Gebruikershandleiding
Enfocus Connect
Contents 1. Auteursrechten............................................................................................ 4 2. Introductie.................................................................................................... 5 2.1 De documentatieset van Enfocus Connect.....................................................................5 2.2 Hulp krijgen.....................................................................................................................5
3. Aan de slag...................................................................................................6 3.1 Enfocus Connect installeren en uitvoeren..................................................................... 6 Voorbereidingen treffen om Enfocus Connect te activeren......................................6 Enfocus Connect voor het eerst gebruiken...............................................................6 3.2 Algemeen concept van Enfocus Connect..................................................................... 10 De toepassing Enfocus Connect.............................................................................. 11 Connect YOU versus Connect SEND en Connect ALL.............................................11 Connectors................................................................................................................12 3.3 Overzicht van de werkruimte........................................................................................12 Vooraf gedefinieerde projecten............................................................................... 13
4. Een Connector maken................................................................................ 15 4.1 Een Connectorproject maken....................................................................................... 15 4.2 De projecteigenschappen instellen.............................................................................. 15 Tabblad Definitie...................................................................................................... 16 Eigenschappen taakticket........................................................................................ 17 Preflighteigenschappen........................................................................................... 18 Printereigenschappen.............................................................................................. 20 Leveringseigenschappen..........................................................................................21 Update-eigenschappen.............................................................................................23 4.3 Een Enfocus Connector maken.................................................................................... 23
5. Connectorprojecten beheren......................................................................25 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
Projecten in groepen indelen....................................................................................... 25 Een project verwijderen................................................................................................ 26 Een project dupliceren..................................................................................................26 Een project bewerken................................................................................................... 26 Een Connectorproject instellen als standaard.............................................................26
6. Geavanceerde onderwerpen.......................................................................28 6.1 Connectors verdelen..................................................................................................... 28 Connectors updaten................................................................................................. 28 6.2 Over Preflightprofielen..................................................................................................30 Een preflightprofiel downloaden............................................................................. 30 Preflightprofielen maken......................................................................................... 30 6.3 Over Action Lists........................................................................................................... 31 Een Action List downloaden.................................................................................... 32 6.4 Smart Preflight..............................................................................................................32 Smart Preflight in Connect......................................................................................33
ii
Contents
6.5
6.6 6.7 6.8
Een variabele instellen op basis van een taakticket...............................................34 Metagegevens................................................................................................................35 Taakticketgroepen.................................................................................................... 35 De definitie van een taakticket bewerken............................................................... 35 Een virtuele printer.......................................................................................................37 Ondersteuning van invoegtoepassingen....................................................................... 38 De Connect-invoegtoepassingen van derde partijen gebruiken............................. 38 Over Enfocus Switch..................................................................................................... 39
iii
Enfocus Connect
1. Auteursrechten © 2013 Enfocus BVBA alle rechten voorbehouden. Enfocus is een bedrijf van Esko. Certified PDF is een gedeponeerd handelsmerk van Enfocus BVBA. Enfocus PitStop Pro, Enfocus PitStop Server, Enfocus PitStop Connect, Enfocus Instant PDF, Enfocus StatusCheck, Enfocus CertifiedPDF.net, Enfocus PDF Workflow Suite, Enfocus Switch, Enfocus SwitchClient, Enfocus SwitchScripter, Enfocus SwitchProxy en Enfocus Browser zijn productnamen van Enfocus BVBA. Adobe®, Acrobat, Distiller, InDesign, Illustrator, Photoshop, FrameMaker, PDFWriter, PageMaker, Adobe PDF Library™, het Adobe-logo, het Acrobat-logo en PostScript zijn handelsmerken van Adobe Systems Incorporated. Datalogics®, het Datalogics-logo®, PDF2IMG™ en DLE™ zijn handelsmerken van Datalogics. Apple, Mac, Mac OS, Macintosh, iPad en ColorSync zijn handelsmerken van Apple Computer, Inc., gedeponeerd in de VS en andere landen. Windows, Windows 2000, Windows XP, Windows Vista, Windows 7 en Windows 8 zijn gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation. De PANTONE®-kleuren die hier worden weergegeven komen mogelijk niet overeen met de normen geïdentificeerd door PANTONE. Raadpleeg de huidige PANTONE-kleurenpublicaties voor de accurate kleuren. PANTONE® en andere handelsmerken van Pantone, Inc. zijn eigendom van Pantone, Inc. ©Pantone, Inc., 2006. OPI is een handelsmerk van Aldus Corporation. "Monotype" is een handelsmerk van Monotype Imaging Inc. geregistreerd bij de U.S. Patent & Trademark Office en kan geregistreerd zijn in bepaalde rechtsgebieden. Quark, QuarkXPress, QuarkXTensions, XTensions en onder andere het XTensions-logo zijn handelsmerken van Quark, Inc. en al haar dochterondernemingen, reg. Am. pat. & hm. off. en in vele andere landen. Dit product en het gebruik ervan vallen onder licentie van Markzware onder het Amerikaanse patentnr. 5,963,641. Andere merk- en productnamen kunnen handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van hun respectieve eigenaars zijn. Alle specificaties, voorwaarden en beschrijvingen van producten en diensten kunnen worden gewijzigd zonder kennisgeving of verhaal.
4
Enfocus Connect
2. Introductie
2.1 De documentatieset van Enfocus Connect De Enfocus Connect Help-set bestaat uit de volgende delen: • De Enfocus Connect Help (HTML). • De Onlinedocumentatie, waar u een koppeling vindt om de Referentiehandleiding van Enfocus Connect te downloaden, is bedoeld als naslagwerk om specifieke instellingen op te zoeken. • Productvideo's beschikbaar op de website. • De Preflightprofielbibliotheek. • De Action List-bibliotheek. • De Kennisbank. U kunt ze vanuit het menu voor Enfocus Help openen. • Zelfstudiegidsen zijn beschikbaar in het Connect-productgedeelte van de Enfocus-website: www.enfocus.com
2.2 Hulp krijgen Help weergeven Ga naar Help > Enfocus Connect Help (html) in de toepassing Enfocus Connect om de Enfocus Connect-gebruikershandleiding te bekijken via uw standaardwebbrowser. Kennisbank De Kennisbank bevat artikelen met antwoorden op veelgestelde vragen, oplossingen en tips en trucjes. Ga naar www.enfocus.com/kboverview.php om de kennisbank te openen. Ondersteuning krijgen Indien u het antwoord op uw vraag niet vindt in de Enfocus Connect Help of op het internet, kunt u hulp krijgen bij het ondersteuningsteam van Enfocus. Voordat u uw vraag stelt, verzoeken wij u om: • De productdocumentatie (Gebruikershandleiding van Enfocus Connect) en de onlinebronnen te raadplegen die beschikbaar zijn op www.enfocus.com (kennisbank, toepassingsdatabase) . • Het kan ook nuttig zijn om advies te vragen aan collega's in de Enfocus-gebruikersgroep. • Registreer uw product. Zo weten we wie u bent en welke producten u gebruikt. Om contact op te nemen met Enfocus Support: vul het formulier "Meld een probleem" op het internet op http://www.enfocus.com/reportaproblem.php in en verzend het.
5
Enfocus Connect
3. Aan de slag Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de installatie en registratie van Enfocus Connect, naast de algemene concepten en een overzicht van de werkruimte van Enfocus Connect. Nieuwe gebruikers van Enfocus Connect raden we aan om naar het leertabblad van de Connectproductpagina op www.enfocus.com te gaan voor het recentste zelfstudiemateriaal rond producten en informatieve filmpjes.
3.1 Enfocus Connect installeren en uitvoeren Voorbereidingen treffen om Enfocus Connect te activeren Systeemvereisten U vindt de systeemvereisten op de Enfocus-website http://www.enfocus.com via Producten > Enfocus Connect > Systeemvereisten. Het installatieprogramma op een product-dvd vinden 1. Stop de dvd in het dvd-station van uw systeem 2. De DVD-wizard verschijnt en u ziet de inhoud van de dvd. Volg de stappen in de wizard om het installatieprogramma te vinden Het installatieprogramma van het internet downloaden Om de recentste versie van het installatieprogramma te downloaden: 1. Ga naar de Enfocus-website en ga naar het gedeelte Producten > Enfocus Connect. 2. Download het juiste installatieprogramma voor uw besturingssysteem. 3. Zoek het installatieprogramma waar u het op uw computer hebt geïnstalleerd. Enfocus Connect installeren 1. Dubbelklik op het installatieprogramma om het te starten. 2. Volg de stappen die het installatieprogramma u voorstelt. Noot: U hebt beheerderrechten nodig om Enfocus Connect te installeren en om de licentie te verkrijgen. Met andere woorden: u kunt deze taken niet voltooien wanneer u zich hebt aangemeld met een beperkte gebruikersaccount. Enfocus Connect voor het eerst gebruiken Als u Enfocus Connect voor de eerste keer na het installeren gebruikt, wordt het venster Over Enfocus Connect automatisch geopend. In dit venster ziet u informatie over de software en kunt u een proefperiode starten of uw exemplaar van Enfocus Connect activeren. Over
6
Enfocus Connect
In het tabblad Over Enfocus Connect ziet u de versie van uw software, contactgegevens voor Enfocus en kunt u de copyrights bekijken (klik op de knop Copyright bekijken). Proefperiode Op het tabblad Proefperiode kunt u een proefperiode starten of uw software activeren en ziet u na activering uw licentiegegevens. Ondersteuningsinformatie Op het tabblad Ondersteuningsinformatie staat informatie over uw systeem, die u moet doorgeven aan de helpdesk van Enfocus als u contact met hen opneemt om een probleem met uw software te melden. U kunt deze informatie kopiëren en plakken door de knop Kopiëren naar klembord te gebruiken en de informatie dan in een tekstbestand of in de lopende tekst van een e-mail te plakken. Een activeringsaccount aanmaken Noot: Een activeringsaccount is alleen noodzakelijk om Connect ALL of Connect SEND te activeren, en om Connect YOU offline te activeren. Om Connect YOU online te activeren, start u gewoon de toepassing na installatie op en voert u uw productsleutel in. 1. Ga naar http://www.enfocus.com/CreateAccount. 2. Voer de juiste informatie in de velden in. 3. Als u nieuws van Enfocus wilt ontvangen of als een Enfocus Certified Partner contact met u mag opnemen, laat dan de twee onderste selectievakjes geselecteerd; zo niet, maak de vakjes leeg. 4. Klik op Mijn account aanmaken. 5. Controleer na een paar minuten of u een nieuw e-mailbericht van Enfocus over het activeren van uw nieuwe account hebt ontvangen. Noot: Als u geen e-mailbericht hebt ontvangen, staat het bericht misschien in de map met ongewenste e-mail van uw e-mailprogramma. 6. Als u het bericht hebt ontvangen, open het bericht en klik op de koppeling om uw emailadres te bevestigen. U krijgt daarna een bericht dat uw account is bevestigd in uw normale internetbrowser. Een proefperiode starten U kunt het tabblad Proefperiode gebruiken om een proefperiode te starten of om uw software te activeren. • Klik op de knop Activeren om het venster Enfocus-softwareactivering te openen dat u helpt bij het activeren van de software. Zie Enfocus Connect activeren op pagina 8. Noot: U kunt uw licentie ook altijd activeren via Help > Licentie > Activeren. • Klik op de knop Proefperiode starten om het venster Enfocus-softwareactivering te openen dat u helpt bij het starten van een proefperiode van de software. Het keuzerondje
7
Enfocus Connect
Proefversie van x dagen activeren is standaard geselecteerd. Klik op de knop Activeren om de proefperiode van de software te starten. Noot: Om een proefperiode offline te starten, vinkt u het selectievakje Offlinemodus aan in het venster Enfocus-softwareactivering en volgt u de opgegeven instructies. Noot: In de proefversie van Enfocus Connect kan de gebruiker de Connectors alleen gebruiken op het systeem waarop ze werden gegenereerd. Dat betekent dat u alleen Connectors kunt gebruiken op de machine met uw installatie van Enfocus Connect. Enfocus Connect activeren Nadat u Enfocus Connect hebt geïnstalleerd, kunt u het activeren in het venster Over Enfocus Connect, en dat op een van de twee volgende manieren. • start een proefperiode (15 dagen voor Connect YOU, 30 dagen voor Connect SEND en Connect ALL), • Permanente licentie, om uw licentie te activeren (zie Online-activering op pagina 8), Naast het bovenstaande kunt u ook uw licentie deactiveren (raadpleeg Licenties deactiveren op pagina 9 voor meer informatie), U kunt uw licentie repareren als hij beschadigd is. (raadpleeg Licenties herstellen op pagina 10 voor meer informatie). Zorg dat de computer met uw exemplaar van Enfocus Connect online is, met volledige toegang tot het internet, als u handelingen in verband met uw licenties uitvoert. Als de computer echter geen volledige toegang tot internet heeft, kunt u de licentietaken offline uitvoeren, mits u aan de volgende voorwaarden voldoet: • u hebt toegang tot e-mail en u hebt een internetbrowser op een andere computer tot uw beschikking, • u kunt een bestand dat u hebt ontvangen in een e-mailbericht via internet kopiëren naar de computer die u gebruikt (bijvoorbeeld met een USB-geheugenstick, een diskette of een intern netwerk). Offline activering wordt later in deze rubriek meer in detail beschreven. Online-activering Om Enfocus Connect te activeren met een actieve internetverbinding, hebt u uw productlicentiesleutel nodig. Die krijgt u normaal gezien van uw wederverkoper of rechtstreeks van Enfocus of hij zit in de doos van uw product. De licentiesleutel wordt meestal geleverd als HTML-bestand, dat kan worden geopend door erop te dubbelklikken. Zo ziet u de inhoud van uw licentie. Hieronder vindt u de stappen om een permanente of een proeflicentie van Enfocus Connect te activeren. 1. Maak een Enfocus-activeringsaccount aan. Als u geen activeringsaccount hebt, bezoekt u de Enfocus-website (http://www.enfocus.com/CreateAccount). Noot: Zorg dat u de naam en het wachtwoord van uw activeringsaccount bijhoudt voor later gebruik. U hebt die nodig voor toekomstige activeringen. 2. Klik op de knop Activeren in het venster Over Enfocus Connect.
8
Enfocus Connect
3. Voer uw aanmeldingsgegevens van uw activeringsaccount in. 4. Selecteer uw activeringstype, d.w.z. proefperiode of permanente activeringssleutel. 5. Voer uw productlicentiesleutel in. Als u uw permanente licentiesleutel activeert, voert u die in door in het sleutelvenster te klikken en uw licentiesleutel erin te noteren, door uw licentiesleutel naar het licentievenster te slepen en neer te zetten, of door de knop Bladeren te gebruiken om uw licentiesleutel te zoeken en te laden. 6. Klik op de knop Activeren. De wizard Activering zal vervolgens uw accountgegevens bevestigen en uw licentiesleutel registreren. Offline-activering Indien het werkstation waarop Enfocus Connect moet worden geactiveerd niet over een rechtstreekse internettoegang beschikt, moet u de licentie op afstand activeren via een werkstation met internettoegang. Hieronder vindt u de stappen om Enfocus Connect offline te activeren. Noot: Hoewel u geen Enfocus-account nodig hebt om Connect YOU online te activeren, hebt u die wel nodig wanneer u de offline activering gebruikt. Zie Een activeringsaccount aanmaken op pagina 7 1. Ga naar Help > Licentie > Licentie beheren om het dialoogvenster Over Enfocus Connect te openen. Klik in dit dialoogvenster op de knop Activeren. Het venster Enfocus-softwareactivering wordt weergegeven. 2. Voer uw aanmeldingsgegevens van uw activeringsaccount in. 3. Vink het vakje Offlinemodus aan en klik op de knop Bladeren om het licentiebestand te kiezen en te laden. U kunt de licentiesleutel ook kopiëren en plakken. De knop Activeren wordt geactiveerd. 4. Klik op de knop Activeren. Klik in het volgende venster op de knop Opslaan om het activeringsaanvraagbestand (requestactivate.xml) te downloaden. Kopieer dit bestand naar het werkstation met internettoegang. 5. Start een webbrowser op die machine en ga naar http://www.enfocus.com/Activation. 6. Selecteer op deze webpagina Offline Product Activation en ga door. 7. Upload het activeringsaanvraagbestand dat u gekopieerd hebt naar deze computer en download het activeringsantwoordbestand (reponse.xml). Kopieer dit bestand naar de computer waarop Enfocus Connect geïnstalleerd is. 8. Herhaal stap 1 tot 3. 9. Klik op de knop Activeren. Klik in het volgende venster op de knop Laden. Blader naar het bestand response.xml, selecteer het en klik op de knop Activeren. 10.In een bericht wordt aangegeven dat de activering is gelukt en dat u het product of de producten nu op uw computer kunt gebruiken. 11.Klik op de knop Sluiten in het venster Enfocus-softwareactivering. Het product en de licentie worden weergegeven op het tabblad Licentie in het venster Over Enfocus Connect. Licenties deactiveren Net zoals het activeren van licenties, kan ook het deactiveren van licenties zowel online als offline worden gedaan. U moet een licentie deactiveren voordat u die naar een andere computer verplaatst. Voor de online-deactivering hoeft u alleen op de knop Deactiveren op het tabblad Licentie te drukken in het venster Over Enfocus Connect. U zal worden gevraagd een exemplaar van uw licentie te exporteren. Dat is aanbevolen voor de reactivatie later op een ander werkstation.
9
Enfocus Connect
Noot: Voor de offline-deactivering selecteert u het selectievakje Offlinemodus in de rechterbovenhoek van het dialoogvenster Enfocus-softwareactivering en volgt u de instructies in de wizard. Licenties herstellen Licenties zijn gebonden aan identificerende kenmerken van de hardware binnen in uw computer. Het is mogelijk dat licenties defect raken indien u de hardware aanzienlijk wijzigt (bijvoorbeeld als u geheugen toevoegt, als de vaste schijf vastloopt, als uw netwerkkaart defect is enz.). Indien meer dan drie hardware-elementen van uw computer tegelijkertijd worden gewijzigd, zijn de licenties niet langer geldig en worden ze defect verklaard. Net zoals bij het activeren of deactiveren van licenties kan de herstelprocedure online of offline gebeuren. Voor de online licentieherstelling hoeft u alleen op de knop Herstellen op het tabblad Licentie te drukken in het venster Over Enfocus Connect. Er verschijnt een statusbalk terwijl het systeem met de activeringsserver communiceert. Nadien wordt in een bericht aangegeven dat de herstelling is gelukt en dat u het product of de producten nu op uw computer kunt gebruiken. De offline licentieherstelling lijkt erg op de offline deactivering van Enfocus Connect. Maak op het werkstation met de defecte licentie een Herstellingsaanvraag aan op het tabblad Licentie in het venster Over Enfocus Connect. Dat bestand moet vervolgens worden verplaatst naar een werkstation met internettoegang en worden geüpload naar http://www.enfocus.com/activation. U ontvangt vervolgens een antwoordbestand voor herstelling, dat u in Enfocus Connect moet laden om de licentie te herstellen. Licenties tussen meerdere computers gebruiken U kunt licenties als volgt van de ene naar de andere computer sturen: 1. Deactiveer de licenties op de computer waarop ze niet meer worden gebruikt. 2. Kopieer het bestand met productcodes naar de computer waarop de licenties worden gebruikt. 3. Activeer de licenties op de computer waar u de licenties naartoe hebt gekopieerd met het bestand met productcodes. Zie Enfocus Connect activeren op pagina 8.
3.2 Algemeen concept van Enfocus Connect In het algemeen moet u deze stappen volgen wanneer u met Enfocus Connect werkt: 1. U kunt een Connectorproject configureren en daarin alle nodige instellingen bepalen in Enfocus Connect 2. U kunt een Connector-druppeltoepassing maken op basis van het Connectorproject. Noot: Een Connector is een zelfstandige toepassing. Het heeft Enfocus Connect niet nodig om te werken.
10
Enfocus Connect
3. Uw gebruikers kunnen nu bestanden op deze Connector neerzetten. Deze bestanden worden vervolgens verwerkt en naar u verzonden, op basis van de instellingen die u hebt gemaakt in Enfocus Connect. Zie ook Connect YOU versus Connect SEND en Connect ALL op pagina 11 De toepassing Enfocus Connect In de toepassing Connect worden Connectorprojecten bepaald en beheerd. U kunt zoveel Connectorprojecten maken als nodig, door ze volgens klant, Connectortype enz. in te delen. Voor elk Connectorproject kunt u kiezen welke functies zullen worden gebruikt, zoals het maken van een PDF-bestand, PDF-preflight en correctie, naast de aflevering van de taak op een externe server. Wanneer een Connectorproject eenmaal is bepaald, kan het worden geëxporteerd als Druppel-toepassing voor Connectors, waarin alle instellingen zitten. Connect YOU versus Connect SEND en Connect ALL Er zijn drie versies van Enfocus Connect beschikbaar: Connect YOU, Connect SEND en Connect ALL Connect YOU Met Connect YOU kunnen Connectors alleen worden gebruikt op het werkstation waarop de Connect YOU-toepassing is geïnstalleerd. Dit beperkt de Connectors tot een werkstation met één gebruiker. Dat betekent dat • een Druppel-toepassing voor Connectors wordt gegenereerd voor hetzelfde besturingssysteem waarop u Enfocus Connect gebruikt. • uw Connectors alleen kunnen worden gebruikt op het werkstation waarop de Connect YOUtoepassing actief is. Connect SEND en Connect ALL Connect SEND en Connect ALL zijn ontworpen voor organisaties met veel externe klanten, die vooraf geconfigureerde Connectors naar hun klanten moeten verdelen om opdrachten terug naar hun faciliteit te leveren. Met Connect ALL kunnen Connectors vrij worden verdeeld naar een onbeperkt aantal externe klanten. Dat betekent dat • Druppel-toepassingen voor Connectors kunnen worden gegenereerd voor MacOS en Windows, die alle instellingen bevatten voor allerlei taken voor het maken, voorbereiden en afleveren van taken. • u kunt deze Connector verdelen naar klanten, creative designers, auteurs of andere mensen die u bestanden moeten sturen. Noot: Met de Connect SEND- en Connect ALL-licentie kan de gebruiker zoveel Connectors verdelen als nodig voor de creatie, verificatie en aflevering van opdrachten naar één vestiging. Klanten die naar meerdere vestigingen willen creëren, verifiëren en/of afleveren, hebben meerdere licenties of een speciale licentie voor meerdere vestigingen nodig. Zij moeten contact opnemen met hun plaatselijke Enfocus-verdeler voor meer informatie.
11
Enfocus Connect
Vergelijking van functies Functies Hoofdgebruik Maken van PDF-bestanden van hoge kwaliteit via eender welke toepassing via stuurprogramma voor virtueel afdrukken. Kwaliteitscontrole van het PDF-bestand aan de hand van de ingebouwde EnfocusPitStoptechnologie, met inbegrip van ondersteuning voor Smart Preflight. Maak aangepaste taaktickets in XML, CSV of TXT, die worden geüpload samen met een taak. Upload bestanden naar FTP, FTPs, HTTP, HTTPs, email of Enfocus Switch-workflows. Onbeperkte verdeling van Connectors. Automatisch bijwerken van externe Connectors
Connect YOU Persoonlijk gebruik X
Connect SEND Verdeeld
Connect ALL Verdeeld
nvt
X
X
nvt
X
X
X
X
X
X
X
nvt nvt
X X
X X
Connectors Met Connectors kunt u: 1. Stuurprogramma's voor virtueel afdrukken maken voor het creëren van PDF-bestanden van hoge kwaliteit via eender welke toepassing. 2. PDF-bestanden verifiëren via Preflightprofielen van Enfocus PitStop, zoals Smart Preflight. 3. Belangrijke taakgegevens (metagegevens) vastleggen, die samen met de taakbestanden in een taakticket moeten worden verzonden. 4. Leveringsmethodes voor taken via FTP, FTPs, HTTPs, e-mail en Enfocus Switch vooraf configureren. Noot: Via het (optionele) updatemechanisme kunt u ervoor zorgen dat de overeenkomstige Connectors altijd worden bijgewerkt indien u de instellingen wijzigt van het Connectorproject waarin ze werden gecreëerd. Dit is alleen van toepassing op gebruikers van Enfocus Connect ALL. Zie Update-eigenschappen op pagina 23
3.3 Overzicht van de werkruimte Het hoofdvenster van de toepassing bestaat uit het volgende: 1. 2. 3. 4.
12
Menu's Werkbalken De lijst met Connectorprojecten Het deelvenster Connectoreigenschappen
Enfocus Connect
Noot: De functies voor branding en aanpassing die hier getoond worden zijn niet beschikbaar in Connect YOU. • Via de Menu's en Werkbalken kunt u • •
Een Nieuw project maken. Zie Een Connector maken op pagina 15 Een Nieuwe groep maken,
het geselecteerde project of de geselecteerde groep
Verwijderen of het geselecteerde project of de geselecteerde groep Dupliceren. Zie Connectorprojecten beheren op pagina 25 •
De Connectors maken via het geselecteerde Connectorproject. • De Lijst met Connectorprojecten bevat alle Connectorprojecten. U kunt uw projecten in groepen indelen. Zie Connectorprojecten beheren op pagina 25 • In het deelvenster Connectoreigenschappen kunt u de eigenschappen instellen voor het Connectorproject dat is geselecteerd in de lijst. Vooraf gedefinieerde projecten Enfocus Connect 11 bevat bij de installatie een aantal vooraf gedefinieerde projecten voor het maken van verschillende types PDF-bestanden met behulp van de virtuele printer en/of de
13
Enfocus Connect
invoegtoepassingen. Die projecten omvatten vooraf gedefinieerde Adobe PDF-instellingen, Action Lists en Preflightprofielen om de gewenste uitvoer te produceren. U kunt deze projecten gebruiken in de staat waarin ze zich bevinden of u kunt uw eigen projecten maken op basis van een dergelijk vooraf gedefinieerd project, bijv. door het te dupliceren en aan te passen. De vooraf ingestelde projecten herstellen: Indien u uw map met vooraf ingestelde projecten hebt verwijderd en u wilt ze herstellen, dan is dat mogelijk via de snelkoppeling Ctrl+Alt+J (Windows) of Cmd+Alt+J (Mac).
14
Enfocus Connect
4. Een Connector maken De stappen die nodig zijn om een Connector te maken en af te leveren zijn: 1. Maak een Connectorproject. Raadpleeg Een Connectorproject maken op pagina 15 voor meer informatie. 2. Bepaal de eigenschappen voor de Connector. Deze eigenschappen worden aan de Connector gekoppeld wanneer u die maakt. Raadpleeg De projecteigenschappen instellen op pagina 15 voor meer informatie. 3. Maak de Connector. Zie Een Enfocus Connector maken 4. Bezorg de Connector aan uw gewenste bestemming.
4.1 Een Connectorproject maken Een nieuw Connectorproject maken •
Klik op de knop Project maken in de werkbalk of • kies Bestand > Nieuw > Nieuw project of • kies Nieuw project in het contextmenu van de lijst met Connectorprojecten. • Om een nieuw project te maken op basis van een bestaand Connectorproject, selecteert u dat Connectorproject in de lijst met Connectorprojecten en 1.
Klik op de knop Project dupliceren in de werkbalk of 2. kies Bestand > Dupliceren of 3. kies Dupliceren in het contextmenu van het geselecteerde Connectorproject. Er wordt een nieuw Connectorproject gemaakt en het verschijnt in het deelvenster Connectorprojecten. Noot: U kunt de naam van het Connectorproject wijzigen door erop te dubbelklikken in de lijst met Connectorprojecten of in het veld Naam van het tabblad Definitie in het deelvenster Connectoreigenschappen.
4.2 De projecteigenschappen instellen Nadat u een nieuw Connectorproject hebt gemaakt, kunt u in het venster Connectoreigenschappen eigenschappen instellen die samen met deze Connector worden gebundeld. De eigenschappen worden in verschillende categorieën onderverdeeld. De volgende tabel biedt een overzicht van de eigenschappencategorieën:
15
Enfocus Connect
Categorie
Eigenschappen
Definitie
Met de Projecteigenschappen kan de Connector worden geïdentificeerd. De naam van de resulterende Connector, het pictogram voor zowel Mac OS als Windows (*.png). Indien er geen pictogram is ingesteld, wordt het standaardpictogram gebruikt. De Venstereigenschappen voor het hoofdvenster van PitStop Connector. Dat omvat de titel, een beschrijving, een webkoppeling en een achtergrondafbeelding, en is alleen beschikbaar in Enfocus Connect ALL. Zie Tabblad Definitie op pagina 16
Taakticket
Met de eigenschappen van het Taakticket kan opgegeven worden of een taakticket wordt gebruikt, en welke Groepen, Indeling en Metagegevens worden gebruikt. Zie Eigenschappen taakticket op pagina 17
Preflight (niet beschikbaar in Connect SEND)
Eigenschappen waarmee wordt bepaald welk Preflightprofiel moet worden gebruikt om de PDF te certificeren en, optioneel, welke Action List(s) en Variabelenset moet(en) worden toegepast. Zie Preflighteigenschappen op pagina 18
Printer (niet beschikbaar in Connect SEND)
Hiermee kan een virtuele printer voor het maken van PDFbestanden worden opgegeven en/of kunnen invoegtoepassingen worden ingeschakeld voor gebruik in externe toepassingen om PDF-bestanden rechtstreeks naar Connectors te verzenden voor verdere verwerking. Zie Printereigenschappen op pagina 20
Levering
Eigenschappen waarmee wordt bepaald hoe het bestand wordt afgeleverd. Er zijn meerdere leveringsmethodes beschikbaar: Enfocus Switch, FTP, sFTP, e-mail... Zie Leveringseigenschappen op pagina 21
Update (niet beschikbaar in Connect YOU)
Eigenschappen waarmee wordt bepaald hoe de Connectors worden bijgewerkt indien er een update beschikbaar is. Noot: Update is alleen beschikbaar in Enfocus Connect Pro. Zie Update-eigenschappen op pagina 23
Tabblad Definitie De eigenschappen in het gedeelte Project van het tabblad Definitie helpen u om uw Connector te herkennen. De eigenschappen in het gedeelte Venster bepalen het uitzicht van het hoofdvenster van uw Connector. 1. Voer een naam voor uw Connectorproject in in het tekstvak Naam.
16
Enfocus Connect
Noot: De naam die u hier invoert, wordt voor de Connector gebruikt. 2. Met het veld Versie wordt een versienummer (Primair en Secundair) aan de nieuwe Connector toegewezen. De versienummer en het unieke ID worden gebruikt voor automatische updates. Zie Connectors updaten op pagina 28 3. Geef een toepassingspictogram voor uw Connector op in het veld Pictogram. Klik op Bladeren... om een *.png-bestand op uw systeem te selecteren. Het beste formaat voor het pictogram is 128 x 128 pixels. Indien geen pictogram wordt opgegeven, wordt een standaardpictogram gebruikt. U kunt pictogrammen van uw eigen bedrijfsstijl gebruiken voor de Connectors. 4. Schakel Beperkt in tijd in als u een einddatum wilt instellen voor de Connector. a. Schakel Tijdlimiet in b. Stel de datum Vervalt op in. c. Stel de waarde Waarschuwen over in, bv. op 2 dagen. De Connector zal zijn gebruikers dan 2 dagen voor zijn vervaldatum waarschuwen. 5. Voer de Titel en een Beschrijving in voor het hoofdvenster van uw Connector. 6. Voer een URL in in het tekstvak Koppeling. Op deze webkoppeling kan worden geklikt in het hoofdvenster van de Connector. U kunt dit gebruiken om de gebruikers van de Connector gemakkelijk toegang te verlenen tot de website van uw bedrijf of tot een help-pagina voor de specifieke Connector. 7. Gebruik een Alias van koppeling om een alternatieve tekst voor de koppeling te kiezen, bijv. "Bedrijfswebsite". Indien geen alias wordt ingevoerd voor de koppeling, wordt de URL van de koppeling weergegeven. 8. Geef een achtergrondafbeelding voor uw Connector op in het veld Achtergrond. Klik op Bladeren... om een afbeeldingsbestand (*.png) op uw systeem te selecteren. Het beste formaat voor een achtergrondafbeelding is 460 x 310 pixels. Indien niets wordt opgegeven, wordt een standaardachtergrondafbeelding van Enfocus gebruikt. U kunt de achtergrond van uw eigen bedrijfsstijl gebruiken voor het hoofdvenster van de Connector. Noot: Gebruikers van Enfocus Connect YOU kunnen alleen Naam en Pictogram opgeven. Eigenschappen taakticket Indien u taaktickets in uw Connector wilt gebruiken, kunt u de optie Taaktickets inschakelen instellen op het tabblad Taakticket. Zo kunt u een afzonderlijk bestand met aangepaste metagegevens meesturen. Zie Metagegevens op pagina 35 Indien een bestand wordt neergezet op een Connector met Taaktickets ingeschakeld, verschijnt een pop-upvenster (zie voorbeeld hieronder) waarin de gebruiker alle informatie kan invoeren die in de instellingen van het taakticket is opgegeven. De gegevens die hier worden ingevoerd, worden samen met het verzonden bestand meegestuurd als afzonderlijk taakticketbestand.
17
Enfocus Connect
1. Selecteer Taaktickets inschakelen 2. Selecteer (of maak) de Taakticketgroep die u wilt gebruiken. U kunt de vooraf gedefinieerde Enfocus Sample ConnectMetadata gebruiken of er zelf een maken. Zie Taakticketgroepen op pagina 35 Noot: Indien Levering is ingesteld op een Switch Submit Point met metagegevens ingeschakeld, wordt onder het voorgedefinieerde Enfocus Sample een extra taakticketgroep weergegeven, met dezelfde naam als de Switch Server. Het is aan te bevelen om deze taakticketgroep te gebruiken, omdat hij alle metagegevens bevat die nodig zijn voor het Switch Submit Point. Let op, taaktickets die van een Switch Submit Point werden verkregen, kunnen niet in Enfocus Connect worden bewerkt. Eventuele wijzigingen moeten in Switch worden gemaakt. 3. Selecteer de Indeling taakticket: TXT, XML of CSV. De naam van het taakticket is de naam van het verwerkte bestand, met de extensie TXT, XML of CSV. 4. In de Definitie taakticket kunt u de metagegevensvelden en hun eigenschappen zien (en optioneel bewerken). Zie De definitie van een taakticket bewerken op pagina 35 5. Klik op Voorbeeld om een voorbeeldvenster te zien, waarin u alle invoervelden, vervolgkeuzemenu's en instellingen van het taakticket kunt controleren. U kunt op de knop Opslaan als klikken om een taakticketbestand te maken voor testdoeleinden, of om Smart Preflight binnen een Connect-workflow in te stellen. Zie Smart Preflight op pagina 32. Preflighteigenschappen In de Preflighteigenschappen kunt u bepalen welke Action List(s) en welk preflightprofiel worden gebruikt voor de preflight. U kunt Action Lists en preflightprofielen gebruiken uit de standaardset die met Enfocus Connect werd geïnstalleerd, of u kunt Action Lists
18
Enfocus Connect
en preflightprofielen downloaden van de Enfocus-website, of uw eigen Action Lists en preflightprofielen maken met behulp van bv. PitStop Pro of PitStop Server. U kunt ook preflightprofielen maken of bewerken vanuit Enfocus Connect. Zie ook: • Over Action Lists op pagina 31 • Over Preflightprofielen op pagina 30 • Smart Preflight op pagina 32 1.
In het gedeelte Geselecteerde Action Lists klikt u op de knop List(s) aan de lijst toe te voegen.
om uw gewenste Action
Noot: Gebruik de knop
om een Action List uit de lijst te verwijderen.
Gebruik de knoppen en om de geselecteerde Action List één plaats hoger of lager in de lijst te plaatsen. De Action Lists worden uitgevoerd in de volgorde waarin ze in de lijst worden weergegeven. Die volgorde kan belangrijk zijn. Als de volgorde wordt gewijzigd, kan dat tot andere resultaten leiden. Zie Over Action Lists op pagina 31 voor meer informatie over Action Lists 2.
In het gedeelte Geselecteerde preflightprofiel klikt u op de knop preflightprofiel aan de lijst toe te voegen.
om uw gewenste
Noot: Klik op de knop
om een preflightprofiel te verwijderen.
Zie Over Preflightprofielen op pagina 30 voor meer informatie over preflightprofielen 3.
In het gedeelte Geselecteerde variabelenset klikt u op de knop variabelenset aan de lijst toe te voegen.
om uw gewenste
Noot: Klik op de knop
om een preflightprofiel te verwijderen.
Zie Smart Preflight op pagina 32 voor meer info over variabelensets en hoe u ze kunt gebruiken 4. Schakel Volledig opslaan Certified (geen terugkeer naar vorige sessies) uit indien u terugkeren wilt inschakelen. 5. Geef op welke acties u wilt toestaan: • Schakel Sign-off voor bestanden toestaan in als u wilt dat uw klant een sign-off kan uitvoeren op preflightfouten of ze kan aanvaarden of weigeren. • Schakel Levering toestaan van PDF-bestanden die niet Certified OK zijn in als u bereid bent om bestanden te accepteren waarvan het preflightrapport fouten bevat.
19
Enfocus Connect
• Schakel Preflightcontrole uitschakelen in om de controlestap over te slaan. De gebruiker van de Connector krijgt geen melding over het preflightresultaat en de taak gaat automatisch door met de volgende stap. • Schakel Preflightidentificatie in bestandsnamen inschakelen in indien u "_P" (Pass) of "_F" (Fail) aan het einde van de bestandsnaam (voor de extensie) wilt toevoegen om het preflightresultaat aan te duiden. Waarschuwingen worden behandeld als "Geslaagd". 6. Selecteer bij de kleurbeheerinstellingen een van de volgende opties: • Selecteer Gebruik dezelfde instellingen voor alle objecten. • Selecteer Gebruik andere instellingen voor afbeeldingen dan voor andere objecten indien u afzonderlijke Kleurbeheerinstellingen wilt gebruiken voor afbeeldingen en andere objecten. De tabbladen Afbeeldingen en Andere objecten verschijnen. 7. Schakel Kleurbeheer inschakelen in indien u Kleurbeheer wilt gebruiken en ga door met de volgende taken: a. In het gebied Bron kiest u de gewenste ICC-profielen voor Grijs, RGB, CMYK en Lab. Noot: U kunt, als u dat wenst, ook de optie De uitvoerintentie heeft voorrang op de geselecteerde ICC-profielen inschakelen. b. U kunt Gebruik ander ICC-profiel dan bron inschakelen en de gewenste ICC-profielen kiezen voor Grijs, RGB, CMYK en Lab in het gedeelte Doel. Noot: U kunt, als u dat wenst, ook de optie De uitvoerintentie heeft voorrang op de geselecteerde ICC-profielen inschakelen. c. Kies een render-intentie om kleuren uit de lijst Render-intentie opnieuw toe te wijzen. U kunt een van de volgende methoden voor nieuwe toewijzing kiezen: • Object bepaald • Relatief colorimetrisch: hiermee worden kleuren buiten het gamma vervangen door kleuren met dezelfde helderheid, maar met een andere verzadiging. • Relatief colorimetrisch: hiermee worden kleuren buiten het gamma vervangen door een kleur binnen de grenzen van het gamma. Kleuren die niet in het doelkleurengamma kunnen worden weergegeven, gaan verloren. • Verzadiging: hiermee worden alle kleuren geschaald naar de helderste verzadiging die mogelijk is. De verzadiging (ook chroma genoemd) blijft dezelfde, maar sommige kleuren lijken lichter of donkerder. • Perceptueel: hiermee wordt het oorspronkelijke gamma binnen het gamma van de doelkleurruimte opnieuw geschaald, maar worden de relaties tussen de kleuren behouden. d. Kies een CMM-engine uit de lijst CMM-engine. U kunt een van de volgende kiezen: • Adobe CMM (kan worden gedownload van de Adobe-website) • System CMM • Little CMM Printereigenschappen Met de eigenschappen op het tabblad Printer kunt u een virtuele printer of een ondersteuning voor invoegtoepassingen voor uw Connector instellen, waardoor de gebruikers van de Connector vanuit elke toepassing rechtstreeks naar de Connector kunnen afdrukken of
20
Enfocus Connect
exporteren. Zie voor meer informatie Een virtuele printer op pagina 37 en Ondersteuning van invoegtoepassingen op pagina 38 1. Schakel de optie Virtuele printer toestaan en/of Ondersteuning Invoegtoepassing toestaan in 2. Geef de Printernaam op. Dit wordt de naam voor de virtuele printer, die ook wordt gebruikt in de PDF-instellingen in het vervolgkeuzemenu van de invoegtoepassingen. 3. Selecteer de Adobe PDF-preset die de virtuele printer moet gebruiken. 4. Selecteer Lokale opslag van bestand uitschakelen als u niet wilt dat de gebruikers van de virtuele printer de functie "Opslaan als" moeten gebruiken om een lokale kopie van het bestand te maken. Leveringseigenschappen De Leveringseigenschappen worden gebruikt om op te geven hoe de bestanden die in een Connector worden neergezet, worden afgeleverd. Indien Levering op afstand inschakelen niet geselecteerd is, is het volledige tabblad uitgeschakeld. Er wordt geen levering op afstand uitgevoerd. In de plaats daarvan ziet de gebruiker van de Connector een dialoogvenster "Opslaan als", waarmee hij de bestanden lokaal kan opslaan. Indien Levering op afstand inschakelen geselecteerd is: 1. Schakel Andere bestanden dan PDF-bestanden toestaan in indien u elk willekeurig bestand aanvaardt, niet alleen PDF-bestanden. Andere bestanden dan PDF-bestanden worden niet aan een preflight onderworpen voor de aflevering. 2. Geef een Limiet bestandsgrootte op indien u bestanden wilt weigeren die groter zijn dan een specifieke grootte. 3. Schakel Comprimeren in indien u wilt dat de bestanden worden gecomprimeerd voordat ze worden afgeleverd. 4. Schakel Wachtwoord gebruiken in om het gecomprimeerde bestand te coderen met het wachtwoord dat is opgegeven in het veld Wachtwoord. 5. In de lijst Leveringsmethode kiest u de leveringsmethode die u verkiest. De in te stellen eigenschappen hangen af van de geselecteerde leveringsmethode. Zie: • • • •
Leveringsmethode: Enfocus Switch op pagina 22 Leveringsmethode: FTP of SFTP op pagina 22 Leveringsmethode: e-mail op pagina 22 Leveringsmethode: HTTP op pagina 23
Noot: Voor deze gedeeltes wordt verondersteld dat u de leveringsmethode die u selecteert en de instellingen die nodig zijn voor een goede verbinding, kent. Als dat niet zo is, moet u raad vragen uw plaatselijke netwerkbeheerder. 6. Als u een e-mailmelding wilt verzenden voor elk afgeleverd bestand a. Schakel E-mailwaarschuwing verzenden in b. Klik op de knop Configureren c. Stel de melding in. De instellingen zijn dezelfde als die voor de Leveringsmethode e-mail. Zie Leveringsmethode: e-mail op pagina 22 d. Klik op de knop Testmelding verzenden om de instellingen te testen. e. Klik op OK
21
Enfocus Connect
Leveringsmethode: Enfocus Switch Met Leveringsmethode Enfocus Switch kunt u bestanden rechtstreeks bij een Submit Point van Enfocus Switch afleveren. 1. Geef de DNS-naam van de Server op, met inbegrip van de domeinnaam, bijvoorbeeld "SwitchServer.enfocus.com". U kunt ook het IP-adres gebruiken. 2. Geef het nummer van de Poort op. Standaard is dit 51008. 3. In de lijst Aanmeldingstype selecteert u een van de volgende opties: • Gebruiker en wachtwoord vragen: de Connector vraagt een gebruikersnaam en wachtwoord om aan te melden. U hoeft de velden Gebruiker en Wachtwoord niet in te vullen. • Alleen wachtwoord vragen: de Connector gebruikt de gebruikersnaam die werd opgegeven in het veld Gebruiker en vraagt de gebruiker naar het wachtwoord. • Bovenstaande aanmeldingsgegevens gebruiken: de Connector gebruikt de aanmeldingsgegevens die werden opgegeven in het veld Gebruiker en Wachtwoord. 4. Selecteer het Submit Point in de lijst. Indien uw gewenste Submit Point niet in de lijst staat, klikt u op de knop Vernieuwen om de lijst te vernieuwen. Leveringsmethode: FTP of SFTP Met Leveringsmethode FTP of SFTP (Secure FTP) kunt u bestanden afleveren aan een FTPserver. 1. Geef de DNS-naam van de Server op, met inbegrip van de domeinnaam, bijvoorbeeld "ftp.enfocus.com". U kunt ook het IP-adres gebruiken. 2. Geef de Poort op. De standaardwaarde is 21 voor FTP en 22 voor SFTP 3. In de lijst Aanmeldingstype selecteert u een van de volgende opties: • Gebruiker en wachtwoord vragen: de Connector vraagt een gebruikersnaam en wachtwoord om aan te melden. U hoeft de velden Gebruiker en Wachtwoord niet in te vullen. • Alleen wachtwoord vragen: de Connector gebruikt de gebruikersnaam die werd opgegeven in het veld Gebruiker en vraagt de gebruiker naar het wachtwoord. • Bovenstaande aanmeldingsgegevens gebruiken: de Connector gebruikt de aanmeldingsgegevens die werden opgegeven in het veld Gebruiker en Wachtwoord. 4. Geef de Map op waarin het bestand moet worden geplaatst. Klik op de knop Bladeren... en selecteer een map op uw systeem of geef een map op in het veld. Noot: De knop Bladeren kan alleen worden gebruikt als u een geldige Gebruiker en Wachtwoord hebt ingevoerd. 5. Schakel Passieve modus in indien u de passieve modus wilt gebruiken om verbinding te maken met de FTP-server. Deze optie is niet beschikbaar bij gebruik van SFTP. Leveringsmethode: e-mail Met Leveringsmethode e-mail kunt u bestanden verzenden door een e-mail te verzenden. 1. Geef de naam op van de mailserver die u wilt gebruiken. 2. Geef de Poort op. De standaardwaarde is 25. 3. Geef Gebruiker en Wachtwoord op.
22
Enfocus Connect
4. Configureer het e-mailbericht: a. Klik op de knop E-mailbericht configureren. b. Voer de e-mailadressen Van en Aan in. c. Noteer het Onderwerp en de tekst van het Bericht. Om variabele informatie over de taak toe te voegen, klikt u op de knop Variabele invoegen en selecteert u de gewenste variabele. d. Klik op OK Leveringsmethode: HTTP Met Leveringsmethode HTTP kunt u bestanden afleveren bij een HTTP-URL die als script op de server draait. 1. Voer de HTTP-URL in. 2. Geef de Variabele van het HTTP-bestand op. De variabele van het HTTP-bestand moet worden toegevoegd indien het script op de server een specifieke identificatienaam verwacht voordat een bestand kan worden geüpload. Noot: U vindt meer informatie over variabelen van HTTP-bestanden in het gedeelte Ondersteuning van de Enfocus-website: http://www.enfocus.com/support/ Update-eigenschappen Met Update-eigenschappen kunt u de instellingen configureren om de Connector automatisch bij te werken. Zie voor meer informatie Connectors updaten op pagina 28. Dit tabblad is alleen beschikbaar voor gebruikers van Enfocus Connect ALL. In het tabblad Update kunt u het volgende opgeven: • De te gebruiken FTP-server, met inbegrip van de Serverpoort en de Passieve modus • De aanmeldingsgegevens, het wachtwoord en de map om de Connector te uploaden en versie-info wanneer de Connector is gemaakt. • De aanmeldingsgegevens, het wachtwoord en de map voor de download. De Connector kan deze gebruiken om de versie te controleren en om toe te staan dat nieuwere versies worden gedownload bij het upgraden. • De Identiteit voor de Connector. De naam van de Connector wordt standaard gebruikt. Na het uploaden kan dit veld niet langer aangepast worden. • De Voorlopige periode. Tijdens deze voorlopige periode kunnen uw klanten de vorige versie van de Connector gebruiken. Daarna werkt alleen de nieuwste versie. Via Voor Connectors recenter dan kan de Voorlopige periode ook worden ingesteld op basis van de datum waarop de Connector is gemaakt.
4.3 Een Enfocus Connector maken Een Connector maken: 1. Selecteer een Connectorproject in de lijst met Connectorprojecten 2. Voer een van de volgende handelingen uit:
23
Enfocus Connect
a.
Klik op de knop Connectors maken in de werkbalk of b. Kies Bestand > Connectors maken c. Kies Connector maken in het contextmenu van het geselecteerde Connectorproject. 3. Bepaal de plaats voor de Connector. Noot: Indien het automatische updatesysteem wordt gebruikt (zie Connectors updaten op pagina 28) krijgt u de optie om de Connector naar de FTP-server te uploaden. Zo kunt u een Connector testen voordat u hem naar de FTP-server uploadt. Wanneer u een Connector maakt, maakt u eigenlijk twee bestanden. Eén Connector voor gebruik op Windows en één voor Mac OS. Noot: Indien bepaalde eigenschappenvelden niet (correct) werden ingevuld, verschijnt het volgende bericht: "De volgende fouten hebben zich voorgedaan in uw connectorproject:
Daarom kan de connector niet worden gemaakt.". Als dat gebeurt, moet u de instructies in het dialoogvenster aandachtig lezen, op OK klikken en de problemen oplossen.
24
Enfocus Connect
5. Connectorprojecten beheren Uw huidige Connectorprojecten worden weergegeven in de lijst met Connectorprojecten. Connectorprojecten worden automatisch in uw systeem opgeslagen in de map met ondersteuning voor de gebruikerstoepassing voor Enfocus Connect. Elke wijziging aan het project wordt onmiddellijk opgeslagen. Noot: U vindt de map voor de gebruikerstoepassing hier: • /Users/<user>/Library/Application Support/Enfocus/PitStop Connect (Mac OS) • \Users\<user>\AppData\Roaming\Enfocus\PitStop Connect (Windows Vista, Windows 7) • \Documents and Settings\<user>\Application Data\Enfocus\PitStop Connect (Windows XP, Windows Server 2003) U kunt het volgende doen met uw Connectorprojecten: • Groepen gebruiken om uw Connectorprojecten in te delen. Zie Projecten in groepen indelen op pagina 25 • Verwijderen (zie Een project verwijderen op pagina 26) • Dupliceren (zie Een project dupliceren op pagina 26) • Bewerken (zie Een project bewerken op pagina 26) • Stel een Standaard Connectorproject in. U kunt ook een nieuw project maken (zie ook Een Connectorproject maken op pagina 15).
5.1 Projecten in groepen indelen In de lijst met Connectorprojecten kunt u Groepen maken om uw Connectorprojecten in te delen. •
Om een nieuwe groep te maken, klikt u op de knop Groep maken in de werkbalk, kiest u Bestand > Nieuw > Nieuwe groep of kiest u Nieuwe groep in het contextmenu van de lijst met Connectorprojecten. • Om een groep een nieuwe naam te geven, dubbelklikt u op de naam en voert u de nieuwe naam in. Noot: Groepen en Connectorprojecten worden altijd alfabetisch gesorteerd. • Om Connectorprojecten aan een groep toe te voegen, sleept u ze naar de groep en zet u ze er neer. • Klik op het driehoekje voor de groep om de groep uit of in te klappen.
25
Enfocus Connect
5.2 Een project verwijderen Om een Connectorproject te verwijderen, kunt u verschillende manieren gebruiken: •
Selecteer het project in de projectenlijst en klik op de knop Verwijderen in de werkbalk van Connect. • Klik met de rechtermuisknop of doe Ctrl + klik in de projectenlijst en kies Verwijderen uit het contextmenu. • Selecteer het project in de projectenlijst en kies Bestand > Verwijderen.
5.3 Een project dupliceren Om een Connectorproject te dupliceren, kunt u verschillende manieren gebruiken: •
Selecteer het project in de projectenlijst en klik op de knop Dupliceren in de werkbalk van Pitstop Connect. • Klik met de rechtermuisknop of doe Ctrl + klik in de projectenlijst en kies Dupliceren uit het contextmenu. • Selecteer het project in de projectenlijst en kies Bestand > Dupliceren.
5.4 Een project bewerken Een Connectorproject bewerken: 1. Selecteer het project in de projectenlijst. 2. Bewerk de gewenste eigenschappen. Zie De projecteigenschappen instellen op pagina 15. Noot: Enfocus Connect-projecten worden automatisch opgeslagen.
5.5 Een Connectorproject instellen als standaard Indien u een nieuw project vanaf nul maakt (zie Een Connectorproject maken op pagina 15), kunt u starten op basis van een leeg Connectorproject. Door een bestaand Connectorproject in te stellen als Standaard, worden voor elk nieuw Connectorproject instellingen gebruikt van het standaardproject. Zo bespaart u tijd bij het definiëren van het Connectorproject.
26
Enfocus Connect
1. Selecteer een Connectorproject in de lijst 2. Kies Bestand > Als standaard instellen of kies Als standaard instellen in het contextmenu van het geselecteerde Connectorproject. De naam van het Connectorproject verschijnt in cursief, wat betekent dat dit het standaardproject is. 3. Als u niet langer wenst dat dit project het standaardproject is, kunt u een ander Connectorproject instellen als standaard, of u kunt Als standaard instellen uitschakelen in het menu Bestand of in het contextmenu van het Connectorproject.
27
Enfocus Connect
6. Geavanceerde onderwerpen
6.1 Connectors verdelen Een Connector bestaat uit slechts één bestand, dat op een willekeurige plaats op de computer van de gebruiker kan worden geplaatst. Het bureaublad kan bijvoorbeeld een handige plaats zijn. U kunt uw Connector op verschillende manieren verdelen: • FTP • Website • CD Noot: Dit is alleen van toepassing op gebruikers van Connect ALL. Connectors updaten Het automatische updatesysteem is optioneel. U kunt het gebruiken om te zorgen dat al uw klanten de recentste versie van een Connector gebruiken. 1. Wanneer de Connector wordt geconfigureerd, kunt u FTP-instellingen toevoegen: het serveradres, de aanmeldingsgegevens om de Connectors te uploaden en de aanmeldingsgegevens voor de klanten. 2. Wanneer de Connector wordt gemaakt, wordt hij gekopieerd naar de FTP-server, met inbegrip van versiegegevens, via de instellingen voor upload via FTP (gebruikersnaam en wachtwoord). 3. Indien uw klant de Connector uitvoert, wordt verbinding gemaakt met de FTP-server (via de gebruikersnaam en het wachtwoord voor Downloaden) en wordt de versie ervan vergeleken met de versie op de FTP-server. • Indien de versie dezelfde is, kan de klant de Connector blijven gebruiken • Als er een nieuwe versie is, krijgt de klant daarvan bericht, met een koppeling naar de FTP-locatie waar een nieuwe versie kan worden gedownload. Tijdens de voorlopige periode mag de klant de vorige versie blijven gebruiken. Na de voorlopige periode, of indien de klant een oudere versie gebruikte, werkt de Connector niet langer. • Indien u de Connector en zijn gegevens van de FTP-server hebt verwijderd, wordt de Connector als verouderd beschouwd, en werkt hij niet langer. • Indien de Connector geen contact krijgt met de FTP-server, ziet u een waarschuwing, maar de Connector zal blijven werken. Om het automatische updatesysteem te gebruiken, hebt u het volgende nodig: • een FTP-server.
28
Enfocus Connect
Noot: Die kan dezelfde zijn als de FTP-server voor levering, maar dat is niet verplicht. Het is echter aan te bevelen om op zijn minst een andere map te gebruiken. • Aanmeldingsgegevens voor Enfocus Connect om de Connector en versiegegevens te uploaden. Voor de aanmeldingsgegevens voor de upload van een nieuwe versie zijn lees-/ schrijfrechten nodig. • Aanmeldingsgegevens voor de Connectors (om versies te controleren en om te zorgen dat de klant nieuwe versies kan downloaden). Het is aan te bevelen om de rechten van deze aanmeldingsgegevens te beperken tot "Alleen-lezen". Noot: Indien u het automatische updatesysteem gebruikt in combinatie met bezorging via FTP, wordt aanbevolen om 3 verschillende sets aanmeldingsgegevens te gebruiken: één voor de bezorging (met "Alleen-schrijven"-rechten), één voor de versie-upload (met lees/schrijf-rechten) en één voor de versiecontrole (met "Alleen-lezen"-rechten). Updatemechanisme Het updatemechanisme zal automatisch naar een nieuwere connector updaten als die beschikbaar is. Het updatemechanisme zal automatisch updaten naar een nieuwe build of nieuwe instellingen van de connector. Eigenschappen van Connectorprojecten Wanneer u een project maakt, worden een Unieke ID en Identiteit gegenereerd en toegevoegd aan het projectbestand. Het Unieke ID wordt automatisch gegenereerd wanneer het project geen unieke ID heeft. Het is volledig uniek. Het is aan te bevelen om het unieke ID alleen te wijzigen als u zich bijvoorbeeld in een situatie bevindt waarbij u een Connector naar uw klanten hebt gestuurd, maar u bent het Connectorproject verloren en u wilt een update maken voor de oude versie. Dan moet u het unieke ID wijzigen in het unieke ID van de oude versie. Met Identiteit wordt een connector geïdentificeerd op de FTP-updateserver. De standaardwaarde hiervan is de unieke ID. Zo wordt gezorgd dat de identiteit uniek is op de FTPserver, omdat dit een volledig unieke ID is. De Identiteit kan worden aangepast en de identiteit moet uniek zijn voor de FTP-server. Identiteit wordt gecreëerd voor achterwaartse compatibiliteit, bijvoorbeeld met Connectors van PitStop Connect 09. 09-Connectors hadden een identiteit die door de gebruiker kon worden aangepast. Daarom waren ze niet volledig uniek. Het unieke ID werd in versie 10 toegevoegd om een volledig uniek ID te krijgen en de identiteit werd alleen behouden voor achterwaartse compatibiliteit. Indien de update dient voor nieuwe instellingen in de Connector wordt het berichtvak "Nieuwe instellingen beschikbaar" weergegeven. Het berichtvak over automatische update met voorlopige periode verschijnt wanneer de oudere Connector nog kan worden gebruikt binnen de voorlopige periode.
29
Enfocus Connect
6.2 Over Preflightprofielen Een "preflight" is een controle van het PDF-document op basis van allerlei verschillende criteria, om ervoor te zorgen dat het PDF-document aan alle vereisten voor uitvoer of publicatie voldoet. De criteria hangen meestal af van het uitvoer- of publicatieproces. Een reeks criteria die overeenstemmen met de vereisten van een bepaald proces, wordt een Preflightprofiel genoemd. Een preflightprofiel downloaden U kunt een preflightprofiel downloaden vanaf de Enfocus-website: 1. Ga naar www.enfocus.com > Support > Preflight Profiles. 2. Download het gewenste preflightprofiel. Preflightprofielen maken Kies Venster > Deelvenster Preflightprofiel weergeven om het deelvenster Preflightprofiel te openen. In dit deelvenster kunt u Enfocus-preflightprofielen verplaatsen, importeren, dupliceren, maken enz. via de overeenkomstige actie onder de knop Actie
. U kunt
• een nieuw Preflightprofiel vanaf nul maken door Nieuw > Nieuw te selecteren • een nieuw Preflightprofiel maken op basis van een bestaand Preflightprofiel door Dupliceren of Nieuw > Nieuw uit (geselecteerd) te selecteren • een bestaand Preflightprofiel bewerken door erop te dubbelklikken, of door Bewerken te kiezen In al deze gevallen gaat het bewerkingsprogramma van de Preflightprofieleditor open, zodat u de instellingen voor het Preflightprofiel kunt opgeven. Zie Een preflightprofiel bewerken of aanmaken op pagina 30 Een preflightprofiel bewerken of aanmaken 1. Open de Enfocus Preflightprofieleditor, door een nieuw preflightprofiel aan te maken of door een bestaand profiel te bewerken.
30
Enfocus Connect
2. Controleer in de categorie INSTALLATIE > Algemeen de Eigenschappen preflightprofiel: Naam, Auteur, Bedrijf en Beschrijving van het preflightprofiel en wijzig deze waar nodig. a. In het gedeelte Machtigingen kunt u kiezen om het preflightprofiel gedeeltelijk te vergrendelen en er een wachtwoord voor in te stellen. U kunt ook kiezen om herstellingen toe te laten, herstellingen in het logbestand, het preflightrapport en kleurbeheerinstellingen af te melden en/of te wijzigen. b. In het gedeelte Probleemverwerking kunt u beslissen wat u wilt doen wanneer zich een fout voordoet. U kunt herstellingen toestaan en toestaan dat herstellingen in het logbestand worden afgemeld en/of gewijzigd. c. In het gedeelte Preflightrapport kunt u samen met de preflightgegevens ook informatie over lettertype, kleur/kleurruimtes, paginavak, afbeeldingen, OPI en uitvoerintentie opnemen. 3. In de categorie INSTALLATIE > Kleurbeheer kunt u uw eigen kleurbeheerinstellingen opgeven.
4. 5. 6. 7. 8.
9.
Bovendien kunt u alle herstellingen in het preflightprofiel in- of uitschakelen. Een Enfocuspreflightprofiel kan dus meer doen dan alleen een preflightcontrole van PDF-documenten: het kan ook waargenomen problemen oplossen. U kunt ook een preflightprofiel aanmaken waarin u een aantal herstellingen opgeeft en deze herstellingen uitschakelt. Dat is bijvoorbeeld handig als u PDF-documenten wilt controleren, maar ze nu niet, maar later misschien wel, wilt wijzigen. In de categorie CONTROLEREN OP klikt u op een profielcontrole in de lijst. Selecteer het vakje ernaast om deze profielcontrole in te schakelen. In het gedeelte Beschikbare controles dubbelklikt u op een of meer controles of potentiële problemen die u wilt controleren, om ze toe te voegen aan de profielcontrole. Geef waar nodig aan hoe het probleem moet worden opgelost. Selecteer hoe het waargenomen probleem moet worden vermeld in het preflightrapport: Waarschuwing, Sign-off of Fout. In het vervolgkeuzemenu Acties kunt u Variabelennamen inschakelen selecteren om een variabele te gebruiken in plaats van een vaste waarde. Dit pictogram verschijnt en wanneer u erop klikt, verschijnt het dialoogvenster Selecteer een variabele. In het dialoogvenster Selecteer een variabele kunt u er ofwel voor kiezen om geen variabelenset te gebruiken, ofwel kunt u een variabelenset selecteren die de variabele bevat die u wilt gebruiken.
Een variabele is een speciale, goed herkenbare tekenreeks die wordt vervangen door een dynamische waarde. Variabele gegevens kunnen worden gebruikt om een waarde voor een eigenschap op te geven. 10.Herhaal stappen 6 tot en met 10 voor elk profielpunt dat u wilt controleren en herstellen. 11.Klik op OK.
6.3 Over Action Lists Een Action List is een reeks opeenvolgende taken opgeslagen in een bestand. Bijvoorbeeld: taken zoals het wijzigen van kleuren of objecten. Met Action Lists kunnen de taken worden
31
Enfocus Connect
uitgevoerd in de opgegeven volgorde. Action Lists kunnen worden opgeslagen en opnieuw worden gebruikt. Zo bespaart u tijd die u anders zou besteden aan repetitieve taken. Een Action List downloaden U kunt Action Lists downloaden vanaf de Enfocus-website: 1. Ga naar www.enfocus.com > Support > Action Lists. 2. Download de gewenste Action List.
6.4 Smart Preflight Overzicht Smart Preflight is een nieuwe functionaliteit die de mogelijkheden van een preflightprofiel ten volle benut om een PDF-bestand te controleren en tevens te herstellen. Zonder Smart Preflight zou een gebruiker veel verschillende profielen moeten maken om verschillende opdrachttypes en specificaties te verwerken. Daar maakt Smart Preflight komaf mee. Smart Preflight laat gebruikers toe om variabelenwaarden op te geven die op het moment van verwerking kunnen worden genegeerd. Ze kunnen ook een controle op basis van regels opgeven, waardoor andere voorwaarden in een opdracht het resultaat van een specifieke controle kunnen beïnvloeden. Voorbeelden: Paginagrootte: nu kunt u één preflightprofiel gebruiken om alle mogelijke paginagroottes te zoeken. Ik heb een standaardwaarde ingesteld die overeenstemt met de grootte die ik vaakst gebruik. Als ik dan een andere grootte wil laten zoeken, voer ik gewoon de nieuwe grootte in vlak voordat ik de preflightcontrole uitvoer. Aantal scheidingen: de waarde van een preflightprofiel kan bij de uitvoering ervan worden gewijzigd als u dat wenst. Zo kunt u het aantal kleurscheidingen in een bestand nauwkeurig controleren. Het maakt dus niet uit of uw opdracht Zwart of een steunkleur is, of CMYK en twee steunkleuren: u kunt beide bestanden nauwkeurig controleren met hetzelfde preflightprofiel. Totale inktdekking op basis van afdrukvoorwaarden: de limieten van de totale inktdekking hangen af van verschillende factoren. De papiersoort die ik gebruik, speelt een belangrijke rol, net als de afdrukmethode of het apparaat waarop ik afdruk. Ik kan Smart Preflight dus gebruiken om een waarde op te halen voor mijn Totale inktdekking door mijn papiersoort in te voeren (karton zonder coating) en mijn afdrukmethode (litho in vellen) en vervolgens de waarde voor de Totale inktdekking te laten berekenen door een variabele op basis van een regel. Aan de slag met Smart Preflight Om met Smart Preflight te beginnen, hebt u een set variabelen nodig om met uw preflightprofielen te gebruiken. Die kunt u opgeven en opslaan in een variabelenset. Een variabelenset is eigenlijk een set met verschillende variabelen, die in een bestandsindeling zijn opgeslagen en die kunnen worden geïmporteerd en geëxporteerd. Met de variabelenset kunnen variabelen worden opgeslagen, bewerkt en gebruikt wanneer dat nodig is. U kunt zoveel variabelensets opgeven als u nodig hebt en elke variabelenset bevat zoveel variabelen als nodig is. U kunt echter slechts één variabelenset tegelijkertijd activeren. Voordat u een variabelenset opbouwt, moet u beslissen welke waarden over een variabelenoptie moeten beschikken. U kunt bijvoorbeeld een lijst maken van veel voorkomende preflightinstellingen die van opdracht tot opdracht kunnen wijzigen en van instellingen die
32
Enfocus Connect
vaak hetzelfde zijn. De instellingen die van opdracht tot opdracht wijzigen, komen zeker in aanmerking voor een variabele. Voorbeelden van veel voorkomende controles
Voorbeelden van controles die van opdracht tot opdracht wijzigen
Lettertypes ingesloten Beveiliging: Afdrukken Document bevat vooraf gescheiden pagina's Enz.
Paginaformaat bijsnijden (H/B) Totale inktdekking Aantal kleuren opgegeven Enz.
Smart Preflight in Connect Wanneer Smart Preflight wordt gebruikt in Enfocus Connect moeten de variabelen die in het preflightprofiel moeten worden gebruikt, worden opgehaald op basis van een taakticket.
Om SmartPreflight op te stellen in Enfocus Connect volgt u deze stappen: 1. Maak een taakticket (als u er nog geen hebt) en voeg een metagegevensveld toe voor elke variabele die u wilt gebruiken (A). Bijvoorbeeld: Metagegevensveld "MaxTIC". Zie Eigenschappen taakticket op pagina 17 2. Maak of open een variabelenset en geef de variabelen op die u in uw Smart Preflight wilt gebruiken aan de hand van het type "Taakticket" (B). Maak bijvoorbeeld een variabele "MaximaleInktdekking" met behulp van de metagegevens van het taakticket "MaxTIC". Zie Een variabele instellen op basis van een taakticket op pagina 34 3. Gebruik de variabele(n) in uw preflightprofiel (C). Stel bijvoorbeeld een waarschuwing indien de inktdekking hoger is dan de variabele [MaximaleInktdekking]. Zie Preflightprofielen maken op pagina 30 Indien een bestand door de Connector wordt verwerkt, wordt de gebruiker gevraagd om een waarde in te voeren voor "MaxTIC" (D). Tijdens de preflight wordt deze variabele gebruikt, en indien de totale inktdekking hoger is dan deze waarde, verschijnt een waarde in het preflightrapport.
33
Enfocus Connect
Noot: Indien u een bestaand preflightprofiel hebt waarin variabelen worden gebruikt, kunt u stap 3 overslaan. Als u ook de overeenkomstige variabelenset hebt, kunt u de gebruikte variabelen aanpassen voor een taaktickettype zoals beschreven in stap 2. Een variabele instellen op basis van een taakticket Variabelen die in een Preflightprofiel in Enfocus Connect worden gebruikt, moeten in de variabelenset worden ingesteld als type "Taakticket". Dat betekent dat alle variabelen uit de metagegevensvelden in het taakticket zullen worden opgehaald. 1. Een voorbeeld van een taakticketbestand opslaan: a. Open het tabblad Taakticket. Zie ook Eigenschappen taakticket op pagina 17 b. Selecteer de juiste Taakticketgroepen c. Als dat niet gebeurd is, creëert u een metagegevensveld voor elke variabele die u wilt gebruiken. Zie De definitie van een taakticket bewerken op pagina 35 d. Klik op de knop Voorbeeld. e. Klik op de knop Opslaan als en sla het taakticket op een handige plaats op. 2. Open het venster van de variabelenset via Venster > Enfocus Variabelensetscherm weergeven 3. Selecteer Nieuw > Nieuw in het vervolgmenu om een nieuwe variabelenset te maken. Voer een naam en een beschrijving in voor de variabelenset. Noot: Als u een bestaande variabelenset wilt bewerken, kunt u er gewoon op dubbelklikken. 4. Klik op de knop + om een nieuwe variabele toe te voegen of selecteer er een in de lijst om hem te bewerken. 5. Stel Naam, Naam leesbaar door gebruiker en Beschrijving in 6. Stel het tweede vervolgkeuzemenu Type in op Aantal, Lengte, Tekst of Booleaans, zoals gewenst. 7. Stel het eerste vervolgkeuzemenu Type in op Taakticket 8. Klik op de knop Bladeren om de XPath te bepalen op basis van het taakticket 9. Klik op de knop Bladeren om het Voorbeeldbestand te selecteren dat u in de eerste stap hebt opgeslagen 10.In de boomstructuurweergave van het taakticket selecteert u het metagegevensveld dat u wilt gebruiken voor de geselecteerde variabele.
11.Klik op OK 12.Als u meer variabelen wilt toevoegen, begint u opnieuw bij stap 4. 13.Klik op Opslaan om de variabelenset op te slaan
34
Enfocus Connect
14.Op het tabblad Preflight klikt u op de knop + in het gedeelte van de geselecteerde variabelenset en selecteert u de variabelenset die u zojuist hebt opgeslagen. De variabele die u hebt gedefinieerd, kan nu worden gebruikt in een preflightprofiel. Meer informatie over Smart Preflight en het gebruik van variabelen in een preflightprofiel vindt u in de documentatie van PitStop Pro. Meer informatie over het gebruik van taaktickets om variabelen te definiëren vindt u in de documentatie van PitStop Server. U vindt beide hier: http:// www.enfocus.com/en/support#downloads
6.5 Metagegevens Metagegevens zijn beschrijvende informatie over een taak (bestand of takenmap) in een gestructureerde elektronische vorm. Metagegevens worden vaak gebruikt om administratieve gegevens op te slaan die bij een taak horen, en om dergelijke informatie tussen systemen uit te wisselen. Voorbeelden van informatie die gewoonlijk als metagegevens wordt opgeslagen • Klantengegevens: naam, adres, contactgegevens • Taakgegevens: datum, designer, datum van aanmaak enz. Al deze info kan in de loop van het productieproces worden gebruikt, bijv. voor kostenberekening, tracking, archivering enz. Taakticketgroepen Een taakticketgroep bevat de metagegevensvelden en hun eigenschappen die in het taakticket kunnen worden ingevoerd. Zie ook De definitie van een taakticket bewerken op pagina 35 Via het vervolgkeuzemenu Taakticketgroepen op het tabblad Taakticket kunt u een van de volgende selecteren: • de vooraf gedefinieerde taakticketgroep Enfocus Sample ConnectMetadata • de metagegevensset opgegeven in het Switch Submit Point waarmee u bent verbonden. Het wordt sterk aanbevolen om dit te gebruiken wanneer van toepassing. • een eerder opgeslagen taakticketgroep • Groepenlijst bewerken. Hiermee wordt een lijst met alle taakticketgroepen weergegeven. In dit venster kunt u • op het plusteken klikken om een nieuwe (lege) taakticketgroep toe te voegen • op het minteken klikken om de geselecteerde taakticketgroep te verwijderen. U kunt de Enfocus Sample niet verwijderen, noch de taakticketgroep uit uw Switch Submit Point. • Dupliceren selecteren onder de verwerkingsknop, om een kopie van de taakticketgroep te maken. • Herbenoemen selecteren onder de verwerkingsknop, of dubbelklikken op een taakticketgroep om de naam ervan te wijzigen. • Opslaan om alle wijzigingen die u in de taakticketdefinitie hebt doorgevoerd, op te slaan. • Opslaan als om de huidige instellingen onder een andere naam op te slaan. De definitie van een taakticket bewerken In de taakticketdefinitie definieert u de metagegevensvelden voor het taakticket. U kunt
35
Enfocus Connect
• Op de toets + klikken om een metagegevensveld toe te voegen • Op de toets - klikken om het geselecteerde metagegevensveld te verwijderen • Een metagegevensveld selecteren om de veldeigenschappen te wijzigen. Zie Metagegevens voor een taakticket opgeven • Op een metagegevensveld klikken en het slepen om de volgorde ervan te wijzigen • Op de pijl naar rechts klikken om te zorgen dat het geselecteerde metagegevensveld afhankelijk wordt van het veld erboven, of erop klikken en het op zijn bovenliggende waarde slepen Indien een metagegevensveld een onderliggend veld is van een ander metagegevensveld, is het alleen zichtbaar indien het bovenliggende veld een specifieke waarde bevat. Als bijv. in het onderstaande voorbeeld "Klantengegevens" ingeschakeld is, is het veld Klantnaam
beschikbaar. • Op de pijl naar links klikken om het geselecteerde metagegevensveld opnieuw naast zijn bovenliggende veld te zetten. U kunt het ook slepen en neerzetten. Klik op Opslaan om alle wijzigingen op te slaan. Metagegevens voor een taakticket opgeven U kunt de volgende eigenschappen instellen voor elk metagegevensveld: Eigenschap
Beschrijving
Label
Het label dat voor het veld staat.
Beschrijving
De beschrijving wordt weergegeven als knopinfo wanneer de gebruiker de muisaanwijzer boven het label of het gegevensveld in de Connector houdt.
Weergeven indien ouder en Ouderwaarde
Alleen beschikbaar indien het metagegevensveld een bovenliggende waarde heeft. Kies in het vervolgkeuzemenu hoe de waarde van het bovenliggende metagegevensveld moet worden vergeleken met de waarde die hieronder is ingesteld. De beschikbare opties hangen af van het gegevenstype van de bovenliggende waarde U kunt bijv. deze opties instellen op "Is gelijk aan" "Ja" om te zorgen dat de onderliggende metagegevensvelden alleen beschikbaar zijn indien het vakje van de bovenliggende waarde is ingeschakeld.
36
Gegevenstype
Het gegevenstype van het veld: vervolgkeuzelijst (tekst in één regel, wachtwoord, datum, getal, uren en minuten, nee/ja-lijst, vervolgkeuzelijst).
Gegevensformaat
Alleen beschikbaar wanneer "Gegevenstype" is ingesteld op tekst in één regel of getal. Geef het metagegevensveld een indeling aan de hand van een reguliere expressie. Laat dit leeg om geen speciale indeling te gebruiken (tekst in één regel, reguliere expressie).
Gegevenswaarden en Duplicaten negeren
Alleen beschikbaar wanneer "Gegevenstype" is ingesteld op "Vervolgkeuzelijst". Klik op de knop ... en voer een lijst met vervolgkeuze-items in, één per regel, of voer ze rechtstreeks in
Enfocus Connect
Eigenschap
Beschrijving het invoerveld in, gescheiden door een puntkomma. Met de optie Duplicaten negeren wordt bepaald of een waarde twee keer kan verschijnen in de vervolgkeuzelijst.
Standaard Laatste waarde onthouden Waarde is vereist
Alleen-lezen Metagegevensveld weergeven
De standaardwaarde voor het veld. Indien dit op "Ja" is ingesteld, wordt in de Connector de waarde weergegeven die het laatst door de gebruiker in dit veld werd ingevoerd. Indien dit op "Ja" is ingesteld, moet de gebruiker voor deze Connector een waarde invoeren die niet leeg is (alleen relevant indien gegevenstype tekenreeks is). Stel dit in op "Ja" om dit veld alleen-lezen te maken. Indien dit op "Ja" staat, wordt dit veld weergegeven. Wanneer het op "Nee" staat, is het verborgen. U kunt geen veld verbergen indien de waarde vereist is.
6.6 Een virtuele printer Indien u een virtuele printer instelt op het tabblad Printer kunt u vanaf elke toepassing rechtstreeks op de Connector afdrukken. De virtuele printer gebruikt de instellingen van de geselecteerde Adobe PDF-presets. De beschikbare Adobe PDF-presets zijn dezelfde als de presets die gebruikt worden door Adobeproducts. Enfocus Connect bevat een verzameling met standaard Adobe PDF-presets voor de meest voorkomende PDF-behoeften. Als echter een aangepaste preset nodig is, kunt u presets bewerken in om het even welk Adobe-product. Noot: Gebruik een PDF-preset die compatibel is met het beoogde gebruik. PDF-presets die gemaakt zijn voor InDesign of Illustrator werken mogelijk niet met andere toepassingen die afdrukken via een virtuele printer. Gebruik bestanden met instellingen voor Adobe Distiller PDF voor het aanmaken van virtuele printers voor algemeen gebruik. Het stuurprogramma voor virtueel afdrukken maakt gebruik van de Adobe Normalizer voor het maken van de PDF. Dit is dezelfde technologie en hetzelfde proces als gebruikt door Adobe Distiller, wat leidt tot een PDF van hoge kwaliteit. Omdat voor dit proces echter vereist is dat toepassingen die gebruikmaken van het printerstuurprogramma eerst een PostScriptbestand maken, is het mogelijk dat sommige PDF-functies, zoals transparanten, niet worden ondersteund. In toepassingen zoals Adobe Creative Suite is het mogelijk dat een rechtstreekse export naar een PDF deze functies ondersteunt. Om hier meer over te weten, is het aanbevolen dat u de documentatie van uw lay-outtoepassing raadpleegt voor meer informatie over het exporteren van PDF's. Indien een Connector die een virtuele printer bevat voor het eerst wordt opgestart, zal de Connector u vragen om het stuurprogramma voor virtueel afdrukken te installeren. Het stuurprogramma voor virtueel afdrukken bevat alle PDF-instellingen. Het kan in uw besturingssysteem worden verwijderd, net als alle andere printers.
37
Enfocus Connect
6.7 Ondersteuning van invoegtoepassingen Via Ondersteuning Invoegtoepassing kunt u PDF-bestanden uit specifieke externe toepassingen zoals Adobe InDesign of Adobe Illustrator creëren via hun interne functie Exporteren voor PDF's, en ze rechtstreeks in een Connector verzenden voor bijkomende verwerking. Tijdens de installatie van Enfocus Connect kunt u ook de invoegtoepassingen installeren voor ondersteunde toepassingen. Naderhand kunt u de invoegtoepassingen afzonderlijk downloaden en installeren via de Enfocus-website. Er is een actuele lijst met invoegtoepassingen van derde partijen beschikbaar rechtstreeks via de Enfocus-website. Installatie van invoegtoepassingen bij gebruik van een Connect ALL-Connector Met Connect ALL kunnen Connectors worden gemaakt die op afstand worden gebruikt. Dat betekent dat de gebruikers van die Connectors de invoegtoepassingen NIET automatisch hebben geïnstalleerd. Als dus de optie Ondersteuning Invoegtoepassing inschakelen is geselecteerd, geeft de Connector een melding voor het downloaden en het installeren van de ondersteunde invoegtoepassingen wanneer dit voor de eerste keer wordt gestart. Met deze melding worden externe gebruikers doorgestuurd naar een Enfocus-webpagina, waar ze instructies krijgen voor het downloaden, installeren en gebruiken van de invoegtoepassing(en) met hun Connector. De Connect-invoegtoepassingen van derde partijen gebruiken Om een invoegtoepassing voor Enfocus Connect van derde partijen te gebruiken, moet u de volgende stappen volgen 1. Schakel Ondersteuning Invoegtoepassing inschakelen in op het tabblad Printer van de Connectorinstellingen. Noot: Ondersteuning van invoegtoepassingen is altijd beschikbaar indien een virtuele printer is geïnstalleerd, zelfs als Ondersteuning Invoegtoepassing inschakelen is uitgeschakeld. In dat geval wordt echter geen melding gegeven voor download en installatie. Daarom raden we u aan om de optie te selecteren indien u van plan bent om de Ondersteuning van invoegtoepassingen te gebruiken. 2. Start de Connector ofwel lokaal (Connect YOU) ofwel op afstand (Connect ALL) 3. Open het document dat in de externe toepassing naar de Connector moet worden verzonden, bijv. in Adobe InDesign 4. In bijv. Adobe InDesign selecteert u Bestand > Exporteren als Certified PDF
38
Enfocus Connect
Noot: Deze optie is alleen beschikbaar indien de invoegtoepassing voor de derde partij geïnstalleerd is. Zie Ondersteuning van invoegtoepassingen op pagina 38 5. In het vervolgkeuzemenu PDF-instellingen selecteert u de Naam van de virtuele printer van de Connector om het bestand naartoe te verzenden. 6. Klik op OK Het bestand wordt als PDF geëxporteerd met behulp van de functie "Exporteren" van de toepassing, met de PDF-instellingen die werden opgegeven in de Connector. Door de functie "Exporteren" te gebruiken, kunnen extra PDF-functies worden ondersteund, zoals transparantie. Zodra de PDF door de invoegtoepassing op de achtergrond is gemaakt, wordt hij rechtstreeks naar de Connector verzonden voor verdere verwerking zoals preflight en aflevering. U vindt meer informatie over de toepassingen die door invoegtoepassingen van Connect worden ondersteund op de Enfocus-website. Noot: Indien u de naam van een virtuele printer wilt verwijderen uit de PDF-instellingen kunt u die selecteren in de lijst met PDF-instellingen en de Alt-toets ingedrukt houden. De knop OK wordt gewijzigd in Verwijderen. Klik erop en de momenteel geselecteerde instellingen zijn niet langer beschikbaar in de lijst.
6.8 Over Enfocus Switch Met Enfocus Switch kunt u eenvoudig geautomatiseerde preflight, correctie en certificatie van PDF-bestanden in een grotere geautomatiseerde workflow integreren. Enfocus Switch kan automatisch taken via e-mail, FTP of rechtstreeks van Enfocus Connect ontvangen, taken sorteren en routebepalingen voor taken uitvoeren op basis van bestandstype of naamconventies en een volledige serie belangrijke professionele publicatietoepassingen automatiseren. Dit maakt een soepele integratie van de Enfocus-preflighttechnologie met functies voor het maken van PDF-bestanden, kleuromzetting, optimalisering van afbeeldingen, opmaken en proefdruk mogelijk. Integreer gewoon Adobe Acrobat Distiller, Enfocus PitStop Server, QuarkXPress en veel andere belangrijke publicatietoepassingen in uw werkstromen. Ga naar www.enfocus.com > Products > Switch om meer te weten te komen over dit Enfocusproduct.
39