Fabrikant beslist welke voorwerpen hij maakt, maar grondstoffen kunnen weigeren (volgens hun spelregels)! De grondstoffen gaan gearmd naar de Gebruiker. Die beslist volgens zijn instructie en de spelregel wat hij het met het voorwerp doet. De leerlingen lopen (eventueel apart van elkaar als ze gescheiden zijn) eventueel naar de afvalverwerker. Ook die volgt volgens zijn instructies en de spelregel hoe hij het voorwerp of de grondstoffen verwerkt. Grondstoffen die als zwerfafval of verbrande resten op een hoop liggen mogen spelregels bedenken om langer in de kringloop te blijven. Op de Spelregels (ik wil wel….ik wil niet….) kan de leerling zelf beschrijven hoe een Fabrikant, Gebruiker of Afvalbedrijf hem als grondstof wel of niet mag gebruiken. De spelleider beoordeelt of de door de leerling bedachte spelregel afdoende is en geeft aan wanneer grondstoffen weer mee mogen doen in het spel. Die grondstoffen gaan naar de Voorraad grondstoffen van de Fabrikant. Het voorbeeldvoorwerp (of kaartje) laten ze achterin het vak Zwerfafval of Verbrandingsresten. Vraag aan iedereen of de instructies duidelijk zijn. Dan kan het spel beginnen. Als er geen voorwerpen meer zijn als voorbeelden die de grondstoffen kunnen meenemen, kunnen de kaartjes met voorwerpen gebruikt worden. Verloop van het spel: Leerlingen die goede spelregels opstellen kunnen langer in de kringloop blijven. Het spel stopt na een afgesproken tijd of als de Fabrikant niets meer kan maken.
6
RONDE 5: ANALYSE OP HERBRUIKBAARHEID VOOR DE KRINGLOOP - NABESPREKING TIJD: 15 MINUTEN NODIG: VOORBEELDVOORWERPEN EN INSTRUCTIEKAARTEN RONDE 5 Doel analyse: Leerlingen weten welke voorwerpen geschikt zijn voor de kringloop en welke ongeschikt zijn. Vraag: Welke voorwerpen zijn wel geschikt voor de kringloop en welke zijn daar ongeschikt voor. Activiteit: De voorwerpen worden opnieuw gesorteerd naar geschikt voor de kringloop en ongeschikt voor de kringloop. Gebruik voor het sorteren de Instructiekaarten Ronde 5. Nabespreking: Aan de hand van uitgetekende situatie op bord (kringlooproute, met Fabrikant, Gebruiker en Afvalbedrijf, Zwerfafval en Verbrandingsresten) geven leerlingen aan waar de kringloop stagneert, of juist niet. Vraag eerst wat de ervaringen van de Fabrikant, Gebruiker en Afvalbedrijf zijn? Wat zijn de ervaringen van de grondstoffen? Wie is het vaakst gebruikt voor nieuwe voorwerpen/voorwerpen? (Metalen: die zijn na verbranding met magneten weer als grondstof terug te winnen.) Hoe is dat gelukt? Welke eigenschappen hebben voorwerpen die geschikt zijn voor het in stand houden van de kringloop? (Ofwel: welke spelregels werken wel om de kringloop in stand te houden en waarom? Welke werken niet en waarom niet?) Antwoord: voorwerpen die geschikt zijn voor de kringloop bestaan uit één soort grondstof, of uit meerdere verschillende grondstoffen die makkelijk uit elkaar te halen zijn. Op welke manier kunnen de Fabrikant, Gebruiker of het Afvalbedrijf de kringloop verstoren? Antwoord: door grondstoffen te combineren die niet meer te scheiden zijn, door zwerfafval weg te gooien en door voorwerpen te verbranden. Op welke manieren kunnen Fabrikant, Gebruiker en Afvalbedrijf in werkelijkheid helpen om grondstoffen in de kringloop te houden? Antwoord: Fabrikant maakt voorwerpen die gemakkelijk te scheiden zijn in aparte grondstoffen. Afvalbedrijf of Fabrikant gaat zelf (zwerf)afval verzamelen om te hergebruiken of er grondstoffen uit terug te winnen, bijvoorbeeld metaal met behulp van magneten. Fabrikant en Afvalbedrijf gaan intensief samenwerken: ze maken voorwerpen die gemakkelijk weer herbruikbare grondstoffen opleveren (Cradle to Cradle ontwerp). Gebruiker kan afval gescheiden aanbieden (bijvoorbeeld glas, papier, blik) of goederen hergebruiken (kringloopwinkel, repairshop). Dit vergroot het aantal keren dat iets gebruikt wordt (gaat dan niet vaker door de kringloop, spaart wel energie). Gebruiker kan ook weigeren om voorwerpen te kopen die de kringloop ondermijnen. Te strikte gebruiksregels stagneren het productieproces. Bijvoorbeeld: “ik wil nooit gecombineerd worden met een andere grondstof” beperkt de Fabrikant enorm. Immers bepaalde voorwerpen zijn niet meer te maken. “Ik wil nooit verbrand worden” lukt niet altijd.
7