ECLI:NL:RBAMS:2013:CA3415 Uitspraak RECHTBANK AMSTERDAM VONNIS Parketnummer: 13/708136-11 Datum uitspraak: 17 juni 2013 Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen [verdachte], geboren te [plaats] op [1986], ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres], [postcode] in [plaats]. 1. Het onderzoek ter terechtzitting Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 oktober 2012, 17 oktober 2012, 14 mei 2013, 21 mei 2013 en 23 mei 2013, 3 juni 2013. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J.F. de Boer en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.H. Aalmoes, naar voren hebben gebracht. 2. Tenlastelegging Aan verdachte is na de wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 11 oktober 2013 het volgende ten laste gelegd.i 1. hij in of omstreeks de periode van 1 november 2010 tot en met 7 oktober 2011 te Amsterdam en/of Hilversum en/of Huizen en/of Utrecht en/of Groningen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in elk geval alleen, een ander of anderen te weten [persoon 1] en/of één of meer andere vrouwen, door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of dreiging met één of meer andere feitelijkheden en/of door afpersing en/of door misleiding
en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [persoon 1] en/of één of meer andere vrouwen, en/of die [persoon 1] en/of een of meer andere vrouwen (telkens) met één van de voornoemde middelen heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden) en/of met één of meer van de voornoemde middelen en/of omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [persoon 1] en/of een of meer andere vrouwen zich daardoor beschikbaar stelde(n) tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden), en/of opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [persoon 1] en/of één of meer andere vrouwen en/of die [persoon 1] en/of één of meer andere vrouwen met één of meer van de voornoemde middelen en/of omstandigheden heeft gedwongen en/of bewogen hem, verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [persoon 1] en/of één of meer andere vrouwen met of voor een derde, bestaande die dwang en/of dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden en/of die dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden en/of die misleiding en/of dat misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of dat misbruik van een kwetsbare positie en/of dat werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten en/of opnemen en/of dat dwingen en/of bewegen en/of dat handelingen ondernemen en/of dat voordeel trekken (telkens) hierin dat hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (ten aanzien van [persoon 1]) 1. die [persoon 1] heeft gehuisvest (in [plaats] en/of [plaats]) en/of 2. één of meermalen een prostitutiekamer voor die [persoon 1] heeft geregeld
en/of heeft/hebben betaald en/of 3. die [persoon 1] (meermalen) onder druk heeft gezet en/of er (zodoende) toe heeft aangezet en/of heeft gebracht om in de prostitutie te werken door haar een schuld bij hem, verdachte en/of zijn mededader(s) te laten opbouwen en/of 4. dagelijks alle dan wel een groot deel van de verdiensten prostitutiewerkzaamheden van die [persoon 1] heeft afgepakt en/of afgenomen
uit
en/of door die [persoon 1] aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) heeft laten afstaan en/of 5. de minimale dagopbrengsten van die [persoon 1] heeft bepaald (minimaal 1000 euro doordeweeks en/of minimaal 1500 euro in het weekend) en/of 6. die [persoon 1] (meermalen) van haar werkplek naar huis heeft gebracht en/of het vervoer van en naar de werkplek heeft geregeld en/of 7. die [persoon 1] (telkens) tijdens haar prostitutiewerkzaamheden heeft gecontroleerd en/of (tijdens diens prostitutiewerkzaamheden) op die [persoon 1] heeft gepast en/of 8. die [persoon 1] heeft/hebben opgedragen (terwijl die [persoon 1] prostitutiewerkzaamheden verrichtte) hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) te sms-en als zij klaar was met een klant en/of 9. die [persoon 1] één of meermalen heeft vastgebonden aan de polsen en/of (vervolgens) het hoofd van die [persoon 1] (langdurig) onder water heeft geduwd (omdat zij had aangegeven te willen stoppen met de prostitutiewerkzaamheden) en/of 10. die [persoon 1] met een mes en/of een pistool heeft bedreigd en/of 11. die [persoon 1] (meermalen) heeft verkracht en/of 12. die [persoon 1] (meermalen) heeft gedwongen seks met zijn, verdachtes, vrienden
verrichtte
te hebben en/of 13. die [persoon 1] (meermalen) heeft mishandeld door hard in haar borsten en/of tepels en/of clitoris te knijpen en/of te bijten en/of haar tegen haar hoofd en/of lichaam te slaan en/of haar keel dicht te knijpen en/of haar hoofd tegen een wasbak te slaan en/of 14. gedreigd heeft die [persoon 1] te doden en/of te (laten) verkrachten en/of te mishandelen en/of 15. die [persoon 1] heeft/hebben voorzien van een telefoon en beltegoed en/of 16. die [persoon 1] haar auto heeft/hebben laten afstaan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) en/of 17. heeft/hebben geprobeerd die [persoon 1] een tatoeage te laten zetten met verdachtes naam en/of de namen van zijn medeverdachte(n) en/of 2. hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november 2010 tot en met 7 oktober 2011 te Amsterdam en/of Hilversum en/of Huizen en/of Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in elk geval alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt, immers heeft hij, verdachte, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in genoemde periode bij wijze van gewoonte, een of meer (contante) geldbedrag(en) en/of voorwerpen, te weten: - (telkens) een groot deel van de verdiensten uit de door [persoon 1] en/of één of meer andere vrouwen verrichte prostitutiewerkzaamheden, verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet terwijl hij (telkens) wist dat die/dat voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit misdrijf/misdrijven; 3. hij in of omstreeks de periode van 01 november 2010 tot en met 9 september 2011 te Amsterdam en/of Hilversum en/of Huizen en/of Utrecht, in elk geval in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [persoon 1] van het leven te beroven, met dat opzet , tezamen en in
vereniging met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen de armen van die [persoon 1] (op haar rug) heeft vastgebonden en haar hoofd vervolgens (meermalen) onder water heeft geduwd zodat zij geen lucht meer kreeg; subsidiair: hij in of omstreeks de periode van 01 november 2010 tot en met 9 september 2011 te Amsterdam en/of Hilversum en/of Huizen en/of Utrecht, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [persoon 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen , met dat opzet tezamen en in vereniging met een of meer van zijn mededaders de armen van die [persoon 1] (op haar rug) heeft vastgebonden en haar hoofd vervolgens (meermalen) onder water heeft geduwd zodat zij geen lucht meer kreeg, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; meer subsidiair: hij in of omstreeks de periode van 01 november 2010 tot en met 9 september 2011 te Amsterdam en/of Hilversum en/of Huizen en/of Utrecht, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend de armen van een persoon (te weten [persoon 1]) (op haar rug) heeft vastgebonden en vervolgens het hoofd van die [persoon 1] (meermalen) onder water heeft geduwd zodat die [persoon 1] geen lucht meer kreeg, waardoor voornoemde [persoon 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; 4. hij op een op meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 november 2010 tot en met 9 september 2011 te Amsterdam en/of Hilversum en/of Huizen en/of Utrecht, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door geweld en/of een (andere) feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld en/of een (andere) feitelijkheid [persoon 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader(s) - zich (telkens) agressief en/of gewelddadig tegenover die [persoon 1] gedragen en/of - die [persoon 1] (telkens) vastgebonden en/of vastgehouden en/of vast laten houden en/of - (telkens) een of meermalen zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of de anus van die [persoon 1] geduwd en/of
- (telkens) een of meermalen een gasfornuisaansteker en/of een pistool en/of een honkbalknuppel en/of een schroevendraaier in de vagina en/of de anus van die [persoon 1] geduwd en/of gestoken en/of - (telkens) die [persoon 1] gedwongen hem, verdachte en/of zijn mededader(s) een of meermalen te pijpen (tijdens het autorijden); 5. hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 november 2010 tot en met 9 september 2011 te Amsterdam en/of Hilversum en/of Huizen en/of Utrecht, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend - [persoon 1] met haar hoofd tegen een wasbak heeft geslagen en/of - een of meermalen de keel en/of de hals van die [persoon 1] heeft dichtgeknepen en/of - die [persoon 1] (telkens) met de vuist(en) en/of de vlakke hand met kracht tegen het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of - die [persoon 1] met kracht in haar borsten en/of tepels en/of clitoris heeft gebeten en/of geknepen en/of - die [persoon 1] met kracht aan haar haren heeft getrokken en/of - die [persoon 1] door de kamer heeft gesmeten, waardoor voornoemde [persoon 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden. 3. Voorvragen De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. 4. Overwegingen ten aanzien van het bewijs 4.1 De betrouwbaarheid van de verklaringen van [persoon 1] Het onderwerp van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [persoon 1] heeft als een rode draad door dit proces gelopen. Een kritische benadering van de verklaringen van [persoon 1] ligt
ook voor de hand, nu zij de kern vormen van de beschuldigingen aan het adres van verdachten en er kwantitatief weinig bewijsmiddelen uit andere bron voorhanden zijn. De verdediging heeft betoogd dat de verklaringen van [persoon 1] dienen te worden uitgesloten van het bewijs omdat zij – kort gezegd – vaag, inconsistent en soms aantoonbaar in strijd met de waarheid zou hebben verklaard. Dit verweer wordt verworpen. [persoon 1] is als getuige meermalen intensief door de politie en later bij gelegenheid van de verhoren bij de rechtercommissaris uitgebreid door de rechter-commissaris, de officier van justitie en de raadslieden van alle verdachten in de zaak [X] gehoord. Tijdens deze kritische verhoren bleef [persoon 1] naar het oordeel van de rechtbank overwegend eenduidig verklaren. Gelet op de inhoud van haar verklaringen hebben in een korte periode meerdere incidenten, waarbij verdachte en/of medeverdachte(n) en of combinaties van medeverdachten betrokken waren, plaatsgevonden. Op de rechtbank komt [persoon 1] in grote lijnen duidelijk en consistent over. De rechtbank is van oordeel dat het gegeven dat [persoon 1] bij de politie niet in chronologische volgorde heeft verklaard en dat zij in haar verklaringen bij de rechter-commissaris aangeeft dat verbalisanten of de raadslieden bepaalde gebeurtenissen door elkaar halen en dan opnieuw haar verhaal doet, juist een authentiek beeld schetst van de gebeurtenissen die zij in haar verklaringen beschrijft. Daarnaast vinden er ná de aangifte door [persoon 1] (uit het dossier bekende) gebeurtenissen plaats rondom [persoon 1] die qua inhoud en impact in het verlengde van de aangifte liggen en waardoor de aangifte in geloofwaardigheid wordt ondersteund. Noemenswaardige uitzonderingen op het betrouwbaar verklaren vormen wat de rechtbank betreft de volgende punten. [persoon 1] heeft tegenstrijdig verklaard over de datum waarop zij met haar prostitutiewerkzaamheden is begonnen. Enerzijds heeft zij verklaard begin 2011 en in ieder geval niet vóór december 2010 als prostituee te zijn gaan werken, anderzijds zou zij volgens enkele getuigen hebben verklaard daarmee op haar 18de levensjaar te zijn begonnen. De politie heeft deze kwestie onderzocht. Daaruit leidt de rechtbank af dat [persoon 1] niet eerder dan in februari 2011 als prostituee is gaan werken hoewel niet kan worden uitgesloten dat zij voordien incidenteel dat werk heeft gedaan. Van structurele arbeid op dit terrein is niet gebleken. Onverklaarbare tegenstrijdigheden signaleert de rechtbank in de verklaringen over de reis naar Hamburg eind juli 2011. Over het tijdstip en de plaats van vertrek verklaart [persoon 1] in strijd met de inhoud van het telecomonderzoek (historische- en peilgegevens van de mobiele telefoons van betrokkenen). Tot slot constateert de rechtbank dat [persoon 1] tegenstrijdig heeft verklaard over het al dan niet (gedwongen) hebben van seks met verdachte Kinay. Dat in een strafzaak waarin een prostituee tegen verschillende personen aangifte doet van mensenhandel, in verschillende verklaringen, over verschillende personen, en verschillende gebeurtenissen, op enkele punten onduidelijkheid blijft bestaan of enkele ongerijmdheden ontstaan, acht de rechtbank onvermijdelijk. Ondanks deze kanttekeningen die op punten bij de verklaringen van [persoon 1] kunnen en moeten worden geplaatst, blijft, tegen de achtergrond van het totaal van haar verklaringen en in het licht van de overige onderzoeksbevindingen, het beeld van [persoon 1] als een betrouwbaar verklarende getuige in stand. De rechtbank neemt aan dat [persoon 1] haar redenen heeft om tegenstrijdigheden in haar verklaringen te laten ontstaan,
doch het bestempelt haar nog niet direct en alleen om die reden tot (een voor de gehele strafzaak) onbetrouwbare getuige. Haar verklaringen zijn dan ook, uitgezonderd van de hiervoor omschreven punten, bruikbaar voor het bewijs. 4.2 Het bewijsminimum Daarnaast heeft de verdediging gesteld dat zelfs betrouwbaar geachte verklaringen van [persoon 1] niet kunnen leiden tot een bewezenverklaring van enig tenlastegelegd feit, omdat in deze zaak niet aan het wettelijk bewijsminimum kan worden voldaan. Er zijn onvoldoende bewijsmiddelen uit andere bron aanwezig die de verklaringen van [persoon 1] ondersteunen, hetgeen dient te leiden tot vrijspraken, aldus de verdediging. De rechtbank stelt onder verwijzing naar het arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 19 maart 2012 (LJN BV9608) het volgende voorop. Volgens het tweede lid van art. 342 van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) – dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan – kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Dit zogenoemde bewijsminimum heeft betrekking op de verklaringen van getuigen afgelegd ter zitting, maar is eveneens van toepassing op getuigenverklaringen die zijn opgenomen in een proces-verbaal van een opsporingsambtenaar. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van art. 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval (vgl. HR 26 januari 2010, NJ 2010, 512 en HR 13 juli 2010, NJ 2010, 515, m.nt. Borgers). Twee getuigenverklaringen uit dezelfde bron resulteren niet in twee onderscheiden bewijsgronden die door de „unus testis nullus testis‟-regel minimaal worden verlangd ter onderbouwing van de bewezenverklaring als geheel. De strekking van art. 342, tweede lid, Sv noopt dus tot bijkomend bewijs uit een van die getuige onafhankelijke bron. Voorts gaat het niet slechts –kwantitatief – om het aantal bronnen van redengevende bewijsgronden, maar ook of een aangifte in voldoende mate – kwalitatief – wordt ondersteund door ander bewijsmateriaal, dat wil zeggen: voldoende worden ondersteund door bewijsmateriaal uit andere bron. Anders gezegd, er dient een inhoudelijk verband te bestaan tussen de verklaring van de getuige en het overige gebezigde bewijsmateriaal. Indien een dergelijk verband ontbreekt, zal er „onvoldoende steun‟ bestaan (vgl. HR 30 juni 2009, NJ 2009, 495 en 496 m.nt. Borgers). Toegepast op onderhavige zaak, overweegt de rechtbank als volgt. De verklaringen van aangeefster [persoon 1] vormen de belangrijkste bron voor de beschuldigingen jegens verdachten. De vraag of aan het wettelijk bewijsminimum is voldaan, dient voor iedere verdachte en voor ieder tenlastegelegd feit opnieuw te worden bekeken en beantwoord. De rechtbank zal haar bewijsoverwegingen dan ook opnemen bij de bespreking van de afzonderlijke feiten. 5. Vrijspraak van feit 3, feit 4 en feit 5
Anders dan de officier van justitie en met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het wettige bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv aan een bewezenverklaring in de weg staat ten aanzien van de onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten. De verklaringen van aangeefster dat verdachte heeft gepoogd haar van het leven te beroven, danwel (ernstig) te mishandelen (feit 3), dat zij door verdachte is verkracht (feit 4) en is mishandeld (feit 5), worden namelijk niet ondersteund door een tweede bewijsmiddel dat voldoende inhoudelijk verband houdt met de belastende verklaringen van aangeefster en afkomstig is uit een van aangeefster onafhankelijke bron. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de feiten 3, 4 en 5 van de tenlastelegging. 6. Waardering van het bewijs 6.1. Bewijsmiddelen ten aanzien van de feiten 1 en 2 De rechtbank acht op grond van de volgende wettige bewijsmiddelen bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten: 1. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2011114216-3 van 23 mei 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [persoon 2] en [persoon 3], doorgenummerde pagina ZD 06 AH 101-104. Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaren, zakelijk weergegeven: Op 19 mei 2011 werd via Meld Misdaad Anoniem een melding gedaan bij de Unit mensenhandel door een man die zich bekend maakte als [naam 1]. Hij was heftig geëmotioneerd. [naam 1] vertelde dat zijn nichtje [persoon 1] (de rechtbank begrijpt: [persoon 1]) gedwongen op het Zandpad te Utrecht, bootje [A] nummer [nummer] werkte. Zij zou gedwongen worden door een groep Armeniërs en voor en na haar dienst verkracht worden door deze Armeniërs. Ze zou per dag 1000,00 euro moeten verdienen. Zij had hem gisteravond kort kunnen bellen. Het zou slecht met haar gaan. Ze moest het gesprek afbreken omdat er door de jongens op de ramen werd geklopt. Ze moest haar gordijn open doen en het gesprek afbreken. Vervolgens werd de afspraak gemaakt dat ik, verbalisant [persoon 2], vergezeld door verbalisant [persoon 3] naar het Zandpad, boot [A] zou gaan om te spreken met [persoon 1] voornoemd. Op 19 mei 2011 omstreeks 23.30 uur waren wij op het Zandpad. Wij zagen een vrouw achter het raam staan en klopten op de deur die zij opende. Wij vroegen haar naar haar naam. Zij vertelde te zijn: [persoon 1].
2. Een proces-verbaal bevindingen van 6 september 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [persoon 3] en [persoon 2], doorgenummerde pagina ZD 06 AH 1 - 3. Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaren, zakelijk weergegeven: Op 29 augustus 2011 hadden wij, [persoon 3] en [persoon 2], op het Zandpad een gesprek met [persoon 1]. [persoon 1] verklaarde dat zij naar het Zandpad werd gebracht en dat zij ook werd gehaald door de twee neven van [naam 2] (de rechtbank begrijpt: door [verdachte] en [persoon 4]). [persoon 1] verklaarde dat zij door de week minstens 1000 euro per dag moet verdienen. [persoon 1] verklaarde: “Als ik in het weekend met 1000 euro thuis kom, kijken zij mij aan, van wat is dat. Als ik geen 1000 euro het is hoofdprijs”. [persoon 1] verklaarde verder dat de eisen meer waren geworden en dat zij langer en meer moest werken vanaf dat zij op het Zandpad ging werken. 3. Een proces-verbaal van aangifte door [persoon 1] van 19 september 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [persoon 2] en [persoon 3], doorgenummerde pagina AH 15-32. Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [persoon 1] voornoemd, zakelijk weergegeven: Op 10 september 2011 heeft [persoon 1] aangifte gedaan van mensenhandel. Vrijdag en zaterdag waren mijn eerste werkdagen (de rechtbank begrijpt: in Utrecht). Die maandag ben ik naar Amsterdam gegaan. Die vrijdag werd ik gebracht (de rechtbank begrijpt: de eerste avond dat [persoon 1] volgens haar aangifte in de prostitutie en op het Zandpad werkzaam was) en toen was (de rechtbank begrijpt: behalve [verdachte]) [persoon 4] ook mee. En toen werd er ook gezegd van ja, hij zal jou ook gaan halen en brengen en als er wat is moet je hem bellen. Want [verdachte] had ook een baan. Die maandag (de rechtbank begrijpt: na de vrijdag en de zaterdag dat [persoon 1] voor het eerst werkte op het Zandpad) heb ik met [persoon 4] afgesproken en toen gingen we naar de Wallen in Amsterdam en hij zei van ja kijk er is hier een kamer vrij. Toen ben ik naar een kantoor gegaan. Alles was vol die dag. Toen ben ik naar een ander kantoor gegaan, weer niets. Hij wist ook precies waar alles te vinden was. Toen gingen we naar een ander kantoor, bij Molensteeg, daar hadden ze wel kamers vrij. [persoon 4] stond bij de Molensteeg. En daar stond hij te kijken wat er gebeurde. Er gebeurde niets maar gewoon het gevoel hoe hij naar me keek. Dus in ieder geval sms‟te hij de hele tijd. Ik drukte hem heel vaak weg want kantoren zijn heel erg tegen pooiers. Die avond ben ik naar huis gegaan in de [adres 1]. [verdachte] en [persoon 4] hebben me gebracht. We maakten de afspraak: morgen rond zeven uur halen we je op. Toen werd ik thuis afgezet. Nou die avond werd ik weer gehaald, weer hetzelfde liedje.
Pagina ZD 06 22 V: Heb jij een seksuele relatie gehad met [verdachte]. A: Ja, die avond (de rechtbank begrijpt: de eerste avond dat [persoon 1] volgens haar aangifte in de prostitutie werkte) was de eerste keer. Ja testen. De volgende dag moest ik voor ik begon met werken weer seks hebben met [verdachte]. Ik wilde geen seks hebben met [verdachte], maar ik deed het wel, ik dacht, het hoort, ik wil hem niet boos maken. Toen deed hij die ketting af. Hij heeft een ketting met een kruis, als hij seks gaat hebben doet hij altijd als eerst die ketting af. Zodra hij die ketting afdoet weet ik al wat er gaat gebeuren. Pagina ZD 06 27 Als ik geen kamer zou krijgen dan zouden ze boos worden. [persoon 4] had veel geld bij zich. Hij deed zo driehonderd euro kan ik jou laten verkrachten door een neger. Hij legde er weer driehonderd euro bovenop, hij zei daarmee kan ik nog erger doen. Nou het ergste is dus doodmaken. Pagina ZD 06 28 [persoon 1] gaat in maart 2011 weer werken op het Zandpad Als ik de kamerverhuurder belde, dan vertelden ze me hoe het ervoor stond met de kamers, dan zei ik nou ik ga even nadenken, ik bel je zo terug. En dan besprak ik het met [verdachte] en met [persoon 4] en dan belde ik de kamerverhuurder weer en dan maakte ik daar afspraken. Dan legde ik hun bijvoorbeeld uit van er is een plek vrij, die kamer en dan zeiden zij van nee pak die kamer. V: Je hebt op het Zandpad duizend euro gegeven, die dagen vrijdag en die zaterdag: vierhonderd en zeshonderd euro. A: Ja, zeshonderd en vier en half. Pagina ZD 06 29 V: Hoe ging dat in Amsterdam? A: Toen kwamen ze alle twee. [persoon 4] en [verdachte]. V: Om wat te doen? A: Ja seks. Voordat ik begon te werken en soms tussendoor en op het eind sowieso ook. V: En hoe ging je naar je werk in Amsterdam op de Wallen. A: Met de auto, met die Golf van [verdachte]. Wie mij haalde was elke keer verschillend maar op een gegeven moment werd het steeds meer [persoon 4]. In het begin was het vooral hun
tweeën. En dan was het bijvoorbeeld een dag [persoon 4], de andere dag [verdachte], en dan ging er bijvoorbeeld weer eentje terug naar [plaats] en dan kwamen ze weer effe met zijn tweeën langs. Pagina ZD AH 30 Op een gegeven moment bijvoorbeeld op het Zandpad, als ik klaar was met werken, dan kwam toch [verdachte] bij mij op de kamer voor het geld. In Amsterdam deden we dat anders. Daar werkte ik tot vier uur ‟s nachts en in het weekend tot acht uur en dan gingen we terug naar een afgelegen plek en dan werd daar het geld geteld. V: Wat gebeurde op die plekken behalve geld tellen? A: Sowieso seks en voor de rest, dat hing er gewoon van af. Van hun bui. Hoe ik in hun woorden die dag heb gekloot op het werk. De eerste keer hebben ze mij heel erg gewurgd, in de auto tegen het raam, uit het niets. Maar echt zo gewurgd dat ik geen lucht meer kreeg. [verdachte] en [persoon 4] hebben mij gewurgd. Maar [verdachte] was daar wel nummer een in. Pagina ZD 06 31 V: Welke dingen zijn er nog meer gebeurd op die afgelegen plekken? A: [persoon 4] had een sponsje gekocht die je kan gebruiken als je ongesteld bent. Eerst zijn we naar een cafeetje gegaan en hij zegt doe het er in. Toen zijn we naar die ene plek gegaan om het te testen. Of je seks kon hebben met dat sponsje. V: Wilde je dat? A: Ik wou geen eens sowieso dat hele sponsgebeuren niet eigenlijk. Pagina ZD 06 32 V: Wat deden ze nog meer op die afgelegen plekken met jou? A: Dat was elke keer verschillend. Ja, [persoon 4] die trok vaak aan m‟n haren, slaan. Dat was in die begintijd. Pagina ZD 06 32 Als ik bijvoorbeeld op een afgelegen plek met [persoon 4] was dan gingen we op de achterbank zitten van de auto. Meestal deed hij dan z‟n broek uit als we achterin zaten, zei hij bijvoorbeeld pijp me, en toen zei ik nee, en hij zegt je gaat het sowieso doen of nou, moet ik ja gaan dwingen. Dan gaf hij mij bijvoorbeeld een paar goede stoten en dan zei ik al onder het slaan van ok, is goed ik doe het wel stop alsjeblieft je doet me pijn.
Vooral [persoon 4] is heel erg agressief. [verdachte] die is wel rustig, als hij eenmaal boos is dan is hij erger dan [persoon 4]. Maar [persoon 4] wil volgens mij gewoon een reden hebben om zo te doen. Dus als [persoon 4] er alleen was, kon ik eigenlijk wel raden hoe laat het was. V: En blauwe plekken van de agressie? A: Vaak had ik ze ook niet. Dan sloeg hij met de platte hand en op een gegeven moment dan zie je blauwe plekken. Ik zei ook zo kan ik gewoon niet werken, nou hadden ze wel andere manieren. Er zijn genoeg manieren. V: Wat zijn dan die andere manieren? A: Wurgen, haren trekken, met mij smijten. Een keer kwam [verdachte] ook mijn kamer in en hij pakt gewoon alsof ik een pop was. Of hier zo die aders dichtknijpen, dan val je weg. V: Je wijst in je nek, of in je hals. A: Ja. 4. Een proces-verbaal van aangifte door [persoon 1] van 21 september 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren x, doorgenummerde pagina ZD 06 AH 34-54. Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [persoon 1] voornoemd, zakelijk weergegeven: Op 11 september 2011 heeft [persoon 1] aangifte gedaan. Pagina ZD 06 AH 36 V: Hoe ging je naar Amsterdam? A: Met [persoon 4] meestal, of met hun alle twee (de rechtbank begrijpt: met [verdachte] en [persoon 4]). Ik bereikte [persoon 4] telefonisch. V: Wat gebeurde er dan? Als jij hem belde om te zeggen dat er is een kamer vrij? Wat zei hij dan? A: Ja doe die of die kamer. V: Maar hoe ging je naar Amsterdam om te gaan betalen? A Met [persoon 4]. V: Dus hij kwam je ophalen om te gaan betalen.
A: Ja. Pagina ZD 06 AH 39 V: Op welke tijdstippen werkte je in Utrecht? A: Negen uur ‟s avonds tot negen uur ‟s ochtends. Toen werkte ik iedere dag. V: Waarom werkte je iedere dag? A: Vanwege het geld. V: Wilde jij veel geld verdienen? A: Ik zag geen geld dus. V: Van wie moest je iedere dag werken? A: Van [persoon 4] en [verdachte]. Naar Amsterdam werd ik gebracht door een Golf vijf, zwart. In de tijd dat ik naar Utrecht ging was het nog een tijdje in de Golf, daarna werd het een Mercedes. Pagina ZD 06 40 Ze zeiden sowieso duizend euro per dag. In het weekend moest ik minstens vijftien (de rechtbank begrijpt: vijftien honderd euro) verdienen. En dat redde ik ook vaak nog. Weekend noem ik donderdag, vrijdag en zaterdag. Soms belde ik mijn klanten of sms‟te ik ze. Van kom alsjeblieft. V: Van joh kom alsjeblieft om maar aan je bedrag te komen. A: Ja, ja. Pagina ZD 06 AH 41 V: Wat deed [verdachte] als hij boos was? A: Wurgen. En hij sloeg mij alsof ik gewoon een pop was, gewoon naar alle kanten toe. V: Het slaan, waar gebeurde dat? A: In de auto, op mijn kamer.
V: En bij jou thuis in [plaats]? A: Ja, dat ook, maar dat begon later erger te worden. Dat was op dat moment nog niet, dat was rond mijn verjaardag, toen werd dat daar heel erg. V: En als ze je sloegen, hoe reageerde jij? A: Ik mocht niet huilen, niet schreeuwen, maar dat lukte bijna nooit. Dus als ze met meerdere waren hield altijd iemand mij vast, of hield mijn mond dicht, of werd een mes boven mijn gezicht gehouden. V: Door wie? A: Door [persoon 4]. Pagina ZD 06 AH 42 In ieder geval die dag met [verdachte], ook op die kamer, je hebt daar ook zo‟n wasbak. In ieder geval heeft hij daar ook keihard mijn hoofd tegenaan geslagen, op een gegeven moment had ik hier ook een hele plek zitten en toen heb ik ook een pony laten knippen die er precies overheen viel. [persoon 4] dreigde ook altijd, hij chanteerde ook altijd want ik wou nooit iets van achteren. En hij zei maak nog een fout en de hele avond, dag, maken we juist gebruik van achteren. Dus je moet echt oppassen en [verdachte] is degene die goed voor jou is, want als het aan mij lag dan was je allang dood en ik had jou heel anders aangepakt, ik had jou allang meerdere dingen aangedaan. V: Je zegt ik wilde niet van achteren, wat bedoel je daarmee? A: Dus penetratie van achteren. V: Je zei dan had ik seks met [verdachte], hoe was dat. A: Niet leuk. Hij had altijd iets met wurgen altijd tijdens de daad, hij greep mij bij de keel vast. V: Wat voor seks had hij met jou? A: Gewoon hij ging bij mij naar binnen. Pagina ZD 06 AH 43 en 44 In mei was ik heel erg bezig om te stoppen met werken. Op een zaterdag was ik het zo zat. Ik ging met [persoon 4] sms‟en van ja klaar ik stop ermee. Op een gegeven moment hoorde ik allemaal gebonk op de deur en daar stond [persoon 4]. Hij zei doe open. [persoon 4] kwam binnen en zei: doe het gordijn dicht. Ik deed het gordijn dicht en toen ging het allemaal heel snel.
Hij begon meteen te slaan en te slaan en te slaan en gooide me op bed en hield een hand bij mijn keel en in de andere hand had hij een mes welk mes hij boven mijn gezicht hield. Op dat moment kwam [verdachte] ook binnen en toen pakte [verdachte] mijn handen. Toen gaf [verdachte] een preek van dit is je laatste kans en je laatste waarschuwing. Hij zei ik ga nu weg. [persoon 4] bleef en flipte weer helemaal en ik kon niet meer staan van de pijn, maar ik moest voor hem staan en ik mocht niet huilen, niet bewegen. Op een gegeven moment zei hij ga je gezicht wassen bij de wasbak. Toen heeft hij op zijn manier mijn gezicht gewassen. Ik ben naar de auto gegaan en ben achterin gaan zitten. Toen draaide [persoon 4] zich om en pakte mijn handen heel erg stevig vast, ik voelde op een gegeven moment mijn handen helemaal tintelen, mijn vingers. V: wat bedoel je met op zijn manier jouw gezicht gewassen? A: Met heel veel water. Hij deed zoveel water in mijn neus, ik kon haast niet ademhalen. Gewoon helemaal onder. Ik dacht echt van nu ga ik dood. Hij zocht iets om er in te stoppen, want ik had daar geen stop. Hij had iets gevonden, een soort lang wit doekje. Dus hij pakte mijn hoofd. Hij had ondertussen de kraan al aan staan. Als hij boos is is hij heel wild, dan houdt hij mijn haren vast. Als je gezicht in de wasbak wordt gedrukt dan lijkt het net of die hele wasbak onder staat. Hij heeft twee keer mijn gezicht in het water geduwd. Toen op een gegeven moment zei hij van waar is het geld, ik vertelde waar het geld lag. Hij pakte alles. Pagina ZD AH 51 Er werd bij [A] in [plaats] afgesproken. Bij snackbar [B]. Op een gegeven moment sms‟te [persoon 4] mij van kom naar buiten. Toen kreeg ik weer een sms met schiet op. Dus ik naar buiten, de auto is. [verdachte] achter het stuur, [persoon 4] ernaast. Ik zei van wat is er aan de hand en waar gaan we heen. [verdachte] zei hou je bek hoer, je weet niet met wie je te maken hebt. We gingen richting [A] en tegenover snackbar [B] zag ik een hele groep staan. [naam 2] stond daar en de oom van [persoon 5] (de rechtbank begrijpt: [persoon 6]) De oudste broer van [persoon 5] was daar. En nog wat Turken. De auto werd op de stoep bij [B] gezet en ik mocht niet uitstappen. [verdachte] en [persoon 4] gingen naar buiten. Op een gegeven moment zag ik [naam 2] in de richting van mijn auto lopen met de oom van [persoon 5]. Toen kwam [naam 2] achterin naast mij zitten en toen maakte hij een praatje met mij. [nam 2] zei luister, hij mag niet meer bij jou komen, niemand van hun, maar we gaan wel op jou letten, want het is heel gevaarlijk en dat heb je nodig, maar er komt wel beschermgeld extra bij, dus er moet ons duizend euro extra beschermgeld op zaterdag betaald worden. 5. Een proces-verbaal van aangifte door [persoon 1] van 22 september 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [persoon 2] en [persoon 3], doorgenummerde pagina ZD 06 AH 56-70.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [persoon 1] voornoemd, zakelijk weergegeven: Pagina ZD 06 AH 58 [verdachte] en [persoon 4] zag ik heel veel, continue, en ze belden heel veel, dus ik had veel contact met hen over de hele dag. Pagina ZD 06 AH 59 Ik wist bijvoorbeeld, van om de zoveel uur komen ze geld halen. V: Wie kwam er om de zoveel tijd geld halen. A: [verdachte] en [persoon 4] was vóór [naam 2] standaard. V: Hoeveel keer per nacht werd er geld bij jou opgehaald. A: Meestal één keer, of twee keer. Rond 24.00 uur/ 1.00 uur ‟s nachts en als het heel druk was nog een keer tussendoor. En sowieso bij het ophalen van het werk. Soms was het ook zo, dan kwamen ze één keer, en dan met het ophalen ‟s ochtends, als ik in de auto stapte, moest ik het geld gelijk geven. Pagina ZD 06 AH 65 [persoon 4] zei je mag blij zijn dat je geen Turks meisje bent, want dan had ik je echt vermoord. [persoon 4] zei ook, [verdachte] houdt me tegen, anders had ik je allang gedood. 6. Een proces-verbaal van aangifte door [persoon 1] met nummer x van 26 september 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [persoon 2] en [persoon 3], doorgenummerde pagina ZD 06 AH 72-100. Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [persoon 1] voornoemd, zakelijk weergegeven: Pagina ZD 06 AH 73 Mijn telefoons werden altijd gecontroleerd. Want was het niet [naam 2], dan was het [persoon 4]. Pagina ZD 06 AH 76 Ik heb wapens gezien bij [persoon 4] en [verdachte]. Het waren pistolen. Die pistolen gebruikten ze ook wel eens om te bedreigen. V: Wie heeft allemaal een pistool tegen je hoofd gehouden?
A: [verdachte] was er een keertje bij, die heeft het zelf niet gedaan. Toen zei hij tegen [persoon 4] dat hij het moest doen. Toen zei [persoon 4] ook, als [verdachte] ja zegt, haal ik die trekker over. V: Wat zei hij tegen [persoon 4] dat hij moest doen? A: Dat hij dat pistool op mijn hoofd moest zetten. V: Hoe vaak is een pistool tegen jouw hoofd gezet? A: Vijf keer. Pagina ZD 06 AH 80 V: Wat voor voorwerpen hebben [persoon 4] en [verdachte] in jouw vagina en anus gestopt? A: Die schroevendraaier één keer. Als [persoon 4] en [verdachte] mij ervan verdachten dat ik loog over geld, dan gingen ze bij mij binnen kijken. Deden ze gewoon met hun vingers, gingen ze voelen. V: Wie heeft de schroevendraaier bij jou naar binnen gestopt? A: [persoon 4]. V: En wie waren daar bij? A: [verdachte]. Pagina ZD 06 AH 90 V: Met welke auto‟s werd jij naar het Zandpad gebracht? A: Eerst met een zwarte Golf 5, ik weet het kenteken niet meer. Deze auto was van [verdachte]. Ik weet dat omdat [verdachte] dat zei en hij altijd in deze auto reed. En ik ben gebracht met die Mercedes, die zilveren, waarvan het kenteken begint met [nummer 1]. Die was van [verdachte]. Dat weet ik omdat hij zei: dit is mijn nieuwe auto. In de zilveren auto reden [verdachte] en [persoon 4]. Voor die zwarte Golf geldt dat ook. [verdachte] en [persoon 4] wisselden elkaar af of ze waren samen. Als ze samen waren dan reed [verdachte] altijd. Dus ook met mijn Daewoo. Een donkerblauwe Opel, volgens mij een Corsa, maar het kan ook een Astra zijn, was van [persoon 4]. Of tenminste, ik zag hem er altijd in rijden. Pagina ZD 06 AH 95 V: Hoeveel geld kreeg jij van het geld dat jij per dag verdiende?
A: Niets. Soms 20 euro. V: Om wat te doen? A: Dat kreeg ik meestal als ik bijvoorbeeld werd afgezet bij de Texaco. Dan kon ik even sigaretten halen. Of ze gaven me geld en dan ging make-up halen. Dan gaven zij mij bijvoorbeeld 100 euro en dan gaf ik bijvoorbeeld 70 euro uit. En dan ging het overige geld ook naar hen. V: Hoe vaak gebeurde dat? A: Een keer in de maand gemiddeld. V: Hoe betaalde je de huur van je huis? A: Dat deed [persoon 7] vaak. V: Je zegt vaak, maar betaalde jij de huur. A: Ja, nee, ik heb een huurachterstand. V: Maar betaalde jij de huur ook wel eens. A: Dan gaf ik [persoon 7] bijvoorbeeld 100 euro, dat had ik dan echt met moeite weg gesmokkeld. En ja het was altijd een hele strijd. Het was per dag bekijken en dat lukt ook eigenlijk haast nooit. 7. Een proces-verbaal van aangifte door [persoon 1] van 27 oktober 2011, in de wettelijke opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [persoon 2] en [persoon 3], doorgenummerde pagina ZD 06 AH 244 tot en met 260. Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [persoon 1] voornoemd, zakelijk weergegeven: Op 5 oktober 2011 zijn verbalisanten in gesprek met [persoon 1]. V: We zijn naar jou toegekomen omdat er iemand heeft gebeld die zei dat jij zijn nichtje was, dat jij hem had gezegd dat jij onder dwang in de prostitutie moest werken en dat je verkracht werd voor en na je werk en dat je duizend euro per dag moest verdienen. Klopt dat? A: Ja. Dat is [naam 1]. Ik was op mijn werk toen hij belde. Het zat vol bij mij en het kwam er gewoon uit. Hij kent mij onder de naam [naam 3]. V: Wat gebeurde er tijdens het gesprek met hem?
A: Ik denk dat [persoon 4] dacht dat ik te lang bezig was, als ze vonden dat ik te lang bezig was, kwamen ze dat duidelijk maken bij de deur van mij werk. Ze bonkten op de deur. Ik had eerst toestemming gevraagd en doorgegeven aan [persoon 4] van ik ga douchen. Dat deed ik ook als ik maar één minuutje de gordijnen sloot, gaf ik dat ook door. V: Waarom moest je dat altijd doorgeven? A: Gordijnen dicht bekent geld. Ze willen weten wat je aan het doen bent. V: Dus je moest altijd verantwoording afleggen als je de gordijnen dicht had. A: Ja, aan [persoon 4] of [verdachte]. 8. Een proces-verbaal van verhoor van [persoon 1] van 31 januari 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [persoon 3] en [persoon 2], doorgenummerde pagina ZD 06 AH 316 e.v. Dit proces-verbaal houdt onder meer in als de verklaring van [persoon 1] voornoemd, zakelijk weergegeven: Pagina ZD 06 318 Het klopt dat ik heb verklaard dat ik 1000 euro per dag moest verdienen. Vanaf welk moment was dat? Het was binnen twee maanden, misschien binnen een maand. Ze werden steeds strenger, er moest meer en nog meer. Ik schat dat ik binnen zes weken 1000 euro per dag verdiende. Ik haalde het meestal wel, en vaak zelfs meer. Daarom vroegen ze op een gegeven moment heb je maar 1000. In het weekend moest ik rond de 1500 euro verdienen. Die 1500 euro haalde ik 9 van de 10 keer wel. Of ik een schatting kan maken van de gemiddelde dagopbrengst kan maken? Maandag, dinsdag, woensdag 1000. Donderdag ging ik al richting de 1500 euro. Vrijdag, zaterdag richting de 2000 euro. Zondag minstens 1000 euro. Ik had uitschieters naar boven en beneden. Pagina ZD 06 320 Ik heb een huurachterstand. Mijn huurachterstand is begonnen toen ik in de prostitutie ging werken. 9. Een verklaring van getuige [persoon 1] bij de rechter-commissaris van 29 november 2012. Het is niet waar dat [persoon 4] en [verdachte] na de ontmoeting bij de snackbar in [plaats] geen contact meer met mij hebben gehad. Zij zijn wel veel minder gekomen. Maar wat ik al zei: in die tijd kwam ook [naam 2] erbij. De allereerste keer dat ik met mijn gezicht onder water ben gehouden was alleen [persoon 4] erbij. Dat was voor [naam 2] in beeld kwam.
10. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2011043229 van 6 maart 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 8], doorgenummerde pagina 335. Dit proces-verbaal houdt onder meer opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
in
als
verklaring
van
bovengenoemde
[persoon 1] heeft een huurachterstand van ongeveer 4000 euro. 11. Een verklaring van [persoon 6] met nummer 2011043229 28 februari 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [persoon 9] en [persoon 10], doorgenummerde pagina VERD 146 tot en met 166. Dit proces-verbaal houdt onder meer in als de op 16 februari 2012 afgelegde verklaring van [persoon 6] voornoemd, zakelijk weergegeven: [verdachte] (de rechtbank begrijpt: de bijnaam van [verdachte]) en die andere naam weet ik niet hebben [persoon 1] helemaal gek gemaakt. V: Wat kan je over [persoon 1] vertellen? Wat deed ze voor werk? A: Prostituee. Ze deed dat onder dwang. V: Onder dwang van wie? A: Van [verdachte] en weet niet de andere naam van die jongen. Het was een kleine en magere jongen (de rechtbank begrijpt: [persoon 4]). Dat vertelde [persoon 1] tegen mij en als ze dat vertelde ging ze helemaal trillen. Ik ben een paar keer op haar kamer geweest. Ze ging huilen en zei: “Ze bedreigen me elke keer”. Ze had ook veel dreig sms‟jes van die jongens. V: Wat stond daar dan in? A: Als je vanavond geen 1000 euro meeneemt, krijgt je klappen en noem maar op. Je moet vandaag 1000 halen en dat soort sms‟jes. Gewoon dreig sms‟jes. V: Wat deed [persoon 1] met haar verdiende geld? A: Alles inleveren aan de pooiers. V: Elke keer als je spreekt over de pooiers, mag ik er dan vanuit gaan dat je daar [naam 2], [verdachte] en die andere jongen mee bedoelt?
A: Ja. V: Wie is de man op de foto? A: Dat is de dunne jongen waar ik het over had. [persoon 4] was dat ja. 12. Een proces-verbaal van verhoor van getuige [persoon 11] met nummer 2011043229 van 11 oktober 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [persoon 12] en [persoon 13], doorgenummerde pagina ZD 06 GET 1 – 3. Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [persoon 11] voornoemd, zakelijk weergegeven: In december 2010 begon het gedrag van [persoon 1] te veranderen. Ze liet zich haast niet zien. In april 2011 wilde ik een tuinset bij haar langsbrengen maar dat mocht niet. [persoon 1] sliep overdag, dat dacht ik omdat de gordijnen overdag dicht waren en zij haar telefoon niet opnam. [persoon 1] vroeg in mei om veel geld en kreeg ongeveer 1500 euro van mij omdat ik haar geld beheerde. 13. Een verklaring van getuige [persoon 7] bij de rechter-commissaris van 11 juli 2012. Ik kon zien in de ogen van [persoon 1] dat zij ongeveer sinds januari 2011 leed had. Ik zag dat zij sinds januari 2011 veranderde in die zin dat zij veel leed had en ook moe was. 14. Een proces-verbaal van bevindingen van 15 september 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [persoon 3] en [persoon 2], doorgenummerde pagina AH 06-07 (AH 122-123). Dit proces-verbaal houdt onder meer opsporingsambtenaren, zakelijk weergeven:
in
als
verklaring
van
bovengenoemde
Wij vroegen [persoon 1] wie zij moest bellen tijdens het werk en of zij telefoonnummers van [verdachte] en [persoon 4] had. Wij zagen dat [persoon 1] in haar telefoons naar nummers zocht. [persoon 1] gaf ons de volgende nummers: [nummer 2] [nummer 3] [nummer 4] [persoon 1] verklaarde daarbij dat zij deze nummers moest bellen als zij in haar kamer was.
Het nummer van [persoon 4] was [nummer 5] en van [verdachte] 06-51864328. 15. Een proces-verbaal van bevindingen Verwerking verkeersgegevens van 15 december 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 14], doorgenummerde pagina ZD 06 198-213. Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven: Uit de opgevraagde historische telecomgegevens is af te leiden dat de gsm‟s in gebruik bij [persoon 4] diverse zendmasten aanstralen in de directe nabije omgeving van het Zandpad te Utrecht tijdens de data en tijdstippen dat [persoon 1] volgens het contract op het Zandpad een kamer heeft gehuurd. In de periode van 28 april 2011 tot en met 20 juli 2011 heeft de gsm van [persoon 4] op 39 dagen tussen 20.00 uur en 8.00 uur zendmasten nabij het Zandpad te Utrecht aangestraald. Van deze 39 dagen wordt door de gsm in gebruik bij [persoon 4] op 12 dagen zowel in de vroege ochtenduren als de avonduren zendmasten nabij het Zandpad aangestraald. Op 18 mei 2011 omstreeks 21.04 uur straalt de GSM van [persoon 4] een zendmast op de Paradreef in Utrecht aan. Tussen circa 21.02 uur en 21.21 uur straalt de GSM met telefoonnummer [nummer 7] ([persoon 4]) aan op de Perudreef en de Nijenoord te Utrecht. Uit de opgevraagde historische telecomgegevens is af te leiden dat de gsm in gebruik bij [verdachte] diverse zendmasten aanstraalt in de directe nabije omgeving van het Zandpad te Utrecht tijdens de data en tijdstippen dat [persoon 1] volgens het contract op het Zandpad een kamer heeft gehuurd. Op 18 februari 2011 heeft de gsm van [verdachte] tussen 20.08 uur en 20.46 uur een zendmast nabij het Zandpad te Utrecht aangestraald. Tevens straalt de gsm op 19 februari 2011 tussen 6.08 uur en 7.19 uur een zendmast nabij het Zandpad te Utrecht aan, ten tijde dat [persoon 1] een kamer huurde op het Zandpad te Utrecht. In de periode van 11 mei 2011 tot en met 28 juni 2011 heeft de gsm van [verdachte] op tien dagen tussen 20.00 uur en 8.00 uur zendmasten nabij het Zandpad in Utrecht aangestraald. Daarnaast straalt de gsm op zeven dagen tussen 19.30 uur en 20.00 uur zendmasten nabij het Zandpad te Utrecht aan op dagen dat [persoon 1] volgens het contract op het Zandpad een kamer heeft gehuurd. 16. Een proces-verbaal van bevindingen van analyse telecomgegevens van 14 maart 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [persoon 14] en [persoon 15], doorgenummerde pagina ZD 06 AH 440-502. Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaren, zakelijk weergegeven: Contacten [persoon 4] & [persoon 1]
Uit de historische telefoongegevens is gebleken dat tussen telefoonnummer [nummer 5] ([persoon 4]) en telefoonnummers [nummer 7] en [nummer 8] ([persoon 1]) diverse contactmomenten (circa 614) hebben plaatsgevonden. Periode [nummer 7] 16 februari 2011 tot en met 18 mei 2011 [nummer 8] 3 juni 2011 tot en met 21 juli 2011 Uit de historische telefoongegevens is gebleken dat tussen telefoonnummer [nummer 9] en telefoonnummers [nummer 7] en [nummer 8] ([persoon 1]) diverse contactmomenten hebben plaatsgevonden (respectievelijk 1789 en 510). Periode [nummer 7] 17 maart 2011 tot en met 16 mei 2011 [nummer 8] 4 juni 2011 tot en met 10 juli 2011 Contacten [verdachte] & [persoon 1] Uit de historische telefoongegevens is gebleken dat tussen het telefoonnummer [nummer 6] ([verdachte]) en telefoonnummers [nummer 7] en [nummer 8] ([persoon 1]) diverse contactmomenten hebben plaatsgevonden (respectievelijk circa 587 en 255) Periode [nummer 7] 25 januari 2011 tot en met 26 mei 2011 [nummer 8] 5 juni 2011 tot en met 4 juli 2011 17. Een proces-verbaal van bevindingen van 11 september 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 16], doorgenummerde pagina TR 49 - 57. Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven: Op 11 september 2011 ontving ik, verbalisant, een sim-kaart met het verzoek contactgegevens zich nog bevindende in het geheugen van de sim-kaart inzichtelijk te maken. Uit onderzoek bleek het eigen nummer te zijn: [nummer 8]. Nummer: [nummer 9]
Bericht: Doe deur open. Tijd: 4 juli 2011, 15.26 uur Type: ingekomen Nummer: [nummer 9] Bericht: Blijf thuis x Tijd: 4 juli 2011, 17.02 uur Type: ingekomen Nummer: [nummer 9] Bericht: Doe deur open. Tijd: 4 juli 2011, 17.49 uur Type: ingekomen Nummer: [nummer 9] Bericht: Ok maak je klaar we gaan rondje maken. Nu Tijd: 4 juli 2011, 18.34 uur. Type: ingekomen 18. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2011043229-36 van 2 november 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 17], doorgenummerde pagina ZD 06 AH 116-119. Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven: Op 2 november 2011 werden [verdachte] en [persoon 4] aangehouden en overgebracht naar het politiebureau. Voor de insluiting werden zij aan de kleding onderzocht. Beide verdachten droegen een gouden halsketting om hun nek. De ketting van [persoon 4] betrof een gouden halsketting met daaraan twee hangers. Een hanger betrof Christus aan het kruis. De ketting van [verdachte] betrof een gouden halsketting met daaraan een hanger in de vorm van een kruis. 19. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer x van 2 november 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren x, doorgenummerde pagina ZD 06 114-115.
Dit proces-verbaal houdt onder in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaren, zakelijk weergegeven: Op 2 november 2011 werd een doorzoeking ingesteld in de woning [adres 2] in [plaats]. De woning werd doorzocht en de volgende goederen werden voor nader onderzoek in beslag genomen: - kamer 1: zolderkamer. contant geld. Totaalbedrag 1.350 euro. 20. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer x van 17 september 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, doorgenummerde pagina ZD 06 AH 423. Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaren, zakelijk weergegeven: Op 11 januari 2012 werd door de Belastingdienst informatie verstrekt waaruit bleek dat [verdachte] eind 2010 over twee bankrekeningen bij de Rabobank beschikte met de rekeningnummers [nummer 10] en [nummer 11] met een positief gezamenlijk saldo van 16.621 euro. Nadat ik de Rabobank telefonisch mededeelde dat ik voornemens was beslag te leggen op de banktegoeden van [verdachte] werd mij meegedeeld dat het saldo van zijn Rabobank rekeningen gezamenlijk minder bedroeg dan 500 euro. Door de Rabobank heeft historische gegevens verstrekt over de periode 1 januari 2010 tot en met 14 juni 2012. Uit deze gegevens blijkt dat: Op 20 januari 2011 16.000 euro van rekening [nummer 11] naar rekening [nummer 10] overgeboekt. Op 21 januari 2011 wordt er 15.500 euro van rekening [nummer 10] overboek naar rekening [nummer 12] tnv [verdachte]. Op 21 januari 2011 wordt er 1.820,42 (volledige loonbetaling van 20 januari 2011 overgeboekt naar rekening [nummer 12] tnv [verdachte]. Op 24 januari 2011 wordt er 500 euro van rekening [nummer 10] overgeboekt naar [nummer 12] tnv [verdachte]. Rekeningnummer [nummer 12] tnv [verdachte] blijkt een ING bankrekening te betreffen, waarvan de historische gegevens bij de ING zijn opgevraagd, waaruit het volgende blijkt: BIJ. Op 6 juni 2011 een storting van 5.000 euro op de eigen rekening. AF. Op 6 juni 2011 naar de belastingdienst Apeldoorn een bedrag van 2.732 euro.
AF. Op 6 juni 2011 naar Toprekening een bedrag van 2000 euro. BIJ. Op 21 juni 2011 een teruggaaf Belastingdienst Apeldoorn van 2.327 euro. [verdachte] heeft op 7 september 2011 verklaard dat hij het bedrag van 5.000 euro had teruggekregen van de belastingdienst. Volgens verbalisant kan deze verklaring niet kloppen nu is gebleken dat [verdachte] in 2011 eenmaal een teruggaaf van de belastingdienst heeft ontvangen en wel op 21 juni 2011 (bedrag van 2.327 euro). Verbalisant heeft ook onderzoek gedaan naar de Raborekeningen, maar heeft geen verklaring kunnen vinden voor de 5000 euro. 21. Een geschrift, zijde een tapgesprek van 16 oktober 2012 tussen [persoon 1] en [persoon 5]. [persoon 1]: [verdachte] is nog mijn grootste nachtmerrie. (..) [persoon 1]: ik wil geen suprise, suprise, opeens [verdachte] of (fon) [persoon 4] (fon). (…) [persoon 1]: Jij hebt [verdachte] en [persoon 4] zeker gesproken, want weet je hoe hun ook altijd praatte? Okay baby, okay baby. Van mij mag je ze spreken maar houd ze ver van mij vandaan. (…) [persoon 1]: Ik zeg je, ik zal nooit banger zijn dan voor [verdachte] en [persoon 4]. 22. Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] met nummer 2011043229 van 13 september 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [persoon 18] en [persoon 10]. Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [verdachte] voornoemd, zakelijk weergegeven: Dat hij [persoon 1] kent van vroeger van school; Dat ze telefoonnummers uitwisselden om een keer af te spreken Dat ze eind januari 2011 in Hilversum afspraken Dat hij zijn broer [persoon 4] mee had genomen toen hij haar ging halen Dat hij [plaats] steeds naar Amsterdam bracht met zijn Golf
Dat hij haar in ieder geval de vrijdag en zaterdag bracht en haalde Dat [persoon 4] de rest deed Dat „het zo zal zijn‟ wanneer er meer contact was van hem uit dan van [persoon 1]. 23. Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [persoon 4] met nummer 2011043229 van 25 september 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [persoon 14] en [persoon 10], niet doorgenummerd. Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [persoon 4] voornoemd, zakelijk weergegeven: Het was half februari 2011 toen mijn broer [verdachte] een vriendin had, waarvan de auto stuk was. Dit was [persoon 1]. Ik bracht haar naar haar werk. V: Hoe kom je aan de 1350 euro die op je slaapkamer is aangetroffen? A: Dat heb ik van de ritjes van [persoon 1]. 24. Een proces-verbaal van bevindingen “Informatie met betrekking tot betaling parkeerautomaten van 20 februari 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 19], doorgenummerde pagina 59-92 van „Rapport 36 e lid 2 Sr‟. Dit rapport houdt onder meer in als verklaring van bovengenoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven: De gebruiker van pasnummer [nummer 13] gekoppeld aan de Rabobankrekening met het rekeningnummer [nummer 10] (te naam gestelde [verdachte]) heeft in de periode 22 februari 2011 tot en met 5 april 2011 met grote regelmaat voor parkeerautomaten betaald in de directe omgeving van De Wallen. [persoon 1] heeft in deze periode kamers gehuurd op De Wallen. 6.2. Nadere bewijsoverweging ten aanzien van de feiten 1 en 2 De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden is vanaf wanneer [persoon 1] met haar prostitutiewerkzaamheden is begonnen. Zij zelf heeft een aantal malen verklaard dat dit in het begin van 2011 het geval was, misschien in december 2010, maar in ieder geval niet eerder. Uit het dossier blijkt echter dat zij tegen sommige andere personen heeft verklaard veel eerder als prostituee te hebben gewerkt, namelijk vanaf haar achttiende jaar. De politie heeft hiernaar onderzoek verricht. Volgens de politie kan uit niets blijken dat sprake was van structurele prostitutie vóór 2011. Volgens de moeder van [persoon 1] veranderde het gedrag van [persoon 1] in december 2010.
De rechtbank concludeert hieruit dat [persoon 1] in ieder geval niet structureel vóór 2011 als prostituee werkte. Uit de dossiers zijn aanwijzingen te putten dat zij niet eerder dan 1 februari 2011 is begonnen. Deze datum wordt dan ook als begindatum van haar prostitueewerkzaamheden aangemerkt. De rechtbank sluit niet uit dat zij voordien incidenteel iets op dat vlak heeft gedaan, maar in ieder geval niet structureel. De tweede vraag die de rechtbank hier heeft te beantwoorden is of [persoon 1] vrijwillig of onvrijwillig in de prostitutie terecht is gekomen. Uit het dossier blijkt niet onomstotelijk dat [persoon 1] met drang laat staan dwang tot deze werkzaamheden is gebracht. Mogelijk heeft zij dat gedaan op suggestie van verdachte namelijk dat zij op deze manier de reparatie van haar auto kon betalen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van gedachtestreepje 3. Verdachte en zijn broer [persoon 4] hebben verklaard dat zij [persoon 1] naar en van haar werk hebben gebracht en dat zij daarvoor per keer een vergoeding van € 50 ontvingen. Wat [persoon 4] betreft kan deze verklaring niet zonder meer ter zijde worden gelegd. Hij studeerde in die periode en door het halen en brengen van [persoon 1] zou hij een extra zakcentje bij kunnen verdienen. Voor studenten niet een alledaagse bijbaan maar onmogelijk is dat niet. Wat verdachte aangaat is zijn verklaring opmerkelijk te noemen. In die tijd had hij een fulltime baan als assistent-accountant en dan ligt het niet voor de hand op deze wijze extra inkomsten te verwerven. Ene “[naam 1]” belde op 19 mei 2011 geëmotioneerd de politie. Deze “[naam 1]” zou een oom van [persoon 1] zijn. [persoon 1] zou hem hebben gebeld met de mededeling dat ze werd uitgebuit door Armeniërs en dat zij per dag € 1000, - zou moeten verdienen. Met deze Armeniërs wordt kennelijk gedoeld op de broers [verdachte] en [persoon 4] die van Armeense afkomst zijn. De verdediging heeft terecht gesteld dat de verklaring van “[naam 1]” niet als hoofdbewijsmiddel kan worden gebruikt nu hij niet door de verdediging bij de rechtercommissaris kon worden ondervraagd. De verklaring van “[naam 1]” wordt echter bevestigd door ander bewijsmateriaal zodat zij wel als ondersteunend bewijsmiddel kan dienen. Zoals blijkt uit de hierboven weergegeven wettige bewijsmiddelen, was in de periode van 25 januari 2011 tot en met 4 juli 2011 sprake van zeer frequent telefonisch contact tussen zowel [persoon 1] en verdachte als tussen [persoon 1] en [persoon 4]. De bewering van verdachte en [persoon 4] dat de grote frequentie van dit aantal contactmomenten wordt verklaard doordat zij in deze periode haar enige steun en toeverlaat waren is onaannemelijk omdat [persoon 1] zeker tot en met mei 2011 nog contact had met familie en vrienden. De veelvuldige contactmomenten duiden dan ook veeleer op het controleren van [persoon 1] door verdachte en [persoon 4], hetgeen bij uitbuiting aan de orde van de dag is. De broers [verdachte] en [persoon 4] beperkten zich niet tot brengen en halen maar hingen ook regelmatig bij de werkplek rond. Dit blijkt onder meer uit het geregistreerde parkeergedrag van [persoon 4] in Amsterdam. Ook dit duidt op het uitoefenen van controle. Wat Utrecht betreft, is bij voorbeeld vastgesteld dat [persoon 4] op 18 mei 2011 tussen 21.00 en 21.30 uur op het
Zandpad was. De verklaring van [persoon 1] dat [persoon 4] die avond op de deur van de werkplek van [persoon 1] bonkte, en de verklaring van “[naam 1]” dat [persoon 1] het gesprek moest afbreken omdat er door de jongens op de ramen werd geklopt, vindt ondersteuning in de aanwezigheid van [persoon 4] op het Zandpad. Dit vormt een grond om de verklaring van “[naam 1]” als ondersteunend bewijsmiddel te gebruiken. Door [persoon 1] is verklaard dat de broers [verdachte] en [persoon 4] haar ook hebben verkracht en mishandeld. Dat haar verklaring niet wordt ondersteund door een tweede bewijsmiddel staat niet aan een bewezenverklaring van de desbetreffende gedachtestreepjes in de weg. [persoon 1] heeft hierover gedetailleerd verklaard en de rechtbank ziet geen enkele aanleiding haar op deze punten niet te geloven. De geloofwaardigheid over het afdoen van de kettingen met een kruisje voor de verkrachtingen wordt versterkt doordat zowel verdachte als [persoon 4] bij hun aanhouding een dergelijk kruis om hun nek droegen. Deze onderdelen van de tenlastelegging worden dan ook door de rechtbank bewezen geacht. [persoon 1] heeft ook verklaard dat de broers [verdachte] en [persoon 4] haar hebben gedwongen seks te hebben met hun vrienden. Dat zou onder andere in een hotel in Amsterdam hebben plaatsgevonden. De naam van dat hotel kon ze niet geven maar ze zou wel de plaats kunnen aanwijzen. De politie is er niet toe over gegaan met [persoon 1] een rit door Amsterdam te maken om de situering van dit hotel te achterhalen. De rechtbank maakt de politie geen verwijt dat dit is nagelaten. De menskracht van de politie is beperkt en men zal dus bij het opsporen van delicten steeds keuzes moeten maken. De politie heeft veel tijd en energie in dit onderzoek gestoken. Zo is [persoon 1] 14 keer door de politie verhoord. Deze door de rechtbank begrijpelijk geachte keuze heeft echter voor de bewezenverklaring van dit onderdeel van de tenlastelegging wel gevolgen. Als eerder gemeld is dubbel bewijs niet nodig voor ieder onderdeel van een ten laste gelegd feit en dus ook niet voor dit onderdeel. Nu de politie op dit punt wel onderzoek had kunnen verrichten en dus dubbel bewijs had kunnen vergaren acht de rechtbank de enkele verklaring van [persoon 1] hier niet toereikend. De rechtbank acht op grond van het voorgaande – in onderling verband en samenhang bezien – bewezen dat verdachte samen met zijn broer [persoon 4] schuldig is aan mensenhandel en uitbuiting van [persoon 1] in de periode van 1 februari 2011 tot en met 4 juli 2011. Weliswaar was er tot 21 juli nog telecomverkeer maar de rechtbank kan niet vaststellen dat dit verkeer nog op uitbuiting betrekking had. Bovendien was dit telefoonverkeer na 4 juli 2011 een fractie van daarvóór. Als de verklaring van de broers [verdachte] en [persoon 4] juist is dat het intensieve telecomverkeer dat zij met [persoon 1] hadden was ingegeven door hun vriendschap met haar, valt het niet goed te begrijpen dat dit verkeer na 21 juli 2011 volledig tot stilstand kwam. Aangezien de broers [verdachte] en [persoon 4] uit de uitbuiting van [persoon 1] grote opbrengsten hebben verkregen, acht de rechtbank het als feit 2 ten laste gelegde gewoontewitwassen eveneens bewezen. Dat er geen grote geldbedragen zijn aangetroffen, betekent dat deze zijn uitgegeven, danwel verhuld.
7. Bewezenverklaring De rechtbank acht op grond van het voorgaande bewezen dat verdachte: Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit: in de periode van 1 februari 2011 tot en met 4 juli 2011 te Amsterdam en Hilversum en Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander, [persoon 1], door dwang en geweld en dreiging met geweld heeft vervoerd en overgebracht, met het oogmerk van uitbuiting van die [persoon 1] en die [persoon 1] telkens met één van de voornoemde middelen heeft gedwongen en bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten, te weten: prostitutiewerkzaamheden en opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [persoon 1] en die [persoon 1] met de voornoemde middelen heeft gedwongen en bewogen hem, verdachte en zijn mededader te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [persoon 1] met een derde, bestaande die dwang en/of dat geweld en/of die dreiging met geweld en/of vervoeren, overbrengen en/of dat dwingen en/of bewegen en/of dat voordeel trekken telkens hierin dat hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander: ten aanzien van [persoon 1] 2. één of meermalen een prostitutiekamer voor die [persoon 1] heeft betaald en 4. dagelijks alle dan wel een groot deel van de verdiensten prostitutiewerkzaamheden van die [persoon 1] heeft afgepakt en/of afgenomen en/of door die [persoon 1] aan hem, verdachte en/of zijn mededader heeft laten afstaan en 5. de minimale dagopbrengsten van die [persoon 1] heeft bepaald (minimaal 1000 euro) en
uit
verrichtte
6. die [persoon 1] meermalen van haar werkplek naar huis heeft gebracht en/of het vervoer van en naar de werkplek heeft geregeld en 7. die [persoon 1] telkens tijdens haar prostitutiewerkzaamheden heeft gecontroleerd en/of tijdens diens prostitutiewerkzaamheden op die [persoon 1] heeft gepast en 9. het hoofd van die [persoon 1] langdurig onder water heeft geduwd omdat zij had aangegeven te willen stoppen met de prostitutiewerkzaamheden en 10. die [persoon 1] met een mes en een pistool heeft bedreigd en 11. die [persoon 1] meermalen heeft verkracht en 13. die [persoon 1] meermalen heeft mishandeld door hard in haar borsten en/of tepels en/of clitoris te knijpen en/of te bijten en/of haar tegen haar hoofd en/of lichaam te slaan en/of haar keel dicht te knijpen en/of haar hoofd tegen een wasbak te slaan en/of 14. gedreigd heeft die [persoon 1] te doden en laten verkrachten en te mishandelen. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit: in de periode van 1 februari 2011 tot en met 4 juli 2011 te Amsterdam en/of Hilversum en/of Huizen en/of Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander van het plegen van witwassen een gewoonte hebben gemaakt, immers heeft hij, verdachte, telkens tezamen en in vereniging met een ander, in genoemde periode bij wijze van gewoonte, (contante) geldbedragen en/of voorwerpen, te weten: - telkens een groot deel van de verdiensten uit de door [persoon 1] verrichte prostitutiewerkzaamheden, verworven en/of voorhanden gehad en/of omgezet terwijl hij telkens wist dat die voorwerpen en/of geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit misdrijf; Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad. 8. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden. 9. De strafbaarheid van verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar. 10. Motivering van de straf en maatregel 10.1. De op te leggen straf De officier van justitie acht de feiten 1, 2, 3 (subsidiair), 4 en 5 bewezen. Voor deze feiten heeft zij een gevangenisstraf gevorderd van vier jaar en zes maanden met aftrek van voorarrest. De rechtbank komt tot de volgende strafoplegging. Bij de strafoplegging staan de rechtbank in deze zaak Visdief drie doelen voor ogen. In de eerste plaats vergelding. De slachtoffers moeten weten dat het leed dat hen is aangedaan op een passende wijze wordt vergolden. Maar ook partners en familieleden hebben hierop recht. Het tweede doel is speciale preventie. Zolang verdachte in de gevangenis zit, worden potentiële volgende slachtoffers gevrijwaard van uitbuitingshandelingen. Het derde strafdoel is generale preventie. Met de op te leggen straffen wordt mede beoogd anderen er van te weerhouden om zich schuldig te maken aan dergelijke strafbare feiten. Verdachte heeft zich samen met zijn broer gedurende een periode van ruim 5 maanden schuldig gemaakt aan mensenhandel, te weten het uitbuiten in de prostitutie van [persoon 1]. Verdachte en zijn broer hebben [persoon 1] mishandeld, verkracht en bedreigd wanneer het hen uitkwam. Zij hebben vrijwel al haar inkomsten afgepakt. Zij bepaalden waar, wanneer en hoe lang [persoon 1] moest werken. Zij hebben op deze manier haar lichamelijke en geestelijke integriteit op grove wijze geschonden. Toen [persoon 20] erachter kwam wat voor goudmijn [persoon 1] was, hebben verdachte en zijn broer haar aan hem over moeten dragen. Hierdoor is het slachtoffer steeds dieper in de ellende gekomen. En zelfs na het doen van aangifte tegen de broers en [persoon 20] was het voor het slachtoffer niet afgelopen. Ze werd ook nadien mishandeld en bedreigd en tot in Tunesië aan toe geïntimideerd. Dat het haar zo is vergaan, komt niet omdat dit het lot is van prostituees, maar omdat mannen als [persoon 20] en verdachte vrouwen beschouwen als objecten waar ze alles mee kunnen doen. De rechtbank neemt het hoog op dat verdachte en zijn broer [persoon 1] in de prostitutie hebben gebracht en aan het begin van de keten van ellende stonden. De rechtbank heeft ten voordele van verdachte meegewogen dat verdachte, blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 16 april 2013 niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld.
Alles in overweging nemende, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren passend en geboden. 10.2. Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon 1] en de schadevergoedingsmaatregel De benadeelde partij [persoon 1] heeft, door tussenkomst van haar gemachtigde mr. A. Koopsen, een vordering tot vergoeding van geleden materiële schade van € 96.200,- ingediend. Daarnaast is als vergoeding van immateriële schade een bedrag van € 15.000,- gevorderd. Deze bedragen zijn als voorschot gevorderd. De rechtbank verstaat dit aldus, dat de benadeelde partij zich ten aanzien van de schade voor een deel van haar vordering heeft gevoegd in dit strafproces, onder voorbehoud van het recht om het andere deel bij de burgerlijke rechter aanhangig te maken. De totale vordering bedraagt aldus € 111.200,Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij [persoon 1], niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen geachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank heeft overwogen dat verdachte en zijn broer [persoon 4], [persoon 1] in de periode van 1 februari 2011 tot en met 4 juli 2011 hebben uitgebuit. Zij hebben (bijna) al haar verdiensten afgenomen. Die afgedragen verdiensten vordert [persoon 1] nu voor een deel terug. De rechtbank is van oordeel dat verdachte, tezamen met zijn broer, de door [persoon 1] geleden materiële schade dient te vergoeden. Door zijn handelen heeft verdachte ook een bijdrage geleverd aan de bij [persoon 1] ontstane immateriële schade. Zoals in haar slachtofferverklaring is verwoord, heeft zij door alles wat haar is overkomen in de zaak Visdief, ernstige psychische problemen opgelopen. Wat de materiële schade betreft, is verdachte - hoofdelijk met [persoon 4] - verantwoordelijk voor de door [persoon 1] geleden schade in de periode van 1 februari 2011 tot en met 4 juli 2011. Dit is een periode van (ruim) twintig weken, waarin (minimaal) 6 dagen per week is gewerkt. Dit zijn 120 dagen. De rechtbank neemt op grond van de inhoud van het dossier en de aangehaalde jurisprudentie als uitgangspunt een (minimale) dagopbrengst van € 500,-. De rechtbank waardeert aldus het deel van de door [persoon 1] geleden materiële schade, waarvoor verdachte mede aansprakelijk is, op een bedrag van (120 x 500 =) € 60.000,- (zestig duizend euro). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Wat de immateriële schade betreft, acht de rechtbank het gevorderde voorschotbedrag van € 15.000,- (vijftien duizend euro) toewijsbaar. Ten aanzien van dit bedrag geldt hoofdelijke aansprakelijkheid tezamen met [persoon 4], [persoon 5], [persoon 21] en [persoon 20], nu zij allen een bijdrage hebben geleverd aan de totstandkoming van de schade. De vordering zal aldus worden toegewezen tot een totaalbedrag van (60.000 + 15.000 =) € 75.000,- (vijfenzeventig duizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (pleegdatum) tot aan de dag van de algehele voldoening. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [persoon 1], naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 75.000,- (vijfenzeventig duizend euro). In het belang van [persoon 1] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De benadeelde partij zal voor het overige niet ontvankelijk in haar vordering worden verklaard. 11. Toepasselijke wettelijke voorschriften De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 57, 273f en 420ter van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde. 12. Beslissing De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing. Verklaart de onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld. Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Het bewezen verklaarde levert op: Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde feit: Medeplegen van mensenhandel Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde feit: Medeplegen van gewoontewitwassen Verklaart het bewezene strafbaar. Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 4 (zegge: vier) jaar. Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden. Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon 1] Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon 1], domicilie kiezende ten kantore van haar raadsvrouw mr. A. Koopsen, Advocatenkantoor Oudegracht, Postbus 3092, 1801 GB Alkmaar, rekeningnummer 39.89.600 tnv St. Beheer Derdengelden, toe tot een bedrag van € 75.000,(vijfenzeventig duizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (pleegdatum) tot aan de dag van de algehele voldoening. Dit bedrag bestaat voor een deel van € 60.000,- (zestigduizend euro) aan materiële schade en voor een bedrag van € 15.000,- (vijftienduizend euro) aan immateriële schade. Veroordeelt verdachte aan [persoon 1] voornoemd, het toegewezen bedrag aan materiële schade van € 60.000,- (zestigduizend euro) te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens [persoon 4] is betaald. Veroordeelt verdachte aan [persoon 1] voornoemd, het toegewezen bedrag aan immateriële schade van € 15.000,- (vijftienduizend euro) te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens [persoon 4], [persoon 5], [persoon 21] of [persoon 20] is betaald. Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil. Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is. Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer D. [persoon 1], te betalen de som van € 75.000,- (vijfenzeventig duizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (pleegdatum) tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 365 (driehonderd vijfenzestig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen. Dit vonnis is gewezen door mr. F. Salomon, voorzitter, mrs. H.P.H.I. Cleerdin en C.E.M. Marsé, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H. van der Schaft, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 juni 2013. i.De rechtbank heeft ten behoeve van de leesbaarheid van het vonnis de liggende gedachtestreepjes van het onder 1 ten laste gelegde feit genummerd.