Het advies van de commissie is op basis van de volgende overwegingen en bevindingen tot stand gekomen.
talentontwikkeling Sinds 2013 beoordeelt de adviescommissie de portfolio’s van jonge makers en ontwerpers die aanspraak maken op een beurs die verstrekt wordt in het kader van de deelregeling Talentontwikkeling. In 2013, 2014 en 2015 werden er respectievelijk 21, 38 en 33 beurzen verstrekt. In 2016, het laatste jaar van de huidige beleidsperiode, heeft de deelregeling Talentontwikkeling een beschikbaar budget van € 875.000, waardoor er maximaal 35 beurzen beschikbaar zijn. De adviescommissie stelt voorop dat het niveau van de jonge aanvragers op artistiek en creatief gebied hoog is. In de voorgaande jaren heeft ze de lat bij de beoordeling hoog gelegd om zo tot een veelbelovende selectie te komen. Het valt de commissie op dat aanvragers die al een tijdje werkzaam zijn over het algemeen een sterker portfolio hebben waarin ook het eigen signatuur duidelijk is. Makers die net afgestudeerd zijn van een bachelor opleiding hebben over het algemeen meer moeite om in hun portfolio de eigen signatuur over te brengen. De commissie merkt op dat er evenals voorgaande jaren een aantal makers van autonoom werk aanvragen. De commissie staat open voor het behandelen van deze aanvragen, maar verwacht wel een herkenbare affiniteit met architectuur, vormgeving en/of ecultuur. De commissie waardeert onder andere de artistieke kwaliteit van het werk in de portfolio’s. Daarnaast kijkt ze naar verdieping, consistentie en de eigen positionering. Over het algemeen is de kwaliteit van het ingezonden werk hoog, evenals de voorgaande jaren. De commissie ziet dat er steeds meer jonge makers zijn die interdisciplinair werken. Ontwerpers en makers bestrijken meerdere vakgebieden en ontlenen hieraan een deel van hun identiteit. Dit vindt de commissie een positieve ontwikkeling. Maar ze merkt wel op dat jonge ontwerpers kritisch moeten blijven op de focus van hun onderzoek en de kwaliteit van hun resultaten. Veel makers en ontwerpers doen bijvoorbeeld onderzoek naar materiaal, gedrag of het maakproces. Daarbij ziet de commissie dat het lastig is om het onderzoek te vertalen in tastbare of beeldende resultaten. Hierdoor lijkt de connectie tussen actuele vraagstukken en een bruikbaar resultaat verloren te gaan. Positieve ontwikkeling daarbij is dat ontwerpers en de wetenschap elkaar steeds vaker vinden. Waar in voorgaande jaren uit meerdere portfolio’s een humorvolle en spontane benadering bleek, werd deze dit jaar gemist. De commissie constateerde eveneens een gebrek aan maatschappelijk engagement. De grote thema’s die op dit moment in de wereld spelen, zoals de vluchtelingencrisis, voedselproductie en klimaatproblematiek, lijken geen rol te spelen in het werk van het merendeel van de ontwerpers. De commissie meent dat het van belang is dat ontwerpers zich zowel autonoom als maatschappelijk ontwikkelen. Ze vindt dat hier ook een taak ligt bij de opleidingen die aan deze thema’s mogelijk weinig aandacht besteden.
e-cultuur Binnen de discipline e-cultuur zijn de aanvragen ook dit jaar weer van hoog niveau. De geselecteerde deelnemers versmelten in hun werk op een onderscheidende wijze techniek, verschijningsvorm en performativiteit. Waar de commissie vorig jaar een grote bevlogenheid zag met actuele maatschappelijke thema’s worden deze dit jaar sterk gemist, op enkele positieve uitzonderingen na. Ze constateert dat er dit jaar veel autonome makers aanvragen, waarvan de kwaliteit van het werk wisselend is. Bij veel van deze jonge makers ontbreekt het volgens de commissie aan reflectie op de eigen positie binnen het veld waarin gewerkt wordt. De commissie constateert dat er een circuit is van festivals en instellingen waarbinnen veel makers opereren. Hierdoor zijn er veel mogelijkheden om werk te
1/5
tonen, maar de keerzijde is dat veel werk gericht is op de korte aandacht spanne van de toeschouwer. De meeste installaties of werken proberen de toeschouwer op een snelle en directe manier aan te spreken. Ze waardeert de over het algemeen kritische houding van de meeste makers en moedigt deze aan. Ze merkt wel op dat jonge makers hun eigen praktijk lastig in een breder perspectief kunnen plaatsen. Het valt de commissie tot slot op dat ook dit jaar weer weinig gameontwikkelaars een aanvraag hebben ingediend. Wellicht voelt deze doelgroep zich niet aangesproken door de opzet van de aanvraagprocedure en de beurs.
grafische vormgeving en illustratoren De portfolio’s die binnen de discipline grafische vormgeving zijn ingediend zijn over het algemeen van hoge kwaliteit, maar niet erg divers. Grafisch vormgevers en illustratoren die bezig zijn met toegepast werk zijn ondervertegenwoordigd in de groep aanvragers. Binnen de aanvragen van grafisch vormgevers zijn opvallend veel ontwerpers met een opleiding van het Sandberg Instituut. Het signatuur van deze aanvragers is sterk bepaald door de opleiding en ook de gekozen thema’s en fascinaties liggen dicht bij elkaar. Dit geldt ook voor oud-studenten van de Werkplaats Typografie in Arnhem. De ontwerpers lijken gebaande paden te betreden, waarbij de blik niet verder dan de eigen discipline reikt. Het is opvallend dat er weinig of geen aanvragers zijn van sommige opleidingen binnen de grafische vormgeving, zoals het Minerva, St. Joost, KABK en de HKU. De commissie vindt het positief dat ontwerpers zich proberen te verhouden tot de actualiteit. Ze ziet dat de jonge makers hiermee worstelen, waardoor het engagement aan de oppervlakte blijft. De commissie moedigt jonge ontwerpers aan zich toch op dit vlak te blijven ontwikkelen, ondanks het besef dat het lastig is om je te verhouden tot de actualiteit terwijl de eigen stijl nog ontwikkeld moet worden. Op het gebied van illustratie is de commissie weinig verrast. Urgente opgaven en ook het experiment lijken te ontbreken. De commissie vraagt zich af of dit het vak eigen is en hoe het vakgebied zich wil verhouden tot actuele maatschappelijke vraagstukken. Daar waar wel sprake is van actualiteit komt dit enkel en alleen door een zeer persoonlijke band met het thema. Hiermee blijft de invalshoek ook vaak beperkt tot deze persoonlijke benadering.
architectuur De adviescommissie ziet een aantal ontwikkelingen bij de aanvragers in de discipline architectuur, stedenbouw en landschapsarchitectuur. Er is een duidelijke belangstelling voor de maquette als ontwerpmiddel. In het verlengde daarvan ziet de commissie dat veel architecten met 1 op 1 mock-ups werken. Ze vindt dit een spannende ontwikkeling die bijdraagt aan het gevoel van jonge ruimtelijke ontwerpers voor het maken. Ook het verbinden van ambacht aan digitale productie is nog steeds een thema. Bij het maken van de selectie heeft de commissie naast artistieke kwaliteit gezocht naar het grote gebaar, waarin visie, dromen en speculatie samenkomen. Er zijn maar enkele architecten die zich durven los te maken van de gebruikelijke technische aanpak. Een aantal portfolio’s van architecten, landschapsarchitecten en stedenbouwers laat zien dat er ruimte is voor eigenzinnigheid en visie zonder de kwaliteit van het ontwerp en het gevoel voor het maken uit het oog te verliezen. Evenals vorig jaar merkt de commissie op dat over het algemeen de portfolio’s weinig blijk geven van fascinatie voor een onderwerp. Een mogelijke verklaring hiervoor is te vinden in de beperkte vrije ruimte bij een aantal opleidingen in Nederland. Met name de universitaire opleidingen lijken geen vrije ruimte meer in het curriculum te hebben waaruit een verrassende en individuele blik op urgente opgaven zou kunnen blijken.
2/5
mode, sieraden en accessoires De commissie heeft veel waardering voor de energie en bravoure waarmee de jonge ontwerpers zich met overgave storten in de leemte die is ontstaan in de hedendaagse zoekende mode-industrie. Het zijn doeners die met een nieuw soort bevrijding op onderzoek gaan. Niets is uitzichtloos meer en de commissie constateert een haast feestelijke stemming. De commissie merkt op dat de vorm van het collectief grotendeels wordt losgelaten waardoor er veel ontwerpers vanuit een individuele praktijk werken. Dit zorgt voor persoonlijke verhalen in de ontwerpen. Tegelijkertijd merkt de commissie op dat er weinig ruimte is voor reflectie. Wellicht is dit een resultaat van het pragmatische enthousiasme, maar de commissie benadrukt het belang van het positioneren van de eigen praktijk. Vaak genoeg ziet men leuke ideeën stranden omdat er niet genoeg aandacht is besteed aan de theoretische onderbouwing. Ze vindt het van belang dat er in de discipline aandacht is voor zowel autonoom als toegepast werk. Tot slot constateert de commissie ook dat er binnen de modeaanvragen weinig aandacht is voor actuele en urgente thema’s. Ook jonge modeontwerpers zouden verder moeten kijken dan de eigen discipline en zouden zich meer maatschappelijk moeten engageren.
vormgeving Onder deze categorie vallen social design, vrije vormgeving en vormgeving in relatie tot e-cultuur. De adviescommissie is onder de indruk van het hoge niveau en de diversiteit van het werk van de meer productgerichte vormgevers. De portfolio’s laten over het algemeen zorgvuldig gemaakte eindproducten zien die nieuwe technologie en ambacht combineren. De meerderheid onderscheidt zich echter niet als het gaat om een eigen signatuur, de keuze van onderwerpen en scherpte die je van jonge ontwerpers mag verwachten. Veel ontwerpers kiezen ervoor om één object te maken, zeer precies en met heel veel aandacht. De waardering voor het maken van een collectie van objecten en het bijbehorende narratief lijkt te ontbreken. Daarbij spelen het gebrek aan aandacht voor de gebruiker en samenwerking met producenten zeker een rol. De commissie ziet een beperkte ruimte bij producenten voor experiment en een gebrek aan durf bij jonge ontwerpers om deze ruimte op te eisen. Ook binnen deze discipline mist de commissie het inzetten van ontwerpkracht in moeilijke omstandigheden in de wereld van vandaag. Toch zijn er genoeg jonge makers die op een eigenwijze en spannende manier innoveren op het gebied van proces, materiaal en productietechnieken.
algemeen Het aantal aanmeldingen in 2016 is licht gestegen ten opzichte van 2015. Opvallend is het groot aantal ontwerpers en makers die voor het tweede of zelfs derde opeenvolgende jaar aanvragen. Dit is een direct gevolg van de uitzondering die is gemaakt op de reglementen, waarin staat dat een aanvrager een jaar moet wachten om opnieuw aan te vragen. De adviescommissie had hier in 2014 op aangedrongen omdat ze verwachtte dat makers en ontwerpers in een jaar genoeg werk konden maken om zich in het opvolgende jaar weer opnieuw te presenteren. In de praktijk blijkt dat veel portfolio’s nog dezelfde projecten laten zien met weinig tot geen aanvulling. Ook in de brieven wordt op een enkele uitzondering na, niet ingegaan op de eigen ontwikkeling in het voorgaande jaar. De commissie constateert dat er voor het eerst sinds de start van het subsidieprogramma, eerder gehonoreerde aanvragers opnieuw een aanvraag indienen. Bij de start van de gezamenlijke beoordeling heeft de commissie deze ontwikkeling besproken. Ze is van mening dat de subsidie, ook gezien het beperkte aantal beurzen per jaar, een unieke mogelijkheid is voor jong Nederlands ontwerptalent om zich te ontwikkelen. Daarom wil ze zoveel mogelijk individuen
3/5
en/of studio’s in de gelegenheid stellen om gebruik te maken van deze mogelijkheid. De commissie is te spreken over de diversiteit van de opleidingsachtergrond - van autonoom tot toegepast. Tegelijkertijd merkt ze dat vanuit sommige opleidingen bijzonder veel alumni een aanvraag doen, terwijl ander opleidingen bijna geheel ontbreken. Ook drukt in sommige disciplines de signatuur van de opleiding sterk op de persoonlijke signatuur. Het valt de commissie op dat er in sommige disciplines veel aanvragers zijn met een bachelor-diploma. Hoewel er soms veel belofte blijkt uit het werk meent de commissie dat deze deelnemers in veel gevallen gebaat zijn bij het volgen van een master-opleiding na het behalen van het bachelor-diploma. Juist tijdens de opleiding is er de gelegenheid om het eigen signatuur te ontwikkelen en te experimenteren. De commissie merkt evenals de vorige jaren op dat een aantal portfolio’s niet goed doordacht is. Ze raadt alle deelnemers aan kritisch te kijken naar het narratief van het portfolio en de informatie die verstrekt wordt in beeld en taal. De commissie constateert dat in veel portfolio’s vooral aandacht is voor het eindproduct. Om een compleet beeld te krijgen van het werk van een ontwerper is het belangrijk om ook aandacht te besteden aan de werkwijze en het proces. De commissie constateert wederom dat er in het portfolio regelmatig werk wordt opgenomen dat tijdens een stage of een werkperiode tot stand is gekomen. Vaak is hierbij niet duidelijk wat het eigen aandeel is. Hierdoor is het voor de commissie lastig om de individuele inbreng te beoordelen. De commissie moedigt alle aanvragers aan hun kansen in het creatieve veld te blijven verkennen en aan te grijpen. Het aangaan van cross-disciplinaire samenwerkingsverbanden is niet alleen van betekenis voor de individuele ontwerper maar heeft een meerwaarde voor de hele sector. Dit biedt eveneens aangrijpingspunten om aan een breder publiek te laten zien wat ontwerpkracht kan doen in maatschappelijk relevante onderwerpen. Van sommige deelnemers die nu niet zijn geselecteerd verwacht de commissie dat zij zich nog verder kunnen ontwikkelen en in staat zullen zijn om in de toekomst een completer en samenhangender portfolio in te dienen.
aantallen Steeds meer jonge makers en ontwerpers hanteren een multidisciplinaire werkwijze. Toch probeert het fonds hen in een aantal categorieën in te delen zodat de weging van de voorstellen beter tot stand komt. De indeling is gebaseerd op basis van een eigen keuze voor een van de disciplines, de genoten opleiding en het portfolio. Het fonds heeft dit jaar voor het eerst aanvragers in staat gesteld om de categorie ‘interdisciplinair’ te kiezen. 39 Aanvragers geven aan zichzelf als interdisciplinaire ontwerpers te beschouwen. Op basis van de portfolio’s en de motivatiebrieven meent de commissie echter dat bijna alle interdisciplinaire ontwerpers beter tot hun recht zouden komen in een van de ‘traditionele’ categorieën. Van de 223 inzendingen in 2016 komen er 27 uit de discipline ecultuur, 52 zijn afkomstig uit de productvormgeving, 38 uit grafische vormgeving en illustratie, 29 uit de mode, 12 uit social design en vrije vormgeving en 26 uit de discipline architectuur in brede zin.
samenstelling en werkwijze adviescommissie De adviescommissie bestaat uit een onafhankelijk voorzitter en 9 leden. De commissie is breed samengesteld en deskundig op het gebied van architectuur, vormgeving en e-cultuur. De commissieleden en de voorzitter hebben alle voorstellen, bestaande uit een motivatiebrief, cv en portfolio vooraf beoordeeld. Deze beoordelingen vormden het vertrekpunt van de vergadering. Tijdens de vergadering zijn alle voorstellen afzonderlijk besproken. De uitkomst van iedere
4/5
bespreking is onder te verdelen in drie categorieën: overtuigd positief, twijfel en overwegend negatief.
advies commissie De commissie adviseert om de in totaal 65 aanvragers die ingedeeld zijn in de categorie ‘overtuigd positief’ en ‘twijfel’ te vragen om aanvullende informatie voor de tweede fase van deze subsidieronde. De commissie verwacht van hen dat zij een betekenisvolle bijdrage kunnen leveren aan de doelstellingen van de deelregeling Talentontwikkeling. Het betreft 9 aanvragers uit de discipline ecultuur, 14 zijn afkomstig uit de productvormgeving, 12 uit grafische vormgeving en illustratie, 11 uit de mode, 5 uit social design en vrije vormgeving, 8 uit de discipline architectuur in brede zin en 6 interdisciplinaire ontwerpers. Over het algemeen wil de commissie de overige aanvragers aanraden hun portfolio verder te ontwikkelen en vooral nieuw werk te maken.
Rotterdam, 15 april 2016
(plaatsvervangend) voorzitter,
de secretaris,
Afaina de Jong
Anselm Van Sintfiet
5/5