EUROPESE UIE HET EUROPEES PARLEMET
DE RAAD Straatsburg, 14 september 2011 (OR. en)
2010/0272 (COD) LEX 1201
PE-COS 25/1/11 REV 1
WTO 242 STIS 13 UD 154 CODEC 1054
VERORDEIG VA HET EUROPEES PARLEMET E DE RAAD TOT ITREKKIG VA VERORDEIG (EG) R. 1541/98 VA DE RAAD BETREFFEDE DE BEWIJSSTUKKE IZAKE DE OORSPROG VA BEPAALDE, I DE GEMEESCHAP I HET VRIJE VERKEER GEBRACHTE TEXTIELPRODUCTE VA AFDELIG XI VA DE GECOMBIEERDE OMECLATUUR E BETREFFEDE DE VOORWAARDE WAARODER DIE BEWIJSSTUKKE KUE WORDE AAVAARD, E TOT WIJZIGIG VA VERORDEIG (EEG) R. 3030/93 VA DE RAAD BETREFFEDE EE GEMEESCHAPPELIJKE REGELIG VOOR DE IVOER VA BEPAALDE TEXTIELPRODUCTE UIT DERDE LADE
PE-CONS 25/1/11 REV 1
L
VERORDEIG (EU) r. …/2011 VA HET EUROPEES PARLEMET E DE RAAD van 14 september 2011 tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1541/98 van de Raad betreffende de bewijsstukken inzake de oorsprong van bepaalde, in de Gemeenschap in het vrije verkeer gebrachte textielproducten van afdeling XI van de gecombineerde nomenclatuur en betreffende de voorwaarden waaronder die bewijsstukken kunnen worden aanvaard, en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3030/93 van de Raad betreffende een gemeenschappelijke regeling voor de invoer van bepaalde textielproducten uit derde landen
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 2, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure1,
1
Standpunt van het Europees Parlement van 7 juni 2011 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 27 juli 2011.
PE-CONS 25/1/11 REV 1
1
L
Overwegende hetgeen volgt: (1)
Verordening (EG) nr. 1541/98 van de Raad1 stelt de regels vast inzake de bewijsstukken inzake de oorsprong van bepaalde textielproducten uit derde landen waarmee de Europese Unie overeenkomsten, protocollen of andere bilaterale regelingen heeft gesloten, en van textielproducten waarop de Europese Unie toezicht houdt om de ontwikkelingen van de invoer te monitoren of waarop bijzondere vrijwaringsmaatregelen van toepassing zijn.
(2)
Sinds Verordening (EG) nr. 1541/98 werd vastgesteld, hebben belangrijke ontwikkelingen plaatsgevonden. De maatregelen bij invoer die de Europese Unie toepast op textielproducten van afdeling XI van de gecombineerde nomenclatuur zijn geleidelijk in aantal en betekenis verminderd en zijn nu van ondergeschikt belang, zowel wat betreft het aantal posten van de gecombineerde nomenclatuur als het aantal landen waarop zij van toepassing zijn.
(3)
Volgens artikel 26 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek2 kunnen de douaneautoriteiten, in geval van ernstige twijfel, elk aanvullend bewijs van de oorsprong eisen.
1 2
PB L 202 van 18.7.1998, blz. 11. PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.
PE-CONS 25/1/11 REV 1
2
L
(4)
In alle gevallen moet het land van oorsprong van ingevoerde goederen worden aangeduid in vak 34 van het enig document, hetwelk ingevuld dient te worden overeenkomstig de toelichting in bijlage 37 bij Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek1. Deze vermelding wordt op de gebruikelijke wijze gecontroleerd, wat betekent dat de douane indien zij dit nodig acht aanvullend bewijsmateriaal kan eisen.
(5)
De verplichting om systematisch aanvullende bewijzen van de oorsprong te verschaffen voor de in overweging 1 bedoelde textielproducten is onevenredig geworden in verhouding tot het doel bepaalde maatregelen bij invoer aan te vullen die zelf praktisch in onbruik zijn geraakt. Bijgevolg legt die verplichting marktdeelnemers onnodige lasten op.
1
PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1.
PE-CONS 25/1/11 REV 1
3
L
(6)
Omdat bedoelde textielproducten zonder enige beperking kunnen worden ingevoerd en de douaneautoriteiten, zoals vermeld in overweging 4, aanvullende gegevens kunnen opvragen, met name in geval van twijfel over de oorsprong van de ingevoerde producten, is het niet langer nodig de aanvullende administratieve eisen te handhaven waarin Verordening (EG) nr. 1541/98 voorziet.
(7)
Derhalve moet Verordening (EG) nr. 1541/98 worden ingetrokken.
(8)
Verordening (EEG) nr. 3030/93 van de Raad1 krachtens welke het bewijs van de oorsprong bepaald in Verordening (EG) nr. 1541/98 in bepaalde gevallen kan worden aanvaard, moet dienovereenkomstig worden gewijzigd,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
1
PB L 275 van 8.11.1993, blz. 1.
PE-CONS 25/1/11 REV 1
4
L
Artikel 1 Verordening (EG) nr. 1541/98 wordt ingetrokken.
Artikel 2 In artikel 1, lid 6, eerste alinea, van Verordening (EEG) nr. 3030/93 wordt de tweede zin geschrapt.
Artikel 3 Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Straatsburg,
Voor het Europees Parlement
Voor de Raad
De voorzitter
De voorzitter
PE-CONS 25/1/11 REV 1
5
L