TECHNISCH BUREAU VERBRUGGHEN VADEMECUM ELEKTRICITEIT Artikel DIFFERENTIEELSTROOMINRICHTINGEN A.R.E.I. 85
28.03
ACTIEVE BESCHERMING BIJ LAAGSPANNING MET AUTOMATISCHE ONDERBREKING VAN DE VOEDING Begrippen met betrekking tot karakteristieken van beschermingstoestellen Residuële differentiële stroom: effectieve waarde van de vektoriële som van de stromen door alle actieve geleiders van een stroombaan in een punt van de elektrische installatie (I ∆ n). Residuële differentiële aanspreekstroom: waarde van de residuële differentiële stroom die de werking van een bescherminrichting veroorzaakt. Nominale stroom: conventionele waarde van de stroom die de werkingsvoorwaarde van de bescherminrichting bepaalt. De instelstroom moet aanzien worden als de nominale stroom voor de regelbare beschermingstoestellen (In) Conventionele aanspreekstroom: de bepaalde waarde van de stroom vanaf dewelke en waarboven het beschermingstoestel werkt binnen een bepaalde tijd (If ) Onderbrekingsvermogen: waarde van de stroom die het beschermingstoestel kan onderbreken op een welbepaalde spanning en onder voorgeschreven gebruiks- en werkingsvoorwaarden. Omnipolaire onderbreking: onderbreking van alle actieve geleiders van een stroombaan, de nulgeleider inbegrepen.
85.01
Kenmerken De automatische differentieelstroominrichtingen. Moeten voldoen hetzij aan de schikkingen van de desbetreffende normen, door de Koning gehomologeerd of door het B.I.N. geregistreerd, hetzij aan de schikkingen vastgelegd, bij besluit, door de Ministers die ….., hetzij aan bepalingen die een ten minste Gelijkwaardig veiligheidsniveau bieden. Zie dienaangaande de laagspanningsrichtlijn 93/68EEG K.B. 23/03/1977 gewijzigd bij K.B. van 10/01/1997 dat van toepassing is voor elektrische machines, apparaten en leidingen voor een nominale wisselspanningspanning tussen 50 en 1000 v en een gelijkspanning tussen 75 en 1500 V. Al deze toestellen moeten drager zijn van het CE – keurmerk Naargelang de gevoeligheid van het toestel worden ze ingedeeld in vier categorieën, te weten: - toestellen met kleine gevoeligheid, bij dewelke de aanspreekstroom groter is dan 1.000 mA - toestellen met middelmatige gevoeligheid, bij dewelke de aanspreekstroom groter is dan 30 mA kleiner dan 1.000 mA. - de genormaliseerde aanspreekstromen zijn: 100-, 300-, 500 & 1.000 mA. - toestellen met grote gevoeligheid bij dewelke de aanspreekstroom groter is dan 10 mA en ten hoogste 30 mA is - toestellen met zeer grote gevoeligheid, bij dewelke de aanspreekstroom ten hoogste 10 mA is.
85.02
Keuze van de toestellen De automatische differentieelstroominrichtingen. Moeten gekozen en geplaatst worden overeenkomstig de schikkingen van dit reglement. Zie moeten weerstaan aan de kortsluitstroom die overeenstemt met het kortsluitvermo gen op de plaats waar ze geïnstalleerd zijn. De automatische differentieelinrichtingen die worden geplaatst in elektrische installaties van huis houdelijke lokalen moeten van het type A zijn. De automatische differentieelinrichting geplaatst bij het begin van een elektrische installatie in huishoudelijke lokalen moet een nominale stroomsterkte hebben van ten minste 40 A.
Differentieelstroominrichtingen 1 van 1
TECHNISCH BUREAU VERBRUGGHEN VADEMECUM ELEKTRICITEIT Artikel DIFFERENTIEELSTROOMINRICHTINGEN A.R.E.I. 85
85.03
ACTIEVE BESCHERMING BIJ LAAGSPANNING MET AUTOMATISCHE ONDERBREKING VAN DE VOEDING Opstelling De automatische differentieelstroominrichtingen. moeten opgesteld worden op een plaats waar hun veilige en doeltreffende werking niet verstoord kan worden door mechanische trillingen, uitwendige magnetische velden of andere invloeden. Zij moeten geplaatst worden in droge ruimten of doeltreffend beschermd worden tegen vochtigheid. Indien de automatische differentieelstroominrichting. in een schakelbord wordt ingebouwd, mo eten maatregelen genomen worden opdat de testknop gemakkelijk bereikbaar zou zijn zonder speciale middelen en zonder gevaar voor toevallige aanraking van onder spanning staande delen.
85.04
Onderbreking van de geleiders De automatische differentieelstroominrichting. moet de onderbreking verzekeren van alle actieve geleiders van de stroombaan. De magnetische kring van de transformator in het beschermingstoestel moet alle actieve geleiders van de stroombaan omsluiten, de nulgeleider inbegrepen. De overeenkomstige beschermingsgeleider moet daarentegen buiten de magnetische kring aangebracht worden. Om de bescherming te verzekeren van een toestel op een stroombaan met vier geleiders is het dus verboden twee tweepolige beschermingstoestellen te plaatsen of een driepolig toestel te voorzien indien de nulgeleider geaard is. Daarentegen is het niet verboden een beschermingstoestel te gebruiken waarvan één of twee polen niet aangesloten zijn: - een drie- of vierpolig toestel mag een stroombaan met twee of drie geleiders beschermen. Een zelfde vierpolige automatische differentieelstroominrichting. éénfasig gevoed, mag meerder afzonderlijke stroombanen beschermen om voorwaarde dat elke stroombaan meerpolig kan onderbroken worden stroomafwaarts van het beschermingstoestel en onafhankelijk ervan. Bescherming van éénfasige stroombanen artikel 128
85.05
De bescherminrichting tegen overstroom moet voorzien zijn op beide actieve geleiders van éénfasige stroombanen. - Uitzondering hierop: De beveiliging tegen overstroom van een stroombaan wordt vervangen door een automatische differentieelstroomschakelaar die te gelijkertijd de bescherming bevat tegen overstroom in één van de geleiders en de onderbreking verzekert van de twee actieve geleiders. (zie de nieuwe differentieelstroomschakelaars met ingebouwde beveiliging tegen overstroom er dient rekening mede gehouden dat de ingebouwde beveiliging tegen overstroom aangepast is aan de sectie der geleiders) Normale lekstromen De automatische differentieelstroominrichtingen. moeten dermate gekozen worden en de belasting moet dermate over de stroombanen worden verdeeld dat tijdens normaal bedrijf te verwachten aardlekstromen geen onnodig uitschakelen van inrichtingen veroorzaken.
85.06
Ontstoringscondensatoren Bepaalde opstellingen van ontstoringscondesatoren kunnen de automatische differentieelstroominrichtingen. ongevoelig maken. Dit is onder andere het geval wanneer ze geschakeld zijn tussen fase en aarde. De toestellen moeten zodanig opgevat worden dat hun ontstoringsinrichting niet aangesloten blijft op de actieve geleiders van het net als de toestellen niet in bedrijf zijn.
Differentieelstroominrichtingen 2 van 2
TECHNISCH BUREAU VERBRUGGHEN VADEMECUM ELEKTRICITEIT Artikel DIFFERENTIEELSTROOMINRICHTINGEN A.R.E.I. 85
85.07
ACTIEVE BESCHERMING BIJ LAAGSPANNING MET AUTOMATISCHE ONDERBREKING VAN DE VOEDING Gevaar van gelijkstroomcomponenten Wanneer elektrisch materieel oorzaak kan zijn van een dissymmetrische stroom door gelijkstroomcomponenten en het stroomafwaarts geplaatst is van een automatische differentieelstroominrichting. moeten maatregelen getroffen worden opdat in geval van een fout met de aarde, de gelijkstroomcomponenten de werking van de beschermingstoestellen niet dermate kunnen storen dat de veiligheid in het gedrang komt. Dit is het geval voor bepaald elektrisch materieel dat halfgeleiderschakelingen bevat (dioden, thyristoren….). Om zulke storingen te vermijden kan één van de volgende schikkingen getroffen worden: - keuze van elektrisch materieel dat geen gelijkstroom voortbrengt die in staat is de werking van het beschermingstoestel te verstoren; - dit is het geval voor toestellen met bediening door reeksalternaties of door symmetrische fasecontrole. - keuze van elektrisch materieel dat gelijkstroom voortbrengt of gebruikt, wordt uitgevoerd volgens de regels toepasselijk op de klasse II; - het elektrisch materieel dat gelijkstroom voortbrengt wordt gevoed via een scheidingstransformator; - het beschermingstoestel is zo gebouwd dat zijn werking niet beïnvloed wordt door gelijkstromen;
85.08
- het elektrisch materieel dat gelijkstroom voortbrengt wordt voorzien van of beschermd door een inrichting die het uitschakelt bij het ontstaan van een fout met een gelijkstroomcomponente. Massa’s en beschermingsgeleider
85.09
Alle massa’s van het gedeelte van een installatie, beschermd door een automatische differentieelstroominrichting, welke ook zijn gevoeligheid zij, moeten geaard worden. De door dezelfde inrichting beschermde massa’s moeten verbonden worden met dezelfde aardelektrode. De nulgeleider is stroomafwaarts van de differentieelstroominrichting. niet meer geaard. Toestel met positieve veiligheid Een automatische differentieelstroominrichting. Met hulpvoeding is een toestel met positieve veiligheid wanneer een onderbreking van zijn hulpvoeding automatisch het openen van de bescherminrichting veroorzaakt De automatische differentieelstroominrichtingen. Zonder positieve veiligheid zijn verboden uitgezonderd in elektrische installaties van werkruimten van ondernemingen die over gewaarschuwd of bevoegd personeel (BA4 of BA5) beschikken.
85.10
Gebruik van grote of zeer grote gevoeligheid (30 mA of 10 mA aanspreekstroom) Het gebruik van een automatische differentieelstroominrichting. met grote of zeer grote gevoeligheid wordt aangeraden in de volgende gevallen: - om een bijkomende bescherming te verzekeren tegen elektrische schokken bij rechtstreekse aanraking - om het gevaar, dat ontstaat door de breuk van de beschermingsgeleider die de massa’s van het elektrisch materieel met de aarde verbindt te beperken; - dit eventueel gevaar betreft namelijk het materieel gevoed door snoeren waar de sleet of de vermoeidheid van de snoeren een breuk kan veroorzaken in de beschermingsgeleider zonder dat deze breuk kan opgemerkt worden; - wanneer de gebruiksvoorwaarden van het elektrisch materieel streng zijn; Wegens de kleine waarde van de aanspreekstroom van de beschermingsinrichtingen moeten gepaste voorzorgsmaatregelen getroffen worden om ontijdige uitschakelingen die te wijten zijn aan lekstromen en niet aan foutstromen te voorkomen.
Differentieelstroominrichtingen 3 van 3
TECHNISCH BUREAU VERBRUGGHEN VADEMECUM ELEKTRICITEIT Artikel DIFFERENTIEELSTROOMINRICHTINGEN A.R.E.I. 85
85.11
ACTIEVE BESCHERMING BIJ LAAGSPANNING MET AUTOMATISCHE ONDERBREKING VAN DE VOEDING Verbodsbepalingen Het is verboden de veiligheid, die een automatische differentieelstroominrichting. biedt, in het gedrang te brengen door deze inrichting te overbruggen door de in- en uitgangsklemmen met elkaar te verbinden. Het is verboden stroombanen door een automatische differentieelstroominrichting. te beschermen die bij een stroomonderbreking gevaren of grote ongemakken kunnen veroorzaken zoals alarmstroombanen, noodstroombanen, enz… Commentaar : zie hier speciaal naar lokalen die hermetisch afgesloten zijn en waar de verluchting automatisch gestuurd wordt door ventilatoren of andere toestellen, het uitvallen van de stroom zal hier zware gevolgen hebben. bvb: stallen voor dieren waar de verluchting uitsluitend gebeurd door gestuurde en gedwongen ventilatie, het uitvallen van de stroom zal de dieren op enkele uren doden. De automatische differentieelstroominrichting. kan hier vervangen worden door een ander toestel (scheidingstransfo) dat dezelfde veiligheidswaarborgen biedt tegen onrechtstreekse aanraking. Er kan ook een alarminstallatie geplaatst worden die bij het uitvallen van de elektrische stroom een akoestisch signaal in werking brengt of andere systemen die de nodige veiligheid bieden.
85.12
Test van de bescherminrichting. Wanneer de bescherminrichting periodisch, bij voorbeeld maandelijks, moet getest worden volgens de onderrichtingen van de constructeur dan moet men er zich van vergewissen dat de voeding daadwerkelijk onderbroken wordt.
78.04
Verplichting van een beschermingsgeleider Het is niet toegelaten automatische differentieelstroomschakelaars aan te wenden als enig beschermingsmiddel tegen onrechtstreekse aanraking zonder gebruik te maken van een beschermingsgeleider, zelfs indien hun differentiële aanspreekstroom kleiner is dan of gelijk aan 30 mA.
DIFFERENTIEELSTROOMINRICHTINGEN Artikel A.R.E.I. 85.02
IN HUISHOUDELIJKE LOKALEN De automatische differentieelstroominrichtingen. die worden geplaatst in elektrische installaties van huishoudelijke lokalen moeten van het type A zijn. De automatische differentieelstroominrichting. geplaatst bij het begin van een elektrische installatie in huishoudelijke lokalen moet een nominale stroomsterkte hebben van ten minste 40 A. Commentaar : Er dient rekening gehouden met de automaat die de aansluiting van de woning beschermd. De nominale stroomsterkte van de automatische differentieelstroominrichting. dient aangepast aan de nominale stroom van deze automaat. B.v.b. er wordt een automaat geplaatst met een nominale stroom van 63 A. in dit geval zal de nominale stroom van de automatische differentieelinrichting bij het begin van de installatie geplaatst minstens 63 A. Moeten zijn.
KB 07/05/00
In huishoudelijke lokalen of plaatsen weerstaan de differentieelstroominrichtingen aan een I²t-waarde van minimum 22,5 kA²s bij een stroom van 3000A; een specifiek markering van de genoemde inrichtingen verzekert de identificatie van de naleving van deze karateristieken, namelijk minimum de volgende aanduiding: “3000A, 22kA²s “, deze karakteristieken zijnde samen aangebracht op éénzelfde vlak, zichtbaar na installatie, zo nodig, na verwijdering van de beschermingsplaten geplaatst in het kader van de bescherming tegen direkte aanraking; deze informatie mag behoren tot andere markeringen en aanduidingen voorzien door de reop betrekking hebbende door de koning gehomologeerde norm of aan bepalingen die ten minste een gelijkwaardig veiligheidsniveau bieden.
Differentieelstroominrichtingen 4 van 4
TECHNISCH BUREAU VERBRUGGHEN VADEMECUM ELEKTRICITEIT DIFFERENTIEELSTROOMINRICHTINGEN Artikel A.R.E.I. 86.07
IN HUISHOUDELIJKE LOKALEN BESCHERMING VAN STROOMBANEN IN HET ALGEMEEN Ten minste een automatische differentieelstroominrichting. met een aanspreekstroom van ten hoogste 300 mA moet in het begin van de installatie aangebracht worden Gepaste maatregelen moeten de ongenaakbaarheid van de in en uitgangsklemmen van het beschermingstoestel verzekeren. Het blijvend karakter van deze ongenaakbaarheid moet verwezenlijkt worden door verzegeling uitgevoerd door de persoon die volgens artikel 270 belast is met het gelijkvormigheidonderzoek voor indienststelling. Indien de spreidingsweerstand van de aardelektrode groter is dan 30 ohm, moet deze bescherming aangevuld worden met inrichtingen van grote of zeer grote gevoeligheid: ( max. 30 mA.) - waarvan één voor het geheel van de verlichtingsstroombanen; - één voor elke andere stroombaan of groep van stroombanen die ten hoogste 16 enkelvoudige of meervoudige contactdozen bevat; - nochtans worden automatische differentieelstroominrichtingen. met een aanspreekstroom van 100 mA toegelaten voor het beschermen van elektrische kookfornuizen, van koelkasten en van diepvriezers. Commentaar : De automatische differentieelstroominrichting. die hierboven wordt bedoeld mag in appartementsgebouwen worden geplaatst in de verdeelborden die geplaatst worden in de appartementen in niet onmiddellijk na de teller. De verbinding tussen de algemene automaat die door de stroomleverende maatschappij geplaatst wordt en automatische differentieelstroominrichting. geplaatst in het verdeelbord moet gebeuren in leidingen van de klasse II (XVB) en zonder tussenplaatsing van eender welke aftakking. Selectieve differentieelstroominrichtingen
KB 07/05/00
Dit KB geeft hogere spanningswaarden voor de conventionele relatieve grensspanningen (UL(t) vermeld in artikel 31 (zie spanningsgebieden) Deze hogere spanningsgebieden zijn toegstaan bij schakeltijden tussen de 0,01” en 0,5” bij BB1 en tussen de 0,02” en 0,5” bij BB2 toestanden. Uit hetgeen vooraf gaat blijkt dat selectieve differentieelstroominrichtingen conform NBN- EN61008-1 nu toegelaten zijn in huishoudelijke installaties als hoofddifferentieelstroominrichting. De selectieve differentieelstroominrichting heeft een vaste vertraagde afschakeltijd gelegen tussen 0,15” en 0,5” in functie van de aanspreekstroom I∆
86.08
Bescherming van installaties in wasruimten, badkamers, stortbadkamers of van wasmachines Vast opgestelde gebruikstoestellen, regeltoestellen en contactdozen, toegelaten in de wasruimten, stortbad en badkamers en de inrichtingen voor de aansluiting van wasmachines en afwasmachines, moeten door een afzonderlijke automatische differentieelstroominrichting. met een grote of zeer grote gevoeligheid (max. 30mA) beschermd worden Nochtans is deze bescherming niet noodzakelijk voor contactdozen gevoed via een individueel beschermingstransformator overeenkomstig de voorschriften van artikel 76 (stopcontacten met ingebouwde transfo die speciaal gebruikt worden voor scheerapparaten)
85.09
Commentaar : de bescherminrichting hierboven bedoelt moet worden aangesloten achter de bescherminrichting die moet geplaatst worden bij het begin van de installatie. Indien bij het begin van de installatie een automatische differentieelstroominrichting. wordt geplaatst met grote of zeer grote gevoeligheid neemt dit de verplichting niet weg dat er een afzonderlijke bescherminrichting dient geplaatst zoals bedoelt hierboven. Stroombanen met verwarmingsweerstanden, verzonken in de vloer of in materialen Indien de verwarming uitgevoerd wordt door middel van weerstanden verzonken in vloeren of in materialen gevoed op een spanning groter dan 25 volt wisselspanning, moet de elektrische verwarmingsinstallatie uitgerust worden met een afzonderlijke automatische differentieelstroominrichting. met grote gevoeligheid (30mA) of met een middelgrote gevoeligheid (100mA).
Differentieelstroominrichtingen 5 van 5
TECHNISCH BUREAU VERBRUGGHEN VADEMECUM ELEKTRICITEIT Artikel DIFFERENTIEELSTROOMINRICHTINGEN A.R.E.I.
IN WERKRUIMTEN VAN ONDERNEMINGEN ZONDER BA4 OF BA5 87
Bescherming tegen elektrische schokken bij onrechtstreekse aanraking in werkruimten van ondernemingen die niet beschikken over gewaarschuwd personeel (BA4 of BA5) in de zin van art. 47 In de ondernemingen die personeel tewerkstellen dat onder toepassing valt van artikel 28 van het Algemeen reglement voor de Arbeidsbescherming (A.R.A.B), maar die niet beschikken over gewaarschuwd, of bevoegd personeel in de zin van artikel 47 (BA4 of BA5), zijn de beschermingsmaatregelen, voorgeschreven in artikel 86, van toepassing. (zie vorige blz.) Van dit voorschrift mag afgeweken worden mits toepassing van artikel 88 ( zie volgende blz.) indien de plannen en schema’s van de elektrische installatie, voor de uitvoering ervan, goedgekeurd werden door de persoon bedoeld in artikel 270 (erkend controle organisme) en belast met het gelijkvormigheid onderzoek van de installatie voor de indienststelling.
104.05
In werkruimten bedoeld in artikel 87( ondernemingen die personeel te werkstellen, maar die niet beschikken over gewaarschuwd of bevoegd personeel) en in ruimten met brandgevaar, met name: - plaatsen voor opslag of verwerking van brandbare stoffen of vloeistoffen met een ontbrandingspunt dat hoger is dan 55° C (BE2) - brandbare gebouwen (CA2) Wanneer uit het oogpunt van brand- en/ of ontploffingsgevaar (BE2 en BE3 & CA2) het noodzakelijk is de gevolgen van in de stroombanen opgewekte foutstromen te beperken moeten deze stroombanen worden beschermd door een automatische differentieelstroominrichting. met een aanspreekstroom kleiner of gelijk aan 500 mA. Wanneer de vermelde inrichting niet kan worden toegepast, dient een isolatie controletoestel, aangesloten op een doeltreffende meldinrichting, te worden voorzien. BE2 = Brandgevaar als gevolg van de opgeslagen en behandelde goederen Opslag of behandeling van ontvlambare materialen of vloeistoffen met een vlampunt boven de 55°C Zie schuren, schrijnwerkerijen, papierfabrieken, bibliotheken
BE3 = Ontploffingsgevaar als gevolg van de opgeslagen of behandelde goederen Opslag of behandeling van ontplofbare stoffen of vloeistoffen met een vlampunt kleiner of gelijk aan 55°C evenals de aanwezigheid van stof dat ontplofbaar is. Zie raffinaderijen, koolwaterstof-, brandstof, munitiedepots, bepaalde papierfabr ieken.
CA2 = brandbaar als gevolg van de bouwmaterialen Gebouwen hoofdzakelijk opgetrokken uit brandbare materialen – Zie houten gebouwen
Differentieelstroominrichtingen 6 van 6
TECHNISCH BUREAU VERBRUGGHEN VADEMECUM ELEKTRICITEIT Artikel DIFFERENTIEELSTROOMINRICHTINGEN A.R.E.I.
IN WERKRUIMTEN VAN ONDERNEMINGEN MET BA4 OF BA5 88.04
Gebruik van automatische differentieelstroominrichtingen. Indien een automatische differentieelstroominrichting. gebruikt wordt, mag de spreidingsweerstand van de aardelektrode niet groter zijn dan 500 ohm, voor droge en niet-geleidende ruimten, en 240 ohm voor andere ruimten. De gevoeligheid van het beschermingstoestel moet bepaald worden in functie van de spreidingsweerstand van de aardelektrode zoals in volgende tabel is weergegeven
Spreidingsweerstand van de aardelektrode in ohm Droge en niet-geleidende ruimten Andere ruimten Tot 50 ohm tot 24 ohm van 50 tot 100 ohm van 24 tot 48 ohm van 100 tot 166 ohm van 48 tot 80 ohm van 166 tot 500 ohm van 80 tot 240 ohm 88.02
Nominale aanspreekstroom van het beschermingstoestel 1.000 mA 500 mA 300 mA 100 – 30 of 10 mA
Er dienen geen differentieelinrichtingen geplaatst indien: - er gebruik gemaakt wordt van materieel van de klasse II of met een veiligheid gelijkwaardig aan deze van de klasse II; - veiligheidsscheiding van de stroombanen; - zeer lage veiligheidsspanning
81.03
- de bijzonder schikkingen van artikel 77 ELEKTRISCHE INSTALLATIES GEVOED DOOR EEN TT – NET Gebruik van automatische differentieelinrichtingen. Ingeval er gebruik gemaakt wordt van een automatische differentieelstroominrichting moeten de waarden van de differentiële aanspreekstroom en van de spreidingsweerstand van de aardelektrode bepaald worden naargelang het type van de installatie: 1.- in artikel 86.01 en 07 voor huishoudelijke lokalen en plaatsen en voor werkplaatsen war men niet beschikt over gewaarschuwd personeel in de zin van artikel 47; (geen BA4 of BA5) 2.- in artikel 88.04 voor werkplaatsen waar men beschikt over gewaarschuwd personeel in de zin van artikel 47;
81.04
3.- in artikel 97.01.3, 1ste lid en 97.02 voor voertuigen en aanhangwagens voor het wegvervoer, tijdens het stationeren en voor foorinstallaties. Plaatsing van de automatische differentieelstroominrichtingen Alle massa’s beschermd door een zelfde automatische differentieelstroominrichting moeten met dezelfde aardelektrode verbonden worden. De nulgeleider mag stroomafwaarts van de automatische differentieelstroominrichting niet geaard worden.
Nota’s
Differentieelstroominrichtingen 7 van 7
TECHNISCH BUREAU VERBRUGGHEN Artikel A.R.E.I.
VADEMECUM
ELEKTRICITEIT
DIFFERENTIEELSTROOMINRICHTINGEN IN WERKRUIMTEN VAN ONDERNEMINGEN MET BA4 OF BA5
80.06
ELEKTRISCHE INSTALLATIES GEVOED DOOR EEN TN – NET Gebruik van automatische differentieelstroominrichtingen. Indien bij bepaalde elektrische toestellen of delen van delen van elektrische installaties één of meerdere bovengenoemde voorwaarden niet geëerbiedigd worden; moeten deze toestellen of delen van installaties beschermd worden door een automatische differentieelstroominrichting. Bij aanwending van deze schakelaars mogen de massa’ niet verbonden worden met de beschermingsgeleider van het verdeelnet als zij verbonden zijn met een aardelektrode waarvan de weerstand aangepast is aan de aanspreekstroom van de automatische differentieelstroominrichting. De stroombaan, beschermd door deze automatische differentieelstroominrichting. moet dan beschouwd worden als TT – systeem en de beschermingsmaatregelen waarvan sprake in artikel 81, die betrekking hebben op het TT – systeem, moeten toegepast worden. Indien er echter geen onafhankelijke aardelektrode bestaat moet de aansluiting van de massa’s op de beschermingsgeleider stroomopwaarts van de automatische differentieelstroominrichting. worden aangesloten.
82.05
ELEKTRISCHE INSTALLATIES GEVOED DOOR EEN IT – NET Te nemen maatregelen in geval van twee gelijktijdige isolatiefouten Om zich te beschermen tegen de gavaren die zouden kunnen optreden door de aanwezigheid van twee gelijktijdige isolatiefouten in twee verschillende fasen of in een fase en de nulgeleider moeten de beschermingsmaatregelen, voorgeschreven voor de installaties gevoed door een TT – of TN – net, toegepast worden naargelang alle massa’s al dan niet met elkaar verbonden zijn door middel van een beschermingsgeleider.
Differentieelstroominrichtingen 8 van 8
Nota’s
Differentieelstroominrichtingen 9 van 9