KEURMERK FILANTROPIE Rapport Keurmerkcriteria
VERSIE 3, 19 DECEMBER 2013
s samenwerkende brancheorganisaties filantropie
KEURMERK FILANTROPIE
RAPPORT KEURMERKCRITERIA
OPDRACHTGEVERS:
SAMENWERKENDE BRANCHEORGANISATIES FILANTROPIE (SBF) MINISTERIE V A N VEILIGHEID EN JUSTITIE MINISTERIE V A N FINANCIË N
MR. B.C. (BORIS) FRANSSEN DRS. S. (SUZANNE) MR. S.S.J.P. (SYLVIE) ROESTENBERG AMSTERDAM, 19 DECEMBER 2013
Inhoudsopgave
1. Inleiding
4
2. Context & randvoorwaarden
5
3. Trends & ontwikkelingen
12
4. Doel keurmerk
17
5. Scope & categorieën
21
6. Onderwerpen keurmerk & uitwerking criteria
24
7. Aanbevelingen implementatie
36
Bijlagen
38
1. Geraadpleegde literatuur en andere bronnen 2. Geraadpleegde deskundigen 3. Deelnemers klankbordgroep 4. Schema vergelijking bestaande keurmerken 5. Format Jaarrapport 6. Over de auteurs.
3
1. Inleiding De Samenwerkende Brancheorganisaties Filantropie (hierna: SBF) heeft i n 2011 het Convenant R u i m t e v o o r Geven getekend met de Ministeries v a n V e i l i g h e i d en Justitie e n v a n Onderdeel v a n d i t convenant is de o n t w i k k e l i n g v a n een validatiestelsel, o.a. bestaande u i t é é n gedragscode, é é n k e u r m e r k voor fondsenwervende instellingen en een (onderzoek naar de i n s t e l l i n g v a n een) Centraal I n f o r m a t i e p u n t Filantropie. Onderzoeksvraag I n d i t r a p p o r t staan de volgende vragen centraal: • •
Welke keurmerkcriteria moeten onderdeel uitmaken van het nieuwe Keurmerk Filantropie, rekening houdend met de gestelde doelen en randvoorwaarden? En: welke aanbevelingen kunnen aan de gezamenlijke opdrachtgevers worden gedaan met betrekking tot de verdere implementatie van het keurmerk?
Werkwijze I n het kader v a n d i t onderzoek zijn verschillende deskundigen g e ï n t e r v i e w d (zie bijlage 2) en is deskresearch u i t g e v o e r d . Voorts is een v i e r t a l klankbordgroep-bijeenkomsten gehouden m e t d e s k u n d i g e n (zie bijlage 3). H e t eerste concept v a n d i t r a p p o r t is m e t de k l a n k b o r d g r o e p - l e d e n (en een aantal externe respondenten) besproken en door h e n v a n commentaar voorzien. Leeswijzer D i t r a p p o r t is als v o l g t o p g e b o u w d . Eerst w o r d t de centrale vraag i n de relevante context geplaatst. Daarbij k o m e n ook de r a n d v o o r w a a r d e n aan de orde die v a n belang zijn v o o r de b e a n t w o o r d i n g v a n de onderzoeksvraag ( H o o f d s t u k 2). Vervolgens w o r d t beschreven w e l k e relevante trends & o n t w i k k e l i n g e n v a n belang zijn bij de o n t w i k k e l i n g v a n k e u r m e r k c r i t e r i a v o o r een n i e u w k e u r m e r k ( H o o f d s t u k 3) en w a t m e t het k e u r m e r k w o r d t beoogd ( H o o f d s t u k 4 " D o e l k e u r m e r k " ) . O p basis v a n de voorgaande onderdelen, w o r d t i n H o o f d s t u k 5 ingegaan op de scope v a n het k e u r m e r k en de differentiatie naar c a t e g o r i e ë n instellingen. N a een korte inventarisatie v a n de o n d e r w e r p e n die een plaats moeten krijgen i n de keurmerkcriteria, v o l g t i n H o o f d s t u k 6 een u i t w e r k i n g v a n de n o r m e n die i n het n i e u w e k e u r m e r k k u n n e n w o r d e n opgenomen. Tot slot v o l g e n de aanbevelingen m e t b e t r e k k i n g tot de verdere 'implementatie het k e u r m e r k ( H o o f d s t u k 7).
4
2. Context & randvoorwaarden 2.1.
Context
Filantropie Filantropie of l i e f d a d i g h e i d k a n w o r d e n omschreven als het v r i j w i l l i g geven v a n geld, goederen of i n s p a n n i n g door i n d i v i d u e n , huishoudens, fondsen en bedrijven p r i m a i r t e n behoeve v a n algemeen nuttige doelen. De sector filantropie levert een zelfstandige bijdrage v a n u i t een eigen v e r a n t w o o r d e l i j k h e i d en naast de overheid - aan het algemeen n u t i n N e d e r l a n d . A a n de filantropische instellingen w o r d t jaarlijks naar schatting circa € 4,7 m i l j a r d gegeven door o.a. huishoudens, vermogensfondsen, het bedrijfsleven en goededoelenloterijen. De sector
filantropie
De sector filantropie is i n N e d e r l a n d onderdeel v a n het maatschappelijk m i d d e n v e l d en w o r d t d a a r o m o o k w e l gekenschetst als de sector m a r k t en staat'. De sector filantropie o m v a t een grote diversiteit aan organisaties, waaronder kerkelijke instellingen, vermogensfondsen en fondsenwervende instellingen. Fondsenwervende i n s t e l l i n g e n z i j n naar Nederlands recht opgerichte stichtingen of verenigingen m e t volledige rechtsbevoegdheid die v o o r realisering v a n charitatieve, culturele, wetenschappelijke of andere het algemeen n u t beogende doelstellingen door m i d d e l v a n f o n d s e n w e r v i n g een beroep d o e n op de publieke offervaardigheid. Onder f o n d s e n w e r v i n g w o r d t verstaan d a t de aldus v e r k r e g e n gelden v r i j w i l l i g zijn afgestaan, geen of geen evenredige tegenprestatie v o r m e n v o o r geleverde goederen of diensten en dat er geen rechten v o o r z o r g of h u l p aan k u n n e n w o r d e n ontleend. Fondsenwervende instellingen zijn v o o r een deel aangesloten b i j de brancheorganisaties de V e r e n i g i n g v a n Fondsenwervende instellingen (hierna: en het I n s t i t u u t F o n d s e n w e r v i n g (hierna: IF). Uitdagingen sector filantropie De u i t d a g i n g e n waar de filantropie z i c h h e d e n ten dage v o o r weet gesteld k u n n e n - op basis v a n nationale en internationale publicaties - tot een aantal centrale, u n i f o r m e thema's w o r d e n teruggebracht. De volgende zaken w o r d e n i n de literatuur onder andere aangestipt. I n b i n n e n - en b u i t e n l a n d hebben filantropische instellingen het n i e u w s gehaald en v o o r commotie gezorgd, bijvoorbeeld met b e t r e k k i n g tot hoge salarissen v a n bestuurders, g e l d dat aangewend is v o o r andere doelen d a n w a a r v o o r het was g e w o r v e n Rechtmatigheid is een belangrijke v o o r w a a r d e v o o r een goed functionerende, professionele filantropische sector, die k a n bogen op het v e r t r o u w e n v a n het grote p u b l i e k en andere belanghebbenden. Zoals M a t t h e w Bishop i n The Economist echter stelt, l i g g e n de u i t d a g i n g e n v a n de sector nationaal en internationaal op een veel fundamenteler n i v e a u d a n dat v a n de rechtmatigheid. Waar het o m draait is de doeltreffendheid of impact v a n filantropische instellingen. 1 Impact H e t vraagstuk dat het w e z e n v a n de filantropische sector raakt, is de i m p a c t v r a a g (of de mate w a a r i n een organisatie doeltreffend is c.q. zijn doel realiseert, deze t e r m e n w o r d e n i n d i t r a p p o r t als synoniemen v a n elkaar gebruikt). V e r t r e k en e i n d p u n t v a n iedere n o n profitorganisatie is het doel dat i n de missie is belichaamd. D i t doel is gericht op het realiseren v a n positieve, toegevoegde w a a r d e op maatschappelijk gebied (oftewel impact, als v e r z a m e l i n g v a n resultaten m i n u s w a t er toch al z o u zijn gebeurd). H e t b e v o r d e r e n v a n de realisatie v a n zoveel mogelijk impact en de m o n i t o r i n g hiervan, is een cruciaal o n d e r w e r p , m e t een hoge urgentie. H e t v e r t r o u w e n v a n maatschappelijke belanghebbenden hangt ' Interview met Matthew Bishop, 'The business of giving', The Economist, 2006
5
terecht - i n belangrijke mate v a n d i t onderwerp af. Er z o u n o g meer d a n thans het geval is aandacht voor d i t aspect moeten k o m e n v a n u i t de sector. H e t i m p a c t - p l e i d o o i is i n meerdere opzichten relevant: meer aandacht voor impact en i m p a c t m e t i n g bevordert m a r k t w e r k i n g i n de non-profitsector, en stimuleert een grotere waardegedrevenheid en efficiency (met meer gerealiseerde of impact als gevolg). Elementen als waardegedrevenheid en efficiency z o u d e n sterker k u n n e n w o r d e n o n t w i k k e l d . H e t belang v a n i m p a c t en verslaglegging o m t r e n t doelrealisatie w o r d t i n uiteenlopende nationale en internationale b r o n n e n bevestigd 2 . V o o r het meten v a n impact is niet é é n methode beschikbaar, er zijn er meerdere 3 . Los n o g v a n het gegeven dat het meten v a n impact niet altijd eenvoudig is, is er ook niet é é n universele, door de hele sector onderschreven methode. Hiermee k a n echter niet w o r d e n gesteld dat i m p a c t m e t i n g geen p r i o r i t e i t k a n hebben of anderszins terzijde dient te w o r d e n geschoven. Gebrekkige en versnipperde
informatie
Een ander belangrijk thema is de gebrekkige en versplinterde die momenteel over filantropische instellingen beschikbaar is. H e t grote p u b l i e k en andere belanghebbenden k u n n e n door de h u i d i g e v e r s n i p p e r i n g moeilijk adequaat i n z i c h t k r i j g e n i n de sector. Publieksbelang A l s publieksbelang k a n het belang w o r d e n omschreven dat het p u b l i e k (belastingbetalers, donateurs, begunstigden) heeft o m zeker te w e t e n dat de instellingen i n de sector filantropie het algemeen n u t dienen. H e t publieksbelang o m v a t de l e g i t i m i t e i t v a n filantropische instellingen o m geld te v e r w e r v e n en o m fiscale v o o r d e l e n te genieten en is gebaat bij inzicht i n de effectiviteit v a n filantropische instellingen. Algemeen Nut Beogende
Instellingen
De overheid erkent de r o l v a n de filantropische sector en stimuleert het particulier geefgedrag door m i d d e l v a n belastingvoordelen i n diverse fiscale w e t t e n . Deze fiscale faciliteiten zijn nader u i t g e w e r k t i n de Geefwet en voor een belangrijk deel gekoppeld aan het hebben v a n de status v a n algemeen n u t beogende i n s t e l l i n g v o o r de verkrijgende of uitdelende instelling. N a a r schatting beschikt 90% v a n de filantropische instellingen over de Bij de Belastingdienst staan ongeveer 55.000 organisaties geregistreerd als A N B I en d i t aantal neemt n o g steeds toe. Naar schatting 15.000 instellingen behoren tot de categorie instellingen'. V a n het totaal v a n 55.000 A N B I ' s staan ongeveer 5.600 organisaties als goededoelenorganisatie geregistreerd i n de online Kennisbank Filantropie. Bestaande keurmerken Er bestaan verschillende k e u r m e r k e n , te w e t e n die v a n het CBF, die v a n het K e u r m e r k Goede Doelen, de RfB en het K e u r m e r k Goed Besteed. De v r a a g s t u k k e n governance, beloningsbeleid, maatschappelijke prestaties en transparantie z i j n v a n belang v o o r het De SBF n o e m t haar visiedocument expliciet dat i n het keurmerk(stelsel) regels k u n n e n w o r d e n gesteld v o o r de verslaglegging betreffende ' g o e d bestuur, het beloningsbeleid en de maatschappelijke prestaties' (naast de h u i d i g e eisen die w o r d e n gesteld aan filantropische instellingen voor het verkrijgen v a n de ANBI-status). U i t het schema k e u r m e r k e n (zie bijlage 4) k u n n e n de volgende conclusies w o r d e n getrokken:
Bijvoorbeeld ook i n de publieke managementletter van de Nederlandse Beroepsvereniging van Accountants: Goed Doel, goed verhaal, die tijdens het CBF jaarcongres i n december 2012 werd gepresenteerd. Een van de belangrijkste aanbevelingen van het rapport stelt het maatschappelijk effect centraal: "Het zichtbaar maken hiervan is vaak complex, maar wel van cruciale betekenis. Niet alleen doelstellingen en activiteiten, maar ook de effecten moeten meetbaar en toetsbaar zijn". Zie i n dit kader onder andere B. Franssen en P. ten, Handboek Sociaal Ondernemen i n Nederland Van 2007.
6
• K e u r m e r k Goede D o e l e n D i t k e u r m e r k stelt v e r p l i c h t dat g e b r u i k w o r d t gemaakt v a n een gedragscode w a a r i n onder andere i n w o r d t gegaan o p professioneel bestuur, het doel v a n de instelling, doelrealisatie, en transparantie over deze en ander onderdelen. H e t K e u r m e r k Goede D o e l e n besteedt veel aandacht aan de maatschappelijke prestaties v a n k e u r m e r k h o u d e r s i n de z i n v a n maatschappelijke impact. w o r d t expliciet gevraagd naar het effect (aantoonbare verbetering i n de situatie v a n de doelgroep) v a n de o u t p u t (concrete resultaten). D i t k e u r m e r k h o u d t de m o g e l i j k h e i d open dat het goede doel niet i n staat is o m d i t effect te beschrijven. D e b e z o l d i g i n g v a n directie- enof bestuursleden is geen onderdeel v a n d i t k e u r m e r k . Ten aanzien v a n transparantie over voornoemde thema's e n transparantie geldt: o m i n a a n m e r k i n g te k u n n e n k o m e n v o o r het k e u r m e r k Goede D o e l e n moet het jaarverslag v o o r iedereen online staan d a n w e l opvraagbaar zijn. D e k e u r m e r k h o u d e r betaalt 400 euro per jaar v o o r v e r s t r e k k i n g v a n d i t k e u r m e r k . Er w o r d t gesteld dat de v o l l e d i g gedigitaliseerde aanvraag niet meer d a n é é n tot drie w e r k d a g e n i n beslag neemt v o o r een goededoelen-organisatie. H i e r m e e is d i t k e u r m e r k zeer toegankelijk v o o r grote en kleine filantropische instellingen. Er z i j n n u 24 k e u r m e r k h o u d e r s m e t een totale omzet v a n meer d a n 36 m i l j o e n euro. • CBF-Keur H e t CBF-Keur is het bekendste k e u r m e r k i n N e d e r l a n d (met een accreditatie v a n de Raad v a n Accreditatie). I n de k e u r m e r k c r i t e r i a w o r d t expliciet aandacht besteed aan de o n d e r w e r p e n g o o d governance en beloningsbeleid v a n bestuurders, toezichthouders en directeuren. H e t CBF vereist dat de bestedingen aan de doelstellingen aantoonbaar dienen te w o r d e n g e ë v a l u e e r d e n gerapporteerd op project-, p r o g r a m m a - en organisatieniveau. Er w o r d t echter niet g e ë i s t dat de effecten v a n de bestedingen op de doelgroep i n kaart w o r d e n gebracht of dat daarover w o r d t gerapporteerd; doelrealisatie (of c o m m u n i c a t i e daarover) is een onderbelicht p u n t . M e t b e t r e k k i n g tot transparantie: de jaarverslaglegging v a n de organisatie moet openbaar zijn, en b i n n e n negen maanden na afloop v a n het boekjaar v o o r g e ï n t e r e s s e e r d e n (online) beschikbaar w o r d e n gesteld. Bovendien vereist het CBF-Keur dat de jaarverslaglegging is ingericht c o n f o r m Richtlijn 650 Fondsenwervende instellingen, waarbij o.a. expliciet is vereist dat de besteding v a n de m i d d e l e n i n relatie tot de doelstellingen d u i d e l i j k t o t u i t i n g w o r d e n gebracht. N a de v e r v l e c h t i n g v a n de Code Wijffels met het CBF-Keur i n 2008 zijn aan het k e u r m e r k drie 'principes' toegevoegd w a a r i n goededoelenorganisaties tot u i t d r u k k i n g k u n n e n brengen hoe zij b l i j v e n w e r k e n aan goed i n t e r n bestuur, effectiviteit en efficiency v a n bestedingen en de o m g a n g m e t de belangrijkste belanghebbenden 4 . Een belangrijk onderdeel v a n het CBF-Keur dat steeds meer ter discussie w o r d t gesteld d o o r d e s k u n d i g e n en anderen (o.a. i n de media) is de 25% n o r m v o o r fondsenwerving. Naast het reguliere k e u r m e r k verstrekt het CBF n o g twee k e u r m e r k e n v o o r kleinere organisaties. T e n eerste het CBF-Certificaat v o o r kleine goede doelen e n ten tweede de V e r k l a r i n g v a n geen bezwaar. De aanvraag v a n het CBF-Keur w o r d t r e g e l m a t i g ervaren als v r i j b e w e r k e l i j k en t i j d r o v e n d , v o o r het CBF-certificaat en de geldt d i t i n m i n d e r e mate. H e t CBF-Keur is het grootste k e u r m e r k i n N e d e r l a n d en dekt alleen al v i a de leden v a n de (die v e r p l i c h t een CBF-Keur dienen te hebben) meer d a n 1,2 m i l j a r d aan geefgeld. I n totaal w o r d t het totale bedrag dat de CBF-keurmerkhouders v e r t e g e n w o o r d i g e n geschat op 1,5 m i l j a r d euro. • RfB-Keur H e t RfB-keur is een d o o r de Raad v a n Accreditatie geaccrediteerd k e u r m e r k en heeft 27 deelnemers w a a r v a n 1 aspirant deelnemer. Totaal hebben deze organisaties circa 31 miljoen euro aan inkomsten. H e t RfB-Keur vertoont veel gelijkenis met het CBF-Keur, bijvoorbeeld ten aanzien v a n bepalingen die toezien op g o o d governance. O p het p u n t v a n b e z o l d i g i n g bestaat er w e l een verschil. H e t RfB-Keur behandelt alleen de b e z o l d i g i n g v a n bestuurders. O o k m e t b e t r e k k i n g tot doelrealisatie is er een verschil; het RfB-Keur vereist n a m e l i j k dat het
Commissie Vervlechting, 2008.
7
bestuur regelmatig aantoonbaar de u i t v o e r i n g v a n het beleid (o.a. de realisatie v a n de doelstellingen) controleert en evalueert en over doelen welke niet w o r d e n bereikt en hierover met redenen omkleed verslag doet i n het jaarverslag. Bovendien moet de jaarrekening o.a. de u i t g a v e n per doelstelling weergeven. Ten aanzien v a n transparantie: het jaarverslag is niet openbaar. H e t jaarverslag, met daarin o p g e n o m e n de jaarrekening, k a n w e l k a n kosteloos w o r d e n opgevraagd door de 'achterban' v a n de organisatie. H e t RfB-Keur stelt geen verdere eisen aan de transparantie v a n andere gegevens of transparantie i n het algemeen. De aanvraagkosten v a n d i t k e u r m e r k bedragen eenmalig 750 euro en daarna moet jaarlijks een bijdrage w o r d e n betaald aan de RfB o p basis v a n de baten v a n de k e u r m e r k h o u d e r . D i t varieert v a n een jaarlijkse bijdrage v a n m i n i m a a l 400 tot m a x i m a a l 1.950 euro. Bovendien is de administratieve last die de aanvraag met zich meebrengt v r i j beperkt te noemen. • K e u r m e r k Goed Besteed H e t reglement v a n d i t k e u r m e r k is zeer beperkt qua o m v a n g en onderwerpen. Zoals u i t het overzicht i n de bijlage blijkt, beschikt het k e u r m e r k (slechts) over vijf keurmerkcriteria. G o o d governance k o m t slechts zijdelings aan de orde, de onderwerpen b e z o l d i g i n g e n maatschappelijke prestaties i n het geheel niet. H e t onderwerp transparantie e v e n m i n . D i t neemt overigens n i e t w e g dat het k e u r m e r k tot doel heeft transparant w e r k e n en openheid ten opzichte v a n donateurs te bevorderen. K e u r m e r k Goed Besteed w e r k t m e t een gedigitaliseerde en geautomatiseerde aanvraagprocedure v a n het k e u r m e r k . B o v e n d i e n zijn de administratieve lasten v o o r de aanvrager beperkt. O o k de aanvraagkosten zijn laag e n bedragen 400 euro per jaar. V o o r eventuele hertoetsing w o r d t ditzelfde bedrag i n r e k e n i n g gebracht. O p basis v a n de website is het aantal keurmerkhouders op 38 organisaties gesteld. Discussiepunten H e t o n d e r w e r p ' k e u r m e r k ' leidt tot discussies. D e belangrijkste discussiepunten betreffen o.a. het w e l of niet o p n e m e n v a n i m p a c t m e t i n g en verslaglegging daarover i n de keurmerkcriteria, e n het w e l of niet scheiden v a n certificering enerzijds en beheer e n o n t w i k k e l i n g v a n keurmerkcriteria anderzijds. Er w o r d e n vraagtekens gesteld b i j de 25%deze z o u geen recht doen aan de wens v a n organisaties o m h i e r v a n af te w i j k e n , afhankelijk v a n h u n beleid of bestaansfase (een startende organisatie z i t i n andere omstandigheden d a n een 'volwassen' collega). I n zijn recente oratie stelt R e n é Bekkers dat het ' 2 5 % - c r i t e r i u m ' onterecht w o r d t gezien als een indicator voor het risico op m i s b r u i k v a n fondsen. 'Zoals Richard Stemberg al vanaf de jaren '80 i n een reeks v a n publicaties heeft laten zien en D a n Pallotta i n maart 2013 i n een n o g eens illustreerde is d i t c r i t e r i u m echter totaal nietszeggend. Bovendien n o d i g t het u i t tot ongewenst gedrag. (...) H e t is m i j n i n d r u k dat goededoelenorganisaties i n N e d e r l a n d het c r i t e r i u m b o v e n d i e n omzeilen door het w e g b o e k e n v a n fondsenwervingsacties als m i d d e l o m m i d d e l e n te besteden aan het doel v a n v o o r l i c h t i n g , w a a r d o o r deze kosten niet als f o n d s e n w e r v i n g meetellen. Daarbij is de toegankelijkheid v a n k e u r m e r k e n v o o r grotere en kleinere instellingen een kwestie; de prijsstelling is i n d i t kader bijvoorbeeld v a n belang, de ' w e r k b a a r h e i d ' , evenals het g e w i c h t dat een eventueel k e u r m e r k v o o r kleinere filantropische instellingen i n de p r a k t i j k heeft. H e t voornaamste discussiepunt is echter dat de meeste k e u r m e r k c r i t e r i a eenzijdig focussen o p rechtmatigheid, t e r w i j l de aan de missie gerelateerde doeltreffendheid het meest fundamentele vraagstuk is dat i n de filantropische sector speelt (of: dat de sector z o u moeten bezighouden). Gezien de beperkte aandacht voor het vitale p u n t v a n het beschrijven v a n de impact, of i n ieder geval de doelrealisatie bij de meeste k e u r m e r k e n , k a n
'De maatschappelijke betekenis van filantropie', Prof. Dr. R.H.F.P. Bekkers, rede bij aanvaarding ambt bijzonder hoogleraar 'Sociale aspecten van prosociaal gedrag' aan de faculteit der Sociale Wetenschappen van de Vrije Universiteit, 25 april 2013, p. 58 Naast Bekkers heeft recentelijk ook o.a. het IF de 25%-norm ter discussie gesteld.
8
de v r a a g w o r d e n gesteld of de k e u r m e r k e n i n zekere z i n geen het grote p u b l i e k . Richtlijn
bieden aan
650 Fondsenwervende Instellingen (RJ 650)
V o o r filantropische instellingen gelden geen wettelijke verslaggevingsregels, tenzij zij een c o m m e r c i ë l e o n d e r n e m i n g exploiteren. D a n zijn de jaarrekeningvoorschriften v a n het Burgerlijk W e t b o e k (BW 2 Titel 9) v a n toepassing. Speciaal v o o r de goededoelensector heeft de Raad v o o r de Jaarverslaggeving (RJ) Richtlijn 650 Fondsenwervende Instellingen (RJ 650) uitgebracht. V o o r filantropische instellingen met een k e u r m e r k v a n het Centraal Bureau F o n d s e n w e r v i n g (CBF) is deze richtlijn verplicht. 2.2. Randvoorwaarden I n het Convenant R u i m t e v o o r Geven is bepaald dat het keurmerkstelsel t e n minste toegankelijk moet z i j n v o o r alle grote en kleinere fondsenwervende i n s t e l l i n g e n en dat d i t stelsel moet v o o r z i e n i n toezicht dat uitvoerbaar, haalbaar en betaalbaar is. I n de 'Visie o p toezicht en v e r a n t w o o r d i n g i n de filantropische sector' w o r d t aan het keurmerkstelsel een nadere i n v u l l i n g gegeven: er dient sprake dient te zijn v a n onafhankelijke toetsing door geaccrediteerde certificerende instellingen. A l s o n d e r w e r p e n i n het k e u r m e r k w o r d e n verslaglegging betreffende 'goed bestuur, het beloningsbeleid en de maatschappelijke prestaties' genoemd, naast de h u i d i g e die v o o r filantropische instellingen gelden. Toetsingskader Werkgroep Publieksbelang D e W e r k g r o e p Publieksbelang Filantropie heeft i n haar Toetsingskader Validatiestelsel Filantropie en de t o e l i c h t i n g daarop (2013) ook eisen geformuleerd die de kaders v a n het keurmerkstelsel nader bepalen. Z o stelt het Toetsingskader o.a. dat: • •
Er é é n d o o r de Raad v o o r de Accreditatie te beoordelen k e u r m e r k zal z i j n dat door alle ondertekenaars v a n het convenant ondersteund w o r d t . H e t keurmerkstelsel ten minste v o o r fondsenwervende instellingen m e t A N B I - s t a t u s geldt. H e t keurmerkstelsel v o o r alle fondsenwervende instellingen m e t A N B I - s t a t u s v e r p l i c h t e n toegankelijk is. H e t keurmerkstelsel k e u r m e r k e n aanbiedt die passen bij de o m v a n g en financië l e mogelijkheden v a n de te certificeren instellingen m i d d e l s een staffel: g r o o t - m i d d e l klein. • •
•
Er een bagatelregeling zal zijn voor de kleinste fondsenwervende instellingen.
Daarnaast n o e m t het Toetsingskader de volgende inhoudelijke keurmerkeisen die onderdeel dienen u i t te m a k e n v a n het keurmerkstelsel: H e t keurmerkstelsel stelt eisen aan het bestuur - en i n d i e n aanwezig de Raad v a n Toezicht inzake integriteit, onafhankelijkheid en het v o o r k o m e n v a n belangenverstrengeling. •
I n s t e l l i n g e n moeten ten minste een beleids- of projectplan met een f i n a n c i ë l e paragraaf of b e g r o t i n g hebben. Daarbij h o o r t een adequaat i n z i c h t i n de strategie v a n de organisatie. H e t keurmerkstelsel stelt eisen aan het verschaffen v a n i n z i c h t i n : o m v a n g v a n de v e r w o r v e n donaties, besteding, kosten en effectiviteit v a n de bestedingen. •
•
Zie wat 'schijnzekerheid' betreft de publicatie van Irene M o l en René Bekkers: 'Wat betekent het CBFKeur voor het Nederlands publiek? (VU Werkgroep Filantropische Studies, 2009). Uit het onderzoek van M o l en Bekkers blijkt, dat een meerderheid van de geï n terviewden denkt dat het CBF-Keur ter plaatse controleert of het geld wordt besteed aan de projecten waarvoor het is geworven.
9
•
H e t keurmerkstelsel stelt eisen aan het inzichtelijk m a k e n v a n v e r b o n d e n partijen en internationale verbanden, i n d i e n aanwezig. Instellingen dienen i n z i c h t te geven i n de kosten v a n w e r v i n g en het keurmerkstelsel bevat daar richtlijnen voor.
•
H e t keurmerkstelsel stelt eisen aan jaarverslaggeving. De gecertificeerde instelling openbaart actief basisinformatie ten behoeve v a n publiek, gemeenten en andere g e ï n t e r e s s e e r d e n 7 . •
•
H e t Toetsingskader b e n a d r u k t dat onderscheid gemaakt dient te w o r d e n i n keurmerkcriteria v o o r grote, m i d d e l g r o t e en kleine instellingen, d i t o m het k e u r m e r k toegankelijk en betaalbaar te maken. De meeste respondenten k u n n e n zich met deze r a n d v o o r w a a r d e verenigen. M e n prefereert i n d i t kader dat het k e u r m e r k (en beeldmerk) naar het p u b l i e k toe als é é n k e u r m e r k w o r d t gepresenteerd, zodat niet de i n d r u k ontstaat dat instellingen betere instellingen zijn d a n kleinere instellingen'. A a n de 'achterzijde' is sprake v a n differentiatie naar groot, m i d d e l en klein, waarbij aan kleinere instellingen m i n d e r hoge eisen w o r d e n gesteld d a n aan grote instellingen. Een aantal respondenten ziet v o o r de toekomst de m o g e l i j k h e i d d i t systeem verder te o n t w i k k e l e n tot een sterrenstelsel (oftewel een naar het p u b l i e k toe gelaagd k e u r m e r k ) . Centraal informatiepunt
filantropie
V i a het Centraal I n f o r m a t i e p u n t Filantropie k a n v o o r het grote p u b l i e k inzichtelijk w o r d e n gemaakt of een fondsenwervende instelling een k e u r m e r k heeft. D o o r i n het k e u r m e r k een l i n k te leggen naar het Centraal I n f o r m a t i e p u n t Filantropie w o r d t ingespeeld op een v a n de grootste u i t d a g i n g e n i n de sector, namelijk de gebrekkige en versnipperde informatie die over filantropische instellingen bekend is (informatie-asymmetrie). Een andere, tweede grote u i t d a g i n g v o o r de filantropische sector ligt i n de o n d u i d e l i j k h e i d over de doelrealisatie c.q. i m p a c t v a n filantropische instellingen. Ontdubbeling Verschillende respondenten noemen ook de r a n d v o o r w a a r d e ' o n t d u b b e l i n g ' . V o o r fondsenwervende i n s t e l l i n g e n v o r m t de combinatie v a n verantwoordingseisen die bijvoorbeeld de A N B I w e t g e v i n g , brancheorganisaties, keurmerkeisen, de Transparant Prijs, ISO 9001, de Kennisbank Filantropie en institutionele donoren afzonderlijk v a n elkaar stellen een zware lastendruk. H e t te o n t w i k k e l e n k e u r m e r k z o u hier waar m o g e l i j k r e k e n i n g mee moeten h o u d e n . H e t k e u r m e r k moet derhalve niet n o g eens i n vereisten gaan v o o r z i e n die al i n andere regelingen zijn opgenomen of anderszins tot een te zware r e g e l d r u k leiden. Z o z o u d e n bijvoorbeeld de (die gelden vanaf 1 j a n u a r i 2014) i n de keurmerkcriteria k u n n e n w o r d e n g e ï n c o r p o r e e r d . Hiermee k a n h o r i z o n t a a l toezicht mogelijk w o r d e n en v e r m i n d e r i n g v a n de toezichtlast v a n de belastingdienst.
De actief te openbaren betreft i n elk geval: N A W gegevens • Inschrijvingsnummer K v K • Beschikkingsnummer A N B I • Statutaire doelstelling • Bestuurssamenstelling • Vergoedingen aan bestuursleden • Jaarverslag met over bestuur / directie / activiteiten • Model staat van baten en lasten • Model balairs • Verwijzing naar onderschreven gedragscode(s) • Informatie over certificering en waarschuwingen • Informatie over fondsenwerving in publieke ruimte (o.a. collectes) •
10
Alle
ANBI's
W a t de scope betreft k w a m reeds naar v o r e n dat het keurmerkstelsel ( i n ieder geval) v o o r alle fondsenwervende instellingen m e t ANBI-status verplicht moet w o r d e n gesteld. A l s gevolg h i e r v a n z u l l e n alle fondsenwervende instellingen, met u i t z o n d e r i n g v a n de instellingen die onder de bagatelregeling vallen, i n de toekomst beschikken over het k e u r m e r k . D i t zorgt ervoor dat het k e u r m e r k geen onderscheidend karakter heeft, zoals m o m e n t e e l w e l het geval is bij fondsenwervende instellingen die beschikken over de k e u r m e r k e n die w o r d e n verstrekt door het CBF, RfB, K e u r m e r k Goede D o e l e n en het K e u r m e r k Goed Besteed. De fondsenwervende instellingen die thans beschikken over een k e u r m e r k z i j n doorgaans instellingen die h u n zaken goed op orde hebben. Voor de m i n d e r professionele fondsenwervende instellingen, die niet onder de bagatelregeling v a l l e n , m o e t het echter o o k haalbaar zijn o m te v o l d o e n aan de n i e u w e keurmerkcriteria. De k e u r m e r k c r i t e r i a z u l l e n derhalve z o d a n i g ingericht te w o r d e n dat de voor deze instellingen niet te h o o g gelegd w o r d t . K o r t o m : het ambitieniveau dient bescheiden, maar afdoende te zijn. De scope heeft o o k implicaties v o o r de wijze v a n toezichthouden op de fondsenwervende instellingen die onder het k e u r m e r k vallen. D i t toezicht zal door de scope anders dienen te w o r d e n georganiseerd d a n bij traditionele certificering het geval is (zie o o k aanbevelingen h o o f d s t u k 7).
11
3. Trends & ontwikkelingen I n d i t h o o f d s t u k w o r d e n de relevante trends & o n t w i k k e l i n g e n besproken die v a n belang zijn bij de o n t w i k k e l i n g v a n een n i e u w keurmerk. Dalend vertrouwen van gevers in goede doelen D e roep o m beter en strenger toezicht op goede doelen k l i n k t de laatste maanden l u i d i n de media. H e t p u b l i e k s v e r t r o u w e n w o r d t geschaad door de vele incidenten i n de sector. Deze incidenten schaden de reputatie v a n alle instellingen. Doude van Troostwijk schreef hierover op 26 september i n het N R C Handelsblad: 'Gevers en goededoelen-organisaties h o u d e n elkaar gevangen i n wederzijdse v e r w a c h t i n g e n en percepties. M e t als resultaat een dalend v e r t r o u w e n , dalende inkomsten, en dus een dalend v e r m o g e n o m belangrijke maatschappelijke doelen te realiseren. (...) G e l u k k i g hebben erkende i d e ë l e organisaties h u n organisatie en h u n v e r a n t w o o r d i n g op orde. Zij v o l d o e n aan de eisen v a n het CBF. Er is een code v o o r goed bestuur, een regeling v o o r directiesalarissen. H e t is veel, het is goed, maar het is niet toereikend. De reden? D e gever w i l iets t e r u g krijgen v o o r zijn v a n u i t emotie gegeven euro: v e r t r o u w e n . D a t v e r t r o u w e n daalt gestaag. D a t z o u een teken aan de w a n d moeten zijn. Onder de w a t e r l i n i e roest het.' Er is, ondanks alle bestaande regelgeving en verantwoordingseisen, sprake v a n een groeiend ' p u b l i e k s w a n t r o u w e n ' i n de gehele goededoelensector. Volgens R e n é Bekkers ( V U P h i l a n t h r o p i c Studies) en andere d e s k u n d i g e n h a n g t d i t w a n t r o u w e n m e t name samen met het gegeven dat ook i n de 'Quickscan R u i m t e v o o r Geven' w o r d t benadrukt, namelijk het gebrek aan complete en duidelijke i n f o r m a t i e over w a t goede doelenorganisaties n u eigenlijk precies presteren. Donateurs zoeken naar andere indicatoren voor de k w a l i t e i t v a n de prestaties v a n goede doelen, en k o m e n d a n u i t bij de kosten; 'donateurs denken echter ten onrechte dat hogere kosten d u i d e n op lagere efficië n tie en belonen goededoelenorganisaties v o o r lagere kostenpercentages' aldus Bekkers. D a n Pallotta vestigde hier onlangs ook de aandacht op, evenals F i l a n t h r o p i u m , wiens anti-strijkstokcampagne bij het bredere p u b l i e k echter n o g geen w e e r k l a n k g e v o n d e n heeft. Daar heerst b o v e n a l de v e r o n t w a a r d i g i n g over de recente schandalen bij o.a. D ' H u Z e s . U i t de resultaten v a n de k w a r t a a l m e t i n g v a n het Nederlandse Donateurspanel, die 23 oktober 2013 w e r d e n gepresenteerd, blijkt d a n ook dat het v e r t r o u w e n onder donateurs n o g n o o i t zo laag is geweest. 8 Communiceren toegevoegde waarde H e t Capita Selecta r a p p o r t ' O n t w i k k e l i n g e n maatschappelijke organisaties' v a n P W C (2013) stelt dat de w e r e l d v a n de goededoelensector f l i n k i n b e w e g i n g is, en dat de vanzelfsprekendheid waarmee de burger of de o v e r h e i d geld gaf aan goede doelen voorbij is. 'Goede doelen z u l l e n n i e u w e w e g e n moeten v i n d e n o m h u n toegevoegde waarde te laten zien' aldus het r a p p o r t . Hierbij speelt aldus P W C en vele anderen het beter inzicht geven i n de impact die de organisaties hebben gerealiseerd een belangrijke r o l . Onderzoek dat P W C onder donateurs heeft laten u i t v o e r e n wijst u i t , dat er een duidelijke relatie is tussen transparantie en geefgedrag: zestig procent v a n de ondervraagden zegt meer geld te geven aan goede doelen die transparant zijn. ' A l l e e n goede doelen die duidelijk zijn over behaalde é n n i e t behaalde resultaten d i n g e n mee naar de gunst v a n de gevers die zich m i n d e r laten b i n d e n en meer aan concrete projecten w i l l e n geven (...) Donateurs w i l l e n
Zie berichtgeving hierover i n de Volkskrant: en de Telegraaf: Vertrouwen donateurs laag Zie ook het commentaar van Edwin i n Philanthropium op de reacties van woedende Telegraaflezers n.a.v. een interview waarin Tom Oostrom poogde het imago van goede doelen op te vijzelen: http: / /
12
v o o r a l dat goede doelen d u i d e l i j k zijn over de resultaten die ze bereiken. Ze w i l l e n o o k dat het g e l d zoveel m o g e l i j k aan het goede doel besteed w o r d t . ' Rapportage in samenhang Een veelgehoord a d a g i u m is " N o t e v e r y t h i n g that can be counted counts, a n d n o t e v e r y t h i n g that counts can be counted". A l s aanbeveling aan deelnemers g o l d v o o r de Transparantprijs 2013: de k e r n w i l l e n w e t e r u g zien w a t heeft u beloofd e n w a t u daarvan heeft waargemaakt. A l l e aspecten die te m a k e n hebben met strategie, governance, financieel beheer moeten een relatie hebben met het doel en de doelrealisatie.' Er v i n d t bij het 'jaarverslag 3.0' een v e r s c h u i v i n g plaats v a n c o m p l i a n c e - v e r a n t w o o r d i n g naar v e r a n t w o o r d i n g over w a a r d e en relevantie, aldus P W C . 'Integrated r e p o r t i n g ' is een manier v a n v e r a n t w o o r d e n die internationaal i n o p k o m s t is, en als een volgende stap k a n w o r d e n b e s c h o u w d i n het streven naar meer transparantie. D e h a n g naar v o l l e d i g h e i d gaat i n de h u i d i g e , steeds verder uitdijende jaarverslagen ten koste v a n i n z i c h t i n het maatschappelijk n u t . Integrated r e p o r t i n g staat v o o r een n i e u w e benadering v a n publieke verslaggeving. H e t gaat daarbij m e t name o m de samenhang tussen doelstelling, strategie, de risico's v o o r de u i t v o e r i n g v a n die strategie en de wijze w a a r o p het bedrijf die risico's beheerst. P W C stelt: ' H e t beschrijven v a n activiteiten en o u t p u t geeft geen beeld v a n het behaalde maatschappelijk rendement. O m d a a d w e r k e l i j k zicht te krijgen op het bereikte effect, d i e n e n de activiteiten en o u t p u t i n samenhang met de missie en doelstellingen weergegeven te w o r d e n . ' Relevant zijn die prestaties die laten zien i n hoeverre de organisatie haar strategie realiseert, oftewel d u u r z a a m waarde c r e ë e r t v o o r de maatschappij. Belanghebbenden9
beter informeren en nauwer betrekken bij strategie & beleid
Veel donateurs w i l l e n zelf mogelijkheden hebben o m direct toegang te krijgen tot i n f o r m a t i e en te participeren daar w a a r mogelijk. H e t r a p p o r t 'Loslaten i n v e r t r o u w e n ' 1 0 zegt hierover: Tn de p r a k t i j k b l i j k t de v e r a n t w o o r d i n g zich te beperken tot v e r a n t w o o r d i n g achteraf, t e r w i j l belanghebbenden n a u w e l i j k s i n v l o e d hebben op de strategische b e s l u i t v o r m i n g vooraf. V e r t r o u w e n moet n u v o o r t d u r e n d w o r d e n v e r d i e n d . O m v e r t r o u w e n te v e r w e r v e n d i e n e n goede doelenorganisaties n i e u w e v e r b i n d i n g e n te leggen. Belanghebbenden zouden, volgens diverse respondenten, niet alleen achteraf moeten w o r d e n g e ï n f o r m e e r d , ook b e t r o k k e n m o e t e n w o r d e n bij strategievorming en p r o g r a m m a o n t w i k k e l i n g . ' I n dezelfde l i j n ziet D o u d e v a n T r o o s t w i j k het meer betrekken v a n de gever bij goede doelen als d é manier o m het v e r t r o u w e n te herstellen: 'Wat i d e ë l e organisaties v o o r a l moeten doen is de gever te z i e n als en h e m dus m e d e v e r a n t w o o r d e l i j k te m a k e n v o o r de besteding v a n geld, de r i c h t i n g v a n beleid en v o o r de wijze v a n w e r k e n . (...) Er is meer m o g e l i j k d a n de p e i l i n g v a n meningen. Bij voorbeeld bet betrekken v a n gevers bij het zoeken en aandragen v a n oplossingen, h e n vragen h u n n e t w e r k e n i n te zetten v o o r het realiseren v a n het goede doel, h e n de agenda v o o r de komende jaren mee samen te laten stellen. (...) Geef d a a r o m de gever waar hij recht op heeft: een stem, en een m o g e l i j k h e i d z i j n kennis, e r v a r i n g en n e t w e r k i n te brengen. K o r t o m : daadwerkelijke b e t r o k k e n h e i d ' . 1 1 Bij 'integrated r e p o r t i n g ' (zie hierboven) staat de d i a l o o g m e t de belanghebbenden d a n o o k centraal. H e t concept v a n 'continuous m o n i t o r i n g and a u d i t i n g ' sluit hierbij aan. Belanghebbenden w e t e n d a n i n hoeverre de organisatie de prestatiedoelstellingen behaalt e n
Belanghebbenden worden gedefinieerd 'als een persoon of organisatie die invloed (positief of negatief) ondervindt van of zelf invloed kan uitoefenen op de filantropische instelling' (Wikipedia). Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de volgende categorieë n belanghebbenden: in de eerste plaats natuurlijk de primaire doelgroep van de filantropische instelling in de zin van de directe doelgroep waaraan de activiteiten van de instelling ten goede dienen te komen, partnerorganisaties, financiers i n de meeste brede zin van het woord waaronder subsidiegevers, sponsoren, individuele donateurs Uiteraard worden ook 'interne' stakeholders als werknemers, leden van het management, bestuur tot de belanghebbenden van een instelling gerekend. Raad voor het openbaar bestuur, Loslaten in vertrouwen, Naar een nieuwe verhouding tussen overheid, markt én samenleving, december Tom Doude van Troostwijk, NRC Handelsblad 26 september 2013.
13
k u n n e n hierover i n gesprek gaan o m de strategie eventueel bij te sturen. D e Transparantprijs 2013 heeft, i n aansluiting op deze trend, de manier waarop een organisatie de d i a l o o g aangaat centraal gesteld. Minder
regeldruk
(Te) veel regels leiden niet tot meer (inzicht i n ) effectiviteit, w e l tot teveel lastendruk. Goede doelen staan onder d r u k . D e vele bestaande systemen v o o r controle en regelgeving waar ze mee te m a k e n hebben, blijken i n de p r a k t i j k i n combinatie m e t elkaar vaak v e r s t i k k e n d te w e r k e n en h u n doel voorbij te schieten. Veel controle is een direct gevolg v a n v e r m i n d e r d p o l i t i e k - en p u b l i e k s v e r t r o u w e n . Fondsenwervende organisaties ervaren h i e r d o o r vaak een te zware lastendruk (en k u n n e n dus m i n d e r tijd aan het realiseren v a n h u n doelstelling besteden). 'De alsmaar uitdijende jaarverslagen zijn een logisch gevolg v a n de w i l d g r o e i aan regels, richtlijnen, codes en k e u r m e r k e n waar de sector aan m o e t v o l d o e n . Transparantie w o r d t voor veel publieke instellingen een doel op zich. D a t k l i n k t positief. M a a r een verhaal w o r d t niet per se beter als het langer is. De h a n g naar v o l l e d i g h e i d gaat ten koste v a n i n z i c h t i n h u n maatschappelijke nut,' aldus P W C . De urgentie v a n de v e r m i n d e r i n g v a n de administratieve lastendruk w o r d t door ook de o v e r h e i d zeer serieus genomen, getuige de vele recente r a p p o r t e n die aan d i t o n d e r w e r p g e w i j d zijn. M e t name op het terrein v a n o n t w i k k e l i n g s s a m e n w e r k i n g , w a a r b i n n e n vele Nederlandse goede doelen w e r k z a a m zijn, b l i j k t teveel regelgeving averechts te w e r k e n en w o r d t een andere w e g ingeslagen 1 2 . Roep om minder én meer toezicht I n het W R R Rapport 'Toezien op publieke belangen' w o r d t 'de problematische relatie tussen samenleving en toezicht:' geschetst e n de daaruit voortkomende paradox: 'De roep o m m i n d e r é n meer toezicht resulteert i n een intrigerende paradox: het streven naar m i n d e r toezicht als zich gedurende enige tijd geen incidenten v o o r d o e n i n een sector (meer eigen v e r a n t w o o r d e l i j k h e i d , m i n d e r bureaucratie, en bezuiniging) en naar meer toezicht na i n c i d e n t e n (uitgebreider, intensiever en Wanneer zich i n een sector incidenten hebben voorgedaan, zoals recentelijk i n de goededoelensector b i j d'HuZes, Greenpeace en K W F , d r i n g t zich de vraag op of deze incidenten niet v o o r k o m e n h a d d e n k u n n e n w o r d e n door beter en meer toezicht: 'Dergelijke incidenten ondermijnen niet alleen het v e r t r o u w e n i n onder toezicht staande sectoren, ook het maatschappelijk v e r t r o u w e n i n de b e h a r t i g i n g v a n publieke belangen door de overheid k o m t onder d r u k . E n dat v e r t r o u w e n i n de overheid is i n m i d d e l s n a u w v e r b o n d e n geraakt m e t het v e r t r o u w e n i n het toezicht v a n die overheid. Onderzoek naar deze en andere i n c i d e n t e n en de aandacht v a n p u b l i e k , p o l i t i e k en media l e i d e n meestal tot een roep o m meer, beter en strenger toezicht.', aldus de WRR. De paradoxale roep o m m i n d e r en tegelijkertijd meer regelgeving en toezicht doet zich duidelijk voor i n de goededoelenwereld. D e W R R stelt i n deze dat het belangrijk is, te onderzoeken onder w e l k e omstandigheden toezicht effectief w e r k t 1 3 . H e t o n d e r w e r p 'effectief en m o d e r n toezicht' is besproken m e t Prof. D r . T. H a r d j o n o , hoogleraar kwaliteitsmanagement en certificatie aan de Erasmus U n i v e r s i t e i t en v o o r m a l i g l i d v a n de Commissie Accreditaties v a n de Raad voor Accreditatie. H a r d j o n o stelt dat een m o d e r n k e u r m e r k - dat toeziet op het functioneren v a n maatschappelijke organisaties o p g e b o u w d dient te zijn u i t 'guidelines' en principes waarover organisaties v e r a n t w o o r d i n g dienen af te leggen, en niet - zoals tot n u toe het geval was - u i t 'harde' en 'binaire' toetsbare n o r m e n . Een certificeerde!' of a u d i t o r dient een inhoudelijk gesprek aan te gaan m e t de te Zie Het 'Advies Regels i n Ontwikkeling' van ACTAL (Adviescollege toetsing administratieve lasten), mei 'Samenwerking met het maatschappelijk middenveld i n een nieuwe context', Brief aan de Tweede Kamer van Minister L. Ploumen, 9 oktober 2013, en 'Wisselwerking tussen actoren in internationale samenwerking - naar flexibiliteit en vertrouwen', (Adviesraad Internationale Vraagstukken), februari 2013, p. 62. Toezien op publieke belangen. Naar verruimd perspectief op rijkstoezicht. WRR rapport, september 2013.
14
toetsen instelling, die toe moet lichten w a a r o p bepaalde keuzes z i j n gemaakt en hoe de i n s t e l l i n g i n v u l l i n g geeft aan de guidelines en principes. De r o l v a n toezichthouder zal d a n o p een andere manier w o r d e n ingericht d a n tot n u toe het geval was. Reflectie, evaluatie en het toepassen v a n lessen k o m e n i n de plaats v a n een Nieuwe fondsenwervers,
nieuwe manieren van
fondsenwerven
De w e r e l d v a n goede doelen en f o n d s e n w e r v i n g is i n beweging. V i a internet en social m e d i a ontstaan andere, vluchtigere, niet g e ï n s t i t u t i o n a l i s e e r d e manieren die het mensen m o g e l i j k m a k e n op een meer persoonlijke wijze b e t r o k k e n te raken bij goede doelen. de toegang tot digitale informatie v i a internet en sociale media k u n n e n burgers zich beter i n f o r m e r e n en daarmee w o r d e n de i n d i v i d u e l e keuzemogelijkheden bij maatschappelijke v r a a g s t u k k e n vergroot', aldus minister P l o u m e n 1 4 . Daarnaast zijn ook steeds meer fondsenwervers v a n organisaties actief die voorheen niet aan f o n d s e n w e r v i n g deden, zoals ziekenhuizen, universiteiten en andere professionele maatschappelijke organisaties. D i t alles raakt aan de positie v a n de traditionele fondsenwervende instellingen en aan de i n r i c h t i n g v a n de h u i d i g e k e u r m e r k e n , die n o g niet op de n i e u w e situatie zijn ingespeeld. Samenvattende
conclusies
Een v a n de doelen v a n het validatiestelsel is o m te k o m e n tot é é n set k e u r m e r k c r i t e r i a die zoals is bepaald i n het Toetsingskader v a n de W e r k g r o e p Publieksbelang Filantropie - v a n toepassing zal z i j n op alle fondsenwervende A N B I ' s en rekening h o u d t m e t het verschil tussen groot, m i d d e l en k l e i n . De bestaande k e u r m e r k e n zijn bij de t o t s t a n d k o m i n g v a n de n i e u w e criteria v a n het K e u r m e r k Filantropie een belangrijke b r o n v a n inspiratie geweest. M e t name het CBF boogt op jarenlange e r v a r i n g op het gehied v a n toezicht en certificering, maar o o k andere k e u r m e r k e n als die v a n de RfB en het K e u r m e r k Goede D o e l e n hebben goede dienst bewezen. Een aantal k e u r m e r k c r i t e r i a ( u i t categorie 1, 3 en 4) is d a n o o k g e ï n s p i r e e r d op d a n w e l afkomstig u i t de reeds bestaande k e u r m e r k c r i t e r i a v a n CBF en RfB. Tegelijkertijd dient aangesloten te w o r d e n bij actuele trends en o n t w i k k e l i n g e n . H e t k e u r m e r k dient i m m e r s ook te zijn, en u i t te gaan v a n de h u i d i g e i n z i c h t e n over w a t belangrijk is v o o r het o p t i m a a l maatschappelijk functioneren v a n fondsenwervende instellingen. Last b u t n o t least dient het n i e u w e k e u r m e r k passen bij de beoogde doelen die eraan verbonden zijn (zie h o o f d s t u k 4). U i t het korte overzicht v a n de h u i d i g e k e u r m e r k e n k o m t naar voren, dat elk v a n deze k e u r m e r k e n beperkingen kent. H e t C B F - K e u r m e r k is o.a. sterk op het gebied v a n governance en administratieve processen, maar z o u keurmerkhouders n o g meer k u n n e n s t i m u l e r e n te streven naar (en te rapporteren over) doelrealisatie. H e t CBF heeft recent w e l een brochure uitgebracht over resultaat- en i m p a c t m e t i n g 1 5 , maar stelt n o g geen eisen op d i t gebied i n het k e u r m e r k . Volgens Bekkers 'verlangen donateurs j u i s t op d i t t e r r e i n eenvoudige en toegankelijke informatie.' Daarnaast staat, zoals hierboven reeds is toegelicht, de 25%-norm v o o r f o n d s e n w e r v i n g maatschappelijk ter discussie (en brengt het k e u r m e r k relatief veel administratieve lasten m e t z i c h mee). H e t K e u r m e r k Goede Doelen daarentegen stelt het realiseren v a n 'impactgericht denken en handelen' w e l centraal, maar het i n z i c h t geven i n gerealiseerde prestaties w o r d t niet
'Samenwerking met het maatschappelijk middenveld i n een nieuwe context', Brief aan de Tweede Kamer van Minister L. Ploumen, 9 oktober 2013. Resultaat- en Impactmeting voor goede doelen. Op weg naar beter evalueren, meten en verantwoorden van bestedingen, Ten Hoorn & Stubbe i n opdracht van het CBF, 2013.
15
v e r p l i c h t gesteld, en op een aantal p u n t e n (met name w a t governance betreft) scoort het k e u r m e r k b e d u i d e n d lager d a n dat v a n het CBF. De n i e u w e k e u r m e r k c r i t e r i a dienen met alle beperkingen v a n de h u i d i g e k e u r m e r k e n rekening te h o u d e n en zoveel mogelijk de sterke p u n t e n v a n deze k e u r m e r k e n te benutten. W a t precies die p u n t e n ' zijn en waarop de focus dient te liggen, hangt i n de eerste plaats af v a n de doelen die met het n i e u w e k e u r m e r k moeten w o r d e n gediend. H e t n i e u w e K e u r m e r k Filantropie is een basisregeling die v o o r alle fondsenwervende A N B I ' s v a n toepassing zal zijn. O m d a t d i t keurmerk, i n tegenstelling tot de h i e r b o v e n besproken k e u r m e r k e n , naar v e r w a c h t i n g door w e t - of regelgeving v e r p l i c h t zal w o r d e n gesteld, k u n n e n de regels die w o r d e n gesteld niet zo vergaand en veelomvattend zijn als die v a n bestaande onderscheidende keurmerken, zoals bijvoorbeeld dat v a n het CBF. D a a r o m is u i t d r u k k e l i j k gekozen v o o r een basisset v a n criteria- die tegemoet dient te k o m e n aan de belangrijkste u i t d a g i n g e n waar de sector voor staat: dalend p u b l i e k s v e r t r o u w e n en o n d u i d e l i j k h e i d over doelrealisatie c.q. impact. Naast deze basisregeling waar alle fondsenwervende A N B I ' s aan dienen te voldoen, k u i m e n bestaande (of eventueel n i e u w e toekomstige) k e u r m e r k e n i n de vraag blijven v o o r z i e n v a n fondsenwervende instellingen (en h u n stakeholders) die meer w i l l e n regelen d a n i n de basisregeling is voorzien, en zich op die manier w i l l e n onderscheiden.
16
4. Doel keurmerk Een k e u r m e r k garandeert dat een p r o d u c t of een dienst aan bepaalde eisen voldoet, oftewel een bepaalde k w a l i t e i t heeft. Deze k w a l i t e i t h e r k e n je aan een logo. Een dienst of p r o d u c t moet de eigenschappen hebben die het k e u r m e r k K e u r m e r k e n w e r k e n doorgaans onderscheidend r i c h t i n g k l a n t e n , o f i n het geval v a n k e u r m e r k e n v o o r fondsenwervende instellingen r i c h t i n g I n september 2013 is d o o r de staatssecretaris v a n V e i l i g h e i d en Justitie de Commissie De Jong ingesteld, m e t de opdracht o m te adviseren hoe het validatiestelsel v e r p l i c h t moet w o r d e n gesteld v o o r alle A N B I ' s en op w e l k e wijze het stelsel m o e t w o r d e n beheerd. W a t de commissie o o k gaat adviseren: het k e u r m e r k dat i n d i t r a p p o r t centraal staat dient niet zozeer een onderscheidend maar een v o o r fondsenwervende A N B I ' s algemeen v e r p l i c h t k e u r m e r k te w o r d e n . Een fundamentele vraag voor de i n v u l l i n g v a n het k e u r m e r k is, w e l k doel met d i t v o o r A N B I ' s algemeen v e r p l i c h t k e u r m e r k moet w o r d e n gediend. O m deze vraag adequaat te k u n n e n b e a n t w o o r d e n is aan d e s k u n d i g e n de v r a a g gesteld w e l k p r o b l e e m het n i e u w e k e u r m e r k moet oplossen, hierbij v e r w i j z e n d naar een n o t i t i e v a n Professor V a n Gestel 1 6 . U i t deze k l a n k b o r d g r o e p en u i t de gesprekken met respondenten k o m t naar v o r e n , dat een aantal p r o b l e m e n het functioneren v a n fondsenwervende i n s t e l l i n g e n b e l e m m e r t of z o u k u n n e n belemmeren, te weten: •
De o n d u i d e l i j k h e i d over de mate w a a r i n fondsenwervende organisaties h u n doelen c.q. i m p a c t realiseren; •
H e t dalende p u b l i e k s v e r t r o u w e n i n de fondsenwervende sector.
Een overzichtelijker e n toegankelijker stelsel met b e t r e k k i n g tot toezicht en v e r a n t w o o r d i n g , dat v e r p l i c h t w o r d t gesteld v o o r alle fondsenwervende A N B I ' s , z o u z i c h m e t name op deze twee o n d e r w e r p e n d i e n e n toe te spitsen, als v o o r w a a r d e n v o o r fondsenwervende instellingen o m o p t i m a a l te k u n n e n functioneren. Het bevorderen van Recente perikelen r o n d o m instellingen als d ' H u Z e s tonen aan dat p r o b l e m e n met b e t r e k k i n g tot directiesalarissen, strijkstokbeleid, belangenverstrengeling, wijze v a n fondsenwerving het p u b l i e k s v e r t r o u w e n eroderen en derhalve een o p t i m a a l functioneren v a n filantropische instellingen belemmeren (zie b i j v o o r b e e l d 'Fietsers keren zich af v a n A l p e d ' H u Z e s ' , A D , 2 november 2013) 1 7 . Is een goed doel betrouwbaar? W o r d t het g e l d besteed aan het doel waar je het v o o r geeft? Dat zijn v o o r donateurs v r a g e n waar het o m draait, aldus de respondenten. V a n een donateur k a n n i e t w o r d e n v e r w a c h t dat h i j zelf grootschalig onderzoek gaat doen, hij w i l w e t e n waar h i j op k a n v e r t r o u w e n . Gevoel en v e r t r o u w e n moeten geborgd zijn, zeker i n deze tijd w a a r i n de scepsis t e n opzichte v a n alles w a t g e ï n s t i t u t i o n a l i s e e r d is g r o o t is. Rogier stelt d a n ook: 'Een cruciale vraag als het gaat o m het certificeren v a n goede doelen teneinde een b e t r o u w b a r e dienst te garanderen is: w a t v e r w a c h t de donateur, waaraan moet volgens de donateur een goed doel v o l d o e n o m
I n zijn notitie 'Toetsingskader toezicht fondsenwerving' vraagt Prof. R.A.J. van Gestel zich af, wat nu eigenlijk het probleem is dat het nieuwe toezichtsarrangement moet gaan oplossen: 'Trefwoorden in de nieuwe visie op toezicht zijn betrouwbaarheid en transparantie mede ter voorkoming van misbruik. Dit veronderstelt dat het huidige toezichtsarrangement niet een voldoende mate van betrouwbaarheid en transparantie kan garanderen. Dat zou best kunnen, maar waar blijkt dat eigenlijk uit? (...)Belangrijk is dat alle betrokken partijen het voldoende eens zijn over wat het probleem is'. http: / / / Nederland / article / detail/ Fietsers-keren-
17
met v e r t r o u w e n te I n het algemeen gaat m e n ervan u i t , dat het p u b l i e k s v e r t r o u w e n b e v o r d e r d c.q. bestendigd w o r d t wanneer fondsenwervende instellingen aan bepaalde eisen v o l d o e n op het gebied v a n ' r e c h t m a t i g h e i d ' . De meeste schandalen r o n d goede doelen betreffen incidenten waarbij het p u b l i e k de i n d r u k kreeg dat er niet op een rechtmatige manier met het onder het p u b l i e k g e w o r v e n geld w e r d omgegaan. Rechtmatigheid is d a n ook een zeer belangrijk onderdeel v a n een k e u r m e r k . Fondsenwervende instellingen moeten v o l d o e n aan de regels v o o r goed bestuur; vandaar de v e r v l e c h t i n g v a n de Code Wijffels met het CBF K e u r i n 2008, waarbij drie 'principes' aan het k e u r m e r k zijn toegevoegd w a a r i n goededoelenorganisaties u i t i n g k u n n e n geven aan hoe zij w e r k e n aan goed i n t e r n bestuur, effectiviteit en efficiency v a n bestedingen en de o m g a n g m e t de belangrijkste belanghebbenden. M e t b e t r e k k i n g tot rechtmatigheid bevat met name het h u i d i g e CBF K e u r uitgebreide bepalingen op het gebied v a n besturen en toezicht h o u d e n , bestuur, het toezichthoudend orgaan, de directie, de verstrengeling v a n belangen, beleid, f o n d s e n w e r v i n g en besteding v a n m i d d e l e n . D a t m e t b e t r e k k i n g tot deze o n d e r w e r p e n fondsenwervende organisaties aan bepaalde regels v o l d o e n is v a n groot belang v o o r het p u b l i e k s v e r t r o u w e n . O o k het i n t e r n toezicht b i n n e n filantropische instellingen is een p u n t v a n z o r g v o o r veel respondenten en deskundigen. Naar aanleiding v a n de recente schandalen is de roep o m strengere eisen aan toezicht bij goede doelen v a n u i t de media groot. H e t r a p p o r t 'Capita Selecta O n t w i k k e l i n g e n Maatschappelijke Organisaties' zegt hierover: 'Goede toezichthouders fungeren als een scharnier tussen de instelling en de maatschappelijke achterban. D a t doen zij door steeds o p n i e u w de vraag te stellen of missie, k e r n w a a r d e n en governance v a n de organisatie i n overeenstemming zijn met de maatschappelijke v e r w a c h t i n g e n en d o o r te b e w a k e n i n hoeverre deze v e r w a c h t i n g e n w o r d e n waargemaakt. H o e sterker de missie en k e r n w a a r d e n i n de c u l t u u r zijn verankerd, hoe beter de organisatie i n staat is tegemoet te k o m e n aan de behoeften v a n de Impact H o e w e l alle d e s k u n d i g e n het erover eens zijn dat met het k e u r m e r k die processen i n een organisatie geborgd moeten zijn die rechtmatig handelen (zoveel mogelijk) garanderen, gaat het er u i t e i n d e l i j k o m ' o f de w a l v i s is gered', zoals een v a n de respondenten stelde. W a t w i l de donateur? D a t het goede doel 'zegt w a t het doet en doet w a t het zegt'. Zelfs wanneer alle bestuurlijke en administratieve zaken volgens de regels zijn ingericht, is het n o g steeds m o g e l i j k dat een goed doel geen enkele maatschappelijke impact bewerkstelligt. Betwijfeld moet w o r d e n of er donateurs zijn die een dergelijke organisatie z o u d e n w i l l e n steunen. D e meeste respondenten m e r k e n op dat doelgericht denken en handelen d a a r o m p r o m i n e n t e r aandacht verdient b i n n e n filantropische instellingen, waar i n bepaalde gevallen succes ten onrechte w o r d t afgemeten aan gerealiseerde i n k o m s t e n of andere m a k k e l i j k te m e t e n (in- en output)resultaten (revenuen u i t f o n d s e n w e r v i n g , overheadkosten, aantallen geleverde diensten V o o r goededoelenorganisaties die subsidie ontvangen v a n het Ministerie v a n Buitenlandse H a n d e l en O n t w i k k e l i n g s s a m e n w e r k i n g , is i m p a c t m e t i n g verplicht. Partos, de branchevereniging v o o r Internationale S a m e n w e r k i n g i n N e d e r l a n d , is v a n m e n i n g dat dat het realiseren v a n i m p a c t belangrijk
R. Forma, De waarde van certificering en keurmerken, p. 6. Capita Selecta Ontwikkelingen Maatschappelijke Organisaties, PWC 2013, p. 20. Als het gaat om verantwoording zou Partos i n lijn met Prof. Dr. R. Ruben willen pleiten voor selectiviteit en proportionaliteit bij het uitzetten van impact onderzoek. Selectiviteit: Ontwikkelingsinterventies waarvan het resultaatbereik nagenoeg bekend is (bijvoorbeeld uit systematisch effectenonderzoek) behoeven niet te worden onderworpen aan een impact evaluatie. Eenvoudiger methoden van monitoring en resultaatmeting liggen meer voor de hand. Proportionaliteit: Kleine projecten waarbij grootschalig evaluatieonderzoek relatief kostbaar is behoeven niet te worden onderworpen aan een impact evaluatie. Ook hier liggen eenvoudiger methoden van monitoring en resultaatmeting meer voor de hand. Als men echter welbewust w i l
18
Goede impactevaluaties z i j n dus belangrijk, maar een complicerende factor is dat i m p a c t m o e i l i j k te m e t e n is en goede effectstudies kostbaar zijn. H e t CBF heeft - zoals h i e r b o v e n reeds genoemd - onlangs een brochure uitgebracht over het belang o m de maatschappelijke resultaten v a n goede doelen inzichtelijk te m a k e n : en I m p a c t m e t i n g v o o r goede doelen. O p w e g naar beter evalueren, m e t e n en v e r a n t w o o r d e n v a n bestedingen.' I n de i n l e i d i n g v a n deze brochure schrijft A d r i directeur v a n het CBF: T n de afgelopen decennia is het belang v o o r goededoelenorganisaties o m resultaten inzichtelijk te m a k e n gegroeid. D i t belang k o m t onder meer v o o r t u i t een aanhoudende vraag v a n institutionele en private donateurs o m transparantie en een heldere v e r a n t w o o r d i n g v a n de resultaten. De laatste tijd, en v o o r organisaties i n de o n t w i k k e l i n g s s a m e n w e r k i n g al langer, is daar de vraag bijgekomen hoe de resultaten o n d e r b o u w d k u n n e n w o r d e n door m e t i n g e n en w e l k e verdere effecten en i m p a c t goede doelen hebben op h u n doelgroep en de maatschappij. H e t traditionele geven (doe goed e n zie niet o m ) neemt bij sommige donateurs af. M e n geeft niet louter v a n u i t het hart. I n toenemende mate w o r d e n vraagtekens gezet bij de effectiviteit v a n schenkingen. Heeft a l dat geven w e l nut? De laatste m e t i n g v a n het Nederlandse Donateurspanel laat z i e n dat mensen kiezen v o o r een goed doel op basis v a n het o n d e r w e r p , maar dat mensen o v e r w e g e n o m te stoppen m e t geven als het goede doel niet laat zien dat het g e l d goed besteed is of wanneer het w e r k n i e t t o t concrete resultaten signaleert het CBF dat het v o o r een certificerende instelling lastig is organisaties te toetsen op het feit of ze al d a n niet i m p a c t hebben bewerkstelligd, en zo ja, i n w e l k e mate. H e t CBF w i l zich geen oordeel aanmeten over de 'interventielogica' v a n de gekeurde goede doelen. H e t opnemen v a n i m p a c t m e t i n g volgens een bepaalde m e t h o d e i n de k e u r m e r k c r i t e r i a is o m verschillende redenen niet o p p o r t u u n : prestatiemeting is m o e i l i j k te operationaliseren (zie o.a. Bekkers), mede vanwege een grote diversiteit v a n goede doelen is doeltreffendheid niet op een eenduidige manier te meten en organisaties k u n n e n er o o k niet op vergeleken w o r d e n . D a a r o m v e r d i e n t het aanbeveling organisaties v i a 'meta-criteria' een aantal v r a g e n te laten b e a n t w o o r d e n over h u n doelstelling, w e l k e m i d d e l e n ze i n z e t t e n o m die te bereiken en hoe ze zelf m e t e n of ze daarbij succes hebben of niet. D i t sluit aan b i j het advies v a n de 'Quickscan R u i m t e v o o r Geven' o m filantropische organisaties v e r a n t w o o r d i n g af te laten leggen over 5 vragen. Deze 5 l u i d e n als volgt: 1. W a t zijn de beoogde resultaten v a n de organisatie? 2. W e l k e p r o g r a m m a ' s projecten o n t p l o o i t de organisatie o m het (meerjaren)beleid te realiseren, oftewel w e l k e strategie kiest men? 3. W e l k e capaciteiten en competenties zijn n o d i g v o o r het realiseren v a n de beleidsdoelen? Beschikt de organisatie hierover? 4. H o e k a n de organisatie bepalen of zij resultaat boekt (aan de h a n d v a n w e l k e i n d i c a t o r e n e.d.) e n op w e l k e wijze w i l m e n de behaalde resultaten m o n i t o r e n d a n w e l aan prestatiemeting doen? 5. W a t heeft de organisatie i n het afgelopen boekjaar w e l en w a t heeft zij n i e t heeft b e r e i k t i n het l i c h t v a n het (meerjaren)beleid? Samenvattende
conclusie
O p basis v a n bespreking v a n d i t o n d e r w e r p met de relevante d e s k u n d i g e n b i n n e n en b u i t e n de k l a n k b o r d g r o e p en deskresearch, is bevordering van het optimaal functioneren van fondsenwervende instellingen als h o o f d d o e l gekwalificeerd. Hierbij is de redenering dat hieraan k a n w o r d e n voldaan, wanneer fondsenwervende instellingen k u n n e n bogen op publieksvertrouwen enerzijds en zich zoveel mogelijk focussen op h u n maatschappelijke
uitvinden wat werkt, bijvoorbeeld bij nieuwe interventies, is een grotere investering i n impact evaluatieonderzoek wel op zijn plaats." Resultaat- en Impactmeting voor goede doelen. Op weg naar beter evalueren, meten en verantwoorden van bestedingen, Ten Hoorn & Stubbe i n opdracht van het CBF, 2013, p. 3.
19
doelstelling en de realisatie hiervan anderzijds. K o r t o m : het bevorderen p u b l i e k s v e r t r o u w e n en doel- en doelrealisatie zijn subdoelen.
5. Scope & categorieën Zoals gesteld richt het keurmerkstelsel zich op fondsenwervende A N B I ' s . Fondsenwervende instellingen zijn naar Nederlands recht opgerichte stichtingen of v e r e n i g i n g e n m e t volledige rechtsbevoegdheid die v o o r realisering v a n charitatieve, culturele, wetenschappelijke of andere het algemeen n u t beogende doelstellingen door m i d d e l v a n f o n d s e n w e r v i n g een beroep doen op de p u b l i e k e offervaardigheid. V o o r de goede orde: de stichtingen en verenigingen die fondsenwerven onder het grote p u b l i e k (en niet alleen onder de eigen leden, zoals veel k e r k e n bijvoorbeeld doen) v a l l e n onder het v i g e u r v a n het keurmerkstelsel, wanneer zij de A N B I - s t a t u s hebben (of w i l l e n verkrijgen). Naast reguliere fondsenwervende instellingen k u n n e n o o k vermogensfondsen w o r d e n gerekend die bijvoorbeeld actief erfstellingen en legaten w e r v e n onder het grote publiek, evenals k e r k e n die w e r v e n b u i t e n de eigen l e d e n k r i n g . I n gehouden klankbordgroep-bijeenkomsten k w a m aan de orde, dat o o k i n s t e l l i n g e n als ziekenhuizen een A N B I - s t a t u s hebben en een beroep doen op de ' p u b l i e k e offervaardigheid'. A a n g e z i e n ziekenhuizen een andere bedrijfsvoering erop n a h o u d e n d a n traditionele fondsenwervende instellingen, z o u d e n zij mogelijk m o e i l i j k k u n n e n v o l d o e n aan bepaalde keurmerkeisen (waaronder eisen u i t de Richtlijn 650 v o o r Fondsenwervende Instellingen). A a n g e z i e n het k e u r m e r k v e r p l i c h t w o r d t gesteld voor alle A N B I ' s , l i g t het echter v o o r de h a n d deze instellingen o n v e r k o r t te h o u d e n aan de keurmerkcriteria. V i a het o p r i c h t e n v a n zogenaamde aan de moederorganisatie gelieerde stichtingen, k a n hieraan op een praktische wijze w o r d e n v o l d a a n . K o r t o m : c r i t e r i u m o m als fondsenwervende i n s t e l l i n g aangemerkt te w o r d e n , en derhalve te moeten v o l d o e n aan de keurmerkeisen, is het w e r v e n v a n fondsen onder het grote p u b l i e k . Reikwijdte Een belangrijke vraag is, w e l k e reikwijdte het k e u r m e r k moet w o r d e n gegeven b i n n e n de groep A N B I ' s die fondsen w e r v e n . M e t andere w o o r d e n : w a t is de ambitie? W e l k deel v a n de sector w i l l e n w e bestrijken? A l l e op basis v a n inschattingen 15.000 fondsenwervende A N B I ' s of niet? O p basis v a n het onderzoek, w o r d t geadviseerd het k e u r m e r k op alle i n s t e l l i n g e n v a n toepassing te v e r k l a r e n , waarbij w o r d t gedifferentieerd naar de c a t e g o r i e ë n k l e i n , m i d d e l en groot. Er z i j n o p h o o f d l i j n e n verschillende manieren o m c a t e g o r i e ë n nader te bepalen: 1. V i a de som der baten u i t f o n d s e n w e r v i n g . 2. V i a het aantal donateurs. 3. V i a een combinatie v a n 1 en 2. O p basis v a n het onderzoek is geconcludeerd een combinatie v a n het aantal donateurs en de som der baten u i t f o n d s e n w e r v i n g als c r i t e r i u m te hanteren v o o r het bepalen v a n de categorie w a a r i n een fondsenwervende instelling w o r d t geplaatst (optie 3). D e volgende o v e r w e g i n g e n spelen hierbij een r o l . D e bestedingen v a n een instelling zijn u i t d r u k k e l i j k niet als optie bij de categorisering opgenomen, o m d a t d i t c r i t e r i u m m i n d e r objectiveerbaar is en derhalve vatbaar v o o r strategisch gedrag. Verder zeggen het aantal donateurs en de i n k o m s t e n u i t f o n d s e n w e r v i n g iets over de mate w a a r i n een organisatie een beroep doet op de p u b l i e k e offervaardigheid en i n w e l k e mate er derhalve een publieksbelang is dat dient te w o r d e n geborgd. A n d e r e i n k o m s t e n b r o n n e n als subsidies of bijdragen v a n (institutionele) sponsoren zijn b u i t e n b e s c h o u w i n g gelaten, o m d a t aan deze bijdragen al (uitgebreide) verantwoordingseisen en andere contractuele v e r p l i c h t i n g e n v o o r de ontvangende organisaties v e r b o n d e n zijn (waaronder d i k w i j l s ook het overleggen v a n een accountantsverklaring). Wanneer subsidieovereenkomsten of sponsorcontracten niet of niet goed w o r d e n nageleefd, k u n n e n de betreffende financiers optreden en i n het uiterste geval ter beschikking gestelde gelden terugvorderen. D i t is niet - of i n ieder geval veel m i n d e r -
21
het geval bij particuliere donateurs die m i d d e l e n verstrekken aan fondsenwervende instellingen. H u n positie is i n zijn aard veel m i n d e r sterk en dient met nadere w a a r b o r g e n te w o r d e n o m k l e e d . D o o r de c a t e g o r i e ë n op te hangen aan de som der baten u i t f o n d s e n w e r v i n g alsmede het aantal donateurs, w o r d t h i e r i n voorzien. De eisen n e m e n hierbij i n zwaarte toe, naarmate organisaties hogere baten u i t f o n d s e n w e r v i n g en meer donateurs hebben. Een belangrijke kwestie is waar de grens tussen de genoemde c a t e g o r i e ë n w o r d t gelegd. Deze grens is i n bepaalde opzichten arbitrair, temeer ook niet bekend is w e l k e c a t e g o r i e ë n A N B I ' s er zijn naar som der baten (i.h.a. of u i t fondsenwerving) Over die gegevens beschikt de Belastingdienst niet. O p basis v a n gesprekken met respondenten en schatting, w o r d t echter w e l geconcludeerd dat het leeuwendeel v a n de fondsenwervende A N B I ' s tot de categorie kleinere instellingen k a n w o r d e n gerekend. I n d i t kader k a n de o p m e r k i n g v a n Professor Theo Schuyt w o r d e n gehaald, die w e l eens gesteld: "zet vier Nederlanders aan tafel en je hebt een stichting". O p basis v a n het onderzoek is ervoor gekozen de eisen zwaarder te m a k e n wanneer het publieksbelang - of bescherming daarvan - zwaarder gaat wegen. D i t is het geval wanneer een instelling een bepaalde som der baten u i t f o n d s e n w e r v i n g realiseert of b o v e n een aantal donateurs k o m t . I n het licht v a n de gestelde r a n d v o o r w a a r d e n (werkbaarheid, r u i m t e v o o r geven doelen is de volgende categorisering u i t g e w e r k t .
Som der baten (uit fondsenwerving)
en
Aantal donateurs
Categorie 1
Tot € 150.000,- som der baten
Tot 30.000 donateurs
Categorie 2
Tussen de € 150.000,- som der baten en € 1 miljoen som der baten u i t fondsenwerving
Tot 30.000 donateurs
Categorie 3
Tussen € 1 miljoen en € 4 miljoen som der baten u i t f o n d s e n w e r v i n g
Tussen 30.000 en 100.000 donateurs
Categorie 4
M e e r d a n € 4 miljoen som der baten u i t fondsenwerving
Meer d a n 100.000 donateurs
I n d i e n een i n s t e l l i n g i n 2 verschillende c a t e g o r i e ë n terechtkomt, d a n geldt de hoogste categorie (of het n u som der baten u i t f o n d s e n w e r v i n g of aantal donateurs is). Bijvoorbeeld: een fondsenwervende instelling die 1.4 miljoen som der baten u i t f o n d s e n w e r v i n g heeft, en 31.000 donateurs, k o m t i n categorie 2. Ambitieniveau Zoals gesteld is het K e u r m e r k Filantropie niet zozeer een onderscheidend k e u r m e r k als w e l een k e u r m e r k dat v e r p l i c h t w o r d t v o o r alle fondsenwervende A N B I ' s . D a a r o m is bij het opstellen v a n de criteria uitgegaan v a n een 'basisregeling', w a a r i n met name de n a d r u k is gelegd op doel- en doelrealisatie en v e r a n t w o o r d i n g . Bij het opstellen v a n de voorgestelde
22
k e u r m e r k c r i t e r i a is echter w e l inspiratie geput u i t de criteria v a n bestaande k e u r m e r k e n zoals dat v a n het CBF (en d a n met name het CBF-Certificaat v o o r kleine goede doelen), de RfB en het K e u r m e r k Goede Doelen.
23
6. Onderwerpen keurmerk & uitwerking criteria 6.1. Onderwerpen D e keurmerkcriteria v a n het K e u r m e r k Filantropie zijn onder de volgende ondergebracht. Verantwoording over doel en doelrealisatie V o o r alle fondsenwervende instellingen gelden keurmerkcriteria inzake doel en doelrealisatie. U i t h o o f d s t u k 3 en 4 k w a m naar voren, dat het stimuleren v a n impactgericht denken en handelen als é é n v a n de belangrijkste manieren w o r d t gezien o m fondsenwervende i n s t e l l i n g e n o p t i m a a l te laten functioneren. I m m e r s : zelfs wanneer alle bestuurlijke en administratieve zaken volgens de regels zijn ingericht, is het n o g steeds m o g e l i j k dat een goed doel geen enkele maatschappelijke impact bewerkstelligt. I m p a c t m e t i n g is kostbaar en er bestaat niet é é n methode die v o o r alle instellingen geschikt is. D a a r o m is bij het K e u r m e r k Filantropie ervoor gekozen o m fondsenwervende instellingen zelf te laten rapporteren over de realisatie v a n h u n doelstelling v i a de 5 vragen. O o k de categorie kleinere fondsenwervende instellingen zijn i n staat o m deze vragen te b e a n t w o o r d e n en aldus i n z i c h t te geven i n de manier waarop zij h u n doelstelling realiseren. V o o r het r a p p o r t e r e n over de 5 vragen is i n het jaarrapport een f o r m a t opgemaakt. B i n n e n d i t format dienen alle fondsenwervende instellingen op een korte, b o n d i g e en begrijpelijke wijze v o o r het p u b l i e k v e r a n t w o o r d i n g af te leggen over doel en doelrealisatie. M i d d e l g r o t e en grote fondsenwervende instellingen, die i n categorie 3 e n 4 vallen, dienen aan n o g een aantal aanvullende criteria te v o l d o e n inzake doel en doelrealisatie; het betreft o.a.: • H e t vaststellen v a n evalueerbare doelstellingen op o u t p u t n i v e a u en waar mogelijk o m outcome- ( w e l v e r p l i c h t v o o r categorie 4 instellingen) en i m p a c t n i v e a u is een c r i t e r i u m dat fondsenwervende i n s t e l l i n g e n n o g verder stimuleert tot impactgericht d e n k e n en handelen. • I n l i t e r a t u u r e n d o o r respondenten w o r d t meer en meer de n a d r u k gelegd op een goede afstemming, bij het u i t v o e r e n v a n programma's en projecten, m e t de o m g e v i n g en met, nadere gespecificeerde, belanghebbenden (zie hoofdstuk 3 over trends en o n t w i k k e l i n g e n ) . Hierbij is v a n belang dat externe signalen w o r d e n vertaald naar aanpassingen i n missie, visie en strategische koers. V o o r de grote instellingen (categorie 4) geldt niet alleen dat aan deze vereisten v o l d a a n dient te w o r d e n , maar dat over de wijze w a a r o p d i t gebeurt ook i n het jaarrapport v e r a n t w o o r d i n g d i e n t te w o r d e n afgelegd aan het p u b l i e k . Verantwoording over financiële kerngegevens Naast de 5 v r a g e n inzake doel en doelrealisatie is dient het p u b l i e k te w o r d e n g e ï n f o r m e e r d over (financië l e) kerngegevens v a n alle fondsenwervende instellingen. I n het jaarrapport is derhalve r u i m t e i n g e r u i m d v o o r deze instellingen o m op een toegankelijke wijze de essentialia v a n de fondsenwervende instelling te verstrekken. H e t gaat hierbij o m de volgende gegevens: Besteding aan de doelstelling als percentage v a n de som der lasten; •
Som der baten en som der baten u i t fondsenwerving; •
H e t aandeel v a n de top 3 donateurs i n de som der baten; H e t aantal unieke donateurs. •
•
Fondsenwerving D e keurmerkcriteria inzake f o n d s e n w e r v i n g moeten v o o r k o m e n dat fondsenwervende instellingen zich bedienen v a n onoorbare w e r k w i j z e n , maar ook dat fondsenwervende instellingen zich e r v a n b e w u s t zijn dat het niet acceptabel is o m donateursgegevens zonder
24
toestemming te verstrekken aan derden. Daarnaast dienen fondsenwervende instellingen zich te o n t h o u d e n v a n het v o e r e n v a n een naam en of b e e l d m e r k dat bij het grote p u b l i e k v e r w a r r i n g k a n veroorzaken m e t andere fondsenwervende instellingen. D i t c r i t e r i u m dient derhalve de lookalike-problematiek te beteugelen. Tot slot is het v o o r alle fondsenwervende instellingen v a n groot belang dat zij de v e r w o r v e n m i d d e l e n c o n f o r m de w e n s e n v a n de gever b i n n e n een redelijke t e r m i j n besteden. Bestuur voor middelgrote en grote fondsenwervende instellingen M i d d e l g r o t e en grote fondsenwervende instellingen hebben (doorgaans) een bestuur dat de bestuurlijke v e r a n t w o o r d e l i j k h e i d draagt en l e i d i n g en r i c h t i n g geeft aan de organisatie. H e t stellen v a n eisen aan het bestuur als d o e l bij te dragen aan de i n t e g r i t e i t v a n d i t orgaan i n het bijzonder en de fondsenwervende instelling i n zijn algemeen. H e t functioneren v a n het bestuur dient derhalve, i n de context v a n de strategie, jaarlijks g e ë v a l u e e r d te w o r d e n . Tevens dient v o o r k o m e n te w o r d e n dat sprake k a n zijn v a n belangenverstrengeling bij bestuursleden. Toezicht houden voor grote fondsenwervende instellingen Grote fondsenwervende instellingen beschikken doorgaans over een b e s t u u r s m o d e l w a a r i n de functie toezicht h o u d e n is ondergebracht i n een apart orgaan, b i j v o o r b e e l d een raad v a n toezicht (of raad v a n commissarissen) dat toezicht h o u d t op het bestuur of de statutaire directie of een raad v a n bestuur dat toezicht h o u d t op de titulaire directie. T e n behoeve v a n het h o u d e n v a n toezicht d i e n e n het bestuur en, i n d i e n aanwezig, het toezichthoudende orgaan vast te stellen hoe het i n t e r n toezicht op bestuurlijke u i t v o e r e n d e taken is georganiseerd, en hoe daaraan u i t v o e r i n g w o r d t gegeven, hoe een o p t i m a l e samenstelling v a n het bestuur en, i n d i e n aanwezig, het toezichthoudend orgaan w o r d t g e w a a r b o r g d en hoe het functioneren v a n de bestuursleden en, i n d i e n aanwezig, v a n de directie en toezichthouders w o r d e n g e ë v a l u e e r d (mede i n het licht v a n de realisatie v a n de strategie). O m het h o u d e n v a n toezicht o o k effectief te laten plaatsvinden is u i t e r a a r d vereist dat ook bij de leden v a n het t o e z i c h t h o u d e n d orgaan geen sprake is v a n belangenverstrengeling. Aanvullende eisen Zoals reeds aan de orde k w a m , gelden naast de hierboven geformuleerde k e u r m e r k c r i t e r i a , n o g andere eisen v o o r fondsenwervende instellingen: • • •
•
M e n dient te v e r k l a r e n dat de w o r d e n nagevolgd; E n de SBF-Gedragscode w o r d t nageleefd (categorie 2, 3 en 4); Categorie 2 fondsenwervende instellingen dienen een b e o o r d e l i n g s v e r k l a r i n g v a n een accountant te hebben. V a n categorie 3 en 4-fondsenwervende i n s t e l l i n g e n w o r d t v e r w a c h t dat de is v o o r z i e n v a n een goedkeurende controleverklaring v a n een accountant; V a n categorie 3 en 4 instellingen w o r d t verwacht dat zij h u n jaarverslaggeving i n r i c h t e n c o n f o r m (een gedeelte van) de richtlijn 650 v o o r Fondsenwervende instellingen. Een belangrijk onderdeel v a n deze r i c h t l i j n is het i n z i c h t geven i n de manier w a a r o p de kosten f o n d s e n w e r v i n g , de kosten beheer e n administratie en de bestedingen aan de doelstelling zich t o t elkaar v e r h o u d e n .
H e t K e u r m e r k Filantropie stelt geen procentuele n o r m e n aan de o n d e r w e r p e n doelbesteding en de kosten f o n d s e n w e r v i n g . Z o is niet bepaald dat v a n de totale i n k o m s t e n een bepaald percentage moet w o r d e n besteed aan de doelstelling(en) v a n de organisatie. E v e n m i n is bepaald w e l k percentage v a n de opbrengsten u i t f o n d s e n w e r v i n g m a x i m a a l m a g w o r d e n aangewend v o o r het v e r w e r v e n v a n deze m i d d e l e n . Zo is de 25% n o r m , die maatschappelijk ter discussie staat, niet i n d i t k e u r m e r k opgenomen. W e l dienen fondsenwervende instellingen transparant te z i j n over de v e r d e l i n g v a n h u n kosten en bestedingen over diverse c a t e g o r i e ë n . Zij k u n n e n daarbij toelichten w a a r o m het i n het kader v a n h u n doelrealisatie noodzakelijk is o m bepaalde kosten te maken. U i t e i n d e l i j k is het aan de donateurs (en mogelijk ook andere belanghebbenden) o m te bepalen w a t zij v a n het doelbestedingspercentage en het fondsenwervingskostenpercentage v a n een specifieke
25
organisatie v i n d e n . H e t vaststellen v a n n o r m e n , zo is de gedachte, belemmert de r u i m t e v o o r fondsenwervende instellingen o m naar eigen i n z i c h t v o r m en i n h o u d te geven aan de maatschappelijke missie. Verder leidt de n a d r u k op n o r m e n en percentages de aandacht ten onrechte af v a n w a a r het uiteindelijk o m draait: de mate w a a r i n een organisatie e r i n slaagt haar missie te realiseren. Jaarrapport H e t j a a r r a p p o r t is het centrale v e r a n t w o o r d i n g s d o c u m e n t v o o r de fondsenwervende instellingen w a a r o p het k e u r m e r k v a n toepassing is. D i t r a p p o r t is g e ï n s p i r e e r d op 'integrated r e p o r t i n g ' (zie hoofdstuk 3 over trends e n o n t w i k k e l i n g e n ) dat internationaal als de n i e u w e standaard op het gebied v a n verslaglegging w o r d t beschouwd, en waarbij alle aspecten die te m a k e n hebben met strategie, governance en financieel beheer een relatie dienen te hebben m e t doel en doelrealisatie (zie o o k de Transparantprijs 2013). H e t j a a r r a p p o r t d i e n t door iedere fondsenwervende instelling jaarlijks, b i n n e n 6 m a a n d e n na het einde v a n het boekjaar, ter beschikking te w o r d e n gesteld aan het Centraal I n f o r m a t i e p u n t Filantropie. H i e r d o o r k a n toezicht w o r d e n gehouden op alle fondsenwervende instellingen. H e t j a a r r a p p o r t bestaat u i t twee gedeelten. Deel I bevat de gegevens die v o o r a l v a n belang zijn v o o r het toezicht. Deel I I v a n het jaarrapport bevat alle gegevens die interessant zijn v o o r het p u b l i e k . D i t gedeelte dient door iedere fondsenwervende instelling b i n n e n 6 maanden na het einde v a n het boekjaar op de website te w o r d e n gepubliceerd en als bijlage v a n de jaarverslaggeving 2 2 . Ondertekening van het jaarrapport door de bestuursleden H o e w e l (extern) w o r d t toegezien op de n a l e v i n g v a n de keurmerkcriteria door fondsenwervende instellingen, is het bestuur e i n d v e r a n t w o o r d e l i j k voor de n a l e v i n g v a n de keurmerkcriteria. O m (statutaire) bestuurders en (titulaire) directeuren h i e r v a n b e w u s t te maken, is v o o r alle c a t e g o r i e ë n fondsenwervende instellingen de v e r p l i c h t i n g tot het ondertekenen v a n het jaarrapport opgenomen. A l l e (statutaire) bestuurders en (titulaire directeuren) d i e n e n m i d d e l s de ondertekening v a n het jaarrapport tevens te bevestigen dat de informatie die de instelling verstrekt i n het jaarrapport een getrouwe weergave v a n de w e r k e l i j k h e i d is. I n bijlage 5 is het f o r m a t jaarrapport voor de vier c a t e g o r i e ë n 6.2.
opgenomen.
SBF-Gedragscode
Zoals gesteld v o o r z i e n het Convenant, het visiedocument en het Toetsingskader R u i m t e v o o r Geven, i n de realisatie v a n é é n gedragscode v o o r filantropische instellingen. Gezien de opdracht v a n de Staatssecretaris v a n V e i l i g h e i d en Justitie aan de Commissie D e Jong, w o r d t deze gedragscode v a n toepassing op alle A N B I ' s , dus o o k de fondsenwervende. Bij de o n t w i k k e l i n g v a n de keurmerkcriteria is derhalve r e k e n i n g gehouden met deze gedragscode door deze v a n toepassing te verklaren op de doelgroep v a n het keurmerkstelsel (met u i t z o n d e r i n g v a n de fondsenwervende instellingen die jaarlijks (als gemiddelde over 3 boekjaren) m i n d e r d a n € 150.000,- som der baten hebben). De toepasselijkheid v a n de SBFGedragscode is tot u i t d r u k k i n g gebracht i n de keurmerkcriteria en derhalve ook i n het jaarrapport. Gezien de opdracht v a n de Staatssecretaris v a n V e i l i g h e i d en Justitie aan de Commissie D e Jong (waaronder de deelvraag 'hoe w o r d t het validatiestelsel v e r p l i c h t v o o r alle charitatieve A N B I ' s ' ? ) is h i e r v o o r gekozen. H e t argument v a n o n t d u b b e l i n g speelt hierbij ook een r o l . K o r t o m : de gedragscode en het k e u r m e r k zijn dus complementair aan elkaar.
Indien de SBF-Gedragscode door de instellingen die tot categorie 1 behoren niet wordt gevolgd, moet de 'jaarverslaggeving' worden geï n terpreteerd als het verslag van de uitgeoefende activiteiten.
26
Deze gedragscode bevat normen en aanbevelingen die voorzien in het bevorderen van goed bestuur binnen fondsenwervende instellingen. 6.3. Criteria
Keurmerkcriteria categorie 1 fondsenwervende instellingen (instellingen met een som der baten van minder dan € Art. 1 Fondsenwerving 1. De fondsenwervende instelling gebruikt uitsluitend deugdelijke en behoorlijke fondsenwervingsmethoden. Het onder druk zetten en misleiden van (potentië l e) gevers is derhalve niet toegestaan. 2. De fondsenwervende instelling onthoudt zich van het voeren van een naam en beeldmerk die op het eerste gezicht bij het brede publiek tot verwarring kunnen leiden met de naam of het beeldmerk van reeds langer bestaande fondsenwervende instellingen. 3. Zonder toestemming van donateurs mogen de gegevens uit de donateursbestanden niet beschikbaar worden gesteld aan derden, behoudens aan bevoegde autoriteiten die hierom verzoeken. 4. Wanneer de gever een specifiek doel met de gift beoogt en dit heeft aangegeven, waarborgt de fondsenwervende instelling dat de desbetreffende middelen overeenkomstig deze bestemming worden besteed en binnen een redelijke termijn. Art. 2 Aanvullende eisen 1. De fondsenwervende instelling dient te voldoen aan de eisen die worden gesteld aan Algemeen N u t Beogende Instellingen. 23 2. De van de fondsenwervende instelling dient een getrouw beeld van de werkelijkheid te geven. Art. 3 Verantwoording via jaarrapport 1. De fondsenwervende instelling dient de volgende vragen te beantwoorden i n het • Wat de beoogde resultaten van de organisatie zijn; • Welke programma's projecten de organisatie ontplooit het (meerjaren)beleid te realiseren, oftewel welke strategie men kiest; • Welke capaciteiten en competenties benodigd zijn voor het realiseren van de beleidsdoelen en of de organisatie hierover beschikt; • Hoe de organisatie kan bepalen of zij resultaat boekt (aan de hand van welke indicatoren e.d.) en op welke wijze men de behaalde resultaten w i l monitoren dan wel aan prestatiemeting w i l doen; • Wat de organisatie i n het afgelopen boekjaar wel en wat zij niet heeft bereikt i n het licht van het (meerjaren)beleid. 2. De fondsenwervende instelling verstrekt i n het jaarrapport de volgende gegevens: • NAW-gegevens; • Inschrijvingsnummer van de Kamer van Koophandel; Artikel 5b Algemene Wet inzake Rijksbelastingen 1994 jo. Uitvoeringsregeling Algemene Wet inzake Rijksbelastingen 1994. Indien de instelling niet beschikt over een (volledige) jaarrekening ziet de instelling erop toe dat de staat van baten en lasten een getouw beeld van de werkelijkheid geeft.
27
•
Beschikkingsnummer van de ANBI; Gedragscode(s) die de instelling onderschrijft; • over de keurmerken en andere certificaten die verstrekt zijn aan de instelling en eventuele waarschuwingen dienaangaande. 3. De fondsenwervende instelling verstrekt i n het jaarrapport de volgende gegevens: • Som der baten; • Som der baten uit fondsenwerving; • Aantal unieke donateurs; • Aandeel van de top 3-donateurs i n de som der baten; • Besteding aan de doelstelling als percentage van de som der lasten. 4. De fondsenwervende instelling dient i n het jaarrapport jaarlijks te verstrekken aan het Centraal Informatiepunt Filantropie en dient het deel I I van het jaarrapport op te nemen als bijlage van de en op de (eigen) website binnen 6 maanden na het einde van het boekjaar. •
Keurmerkcriteria categorie 2 fondsenwervende instellingen* Som der baten uit fondsenwerving van 30.000 Donateurs of minder € 1.000.000,- of minder (maar ten minste 1 € 50.000,- als som der baten). * de hoogste categorie geldt Art. 1 Fondsenwerving 1. De fondsenwervende instelling gebruikt uitsluitend deugdelijke en behoorlijke fondsenwervingsmethoden. Het onder druk zetten en misleiden van (potentië l e) gevers is derhalve niet toegestaan. 2. De fondsenwervende instelling onthoudt zich van het voeren van een naam en beeldmerk die op het eerste gezicht bij het brede publiek tot verwarring kunnen leiden met de naam het beeldmerk van reeds langer bestaande fondsenwervende instellingen. 3. Zonder toestemming van donateurs mogen de gegevens uit de donateursbestanden niet beschikbaar worden gesteld aan derden, behoudens aan bevoegde autoriteiten die hierom verzoeken. 4. Wanneer de gever een specifiek doel met de gift beoogt en dit heeft aangegeven, waarborgt de fondsenwervende instelling dat de desbetreffende middelen overeenkomstig deze bestemming worden besteed en binnen een redelijke termijn. Art. 2 Aanvullende eisen 1. De fondsenwervende instelling dient te voldoen aan de eisen die worden gesteld aan Algemeen Nut Beogende Instellingen. 26 2. De fondsenwervende instelling dient te voldoen aan de normen die worden gesteld aan fondsenwervende instellingen i n de SBF-Gedragscode. 3. De van de fondsenwervende instelling dient een getrouw beeld van de werkelijkheid te geven. Indien de SBF-Gedragscode door de instellingen die tot deze categorie behoren niet wordt gevolgd, moet de 'jaarverslaggeving' worden geï n terpreteerd als het verslag van de uitgeoefende activiteiten. Artikel 5b Algemene Wet inzake Rijksbelastingen 1994 jo. Uitvoeringsregeling Algemene Wet inzake Rijksbelastingen 1994. Indien de instelling niet beschikt over een (volledige) jaarrekening ziet de instelling erop toe dat de staat van baten en lasten een getouw beeld van de werkelijkheid geeft.
28
4. De fondsenwervende instelling dient de jaarverslaggeving te voorzien van een beoordelingsverklaring van een accountant. Art. 3 Verantwoording via jaarrapport 1. De fondsenwervende instelling dient de volgende vragen te beantwoorden i n het jaarrapport: • Wat de beoogde resultaten van de organisatie zijn; • Welke programma's projecten de organisatie ontplooit om het (meerjaren)beleid te realiseren, oftewel welke strategie men kiest; • Welke capaciteiten en competenties benodigd zijn voor het realiseren van de beleidsdoelen en of de organisatie hierover beschikt; • Hoe de organisatie kan bepalen of zij resultaat boekt (aan de hand van welke indicatoren e.d.) en op welke wijze men de behaalde resultaten w i l monitoren dan wel aan prestatiemeting w i l doen; • Wat de organisatie i n het afgelopen boekjaar wel en wat zij niet heeft bereikt i n het licht van het (meerjaren)beleid. 2. De fondsenwervende instelling verstrekt i n het jaarrapport de volgende gegevens: • NAW-gegevens; • Inschrijvingsnummer van de Kamer van Koophandel; • Beschikkingsnummer van de ANBI; • Gedragscode(s) die de instelling onderschrijft naast de SBFGedragscode; • Informatie over de keurmerken en certificaten die verstrekt zijn aan de instelling en eventuele waarschuwingen dienaangaande. 3. De fondsenwervende instelling verstrekt i n het jaarrapport de volgende gegevens: • Som der baten; • Som der baten uit fondsenwerving; • Aantal unieke donateurs; • Aandeel van de top 3 donateurs i n de som der baten; • Besteding aan de doelstelling als percentage van de som der lasten. 4. De fondsenwervende instelling dient i n het jaarrapport jaarlijks te verstrekken aan het Centraal Filantropie en dient het deel I I van het jaarrapport op te nemen als bijlage van het jaarverslag en op de (eigen) website binnen 6 maanden na het einde van het boekjaar. Keurmerkcriteria categorie 3 fondsenwervende instellingen* Tussen de 30.000 en 100.000 donateurs. Som der baten uit fondsenwerving tussen € 1.000.000,- en € 4.000.000,-. * de hoogste categorie geldt Art. 1 Doel en doelrealisatie 1. De aanpak van projecten programma's is, waar opportuun, afgestemd met de door de fondsenwervende instelling nader gespecificeerde belanghebbenden en sluit aan bij hun wensen en behoeften. 2. De fondsenwervende instelling heeft beleid ontwikkeld en geï m plementeerd waarmee externe ontwikkelingen actief worden gevolgd en nader gespecificeerde externe belanghebbenden invloed kunnen uitoefenen.
29
Signalen uit de externe omgeving en externe ontwikkelingen zijn, waar opportuun, vertaald naar aanpassingen i n missie, visie en strategische koers. 3. Bij projecten programma's zijn i n ieder geval evalueerbare doelstellingen op vastgelegd. Waar mogelijk zijn ook doelstellingen op outcome- en impactniveau vastgelegd . Art. 2 Bestuur 29 1. Het functioneren van het bestuur is - i n de context van de strategie geë v alueerd. 2. De leden van het bestuur van de fondsenwervende instelling mogen niet zijn bestuurder, oprichter, aandeelhouder, toezichthouder of werknemer van een entiteit waaraan de fondsenwervende instelling de door haar ingezamelde gelden middellijk of onmiddellijk geheel of gedeeltelijk afstaat. Met een entiteit zoals bedoeld i n dit lid wordt gelijkgesteld een rechtspersoon of entiteit die statutair, direct of indirect, met de fondsenwervende instelling is verbonden 30 . Art. 3 Fondsenwerving 1. De fondsenwervende instelling gebruikt uitsluitend deugdelijke en behoorlijke fondsenwervingsmethoden. Het onder druk zetten en misleiden van (potentië l e) gevers is derhalve niet toegestaan. 2. De fondsenwervende instelling onthoudt zich van het voeren van een naam en beeldmerk die op het eerste gezicht bij het brede publiek tot verwarring leiden met de naam /of het beeldmerk van reeds langer bestaande fondsenwervende instellingen. 3. Zonder toestemming van donateurs mogen de gegevens uit de donateursbestanden niet beschikbaar worden gesteld aan derden, behoudens aan bevoegde autoriteiten die hierom verzoeken. 4. Wanneer de gever een specifiek doel met de gift beoogt en dit heeft aangegeven, waarborgt de fondsenwervende instelling dat de desbetreffende middelen overeenkomstig deze bestemming worden besteed en binnen een redelijke termijn.
Output wordt hier omschreven als de verzameling van resultaten op het niveau van de organisatie, bijvoorbeeld aantal geleverde diensten outcome als de verzameling van resultaten op het niveau van de maatschappij, en impact als verzameling van de resultaten op maatschappelijk niveau minus wat toch al zou zijn gebeurd. Wanneer niet het bestuur, maar een ander orgaan de fondsenwervende instelling bestuurt, is dit artikel van toepassing op dit orgaan. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn wanneer er een statutaire directie is i n plaats van een bestuur. Het bepaalde i n lid 9 geldt niet ten aanzien van een entiteit of daaraan statutair, direct of indirect, verbonden entiteit waaraan de fondsenwervende instelling conform haar statutaire doelstelling gelden afstaat (ontvangende entiteit) met dien verstande dat: • de invloed van een ontvangende entiteit op de benoeming en voordracht tot benoeming van het bestuur van de fondsenwervende instelling is toegestaan tot ten hoogste een derde van het aantal bestuursleden; • niet meer dan een derde van het aantal bestuursleden mag bestaan uit de i n l i d 9 van dit artikel genoemde personen. De hier bedoelde bestuursleden mogen, buiten vertegenwoordiging door deelname aan handelingen van het bestuur, de fondsenwervende instelling niet vertegenwoordigen. Het bepaalde i n leden 9 en het vorenstaande gelden niet indien en voor zover ten aanzien van de fondsenwervende instelling en de bedoelde entiteit sprake is van consolidatie zoals bedoeld i n paragraaf 650.5 van de Richtlijn 650 Fondsenwervende instellingen.
30
Art. 4 Aanvullende eisen 1. De fondsenwervende instelling dient te voldoen aan de eisen die worden gesteld aan Algemeen N u t Beogende Instellingen; 31 2. De fondsenwervende instelling dient te voldoen aan de normen die worden gesteld aan fondsenwervende instellingen i n de SBF-Gedragscode; 3. De fondsenwervende instelling dient de jaarverslaggeving op te stellen conform richtlijn 650 voor Fondsenwervende 4. De fondsenwervende instelling dient de jaarverslaggeving te voorzien van een goedkeurende controleverklaring van een accountant. Art. 5 Verantwoording via het jaarrapport 1. De fondsenwervende instelling dient de volgende vragen te beantwoorden i n het • Wat de beoogde resultaten van de organisatie zijn; • Welke programma's projecten de organisatie ontplooit om het (meerjaren)beleid te realiseren, oftewel welke strategie men kiest; • Welke capaciteiten en competenties benodigd zijn voor het realiseren van de beleidsdoelen en of de organisatie hierover beschikt; • Hoe de organisatie kan bepalen of zij resultaat boekt (aan de hand van welke indicatoren e.d.) en op welke wijze men de behaalde resultaten w i l monitoren dan wel aan prestatiemeting w i l doen; • Wat de organisatie i n het afgelopen boekjaar wel en wat zij niet heeft bereikt i n het licht van het (meerjaren)beleid. 2. De fondsenwervende instelling verstrekt i n het jaarrapport de volgende gegevens: • • Inschrijvingsnummer van de Kamer van Koophandel; • Beschikkingsnummer van de ANBI; • Gedragscode(s) die de instelling onderschrijft naast de SBFGedragscode; • Informatie over de keurmerken en andere certificaten die verstrekt zijn aan de instelling en eventuele waarschuwingen dienaangaande; Artikel 5b Algemene Wet inzake Rijksbelastingen 1994 jo. Uitvoeringsregeling Algemene Wet inzake Rijksbelastingen 1994. Aanbevolen w o r d t de richtlijn 650 voor Fondsenwervende instellingen te wijzigen en daarin onderscheid te maken tussen regels voor categorie 3 en voor categorie 4 instellingen. De navolgende vereisten dienen dan op grond van de richtlijn 650 verplicht te zijn voor categorie 3 fondsenwervende instellingen: • De statutaire naam, vestigingsplaats en rechtsvorm; • Een omschrijving van de doelstelling; • De samenstelling van het bestuur en vermelding van de relevante nevenfuncties van de bestuursleden; • Een beschrijving van de belangrijkste activiteiten van de instelling i n het verstreken boekjaar en waarin i n ieder geval wordt aangegeven i n hoeverre de geplande activiteiten zijn gerealiseerd. • De balans overeenkomstig het model i n Bijlage 1 van de Richtlijn 650; • De staat van baten en lasten overeenkomstig het model i n Bijlage 2 van de Richtlijn 650, met daarin o.a. gespecificeerd de kosten eigen fondsenwerving, kosten beheer en administratie, bestedingen aan doelstellingen; • Een toelichting op de staat van baten en lasten en op de balans; • Een toelichting op de lastenverdeling overeenkomstig het model i n Bijlage 3 van de Richtlijn 650.
31
•
Informatie over de wijze waarop de instelling werft i n de publieke ruimte; • Informatie over de partijen waarmee de instelling verbonden is en de internationale verbanden waarin de instelling zich bevindt. 3. De fondsenwervende instelling verstrekt i n het jaarrapport de volgende gegevens: • Som der baten; • Som der baten uit fondsenwerving; • Procentuele verdeling van de som der baten naar bron: particulieren, bedrijven, vermogensfondsen, overheid, loterijen, beleggingen en overig; • Aantal unieke donateurs; • Aandeel van de top 3-donateurs i n de som der baten; • Besteding aan de doelstelling als percentage van de som der lasten; • Aantal en aantal vrijwilligers; • Balanswaarde per ultimo jaar van: onroerende zaken, liquide middelen, beleggingen niet zijnde onroerende zaken en liquide middelen; • Bruto jaarsalaris van de meest verdienende persoon i n de organisatie; • Onkostenvergoedingen of vacatiegelden van bestuursleden en indien aanwezig leden van het toezichthoudend orgaan; • Namen van de personen en organisaties die een bedrag van de organisatie hebben ontvangen dat groter is dan 10% van de som der lasten van de organisatie. Hierbij vermelden: het bedrag, reden van het uitkeren van dit bedrag, relatie tussen de organisatie en de waaraan het bedrag is betaald. 4. De fondsenwervende instelling dient i n het jaarrapport jaarlijks te verstrekken aan het Centraal Filantropie en dient het deel I I van het jaarrapport op te nemen als bijlage van de jaarverslaggeving en op de (eigen) website binnen 6 maanden na het einde van het boekjaar.
Keurmerkcriteria categorie 4 fondsenwervende instellingen* Som der baten uit fondsenwerving van 100.000 Donateurs of meer. € 4.000.000,- of meer de hoogste categorie geldt Art. 1 Doel en doelrealisatie33 1. De aanpak van projecten programma's is, waar opportuun, afgestemd met de door de fondsenwervende instelling nader gespecificeerde belanghebbenden en sluit aan bij hun wensen en behoeften. 2. De fondsenwervende instelling heeft beleid ontwikkeld en geï m plementeerd waarmee externe ontwikkelingen actief worden gevolgd en nader gespecificeerde externe belanghebbenden invloed kunnen uitoefenen. Signalen uit de externe omgeving en externe ontwikkelingen zijn, waar opportuun, vertaald naar aanpassingen i n missie, visie en strategische koers.
Van categorie 4 fondsenwervende instellingen wordt, i n tegenstelling tot categorie 3 fondsenwervende instellingen, verwacht dat zij over de criteria uit dit artikel tevens verantwoording afleggen i n deel I I van het jaarrapport.
32
3. Bij projecten of programma's zijn i n ieder geval doelstellingen op output- en outcomeniveau vastgelegd. Waar mogelijk zijn ook doelstellingen op impactniveau vastgelegd 34 . 4. Projecten programma's zijn geografisch en inhoudelijk afgestemd met andere organisaties die zich (mogelijk) met soortgelijke of aanvullende programma's projecten op dezelfde doelgroep richten. Art. 2 Bestuur 35 1. Het functioneren van het bestuur wordt - i n de context van de strategie geë v alueerd. 2. De leden van het bestuur van de fondsenwervende instelling mogen niet zijn bestuurder, oprichter, aandeelhouder, toezichthouder of werknemer van een entiteit waaraan de fondsenwervende instelling de door haar ingezamelde gelden middellijk of onmiddellijk geheel of gedeeltelijk afstaat. Met een entiteit zoals bedoeld i n dit lid wordt gelijkgesteld een rechtspersoon of entiteit die statutair, direct of indirect, met de fondsenwervende instelling is verbonden 36 . Art. 3 Toezicht houden 1. Het bestuur en, indien aanwezig, het toezichthoudend orgaan hebben vastgesteld: • Hoe intern toezicht op bestuurlijke uitvoerende taken is georganiseerd, en hoe daaraan uitvoering wordt gegeven; • Hoe een optimale samenstelling van het bestuur en, indien aanwezig, het toezichthoudend orgaan wordt gewaarborgd; • Hoe het functioneren van de bestuursleden en, indien aanwezig, van de directie en toezichthouders worden geë v alueerd (mede i n het licht van de realisatie van de strategie). 2. Leden van het statutair vastgelegde toezichthoudend orgaan mogen, indien aanwezig, niet tevens bestuurder of werknemers van deze instelling zijn. Het bepaalde i n art. 2.2 en de toelichting hierop i n noot 9 is van overeenkomstige toepassing op leden van het statutair vastgelegd toezichthoudend orgaan.
Output wordt hier omschreven als de verzameling van resultaten op het niveau van de organisatie, bijvoorbeeld aantal geleverde diensten outcome als de verzameling van resultaten op het niveau van de maatschappij, en impact als verzameling van de resultaten op maatschappelijk niveau minus wat toch al zou zijn gebeurd. Wanneer niet het bestuur, maar een ander orgaan de fondsenwervende instelling bestuurt, is dit artikel van toepassing op dit orgaan. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn wanneer er een statutaire directie is i n plaats van een bestuur. Het bepaalde i n art. 2.2 geldt niet ten aanzien van een entiteit of daaraan statutair, direct of indirect, verbonden entiteit waaraan de fondsenwervende instelling conform haar statutaire doelstelling gelden afstaat (ontvangende entiteit) met dien verstande dat: • de invloed van een ontvangende entiteit op de benoeming en voordracht tot benoeming van het bestuur van de fondsenwervende instelling is toegestaan tot ten hoogste een derde van het aantal bestuursleden; • niet meer dan een derde van het aantal bestuursleden mag bestaan uit de i n art. 2.2 genoemde personen. De hier bedoelde bestuursleden mogen, buiten vertegenwoordiging door deelname aan handelingen van het bestuur, de fondsenwervende instelling niet vertegenwoordigen. Het bepaalde i n art. 2.2 en het vorenstaande gelden niet indien en voor zover ten aanzien van de fondsenwervende instelling en de bedoelde entiteit sprake is van consolidatie zoals bedoeld i n paragraaf 650.5 van de Richtlijn 650 Fondsenwervende instellingen.
33
Art. 4 Fondsenwerving 1. De fondsenwervende instelling gebruikt uitsluitend deugdelijke en behoorlijke fondsenwervingsmethoden. Het onder druk zetten en misleiden van (potentië l e) gevers is derhalve niet toegestaan. 2. De fondsenwervende instelling onthoudt zich van het voeren van een naam en beeldmerk die op het eerste gezicht bij het brede publiek tot verwarring kunnen leiden met de naam het beeldmerk van reeds langer bestaande fondsenwervende instellingen. 3. Zonder toestemming van donateurs mogen de gegevens uit de donateursbestanden niet beschikbaar worden gesteld aan derden, behoudens aan bevoegde autoriteiten die hierom verzoeken. 4. Wanneer de gever een specifiek doel met de gift beoogt en dit heeft aangegeven, waarborgt de fondsenwervende instelling dat de desbetreffende middelen overeenkomstig deze bestemming worden besteed en binnen een redelijke termijn. Art. 5 Aanvullende eisen 1. De fondsenwervende instelling dient te voldoen aan de eisen die worden gesteld aan Algemeen Nut Beogende Instellingen. 37 2. De fondsenwervende instelling dient te voldoen aan de normen en aanbevelingen die worden gesteld aan instellingen i n de SBF-Gedragscode. 3. De fondsenwervende instelling dient de jaarverslaggeving op te stellen conform richtlijn 650 voor Fondsenwervende instellingen. 38 4. De fondsenwervende instelling dient de jaarverslaggeving te voorzien van een goedkeurende controleverklaring van een accountant. Art. 6 Verantwoording via het jaarrapport 1. De fondsenwervende instelling dient de volgende vragen te beantwoorden i n het jaarrapport: • Wat de beoogde resultaten van de organisatie zijn; • Welke programma's projecten de organisatie ontplooit om het (meerjaren)beleid te realiseren, oftewel welke strategie men kiest; • Welke capaciteiten en competenties benodigd zijn voor het realiseren van de beleidsdoelen en of de organisatie hierover beschikt; • Hoe de organisatie kan bepalen of zij resultaat boekt (aan de hand van welke indicatoren e.d.) en op welke wijze men de behaalde resultaten w i l monitoren dan wel aan prestatiemeting w i l doen; • Wat de organisatie i n het afgelopen boekjaar wel en wat zij niet heeft bereikt i n het licht van het (meerjaren)beleid. 2. De fondsenwervende instelling verstrekt i n het jaarrapport de volgende gegevens: • • Inschrijvingsnummer van de Kamer van Koophandel; • Beschikkingsnummer van de ANBI; Artikel 5b Algemene Wet inzake Rijksbelastingen 1994 jo. Uitvoeringsregeling Algemene Wet inzake Rijksbelastingen 1994. Aanbevolen wordt de richtlijn 650 voor Fondsenwervende instellingen te wijzigen en daarin onderscheid te maken tussen regels voor categorie 3 en voor categorie 4 instellingen. Alle huidige vereisten dienen dan op grond van de richtlijn 650 verplicht te zijn voor categorie 4 fondsenwervende instellingen.
34
•
Gedragscode(s) die de instelling onderschrijft naast de SBFGedragscode; • Informatie over de keurmerken en andere certificaten die verstrekt zijn aan de instelling en eventuele waarschuwingen dienaangaande; • Informatie over de wijze waarop de instelling fondsen werft i n de publieke ruimte; • Informatie over de partijen waarmee de instelling verbonden is en de internationale verbanden waarin de instelling zich bevindt. 3. De fondsenwervende instelling verstrekt i n het jaarrapport de volgende gegevens: • Som der baten; • Som der baten uit fondsenwerving; • Procentuele verdeling van de som der baten naar bron: particulieren, bedrijven, vermogensfondsen, overheid, loterijen, beleggingen en overig; • Aantal unieke donateurs; • Aandeel van de top 3 donateurs i n de som der baten; • Besteding aan de doelstelling als percentage van de som der lasten; • Aantal fte's en aantal vrijwilligers; • Balanswaarde per ultimo jaar van: onroerende zaken, liquide middelen, beleggingen niet zijnde onroerende zaken en liquide middelen; • Bruto jaarsalaris van de meest verdienende persoon i n de organisatie; • Onkostenvergoedingen of vacatiegelden van bestuursleden en indien aanwezig leden van het toezichthoudend orgaan; • Namen van de personen en organisaties die een bedrag van de organisatie hebben ontvangen dat groter is dan 10% van de som der lasten van de organisatie. Hierbij vermelden: het bedrag, reden van het uitkeren van dit bedrag, relatie tussen de organisatie en de persoon / organisatie waaraan het bedrag is betaald. 4. De fondsenwervende instelling dient i n het jaarrapport jaarlijks te verstrekken aan het Centraal Informatiepunt Filantropie en dient het deel I I van het jaarrapport op te nemen als bijlage van de jaarverslaggeving en op de (eigen) website binnen 6 maanden na het einde van het boekjaar.
35
7. Aanbevelingen O m het K e u r m e r k Filantropie verder te implementeren dienen verschillende stappen te w o r d e n doorlopen, die i n d i t hoofdstuk op hoofdlijnen w o r d e n geschetst.
1.
Keurmerkcriteria en certificatietechnische eisen
De vaststelling v a n de n i e u w e keurmerkcriteria door de SBF is een eerste stap. Vervolgens dient te w o r d e n v o o r z i e n i n zogenaamde certificatietechnische eisen, waarbij k a n w o r d e n gedacht aan zaken als de eisen die w o r d e n gesteld aan auditors die de certificering uitvoeren, g e l d i g h e i d s d u u r v a n een verleend k e u r m e r k , wijze v a n toezicht en h a n d h a v i n g d o o r de auditors etc.
2.
Oprichten Stichting Keurmerk Filantropie (met o.a. een bestuur en College van Deskundigen)
V o o r z i e n w o r d t i n de o p r i c h t i n g v a n een Stichting w a a r b i n n e n het k e u r m e r k w o r d t beheerd en o n t w i k k e l d . A a n b e v o l e n w o r d t het bestuur een m u l t i p l e stakeholdersamenstelling te geven. De Stichting draagt z o r g voor compliance assistance, actualisering v a n het toetsingsinstrumentarium, online publicatie v a n de criteria en de lijst v a n certificaathouders, organiseren b e s l u i t v o r m i n g bij interpretatiekwesties, afhandelen eventuele klachten en beroepen B i n n e n de stichting dient een college v a n deskundigen te w o r d e n ingericht o m de k e u r m e r k c r i t e r i a verder te o n t w i k k e l e n en interpretatiekwesties op te lossen. H e t v e r d i e n t aanbeveling het College een m u l t i p l e s t a k e h o l d e r i n v u l l i n g te geven.
3. Pilottoetsing uitvoeren H e t v e r d i e n t aanbeveling een pilottoetsing u i t te voeren bij een nader te selecteren groep p o t e n t i ë l e keurmerkhouders. De evaluatie v a n de pilotresultaten door het College v a n D e s k u n d i g e n (en eventueel n o g andere betrokkenen) leidt tot een eventuele aanpassing of aanscherping v a n de keurmerkcriteria.
4.
Ontwikkelen certificatiereglement, aanvraagformulier, keurmerklogo en certificaat
Er d i e n t een certificatiereglement te w o r d e n opgesteld voor het K e u r m e r k Filantropie. H i e r i n w o r d t bepaald w e l k e certificatieprocedure v a n toepassing en met w e l k e eisen en regels de ( p o t e n t i ë l e ) k e u r m e r k h o u d e r s dienen i n te stemmen. O o k dient te w o r d e n v o o r z i e n i n de o n t w i k k e l i n g v a n een aanvraagformulier. O m naar b u i t e n toe d u i d e l i j k h e i d te scheppen k a n een speciaal k e u r m e r k l o g o o n t w i k k e l d w o r d e n inclusief certificaat. H e t k e u r m e r k - l o g o w o r d t geregistreerd bij het Benelux-Bureau v o o r de Intellectuele Eigendom.
5. Accreditatie O m de k e u r m e r k c r i t e r i a te laten accrediteren door de Raad v o o r Accreditatie dient i n een aantal zaken te w o r d e n voorzien: o o o
Opstellen kwaliteitshandboek, reglement deskundigencollege Opstellen stroomschema's v o o r beheer criteria en u i t v o e r i n g toetsingen Opstellen certificatiereglement en overeenkomst met certificaathouders
Deze stappen zijn i n sterke mate gebaseerd op een gesprek met Sander Stravers van het Keurmerkinstituut en een door hem opgestelde fasering, voorts is gebruik gemaakt van door de Raad van Accreditatie geleverde input, respondenten i n dit kader zijn Liz van Velzen en Paul Schrö e der)
36
o o o
Opstellen procedures v o o r klachten en beroepen Opstellen procedures voor selectie en m o n i t o r i n g auditors I n d i e n i n g , begeleiding en afhandeling accreditatie-aanvraag.
O p basis v a n gesprekken met de Raad v a n Accreditatie w o r d t geadviseerd o m m i n i m a a l r e k e n i n g te h o u d e n m e t een termijn v a n 2 keer zes m a a n d e n o m de k e u r m e r k c r i t e r i a te l a t e n accrediteren. D i t is exclusief de tijd die n o d i g is o m eventuele certificeerders te accrediteren op de k e u r m e r k c r i t e r i a . Wanneer de k e u r m e r k c r i t e r i a eenmaal zijn geaccrediteerd, dient het te w o r d e n 'aangeboden' aan p o t e n t i ë l e certificeerders (door plaatsing v a n de scope op de website). V o o r deze fase (de accreditatie v a n certificeerders) dient eenzelfde t e r m i j n i n acht te w o r d e n genomen ( m a x i m a a l 6 maanden).
37
Bijlagen - Bijlage 1 - Geraadpleegde literatuur en andere bronnen Aanbiedingsbrief Toetsingskader' d.d. 10 april 2013 'Aanbiedingsbrief Toezicht en V e r a n t w o o r d i n g aan de Tweede Kamer', v a n de Staatssecretarissen v a n V e i l i g h e i d en Justitie en F i n a n c i ë n , d.d. 20 september 2012. 'Advies Regels i n O n t w i k k e l i n g ' , (Adviescollege toetsing administratieve lasten), m e i 2011 'Betrek gevers bij goede doelen', T o m D o u d e v a n Troostwijk, i n N R C Handelsblad, 26 september 2013 Capita Selecta O n t w i k k e l i n g e n Maatschappelijke Organisaties, P W C 2013 Convenant 'Ruimte v o o r Geven' (2011) 'De controle op goede doelen is niet betrouwbaar genoeg', Irene M o l , 2008 (http://vorige.nrc.nl/articlel893777.ece)
/ H a n d e l s b l a d 3-5-
E v o l u t i o n of N o n p r o f i t Self-Regulation i n Europe, A . L . Bies Financiering en partnerschappen, B. Franssen, E. Crins ( H o o f d s t u k 4 Groeiboek Oranjefonds, 2013) Geven i n N e d e r l a n d 2011, prof. dr. T h . N . M . Schuyt (2011) Goed D o e l Goed Verhaal - Publieke managementletter v o o r de Goededoelensector. Nederlandse Beroepsorganisatie v a n Accountants (2012) Goed D o e n , Beter Gedaan. I m p a c t Proces Erasmus Centre for Philantropy Goede Doelen Rapport,
K . Liket, K . Maas en M . Klasen, Rotterdam
2013.
Goede doelen sector profiteert v a n ontbrekende transparantie, George K n i g h t , 2012/2013, https: / ontbrekende-transparantie / H a n d b o e k voor Sociaal O n d e r n e m e n i n Nederland, B. Franssen, P. Scholten I n f o r m a t i o n for Impact: L i b e r a t i n g N o n p r o f i t Sector Data, Beth Goroff, (2013)
N o v e c k en D a n i e l L .
Integrated Reporting: de toekomst voor v e r a n t w o o r d i n g i n de p u b l i e k e sector. U i t k o m s t e n P w C - b e n c h m a r k 'externe v e r a n t w o o r d i n g i n de publieke sector, november 2012, P w C . 'Loslaten i n v e r t r o u w e n - Naar een n i e u w e v e r h o u d i n g tussen overheid, m a r k t é n samenleving'. Raad v o o r het Openbaar Bestuur, december 2012. maatschappelijke betekenis v a n filantropie', Prof. D r . R.H.F.P. Bekkers, rede bij aanvaarding ambt bijzonder hoogleraar 'Sociale aspecten v a n prosociaal gedrag' aan de faculteit der Sociale Wetenschappen v a n de Vrije Universiteit, 25 a p r i l 2013 Partos 9001 - Sectorspecifieke Toepassing ISO 9001-2008, november 2012.
38
'Publieke sector rapporteert onvoldoende over maatschappelijk n u t - P w C : "Uitdijende jaarverslagen missen
P u b l i e k s v e r t r o u w e n i n en toezicht op goededoelenorganisaties, M e d i a d onderzoek en advies i n opdracht v a n het CBF (2010) Resultaat- en I m p a c t m e t i n g v o o r goede doelen. O p w e g naar beter evalueren, meten en v e r a n t w o o r d e n v a n bestedingen, Ten H o o r n & Stubbe i n opdracht v a n het CBF, 2013 R i c h t l i j n 650 Fondsenwervende instellingen, Raad voor de Jaarverslaglegging R u i m t e v o o r Geven, Quickscan Validatiestelsel Filantropie, Franssen, Kooij en Roestenberg, a p r i l 2013 'Samenwerking met het maatschappelijk m i d d e n v e l d i n een n i e u w e context', Brief aan de Tweede Kamer v a n M i n i s t e r L . P l o u m e n , 9 oktober 2013. 'Slecht zicht op goede doelen', i n Consumentengids februari 2013 De toekomst v a n het toezicht op f o n d s e n w e r v i n g voor goede doelen i n N e d e r l a n d , A.J.J. K e m p s en T.J. v a n der Ploeg (red.) (2012) 'Toetsingskader Validatiestelsel Filantropie' ' T o e l i c h t i n g op het Toetsingskader Validatiestelsel gericht op het Publieksbelang inzake de sector Filantropie' 'Toetsingskader toezicht fondsenwerving', Prof.
R.A.J. v a n Gestel
Toezien op publieke belangen. N a a r v e r r u i m d perspectief op rijkstoezicht. W R R rapport, september 2013 T o o l k i t Toezicht Goede Doelen, M . W . L u b b i (red.) P h i l a n t r o p y ' s N e w A g e n d a : Creating Value, M . E . Porter,
Kramer
Publieksbelang goede doelen - K w a l i t a t i e f en kwantitatief onderzoek onder burgers i n o p d r a c h t v a n D P C ten behoeve v a n het Ministerie v a n V e i l i g h e i d en Justitie, februari 2012 The business of g i v i n g , The Economist ( h t t p : / / w w w . e c o n o m i s t . c o m / n o d e / 5 5 1 7 6 0 5 ) T u r v e n , tellen, toetsen, O n d e r redactie v a n F.L. Leeuw, J. Kerseboom, R. V e r k e n n i n g naar de mogelijkheden v o o r zelfregulering i n de m a r k t v a n F u n & A d v e n t u r e , NEN V e r t r o u w e n i n v e r a n t w o o r d i n g , A d v i e s W e r k g r o e p Publiek V e r a n t w o o r d i n g (onder voorzitterschap v a n A n d r e é v a n Es) 'Visie op toezicht e n v e r a n t w o o r d i n g i n de filantropische sector' op 20 september 2012 ondertekend door de Staatssecretaris v a n V e i l i g h e i d en Justitie, de Staatssecretaris v a n F i n a n c i ë n en het bestuur v a n de SBF. 'Visiedocument Toezicht en v e r a n t w o o r d i n g i n de filantropische sector' v a n de SBF, d d . 10 september 2012.
39
'Wat betekent het CBF-Keur voor het Nederlandse publiek'? Irene M o l en R e n é Bekkers, W e r k g r o e p Filantropische Studies, V U , 2009 ' W a t moet er i n het A N B I register k o m e n te staan?' R e n é Bekkers, 2013 ' W i s s e l w e r k i n g tussen actoren i n internationale s a m e n w e r k i n g - naar flexibiliteit en v e r t r o u w e n ' , A I V (Adviesraad Internationale Vraagstukken), februari 2013. Reglement K e u r m e r k Goed Besteed Reglement en bijlagen CBF-Keur H a n d l e i d i n g t e n behoeve v a n het CBF-Keur A d v i e s v a n de Commissie vervlechting Code Goed Bestuur & CBF-Keur Position Paper CBF: M o d e r n stelsel Toezicht op goede doelen Reglement CBF-Certificaat v o o r kleine goede doelen De waarde v a n certificering en keurmerken, R. Evaluatie Reglement CBF-Keur,
2008 Instituut
K e u r m e r k Goede D o e l e n Reglement en bijlagen RfB-Keur
- Bijlage 2: Geraadpleegde Deskundigen Respondenten M . Bauman, partner P W C Prof. D r . R.H.F.P. Bekkers, Philanthropic Studies, V U J. v a n Berkel, directeur Lepra Stichting G.
directeur
B. H a r t m a n , directeur N O T S , oprichter K e u r m e r k Goede Doelen Prof. dr. i n g . T . W . Hardjono, Erasmus U n i v e r s i t e i t A . M . Heemskerk, Partos A . de K l u i j v e r , adjunct-directeur CBF M w . H . Lenkens, directeur IF M w . Irene M o l , Pequeno M w . L . v a n Velzen, senior trainer Raad voor Accreditatie G. Schippers ( v o o r m a l i g financieel directeur Tuberculosefonds)
40
R.A. Z o u t e n d i j k , directeur SBF A.J. Z w a r t , directeur RfB S. Stravers, K e u r m e r k i n s t i t u u t E. Boerrigter (Partin) T. L e m m e r s (Jeroen Bosch Ziekenhuis).
- Bijlage 3: Deelnemers klankbordgroepen: B. H a r t m a n (Nots) A.J. Z w a r t (RfB) A . de K l u i j v e r (CBF) H.
L e m m e r s (IF)
A . M . H e e m s k e r k (Partos) G. Bosma (VFI) G. Schippers ( v o o r m a l i g financieel directeur Tuberculosefonds) - Bijlage 4: Schema Keurmerken
Belangrijkste keurmerkcriteria (met bijzondere aandacht voor governance, beloning, (maatschappelijke) prestaties en transparantie)
Keurmerk Goede Doelen • Beschikken over een ANBI-status; • Beschikken over bonafide bestuurders. Ieder bestuur moet aan de eisen voor een Verklaring Omtrent Gedrag voldoen; • Fondsenwerven volgens een gedragscode; • Behoorlijk inzicht geven in de strategie van de organisatie. Middels inzicht in de input, activiteiten, output en het effect op de doelgroep; • Behoorlijk inzicht geven in de gerealiseerde prestaties versus de geplande prestaties; • Behoorlijk inzicht geven in de belangrijkste risico's en de waarborgen; • Inzicht geven in de financië l e kerngegevens; • Helder communiceren met donateurs en
CBF-Keur • Bestuur en toezicht moeten gescheiden zijn; • Bestuur dient onafhankelijk en integer zijn taak te vervullen; • Bestuur ontvangt in die hoedanigheid geen bezoldiging; • De leden van het toezichthoudend orgaan ontvangen in die hoedanigheid geen bezoldiging; • Bezoldiging directie moet in redelijke verhouding staan tot de omvang van de organisatie en de aard van de werkzaamheden; • Directe dient nevenfuncties te melden; • Bestuur en toezichthouder waken voor belangenverstrengeling; • Kosten fondsenwerving mogen niet meer dan 25% van de baten zijn; • Optimale besteding van de middelen geldt als algemeen principe; • Jaarverslaggeving moet o.a. aandacht besteden
Keurmerk Goed Besteed • Beschikken over ANBI-status; • Beschikken over bonafide bestuurders; • Inzicht geven in de strategie van de organisatie; • Inzicht geven in de financië l e kerngegevens; • Helder communiceren met donateurs en andere belanghebbenden.
RfB-Keur • Bestuur dient onafhankelijk zijn taak te vervullen; • ontvangt in die hoedanigheid geen bezoldiging; • Bestuur en toezichthouder waken voor belangenverstrengeling; • Kosten fondsenwerving mogen niet meer dan 25% van de baten zijn; • De fondsenwervende instelling dient een klachtenprocedure te hebben; • Jaarverslaggeving moet o.a. aandacht besteden aan de besteding van demiddelen in relatie tot de doelstellingen; • Jaarverslaggeving is toegankelijk voor de achterban.
41
andere belanghebbenden. Vereist is dat er een jaarverslag is en dat deze voor iedereen toegankelijk is. •
•
•
Overeenkomsten •
• • • •
Verschillen •
•
•
Verhouding ten opzichte van visienotitie en visiedocument •
•
•
Eventuele leemten •
Bestedingen worden niet gecontroleerd; Particuliere instellingen; Financië l e criteria; Grote en kleine instellingen; Veel inhoudelijke overeenkomsten met KGB.
•
Kleine administratieve last (1 tot 3 werkdagen) en kleine kostenpost voor aanvrager, vanwege en gebruikersvriendelijkheid; Geen accreditatie van Raad voor Accreditatie, maar zegt wel expliciet dat een goed keurmerk aan deze eisen moet voldoen; Niet alleen de inhoud, maar ook de effectiviteit van de filantropische instelling worden belicht.
•
Gaat niet in op bezoldiging (ook niet middels de verplicht gestelde gedragscode); Maatschappelijke prestaties komen aan de orde bij het effect (aantoonbare verbetering in de situatie van de doelgroep) dat beschreven moet worden, maar is niet uitdrukkeljk verplicht gesteld; Heeft geen accreditatie van de Raad voor Accreditatie.
•
Stelt geen expliciete eisen aan de bezoldiging van bestuurders
•
aan de besteding van de middelen in relatie tot de doelstellingen; Jaarverslaggeving is openbaar; Bestuur en toezichthouder stellen o.a. vast welke informatie aan belanghebbenden moet worden verstrekt en de wijze waarop dat moet gebeuren; De fondsenwervende instelling dient een klachtenprocedure te hebben.
Particuliere instellingen; • Financië l e criteria; • Grote en kleine(re) instellingen; • Veel inhoudelijke voorwaarden gelijk met •
•
•
•
•
•
Toezicht op bestedingen bestaat uit van toepassing zijn van Richtlijn 650 fondsenwervende instellingen, reglement en controlepunten CBFKeur. Accreditatie van Raad voor Accreditatie. Aanzienlijke kostenpost en administratieve last voor aanvrager. •
•
•
•
Maakt gebruik van drie losse keurmerken (keur, certificaat en verklaring van geen bezwaar), geeft geen blijk van é n keurmerkstelsel.
•
De keurmerkcriteria vereisen dat de bestedingen aan de doelstelling worden
•
•
Bestedingen worden niet gecontroleerd; Particuliere instellingen; Grote en kleine instellingen; Veel inhoudelijke overeenkomsten met K G D .
• Bestedingen worden niet gecontroleerd; • Particuliere instellingen; • Veel inhoudelijke voorwaarden gelijk met CBF; • Financië l e criteria; • Grote en kleine instellingen.
De keurmerkcriteria worden niet, zoals bij het K G D wel het geval is, nader uitgewerkt; Geen financië l e criteria, behalve inzicht geven in de financië l e kerngegevens; Geen accreditatie van Raad voor Accreditatie; Kleine administratieve last en kostenpost voor aanvrager.
• Accreditatie van Raad voor Accreditatie • Werkt met een puntensysteem, aanvrager moet minimaal 850 van de 1000 punten behalen. Systeem kent knock-outs op punt accountantsverklaring en kosten fondsenwerving; • Jaarverslaggeving lijkt verplicht openbaar te hoeven worden gemaakt, toegankelijkheid voor achterban lijkt voldoende; • Relatief beperkte administratieve last en kostenpost voor aanvrager.
Gaat niet in op bezoldiging en maatschappelijke prestaties; Heeft geen accreditatie van de Raad voor Accreditatie.
• Geen aandacht voor bezoldiging van de toezichthouder directie en verslaggeving van maatschappelijke prestaties (effectmeting).
Geen regels over bezoldiging en verslaglegging van maatschappelijke
• Geen bepalingen over de bezoldiging van de toezichthouder directie;
42
geë v alueerd en gerapporteerd. Dit wil nog niet per definitie zeggen dat de moet werken met een effectmeting.
toezichthouders (ook geen onderdeel van de verplicht te hebben gedragscode); Houdt de optie open dat •
prestaties.
• Geen regels ten aanzien van nevenfuncties; • Geen verplichte rapportage over maatschappelijke prestaties.
Toegankelijk voor groot en klein, mits ANBI. Niet zo kostbaar en een relatief kleine administratieve last; Aantal keurmerkhouders: 40.
• Toegankelijk voor kleine en grote fondsenwervende instellingen. Niet zo duur als CBF, maar aanzienlijk duurder dan K G D en KGB. • Aantal keurmerkhouders: 24.
In het reglement van het KGB zijn voornamelijk procedurele regels te vinden.
• Puntensysteem kent twee knock-outs, dit houdt in dat bij het ontbreken van bepaalde essentië l e voorwaarden binnen een fondsenwervende instelling de instelling (in theorie) alsnog in aanmerking komt voor het
keurmerkhouders niet kunnen rapporteren over maatschappelijke prestaties. voor •
Toegankelijk voor groot en klein, mits ANBI. Niet zo kostbaar en een relatief kleine administratieve last; Aantal keurmerkhouders: 23.
grote en kleine filantropische instellingen
•
Opvallendheden en andere op- en aanmerkingen •
Inzicht geven in de gerealiseerde prestaties is een belangrijk keurmerkcriterium, dit is echter niet verplicht gesteld. K G D zegt namelijk expliciet dat het kan zijn dat een filantropische instelling een zeer beperkt inzicht heeft in haar prestaties en dus slechts beperkt inzicht kan geven aan donateurs. Dit vormt geen beletsel voor verstrekking van het KGD; •
•
In beginsel wel, maar vrij kostbaar en ook een grote administratieve belasting voor de aanvrager; CBF-Keur is voor grote filantropische instellingen. Kleine filantropsiche instellingen kunnen (ook) het CBFcertificaat aanvragen; •
•
Aantal keurmerkhouders; 277 en aantal certificaathouders: 97. •
CBF-Keur is voorwaarde voor lidmaatschap VFI; Kostbaar; Jaarrekeningen worden gecontroleerd, maar dat gebeurt ook al door accountant; CBF-keur kan ook aangevraagd worden door een
•
•
•
•
•
•
De gedragscode
•
de Code Wijffels worden gezien als 'toereikende' gedragscodes. Een andere gedragscode mag ook, mits deze minimaal een aantal punten beschrijft. Er is echter (bijna) geen enkele gedragscode die al deze punten omvat; Als maatstaf voor 'behoorlijk wordt aangeknoopt bij een persoon met een Havo-diploma.
43
- Bijlage 5: Format Jaarrapport
Jaarrapport Jaarrapport categorie 1
Instructie: Ten aanzien van de zaken uit dit gedeelte dient verklaard te worden dat aan het gestelde voldaan is. Art. 1 Fondsenwerving •
•
•
•
De fondsenwervende instelling gebruikt uitsluitend deugdelijke en behoorlijke fondsenwervingsmethoden. Het onder druk zetten en misleiden van (potentië l e) gevers is derhalve niet (art. 1.1) De fondsenwervende instelling voert geen naam / o f beeldmerk die op het eerste gezicht bij het brede publiek tot verwarring kunnen leiden met de naam het beeldmerk van reeds langer bestaande fondsenwervende (art. 1.2) De fondsenwervende instelling heeft zonder toestemming van donateurs geen gegevens uit de donateursbestanden beschikbaar gesteld aan derden, behoudens aan bevoegde autoriteiten die hierom (art. 1.3.) De fondsenwervende instelling heeft gewaarborgd dat wanneer de gever een specifiek doel met de gift beoogt en dit heeft aangegeven de desbetreffende middelen overeenkomstig deze bestemming worden besteed en binnen een redelijke (art. 1.4)
Art. 2 Aanvullende eisen • •
De fondsenwervende instelling voldoet aan de eisen die worden gesteld aan Algemeen N u t Beogende Instellingen. 40 (art. 2.1) De jaarrekening 41 van de fondsenwervende instelling geeft een getrouw beeld van de (art. 2.2)
Deel II Instructie: Dit gedeelte dient op een korte, bondige en begrijpelijke wijze voor het publiek te worden ingevuld.
Artikel 5b Algemene Wet inzake Rijksbelastingen 1994 jo. Uitvoeringsregeling Algemene Wet inzake Rijksbelastingen 1994. Indien de instelling niet beschikt over een (volledige) jaarrekening ziet de instelling erop toe dat de staat van baten en lasten een getrouw beeld van de werkelijkheid geeft.
44
Art. 3 Verantwoording Beantwoord de volgende vragen (art. 3.1): • Wat zijn de beoogde resultaten van de organisatie? I Max. 200 woorden
•
Welke programma's projecten ontplooit de organisatie om het (meerjaren)beleid te realiseren, oftewel welke strategie men kiest? I Max. 200 woorden
•
Welke capaciteiten en competenties zijn benodigd voor het realiseren van de beleidsdoelen en beschikt de organisatie bierover? I Max. 200 woorden
•
Hoe kan de organisatie bepalen of zij resultaat boekt (aan de hand van welke indicatoren e.d.) en op welke wijze w i l men de behaalde resultaten monitoren dan wel aan prestatiemeting doen? I Max. 200 woorden
•
Wat heeft de organisatie i n het afgelopen boekjaar wel en wat heeft zij niet bereikt i n het licht van het (meerjaren)beleid? I Max. 200 woorden
Verstrek de volgende gegevens (art. 3.2): • Naam instelling: • Adres instelling: • Woonplaats instelling:
45
• • •
Inschrijvingsnummer KvK: Beschikkingsnummer ANBI: Onderschreven gedragscode(s): Verstrekte
en waarschuwingen dienaangaande:
Verstrek de volgende gegevens (art. 3.3): • der baten: • Som der baten uit fondsenwerving: • Aantal unieke donateurs: • Aandeel van de top 3 donateurs i n de som der baten: • Besteding aan de doelstelling als percentage van de som der lasten: Middels ondertekening van het jaarrapport wordt door alle (statutaire) bestuurders en (titulaire) directeuren van de fondsenwervende instelling verklaard dat de inhoud van dit rapport naar waarheid is ingevuld. Aldus verklaard op Voorzitter
te Secretaris / Penningmeester
Jaarrapport categorie 2
Instructie: Ten aanzien van de zaken uit dit gedeelte dient verklaard te worden dat aan het gestelde voldaan is. Art. 1 •
•
•
o
De instelling gebruikt uitsluitend deugdelijke en behoorlijke fondsenwervingsmethoden. Het onder druk zetten en misleiden van (potentië l e) gevers is derhalve niet (art. 1.1) De instelling voert geen naam of beeldmerk die op het eerste gezicht bij het brede publiek tot verwarring kunnen leiden met de naam / o f het beeldmerk van reeds langer bestaande fondsenwervende (art. 1.2) De instelling zonder toestemming van donateurs geen gegevens uit de donateursbestanden beschikbaar gesteld aan derden, behoudens aan bevoegde autoriteiten die hierom (art. 1.3) De fondsenwervende instelling heeft gewaarborgd dat wanneer de gever een specifiek doel met de gift beoogt en dit heeft aangegeven de desbetreffende middelen overeenkomstig deze bestemming worden besteed en binnen een redelijke (art. 1.4)
46
Art. 2 Aanvullende eisen • • • •
De fondsenwervende instelling voldoet aan de eisen die worden gesteld aan Algemeen N u t Beogende Instellingen. 42 (art. 2.1) De fondsenwervende instelling voldoet aan de normen die worden gesteld aan fondsenwervende instelling i n de SBF-Gedragscode. (art. 2.2) De van de fondsenwervende instelling geeft een getrouw beeld van de (art. 2.3) De fondsenwervende instelling heeft de jaarverslaggeving laten voorzien van een beoordelingsverklaring van een accountant (art. 2.4)
Deel II Instructie: Dit gedeelte dient op een korte, bondige en begrijpelijke wijze voor het publiek te worden ingevuld. Art. 3 Verantwoording Beantwoord de volgende vragen (art. 3.1): • Wat zijn de beoogde resultaten van de organisatie? I Max. 200 woorden
Welke programma's projecten ontplooit de organisatie om het (meerjaren)beleid te realiseren, oftewel welke strategie men kiest? Max. 200 woorden
Welke capaciteiten en competenties zijn benodigd voor het realiseren van de beleidsdoelen en beschikt de organisatie hierover? Max. 200 woorden
Artikel 5b Algemene Wet inzake Rijksbelastingen Rijksbelastingen
jo. Uitvoeringsregeling Algemene Wet inzake
Indien de instelling niet beschikt over een jaarrekening ziet de instelling erop toe dat de staat van baten en lasten een getrouw beeld van de werkelijkheid geeft.
47
Hoe kan de organisatie bepalen of zij resultaat boekt (aan de hand van welke indicatoren e.d.) en op welke wijze w i l men de behaalde resultaten monitoren dan wel aan prestatiemeting doen? Max. 200 woorden
Wat heeft de organisatie i n het afgelopen boekjaar wel en wat heeft zij niet bereikt i n het licht van het Max. 200 woorden
Verstrek de volgende gegevens (art. 3.2): • Naam instelling: • Adres instelling: • Woonplaats instelling: • Inschrijvingsnummer KvK: • Beschikkingsnummer ANBI: • Onderschreven gedragscode(s) naast de SBF-Gedragscode: • Verstrekte / keurmerken en waarschuwingen Verstrek de volgende gegevens (art. 3.3): • der baten: • Som der baten uit fondsenwerving: • Aantal unieke donateurs: • Aandeel van de top 3 donateurs i n de som der baten: • Besteding aan de doelstelling als percentage van de som der lasten: Middels ondertekening van het jaarrapport wordt door alle (statutaire) bestuurders en (titulaire) directeuren van de fondsenwervende instelling verklaard dat de inhoud van dit rapport naar waarheid is ingevuld. Aldus verklaard op Voorzitter
te Secretaris / Penningmeester
48
Jaarrapport categorie 3
Instructie: Ten aanzien van de zaken uit dit gedeelte dient verklaard te worden dat aan het gestelde voldaan is. Art. 1 Doel en doelrealisatie •
•
o
De aanpak van projecten programma's is, waar opportuun, afgestemd met de door de fondsenwervende instelling nader gespecificeerde belanghebbenden en sluit aan bij hun wensen en (art. 1.1) De fondsenwervende instelling beleid ontwikkeld en geï m plementeerd waarmee externe ontwikkelingen actief worden gevolgd en nader gespecificeerde externe belanghebbenden invloed kunnen uitoefenen. Signalen uit de externe omgeving en externe ontwikkelingen zijn, waar opportuun, vertaald naar aanpassingen i n missie, visie en strategische (art. 1.2) Bij projecten programma's zijn i n ieder geval evalueerbare doelstellingen op outputniveau vastgelegd. Waar mogelijk zijn ook doelstellingen op outcome- en impactniveau (art. 1.3)
Art. 2 Bestuur • D
Het functioneren van het bestuur is - i n de context van de strategie (art. 2.1) De leden van het bestuur van de fondsenwervende instelling zijn geen bestuurder, oprichter, aandeelhouder, toezichthouder of werknemer van een entiteit waaraan de instelling de door haar ingezamelde gelden middellijk of onmiddellijk geheel of gedeeltelijk afstaat. Met een entiteit zoals bedoeld i n dit l i d wordt gelijkgesteld een rechtspersoon of entiteit die statutair, direct of indirect, met de fondsenwervende instelling is verbonden. 45 (art. 2.2)
Output wordt hier omschreven als de verzameling van resultaten op het niveau van de organisatie, bijvoorbeeld aantal geleverde diensten etc., outcome als de verzameling van resultaten op het niveau van de maatschappij, en impact als verzameling van de resultaten op maatschappelijk niveau minus wat toch al zou zijn gebeurd. Het bepaalde geldt niet ten aanzien van een entiteit of daaraan statutair, direct of indirect, verbonden entiteit waaraan de fondsenwervende instelling conform haar statutaire doelstelling gelden afstaat (ontvangende entiteit) met dien verstande dat: • de invloed van een ontvangende entiteit op de benoeming en voordracht tot benoeming van het bestuur van de fondsenwervende instelling is toegestaan tot ten hoogste een derde van het aantal bestuursleden; • niet meer dan een derde van het aantal bestuursleden mag bestaan uit de hier genoemde personen. De hier bedoelde bestuursleden mogen, buiten vertegenwoordiging door deelname aan handelingen van het bestuur, de fondsenwervende instelling niet vertegenwoordigen. Het bepaalde geldt niet indien en voor zover ten aanzien van de fondsenwervende instelling en de bedoelde entiteit sprake is van consolidatie zoals bedoeld i n paragraaf 650.5 van de Richtlijn 650 Fondsenwervende instellingen.
49
Art. 3 Fondsenwerving •
•
•
•
De fondsenwervende instelling gebruikt uitsluitend deugdelijke en behoorlijke fondsenwervingsmethoden. Het onder druk zetten en misleiden van (potentië l e) gevers is derhalve niet (art. 3.1) De fondsenwervende instelling voert geen naam beeldmerk die op het eerste gezicht bij het brede publiek tot verwarring kunnen leiden met de naam het beeldmerk van reeds langer bestaande fondsenwervende (art. 3.2) De fondsenwervende instelling heeft zonder toestemming van donateurs geen gegevens uit de donateursbestanden beschikbaar gesteld aan derden, behoudens aan bevoegde autoriteiten die hierom (art. 3.3) De fondsenwervende instelling heeft gewaarborgd dat wanneer de gever een specifiek doel met de gift beoogt en dit heeft aangegeven de desbetreffende middelen overeenkomstig deze bestemming worden besteed en binnen een redelijke (art. 3.4)
Art. 4 Aanvullende eisen • • • •
De fondsenwervende instelling voldoet aan de eisen die worden gesteld aan Algemeen N u t Beogende Instellingen. 46 (art. 4.1) De fondsenwervende instelling voldoet aan de normen die worden gesteld aan fondsenwervende instelling i n de SBF-Gedragscode. (art. 4.2) De fondsenwervende instelling heeft de jaarverslaggeving opgesteld conform richtlijn 650 voor Fondsenwervende (art. 4.3) De fondsenwervende instelling heeft de jaarverslaggeving laten voorzien van een goedkeurende controleverklaring van een accountant (art. 4.4)
Deel II Instructie: Dit gedeelte dient op een korte, bondige en begrijpelijke wijze voor het publiek te worden ingevuld. Art. 5 Verantwoording Beantwoord de volgende vragen (art. 5.1): • Wat zijn de beoogde resultaten van de organisatie? I Max. 200 woorden
Artikel 5b Algemene Wet inzake Rijksbelastingen 1994 jo. Uitvoeringsregeling Algemene Wet inzake Rijksbelastingen 1994.
50
•
•
•
Welke programma's projecten ontplooit de organisatie om het te realiseren, oftewel welke strategie men kiest? I Max. 200 woorden
Welke capaciteiten en competenties zijn benodigd voor het realiseren van de beleidsdoelen en beschikt de organisatie hierover? I Max. 200 woorden
Hoe kan de organisatie bepalen of zij resultaat boekt (aan de hand van welke indicatoren e.d.) en op welke wijze w i l men de behaalde resultaten monitoren dan wel aan prestatiemeting doen? I Max. 200 woorden
Wat heeft de organisatie i n het afgelopen boekjaar wel en wat heeft zij niet bereikt i n het licht van het Max. 200 woorden
Verstrek de volgende gegevens (art. 5.2): • Naam instelling: • Adres instelling: • Woonplaats instelling: • Inschrijvingsnummer KvK: • Beschikkingsnummer ANBI: • Onderschreven gedragscode(s) naast de SBF-Gedragscode: • Verstrekte keurmerken en waarschuwingen dienaangaande:... • Wijze van fondsenwerving: • Internationale partijen:
51
Verstrek de volgende gegevens (art. 5.3): • Som der baten: • Som der baten uit • Procentuele verdeling van de som der baten naar bron: particulieren, bedrijven, vermogensfondsen, overheid, loterijen, beleggingen en overig: • Aantal unieke donateurs: • Aandeel van de top 3 donateurs i n de som der baten: • Besteding aan de doelstelling als percentage van de som der lasten: • Aantal en aantal vrijwilligers: • Balanswaarde per ultimo jaar van: onroerende zaken, liquide middelen, beleggingen niet zijnde onroerende zaken en liquide middelen: • Bruto jaarsalaris van de meest verdienende persoon i n de organisatie: • of vacatiegelden van bestuursleden en indien aanwezig leden van het toezichthoudend orgaan: • Namen van de personen en organisaties die een bedrag van de organisatie hebben ontvangen dat groter is dan 10% van de som der lasten van de organisatie. Hierbij vermelden: het bedrag, reden van het uitkeren van dit bedrag, relatie tussen de organisatie en de waaraan het bedrag is betaald: Middels ondertekening van het jaarrapport wordt door alle (statutaire) bestuurders en (titulaire) directeuren van de fondsenwervende instelling verklaard dat de inhoud van dit rapport naar waarheid is ingevuld. Aldus verklaard op Voorzitter
te Secretaris / Penningmeester
Jaarrapport categorie 4
Instructie: Ten aanzien van de zaken uit dit gedeelte dient verklaard te worden dat aan het gestelde voldaan is. Art. 2 Bestuur
•
•
Het functioneren van het bestuur is - i n de context van de strategie (art. 2.1) De leden van het bestuur van de fondsenwervende instelling zijn geen bestuurder, oprichter, aandeelhouder, toezichthouder of werknemer van een entiteit waaraan de fondsenwervende instelling de door haar ingezamelde gelden middellijk of onmiddellijk geheel of gedeeltelijk afstaat. Met een entiteit zoals bedoeld i n dit lid wordt gelijkgesteld een rechtspersoon of
52
entiteit die statutair, direct of indirect, met de fondsenwervende instelling is verbonden. 47 (art. 2.2) Art. 3 Toezicht houden •
•
Het bestuur en, indien aanwezig, het toezichthoudend orgaan hebben vastgesteld (art. 3.1): • Hoe intern toezicht op bestuurlijke uitvoerende taken is georganiseerd, en hoe daaraan uitvoering wordt gegeven; • Hoe een optimale samenstelling van het bestuur en, indien aanwezig, het toezichthoudend orgaan wordt gewaarborgd; • Hoe het functioneren van de bestuursleden en, indien aanwezig, van de directie en toezichthouders worden geë v alueerd (mede i n het licht van de realisatie van de strategie). De leden van het statutair vastgelegde toezichthoudend orgaan zijn, indien aanwezig, niet tevens bestuurder of werknemers van deze instelling zijn. Het opgetekende ten aanzien van het bestuur en de toelichting hierop i n noot 3 wordt tevens ten aanzien van de leden van het statutair vastgelegd toezichthoudend (art. 3.2)
Art. 4 Fondsenwerving o
•
•
p
De fondsenwervende instelling gebruikt uitsluitend deugdelijke en behoorlijke fondsenwervingsmethoden. Het onder druk zetten en misleiden van (potentië l e) gevers is derhalve niet (art. 4.1) De fondsenwervende instelling voert geen naam beeldmerk die op het eerste gezicht bij het brede publiek tot verwarring kunnen leiden met de naam het beeldmerk van reeds langer bestaande fondsenwervende (art. 4.2) De fondsenwervende instelling zonder toestemming van donateurs geen gegevens uit de donateursbestanden beschikbaar gesteld aan derden, behoudens aan bevoegde autoriteiten die hierom (art. 4.3) De fondsenwervende instelling heeft gewaarborgd dat wanneer de gever een specifiek doel met de gift beoogt en dit heeft aangegeven de desbetreffende middelen overeenkomstig deze bestemming worden besteed en binnen een redelijke (art. 4.4)
Art. 5 Aanvullende eisen •
De fondsenwervende instelling voldoet aan de eisen die worden gesteld aan Algemeen N u t Beogende Instellingen. 48 (art. 5.1)
Het bepaalde geldt niet ten aanzien van een entiteit of daaraan statutair, direct of indirect, verbonden entiteit waaraan de fondsenwervende instelling conform haar statutaire doelstelling gelden afstaat (ontvangende entiteit) met dien verstande dat: • de invloed van een ontvangende entiteit op de benoeming en voordracht tot benoeming van het bestuur van de fondsenwervende instelling is toegestaan tot ten hoogste een derde van het aantal bestuursleden; • niet meer dan een derde van het aantal bestuursleden mag bestaan u i t de hier genoemde personen. De hier bedoelde bestuursleden mogen, buiten vertegenwoordiging door deelname aan handelingen van het bestuur, de fondsenwervende instelling niet vertegenwoordigen. Het bepaalde geldt niet indien en voor zover ten aanzien van de fondsenwervende instelling en de bedoelde entiteit sprake is van consolidatie zoals bedoeld i n paragraaf 650.5 van de Richtlijn 650 Fondsenwervende instellingen.
53
•
•
De fondsenwervende instelling voldoet aan de normen en aanbevelingen die worden gesteld aan fondsenwervende instelling i n de SBF-Gedragscode. (art. 5.2) De fondsenwervende instelling heeft de jaarverslaggeving opgesteld conform richtlijn 650 voor Fondsenwervende (art. 5.3) De fondsenwervende instelling heeft de jaarverslaggeving laten voorzien van een goedkeurende controleverklaring van een accountant (art. 5.4) •
Deel II Instructie: Het publieke deel dient op een korte, bondige en begrijpelijke wijze voor het publiek te worden ingevuld. Art. 1 Doel en doelrealisatie Beantwoord de volgende vragen: • Hoe is de aanpak van projecten programma's, waar opportuun, afgestemd met de door de fondsenwervende instelling nader gespecificeerde belanghebbenden en sluit deze aanpak aan bij hun wensen en behoeften? (art. I Max. 200 woorden
•
Hoe heeft de fondsenwervende instelling beleid ontwikkeld en geï m plementeerd waardoor externe ontwikkelingen actief worden gevolgd en nader gespecificeerde externe belanghebbenden invloed kunnen uitoefenen? En hoe zijn signalen uit de externe omgeving en externe ontwikkelingen, waar opportuun, vertaald naar aanpassingen i n missie, visie en strategische koers? (art. 1.2) I Max. 200 woorden
Artikel 5b Algemene Wet inzake Rijksbelastingen 1994 jo. inzake Rijksbelastingen 1994.
Algemene Wet
54
Hoe zijn bij projecten programma's evalueerbare doelstellingen op output- en outcomeniveau vastgelegd? En hoe zijn, waar mogelijk, ook doelstellingen op impactniveau vastgelegd?49 (art. 1.3) Max. 200 woorden
Hoe zijn projecten programma's geografisch en inhoudelijk afgestemd met andere organisaties die zich (mogelijk) met soortgelijke of aanvullende programma's projecten op dezelfde doelgroep richten? (art. 1.4) Max. 200 woorden
Art. 6 Beantwoord de volgende vragen (art. 6.1): Wat zijn de beoogde resultaten van de organisatie? Max. 200 woorden
•
•
Welke programma's / o f projecten ontplooit de organisatie om het (meerjaren)beleid te realiseren, oftewel welke strategie men kiest? I Max. 200 woorden
Welke capaciteiten en competenties zijn benodigd voor het realiseren van de beleidsdoelen en beschikt de organisatie hierover? I Max. 200 woorden
Output wordt hier omschreven als de verzameling van resultaten op het niveau van de organisatie, bijvoorbeeld aantal geleverde diensten outcome als de verzameling van resultaten op het niveau van de maatschappij, en impact als verzameling van de resultaten op maatschappelijk niveau minus wat toch al zou zijn gebeurd.
55
Hoe kan de organisatie bepalen of zij resultaat boekt (aan de hand van welke indicatoren e.d.) en op welke wijze w i l men de behaalde resultaten monitoren dan wel aan prestatiemeting doen? Max. 200 woorden
Wat heeft de organisatie i n het afgelopen boekjaar wel en wat heeft zij niet bereikt i n het licht van het Max. 200 woorden
Verstrek de volgende gegevens (art. 6.2): • Naam instelling: • Adres instelling: • Woonplaats instelling: • Inschrijvingsnummer KvK: • Beschikkingsnummer ANBI: • Onderschreven gedragscode(s) naast de SBF-Gedragscode: • / keurmerken en waarschuwingen • Wijze van fondsenwerving: • Internationale partijen: Verstrek de volgende gegevens (art. 6.3): • Som der baten: • Som der baten uit • Procentuele verdeling van de som der baten naar bron: particulieren, bedrijven, vermogensfondsen, overheid, loterijen, beleggingen en overig: • Aantal unieke donateurs: • Aandeel van de top 3 donateurs i n de som der baten: • Besteding aan de doelstelling als percentage van de som der lasten: • Aantal en aantal vrijwilligers: • Balanswaarde per ultimo jaar van: onroerende zaken, liquide middelen, beleggingen niet zijnde onroerende zaken en liquide middelen: • Bruto jaarsalaris van de meest verdienende persoon i n de organisatie: • Onkostenvergoedingen vacatiegelden van bestuursleden en indien aanwezig leden van het toezichthoudend orgaan: • Namen van de personen en organisaties die een bedrag van de organisatie hebben ontvangen dat groter is dan 10% van de som der lasten van de
56
organisatie. Hierbij vermelden: het bedrag, reden van het uitkeren van dit bedrag, relatie tussen de organisatie en de waaraan het bedrag is betaald: Middels ondertekening van het jaarrapport wordt door alle (statutaire) bestuurders en (titulaire) directeuren van de fondsenwervende instelling verklaard dat de inhoud van dit rapport naar waarheid is ingevuld.
Aldus verklaard op Voorzitter
te Secretaris / Penningmeester
Bijlage 6: Over de auteurs M r . B.C. (Boris) Franssen (1972, Rechtsgeleerdheid U . v . A , Bedrijfskundig M a n a g e m e n t Hogeschool Brabant) is partner en medeoprichter v a n de Blauwe N o o r d z e e en heeft als adviseur e n trainer r u i m e e r v a r i n g i n de culturele, maatschappelijke en Boris Franssen verrichte opdrachten v o o r o.a. de Rabobank F o u n d a t i o n , V l u c h t e l i n g e n w e r k N e d e r l a n d , Stichting Sluyterman v a n L o o , The European B l i n d U n i o n en Bartimeus Internationaal, Protestantse Diaconie A m s t e r d a m , Fonds 1818. V o o r h e e n was hij onder meer w e r k z a a m v o o r het partner en medeoprichter v a n Scholten&Franssen en bestuurslid v a n A M V J Vermogensbeheer en het Fonds. Boris Franssen is medeauteur v a n het H a n d b o e k Sociaal Ondernemen i n N e d e r l a n d ( N i j e n r o d e / P w C Reeks, V a n 2007, ook vertaald i n het Duits), het H a n d b o e k C u l t u r e e l O n d e r n e m e n ( V a n G o r c u m 2009), Financiering en partnerschappen ( H o o f d s t u k 4, Groeiboek Oranjefonds, 2013) en "(Bijna) ieder m u s e u m k a n ondernemen", M u s e u m v i s i e 2012. Drs. S. (Suzanne) Kooij (1965) ( U v A ) adviseert sinds 2004 vermogensfondsen en kleine fondsenwervende instellingen op het gebied v a n onderzoek, beleid, communicatie en f o n d s e n w e r v i n g . Haar w e r k t e r r e i n strekt zich u i t v a n het evalueren v a n projecten tot i n t e r i m management en het o n t w i k k e l e n v a n beleid en lange termijn s t r a t e g i e ë n . Zij richtte i n 2009 het adviesbureau A r s M e m o r a n d i op. Z i j verrichtte sindsdien v a n u i t d i t bedrijf diverse opdrachten v o o r o.a. Universiteit Leiden, M u s e u m H e t Schip, Protestantse Diaconie, R C O A K , Fonds Sluyterman v a n L o o , Genootschap v a n Nederlandse C o m p o n i s t e n , de Nederlandse Tuinenstichting, Landelijk N e t w e r k Organisaties, het L a n d e l i j k Fondsenoverleg. Zij zette i n s a m e n w e r k i n g m e t Stichting Present A m s t e r d a m het Sociaal T u i n i e r e n project op, was mede-auteur v a n de publicatie het zelf F o n d s e n w e r v i n g ' , publiceerde o.a. 'Van klacht naar kracht: effectieve w e r k w i j z e i n arme w i j k e n ' (2011) i n opdracht v a n een groep vermogensfondsen, en schreef het r a p p o r t 'Maatschappelijke investeringen i n A m s t e r d a m door vermogensfondsen' i n opdracht v a n het L a n d e l i j k Fondsenoverleg. M r . S.S.J.P. (Sylvie) Roestenberg (1986) is jurist en gespecialiseerd i n het b u r g e r l i j k recht. V o o r h e e n was zij w e r k z a a m b i n n e n de advocatuur. O o k heeft zij g e w e r k t bij de vaksecties b u r g e r l i j k recht en rechtssociologie v a n de Faculteit der Rechtsgeleerdheid, R a d b o u d Universiteit Nijmegen. Daarnaast heeft zij e r v a r i n g i n de evenementenorganisatie, s t u d i e v o o r l i c h t i n g en kwaliteitszorg b i n n e n de faculteit Rechtsgeleerdheid. I n haar vrije tijd is zij onder andere als bestuurslid actief geweest b i n n e n de Juridische Faculteitsvereniging N i j m e g e n en heeft zij zich als j u r i d i s c h adviseur ingezet b i n n e n de r e c h t s w i n k e l
57
Oplegger bij het Rapport Keurmerkcriteria, versie 3 d.d. 19 december 2013. In het kader van het Validatiestelsel Filantropie, onderdeel van het Convenant Ruimte voor Geven dat i n werd afgesloten tussen het Kabinet en de filantropische sector, is i n 2013 een set keurmerkcriteria ontwikkeld voor alle fondsenwervende instellingen met een ANBI status: het Keurmerk Filantropie. Deze oplegger biedt een korte toelichting op het Rapport Keurmerkcriteria dat 19 december 2013 door de projectleiders Validatiestelsel Filantropie is opgeleverd. Totstandkomingsproces Op 5 september, 19 september, 3 oktober, 18 november en 9 december hebben klankbordgroepen plaatsgevonden met Bart Hartman(Keurmerk Goede Doelen), Arie de Kluijver / A d r i Kemps (CBF), Arend Jan Zwart (RfB), Anne Marie Heemskerk (Partos), Gosse Bosma (VFI), Gerdy Schippers (voormalig Financieel Directeur Tuberculosefonds) en Hanneke Lemmers (namens het IF). Naast de klankbordgroepen hebben diverse gesprekken met deskundigen plaatsgevonden en is deskresearch uitgevoerd. Op basis van de aldus verkregen input is op 11 november het eerste conceptrapport keurmerkcriteria opgeleverd. Dit is op 18 november besproken met de leden van de klankbordgroep. H u n wijzigingsvoorstellen zijn zoveel mogelijk en waar opportuun verwerkt i n een tweede conceptversie, die is besproken op 9 december. Op basis van de input uit deze bijeenkomst is de derde en laatste versie van het rapport (dd. 19 december) vervaardigd. Opzet Doel Het hoofddoel van de keurmerkcriteria is het bevorderen van het optimaal functioneren van fondsenwervende instellingen. Dit hoofddoel wordt bereikt wanneer fondsenwervende instellingen kunnen bogen op publieksvertrouwen, en zich zoveel mogelijk focussen op hun maatschappelijke doelstelling en de realisatie hiervan. De criteria zijn opgesteld met deze doelen als uitgangspunt. Onderwerpen De belangrijkste onderwerpen die i n de keurmerkcriteria aan de orde komen, en die nauw aansluiten bij de gestelde doelen, zijn 'Verantwoording over doel en doelrealisatie', 'Verantwoording over financië l e kerngegevens', 'Fondsenwerving', 'Bestuur' en 'Toezicht houden'. Basisset Het Convenant Ruimte voor Geven stelt dat het keurmerkstelsel ten minste toegankelijk moet zijn voor alle grote en kleinere fondsenwervende instellingen en dat dit stelsel moet voorzien i n toezicht dat uitvoerbaar, haalbaar en betaalbaar is. I n het Toetsingskader van de Werkgroep Publieksbelang is bepaald, dat het keurmerkstelsel voor alle fondsenwervende instellingen 1 met een A N B I status verplicht en toegankelijk moet zijn. Om redenen van toegankelijkheid, uitvoerbaarheid en haalbaarheid is gekozen voor de ontwikkeling van een basisset keurmerkcriteria, die zodanig is ingericht dat een
Zoals gedefinieerd in de toelichting op het Toetsingskader Validatiestelsel, d.d. 27 maart 2013.
1
basis wordt gelegd waarmee het optimaal functioneren van alle fondsenwervende ANBI's wordt bevorderd.
Differentiatie Bij het opstellen van de keurmerkcriteria is gedifferentieerd naar verschillende categorieë n , rekening houdend met de omvang van instellingen. De categorieë n zijn bepaald door middel van een combinatie van: 1. de som der baten uit fondsenwerving 2. het aantal donateurs. De bestedingen van een instelling zijn uitdrukkelijk niet als optie bij de categorisering opgenomen, omdat dit criterium minder objectiveerbaar is en derhalve vatbaar voor strategisch gedrag. Verder zeggen het aantal donateurs en de inkomsten uit fondsenwerving iets over de mate waarin een organisatie een beroep doet op de publieke en i n welke mate er derhalve een publieksbelang is dat dient te worden geborgd. De grenzen tussen de categorieë n zijn na de laatste feedback vanuit de klankbordgroep opnieuw vastgesteld. Hoewel dit zeer zorgvuldig is gebeurd, blijft hier sprake van een 'educated guess', omdat concreet cijfermateriaal i n deze ontbreekt. Voorgesteld wordt, om deze indeling wanneer het stelsel é n of twee jaar operationeel is en meer gegevens beschikbaar zijn te evalueren en eventueel opnieuw vast te stellen. Jaarrapport Het jaarrapport is het centrale verantwoordingsdocument voor de fondsenwervende instellingen waarop de keurmerkcriteria van toepassing zijn. Het jaarrapport dient door iedere fondsenwervende instelling jaarlijks, binnen 6 maanden na het einde van het boekjaar, ter beschikking te worden gesteld. Het bestaat uit twee gedeelten. Deel I bevat de gegevens die vooral van belang zijn voor het toezicht. Deel I I van het jaarrapport bevat alle gegevens die interessant zijn voor het grote publiek (en andere belanghebbenden). D i t gedeelte dient door iedere fondsenwervende instelling binnen 6 maanden na het einde van het boekjaar op de website te worden gepubliceerd en als bijlage van de aarverslagge ving. Samenhang SBF-Gedragscode - Keurmerk Filantropie De SBF-Gedragscode maakt net als het Keurmerk Filantropie integraal onderdeel uit van het Validatiestelsel Filantropie. I n de keurmerkcriteria is dan ook opgenomen, dat fondsenwervende instellingen die niet binnen de bagatelregeling van de gedragscode vallen dienen te voldoen aan de normen van de SBF-Gedragscode. Grotere instellingen dienen ook de aanbevelingen van de SBF-Gedragscode te onderschrijven. Gedragscode en keurmerk zijn complementair aan elkaar. Hierbij is zoveel mogelijk uitgegaan van het principe van 'ontdubbeling'. I n september 2013 is de Commissie De Jong ingesteld, met de opdracht om te adviseren hoe het validatiestelsel verplicht moet worden gesteld voor alle ANBI instellingen en op welke wijze het stelsel moet worden beheerd. Gedragscode en keurmerk moeten i n onderlinge samenhang nogmaals worden bekeken nadat het advies van de Commissie De Jong is verschenen. Dat kan betekenen dat eventueel nog nadere aanpassingen worden gedaan i n gedragscode en keurmerkcriteria.
2
Implementatie en toezicht De manier waarop de keurmerkcriteria zullen worden geï m plementeerd, en de organisatie van het toezicht, hangen af van het advies van de Commissie De Jong, dat naar verwachting eind januari 2014 gereed zal zijn. Suzanne Kooij, Boris Franssen en Sylvie Roestenberg (Projectleiding Validatiestelsel).