Stichting Pandora / Interpolis N.V.
Vitaal Naar een solide en solidaire verzekering voor mensen met een verhoogd medisch risico.
Opgesteld door: KPMG Bureau voor Economische Argumentatie te Hoofddorp, 4 april 2001 Projectnummer: 2998
Inhoudsopgave 1 1.1 1.2 1.3 1.4
De Vitaal geschiedenis Het initiatief De Vitaal formule Uitkomst vooronderzoek leidt tot samenwerking met Interpolis Vitaal haalbaarheidsonderzoek
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
De Vitaal formule De visie De formule De Vitaal verzekering met solidariteitsopslag De Vitaal premie-subsidie Het Vitaal fonds
13 13 13 14 17 20
3 3.1 3.2 3.3
Inzichten Algemene inzichten Samenwerking verzekeraars en patiëntenorganisaties biedt kansen Participatie van meerdere verzekeraars en de overheid is geboden: publiek-private samenwerking Vrijwillige solidariteit stelt eisen en kent grenzen Communicatie is afbreukrisico Onvoldoende inzicht in (financiële) omvang problematiek Financieringswijze bepaalt in sterke mate financiële haalbaarheid Risicobeoordeling
23 23 24
3.4 3.5 3.6 3.7 3.8
6 6 6 7 8
25 26 29 30 31 31
Bijlagen Subsidievoorwaarden (aanvulling)
34
2
Voorwoord De private verzekerbaarheid van medische risico’s is een onderwerp dat de gemoederen van verzekeraars, patiëntenorganisaties en de politiek de afgelopen 10 à 15 jaar heeft beziggehouden. Het particulier verzekeren van mensen met een grote(re) kans op overlijden, ziekte of arbeidsongeschiktheid brengt problemen met zich mee. In de praktijk uit zich dat in een premieverhoging, de uitsluiting van de verzekering van de ziekte waarop een vergrote kans bestaat of een afwijzing: de verzekering kan niet worden gesloten. Deze verzekeringsbelemmeringen doen zich voor bij mensen die een ziekte of aandoening hebben, bij wie een hogere kans bestaat dat een ziekte of aandoening zich wederom zal voordoen, of bij wie een erfelijke ziekte in de familie voorkomt. Dit maakt het voor deze mensen moeilijk of onmogelijk zich individueel te verzekeren tegen de inkomensderving die zich voordoet bij arbeidsongeschiktheid of overlijden. Ook het kopen van een eigen huis met een normale levenshypotheek is dan niet vanzelfsprekend. In eerste instantie richtte het overleg tussen overheid, verzekeraars en patiëntenorganisaties zich op de rol van genetisch onderzoek en de HIV-test in de verzekeringskeuring, hetgeen uitmondde in zelfregulering: het moratorium voor erfelijkheidsonderzoek en de HIV-gedragscode. Vervolgens leidde de gedeeltelijke privatisering van de WAO tot het massaal particulier bijverzekeren van het ontstane WAO-gat, veelal door bedrijven. Onder maatschappelijke druk werd een tijdelijke wettelijke overgangsregeling getroffen voor werknemers die niet collectief verzekerd zijn en die vanwege een grotere kans op arbeidsongeschiktheid niet of moeilijk een individuele WAO-gat verzekering konden afsluiten. Bij het waarborgfonds Maav konden zij gedurende enkele maanden terecht voor een WAO-gat verzekering, weliswaar tegen een sterk verhoogde premie. Ten slotte werd de Wet Medische Keuringen van kracht en werden de Ziektewet geprivatiseerd en de private verzekeringsmogelijkheden van de WAO verruimd (Pemba). Bovendien werd de Nabestaandenwet grondig herzien met het ANW-gat als gevolg. Deze Wet Medische Keuringen legt de verzekeringskeuring bij collectieve verzekeringen in de arbeidssfeer aan banden. De verzekeringsproblemen van mensen met een verhoogd medisch risico liggen sindsdien primair bij de individuele verzekering. Hoeveel mensen jaarlijks geconfronteerd worden met premieverhogingen, uitsluitingen en afwijzingen, is niet bekend. Ook het SER advies ‘onverzekerbare risico’s’(1999), kan dit niet aangeven. Alhoewel een goed inzicht in de macroomvang van de problematiek cruciaal is voor het ontwikkelen van oplossingen, is de werkelijke omvang van de problematiek gelegen in het persoonlijk drama dat zich voltrekt wanneer een kandidaat-verzekerde vanwege zijn gezondheid niet op normale voorwaarden een verzekering kan sluiten of zelfs in het geheel geen verzekering kan sluiten. Een drama omdat het de persoon in kwestie ook daadwerkelijk belemmert in het kunnen starten van een eigen bedrijf, het kopen van een huis, het veiligstellen van het gezinsinkomen na arbeidsongeschiktheid of overlijden. Het verzekeren van mensen, van de gezondheid van mensen, is dan toch van een geheel andere orde dan het verzekeren van zaken, hoe erg schade aan huis en haard ook kunnen zijn. Het zijn de persoonlijke drama’s van deze individuen die de drijfveer zijn geweest van Stichting Pandora (een ‘patiëntenorganisatie’ op het gebied van de geestelijke volksgezondheid) en de coöperatieve verzekeraar Interpolis om gezamenlijk naar een oplossing te zoeken.
3
Het overleg tussen overheid, verzekeraars en patiëntenorganisaties in de jaren ‘80 en ‘90 kenmerkte zich door het zoeken naar oplossingen in de regelgeving. Een benadering die de tegenstelling in belangen eerder accentueert dan overbrugt. Gedwongen door de terughoudende opstellingen van de overheid om publieke verantwoordelijkheid te nemen voor deze genoemde problemen, maar ook uitgedaagd door de eventuele kansen van een geheel andere benadering, heeft Stichting Pandora het initiatief genomen om een solidaire en solide verzekeringsformule te ontwikkelen. De verzekeringsconstructie beoogt de toegankelijkheid van levens- en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen voor mensen met een verhoogd medisch risico te vergroten. In opdracht van Stichting Pandora verrichtte KPMG Bureau voor Economische Argumentatie (KPMG BEA) een verkennend onderzoek dat onder meer uit wees dat de formule de beste kans van slagen heeft wanneer deze in samenwerking met verzekeraars wordt ontwikkeld. Al vrij snel bleek de formule in het verlengde te liggen van de visie van Interpolis. Interpolis is – mede vanwege haar coöperatieve identiteit - sterk gericht op het maximaliseren van ‘consumer value’ en heeft ervaring met het ontwikkelen van verzekeringsoplossingen voor moeilijk verzekerbare risico’s, voornamelijk in de agrarische sector en bij zelfstandig beroepsbeoefenaren. In 1998 startten Stichting Pandora en Interpolis, ondersteund door KPMG BEA, het productontwikkelingsproject ‘Vitaal’. Het ministerie van VWS, het Aidsfonds en de Nationale Commissie Chronisch Zieken/Fonds voor Chronisch Zieken ondersteunden de deelname van Stichting Pandora en de ondersteuning door KPMG BEA in financieel opzicht. Het ministerie van VWS – evenals deskundigen uit de wereld van (her)verzekeringen en patiëntenorganisaties – was op de achtergrond ook betrokken bij de inhoudelijke voortgang van het project en dacht tevens mee over de rol die de overheid kan spelen. Al met al een uniek experiment. Van dat experiment doen we in dit boekje verslag. Na ruim een jaar productontwikkeling en onderzoek en met het laatste en tevens doorslaggevende marktonderzoek in het verschiet, gingen Nationale-Nederlanden, De Amersfoortse en zorgverzekeringsgroep AGIS in op het verzoek om in het project te participeren. Zodoende ontstond een breed draagvlak binnen de verzekeringsbranche om het haalbaarheidsonderzoek af te ronden. Toen kwam er een kink in de kabel. Aan het financiële support door VWS komt, vanwege voor het departement op dat moment opportune redenen, medio 1999 onverwachts een eind. Stichting Pandora heeft zich toen moeten terugtrekken, omdat zij een verantwoorde en deskundige participatie niet langer kon garanderen. Interpolis en de andere drie verzekeraars hebben nog enige tijd getracht het project af te ronden, maar kwamen tot de conclusie dat dat zonder de betrokkenheid en inbreng van een patiëntenorganisatie niet mogelijk is. De meeste voortijdig beëindigde projecten verdwijnen in de bureaula. Waarom worden er dan toch een boekje en een invitational conference gewijd aan het Vitaal project dat (vooralsnog) niet verder is gekomen dan de tekentafel? In de eerste plaats omdat het probleem nog niet is opgelost. Nog steeds worden kandidaatverzekerden geconfronteerd met de belemmeringen om een particuliere levens- of arbeidsongeschiktheidsverzekering af te sluiten met alle maatschappelijke consequenties voor deze reeds kwetsbare groep van dien. Bovendien zullen ontwikkelingen in de genetica de problematiek eerder groter dan kleiner maken. Het organiseren van solidariteit in de particuliere verzekering zal door voorkennis van toekomstige gezondheidsrisico’s en verdergaande selectiemogelijkheden niet makkerlijker worden. Deze toekomstige ontwikkelingen maken dat het vinden van
4
oplossingen aan belang wint. We weten niet of de Vitaal formule een wezenlijke bijdrage zou kunnen leveren aan een betere toegang tot levens- en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen voor mensen met een verhoogd medisch risico. Ondanks of misschien wel dankzij de individualisering is solidariteit een waarde die breed ondersteund wordt in de Nederlandse samenleving. De uitwerking en implementatie van vrijwillige solidariteit blijkt in de praktijk niet bepaald eenvoudig. We weten wél dat de inzichten in de mogelijkheden en onmogelijkheden die het Vitaal project hebben opgeleverd de moeite van bredere verspreiding waard zijn. Daarnaast hebben we in het Vitaal project ervaring opgedaan met een geheel andere benadering om oplossingen te zoeken voor het maatschappelijk verzekeringsprobleem van nauwelijks of niet verzekerbare medische risico’s. Een benadering waarin belanghebbende partijen niet tegenover elkaar staan, maar met elkaar aan de slag gaan om praktische oplossingen te bedenken. Vitaal heeft aangetoond dat het zeker de moeite waard is om gezamenlijk - consumenten en verzekeraars – te werken aan oplossingen. Hierbij is een rol van de overheid onmisbaar. Feitelijk gaat het om een vorm van publiek-private samenwerking. Kortom, een benadering die naar onze overtuiging ook in de praktijk bredere navolging zou kunnen verdienen. Deze visie wordt ondersteund door de conclusies van een onderzoek en een congres dat het Verbond van Verzekeraars in 1998 organiseerde rond het thema van de verzekerbaarheid van ‘nieuwe risico’s’. Hierbij zij wel aangetekend dat rekening moet worden gehouden met de kwetsbaarheid van dergelijke gezamenlijke ‘operaties’. Succes hangt af van de mate waarin partijen in evenwicht, gelijkwaardig en professioneel met elkaar kunnen samenwerken. Dit is een kwetsbaar evenwicht tussen idealisme en realisme. Inzicht in de valkuilen en de succesfactoren kan deze kwetsbaarheid hanteerbaar maken. De inzichten die we in het Vitaal project hebben opgedaan willen we graag delen met anderen die betrokken zijn bij het oplossen van maatschappelijke (verzekerings)problemen. Dit verslag van onze zoektocht naar een oplossing voor een maatschappelijk verzekeringsprobleem voert ons eerst langs de ontstaansgeschiedenis van het idee van Stichting Pandora, het gezamenlijk met Interpolis ontwikkelen van de Vitaal formule, de haalbaarheidsonderzoeken, de uitbreiding van het project met Nationale-Nederlanden, De Amersfoortse en Agis en het voortijdig einde van het project (hoofdstuk 1). Vervolgens geven we in hoofdstuk 2 inzicht in de Vitaal formule zoals die door Interpolis en Stichting Pandora is uitgewerkt en onderbouwd. Ten slotte delen we met u in hoofdstuk 3 de inzichten die het Vitaal project heeft opgeleverd: wat heeft het wel en niet opgeleverd, wat waren bottlenecks, welke interessante inzichten hebben we opgedaan en wat zijn nader te exploreren oplossingsmogelijkheden.
Marijke Knuttel, directeur Stichting Pandora
Huub Hannen, lid hoofddirectie Interpolis N.V.
5
1
De Vitaal geschiedenis
1.1
Het initiatief Stichting Pandora heeft in de jaren tachtig het initiatief genomen tot de oprichting van het Breed Platform Verzekerden (BPV) om de belangen van mensen met (vermeende) gezondheidsproblemen op het terrein van particuliere verzekeringen te behartigen1. Een belangrijk instrument van het BPV is het overleg met overheid, politiek en verzekeringsbranche over stappen om verzekeringsbelemmeringen voor deze doelgroep weg te nemen. Het gaat dan met name over afwijzingen, uitsluitingsclausules en substantiële premie-opslagen bij particuliere levens- en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen. Naast het reageren op ontwikkelingen, neemt het BPV in 1996 zelf het initiatief om te verkennen of het mogelijk zou zijn een eigen verzekeringsmaatschappij op te richten. Marijke Knuttel, directeur van Stichting Pandora, bedacht het idee. “Als we nu de grote groep van deze mensen die verzekeringsbelemmeringen ondervinden mobiliseren en ook de mensen in hun directe omgeving, zou het dan niet mogelijk zijn de bestaande verzekeringsbelemmeringen weg te nemen. Als banken en verzekeraars het (fiscaal begunstigde) groen beleggen - gericht op het behoud van de natuur - met succes weten te ontwikkelen, moet er dan ook niet een verzekeringsformule te bedenken zijn die bijdraagt aan particuliere verzekeringsmogelijkheden voor mensen met een ‘vlekje (zoals dat in de volksmond is gaan heten)” Samengevat kwam het idee voort uit een drietal ambities: -
een bijdrage leveren aan het oplossen van het probleem van onverzekerbaarheid van (vermeende) verhoogde medische risico’s, een probleem dat al jaren wordt geconstateerd en door Stichting Pandora en het BPV is aangekaart;
-
voor het eerst een formule voor ‘groen’ verzekeren ontwikkelen, naar analogie van het op dat moment in opkomst zijnde groen beleggen;
-
het uitbreiden van de positionering van patiënten en patiëntenorganisaties: niet alleen via de politiek aandacht vragen voor maatschappelijke problemen, maar zelf op pro-actieve wijze de kansen en mogelijkheden van de marktwerking verkennen.
In 1996 zoekt Marijke Knuttel contact met KPMG Bureau voor Economische Argumentatie (KPMG BEA) te Hoofddorp en bespreekt met consultant Harmen ter Welle de mogelijkheden om een verkenning uit te voeren naar de mogelijkheden van dit idee. In het najaar van 1996 gaat een verkennend onderzoek van start.
1.2
De Vitaal formule In de verkenning ‘Verzekeren zonder gezondheidsbelemmeringen’2 analyseert KPMG Bureau voor Economische Argumentatie de problematiek van de verzekeringsbelemmeringen voor mensen met een verhoogd medisch risico. Het 1
Het BPV was gedurende de periode 1989 – 1998 een project van Stichting Pandora.
2
Verzekeren zonder gezondheidsbelemmeringen, naar een solidair alternatief (verkenningsonderzoek),
KPMG Bureau voor Economische Argumentatie, november 1996
6
rapport biedt inzicht in de verzekeringstechnische achtergronden van het probleem, de kenmerken van alternatieve oplossingen van onverzekerbaarheid in de publieke en private sfeer, maar biedt ook inzicht in de praktijk van premie-opslagen, uitsluitingen en afwijzingen. KPMG BEA werkt in de verkenning drie opties uit om het idee van Stichting Pandora vorm te geven. -
Vitaal. Het vergroten van de toegang tot particuliere verzekeringen voor mensen met een verhoogd risico door het toekennen van premiesubsidies. Deze premiesubsidies worden gefinancierd uit het verkopen van verzekeringen met een solidariteitsopslag aan mensen met een gemiddeld risico. Daarnaast moeten verzekeraars, overheid en maatschappelijke organisaties ook financieel bijdragen. Deze formule organiseert zodoende solidariteit van mensen met een gemiddeld medische risico met mensen met een verhoogd medisch risico. Je zou het een verzekeringsvariant van de Max Havelaar koffie of de Oké banaan kunnen noemen. De uitvoering van deze optie vergt wel samenwerking met een bestaande verzekeraar.
-
Inkoopmacht. Het organiseren van buying power onder mensen met een verhoogd medisch risico.
-
Advies. Het opzetten van een in onderhavige verzekeringsproblematiek gespecialiseerd adviesbureau voor mensen met een verhoogd medisch.
In december 1996 bespreken Stichting Pandora3 en KPMG BEA het rapport met een groep (verzekerings)deskundigen en vertegenwoordigers uit de patiëntenwereld. De uitkomst van de bespreking onderschrijft de aanbeveling van het KPMG BEA rapport om de eerste optie verder te onderzoeken op haalbaarheid.
1.3
Uitkomst vooronderzoek leidt tot samenwerking met Interpolis Enkele maanden later start KPMG BEA met een vooronderzoek naar de haalbaarheid van eerste optie: de Vitaal formule. Het vooronderzoek heeft tot doel een indicatie van de levensvatbaarheid van de Vitaal formule te krijgen. Is het idee robuust genoeg om samen met een verzekeraar nader uit te werken en op haalbaarheid te toetsen? Vitaal richt zich op het vergroten van de toegang tot een viertal individuele verzekeringen: het nabestaandenpensioen, de hypotheekverzekering en de arbeidsongeschiktheidsverzekeringen voor zelfstandigen en werknemers. Twee vragen stonden in het vooronderzoek centraal. -
Draagvlak: is er voldoende draagvlak onder mensen met een gemiddeld medisch risico om bovenop de premie vrijwillig een solidariteitsbijdrage te betalen4? Een representatieve NIPO-enquête onder 760 verzekeringsconsumenten geeft
3
We spreken in dit rapport gemakshalve over Stichting Pandora. De Nationale Commissie Chronisch
Zieken/Fonds voor Chronisch Zieken, het Aidsfonds en het ministerie van VWS hebben in verschillende fasen van het traject met inhoudelijke en financiële steun de deelname van Stichting Pandora en ondersteuning door KPMG Bureau voor Economische Argumentatie mogelijk gemaakt. 4
Solidariteit en Soliditeit: draagvlak onder verzekeringsconsumenten in Nederlandse huishoudens, KPMG
Bureau voor Economische Argumentatie, mei 1997
7
aan dat er sympathie is voor de Vitaal formule. Bijna driekwart vindt dat Vitaal er moet komen en zegt zeker of waarschijnlijk mee te willen doen. De helft van de respondenten geeft aan bereid te zijn een extra solidariteitsopslag tot fl. 240,- per jaar bovenop de premie te willen betalen. Deze solidariteitsopslag moet dan wel aangewend worden om mensen met ‘een vlekje’ een premiesubsidie te geven, zodat ze zich normaal kunnen verzekeren. -
Draaglast: hoeveel geld moeten deze solidariteitsbijdragen opleveren om mensen met een verhoogd medisch risico via een premiesubsidie toegang tot particuliere verzekeringen te bieden5?
-
Het actuarieel adviesbureau KPMG Brans & Co6 maakte indicatieve berekeningen, die zijn gebaseerd op behoudende veronderstellingen. De draaglast zou ca. 640 miljoen bedragen. Hierbij gaan de actuarissen ervan uit dat in het eerste jaar waarin de premiesubsidie wordt toegekend, meteen de premiesubsidies voor de komende jaren worden gereserveerd. De toekomstige financiering is zo veiliggesteld. Hiermee krijgt de verzekerde de garantie dat hij gedurende de looptijd van de verzekering elk jaar de premiesubsidie ontvangt. Zodoende is Vitaal niet alleen een solidaire, maar ook een solide verzekeringsformule.
De uitkomsten van het KPMG BEA-vooronderzoek doen Stichting Pandora besluiten de Vitaal formule samen met een verzekeraar verder uit te werken en te toetsen op haalbaarheid. Met het KPMG BEA-rapport7 in de hand, worden in het najaar van 1997 de eerste gesprekken met een aantal verzekeraars gevoerd. Via Bart Jan Krouwel, oprichter van Triodos bank en op dat moment verantwoordelijk voor het onderwerp duurzaamheid binnen de Rabobank, komen we in gesprek met Interpolisadviseur Robin Linschoten. In dat gesprek en later ook in het contact met Huub Hannen, lid van de hoofddirectie, is het gezamenlijk belang snel duidelijk. De ambitie om een oplossing te vinden voor de verzekeringsbelemmeringen van mensen met een verhoogd medisch risico sluit goed aan bij de maatschappelijke betrokkenheid van Interpolis en de coöperatieve achtergrond van deze verzekeraar. In december 1997 besluiten Stichting Pandora en Interpolis N.V tot het starten van een gezamenlijk traject.
1.4
Vitaal haalbaarheidsonderzoek In 1998 gaan Interpolis en Stichting Pandora, ondersteund door KPMG BEA, aan de slag met de concrete invulling van de Vitaal formule (productontwikkeling) en het toetsen van de financiële en markttechnische haalbaarheid. Het doel is om vast te stellen of met de Vitaal formule voldoende solidariteit kan worden georganiseerd in de particuliere sector. Mocht deze oplossing in de particuliere sector niet geheel realiseerbaar zijn, dan kunnen overheid en middenveldorganisaties worden aangesproken om het ‘gat’ te dichten.
5
Actuariële studie draaglast, KPMG Brans & Co, mei 1997
6
KPMG Brans & Co werkt thans onder een andere naam.
7
Naar een solide en solidaire verzekeringsformule, KPMG Bureau voor Economische Argumentatie,
september 1997
8
Er werden gezamenlijke werkgroepen in het leven geroepen, bestaande uit deskundigen van Interpolis, Stichting Pandora en KPMG BEA, met als taak om de missie en formule van Vitaal verder uit te werken en de financiële en markttechnische haalbaarheid te onderzoeken.
De Vitaal propositie uitgewerkt De eerste opdracht was het ruwe Vitaal concept in detail uit te werken. Hierbij gaat het vooral om vier zaken: -
Het ontwikkelen van een gezamenlijke filosofie op basis van Vitaal concept.
-
Het zodanig vormgeven van de propositie van de Vitaal verzekering met solidariteitsopslag dat zoveel mogelijk kandidaat-verzekerden zonder verhoogd medisch risico deze willen aanschaffen. Aan welke kenmerken moet deze Vitaal verzekering voldoen? Hoe geven we de solidariteitsopslag vorm? Hoe communiceren we Vitaal en welke marktbewerking en distributie hoort daarbij?
-
Het vormgeven van de voorwaarden voor een premiesubsidie. Om hoeveel mensen gaat het? Voor welke soort verzekeringen kan een premie-subsidie worden aangevraagd? Maakt de hoogte van het verzekerd bedrag uit? Aan welke voorwaarden moet een kandidaat-verzekerde voldoen om een premiesubsidie te krijgen? Hoeveel bedraagt de premie-subsidie?
-
Het bepalen van de taak en positie van het Vitaal fonds, dat de solidariteitsbijdragen ontvangt en beheert en de premiesubsidies verstrekt aan mensen met een verhoogd medisch risico.
Wat kost het om de mensen met een verhoogd risico een premiesubsidie te geven? Eén werkgroep heeft onderzoek gedaan naar de kosten die gemoeid zijn met het verstrekken van premie-subsidies aan mensen met een verhoogd risico op arbeidsongeschiktheid en overlijden. Hierbij zijn drie aspecten van belang: -
aantal subsidie-ontvangers: een schatting van het aantal mensen dat jaarlijks niet of moeilijk een levens- of arbeidsongeschiktheidsverzekering kan afsluiten vanwege de gezondheidssituatie en dat een premie-subsidie zal aanvragen en - op basis van de subsidievoorwaarden - ook toegewezen zal krijgen;
-
subsidiebedrag: de gemiddelde hoogte van een premiesubsidie op een WAOgatverzekering, arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen, nabestaandenverzekering en hypotheekverzekering. De premiesubsidie is variabel en hangt af van de extra premie als gevolg van een verhoogd risico.
-
financieringswijze: de wijze waarop gewaarborgd wordt dat toegekende subsidies ook daadwerkelijk worden uitgekeerd gedurende de vaak lange looptijd (soms wel 40 jaar) van de verzekering.
De financiële haalbaarheid kan ten slotte worden ingeschat door de prognoses van de Vitaal premie-subsidiekosten en de prognoses van Vitaal solidariteitsbijdragen met elkaar te confronteren.
9
Willen voldoende mensen een Vitaal verzekering met solidariteitsopslag kopen? Aan het einde van de zomer van 1998 was de uitwerking van de Vitaal formule gereed om de eerste markttest te ondergaan. De belangrijkste vraag was of er voldoende mensen zonder verhoogd medisch risico bereid zouden zijn om de Vitaal verzekering met een solidariteitsopslag af te sluiten. Hoe meer mensen Vitaal verzekeringen zouden willen afsluiten, hoe groter de omvang van het Vitaal fonds en hoe meer mensen met een verhoogd medisch risico in staat gesteld kunnen worden een verzekering te sluiten die anders niet beschikbaar of betaalbaar zou zijn. De NIPO-enquête uit 1997 gaf reeds een eerste indicatieve onderbouwing van de veronderstelde bereidheid, maar inmiddels is de Vitaal propositie veel concreter uitgewerkt. Bovendien wilden we niet alleen weten wat potentiële klanten zeggen te gaan doen, maar ook wat ze daadwerkelijk zullen gaan doen. Niet de opinie, maar de koopintentie is een voldoende betrouwbare graadmeter. Het risico van sociaal wenselijke antwoorden wilden we zoveel mogelijk uitsluiten. Het marktonderzoek zou in drie fasen door een marktonderzoeksbureau worden uitgevoerd: -
een lakmoesproef onder 12 assurantie-adviseurs en 3 consumenten;
-
een pre-test onder 16 assurantie-adviseurs en 41 consumenten;
-
een ‘as marketed test’ oftewel het opzetten van een gesimuleerde testmarkt.
Op basis van de inzichten van eerst de ‘lakmoesproef’ en vervolgens de pre-test hebben we de Vitaal propositie verder aangescherpt. In het volgende hoofdstuk geven we de uitkomsten beknopt weer. Ten behoeve van de lakmoesproef en pretest is een communicatie-toolkit ontworpen. De naam Vitaal werd omgedoopt in FIT (Friends in Trouble) om de gedachte achter de Vitaal verzekering en koopmotieven van Vitaal goed duidelijk te maken.
10
Iemand die hulp nodig heeft moet geholpen worden. Dat is de normaalste zaak van de wereld. Een baby die nog niet kan eten, een bejaarde die niet alleen over kan steken, iemand die ziek is, iedereen heeft er recht op. Iemand die heel erg ziek is niet dan? Iemand die een erge ziekte heeft is verder heel normaal. Iedereen met een medische geschiedenis kan helemaal fit zijn. Toch kan zo iemand moeilijk aan een levensverzekering komen of aan sommige andere verzekeringen. Wie moet zo iemand helpen? Iedereen die dat kan. Dus iedereen. Gezonde mensen en bedrijven voorop. Ooit was dat het beginsel van verzekeren. Maar steeds minder gezonde mensen willen meebetalen voor minder gezonde buren, vrienden en al die onbekende anderen. Nu is dat in principe terug. Nu is er Fit. Het is een initiatief van consumenten en patiëntenorganisaties in samenwerking met Rabobank en Interpolis. Een Fit verzekering is bedoeld voor mensen die anders niet te verzekeren zijn. Fit stimuleert consumenten en bedrijven om een Fit verzekering af te sluiten.Bedrijven die een collectieve Fit verzekering afsluiten helpen een hoop andere mensen. Het is bovendien een concreet product waarmee invulling kan worden gegeven aan verantwoord en duurzaam ondernemerschap. De polissen zijn ietsjes duurder maar zeer effectief. Want Interpolis doet, naast de middelen die beschikbaar worden gesteld om Fit te realiseren, nog eens extra financiële bijdrage per bedrijf dat een Fit verzekering afsluit. En zo kunnen mensen die moeilijk te verzekeren zijn zich toch verzekeren. Bedrijven die een collectieve Fit verzekering afsluiten kunnen gebruik maken van een uitgebreid pakket van producten en diensten op het gebied van medische zorg, welzijn en duurzaamheid. We zijn op de wereld om elkaar te helpen, nietwaar? FIT Tenslotte zouden we de uitgekristaliseerde Vitaal propositie in een gesimuleerde testmarkt op koopintentie toetsen. Deze laatste test heeft zoals we hierna zullen toelichten niet plaatsgehad. De testmarkt zou worden ingericht bij één of meerdere Rabobanken. Tijdens verkoopgesprekken met klanten zou de Vitaal verzekering worden aangeboden. Na de beslissing van de klant wordt hij/zij op de hoogte gesteld van het feit dat Vitaal nog niet op de markt is en wordt de klant gevraagd naar de motieven om wel of niet in te gaan op de Vitaal propositie. De resultaten en de verklarende interviews/enquêtes met de adviseurs en klanten zouden een goed schatting geven van het aantal mensen dat een Vitaal verzekering
11
met solidariteitsopslag zal aanschaffen en welk bedrag men bereid is te betalen als solidariteitsbijdrage. Tezamen met de aanvulling op de solidariteitsbijdrage door de verzekeraar (en mogelijk de overheid en maatschappelijke organisaties) geeft het inzicht in de financiële omvang van het Vitaal fonds. Vanuit dit fonds worden de premie-subsidies aan mensen met een verhoogd risico verstrekt.
Uitbreiding met Nationale-Nederlanden, De Amersfoortse en AGIS Uit de market pre-test kwam naar voren dat de respondenten de medische onverzekerbaarheid als een maatschappelijk probleem zien. Een oplossing voor dit probleem moet volgens hen niet alleen van de burgers komen, ook verzekeraars en de overheid moeten (financieel) bijdragen aan de oplossing. Hierbij zouden meer verzekeraars dan alleen Interpolis Vitaal verzekeringen met een solidariteitsopslag moeten aanbieden. Zodoende is aan Nationale-Nederlanden, De Amersfoortse en zorgverzekeringsgroep AGIS gevraagd om mee te doen met het project dat inmiddels in de laatste fase was beland. In het voorjaar van 1999 besluiten deze verzekeraars te participeren in het project. Zodoende ontstaat een breed draagvlak binnen de verzekeringsbranche om het haalbaarheidsonderzoek af te ronden.
Voortijdig einde Dan komt er een kink in de kabel. Aan de financiële support door VWS komt, vanwege voor het departement op dat moment opportune redenen, medio 1999 onverwacht een einde. Op dat moment was reeds een start gemaakt met de laatste fase van het project. Stichting Pandora heeft zich toen moeten terugtrekken, omdat zij een verantwoorde en deskundige participatie niet langer kon garanderen. Interpolis en de andere drie verzekeraars hebben nog enige tijd getracht het project af te ronden, maar kwamen tot de conclusie dat zonder de betrokkenheid en inbreng van een patiëntenorganisatie niet mogelijk is.
12
2
De Vitaal formule Hoofdstuk 2 ontvouwt de Vitaal formule zoals die door Stichting Pandora en Interpolis is uitgewerkt. Achtereenvolgens passeren visie, formule, de Vitaal verzekering met solidariteitsopslag, de Vitaal premie-subsidie en het Vitaal fonds de revue.
2.1
De visie De gezamenlijke visie van Interpolis en Stichting Pandora op het Vitaal project is de basis. Op dit fundament is de formule verder uitgewerkt. Vitaal beoogt het realiseren van een aanzienlijke verbetering van de toegang tot betaalbare verzekeringen voor kandidaat-verzekerden met een verhoogd medisch risico die worden geconfronteerd worden met een premie-opslag, uitsluiting of afwijzing bij het afsluiten van particuliere verzekeringen. Vitaal zoekt de oplossing in het organiseren van solidariteit bij verzekerden, verzekeraars, overheid en belangenorganisaties. Vitaal richt zich op individuele levens- en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen verzekeringen, omdat de toegangsproblematiek zich hier aandient. Bij collectieve verzekeringen in de sfeer van de arbeidsovereenkomst is de Wet Medische Keuringen van toepassing en voor ziektekostenverzekeringen bestaat de mogelijkheid van een standaard pakket polis.
2.2
De formule De Vitaal formule bestaat uit drie elementen. 1. Vitaal verzekeringen met solidariteitsopslag: het aanbieden van Vitaal verzekeringen aan kandidaat-verzekerden zonder verhoogd medisch risico. De Vitaal verzekerden betalen bovenop de premie een solidariteitsbijdrage. In paragraaf 2.3. lichten we dit onderdeel toe. 2. Vitaal fonds: deze solidariteitsbijdragen van Vitaal verzekerden stromen samen met financiële bijdragen van verzekeraars, belangenorganisaties en overheid in het Vitaal fonds. In paragraaf 2.5. beschrijven we de werking van het fonds. 3. Vitaal premie-subsidies: het fonds zorgt voor een vergrote toegang tot particuliere levens- en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen door middel van premie-subsidies die het Vitaal fonds toekent aan kandidaat-verzekerden met een verhoogd medisch risico. In paragraaf 2.4 geven we inzicht in de toekenningsvoorwaarden van de premiesubsidies.
13
In onderstaande figuur zijn deze drie elementen van de Vitaal formule weergegeven. Vervolgens lichten we ze toe.
Vitaal verzekeringen
Vitaal premiesubsidies
Fondswerving: fondswerving categorale fondsen, overheid en maatschappelijke organisaties
Producten: individuele verzekeringen -WAO-gat / AOV zelfst. -nabestaanden / hyp. verz.
Doelgroep: solidaire verzekeringsconsumenten (bedrijven en particulieren)
Financieel beheer: beheer solidariteitsbijdragen, winstbijdragen, overige fondsen
Doelgroep: middengroep van mensen met verhoogd medisch risico
Financiële bijdrage: solidariteitsbijdragen en winstbijdragen verzekeraar
Toekenning premiesubsidies: opstellen toekenningsvoorwaarden en uitvoering
Financiële bijdrage: Gemiddelde premie plus 25% van de premieverhoging
Producten: verzekeringen met een solidariteitsbijdrage
2.3
Vitaal fonds
De Vitaal verzekering met solidariteitsopslag In deze paragraaf bieden we inzicht in de kenmerken van de Vitaal verzekering, de solidariteitsopslag en het draagvlak voor deze verzekering onder consumenten.
Verzekeringen met Vitaal Label Verzekeraars kunnen verzekeringen met ‘Vitaal Label’ aanbieden aan mensen met normale risico’s. ‘Vitaal Label’ staat voor verzekeringen die bovenop de premie een solidariteitsbijdrage kennen die ten goede komt aan het Vitaal fonds. Het Vitaal fonds kan daarmee premiesubsidies verstrekken aan mensen met een verhoogd medisch risico. De solidariteitsbijdrage van de verzekerde wordt door de verzekeraar aangevuld met een eigen financiële solidariteitsbijdrage. Het is de bedoeling dat ook de overheid en maatschappelijke organisaties financieel bijdragen. Hiermee wordt een verdubbelingseffect beoogd voor de verzekerde. Als hij een Vitaal verzekering afsluit wordt zijn solidariteitsbijdrage van bijv. 250,- verhoogd door de verzekeraar en de overheid naar bijvoorbeeld fl. 500,-. Andere kenmerken zijn: -
gezondheidsgerelateerde verzekeringen. Verzekeraars bieden verzekeringen met ‘Vitaal Label’ aan bij gezondheidsgerelateerde risico’s (vooralsnog m.u.v. ziektekosten);
-
individuele en collectieve verzekeringen. Deze verzekeringen kunnen zowel individuele als collectieve contracten zijn. Naast deze verzekeringen met ‘Vitaal Label’ kunnen verzekeraars hun normale verzekeringen blijven voeren;
-
prijsstelling. Voor verzekeringen met ‘Vitaal Label’ geldt een concurrerend premieniveau: op het niveau van de betreffende verzekeraar. Bij meerdere verzekeringen met ‘Vitaal Label’ wordt een pakketkorting geboden. De mogelijkheden van een fiscaal vriendelijke behandeling (à la groen beleggen) moet nog worden onderzocht;
-
klantvriendelijk. Recht op second opinion bij acceptatie en claims, snelle en correcte claimafhandeling, klachtenregeling, deskundige en actieve voorlichting etc.;
14
-
clubgevoel en verantwoording: Verzekerden met een Vitaal verzekering hebben iets gemeen. Het zijn mensen die bereid zijn om iets meer te betalen dan een gemiddelde premie om daarmee mensen met gezondheidsproblemen te helpen. Ze behoren tot de Vitaal club. Vitaal legt aan deze club verantwoording af over de aanwending van de solidariteitsbijdragen.
-
meerdere verzekeraars. Eén van de redenen om Vitaal niet exclusief bij één verzekeraar onder te brengen is de noodzaak van een breder draagvlak: meerdere verzekeraars moeten meedoen. Deze noodzaak is niet alleen financieel van aard. De pretest laat zien dat een breder draagvlak essentieel is voor de acceptatie van Vitaal: verzekerden en tussenpersonen vinden dat Vitaal gedragen moet worden door meerdere verzekeraars en de overheid. Onverzekerbaarheid is immers niet een probleem dat alleen door individuele verzekerden, maar collectief en dus door meerdere partijen moet worden opgelost.
Hieronder gaan we op een aantal aspecten wat dieper in. Solidariteitsbijdrage verzekerden en verzekeraar Cruciaal in de Vitaal propositie is de solidariteitsbijdrage van de verzekerde die wordt opgehoogd door een bijdrage van de verzekeraar en bij voorkeur ook de overheid.
Solidariteitsbijdrage verzekerde De solidariteitsbijdrage van verzekeringen met ‘Vitaal Label’ is: -
vrijwillig. De verzekerde heeft de keuze tussen normale verzekeringen zonder solidariteitsbijdrage en verzekeringen met ‘Vitaal Label’ waarbij de verzekerde bovenop de premie een solidariteitsbijdrage betaalt. Deze vloeit rechtstreeks naar het Vitaal fonds.
-
zichtbaar. Deze bijdrage is niet verdisconteerd in de premie, maar duidelijk zichtbaar.
De bijdrage is een absoluut bedrag of een percentage van premie. Er is nog geen keuze gemaakt wat het best werkt. Dit kan afhangen van het type verzekering. Evenmin is er een keuze gemaakt over hoogte solidariteitsbijdrage. Bij de respondenten die zeggen bereid te zijn een solidariteitsbijdrage te betalen, gaat het om: -
algemeen: ƒ120,- tot ƒ240,- (NIPO-enquête);
-
gedifferentieerd: AOV: 2,5% tot 5%, WAO-gat: 5% tot 10%, levensverzekering: ƒ120,- per jaar (pre-test).
Solidariteitsbijdrage verzekeraar De bijdrage van de verzekeraar kan globaal drie vormen aannemen: -
gerelateerd aan solidariteitsbijdrage verzekerde: deze multiplier is een prikkel voor consumenten om mee te doen met Vitaal;
-
lumpsum: bijvoorbeeld een vaste, jaarlijkse bijdrage;
15
mix: een combinatie van deze twee.
-
De hoogte en vormgeving van de verzekeraarsbijdrage zijn nog niet vastgesteld. Doelgroep, distributie en communicatie Verzekeringen met ‘Vitaal Label’ richt zich op mensen met een gemiddeld gezondheidsrisico. We onderscheiden in de marktbewerking drie doelgroepen: -
particulieren;
-
zelfstandigen;
-
bedrijven/werknemers.
Vitaal zal met name aanslaan bij particulieren, zelfstandigen en bedrijven die: -
belang hechten aan solidariteit en duurzaamheid;
-
van dichtbij gezondheidsproblemen kennen: familie, kennissen, etc.
Verzekeringen met ‘Vitaal Label’ worden in beginsel verkocht cq. ondersteund via twee kanalen: -
via tussenpersonen;
-
affinity groups via alternatieve kanalen: direct mail, accountmanagement, etc. -
patiëntenorganisaties en categorale fondsen;
-
maatschappelijk bewuste ondernemingen met een voorbeeldfunctie.
Het distributiekanaal van affinity groups moet nader worden uitgewerkt.
Bij het communiceren van Vitaal appelleren we aan: -
solidariteitsgevoel en maatschappelijke verantwoordelijkheid; ook mensen met gezondheidsproblemen moeten zich voor belangrijke risico’s kunnen verzekeren;
-
de onvrede over de versobering van de sociale zekerheid;
-
enig eigen belang voor (kandidaat)verzekerden: -
onverzekerbaarheid kan je zelf of je kinderen ook overkomen;
-
Vitaal verzekering aanbieden voordat kandidaat-verzekerde de medische keuring ondergaat;
-
imago van maatschappelijke bewustzijn.
16
Draagvlak Er zijn drie onderzoeken gedaan naar het draagvlak onder verzekeringsconsumenten en tussenpersonen. De NIPO-enquête geeft een algemeen beeld van het draagvlak van het Vitaal-gedachtengoed onder verzekeringsconsumenten (n=759). De lakmoes-proef onderzocht een eerste uitwerking van de Vitaal propositie onder 12 tussenpersonen en 3 consumenten. De inzichten uit deze proef zijn meegenomen in een verder uitgewerkte Vitaal propositie die onderzocht is onder 16 adviseurs en 41 klanten in de pretest. Al deze onderzoeken meten de attitude en niet de koopintentie ten aanzien van Vitaal. Wat is het algemene beeld dat hieruit naar voren komt? -
het Vitaal initiatief kan in zijn algemeenheid op een behoorlijke dosis sympathie rekenen bij de doelgroepen.
-
de animo voor Vitaal lijkt het grootst onder particulieren, adviseurs en bedrijven.
-
zelfstandigen zijn in meerderheid negatief over Vitaal;
-
de in de pre-test voorgelegde propositie moet aan een aantal eisen voldoen: -
het collectieve probleem van onverzekerbaarheid moet aangepakt worden door een breed gedragen oplossing: niet alleen verzekerden, maar ook meerdere verzekeraars en de overheid moeten financieel bijdragen;
-
de positie van de verzekeraar en Vitaal organisatie moet duidelijk zijn;
-
duidelijkheid in de propositie is cruciaal. Bijvoorbeeld: welk probleem wordt opgelost, hoe Vitaal precies werkt, gaat Vitaal ook mensen met een verhoogd risico weigeren en in welke gevallen, hoe pakt de eigen bijdrage van 25% (zie verderop) financieel uit etc?
-
het moet duidelijk zijn of het vrijwillige karakter van Vitaal voldoende mensen ertoe brengt om Vitaal verzekeringen met een solidariteitsbijdrage af te sluiten vergt het meten van de koopintentie. We weten nu wat de koopattitude is. Om de koopintentie te meten moet een testmarkt worden opgezet.
-
de communicatie van Vitaal moet concreet en herkenbaar zijn.
Deze uitkomsten moeten worden verwerkt in de Vitaal propositie en getoetst worden in een testmarkt. Zoals vermeld in hoofdstuk 1 is deze testmarkt niet opgezet.
2.4
De Vitaal premie-subsidie Mensen met een verhoogd medisch risico kunnen aanspraak doen op een Vitaal premiesubsidie. Dit roept tegelijk een groot aantal vragen op. Om hoeveel mensen gaat het? Voor welke soort verzekeringen kan een premie-subsidie worden aangevraagd? Maakt de hoogte van het verzekerd bedrag uit? Aan welke voorwaarden moet je voldoen om een premiesubsidie te krijgen? Hoeveel bedraagt de premie-subsidie? Hieronder bieden we een antwoord op deze vragen.
17
Hoe groot is de potentiële behoefte aan premiesubsidies Hoe groot is de groep mensen met een verhoogd medisch risico en een verzekeringsbehoefte die een beroep zouden kunnen doen op een Vitaal premiesubsidie. Over de omvang van de doelgroep en de potentiële verzekeringsbehoefte blijkt geen betrouwbare informatie beschikbaar te zijn. KPMG BEA heeft daarom in samenwerking met Interpolis een onderzoek gedaan om een indicatie te krijgen. In onderstaande tabel geven we een indicatieve, conservatieve inschatting van de doelgroepomvang van personen met een verhoogde risico per verzekeringscategorie. Vervolgens is daarbinnen het aantal personen ingeschat dat een potentiële verzekeringsbehoefte heeft en dus een aanvraag bij het Vitaal fonds zou kunnen indienen (rechter kolom tabel 2.4). De werkelijke groep zal kleiner zijn, omdat niet iedere aanvraag zal voldoen aan onderstaande toekenningsvoorwaarden. Voor de financiële berekeningen zijn we echter uit voorzichtigheid wel van deze aantallen in de rechterkolom uitgegaan. Tabel 2.4 Relevante doelgroepen verzekeringsbehoefte per jaar
individuele WAO-gatverzekering AOV zelfstandigen Nabestaandenverzekering Hypotheekverzekering Totaal Bron: KPMG Brans & Co/Interpolis
en
inschatting
van
de
doelgroep
behoefte
16.000 10.000 11.250
4.800 3.500 3.400 44.000 55.700
potentiële
Wie komt in aanmerking voor een premiesubsidie? Niet iedereen komt in aanmerking voor een premie-subsidie. Vitaal richt zich op de middengroep met verhoogde risico’s. Verder zijn er voorwaarden opgesteld waaraan een subsidie-aanvrager moet voldoen.
Middengroep verhoogde risico’s Vitaal biedt een vergrote toegang tot bepaalde verzekeringen voor de middengroep van verhoogde risico’s. Dit betekent dat Vitaal geen oplossing biedt voor: -
kandidaat-verzekerden met een geringe premie-opslag (gedacht wordt aan 25%);
-
kandidaat-verzekerden waarbij de schade zich reeds heeft voorgedaan of waarvan met grote waarschijnlijkheid te verwachten is dat de schade zeer snel zal plaatsvinden.
Vitaal kiest hiervoor om zoveel mogelijk mensen te kunnen helpen. De eerste groep wordt geacht zelf in staat te zijn de premie-opslag te betalen. De laatste groep zou zo’n groot beslag leggen op de financiële middelen van het Vitaal fonds dat slechts enkelen een premie-aanvulling zouden kunnen ontvangen. De Vitaal organisatie zal deze toelatingsgrenzen vaststellen.
18
Second opinion De zorgvuldigheid van de acceptatieprocedure van kandidaatverzekerden die al dan niet in aanmerking komen voor een premiesubsidie moet worden gewaarborgd door de mogelijkheid van een second opinion.
Voor welke verzekeringen kan een premiesubsidie worden aangevraagd? Vitaal biedt een vergrote toegang voor individuele verzekeringen met het oog op de continuïteit van een redelijk gezinsinkomen of de start van c.q. noodzakelijke investering in een eigen onderneming: -
WAO-gatverzekeringen voor werknemers waarvoor geldt dat aan het dienstverband geen collectieve WAO-gat verzekering is verbonden;
-
AOV voor zelfstandigen: iedereen die niet verzekerd is volgens de sociale werknemersverzekering (ook vrije beroepsbeoefenaars en bepaalde categorieën freelancers) bij: -
start van de onderneming;
-
een voor de bedrijfscontinuïteit noodzakelijke investering, waarbij de financier de zekerheid van een AOV eist;
-
nabestaandenverzekering voor kostwinner, verzorgende partner of beiden om te kunnen voorzien in de verzorging van kinderen met een looptijd van in beginsel 18 jaar met de mogelijkheid van verlenging tot uiterlijk de 65-jarige leeftijd;
-
levensverzekeringen bij een hypotheek voor degenen die een hoofdwoning aanschaffen.
Verzekerd bedrag Vitaal gaat uit van onderstaande verzekerde bedragen die maatschappelijke gezien gewenst of noodzakelijk zijn, te weten8: -
geïndexeerde WAO-gatverzekering: maximaal ter grootte van het WAO-gat;
-
AOV zelfstandigen: maximaal ƒ55.000,- (minus de WAZ bij het na-eerstejaars risico);
-
nabestaandenverzekering: 50% van het inkomen, maar maximaal ƒ22.000,(bedrag 1998);
-
levensverzekering bij hypotheek: maximaal het gemiddelde hypotheekbedrag.
Tijdstip aanvraag Om misbruik in de vorm van anti-selectie tegen te gaan hanteert Vitaal de voorwaarde dat de aanleiding van verzekeren niet direct gelegen is in het manifest worden van het gezondheidsrisico, maar in een wijziging van de werk- of
8
Alle tot nu toe uitgevoerde berekeningen zijn op deze uitgangspunten gebaseerd.
19
gezinssituatie of het aangaan van financiële verplichtingen, dan wel het ontstaan van een gat in de sociale verzekering. Dit betekent: -
WAO-gatverzekering: aanvraag binnen 3 maanden na aanvang dienstbetrekking;
-
AOV voor zelfstandigen: aanvraag binnen een bepaalde periode na de start van de onderneming of een voor de bedrijfscontinuïteit noodzakelijke investering in de onderneming waarbij de financier de zekerheid van een AOV eist;
-
nabestaandenverzekering: aanvraag binnen 3 maanden na geboorte van een kind;
-
levensverzekering bij hypotheek: aanvraag bij financiering van de hoofdwoning.
Geen dumping Het is van groot belang dat een zodanige constructie wordt gecreëerd dat het voor verzekeraars niet aantrekkelijk is om ook gering verhoogde risico’s die gewoonlijk in een ‘normale’ verzekering resulteren, door het Vitaal fonds te laten financieren.
Premiesubsidie dekt een deel van de hogere verzekeringspremie Verzekerden die een premie-subsidie ontvangen uit het Vitaal fonds betalen zelf ook een deel van de hogere verzekeringspremie vanwege hun verhoogd risico (risicoopslag). Zie voor uitwerking bijlage A.
Overige voorwaarden Andere voorwaarden hebben betrekking op het acceptatiebeleid en de samenloop van hypotheek- en nabestaandenverzekeringen. Zie hiervoor bijlage A.
2.5
Het Vitaal fonds Het Vitaal fonds beheert de solidariteitsbijdragen van Vitaal verzekerden en verzekeraar(s) en zorgt ervoor dat ze worden aangewend om mensen met een verhoogd medisch risico in staat stellen zich te verzekeren door het verstrekken van een premiesubsidie. In deze paragraaf schetsen we de positie en taak van het Vitaal fonds en geven we een indicatie van de jaarlijkse lasten.
Positie en taak Het Vitaal fonds wordt als een onafhankelijke organisatie gepositioneerd, waarin in ieder geval de consumenten- en patiëntenbeweging participeert, maar bij voorkeur ook verzekeraars en de overheid. De precieze samenstelling, positionering en organisatie van het Vitaal fonds zijn nog niet vastgesteld. Belangrijk is dat het Vitaal fonds kan rekenen op een breed financieel draagvlak van verzekerden, verzekeraars, overheid en belangenorganisaties.
20
Het Vitaal fonds kent vooralsnog vier taken: 1. Het waarborgen van het gedachtengoed van het ‘Vitaal Label’; - het fonds regelt de toetreding van verzekeraars die verzekeringen met het ‘Vitaal Label’ willen voeren; -
het houdt toezicht op de kwaliteit van verzekeringen met het ‘Vitaal Label’: risicobeoordeling, claimbeoordeling, klantvriendelijkheid, klachtenregeling, second opinion, etc.;
-
het imago van Vitaal in de markt (promotie, etc.);
2. financieel beheer: - de afstemming van solidariteitsbijdragen en premie-subsidies; -
het waarborgen van toekomstige verplichtingen;
-
de verantwoording over de besteding gelden uit het Vitaal fonds;
3. relatiebeheer/fondswerving en promotie: - categorale fondsen, overheid, belangenorganisaties; -
promotiebeleid Vitaal;
4. toekenningsbeleid premie-subsidies: - het fonds bepaalt de grenzen van licht en sterk verhoogde risico’s die niet in aanmerking komen voor een premiesubsidie uit het Vitaal fonds; -
het bepaalt de beleidslijnen en voorwaarden voor het toekennen van premieaanvullingen.
Jaarlijkse lasten In de eerste studie van KPMG Brans & Co in 1997 kwam de indicatie van de jaarlijkse lasten van het Vitaal fonds uit op fl. 640 miljoen. In de uitwerking van het Vitaal concept zijn keuzes gemaakt ten aanzien van de doelgroep, de verzekeringsdekking, de eigen bijdrage van de verzekerde met een verhoogd risico etc. Deze aanscherpingen vereiste een aanpassing van de berekeningen. In 1998 hebben KPMG Brans & Co en Interpolis indicatieve actuariële berekeningen9 gemaakt van de te verwachten jaarlijkse lasten als gevolg van de door het Vitaal fonds toe te kennen premie-subsidies. De uitkomst is dat de verwachten financiële last circa fl. 294 miljoen (middenscenario) zal bedragen. Bij de berekeningen is uitgegaan van een aantal veronderstellingen en een indicatieve, doch conservatieve inschatting van de doelgroep die aanspraak zal maken op een premiesubsidie. Daarnaast heeft Interpolis een opstelling van het schadeverloop gemaakt van de belangrijkste aandoeningen – psyche, rug, bewegingsapparaat - die doorgaans leiden tot een uitsluiting bij het afsluiten van een arbeidsongeschiktheidsverzekering. Op basis van deze opstelling zijn premieverhogingen verondersteld, daar waar normaliter uitsluitingen worden 9
Actuariële studie draaglast, KPMG Brans & Co, mei 1997; Doelgroepomvang premie-aanvullingsfonds
Vitaal, KPMG Bureau voor Economische Argumentatie, mei 1998; Aanvullende actuariële berekening draaglast, KPMG Brans & Co, juli 1998
21
toegepast. Deze vertaling van uitsluitingsclausules naar premieverhogingen is in de actuariële berekeningen gebruikt. Bij de berekening van de lasten van subsidietoekenningen in enig jaar wordt ook meegerekend de reservering van de te betalen premiesubsidies in de toekomstige jaren (zogenaamde kapitaaldekking). Hiermee krijgt de subsidie-ontvanger de waarborg dat hij gedurende de gehele looptijd van de verzekering een subsidie ontvangt om zijn premie te kunnen voldoen. Hiermee moet worden voorkomen dat het Vitaal fonds in een gegeven jaar niet voldoende geld in kas heeft om alle toegezegde premie-subsidies te verstrekken. Dit kan door reeds in het eerste jaar dat het Vitaal fonds een subsidierelatie aangaat de toekomstige premiesubsidies opzij te zetten (kapitaaldekking). Keerzijde hiervan is dat de toekomstige kosten naar voren worden gehaald, hetgeen leidt tot zeer hoge kosten in de aanvangsjaren. Tabel 2.5 Jaarlijkse lasten Vitaal fonds (in miljoenen guldens) WAO-gatverzekering AOV zelfstandigen Nabestaandenverzekering Hypotheekverzekering Totaal Bron: KPMG Brans & Co/Interpolis
KPMG Brans & Co (middenscenario) 93 157 4 40 294
In bovenstaande tabel zijn de voorlopige lasten in het eerste jaar weergegeven. Bij deze cijfers passen enkele kanttekeningen. De hoge aanvangslasten in de eerst jaren kunnen worden voorkomen als een derde partij – bijvoorbeeld de overheid – garant staat of als ‘lender of last resort’ fungeert. De hoge financieringslast kan ook worden teruggebracht wanneer de mensen zonder verhoogd risico, die een Vitaal verzekering met een solidariteitsopslag hebben afgesloten en de verzekeraar die deze solidariteitsbijdrage aanvult met een eigen bijdrage zich verplichten deze bijdragen gedurende de looptijd van hun Vitaal verzekering te betalen. In de berekeningen zijn we daar niet van uit gegaan, maar hebben we conservatieve uitgangspunten gehanteerd. Een andere reden waarom de werkelijke lasten lager kunnen zijn, betreft het conservatieve uitgangspunt dat al degenen die een premie-subsidie aanvragen deze ook zullen krijgen. Er is geen rekening gehouden met het feit dat een deel van de aanvragers niet zal voldoen aan de toekenningsvoorwaarden (par. 2.5). Duidelijk is dat de premie-subsidies ten behoeve van de AOV voor zelfstandigen verantwoordelijk zijn voor het grootste deel van de totale lasten, terwijl we zien dat het om de kleinste doelgroep gaat. Op basis van de jaarlasten van het Vitaal fonds, kunnen we een eerste, voorlopig idee krijgen van het aantal benodigde Vitaal verzekeringsconsumenten dat bereid moet zijn om bovenop de premie een solidariteitsbijdrage te betalen en van de benodigde bijdrage van verzekeraars die Vitaal verzekeringen verkopen en eventueel de overheid en maatschappelijke organisaties.
22
3
Inzichten Welke inzichten heeft het Vitaal project opgeleverd die relevant zijn voor het vinden van oplossingen voor de verzekeringsbelemmeringen van mensen met een verhoogd medisch risico? Zijn deze inzichten wellicht ook interessant voor het bredere terrein van moeilijk of niet verzekerbare risico’s? Hieronder geven we eerst in algemene zin aan wat met het Vitaal project wel en niet is bereikt. Vervolgens lichten we deze inzichten nader toe. Eerst belichten we de procesmatige inzichten. Wat kunnen we leren van de aanpak van het Vitaal project. Ten slotte lichten we de inhoudelijke inzichten toe. Wat zijn de mogelijkheden en beperkingen die we zijn tegen gekomen? Op welke alternatieve oplossing zijn we gestuit? Achtereenvolgens gaan we in op:
3.1
-
algemene inzichten;
-
samenwerking verzekeraars en patiëntenorganisaties biedt kansen;
-
participatie van meerdere verzekeraars en de overheid is geboden: publiekprivate samenwerking;
-
vrijwillige solidariteit stelt eisen en kent grenzen;
-
communicatie is afbreukrisico;
-
onvoldoende inzicht in de (financiële) omvang van de problematiek;
-
financieringswijze bepaalt in sterke mate de financiële haalbaarheid;
-
risicobeoordeling.
Algemene inzichten In het algemeen kunnen we stellen dat het organiseren van vrijwillige, subsidiërende solidariteit geen eenvoudige opgave is. Naarmate de uitwerking van het Vitaal concept vorderde, namen de complicaties toe. Voor een aantal van die complicaties is een oplossing gevonden. Voor een aantal andere complicaties is een oplossing minder eenvoudig te vinden. Zo heeft Vitaal wel zicht geboden op mogelijkheden om de risicobeoordeling zorgvuldiger in te richten, bijvoorbeeld door de mogelijkheid van een second opinion. Tegen het misbruik – waaronder anti-selectie – zijn enkele beleidsregels opgesteld. Ook is een in het kader van Vitaal nagedacht over het vertalen van uitsluitingsclausules naar premie-opslagen. Uit de bereidheid van Interpolis om – net als Vitaal verzekerden - een financiële solidariteitsbijdrage te leveren om de verzekeringsmogelijkheden van mensen met een verhoogd medisch risico te vergroten, blijkt dat maatschappelijk ondernemerschap geen loze kreet is. Ten slotte, lijkt de financiële omvang van de problematiek enigszins hanteerbaar geworden. Waar we in 1997 uitgingen van 640 miljoen, indiceren de aangescherpte berekeningen in 1998 dat de lasten in het eerste jaar onder de 295 miljoen liggen. Wel blijft het ontbreken van goede informatie over het aantal mensen dat geconfronteerd wordt met verzekeringsbelemmeringen bij levens- en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen een serieuze bottleneck. Deze informatie is noodzakelijk om de financiële haalbaarheid met meer zekerheid te bepalen. Ook de
23
financieringswijze is nog een onderwerp van studie: wat is de optimale mix tussen omslag en kapitaaldekking. Indien de solidariteitsbijdrage van Vitaal verzekerden wordt toegezegd voor de looptijd van de verzekering, dan zullen de financiële lasten in de aanloopfase veel geringer zijn dan nu berekend. Het ambitieniveau om voor alle medische onverzekerbare risico’s een oplossing te bieden, is noodgedwongen verengd tot de middengroep met een verhoogd medisch risico. De mensen met een zeer beperkte premie-opslag en degenen waarvan het te verzekeren risico zich reeds heeft voorgedaan of binnen korte tijd vrijwel zeker zal voordoen (de zogenaamde brandende huizen’), komen niet in aanmerking voor Vitaal. Onze inschatting is dat het voor deze groepen het moeilijk zal zijn om vrijwillige solidariteit te organiseren. De eerste groep wordt geacht zelf in staat te zijn om een geringe hogere premie te betalen. De overheid wordt geacht verantwoordelijk te zijn voor oplossingen voor de tweede groep. Het animo onder zelfstandig ondernemers – de groep met in financiële termen de grootste verzekeringsproblemen – lijkt gering. De pilot marktonderzoeken geven de indicatie dat zij niet bereid zijn om met elkaar solidair te zijn om een vergrote toegang tot de arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen te realiseren. Deze vrijwillige solidariteit lijkt wel aanwezig bij particuliere consumenten, bedrijven en ook bij ondervraagde tussenpersonen. Overigens zou een testmarkt nog wel uitsluitsel moeten geven of zij ook de daad bij het woord zullen voegen. Dit alles beschouwende zou Vitaal de meeste kans van slagen hebben wanneer het beperkt van opzet wordt gelanceerd. Vitaal zou bijvoorbeeld kunnen starten met het bieden van een oplossing voor de individuele nabestaanden- en/of WAOgatverzekering. Het betreft hier een kleine groep en de benodigde financiële middelen zijn relatief beperkt. Het benodigde aantal particulieren en bedrijven dat een Vitaal verzekering met solidariteitsbijdrage afsluit is zodoende ook beperkter.
3.2
Samenwerking verzekeraars en patiëntenorganisaties biedt kansen Het is vrij uniek dat verzekeraars en patiëntenorganisaties gezamenlijk een verzekeringsformule ontwikkelen die een substantiële bijdrage moet leveren aan het wegnemen van verzekeringsbelemmeringen voor mensen met een verhoogd medisch risico. Tot nu toe bestonden oplossingen uit wetgeving en afspraken over zelfregulering. Deze oplossingen waren het resultaat van onderhandelingen waarin partijen eerder tegenover elkaar stonden dan naast elkaar naar oplossingen zochten. Ondanks het feit dat Vitaal nog geen concrete verzekering heeft opgeleverd, zijn Stichting Pandora en Interpolis van mening dat zo’n gezamenlijke aanpak kansen biedt voor het vinden van praktische oplossingen. Er zijn wel een aantal voorwaarden waaraan voldaan moet zijn om de samenwerking kansrijk te laten zijn. -
De erkenning dat door de verzekeraar dat er sprake is van een serieus verzekeringsprobleem, waarbij de macro-omvang wel belangrijk is, maar het drama op het niveau van de individuele kandidaat-verzekerde doorslaggevend is voor de wil om naar oplossingen te zoeken.
-
Het inzicht in mogelijkheden en beperkingen van de particuliere verzekeringen. Verzekeraars en patiëntenorganisatie praten vaak langs elkaar heen. Dit komt niet alleen vanwege verschillende belangen en een verschillende perceptie van de problematiek (zie eerste punt). Belangrijke
24
bron van miscommunicatie is onvoldoende inzicht in de techniek van de particuliere verzekering en de argumenten van patiëntenorganisaties.
3.3
-
De wederzijdse wil om creatieve oplossingen – buiten de gebaande paden - te zoeken.
-
Maatschappelijke ondernemerschap als grondslag. Verzekeraars moeten voor ogen hebben dat ze het mede hun taak vinden om bij te dragen aan oplossingen van maatschappelijke verzekeringsproblemen. Het gaat immers om hun (potentiële) klanten. Hierbij moet maatschappelijk ondernemerschap ook in daden merkbaar worden.
-
De bereidheid om ambitieus te zijn, maar ook realistisch wanneer sommige zaken niet haalbaar blijken. Beide partijen moeten dan de bereidheid hebben om verwachtingen bij te stellen en niet af te haken. Hier geldt het motto 'you better reach for the sky and hit the ceiling, than reach for the ceiling and hit nothing at all'.
-
Evenwicht in kennis tussen verzekeraars en patiëntenorganisaties, zodat sprake is van een gelijkwaardige discussie en bijdrage aan de oplossing van het probleem. In de praktijk vereist dit professionele ondersteuning van de patiëntenorganisaties. Evenwicht tussen verzekeraars en patiëntenorganisaties vergt ook dat de patiëntenorganisaties bijvoorbeeld niet financieel afhankelijk zijn van de verzekeraar voor wat betreft de participatie in het project. Praktisch gezien betekent dit dat de patiëntenorganisaties over eigen financiële middelen moeten beschikken of deze van de overheid moet krijgen om volwaardig en professioneel te participeren in een gezamenlijk project met verzekeraars.
-
Naast financiële ondersteuning van patiëntenorganisaties door de overheid is mentale ondersteuning een belangrijke succesfactor. Het is zaak dat de overheid het project steunt en waar nodig meedenkt en een faciliterende rol speelt.
Participatie van meerdere verzekeraars en de overheid is geboden: publiekprivate samenwerking Uit de pilot marktonderzoeken is duidelijk naar voren gekomen dat een oplossing voor het maatschappelijke verzekeringsprobleem van mensen met een verhoogd medisch risico niet alleen op het bord van de individuele consument of individuele verzekeraar kan worden gelegd. Consumenten en tussenpersonen geven duidelijk te kennen dat ook (andere) verzekeraars en de overheid een (financiële) bijdrage moeten leveren. Het is van belang dat niet een enkele, maar meerdere verzekeraars zich achter Vitaal scharen. Dit komt de geloofwaardigheid van en het vertrouwen in het concept ten goede. Bovendien wordt hiermee voorkomen dat een enkele verzekeraar het imago krijgt van de verzekeraar van hoge risico’s. Dit is tevens de reden dat het draagvlak van het Vitaal project is verbreedt naar Nationale-Nederlanden, De Amersfoortse en de AGIS Groep.
25
Hierdoor is Vitaal niet meer een duurzame verzekering die door één verzekeraar zou worden gevoerd, maar een verzekeringslabel dat door meerdere verzekeraars gevoerd kan worden. De overheid heeft een ondersteunende rol als het gaat om het vinden van een oplossing voor mensen met een gemiddeld verhoogd medisch risico. Deze rol kan bestaan uit: -
Het financieel en ‘mentaal’ ondersteunen van particuliere initiatieven;
-
Ondersteunende wet en regelgeving;
-
Het toepassen van een gunstig fiscaal regime: bijvoorbeeld de aftrekbaarheid Vitaal premies à la groen beleggen of de ontheffing van assurantiebelasting voor de Vitaal verzekering;
-
Het fungeren als ‘lender of last resort’ cq. het afgeven van een garantie;
-
Financiële bijdragen aan het Vitaal fonds.
Kortom, het gaat om een privaat-publieke samenwerking, waarbij voor de middengroep van verhoogde risico’s de private partijen ‘leading’ zijn en de overheid ondersteunend. Er is nog onvoldoende zicht op de bereidheid van de overheid om deze rol te spelen en (als deze bereidheid heeft) op welke wijze zij deze dan wil invullen. De les van Vitaal is wel dat de rol van de overheid onmisbaar is om deze problematiek van verzekeringsbelemmeringen op te lossen. Bij zeer hoge risico’s (‘brandende huizen’) zal de overheid primair verantwoordelijk zijn voor het bieden van eventuele oplossingen. Hier kunnen private partijen een ondersteunende rol spelen, bijvoorbeeld zoals bij het tijdelijke Waarborgfonds Maav, waar individuele verzekerden zich tegen een maximumpremie konden bijverzekeren.
3.4
Vrijwillige solidariteit stelt eisen en kent grenzen Het concept van het organiseren van vrijwillige solidariteit tussen Vitaal verzekerden zonder een verhoogd medisch risico en mensen die met verzekeringsbelemmeringen worden geconfronteerd, is kwetsbaar. Overigens zijn er wel degelijk voorbeelden van producten en diensten waar een duurzaam, maar duurder product een plek in de markt heeft veroverd: de Oké banaan, Max Havelaar producten, groen beleggen, eco-groente. Gezien de kwetsbaarheid van het Vitaal concept is het zaak om bij het bepalen van de haalbaarheid niet alleen af te gaan op de attitude van potentiële klanten, maar ook het koopgedrag, oftewel de koopintentie, moet worden onderzocht. Dit zou plaatsvinden in een testmarkt: een onderzoek waarin de koopsituatie wordt nagebootst. Zo’n onderzoek naar de koopintentie verschaft duidelijkheid omtrent de vraag met wie Vitaal verzekerden solidair willen zijn en onder welke voorwaarden. Tijdens de markpilots is gebleken dat duidelijke keuzes en het helder communiceren van die keuzes cruciaal, maar niet eenvoudig is. Het gaat dan om duidelijkheid over de vrijwilligheid, de afbakening van de solidariteit, mogelijk misbruik en de (kwetsbare) communicatie over deze aspecten. Hieronder geven we de gedachtenvorming over deze issues weer.
26
Vrijwillige solidariteit kwetsbaar in een concurrerende verzekeringsmarkt Het idee van (subsidiërende) solidariteit tussen gezonden en mensen met een gezondheidsprobleem kan rekenen op een behoorlijke dosis sympathie, ondanks of dankzij de individualiseringstendens. Dit blijkt uit verschillende marktonderzoeken die we hebben gehouden. Maar als het op vrijwilligheid aankomt, moet nog blijken of de daad bij het woord wordt gevoegd. Solidariteit is vereist om probleem op te lossen, alleen vrijwillige solidariteit is moeilijk te organiseren. Dit heeft te maken met de dynamiek van de concurrerende verzekeringsmarkt waar vraag en aanbod gericht is op een zo goed mogelijke dekking tegen een zo laag mogelijk premie (consument) en op winstmaximalisatie (verzekeraar). Dit marktmechanisme maakt het moeilijk om vrijwillige solidariteit in de verzekeringsmarkt te verankeren. Het risico bestaat dat de verzekeraars en consumenten in de praktijk de verleiding niet kunnen weerstaan om de duurdere Vitaal polis links te laten liggen. Of dat Vitaal verzekerden na enige tijd afzien van het betalen van de solidariteitsbijdrage. In het Vitaal project is nagedacht over maatregelen om dit risico te verminderen. Of anders gezegd: hoe kunnen we de aantrekkelijkheid van de Vitaal polis vergroten en de vrijblijvendheid verkleinen. Hieruit zijn nog geen definitieve keuzes voortgekomen. Het betreft een lastige afweging, waarvoor geldt dat de testmarkt zicht zou moeten bieden op wat wenselijk en haalbaar is gezien het gedrag van consumenten. Eigen belang. Er is nagedacht over het accentueren van het eigen belang van mensen met een ‘normaal’ risico om te kiezen voor de – duurdere - Vitaal polis. Is er naast het solidair zijn met minder gezonde mensen, ook een eigen belang in te bouwen om deze duurdere polis af te sluiten. Hierbij gingen de gedachten uit naar bijvoorbeeld het imago-aspect: ‘mensen moeten zich zichtbaar kunnen profileren met de Vitaal polis als maatschappelijk bewust: lid van de Vitaal club’. Een ander idee was het ‘solidair met jezelf zijn’. Dit houdt in: betaal nu je gezond bent iets meer door een Vitaal polis af te sluiten en zorg er zo voor dat je ook in tijden van mindere gezondheid in staat bent om – met hulp van het Vitaal fonds verzekeringen af te sluiten zonder allerlei beperkingen. Het eerste idee (imagoaspect) lijkt goed realiseerbaar; het tweede lijkt daarentegen niet goed te operationaliseren. Commitment. Een belangrijk obstakel is de vrijwilligheid in het periodiek betalen van de solidariteitsbijdrage die bij de Vitaal verzekering behoort. Een mogelijke oplossing is dat de solidariteitsbijdrage onderdeel uitmaakt van het verzekeringscontract. Dat betekent dat de verzekerde zich verplicht de solidariteitsbijdrage gedurende de looptijd van de verzekering te betalen. Dit zou bovendien een (deel)oplossing betekenen voor de financieringshobbel in de beginfase van Vitaal en daarmee bijdragen aan de financiële haalbaarheid (zie par. 3.7). De grote financieringslast ontstaat immers doordat er niet van uit is gegaan dat tegenover de langdurige verplichting om premiesubsidies te verstrekken, Vitaal een langdurig recht heeft op solidariteitsbijdragen. De testmarkt moet uitwijzen of kandidaatverzekerden dit als logisch ervaren of juist als een extra drempel om een Vitaal polis af te sluiten. Pakketbinding. Mensen met een verhoogd medisch risico die in aanmerking willen komen voor een premiesubsidie uit het Vitaal fonds, worden geacht andere verzekeringen, zoals auto-, opstal-, rechtsbijstandverzekering, die ze hebben onder te brengen bij de verzekeraar van Vitaal. De pakketkorting die de verzekerde normaliter krijgt, kan dan worden aangewend voor het Vitaal fonds. Zo dragen degenen die een premiesubsidie van het Vitaal fonds ontvangen, zelf ook bij aan de
27
bekostiging ervan. Het aanvragen van een premiesubsidie is daarmee een minder vrijblijvende zaak en het kan functioneren als een rem op oneigenlijk gebruik. Voor verzekeraars zit er zo een positief aspect aan het werven van verzekerden met een sterk verhoogd risico. Pakketbinding bleek gedurende het onderzoek moeilijk te realiseren. Vertrouwen. De Vitaal polis heeft geen kans als de consument er geen vertrouwen in heeft. Aangezien Vitaal gemakkelijk (verkeerd) geassocieerd wordt met hoge risico’s en de link met stijgende premies snel is gelegd, is het zaak het solide karakter van Vitaal sterk aan te zetten. Naast de solide financieringsvorm is uit het haalbaarheidsonderzoek naar voren gekomen dat consumenten het belangrijk vinden dat niet één maar meerdere grote verzekeraars meedoen en het initiatief gesteund wordt door de overheid. Een last lender of resort- of garantiefunctie door de overheid zou extra vertrouwen wekken. De tussenpersoon is een belangrijke schakel in het winnen van het vertrouwen van de consument. Dit vereist dat de tussenpersoon ook achter Vitaal staat. Gezamenlijke solidariteit. Uit het haalbaarheidsonderzoek komt duidelijk naar voren dat consumenten vinden dat wanneer zij een solidariteitsbijdrage afdragen, ook van verzekeraars, de overheid en mogelijk andere maatschappelijke organisaties (bijvoorbeeld kapitaalkrachtige categorale fondsen) verwacht mag worden dat ze financieel bijdragen aan het Vitaal fonds. Het gaat immers om een gezamenlijk probleem. Interpolis heeft reeds aangegeven daartoe bereid te zijn. Deze bijdrage kan op verschillende wijzen worden vormgegeven (zie par. 2.3). Uit de fondswerving is bekend dat het multipliereffect (de solidariteitsbijdrage van de Vitaal verzekerde wordt verhoogd door de verzekeraar) goed werkt. Dit kan de aantrekkingskracht van de Vitaal polis verhogen.
Met wie en wat solidair zijn? Wie kan wel en wie kan niet een beroep doen op het Vitaal fonds voor een premiebijdrage. Met wie willen mensen met een normaal risico solidair zijn? In zijn algemeenheid geldt: hoe meer mensen geholpen kunnen worden, hoe groter het draagvlak onder ‘gezonde’ verzekerden om de duurzame maar ook iets duurdere Vitaal polis te kopen. Tegelijkertijd geldt: hoe groter de groep die aanspraak kan doen op het Vitaal fonds, hoe meer geld beschikbaar moet zijn en dus hoe meer mensen met een gemiddeld risico een Vitaal polis moeten aanschaffen. Bovendien is het de vraag of mensen wel solidariteit willen opbrengen met mensen die slechts een gering hogere premie moeten betalen. Velen zullen vinden dat dit tot de individuele verantwoordelijkheid behoort. Eenzelfde redenering kan gelden voor de zogenaamde ‘brandende huizen’. Een relatief kleine groep zal dan ‘beslag’ leggen op het grootste deel van de beschikbare gelden uit het Vitaal fonds. Is dit niet een verantwoordelijkheid van de overheid? De solidariteit met mensen met een hoog risico die deelnemen aan een collectieve (bedrijfs)verzekering wordt reeds binnen die collectiviteit georganiseerd. Hierin nemen bedrijven en verzekeraars reeds hun verantwoordelijkheid. Dan speelt ook de vraag of er draagvlak is voor een volledige premiesubsidie, of kan van degenen die een premie-subsidie uit het Vitaal fonds ontvangen verwacht worden dat zij zelf een deel van de hogere verzekeringspremie betalen. Vitaal gaat ervan uit dat 25% van de premieverhoging door de verzekerde zelf wordt betaald. Een andere kwestie is voor welk type risico’s mensen bereid zijn solidariteit op te brengen en tot welk verzekerd bedrag. De ANW-gat en WAO-gat
28
verzekering lijken hiervoor in aanmerking te komen, aangezien het tot voor kort tot de door de overheid gegarandeerde sociale zekerheid behoorde. Het organiseren van solidariteit voor toegang tot de arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen ligt al gecompliceerder, zoals uit marktpilots naar voren lijkt te komen. Onduidelijk is of mensen bereid zijn om solidariteit op te brengen voor het toegankelijk maken van de hypotheekverzekering. Kortom, Vitaal heeft gezocht naar een balans tussen draagvlak en draaglast die rekening houdt met de financiële haalbaarheid en aansluit bij het solidariteitsgevoel van mensen die geneigd zijn de Vitaal polis aan te schaffen. Dit heeft geleidt tot de afbakening zoals die eerder in dit rapport is beschreven (zie paragraaf 2.5). Deze afbakening is het resultaat van intensieve discussie, mede gevoed door marktpilots. De testmarkt zou duidelijkheid verschaffen over de mate waarin deze keuzes ook onderbouwd kunnen worden door consumentengedrag (koopintentie). Dit betekent wel dat de oorspronkelijke ambitie om de toegang voor alle mensen met een verhoogd medisch risico aanmerkelijk te vergroten, binnen het private Vitaal concept niet geheel realiseerbaar is gebleken.
Misbruik Elke verzekeringsoplossing – privaat of publiek – is gevoelig voor misbruik. Echter, vanwege het vrijwillige karakter van een particuliere constructie als Vitaal ondergraaft misbruik rechtstreeks het financiële fundament: het vertrouwen van Vitaal verzekerden dat hun vrijwillige solidariteitsbijdragen goed worden besteed. Misbruik in de vorm van anti-selectie zien we als een reëel risico. Normaliter is het aangaan van een arbeidsrelatie, het starten van een bedrijf, het kopen van een huis of gezinsuitbreiding de aanleiding van de arbeidsongeschiktheids- of levensverzekering. Anti-selectie betekent dat kandidaat-verzekerden zich pas gaan verzekeren op het moment dat ze zich realiseren dat ze een bovengemiddeld risico hebben op arbeidsongeschiktheid of overlijden. Vitaal gaat het risico van antiselectie tegen door voorwaarden te stellen aan het tijdstip van aanvraag en de acceptatie van de verzekering (zie par. 2.5). Voorwaarden die wederom aangeven dat de ambitie van ‘toegankelijkheid voor iedereen’ in de private sfeer niet eenvoudig te realiseren is.
3.5
Communicatie is afbreukrisico Op zich is de gedachte achter Vitaal heel eenvoudig. Wat het lastig maakt is wanneer de precieze werking van Vitaal aan de orde komt en alle voorwaarden en aspecten die wel nodig zijn, maar vaak zo technisch zijn dat ze moeilijk zijn uit te leggen. Het communiceren van deze keuzes is niet eenvoudig vanwege de complexiteit van de materie. Hierbij geldt in het algemeen dat mensen verzekeren maar een ingewikkelde materie vinden. Daarnaast vereist Vitaal ook transparantie en communicatie over de rollen en verantwoordelijkheden van de verschillende partijen, de werking van de Vitaal formule, de financiering, de positionering van het Vitaal fonds etc. Kortom een groot afbreukrisico is dat Vitaal zo moeilijk uit te leggen is aan de consument. Dit geldt in het bijzonder voor sommige van de bovenstaande (technische) oplossingen voor gesignaleerde knelpunten binnen het Vitaal concept. Een voorbeeld waar communicatie een afbreukrisico bij uitstek vormt is de toekenning van premiesubsidies. Hoe te communiceren dat Vitaal er niet kan zijn
29
voor alle mensen die vanwege hun gezondheid geen verzekering kunnen afsluiten, zoals degenen die net niet in de middengroep van verhoogde risico’s vallen. Deze grensgevallen zullen in de beeldvorming en in de ervaring van consumenten een tegenstrijdigheid met de missie van Vitaal oproepen. Ook Vitaal zal sommige kandidaat-verzekerden moeten afwijzen. Een paradox die technisch prima is uit te leggen, maar moeilijk te communiceren is. Het afbreukrisico bestaat eruit dat consumenten Vitaal anders gaan ervaren dan wat met Vitaal wordt beoogt en dat kwetsbare punten worden uitvergroot. Dan hebben we nog niet gesproken over de rol van de pers.
3.6
Onvoldoende inzicht in (financiële) omvang problematiek Eén van de knelpunten in het vinden van haalbare oplossingen is de beperkte beschikbaarheid van betrouwbare gegevens over het aantal mensen dat geconfronteerd is geweest en jaarlijks wordt geconfronteerd met beperkende voorwaarden bij het afsluiten van particuliere arbeidsongeschiktheids- en levensverzekeringen. Er zijn wel schattingen van verzekeraars en ook van consumentenorganisaties, maar de onderbouwing is niet inzichtelijk of statistisch verantwoord. Als onderdeel van het Vitaal haalbaarheidsonderzoek heeft KPMG BEA in samenwerking met KPMG Brans & Co en Interpolis10 geprobeerd om door het combineren en bewerken van beschikbare gegevens tot een inschatting te komen van het aantal mensen dat jaarlijks met beperkende voorwaarden wordt geconfronteerd bij het afsluiten van individuele arbeidsongeschiktheids- en levensverzekeringen. Een uiterst moeizame exercitie die geen definitieve resultaten heeft opgeleverd, maar hooguit een indicatie van de omvang (zie par.2.5). Het beperkte inzicht in de omvang van de problematiek is om verschillende redenen een knelpunt bij het vinden van oplossingen en het toetsen van die oplossingen op haalbaarheid. Allereerst wordt de urgentie om het probleem op te lossen voor velen bepaald door het aantal mensen dat met verzekeringsbelemmeringen te kampen heeft (gehad). Het SER-advies over onverzekerbaarheid heeft ook niet kunnen vaststellen wat de omvang van de problematiek is. Zolang dit inzicht niet beschikbaar is, zal het probleem door velen niet worden erkend als probleem. Voor degenen die in de dagelijkse praktijk geconfronteerd worden met de gevolgen van het niet onder normale condities af kunnen sluiten van een verzekering, is de omvang van het macro-probleem minder belangrijk. Zij vinden het bovenal niet verteerbaar dat hun individuele klanten of de leden van hun achterban tegen deze belemmeringen blijven aanlopen. Voor hen is het micro-probleem doorslaggevend. En bovendien gaat het om een kwalitatief probleem: hoe zorg je er nu voor dat keuringspraktijk en risicobeoordeling tot de verantwoorde beslissingen leidt? Een aantal inzichten die Vitaal op dit terrein komen in paragraaf 3.8 aan de orde. Het gebrek aan macro-gegevens is vooral een knelpunt bij de financiële onderbouwing van oplossingen zoals Vitaal dat beoogt te zijn. Voor het vaststellen van de financiële haalbaarheid is het noodzakelijk een betrouwbare benadering te maken van het aantal mensen dat premiesubsidie zal aanvragen en daarvoor in 10
Actuariële studie draaglast, KPMG Brans & Co, mei 1997; Doelgroepomvang premie-
aanvullingsfonds Vitaal, KPMG Bureau voor Economische Argumentatie, mei 1998; Aanvullende actuariële berekening draaglast, KPMG Brans & Co, juli 1998
30
aanmerking zal komen. Dit vergt informatie over het aantal mensen dat jaarlijks wordt geconfronteerd met een of andere belemmering bij het afsluiten van de betreffende individuele verzekering. Gecombineerd met het gemiddelde bedrag van de subsidie en de financieringswijze kunnen we dan benaderen wat de financiële lasten zijn. De jaarlijkse financiële lasten zijn bepalend voor het aantal consumenten dat jaarlijks een Vitaal polis met solidariteitsbijdrage moet aanschaffen om Vitaal financieel gezond te laten functioneren. De berekeningen van het Vitaal haalbaarheidsonderzoek geven een eerste indicatie van de financiële haalbaarheid. Een definitief oordeel moet komen van betere gegevens. Ten slotte is de financieringswijze minstens zo belangrijk voor het bepalen van de financiële haalbaarheid. De les die het Vitaal project leert is dat betrouwbare informatie over de omvang van de problematiek – oftewel hoeveel mensen geconfronteerd zijn geweest of jaarlijks te maken hebben met belemmeringen in het afsluiten van individuele arbeidsongeschiktheids- en levensverzekeringen - noodzakelijk is om de financiële haalbaarheid van oplossingen goed vast te stellen. Hiertoe zou een monitor ‘onverzekerbaarheid’ kunnen worden opgezet. Tegelijkertijd is deze informatie van nut voor het verkrijgen van urgentie en een breed draagvlak voor het realiseren van de oplossing. Hierbij geldt: is de omvang groot, dan is de urgentie ook groot om een oplossing te vinden. Is de omvang van de problematiek gering, dan zijn de mogelijkheden groter om een oplossing te realiseren.
3.7
Financieringswijze bepaalt in sterke mate financiële haalbaarheid Zoals gezegd is de financieringswijze sterk bepalend voor de financiële haalbaarheid van Vitaal. Het gaat hierbij om de afstemming tussen de jaarlijkse uitgaven van de premiesubsidies en de jaarlijkse inkomsten uit de solidariteitsbijdragen van de Vitaal verzekeringen. In paragraaf 2.5 is uiteengezet dat Vitaal uitgaat van kapitaaldekking. Hiermee worden de toekomstige uitgaven aan premiesubsidies in het jaar dat Vitaal voor het eerst de premiesubsidie verstrekt in eens afgefinancierd. Dit veroorzaakt een enorme financiële hobbel in de beginfase. Dit terwijl het aantal Vitaal verzekerden nog bescheiden zal zijn. Dit maakt het moeilijk om Vitaal financieel gezien van de grond te krijgen. Het omslagstelsel levert in dat opzicht minder problemen op, maar dat levert niet de garantie op dat Vitaal gedurende de looptijd van de verzekering de premiesubsidie kan betalen. Een mogelijke oplossing kan worden bereikt indien de solidariteitsbijdrage van Vitaal verzekerden wordt toegezegd voor de looptijd van de verzekering en/of de overheid zich garant stelt of als ‘lender of last resort’ fungeert. Dan kan een optimale mix tussen omslag en kapitaaldekking leiden tot financiële lasten in de aanloopfase die vele malen geringer zijn dan nu berekend. Hiermee zou de financiële haalbaarheid gediend zijn.
3.8
Risicobeoordeling Het Vitaal project heeft inzichten opgeleverd voor de mogelijkheden om de risicobeoordeling bij sterk verhoogde medische risico’s aan te scherpen. Een aantal inzichten behoeven nadere uitwerking en beoordeling. De medische statistiek. De gebruikte risicostatistieken onderscheiden leeftijd en geslacht. Er bestaat onvoldoende inzicht in schadeverloop bij verzekerden met
31
afwijzing, uitsluiting of premie-opslag. Een beter inzicht is nodig teneinde de grenzen voor afwijzing, uitsluiting of premie-opslagen verantwoord te kunnen verruimen. Tijdens het haalbaarheidsonderzoek is geprobeerd dit met terugwerkende kracht voor een deel van het Interpolis-bestand arbeidsongeschiktheidsverzekerden in kaart te brengen. Dit bleek niet goed haalbaar. Naar aanleiding van het Vitaal project zou overwogen moeten worden of het verstandig is om een landelijke medische statistiek op te zetten. Een medische statistiek geeft op termijn een betrouwbaar inzicht in de mate waarin een medisch risico verhoogd is als gevolg van een specifiek gezondheidssituatie. Het zou de medische manuals van buitenlandse herverzekeraars kunnen aanvullen en op termijn kunnen vervangen. De medewerking aan zo’n statistiek zou dan wel verplicht moeten worden voor alle verzekeraars en uitgevoerd door een neutrale partij. Een gevolg van een medische statistiek kan zijn dat verzekeraars de premieverhoging niet meer voorzichtigheidshalve naar boven hoeven af te ronden in de gevallen waar sprake is van een gebrek aan inzicht in het risico. Overigens kan het gevolg van een medische statistiek zijn dat het kan leiden tot afwijzingen of hogere premie-opslagen bij aandoeningen waarvan men nu nog niet weet dat ze niet of moeilijk verzekerbaar zijn. Community en best practices. Voor de korte termijn zou een community en een databank met best practices kunnen worden opgezet, waarin ervaringen van medisch adviseurs met het beoordelen van verhoogde risico’s kunnen worden gedeeld om op basis van deze ervaringsexpertise best practices op te stellen. Hierdoor zouden de verschillen in risicobeoordelingen tussen verzekeraars onderling en verzekeraars en herverzekeraars kleiner worden. Een en ander past ook bij het voornemen van Vitaal om een second opinion voor de risicobeoordeling in te voeren. Het vervangen van uitsluitingen door premie-opslagen. Eén van belangrijke elementen van het Vitaal project is het maken van een vertaling van uitsluitingen bij arbeidsongeschiktheidsverzekeringen naar premie-opslagen11. De vertaling is noodzakelijk voor het bepalen van de premiesubsidie uit het Vitaal fonds. Met behulp van een medische statistiek of best practices zou deze vertaling nader kunnen worden onderbouwd. Homogene clustering ziektespecifieke risico’s. Het bovenstaande kan er uiteindelijk toe leiden dat verzekeraars ervoor kiezen zich te gaan specialiseren op bijvoorbeeld levens- en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen voor diabetes patiënten. Of andersom: de diabetes vereniging bundelt de inkoopmacht voor een grote groep diabetes patiënten en gaat met deze ziektespecifieke collectiviteit ‘shoppen’ bij verzekeraars. Er kan dan gekozen worden om voor de hele groep één doorsnee premie te hanteren, die in veel gevallen lager kan liggen dan wanneer één individuele diabetes patiënt zich gaat verzekeren. Dit komt niet alleen door het volume, maar ook doordat er solidariteit tussen minder en meer verhoogde risico’s binnen de groep van diabetes patiënten kan worden georganiseerd. Wellicht belangrijker is dat de verzekeraar en de verzekerden het schadeverloop veel beter kunnen monitoren, daar beter op in kunnen spelen en zodoende specialist kunnen worden in de preventie en reïntegratie van diabetespatiënten. Dit past in de ontwikkelingen in de genetica die lijken te wijzen op een toename van het belang van preventieve gezondheidszorg. Maatwerk preventie en reïntegratie vertaalt zich
11
Zie bijlage 1.
32
in een lagere schadelast voor de verzekeraar en lagere premies voor de verzekerden. Wanneer homogene clustering van ziektespecifieke risico’s te ver wordt doorgevoerd en leidt tot sterke premiedifferentiatie, dan kunnen hierdoor ook nieuwe onverzekerbaarheidsproblemen ontstaan. Het risico van een averechtse werking van homogene clusering van ziektespecifieke risico’s is aanwezig wanneer het individuele belang en niet het collectieve belang centraal komt te staan.
33
Bijlagen
A
Subsidievoorwaarden (aanvulling) Beleidslijnen sterk verhoogde risico’s Vitaal zal voor de groep zeer hoge risico’s die buiten de ‘middengroep’ vallen en in eerste instantie niet in aanmerking komen voor een premie-aanvulling stimuleren dat er een creatieve oplossing wordt gevonden in de verzekerings- of bancaire sfeer (zie bijlage 2). Het gaat bijvoorbeeld om: -
uitsluiting: omdat Vitaal niet tot doel heeft om zeer zware risico’s te verzekeren blijven afwijzingen en uitsluitingen mogelijk. Bij sterk verhoogde risico’s waarbij een zeer hoge premietoeslag moet worden opgelegd, kan wellicht door middel van een gerichte uitsluiting toch een verzekering tot stand komen;
-
afwijzing: een aanvraag wordt bijvoorbeeld afgewezen indien er op het moment van aanvragen reeds arbeidsongeschiktheid bestaat. Ook in de situatie waarin meerdere clausules zouden moeten worden opgelegd, kan op grond van het cumuleren van premietoeslagen een afwijzing noodzakelijk zijn. Ook bij een sterk verhoogd overlijdensrisico kan gelden dat deze geen Vitaal premie-aanvulling kan krijgen;
-
aanpassingen van de verzekeringsvoorwaarden: tevens moet de mogelijkheid openblijven om door middel van aanpassingen van de verzekeringsvoorwaarden toch een verzekering te kunnen sluiten, bijvoorbeeld door arbeidsongeschiktheid voor gangbare arbeid in plaats van beroepsarbeidsongeschiktheid te verzekeren.
In bovenstaande gevallen dienen nadere beleidslijnen te worden uitgezet op basis van een beschrijving van aandoeningen in relatie tot beroep en leeftijd.
Acceptatiebeleid arbeidsongeschiktheidsverzekeringen In beginsel wordt bij de arbeidsongeschiktheidsverzekering uitgegaan van de verzekering zoals de klant die aanvraagt. Bij de acceptatie van een arbeidsongeschiktheidsverzekering vindt altijd een individuele beoordeling van het risico plaats. Als een uitsluiting kan worden voorkomen door een langere eigen risicoperiode of een lagere eindleeftijd te hanteren, dan wordt dit toegepast. Echter de maximale eigen risicoperiode bedraagt zes maanden en de uiterste eindleeftijd bedraagt 60 jaar. Als het verhoogde risico niet kan worden weggenomen door deze maatregelen toe te passen dan zou op basis van het reguliere acceptatiebeleid een uitsluiting worden toegepast. In het kader van Vitaal wordt echter een premietoeslag opgelegd, waarvan de verzekerde 25% zelf betaalt.
Samenloop hypotheekverzekering - nabestaandenverzekering Aangezien de hypotheekverzekering en de nabestaandenverzekering beide overlijdensrisicoverzekeringen zijn met het oog op de continuïteit van een redelijk
34
gezinsinkomen, is besloten om een samenloopregeling uit te werken. Er kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een vorm waarbij bij samenloop de hypothecaire verzekering in mindering wordt gebracht op de nabestaandenverzekering. Een voorbeeld:
gewenste overlijdensrisicoverzekering: fl. 450.000; gemengde verzekering in verband met hypotheek: fl. 300.000; ⇒ te verzekeren als overlijdensrisicoverzekering: fl. 150.000; (af te bouwen in jaarlijkse stappen van fl. 25.000).
Geen dumping Het is van groot belang dat een zodanige constructie wordt gecreëerd dat het voor verzekeraars niet aantrekkelijk is om ook gering verhoogde risico’s die gewoonlijk in een ‘normale’ verzekering resulteren, door het Vitaal fonds te laten financieren.
Premiesubsidie dekt een deel van de hogere verzekeringspremie Verzekerden die een premie-subsidie ontvangen uit het Vitaal fonds betalen zelf ook een deel van de hogere verzekeringspremie vanwege hun verhoogd risico (risicoopslag). Hiervoor zijn twee mogelijkheden: A. van de risico-opslag betaalt de verzekerde de eerste 25%-punten: - voorbeeld 1: premie = 100, risico-opslag = 400, verzekerde betaalt 125, Vitaal betaalt 375; -
voorbeeld 2: premie = 100, risico-opslag = 80, verzekerde betaalt 125, Vitaal betaalt 55;
B. van de risico-opslag betaalt de verzekerde 25%: - voorbeeld 3: premie = 100, risico-opslag = 400, verzekerde betaalt 200, Vitaal betaalt 300; -
voorbeeld 4: premie = 100, risico-opslag = 80, verzekerde betaalt 120, Vitaal betaalt 60.
Het voordeel van oplossing A is de eenvoud; oplossing B appelleert meer aan het rechtvaardigheidsgevoel omdat verzekerden met een hoger risico ook zelf meer bijdragen. Een ander voordeel van optie B is de ingebouwde rem op anti-selectie. Een nadeel van optie B is dat een zeer hoge premie bij een arbeidsongeschiktheidsverzekering in combinatie met premievrijstelling het claimen op de verzekering uit financieel oogpunt aantrekkelijk maakt. De eerste oplossing heeft de voorkeur vanwege de eenvoud. Het lijkt aantrekkelijk om de eigen bijdrage van de verzekerde met het verhoogde risico te differentiëren naar de omvang van het pakket niet-medische verzekeringen dat bij de betreffende verzekeraar is gesloten. Hier moet verder onderzoek naar worden gedaan.
35