2422015
ECLI:NL:RBROT:2008:BD0440, voorheen LJN BD0440, Rechtbank Rotterdam, 10/70113807
ECLI:NL:RBROT:2008:BD0440 Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
22042008
Datum publicatie
25042008
Zaaknummer
10/70113807
Rechtsgebieden
Strafrecht
Bijzondere kenmerkenEerste aanleg meervoudig Inhoudsindicatie
Man vastgetapet en daarna doodgeschopt/geslagen in een woning in Pernis. De rechtbank gaat er vanuit dat de verdachte het dodelijke geweld heeft toegepast en veroordeeld hem ter zake van gekwalificeerde doodslag en vrijheidsberoving tot twaalf jaar gevangenisstraf. Het eventueel niet tijdige optreden van de politie ter plaatse levert geen nietontvankelijkheid van de officier van justitie op.
Wetsverwijzingen
Wetboek van Strafrecht 282 Wetboek van Strafrecht 288
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Uitspraak RECHTBANK ROTTERDAM Sector strafrecht
Parketnummer: 10/70113807 datum uitspraak: 22 april 2008 Tegenspraak
VONNIS van de RECHTBANK ROTTERDAM, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[VERDACHTE 1], geboren in 1982 in Italië, [adres] preventief gedetineerd, raadsman mr. G.R. Stolk, advocaat te [plaatsnaam].
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 7 en 8 april 2008.
TENLASTELEGGING Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Pols heeft gerequireerd tot: vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde; bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair (de gekwalificeerde doodslag) en 2 ten laste gelegde; veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 jaren met aftrek van voorarrest.
ONTVANKELIJKHEID OFFICIER VAN JUSTITIE Namens verdachte is aangevoerd dat de politie ten tijde van de gebeurtenissen aan de Pastoriedijk zoveel fouten heeft gemaakt, dat de officier van justitie nietontvankelijk moet worden verklaard. Hiertoe is gesteld dat wanneer de politie haar werk goed had gedaan en eerder had ingegrepen, het slachtoffer (wellicht) niet zou zijn overleden.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBROT:2008:BD0440
1/11
2422015
ECLI:NL:RBROT:2008:BD0440, voorheen LJN BD0440, Rechtbank Rotterdam, 10/70113807
De rechtbank is van oordeel dat in het algemeen het volgende heeft te gelden. Een niet tijdig ingrijpen van de politie, waardoor schade die door verdachten is toegebracht is opgelopen, leidt niet tot nietontvankelijkheid van de officier van justitie, nu die schade niet door de gestelde nalatigheid van de politie is veroorzaakt, maar door onrechtmatig handelen van verdachten. Ook in deze zaak was dat het geval: de letsels van het slachtoffer zijn niet veroorzaakt door het door de raadsman gestelde niet tijdige ingrijpen van de politie, maar door de handelingen van verdachte en zijn medeverdachte. Bovendien zijn het niet de belangen van verdachte, die kunnen worden geschaad door een mogelijk niet tijdig ingrijpen van de politie, maar hooguit die van het slachtoffer. Het verweer van de verdediging wordt dan ook verworpen. De officier van justitie is ontvankelijk in zijn vervolging.
VRIJSPRAAK Het onder 1 primair ( moord ) ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
BEWIJSOVERWEGING EN BEWEZENVERKLARING Vaststelling van de feiten In de nacht van 15 op 16 juni 2007 is [slachtoffer], hierna “het slachtoffer”, in de woning te [plaatsnaam] overleden. Daaraan is het volgende voorafgegaan.
Het slachtoffer heeft met [verdachte 3] een relatie gehad. Zij woonden tot 30 mei 2007 samen. Op die datum heeft zij de woning verlaten nadat tussen hen een vechtpartij had plaatsgevonden waarbij [verdachte 3] letsel aan haar voorhoofd had opgelopen. (blz. 171 en 638 e.v. dossier TGO) [verdachte 3] en verdachte ( hierna genoemd [verdachte 1]) hebben in de periode vanaf medio januari 2007 regelmatig contact met elkaar gehad, waarbij [verdachte 3] onder meer over haar relatie met het slachtoffer sprak. (verklaring [verdachte 1] als getuige bij rechtercommissaris) Zij vertelde dat zij door hem in elkaar werd geslagen en dat zij geld van zijn rekening naar haar rekening had overgemaakt. (blz. 126 en blz.175) [verdachte 3] vertelde verder dat het slachtoffer goed zijn geld verdiende. (blz. 34) [verdachte 3] en [verdachte 1] hebben zeven of acht keer gesproken over de beroving van het slachtoffer. [verdachte 3] heeft een keer tegen [verdachte 1] gezegd dat hij de beroving moest uitstellen omdat er op dat moment onvoldoende geld op de rekening van het slachtoffer stond. Ook heeft zij aan hem gevraagd hoe hij de beroving wilde fiksen, omdat het slachtoffer hem zou herkennen. (blz. 176) [verdachte 1] wilde dat [verdachte 3] een valse handtekening zou zetten onder een overschrijvingsformulier van het slachtoffer. Het op die manier op een bankrekening van derden overgemaakte geld zou worden gedeeld. (blz. 176) Op metrostation [plaatsnaam] in Hoogvliet heeft een ontmoeting plaatsgevonden tussen [verdachte 3] en [verdachte 1], waarbij verdachte [verdachte 2] (hierna “[verdachte 2]”) ook aanwezig was. (blz. 127 en blz. 176) Daar is overlegd op welke manier het slachtoffer van zijn geld beroofd zou worden. Aanvankelijk is besproken dat [verdachte 3] een sleutel van de woning van het slachtoffer zou laten bijmaken zodat [verdachte 1] en [verdachte 2] ’s nachts zijn woning zouden kunnen binnengaan. [verdachte 3] heeft gezegd dat het slot niet was veranderd. Om te voorkomen dat het slachtoffer aangifte zou doen, zou hij worden gechanteerd met het feit dat er op zijn laptop die [verdachte 3] in haar bezit had kinderporno stond. Daarnaast zou [verdachte 3] aangifte doen van mishandeling. (blz. 127 en verklaringen [verdachte 1] bij de rechtercommissaris) Hierna zijn nog verschillende contacten geweest tussen de verdachten waarbij de plannen om het slachtoffer te beroven zijn besproken. (blz. 128 e.v. en blz. 176 e.v.) Uit de verschillende verklaringen maakt de rechtbank op dat [verdachte 3] en [verdachte 1] hierover samen spraken en ook [verdachte 1] en [verdachte 2] hierover samen spraken, waarbij [verdachte 1] zowel [verdachte 3] als [verdachte 2] op de hoogte hield van de zaken die buiten elkaars aanwezigheid waren besproken. [verdachte 1] wist van [verdachte 3] dat het slachtoffer een hoop geld op zijn rekening had staan. (blz 92) Op 7 juni 2007 is [verdachte 2] samen met getuige X in de woning van [verdachte 1] geweest waar eveneens is gesproken over de beroving van het slachtoffer. [verdachte 2] en [verdachte 1] hebben toen afgesproken de beroving in de woning van het slachtoffer te laten plaatsvinden, hem te slaan en zijn bankpas af te pakken en dan te gaan pinnen. [verdachte 1] heeft gezegd dat hij het slachtoffer zou slaan totdat hij zijn pincode zou geven. (blz. 92, blz. 129 en blz.185) Op 8 juni 2007 is [verdachte 2] wederom naar de woning van [verdachte 1] gegaan. Toen is besproken dat de beroving dat weekeinde niet door zou gaan omdat het slachtoffer dat weekend bij zijn ouders was. Dit had [verdachte 3] aan [verdachte 1] verteld, evenals dat zij niet wist wanneer het slachtoffer weer in zijn eigen huis ging wonen. [verdachte 2] heeft nog aan [verdachte 1] voorgesteld om zijn vuurwapen mee te nemen naar de beroving, maar [verdachte 1] vond dat geen goed idee (blz. 92, blz. 93 en blz. 129) Op 14 juni 2007 heeft een ontmoeting plaatsgevonden tussen de verdachten op het metrostation [plaatsnaam]. (blz. 130, blz. 177 en blz. 956 e.v.) Daar is met z’n drieën afgesproken dat de beroving in de woning van [verdachte 1] zou plaatsvinden. Het slachtoffer zou naar die woning worden meegenomen en in de woning worden besprongen en vastgetapet. Om te voorkomen dat de buren dat zouden horen stelde [verdachte 3] voor om de muziek hard aan te zetten. [verdachte 2] zou een dvd met harde muziek meenemen. (blz. 132) [verdachte 3] zou later die nacht horen of het was gelukt. (blz. 130 e.v.) De opbrengst van de beroving zou door verdachten worden gedeeld. (blz. 181 en blz. 928) Zij verklaarden bij deze gelegenheid alle drie dat zij het geld goed konden gebruiken (blz. 131). Het was de bedoeling dat in de nacht van de beroving alle rekeningen van het slachtoffer zouden worden leeggehaald. (verklaring [verdachte 1] bij rechtercommissaris)
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBROT:2008:BD0440
2/11
2422015
ECLI:NL:RBROT:2008:BD0440, voorheen LJN BD0440, Rechtbank Rotterdam, 10/70113807
[verdachte 1] heeft aan het slachtoffer gevraagd om mee uit te gaan. (blz. 132) Rond 22.15 uur is [verdachte 2] bij de woning van [verdachte 1] gearriveerd. Rond 22.30 uur hebben [verdachte 2] en [verdachte 1] wat gedronken in een café. Daarna zijn zij naar de woning van het slachtoffer gereden. In de auto op weg naar het slachtoffer is (nogmaals) besproken hoe de beroving zou plaatsvinden. (blz. 133) Toen is ook afgesproken dat gebruik gemaakt zou worden van het feit dat [verdachte 1] zijn portemonnee was vergeten, en met vermelding van deze reden het slachtoffer meegenomen zou worden naar de woning van [verdachte 1]. (verklaring verdachte/getuige [verdachte 1] ter zitting)
[verdachte 1] en [verdachte 2] hebben het slachtoffer bij zijn woning opgehaald en zijn naar de woning van [verdachte 1] aan de Pastoriedijk gereden. (blz. 39 e.v.), waar ze rond 23.15 uur zijn aangekomen. (blz. 522)
In de woning heeft het volgende plaatsgevonden. [verdachte 1] en [verdachte 2] zijn met het slachtoffer de woning binnengegaan. In de woning hebben de verdachten en het slachtoffer cocaïne gebruikt, die [verdachte 2] had meegenomen. Hierna is het slachtoffer vastgepakt, waarna een worsteling is ontstaan en het slachtoffer op de grond terecht is gekomen. Terwijl [verdachte 1] op het slachtoffer zat en hem in bedwang hield, heeft [verdachte 2] de benen en de armen van het slachtoffer vastgetapet waarbij het slachtoffer zich verzette. (verklaring verdachte/getuige [verdachte 1] ter zitting) [verdachte 2] heeft hem toen met kracht in zijn buik geschopt. (blz. 96) Ook de mond van het slachtoffer werd getapet. [verdachte 1] heeft, toen het slachtoffer op de grond lag, ongeveer 15 maal geschopt en geslagen, onder meer tegen het hoofd, zodat het slachtoffer zijn pincode zou geven. (verklaring verdachte/getuige [verdachte 1] ter zitting)
Nadat het slachtoffer zijn pincode had gegeven en deze door [verdachte 1] was gecontroleerd met behulp van internet, heeft [verdachte 2] de woning verlaten met het doel te gaan pinnen. Toen [verdachte 2] het portiek verliet zag hij dat de politie ter plaatse was gekomen. Over het op het slachtoffer uitgeoefende geweld hebben [verdachte 2] en [verdachte 1] verschillend verklaard. [verdachte 2] heeft verklaard dat hij slechts één schop heeft gegeven. Naar zijn zeggen was [verdachte 1] helemaal doorgedraaid. Hij heeft [verdachte 1] horen schreeuwen “hou je bek anders maak ik je dood” en hem meerdere keren heel hard op het achterhoofd van het slachtoffer zien stompen. Hij vond het zo erg wat hij zag dat hij op een gegeven moment niet meer durfde te kijken. (blz. 42) Wel was naar zijn zeggen het slachtoffer nog aanspreekbaar toen hij de woning verliet. [verdachte 1] heeft ter zitting verklaard dat hij samen met [verdachte 2] het slachtoffer heeft mishandeld en dat [verdachte 2] weliswaar minder vaak en minder hard dan hijzelf ook meerdere malen heeft geschopt en geslagen. Verder heeft [verdachte 1] verklaard dat hij het slachtoffer niet meer heeft geschopt of geslagen nadat [verdachte 2] de woning had verlaten. De buren en de politie hebben het volgende verklaard over de gebeurtenissen. De buurman van [verdachte 1], getuige [getuige 1] (blz. 380) heeft om 23.45 uur (verslag meldkamer blz. 1863) de politie gebeld met de melding dat hij zag dat er een persoon in de woning van [verdachte 1] werd vastgetapet. Ongeveer vijf minuten voor de melding had hij hard gestommel en gebonk gehoord, dat klonk alsof er gevochten werd in de woning. Hij hoorde iemand constant “help” roepen. Toen hij op het balkon ging kijken zag hij iemand op de grond liggen die waarschijnlijk tegen de keukenkast aanlag. Hij zag dat er benen werden ingetapet en zag spartelen. Daarop heeft hij de politie gebeld. Tot aan het moment dat zijn zoon thuis kwam, heeft de buurman ongeveer een kwartier lang gebonk gehoord en – met tussenpauzes – hulpgeroep vanuit de woning van [verdachte 1]. (blz. 381)
Getuige [getuige 2] bevond zich in een café aan de Pastoriedijk. Hij zag rond 23.55 uur politie voor het huis van zijn ouders aan de Pastoriedijk nr. 324b staan. Rond 00.00 uur kwam hij de woning van zijn ouders binnen. Hij hoorde vanuit de woning van [verdachte 1] een hoop gestommel. Hij heeft met een glas tegen de muur geluisterd en heeft in de woning van [verdachte 1], ter hoogte van de keuken, een soort doffe klappen gehoord en een hoop gekreun. Iets later heeft hij [verdachte 1] horen zeggen “waar is ze” of “waar is het” en hierna hoorde hij weer een hoop gestommel alsof er iemand klappen kreeg en gekreun. Tot slot hoorde hij een hoop enorm harde klappen die wel een minuut aanhielden. Daarna heeft hij niemand meer horen kreunen. Alles bij elkaar hoorde hij het slachtoffer een kwartier schreeuwen en daarna nog tien minuten kreunen. (blz. 384 en de verklaring van de getuige bij de rechtercommissaris)
[Verbalisanten 1 en 2] zien om 00.10 uur (blz. 001) of 00.07 uur (blz. 423) een man uit het portiek van de woning komen. Deze man blijkt later [verdachte 2] te zijn. In het meldkamerverslag wordt vermeld dat deze verbalisanten om 00.03 uur een persoon zien die vermoedelijk uit de woning komt. De rechtbank neemt aan dat dit [verdachte 2] is. Om 00.06 uur hebben de verbalisanten contact met [verdachte 2]. (blz. 1865) De patholooganatoom heeft een groot aantal letsels geconstateerd aan in het bijzonder het hoofd, de hals en de rug van het slachtoffer. Daarnaast was er toegenomen bewegelijkheid van de halswervelkolom ter plaatse van de eerste en tweede wervel en het ruggenmerg was hier beschadigd. Tevens was er bloed onder de harde hersenvliezen. Al deze letsels kunnen het gevolg zijn van (hevig) herhaaldelijk (hard) slaan, al dan niet met een zwaar voorwerp en/of schoppen. Deze letsels verklaren het intreden van de dood zondermeer. Het is waarschijnlijk dat het slachtoffer na het oplopen van de geweldsinwerking nog enige tijd heeft geleefd. Het is waarschijnlijker dat de meeste verwondingen één of enkele uren voor het overlijden zijn toegebracht dan enkele minuten voor het overlijden. Het
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBROT:2008:BD0440
3/11
2422015
ECLI:NL:RBROT:2008:BD0440, voorheen LJN BD0440, Rechtbank Rotterdam, 10/70113807
letsel aan de wervelkolom kan mogelijk recenter van aard zijn. (blz. 1833) Uit het rapport van de patholooganatoom volgt dat de kans groot is dat het merendeel van de letsels niet vlak voor het overlijden is aangebracht. Het tijdstip van het overlijden is niet exact bekend, maar toen de politie binnentrad tussen 00.41 en 00.44 uur (blz. 8, blz. 1836) werd er geen pols meer gevoeld. (blz. 431) Gelet op het tijdstip dat [verdachte 2] de woning uitkomt (tussen 00.03 en 00.10 uur) en de verklaringen van de getuigen 1 en 2 stelt de rechtbank vast dat er in elk geval gedurende een kwartier geweld is gebruikt jegens het slachtoffer door [verdachte 1] en [verdachte 2] samen, althans in elk geval waar [verdachte 2] bij was. Daarnaast is er nog geweld gebruikt nadat [verdachte 2] de woning heeft verlaten. Dit moet [verdachte 1] gedaan hebben. Gelet op de marges die de patholoog anatoom heeft aangegeven bij zijn poging om de datering van de letsels weer te geven, kan de rechtbank niet vaststellen op welk moment de dodelijke letsels zijn toegebracht. Uit onderzoek is gebleken dat er bloed van het slachtoffer aan beide handen en de rechterschoen van [verdachte 1] zat. (blz. 1808) Na het overlijden van het slachtoffer heeft [verdachte 3] op 30 juni 2007 geprobeerd om na te gaan of er geld was afgeschreven van de rekening van het slachtoffer. (blz. 602)
Verweren Ten aanzien van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde (de gekwalificeerde doodslag) heeft de raadsman aangevoerd dat de strekking van artikel 288 van het Wetboek van Strafrecht is, dat een mensenleven welbewust wordt opgeofferd voor het oorsprongsfeit, de diefstal. Nu echter het oogmerk van de verdachte niet was gericht op de dood van het slachtoffer, maar op de beroving van hem dient de verdachte te worden vrijgesproken van gekwalificeerde doodslag. Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de raadsman aangevoerd dat de vier aandachtsstreepjes betrekking hebbend op het geweld, reeds onder 1 ten laste zijn gelegd, waardoor sprake is van hetzelfde feitencomplex en eendaadse samenloop zodat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde feit. De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. Feit 1: voorwaardelijk opzet/ ontbreken van het oogmerk.
De stelling van de raadsman dat bij het ontbreken van oogmerk op de dood vrijspraak zou moeten volgen wordt verworpen. Voor bewezenverklaring van de gekwalificeerde doodslag is voldoende indien de voorwaardelijke opzet op de dood kan worden bewezen. Het volgende wordt overwogen. Verdachte en medeverdachte hebben het slachtoffer vastgepakt en vastgetapet om de beroving van het slachtoffer voor te bereiden en gemakkelijk te maken. Dit hadden ze van tevoren afgesproken. Hierdoor hebben verdachte en zijn medeverdachte zich naar het oordeel van de rechtbank willens en wetens in de situatie begeven, waarin rekening gehouden moest worden met de mogelijkheid dat het slachtoffer niet (direct) bereid zou zijn om mee te werken en zich in plaats daarvan fysiek en/of verbaal zou verzetten. Verdachte moest er daarom op bedacht zijn dat het uitvoeren van de geplande beroving zou kunnen escaleren. Verdachte heeft echter bewust ervoor gekozen om de beroving uit te voeren, daarbij het risico op de koop toenemend dat het slachtoffer niet zou reageren op dreigende taal en vasttapen en dat hij, verdachte, daadwerkelijk geweld zou moeten toepassen. Verdachte heeft ook van te voren gezegd dat hij zou slaan totdat het slachtoffer zijn pincode zou geven. Door met geschoeide voet meermalen tegen (de achterkant van) het hoofd te schoppen heeft verdachte welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij het slachtoffer op zodanige wijze zou raken, dat het slachtoffer dientengevolge zou komen te overlijden. Het is een feit van algemene bekendheid dat harde schoppen tegen (de achterkant van) het hoofd (en nek) de dood tot gevolg kunnen hebben. Aldus was het opzet van de verdachte, in de zin van voorwaardelijk opzet, gericht op het gevolg namelijk de dood van het slachtoffer en kan mitsdien de gekwalificeerde doodslag worden bewezen.
Feit 2: samenloop De rechtbank van oordeel dat anders dan door de raadsman betoogd er sprake is van een voortgezette handeling zodat het bewezenverklaarde zal worden gekwalificeerd in overeenstemming met het in artikel 56 van het wetboek van strafrecht bepaalde. Overigens kon een eendaadse samenloop niet leiden tot vrijspraak. Het verweer wordt verworpen. Feit 2: strafverzwarende omstandigheid bij artikel 282, derde lid van het Wetboek van Strafrecht De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat de onder 2 tenlastegelegde strafverzwarende omstandigheid, namelijk dat de wederrechtelijke vrijheidsberoving de dood tot gevolg heeft gehad, wettig en overtuigend kan worden bewezenverklaard nu het slachtoffer ten gevolge van de handelingen tijdens die wederrechtelijke vrijheidsberoving is overleden. Bewezenverklaring Gelet op het bovenstaande is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBROT:2008:BD0440
4/11
2422015
ECLI:NL:RBROT:2008:BD0440, voorheen LJN BD0440, Rechtbank Rotterdam, 10/70113807
hij in de periode van 15 juni 2007 tot en met 16 juni 2007 te [plaatsnaam], gemeente [plaatsnaam] tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers hebben verdachte en/of zijn mededader opzettelijk
de armen en benen van die [slachtoffer] met tape samengebonden/vastgebonden en tape op de mond van die [slachtoffer] geplakt en (vervolgens) meermalen, met kracht (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) met de vuisten op/tegen het (achter)hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] geslagen en/of gestompt en terwijl die [slachtoffer] op de grond lag met geschoeide voet op/tegen het (achter)hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] geschopt en/of getrapt,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden,
welke vorenomschreven doodslag werd vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal (met geweld) van een bankpas en/of afpersing van een bankpas endaarbij behorende pincode, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken ;
2.
hij in de periode van 15 juni 2007 tot en met 16 juni 2007 te [plaatsnaam], gemeente [plaatsnaam] , tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immershebben hij verdachte en/of zijn mededader met dat opzet: de armen en en benenvan die [slachtoffer] met tape samengebonden/vastgebonden en tape op de mond van die [slachtoffer] geplakt en (vervolgens) meermalen, met kracht terwijl die [slachtoffer] op de grond lag met de vuist op/tegen het (achter)hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] geslagen en/of gestompt en/of terwijl die [slachtoffer] op de grond lag met geschoeide voet op/tegen het (achter)hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] geschopt en/of getrapt welk feit de dood van die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
STRAFBAARHEID FEITEN De bewezen feiten leveren op: De voortgezette handeling van:
1 subsidiair. Medeplegen van doodslag, vergezeld of voorafgegaan van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden of gemakkelijk te maken;
en
2. Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd gehouden, terwijl het feit de dood tengevolge heeft.
De feiten zijn strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBROT:2008:BD0440
5/11
2422015
ECLI:NL:RBROT:2008:BD0440, voorheen LJN BD0440, Rechtbank Rotterdam, 10/70113807
De verdachte is strafbaar.
STRAFMOTIVERING De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan gekwalificeerde doodslag en aan opzettelijke vrijheidsberoving de dood ten gevolge hebbend. Verdachte heeft van een vriendin gehoord dat het latere slachtoffer goed bij kas was. Verdachte heeft zijn vriend die ook wel geld kon gebruiken, betrokken bij de plannen om het slachtoffer te gaan beroven. Verdachte, de vriend en de vriendin hebben herhaaldelijk overleg gevoerd over de manier en het moment waarop de beroving zou plaatsvinden. Met een smoes is het slachtoffer naar de woning van verdachte gelokt waar hij op een gegeven moment is overmeesterd en vastgetapet en zodoende weerloos is gemaakt. Hierna is de pincode letterlijk uit het slachtoffer geslagen. Het geweld dat daarbij is gebruikt is zo hevig geweest dat het slachtoffer hierdoor is overleden. De patholooganatoom spreekt van excessief geweld.
Het bewezenverklaarde is buitengewoon ernstig. Vooral de meedogenloosheid, de brutaliteit en de berekenende manier waarop verdachte, de medeverdachte en de medeplichtige hebben geprobeerd het slachtoffer van diens geld te beroven vindt de rechtbank ronduit schokkend. Verdachte en diens medeverdachte hebben op zeer agressieve wijze een mens het leven ontnomen. Vast staat dat het slachtoffer enige tijd in doodsnood heeft verkeerd door het gewelddadige en nietsontziende handelen van verdachten. Zij hebben zich op die fatale avond in juni 2007 enkel laten leiden door financieel gewin en zich niet bekommerd om het slachtoffer een jonge man die midden in het leven stond en zijn dierbaren. Niet alleen het verlies zelf maar ook de manier waarop het slachtoffer is overleden heeft de nabestaanden van het slachtoffer onmetelijk veel verdriet toegebracht. De door verdachte gepleegde feiten zijn zo ernstig dat alleen een vrijheidsbenemende straf van langere duur in aanmerking komt. Bij het bepalen van de duur wordt het volgende meegenomen. De duur van de straf die de officier van justitie heeft gevorderd, zou meer passend zijn wanneer de dood van het slachtoffer zou zijn gepland. Dit was niet het geval. Verder lijkt de verdachte naar de indruk van de rechtbank hetgeen ook blijkt uit zijn verklaring dat hij het zwaarste geweld zelf heeft toegepast de verantwoording voor zijn daden te nemen. Hij heeft ter terechtzitting spijt betuigd en gezegd dat hij zijn leven voor dat van het slachtoffer zou willen geven. Dit doet uiteraard niets af aan de ernst van de gepleegde feiten, de omvang van het leed dat de nabestaanden van het slachtoffer is aangedaan, of aan de maatschappelijke onrust die hierdoor is ontstaan. De rechtbank vindt niet dat een eventueel te laat ingrijpen door de politie moet leiden tot strafvermindering. Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 18 juni 2008 blijkt dat verdachte in het verleden eerder ter zake van vermogensdelicten is veroordeeld.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de inhoud van een psychiatrisch rapport, d.d. 6 augustus 2007 opgemaakt door dr. Y, psychiater, waarin wordt geconcludeerd dat het psychiatrisch onderzoek aanwijzingen oplevert voor een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van verdachte in de vorm van een antisociale persoonlijkheidsstructuur, waarschijnlijk een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De daadwerkelijke diagnose persoonlijkheidsstoornis kan niet met zekerheid worden gesteld. Daarnaast is er sprake van langdurig en ernstig misbruik en afhankelijkheid van roesmiddelen. Ook ten tijde van tenlastegelegde was sprake van genoemde gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en intoxicatie met alcohol en cocaïne. Door de gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, met name het ontbreken van de gewetensfuncties en de empathische vermogens, een egocentrische beleving gericht op behoeftebevrediging en een neiging tot roekeloosheid en impulsiviteit kon onderzochte eerder tot de hem ten laste gelegde feiten komen. Onderzochte kan naar het oordeel van de psychiater licht verminderd toerekeningsvatbaar worden geacht. De kans op herhaling is verhoogd door genoemde gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van verdachte in combinatie met een ernstige verslaving.
De rechtbank kan zich verenigen met de inhoud van het hiervoor genoemd rapport van de psychiater en is dan ook van oordeel dat op grond van dit rapport kan worden gesteld dat er sprake is van een licht verminderde toerekeningsvatbare verdachte. Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.
VORDERINGEN BENADEELDE PARTIJEN / SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL Als benadeelde partij hebben zich ter zake van beide feiten in het geding gevoegd de ouders van het slachtoffer, wonende te [plaatsnaam], alsook de minderjarige zoon van het slachtoffer, wonende te [plaatsnaam]. a. De vordering van de ouders van het slachtoffer.
De benadeelde partij vordert vergoeding van materiële schade bestaande uit:
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBROT:2008:BD0440
6/11
2422015
ECLI:NL:RBROT:2008:BD0440, voorheen LJN BD0440, Rechtbank Rotterdam, 10/70113807
1. Telefoonkosten ad € 90,33; 2. Representatiekosten ad € 339,35; 3. Reiskosten ad € 253,50; 4. Griffierechten i.v.m. akte beneficiaire aanvaarding ad € 98,; 5. Kosten uitvaart ad € 2.100,26; 6. Studiekosten [moeder slachtoffer] ad € 2.087,18; 7. Grafmonument ad € 4.284,85; 8. Urnengraf ad € 1.334,50; 9. Notariskosten ad € 928,62; 10. Verzekering voor grafmonument ad € 299,94;
Dit betreft een totaal bedrag van € 11.816,53. Daarnaast vordert de benadeelde partij een bedrag van € 1.499,40 aan kosten voor rechtsbijstand.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de posten 1, 2, 3, 5, 7, 8, 10 en de kosten voor rechtsbijstand met oplegging aan de verdachte van de maatregel van schadevergoeding.
Namens de verdachte is primair geconcludeerd tot nietontvankelijkverklaring van de vordering van de benadeelde partij, omdat deze niet eenvoudig van aard is om in deze procedure vast te stellen. Subsidiair is namens de verdachte geconcludeerd dat slechts de posten 4, 5 en óf 7 óf 8 voor vergoeding in aanmerking komen, omdat de overige posten onvoldoende onderbouwd zijn. De rechtbank is van oordeel dat de posten 1, 2, 3, 5, 7 en 8 zijn aan te merken als schade die rechtstreeks aan de benadeelde partij is toegebracht als gevolg van de twee bewezen verklaarde feiten en dat deze posten genoegzaam zijn onderbouwd. Deze onderdelen van de vordering, voor een totaal bedrag van € 8.402,79, zijn daarom toewijsbaar.
De posten 4, 6, 9 en 10 zijn niet van zo eenvoudige aard, dat die onderdelen van de vordering zich lenen voor behande¬ling in dit strafgeding. De benadeelde partij zal daarin nietontvankelijk worden verklaard. Deze onderdelen van de vordering kunnen slechts bij de burgerlijke rechter worden aange¬bracht. Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 1.499,40. In het algemeen geldt dat de kosten voor rechtsbijstand worden berekend volgens het liquidatietarief van de sector kanton. Dit zou neerkomen op een lager bedrag dan thans gevorderd is. Omdat de advocaat van de benadeelde partij echter twee hele dagen ter zitting aanwezig is geweest ter ondersteuning van de benadeelde partij, wordt het gevorderde bedrag ad € 1.499,40 niet onredelijk geacht en zal dit bedrag worden toegewezen. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. b. De vordering van [minderjarige zoon van het slachtoffer]
De benadeelde partij vordert vergoeding van schade bestaande uit: 1. Affectieschade ad € 10.000,; 2. De posten van de ouders van het slachtoffer die niet voor toewijzing in aanmerking komen bij de beoordeling van hun eigen vordering;
Daarnaast vordert de benadeelde partij een bedrag van € 1.000, aan kosten voor rechtsbijstand. De officier van justitie heeft geconcludeerd de benadeelde partij nietontvankelijk te verklaren in de posten 1 en 2 en tot toewijzing van de kosten voor rechtsbijstand. met oplegging aan de verdachte van de maatregel van schadevergoeding. Namens de verdachte is geconcludeerd de benadeelde partij nietontvankelijk te verklaren in de posten 1 en 2 en tot afwijzing van de kosten voor rechtsbijstand. De eerste post is niet van zo eenvoudige aard, dat dit onderdeel van de vordering zich leent voor behande¬ling in dit strafgeding. De benadeelde partij zal daarin nietontvankelijk worden verklaard. Dit onderdeel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aange¬bracht. De posten van de ouders van het slachtoffer die niet voor vergoeding in aanmerking zijn gekomen, zijn ook hier niet van eenvoudige aard en lenen zich dus niet voor behandeling in dit strafgeding. De benadeelde partij zal daarin nietontvankelijk worden verklaard. Nu de benadeelde partij nietontvankelijk is verklaard in zijn vorderingen, wordt verdachte niet veroordeeld in de kosten voor rechtsbijstand, maar wordt de benadeelde partij veroordeeld in de kosten van de verdachte, tot op heden begroot op nihil.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBROT:2008:BD0440
7/11
2422015
ECLI:NL:RBROT:2008:BD0440, voorheen LJN BD0440, Rechtbank Rotterdam, 10/70113807
Naast de eerdergenoemde artikelen is op de artikelen 9, 36f, 47, 56, 282 en 288 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING De rechtbank: verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging; verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij; verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan; verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij; stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten; verklaart de verdachte strafbaar; veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 12 (twaalf) jaren; beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht; verklaart de benadeelde partij [ouders slachtoffer] nietontvankelijk in hun vordering wat betreft de posten 4, 6, 9 en 10; verklaart de benadeelde partij [minderjarige zoon slachtoffer] nietontvankelijk in zijn vordering; bepaalt dat voornoemde onderdelen van de vorderingen van beide benadeelde partijen slechts kunnen worden aangebracht bij de burgerlijke rechter; wijst de vordering van de benadeelde partij [ouders slachtoffer] toe tot een bedrag van € 8.402,79 (zegge: achtduizendvierhonderdtwee euro en negenenzeventig cent ) en veroor¬deelt de verdachte dit bedrag tegen kwij¬ting aan [ouders slachtoffer] te betalen; veroordeelt de verdachte in de kosten door de bena¬deelde partij [ouders slachtoffer] gemaakt, tot op heden begroot € 1.499,40; veroordeelt de benadeelde partij [minderjarige zoon slachtoffer] in de kosten door de verdachte gemaakt tot op heden begroot op nihil; legt aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [ouders slachtoffer] voornoemd te betalen € 8.402,79 (zegge: achtduizendvierhonderdtwee euro en negenenzeventig cent ), bij gebreke van volledige betaling en volle¬dig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 72 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hech¬tenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft; verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [ouders slachtoffer] tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door: mr. Buizer, voorzitter, en mrs. Boer en Wiersinga, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Aagaard en Wongsokerto, griffiers, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 april 2008.
Bijlage bij vonnis van: 22 april 2008
TEKST TENLASTELEGGING Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat 1.
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2007 tot en met 16 juni 2007 te
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBROT:2008:BD0440
8/11
2422015
ECLI:NL:RBROT:2008:BD0440, voorheen LJN BD0440, Rechtbank Rotterdam, 10/70113807
Pernis, gemeente Rotterdam en/of Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade B. Jue van het leven heeft beroofd,
immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg,
de armen en/of handen en/of benen en/of voeten van die Jue met tape samengebonden/vastgebonden en/of tape op de mond van die Jue geplakt en/of tape rond/om de nek van die Jue gewikkeld en/of (vervolgens) meermalen, althans éénmaal met kracht (terwijl die Jue op de grond lag) met de vuist(en) en/of een hard voorwerp op/tegen het (achter)hoofd en/of het lichaam van die Jue geslagen en/of gestompt en/of (terwijl die Jue op de grond lag) met geschoeide voet(en) op/tegen het (achter)hoofd en/of lichaam van die Jue geschopt en/of getrapt,
tengevolge waarvan voornoemde Jue is overleden; (Artikel 289 juncto 47 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2007 tot en met 16 juni 2007 te Pernis, gemeente Rotterdam en/of Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk B. Jue van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk de armen en/of handen en/of benen en/of voeten van die Jue met tape samengebonden/vastgebonden en/of tape op de mond van die Jue geplakt en/of tape rond/om de nek van die Jue gewikkeld en/of (vervolgens) meermalen, althans éénmaal met kracht (terwijl die Jue op de grond lag) met de vuist(en) en/of een hard voorwerp op/tegen het (achter)hoofd en/of het lichaam van die Jue geslagen en/of gestompt en/of (terwijl die Jue op de grond lag) met geschoeide voet(en) op/tegen het (achter)hoofd en/of lichaam van die Jue geschopt en/of getrapt,
tengevolge waarvan voornoemde Jue is overleden,
welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal (met geweld) van een bankpas en/of afpersing van een bankpas en/of (daarbij behorende) pincode, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
(Artikel 288/287 juncto 47 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2007 tot en met 16 juni 2007 te Pernis, gemeente Rotterdam en/of Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBROT:2008:BD0440
9/11
2422015
ECLI:NL:RBROT:2008:BD0440, voorheen LJN BD0440, Rechtbank Rotterdam, 10/70113807
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee met inhoud en/of een bankpas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan B. Jue, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde Jue, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
dat hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2007 tot en met 16 juni 2007 te Pernis, gemeente Rotterdam en/of Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld, B. Jue heeft gedwongen tot de afgifte van een bankpas en/of (daarbij bijbehorende) pincode, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die Jue, in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld (telkens) bestond(en) uit het vastbinden/samenbinden van de armen en/of handen en/of benen en/of voeten van die Jue met tape en/of plakken van tape op de mond van die Jue en/of het wikkelen van tape rond/om de nek van die Jue en/of (vervolgens) het meermalen, althans éénmaal met kracht (terwijl die Jue op de grond lag) met de vuist(en) en/of een hard voorwerp op/tegen het (achter)hoofd en/of het lichaam van die Jue slaan en/of stompen en/of (terwijl die Jue op de grond lag) met geschoeide voet(en) op/tegen het (achter)hoofd en/of lichaam van die Jue schoppen en/of trappen,
en welk(e) feit(en) de dood van die Jue ten gevolge heeft/hebben gehad;
(Artikel 312 lid 3 juncto 47 Wetboek van Strafrecht en/of artikel 317 lid 3 juncto 47 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij in of omstreeks de periode van 15 juni 2007 tot en met 16 juni 2007 te Pernis, gemeente Rotterdam en/of Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk B. Jue wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet: de armen en/of handen en/of benen en/of voeten van die Jue met tape samengebonden/vastgebonden en/of tape op de mond van die Jue geplakt en/of tape rond/om de nek van die Jue gewikkeld en/of (vervolgens) meermalen, althans éénmaal met kracht (terwijl die Jue op de grond lag) met de vuist(en) en/of een hard voorwerp op/tegen het (achter)hoofd en/of het lichaam van die Jue geslagen en/of gestompt en/of (terwijl die Jue op de grond lag) met geschoeide voet(en) op/tegen het (achter)hoofd en/of lichaam van die Jue geschopt en/of getrapt,
welk feit de dood van die Jue ten gevolge heeft gehad; (Artikel 282 juncto 47 Wetboek van Strafrecht)
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBROT:2008:BD0440
10/11
2422015
ECLI:NL:RBROT:2008:BD0440, voorheen LJN BD0440, Rechtbank Rotterdam, 10/70113807
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBROT:2008:BD0440
11/11