2242015
ECLI:NL:RBDHA:2013:CA0719, voorheen LJN CA0719, Rechtbank Den Haag, 0971107412, 0914801411 en 0981735313
ECLI:NL:RBDHA:2013:CA0719 Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
22052013
Datum publicatie
22052013
Zaaknummer
0971107412, 0914801411 en 0981735313
Rechtsgebieden
Strafrecht
Bijzondere kenmerkenEerste aanleg meervoudig Inhoudsindicatie
Verdachte krijgt een celstraf van 12 jaar voor doodslag en poging tot doodslag. Op 19 augustus 2012 schoot hij op twee broers, waarvan een uiteindelijk overleed aan zijn verwondingen. De broer die het overleefde, kreeg van de rechtbank 6 maanden cel voor verboden wapengebruik (LJN: CA0718). De schietpartij vond om half vijf ‘s nachts plaats in de Zoetermeerse wijk Oosterheem, waarbij vanuit twee auto’s op elkaar is geschoten. Met een vuurwapen van het merk Glock, loste de man uit Zoetermeer vijf schoten op de auto waar de broers op dat moment in zaten. Vanuit hun auto is twee keer geschoten. Omdat de man door eigen schuld in de schietpartij terecht was gekomen, komt hem geen beroep op noodweer toe. Wie van de broers op hem heeft geschoten, is niet vast te stellen. De broer die de schietpartij overleefde, wordt daarom door de rechtbank vrijgesproken van poging tot doodslag. Die broer krijgt van de rechtbank wel een veroordeling voor het meenemen van een vuurwapen na de schietpartij en het proberen sporen te wissen. Hiermee heeft hij het politieonderzoek bewust ondermijnd. Verder is het niet aannemelijk dat hij het wapen toen nog nodig had voor zijn verdediging. Hij krijgt een celstraf van 6 maanden. Die straf heeft hij al uitgezeten.
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Uitspraak RECHTBANK DEN HAAG Strafrecht Meervoudige strafkamer Parketnummer 09/71107412, 09/14801411 en 09/81735313 Datum uitspraak: 22 mei 2013 Tegenspraak (Promis) De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte B], geboren op [datum] 1981 te [plaats], adres: [adres]. thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "HvB De Geniepoort" te Alphen aan den Rijn.
1. Het onderzoek ter terechtzitting Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 7 mei 2013 en gesloten ter terechtzitting van 8 mei 2013. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.M. Offers en van hetgeen door de raadsvrouw van de verdachte, mr. N.C.E.C. Luns, advocaat te Almere, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBDHA:2013:CA0719
1/10
2242015
ECLI:NL:RBDHA:2013:CA0719, voorheen LJN CA0719, Rechtbank Den Haag, 0971107412, 0914801411 en 0981735313
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat: Ten aanzien van parketnummer 09/71107412 (dagvaarding I): 1. hij op of omstreeks 19 augustus 2012 te Zoetermeer opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [broer van verdachte A]van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen een of meerdere kogel(s) afgevuurd op of in de richting van die [broer van verdachte A], tengevolge waarvan voornoemde [broer van verdachte A]is overleden; 2. hij te Zoetermeer, op of omstreeks 19 augustus 2012, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachte rade een persoon genaamd [verdachte A]van het leven te beroven, opzettelijk al dan niet na kalm beraad en rustig overleg met een vuurwapen een (aantal) kogel(s) heeft afgevuurd op of in de richting van die [verdachte A], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; Ten aanzien van parketnummer 09/14801411 (dagvaarding II): hij op of omstreeks 28 april 2011 te Zoetermeer [D]en/of haar (minderjarige) zoon [E]heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in zijn (rechter)hand gehouden en/of dit vuurwapen doorgeladen en/of gericht op die [D]en/of die [E]en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : "ik schiet je dood" en/of "je weet niet wat ik met je kan doen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; Ten aanzien van parketnummer 09/81735313 (dagvaarding III): hij op of omstreeks 11 augustus 2012 te Zoetermeer [C]heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (een deel van) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [C] getoond en/of (vervolgens) dit vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [C] heeft gericht en/of (daarbij) deze [C] dreigend de woorden toegevoegd: "hou je mond dicht, want ik maak jullie allemaal af" en/of "blijf achter staan, niet naar voren komen, anders gaan er (slechte) dingen gebeuren", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3. Dagvaarding I (parketnummer 09/71107412) 4.1 Inleiding1 Op 19 augustus 2012, even voor het moment van de melding om 04.28 uur, heeft er een schietpartij plaatsgevonden in Zoetermeer op de kruising van de Florence Nightingalelaan met de Scheldestroom, waarbij vanuit twee auto's op elkaar is geschoten. De verdachte was de bestuurder en enige inzittende van de ene auto. De broers [broer van verdachte A]en [verdachte A]zaten als respectievelijk bestuurder en bijrijder in de andere auto. De schietpartij heeft plaats gevonden kort nadat de verdachte in zijn auto langs de woning van [verdachte A]aan het […] was gereden, voor welke woning (onder meer) de broers [broers] aanwezig waren. De broers zijn in een aldaar aanwezige auto gestapt en achter de verdachte aangereden. De achtervolging is geëindigd op voornoemde kruising. Vast staat dat door de verdachte met een vuurwapen van het merk Glock2 vijf keer is geschoten, waarvan in ieder geval drie keer gericht in de richting van de passagierszijde van de personenauto van de broers [broers].3 Er werden twee inschoten gevonden, één inschot in het bijrijdersportier, met een bij dat inschot passende kogelpunt in de rugleuning van de bijrijdersstoel, en één inschot aan de rechterachterzijde in het metaal van het achterraam. Verder was het raam van het bijrijdersportier verbrijzeld en werd een kogelpunt met daarop zeer kleine, op glas lijkende deeltjes, in het lichaam van [broer van verdachte A]aangetroffen.4 Vanuit de auto van de broers [broers] is twee keer geschoten, waarvan in ieder geval één maal gericht op de auto van de verdachte.5 De kogel die [broer van verdachte A]heeft geraakt, heeft onder meer de halsslagader beschadigd. Aan de gevolgen van deze verwonding is hij ruim een week later overleden6. De vraag die moet worden beantwoord is of de verdachte zich daarmee heeft schuldig gemaakt aan moord of doodslag (en een poging daartoe). 4.2 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte gericht meermalen op de broers [broers] heeft geschoten. Daarmee heeft hij in ieder geval het voorwaardelijk opzet gehad om hen te doden. Dat de verdachte hierbij met voorbedachte raad heeft gehandeld acht zij niet bewezen. Nu één van de broers daadwerkelijk zodanig is geraakt dat deze is overleden, acht zij ten aanzien van hem doodslag bewezen. Ten aanzien van de andere broer is het gebleven bij een poging tot doodslag. 4.3 Het standpunt van de verdediging
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBDHA:2013:CA0719
2/10
2242015
ECLI:NL:RBDHA:2013:CA0719, voorheen LJN CA0719, Rechtbank Den Haag, 0971107412, 0914801411 en 0981735313
De raadsvrouw heeft op dit punt geen verweer gevoerd. 4.4 De beoordeling van de tenlastelegging De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat het dossier geen bewijs bevat dat bij of voorafgaand aan de confrontatie en de beslissing om te schieten, sprake is geweest van een moment waarin de verdachte zich heeft kunnen beraden en over zijn voornemen om te schieten heeft kunnen nadenken. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van de hem verweten moord en poging tot moord. Uit hetgeen hiervoor is vastgesteld, blijkt dat de verdachte meermalen gericht geschoten heeft op de passagierskant van de auto van de broers [broers]. Daarmee heeft hij op zijn minst de aanmerkelijk kans aanvaard dat hij hen dodelijk zou raken. Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 19 augustus 2012 te Zoetermeer opzettelijk [broer van verdachte A]van het leven heeft beroofd en tevens heeft gepoogd [verdachte A]van het leven te beroven.
4. Dagvaarding II (parketnummer 09/14801411 ) 4.1 Inleiding [D]heeft aangifte gedaan van een bedreiging op 28 april 2011 waarbij de verdachte haar met een vuurwapen en mondeling met de dood zou hebben bedreigd. De verdachte heeft erkend dat hij op 28 april [H]en met zijn partner en een vriendin in de woning van aangeefster is geweest. Hij heeft ontkend dat hij haar toen heeft bedreigd. 4.2 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie acht het feit bewezen. Alle getuigen van de kant van de familie [D] hebben bij de politie verklaard dat de verdachte die dag heeft gedreigd met een vuurwapen. Zij ziet geen reden om deze verklaringen uit te sluiten van het bewijs, omdat zij (deels) in elkaars bijzijn zouden zijn gehoord. De verdachte heeft verder erkend dat hij ook toen al beschikte over een vuurwapen. 4.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geconcludeerd tot bewijsuitsluiting en tot vrijspraak. Bij het onderzoek door de politie is sprake van meerdere onherstelbare vormverzuimen die in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering niet meer hersteld kunnen worden. Twee getuigen, [F]en [G], zijn in elkaars bijzijn gehoord, waarbij de één in feite de verklaring van de ander heeft ondertekend. Aangeefster was voorts aanwezig bij het verhoor van haar zoon [E]en heeft zijn verklaring op juistheid gecontroleerd. Deze verklaringen dienen daarom te worden uitgesloten van het bewijs. Voor het overige verklaren de getuigen niet consistent en wijken hun verklaringen ten overstaan van de rechtercommissaris op belangrijke punten af van hun verklaring bij de politie. Hier tegenover staan de verklaringen van de getuigen van de kant van de verdachte die hem vrijpleiten van enige bedreiging.
4.4 De beoordeling van de tenlastelegging
Bewijsuitsluiting? Uit de verklaringen van [F], [G] en [E]bij de rechtercommissaris blijkt inderdaad dat de eerste twee in elkaars bijzijn zijn gehoord waarbij [F]een verklaring heeft ondertekend die grotendeels letterlijk gelijk is aan de verklaring zoals door [G] afgelegd. Ook de door de raadsvrouw aangegeven gang van zaken met betrekking tot het verhoor van [E]klopt. Dat betekent dat deze verhoren niet conform de daarvoor geldende procedures hebben plaatsgevonden. Deze verklaringen worden daarom uitgesloten van het bewijs.
Vrijspraak De verklaringen van de getuigen ten overstaan van de rechtercommissaris wijken voorts op belangrijke punten van elkaar af. Zo wordt verschillend verklaard over de wijze waarop de verdachte het beweerdelijke vuurwapen heeft gepakt, wat hij daarmee gedaan heeft en hoe dat vuurwapen eruit zag. Nu het dossier voor het overige geen bewijs bevat, moet geconcludeerd worden dat de verdachte dient te worden vrijgesproken omdat het voorhanden bewijs onvoldoende overtuigend is.
5. Dagvaarding III (parketnummer 09/81735313) 5.1 Inleiding [C]heeft verklaard dat de verdachte hem op 11 augustus 2012 op een feest met een vuurwapen en mondeling met de dood zou hebben bedreigd. De verdachte heeft erkend dat hij op dat feest is geweest en dat er een woordenwisseling en enig duwwerk met aangever heeft plaatsgevonden. Hij ontkent echter dat hij een pistool bij zich droeg en ontkent daarmee dat hij hem met een pistool zou hebben bedreigd.7
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBDHA:2013:CA0719
3/10
2242015
ECLI:NL:RBDHA:2013:CA0719, voorheen LJN CA0719, Rechtbank Den Haag, 0971107412, 0914801411 en 0981735313
5.2 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie acht dit feit bewezen. De verklaring van aangever wordt ondersteund door zijn vriendin en zijn moeder. Verder was de verdachte toen in het bezit van een vuurwapen. 5.3 Het standpunt van de verdediging De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Zij heeft ook hier aangevoerd dat de verklaringen van aangever en zijn moeder op essentiële punten tegenstrijdig zijn. Zij verklaren verschillend over de wijze waarop de verdachte het wapen zou hebben vastgepakt, of de verdachte met het wapen heeft gericht en wat hij zou hebben gezegd. Deze verklaringen kunnen daarom niet bijdragen tot het bewijs en voor het overige bevat het dossier geen bewijs. 5.4 De beoordeling van de tenlastelegging8 Op 11 augustus 2012 omstreeks 03.00 uur kwam er via het alarmnummer 112 bij de Politie Haaglanden een melding binnen van de moeder van een manspersoon genaamd [C] dat haar zoon zou zijn bedreigd met een vuurwapen. Dit zou hebben plaatsgevonden in "De blokhut" gelegen aan de Van der Hagenstraat te Zoetermeer en de dader zou "[verdachte B]" heten.9 [C]heeft verklaard dat hij een week voor 19 augustus 2012 in de hal van de "Blokhut" te Zoetermeer een woordenwisseling heeft gekregen met [H]("[H]"), de stiefzoon van de verdachte10.11 Hij heeft verder verklaard dat de verdachte daar uit het niets tussen is gekomen en tegen [H]heeft geschreeuwd dat hij [C]moest slaan, anders zou de verdachte dat zelf doen. Vervolgens is [C]met zijn vriendin, [vriendin van C],12 en zijn broer, [broer van C], door de organisatie van het feest in een aparte kamer gezet, waar de verdachte ook binnen is gekomen. [C] heeft in de broeksband van de verdachte een donker kleurig pistool gezien, die de verdachte constant met zijn hand om de kolf vasthield. De verdachte zou vervolgens hebben gezegd: "Blijf achter staan niet naar voren komen, anders gaan er dingen gebeuren".13 14 De verdachte zou het pistool ook uit zijn broeksband hebben gehaald, op welk moment de moeder van [C] binnen kwam ([C] had haar gebeld15) en waarna de verdachte het wapen weer in zijn broeksband zou hebben gestopt.16 17 [vriendin van C], de vriendin van aangever, heeft eveneens verklaard dat de verdachte zijn hand op een zwartkleurige pistool had en dat hij die in de aparte kamer ook in zijn hand (uit zijn broeksband) heeft gehad. De verdachte zou ook hebben gedreigd dat er slechte dingen konden gebeuren.18 19 [moeder van C], de moeder van aangever, heeft verklaard dat ook zij de achterkant van een pistool in de broeksband van de verdachte heeft gezien.20 De verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij tussen zijn stiefzoon en de verdachte is gekomen en tegen [H]heeft gezegd dat hij [C]twee klappen moest geven. [H]zou hebben gezegd dat hij het wilde laten gaan. Nadat [C]in een rookruimte terecht was gekomen, heeft hij de deur van die ruimte open geduwd en is hij die ruimte in gegaan om aangever duidelijk te maken dat hij moest stoppen met dreigementen in de richting van zijn stiefzoon. De verdachte zou hebben gezegd dat [C]beter kon stoppen want anders kon het uit de hand lopen. De verdachte ontkent doodsbedreigingen te hebben geuit of te hebben gezegd dat er erge dingen konden gebeuren. Ook ontkent hij een wapen bij zich te hebben gehad. Zijn wapen lag namelijk in zijn eigen auto, terwijl hij met vrienden op stap was met een andere auto.21 De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de verdachte [C]heeft bedreigd met een vuurwapen en/of met dreigende woorden. Zij overweegt hiertoe het volgende. De rechtbank constateert dat de moeder van [C]al direct bij het bellen van het alarmnummer, dit is nadat zij haar zoon aan de telefoon heeft gehad en nog voordat zij bij "De Blokhut" was gearriveerd, aangeeft dat haar zoon door de verdachte met een vuurwapen zou zijn bedreigd. Het kan dan niet anders dan dat haar zoon haar dit in het telefoongesprek en aldus tijdens het incident zelf heeft verteld. Nu de verdachte verder heeft erkend dat hij in die tijd over een vuurwapen beschikte en hij buiten het tonen van het wapen een groot deel van het door de aangever, zijn vriendin en zijn broer beschreven gang van zaken heeft bevestigd, acht de rechtbank de verklaringen van de aangever, zijn vriendin en zijn moeder geloofwaardig en gaat zij voorbij aan de verklaring van de verdachte over het wapen. In het verlengde hiervan gaat de rechtbank ook uit van die verklaringen over de door de verdachte gebruikte dreigende bewoordingen. Alles overwegende acht de rechtbank daarom niet alleen wettig maar ook overtuigend bewezen dat de verdachte op 11 augustus 2012 te Zoetermeer [C]heeft bedreigd door hem een vuurwapen te tonen en daarbij de woorden te uiten van "blijf achter staan, niet naar voren komen, anders gaan er (slechte) dingen gebeuren", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
6. De bewezenverklaring De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type en taalfouten, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad dat: Ten aanzien van parketnummer 09/71107412 (dagvaarding I): 1, impliciet subsidiair. hij op 19 augustus 2012 te Zoetermeer opzettelijk [broer van verdachte A]van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet met een vuurwapen meerdere kogels afgevuurd op of
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBDHA:2013:CA0719
4/10
2242015
ECLI:NL:RBDHA:2013:CA0719, voorheen LJN CA0719, Rechtbank Den Haag, 0971107412, 0914801411 en 0981735313
in de richting van die [broer van verdachte A], tengevolge waarvan voornoemde [broer van verdachte A]is overleden; 2, impliciet subsidiair. hij op 19 augustus 2012 te Zoetermeer, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [verdachte A]van het leven te beroven, met een vuurwapen kogels heeft afgevuurd op of in de richting van die [verdachte A], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; Ten aanzien van parketnummer 09/81735313 (dagvaarding III): hij op 11 augustus 2012 te Zoetermeer [C]heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een vuurwapen aan die [C] getoond en vervolgens dit vuurwapen op die [C] gericht en daarbij deze [C] dreigend de woorden toegevoegd: "blijf achter staan, niet naar voren komen, anders gaan er (slechte) dingen gebeuren", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
7. De strafbaarheid van de feiten Dagvaarding I 7.1 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte een beroep gedaan op noodweer. Zij heeft hiertoe kort en zakelijk weergegeven aangevoerd dat de verdachte heeft verklaard dat hij is achtervolgd door de broers [broers], dat hij werd klemgereden en dat vervolgens vanuit hun auto op hem is geschoten. Daarmee is sprake van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding waartegen de verdachte zich mocht verdedigen. De wijze waarop de verdachte zich heeft verdedigd voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Gelet op de aard van de aanval had hij geen andere mogelijkheid dan terug te schieten. Hij heeft teruggeschoten om zijn vlucht mogelijk te maken. Vervolgens is hij ook direct weggereden. In de visie van de raadsvrouw is er geen sprake van culpa in causa. Er is geen sprake geweest van uitlokken door een provocatie van het (potentiële) slachtoffer. De verdachte was niet uit op een confrontatie.
7.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het beroep op noodweer moet worden verworpen. Het dossier ondersteunt de verklaring van de verdachte dat hij werd beschoten en daarna pas zelf heeft geschoten, niet. Hetzelfde geldt voor zijn verklaring dat hij zou zijn klemgereden. Voorts past het patroon van de vindplaatsen van de hulzen afkomstig van het wapen van de verdachte bij het al rijdend schieten door de verdachte. Er was dan ook geen sprake geweest van een noodweersituatie. Zelfs als sprake was van een noodweersituatie dan is niet voldaan aan de eis van subsidiariteit. Volgens de officier van justitie had de verdachte gewoon kunnen wegrijden. Uit het dossier volgt verder dat de verdachte bewust de confrontatie heeft opgezocht en ook op die grond komt hem geen beroep toe op noodweer. De verdachte wist dat het uit de hand kon lopen.
7.3 Het oordeel van de rechtbank Wie heeft er als eerste geschoten? De verklaringen van de verdachte en [verdachte A]over wie als eerste begon te schieten, staan lijnrecht tegenover elkaar. De rechtbank constateert dat het dossier meer aanwijzingen bevat dat de verdachte degene is geweest die als eerste is begonnen met schieten. Dat laat echter onverlet dat het scenario dat het (toch) een van de broers [broers] is geweest, onvoldoende kan worden uitgesloten. Dat betekent dat niet vastgesteld kan worden wie als eerste heeft geschoten, zodat in het navolgende zal worden uitgegaan van het voor de verdachte meest gunstige scenario, te weten dat vanuit de auto van de broers [broers] als eerste in de richting van de auto van de verdachte is geschoten.
Noodweer? Uitgaande van dat scenario, ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag of in die situatie sprake is van noodweer. Op zichzelf is in een situatie dat iemand wordt beschoten, sprake van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding en daarmee van een noodweersituatie, waarbij terug schieten in beginsel proportioneel is. De vraag is echter of de verdachte zich aan deze situatie heeft kunnen onttrekken. Immers, indien hij zich aan de situatie had kunnen onttrekken, bijvoorbeeld door weg te rijden, kan niet worden gezegd dat terug schieten noodzakelijk is geweest en strandt daarmee het beroep op noodweer. De verdachte heeft in dit verband verklaard dat de broers [broers] hem met hun auto klem wilden rijden, dat hij moest stoppen omdat zijn auto anders werd geramd en dat zij daarop begonnen met schieten. Hij zou toen zijn weggedoken, waardoor zijn voet van de koppeling schoot en de motor
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBDHA:2013:CA0719
5/10
2242015
ECLI:NL:RBDHA:2013:CA0719, voorheen LJN CA0719, Rechtbank Den Haag, 0971107412, 0914801411 en 0981735313
afsloeg. Hij was daarom niet in staat om door te rijden of direct weg te rijden. Aan de hand van de verklaringen van de verdachte enerzijds en [verdachte A]anderzijds is getracht te reconstrueren hoe de auto's van de verdachte en de broers [broers] ten opzichte van elkaar hebben gereden en hoe zij zich hoogstwaarschijnlijk ten opzichte van elkaar hebben bevonden op het moment van de uiteindelijke confrontatie. Deze reconstructie geeft echter geen antwoord op de vraag welke van beide verklaringen de juiste is. Evenmin kan dat antwoord uit de getuigenverklaringen en/of (het onderzoek van) de aangetroffen situatie worden afgeleid. Dit brengt mee dat de door de verdachte beschreven gang van zaken niet kan worden uitgesloten. Dat betekent dat de verdachte in beginsel een beroep op noodweer toekomt.
Culpa in causa? De vraag is vervolgens of sprake is geweest van zodanig eigen schuld van verdachte aan het ontstaan van deze situatie, dat dat de aanvaarding van het beroep op noodweer in de weg staat.
[I]heeft als getuige verklaard dat zij heeft gehoord dat de verdachte voor zijn woning in zijn auto zat toen er een auto en een scooter stopten die naar zijn huis wezen en dat hij toen achter die auto is aangereden.22 Dit sluit aan bij hetgeen de vriendin van de verdachte heeft verteld in een afgeluisterd telefoongesprek op 20 augustus 2012.23 De rechtbank heeft geen reden om aan deze verklaringen te twijfelen, aangezien [verdachte A]bij de rechtercommissaris heeft verklaard dat hij toen inderdaad (naar zijn zeggen toevallig) langs de woning van verdachte en zijn vriendin is gereden.24 Daarbij komt dat meerdere getuigen hebben verklaard dat [verdachte A]nog maar kort thuis was op het moment dat de verdachte in zijn auto op het […] (de woning van [verdachte A]) arriveerde. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de verdachte bewust de auto met [verdachte A]erin is gevolgd naar diens woning. Volgens [verdachte A], daarin gesteun door [C]25 en [vriendin van C]26 is de verdachte daar met zijn auto gestopt en heeft hij de motor meermalen hoge toeren laten maken. Dit past bij de verklaring van de vriendin van de verdachte in voormeld telefoongesprek. Daarin zegt zij immers dat de verdachte langs reed zodat ze konden zien dat hij hen gezien had. De verdachte is vervolgens doorgereden en heeft, toen hij zag dat hij werd gevolgd, zijn reeds doorgeladen pistool onder handbereik gelegd, omdat, aldus de verdachte, hij wist dat er geschoten zou gaan worden als ze hem zouden inhalen.27 Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de verdachte willens en wetens een situatie heeft gecreëerd waarin een agressieve (re)actie met gebruikmaking van vuurwapens te verwachten was. De verdachte heeft de confrontatie immers bewust opgezocht en met zijn achtervolging van de auto van [verdachte A]en zijn gedrag voor diens woning hem en zijn broer geprovoceerd om achter hem aan te rijden, waarna (kennelijk gelet op het klaar leggen door de verdachte van een vuurwapen en het meebrengen in de auto van een vuurwapen door (één van) de broers [broers]) nagenoeg zekerheid bestond dat het tot uitbarsting van vuurwapengeweld zou komen van welke zijde dan ook. Er is daarom sprake van dusdanige eigen schuld aan het ontstaan van de schietpartij dat dit de aanvaarding van een geslaagd beroep op noodweer in de weg staat.
Dagvaarding I en III Er zijn dan ook geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
8. De strafbaarheid van de verdachte Dagvaarding I en III De verdachte is ook strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
9. De strafoplegging 9.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ten aanzien van al hetgeen is tenlastegelegd wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 15 jaar met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. 9.2 Het standpunt van de verdediging De raadsvrouw heeft bepleit dat de eis van de officier van justitie veel te zwaar is in vergelijking met de straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd., terwijl de bijzondere omstandigheden van het geval, dat op de verdachte is geschoten en dat hij dus voor zijn leven heeft moeten vrezen, zeker strafverminderend zijn. 9.3 Het oordeel van de rechtbank Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBDHA:2013:CA0719
6/10
2242015
ECLI:NL:RBDHA:2013:CA0719, voorheen LJN CA0719, Rechtbank Den Haag, 0971107412, 0914801411 en 0981735313
verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen: De verdachte heeft [broer van verdachte A]doodgeschoten en hem zijn kostbaarste bezit, het leven, ontnomen. Voorts heeft hij ook onnoemelijk leed aan diens familie en vrienden toegebracht, hetgeen heel treffend in de schriftelijke slachtofferverklaring van diens ouders is verwoord. Dat zijn broer het heeft overleefd, is niet aan de verdachte te danken geweest want uit het dossier blijkt dat een van de kogels de rugleuning van zijn stoel heeft geraakt. Dit soort feiten, een schotenwisseling in de nacht op straat, zijn schokkend voor iedereen die ermee wordt geconfronteerd. Zij leiden ook tot gevoelens van angst en onveiligheid. Uit het dossier blijkt dat aan deze gebeurtenis meerdere ruzies en confrontaties tussen de broers [broers] en hun aanhang enerzijds en de verdachte en zijn aanhang anderzijds zijn voorafgegaan en dat de broers [broers] zich daarbij niet onbetuigd hebben gelaten. Dit vermindert de ernst van het feit echter niet. De verdachte heeft immers zelf bijgedragen aan het risico dat het conflict in een gewapende confrontatie zou uitmonden door een vuurwapen dat voor direct gebruik gereed was, bij zich te hebben.
Ook bij de bedreiging van [C]heeft de verdachte het wapen gehanteerd en ook hier valt op dat hij de confrontatie heeft gezocht. Hij is immers naar "De Blokhut" toegegaan en heeft aangever aangesproken, terwijl juist degene met wie het slachtoffer ruzie had, te weten de stiefzoon van de verdachte, het er bij wilde laten zitten. Het lijkt erop dat de verdachte zijn geschillen maar op één manier probeert op te lossen; met dreigementen en geweld.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 18 oktober 2012 van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte eerder voor strafbare feiten is veroordeeld, waaronder twee pogingen tot zware mishandeling met voorbedachte raad in 2009 en 2006 en een doodsbedreiging in 2007. Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van een ouder Reclasseringsadvies van Palier, d.d. 20 april 2012, opgesteld door […]. Daaruit komt naar voren dat de verdachte op meerdere leefgebieden problemen heeft. Er zijn geen aanwijzingen verkregen dat er sprake zou zijn van middelenproblematiek en/of psychiatrische problematiek. De rechtbank heeft geen inzicht gekregen in de psychische gesteldheid van de verdachte omdat hij niet heeft willen meewerken aan een dergelijk onderzoek. De rechtbank kan daarom ook niet goed inschatten hoe de verdachte, die zelf stelt een rustig persoon te zijn, tot zijn gewelddadig handelen is gekomen. Alles afwegend en kijkend naar hetgeen in dit soort zaken gebruikelijk is, de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur de enige passende reactie.
10. De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel [verdachte A], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 3.562,22. 10.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 1.775,00 en tot afwijzing van de vordering van de benadeelde partij voor het overige daar zulks geen rechtstreekse schade betreft. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan de verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.775,00, subsidiair 27 dagen hechtenis ten behoeve van benadeelde partij [verdachte A]. 10.2 Het oordeel van de rechtbank De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post "grafmonument", is namens de verdachte niet betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bij dagvaarding I onder 1 bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 1.775,00. De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 19 augustus 2012 is ontstaan.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor het overige afwijzen, aangezien de overige gestelde schade geen schade betreft die de benadeelde partij zelf heeft geleden als gevolg van het bij dagvaarding I onder 1 bewezenverklaarde feit.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBDHA:2013:CA0719
7/10
2242015
ECLI:NL:RBDHA:2013:CA0719, voorheen LJN CA0719, Rechtbank Den Haag, 0971107412, 0914801411 en 0981735313
tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel. Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.775,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 19 augustus 2012 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van benadeelde partij [verdachte A].
11. De inbeslaggenomen goederen 11.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage aan dit vonnis is gehecht) onder 1 tot en met 9 genummerde voorwerpen zullen worden onttrokken aan het verkeer. 11.2 Het standpunt van de verdediging De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd omtrent het beslag. 11.3 Het oordeel van de rechtbank De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 1 tot en met 9 genummerde voorwerpen onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen de bij dagvaarding I onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten zijn begaan en deze voorwerpen overigens van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
12. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen: 24c, 36b, 36c, 36f, 45, 57, 285 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde. 13. De beslissing De rechtbank, verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding I (parketnummer 09/71107412) onder 1 impliciet primair en 2 impliciet primair, en bij dagvaarding II (parketnummer 09/14801411) tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij. verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding I (parketnummer 09/71107412) onder 1 impliciet subsidiair en 2 impliciet subsidiair, en III (parketnummer 09/81735313) tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit dagvaarding I feit 1, impliciet subsidiair: doodslag;
ten aanzien van feit dagvaarding I feit 2, impliciet subsidiair: poging tot doodslag;
ten aanzien van feit dagvaarding III: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar; verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij; veroordeelt de verdachte tot: een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) jaren; bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBDHA:2013:CA0719
8/10
2242015
ECLI:NL:RBDHA:2013:CA0719, voorheen LJN CA0719, Rechtbank Den Haag, 0971107412, 0914801411 en 0981735313
voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht; wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [verdachte A], een bedrag van € 1.775,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 19 augustus 2012 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan; wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij voor het overige af; veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken; legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.775,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 19 augustus 2012 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van benadeelde partij [verdachte A]; bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt onder handhaving van voormelde verplichting vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 27 dagen; bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen; verklaart onttrokken aan het verkeer de op de beslaglijst onder 1 tot en met 9 genummerde voorwerpen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A.G.M. van Rens, voorzitter, mrs. M. Knijff en H.M. van Maurik, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.J. van Zelst, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 mei 2013.
mr. H.M. van Maurik is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een procesverbaal, wordt tenzij anders vermeld bedoeld een ambtsedig procesverbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporing[H]btena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het procesverbaal met het nummer PL151 2012 175648 / PL1551 2012 169411, onderzoek "Zoet1232", van de regiopolitie Haaglanden, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 1068 en deels ongenummerd). 2 Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 8 mei 2013. 3 Procesverbaal van verhoor verdachte [verdachte B], p. 259. 4 Procesverbaal forensisch technisch onderzoek, p. 9, 14 en 15; Procesverbaal van bevindingen, p. 289. 5 Procesverbaal onderzoek Daihatsu Materia, p. 660. 6 Rapport "Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijke niet natuurlijke dood" van het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 10 september 2012, opgesteld door P.M.I. van Driessche en M. Buiskool, p. 189 t/m 194 (met bijlage) van het dossiermap "Forensisch Onderzoek Zoet 1232". 7 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 mei 2013. 8 Wanneer hierna wordt verwezen naar een procesverbaal, wordt tenzij anders vermeld bedoeld een ambtsedig procesverbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporing[H]btena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het procesverbaal met het nummer PL151 2012 175648 / PL1551 2012 169411, onderzoek "Zoet1232", van de regiopolitie Haaglanden, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 1068 en deels ongenummerd). 9 Mutatie rapport van de Politie Haaglanden, p. 1065. 10 Procesverbaal van verhoor aangever, p. 751. 11 Procesverbaal van verhoor getuige [C], p. 502. 12 Procesverbaal van verhoor getuige [C], p. 502. 13 Procesverbaal van verhoor getuige [C], p. 502 en 503. 14 Procesverbaal van verhoor aangever, p. 751. 15 Procesverbaal van verhoor aangever, p. 751. 16 Procesverbaal verhoor bij de rechtercommissaris van [C]op 3 april 2013, punt 13. 17 Procesverbaal van verhoor getuige [C], p. 502 en 503. 18 Procesverbaal van verhoor getuige [vriendin van C], p. 576 en 577.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBDHA:2013:CA0719
9/10
2242015
ECLI:NL:RBDHA:2013:CA0719, voorheen LJN CA0719, Rechtbank Den Haag, 0971107412, 0914801411 en 0981735313
19 Procesverbaal verhoor bij de rechtercommissaris van [vriendin van C] op 3 april 2013, punten 12 t/m 14. 20 Procesverbaal van verhoor getuige [moeder van C], p. 506 en 507. 21 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 mei 2013. 22 Procesverbaal van verhoor getuige [I], p. 434. 23 Procesverbaal van bevindingen, p. 702. 24 Procesverbaal verhoor bij de rechtercommissaris van [C]op 7 februari 2013, punt 24. 25 Procesverbaal van verhoor getuige [C], p. 501 en 502. 26 Procesverbaal van verhoor getuige [vriendin van C], p. 574. 27 Procesverbaal van verhoor verdachte, p. 252 en 258.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBDHA:2013:CA0719
10/10