De Steat fan Fryslân 2013 3 juli 2013
De Staat van Fryslân Provinciale Staten van Fryslân 3 juli 2013
2
De Staat van Fryslân
Voorwoord
Voor u ligt de tweede editie van de Staat van Fryslân. Als achtergrond bij de Kadernota 2013 en de Midterm Review van het Uitvoeringsprogramma en het Coalitieakkoord, vindt u in de voorliggende Staat weer de contextuele achtergrondinformatie relevant voor het politiek-bestuurlijk besluitvormingsproces. De eerste editie van de Staat van Fryslân is begin 2011 opgesteld als onderdeel van het onderhandelingsdossier voor de coalitievorming na de Statenverkiezingen van 2011. We hebben in de Staat de keuze van onderwerpen en indicatoren gebaseerd op het Coalitieakkoord, Uitvoeringsprogramma en de actualiteiten van Commissie- en Statenvergaderingen en daarbij alle benodigde informatie gezocht. Dit bleek wegens gebrek aan informatie niet altijd mogelijk. De daadwerkelijke beleidskeuzes die uit de ontwikkelingen voortkomen worden u in andere andere documenten voorgelegd, zoals de eerder genoemde Kadernota en de Midterm Review. De Staat is ook nu weer een dynamisch document gebleken. Op verschillende plaatsen worden andere indicatoren gepresenteerd dan de vorige keer, of dezelfde indicatoren op een andere wijze. Sommige onderwerpen (bijvoorbeeld bodemgebruik of voorzieningen) komen in het geheel niet terug, terwijl andere onderwerpen (bijvoorbeeld bodemdaling en ruimtelijke kwaliteit) voor het eerst opgevoerd worden. Dit heeft vooral te maken met het doorvoeren van een kwaliteitsslag of met een gebrek aan actuele gegevens. De vorige Staat is immers nog maar 2 jaar geleden opgesteld. Continuïteit qua gebruikte onderwerpen en indicatoren heeft minder zwaar gewogen dan de kwaliteit van het eindproduct. Elke paragraaf in de Staat kent een zelfde opbouw. Na een inleiding wordt een beeld geschetst van de huidige stand van zaken, een beschrijving van de (achterliggende) ontwikkeling en een blik naar de toekomst. Dit wordt ondersteund met grafieken en kaartbeelden. We hebben er naar gestreefd dit beknopt te houden op 2 bladzijdes per onderwerp. De onderwerpen/paragrafen zijn gebundeld volgens dezelfde indeling als het Coalitieakkoord. Het gaat dan dus om leefomgeving, inwoners en economie. Met voorliggend rapport bieden we u een momentopname van hoe het er in Fryslân anno 2013 voor staat op voor u relevante onderwerpen. Echter op moment van verschijning is de informatie alweer verouderd. We zullen de komende jaren de
De Staat van Fryslân
3
gehele beleidseffectmeting en -monitoring verder verbeteren en standaardiseren. Dit zal ook haar weerslag krijgen op de digitale opslag, ontsluiting en presentatie van indicatoren. Voor ons als dienst, maar ook voor u als Staten, betekent dit dat het in de nabije toekomst wellicht mogelijk is om op elk gewenst moment de meest actuele stand van zaken te bekijken voor de (contextuele) onderwerpen uit de Staat. U bent dan niet meer afhankelijk van een laagfrequente verschijningsdatum van een nieuwe Staat (als gedrukt rapport). We werken dit komend jaar verder uit. Namens directie en Gedeputeerde Staten Guus van den Berg, algemeen directeur/secretaris
4
De Staat van Fryslân
Inhoud
Voorwoord Hoofdstuk 1
3 Leefomgeving
1.1 Bevolking 1.2 Huishoudens 1.3 Wonen 1.4 Ruimtelijke kwaliteit 1.5 Bedrijventerreinen 1.6 Grondwater 1.7 Oppervlaktewater 1.8 Waterveiligheid 1.9 Bodemdaling 1.10 Vervoerssystemen en mobiliteit 1.11 Openbaar Vervoer 1.12 Verkeersveiligheid 1.13 Digitalisering 1.14 Biodiversiteit en ecologische voetafdruk 1.15 Natuur 1.16 Weidevogels en ganzen 1.17 Landbouw 1.18 Afval, licht en geluid 1.19 Energie
Hoofdstuk 2
7 10 12 15 17 19 21 24 26 28 31 33 34 36 39 41 43 45 48
Inwoners
2.1 Jeugdzorg 2.2 De Friese taal 2.3 Veiligheid 2.4 Musea 2.5 Media 2.6 Kunst en Cultuur
51 53 56 57 59 62
De Staat van Fryslân
5
Hoofdstuk 3 Economie 3.1 Economische groei 3.2 Export 3.3 Bedrijven 3.4 Structuur werkgelegenheid 3.5 Recreatie en toerisme 3.6 Werkgelegenheid 3.7 Werkloosheid 3.8 Inkomen 3.9 Innovatie 3.10 Basisonderwijs 3.11 Middelbaar beroepsonderwijs 3.12 Hoger onderwijs
6
De Staat van Fryslân
65 67 68 70 73 75 77 79 81 84 86 88
hoofdstuk
1
Leefomgeving
1.1 n Bevolking Fryslân kenmerkt zich door een - voor Nederland unieke - gelaagdheid en spreiding van steden, regionale centra en kleinere kernen. De provincie als geheel heeft te maken met stagnatie in de bevolkingsgroei en demografische veranderingsprocessen zoals ontgroening en vergrijzing. De regio’s Noordoost-Fryslân en NoardwestFryslân zijn in het kader van het Nationale Actieplan Bevolkingsdaling benoemd als zogenaamde anticipeerregio’s. Deze regio’s kenmerken zich doordat ze aan de vooravond staan van structurele bevolkingskrimp, waarop nu nog geanticipeerd kan worden om negatieve ontwikkelingen te begeleiden. Vanuit het rijk krijgen de anticipeerregio’s extra ondersteuning en aandacht. De staat van de bevolking Begin 2012 had Fryslân 647.279 inwoners. Dit is 3,8% van de circa 17 miljoen Nederlanders. Hiervan woont zo’n 30% in de vier grootste steden (Leeuwarden, Drachten, Heerenveen en Sneek) en 7% in de 226 kernen kleiner dan 500 inwoners. Op dit moment is Fryslân één van de meest vergrijsde provincies van Nederland. Circa 115.000 Friezen hebben een leeftijd van 65 jaar of ouder. Dit is 17,7% van de inwoners. Landelijk ligt dit percentage op 16,2%. Regionaal gezien zijn de Waddeneilanden het meest vergrijsd met 19,4% 65-plussers. Zuidoost-Fryslân volgt met 18,7%, daarna Zuidwest-Fryslân (18,3%), Noordoost (17,7%) en NoardwestFryslân (16,3% totaal, zonder Leeuwarden 17,2%).
De Staat van Fryslân
7
Schiermonnikoog Ameland Terschelling Dongeradeel Ferwerderadiel het Bildt Vlieland Harlingen
Franekeradeel
Menameradiel
Leeuwarderadeel Leeuwarden
Achtkarspelen Tytsjerksteradiel
Smallingerland
Littenseradiel
prognose ontwikkeling bevolking in % < -5.0
Boarnsterhim
Ooststellingwerf Skarsterlân
-2.5 - 0 2.5 - 5.0
Opsterland
Súdwest Fryslân
-5.0 - -2.5 0 - 2.5
Kollumerland
Dantumadiel
GaasterlânSleat
Lemsterland
Heerenveen
Weststellingwerf
>= 5.0
Figuur 1.1
Prognose ontwikkeling bevolking Friese gemeenten 2012-2022.
De ontwikkeling van de bevolking Sinds 2002 is het aantal inwoners van Fryslân met ruim 11.000 personen toegenomen (een groei van 1,7%). Toch neemt niet elk jaar het aantal inwoners toe. In 2012 is het inwonertal met 68 afgenomen vooral vanwege minder geboorten dan gemiddeld: vanwege de crisis stellen mensen de realisatie van hun kinderwens uit. In 2005 en 2006 is het inwonertal eveneens afgenomen. Dit had toen te maken met de relatief grote uitstroom van asielzoekers. Regionaal en lokaal verschilt de bevolkingsontwikkeling. In 2012 hebben 18 van de 27 gemeenten het aantal inwoners zien afnemen. Indien de periode 2003-2012 beschouwd wordt, dan is in 13 van de 27 gemeenten een afname van het inwonertal te zien. Op lager schaalniveau is in meer dan de helft van de kernen (58%) het inwonertal sinds 2003 gedaald (verspreid over alle gemeenten). Naar verhouding betreft het wat meer de kleinere kernen. De grootste groei kennen de gemeenten Leeuwarden (5,3%), Lemsterland (4,7%) en Heerenveen (4,1%). In achterliggend decennium is het aandeel 65-plussers in Fryslân gestegen van 14,4% in 2002 tot 17,7% in 2012. Het aandeel jongeren (tot 25 jaar) nam af van 25,5% in 2002 naar 24,0% in 2012. (Figuur 1.2.) De toekomst van de bevolking Tot 2022 zal Fryslân er naar verwachting nog 6.000 inwoners (1% groei) bij krijgen. De groei komt hoofdzakelijk voort uit natuurlijke aanwas. Rond 2025 zal het geboorteoverschot omslaan in een sterfteoverschot. De bevolkingsgroei komt in circa een derde van de gemeenten terecht (met name de wat grotere/stedelijke gemeenten). In de andere gemeenten zal de bevolking krimpen. Het gaat met name om NoordFryslân, de Waddeneilanden en Zuidoost-Fryslân.
8
De Staat van Fryslân
tot 15 jaar
25 tot 40 jaar
15 tot 25 jaar
40 tot 55 jaar
55 tot 65 jaar 65 jaar en ouder
200
personen x 1000
175
150
125
100
75
50
2012
Figuur 1.2
2020
2030
2040
Prognose ontwikkeling leeftijdsgroepen Fryslân 2012-2040.
Naar verwachting zal het aantal ouderen in Fryslân tot 2020 met nog 25.000 toenemen. Het aandeel ouderen op de totale bevolking zal daarmee stijgen naar 21% in 2020. Landelijk ligt het aandeel dan op iets minder dan 20%. Hoewel het tempo verschilt krijgen alle Friese gemeenten met toenemende vergrijzing te maken. Dat zal zich ook na 2020 nog doorzetten. Het proces van vergrijzing gaat gepaard met enige ontgroening. Tot 2020 zal het aantal jongeren onder de 15 jaar met 10.000 afnemen (-9%). Na 2020 lijkt het aantal zich te stabiliseren. De mate van ontgroening verschilt per gemeente. Als er een verdere concentratie in grotere kernen tot stand komt (als gevolg van de daar aanwezige zorginfrastructuur), dan ligt het in de lijn der verwachting dat met name kleinere kernen met een verdere afname van de bevolking te maken krijgen. Ouderen hebben passende huisvesting (woningaanpassing) nodig en op hun wensen afgestemde (zorg)voorzieningen. Indien dit tweede aspect in kleinere kernen onvoldoende tot stand komt, dan zullen ouderen op enig moment noodgedwongen hun woning moeten verkopen en verhuizen naar een grotere kern. In (krimp)gebieden met een ontspannen woningmarkt zal die verkoop niet altijd even makkelijk zijn, waardoor mensen als het ware ‘gevangen’ zitten in hun eigen huis. De verwachte krapte op de arbeidsmarkt in bepaalde sectoren kan er toe leiden dat er in toenemende mate (hoogopgeleide) inwoners naar de Randstad vertrekken voor werk. Een en ander zou er toe kunnen leiden dat de verdeling van de bevolking over de verschillende kerngroottes komende decennia wijzigt. Een groter deel van de inwoners zal dan in de stedelijke kernen wonen. Forse verschuivingen zijn overigens niet te verwachten want de woningvoorraad is niet van een op de andere dag te concentreren in de grotere plaatsen. Definities en bronnen nn Provincie Fryslân, Prognose Fryslân 2013. nn CBS, bevolkingsstatistiek.
De Staat van Fryslân
9
1.2 n Huishoudens De demografische ontwikkelingen in Fryslân hebben ook betrekking op de huishoudensontwikkeling. Naast processen als vergrijzing en ontgroening is er ook sprake van een proces van individualisering. De gemiddelde omvang van huishoudens neemt steeds verder af. Deels is dit het gevolg van het ouder worden van de bevolking, maar ook deels doordat mensen minder vaak langdurige relaties aangaan danwel in stand houden. Aantal, type/omvang en leeftijd van de huishoudens bepaalt mede de vraag naar woningen. Zowel wat de aantallen betreft als het type woningen. De staat van de huishoudens Begin 2012 kent Fryslân 283.277 particuliere huishoudens. Dit is 3,8% van de circa 7,5 miljoen huishoudens in Nederland. Bijna 34% van de Friese huishoudens woont in de 4 grootste steden (Leeuwa rden, Drachten, Heerenveen en Sneek), 6,7% van de huishoudens woont in de 226 kernen kleiner dan 500 inwoners. Naast de particuliere huishoudens zijn er ook nog circa 8.600 institutionele huishoudens. Dit betreft veelal alleenstaande huishoudens in verzorgings- en verpleeghuizen en soortgelijke instellingen. Van de Friese particuliere huishoudens is 34% alleenstaand (absoluut gaat het om 96.500 huishoudens), 32% is samenwonend zonder (inwonende) kinderen (89.900 huishoudens) en 28% is samenwonend met (inwonende) kinderen (80.250 huis houdens). Het gemiddeld aantal personen per huishouden lag in 2012 in Fryslan op 2,28. Landelijk op 2,23. Dit duidt er op dat de Friezen naar verhouding wat meer in gezinsverband wonen dan het landelijke gemiddelde. Binnen Fryslân verschilt de gemiddelde huishoudensgrootte. In Noordoost is het gemiddelde het hoogst met 2,44, in Zuidwest en Noardwest (exclusief Leeuwarden) ligt het op 2,36/2,35. In Zuidoost 2,31 en op de Waddeneilanden is het regionaal gezien het laagst met 2,16. Figuur 1.3 Prognose ontwikkeling Schiermonnikoog
huishoudens Friese gemeenten Ameland
2012-2022. Terschelling
Dongeradeel Ferwerderadiel het Bildt Vlieland Harlingen
Franekeradeel
Menameradiel
Leeuwarderadeel Leeuwarden
Achtkarspelen Tytsjerksteradiel
Smallingerland
Littenseradiel Boarnsterhim
prognose ontwikkeling huishoudens in %
Ooststellingwerf Skarsterlân
0 - 2.5 5 - 7.5 >=7.5
10
De Staat van Fryslân
Opsterland
Súdwest Fryslân
<0 2.5 - 5
Kollumerland
Dantumadiel
GaasterlânSleat
Lemsterland
Heerenveen
Weststellingwerf
Gemeentelijk liggen de waarden soms nog lager. In Leeuwarden ligt het gemiddelde met 1,93 het laagst. Samenwonend zonder (inwonende) kinderen Samenwonend met (inwonende) kinderen
Alleenstaand
120
Alleenstaand met (inwonende) kinderen
Overige huishoudens
110
huishoudens x 1000
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
2012
Figuur 1.4
2020
2030
2040
Prognose ontwikkeling huishoudenstypen 2012-2040.
De ontwikkeling van de huishoudens In het beeld van de huishoudens zien we twee ontwikkelingen terug. In algemene zin is er een tendens van individualisering. Jongeren kiezen vaker en langer dan voorheen voor de vrijheid die het ‘single’ zijn met zich meebrengt. Ook relaties zijn minder stabiel dan vroeger. Dit zorgt voor een toename van het aantal alleenstaande huishoudens en het aantal 1-ouder huishoudens. De tweede ontwikkeling is de vergrijzing. De Friese bevolking wordt gemiddeld steeds ouder. Dit verklaart de afname van het aantal gezinnen met (inwonende) kinderen, de toename in het aantal samenwonende stellen zonder kinderen (de zogenaamde empty-nesters waarbij de kinderen al op zichzelf wonen) en de toename van het aantal alleenstaande ouderen. De gemiddelde huishoudensgrootte lag in 2003 in Fryslân op 2,36 en liep terug tot 2,28 in 2012. In Nederland van 2,31 in 2003 naar 2,23 in 2012. Juist vanwege deze individualisering en gezinsverdunning, zal het aantal huishoudens in Fryslân voorlopig nog niet gaan afnemen. Tussen 2000 en 2010 is het aantal huishoudens met 7,8% toegenomen. Voor de periode 2010-2020 wordt een groei van 5,8% verwacht. Deze groei zwakt wel geleidelijk af. Vanaf 2032 zal er provinciaal gezien geen huishoudengroei meer zijn. Regionaal en lokaal verschilt deze ontwikkeling aanzienlijk. In Noordoost ligt het omslagpunt van groei naar krimp van het aantal huishoudens al rond 2017. Ook de Waddeneilanden en gemeenten in Noordwest kunnen er rond 2020 al mee te maken krijgen. De toekomst van de huishoudens De verwachte groei van het aantal huishoudens is mede afhankelijk van de verwachte voortzetting van de gezinsverdunning en individualisering, maar ook van
De Staat van Fryslân
11
de mate van waarin de extramuralisering in de praktijk tot stand komt. Blijven ouderen daadwerkelijk langer thuis wonen? Als deze processen in de praktijk minder sterk door zetten dan verwacht, betekent dit dat de behoefte aan extra woningen lager uit zal vallen en er dus op eerder moment al sprake kan zijn van een afname van het aantal huishoudens. Op gemeentelijke schaal kan dit behoorlijke impact hebben. Definities en bronnen nn Provincie Fryslân, Prognose Fryslân 2013. nn CBS, huishoudensstatistiek.
1.3 n Wonen Een dak boven je hoofd hebben is een primaire levensbehoefte. Het is zaak dat het woningaanbod woning kwalitatief en kwantitatief voldoet aan de vraag en daarmee betaalbaar blijft. Met name dit laatste is onderwerp van menig politiek debat aangezien de woningmarkt met allerlei overheidsregulering en belastingmaatregelen verstrengeld is. De betaalbaarheid hangt mede samen met de energielasten die bewoners hebben. Bij steeds verder stijgende energieprijzen, is het energiezuiniger maken van woningen daarom van groot belang. Bovendien kan dit, als het gaat om zonnepanelen, bijdragen aan de doelen van duurzame (decentrale) energieopwekking. Naast de kwaliteit van de woning is ook de kwaliteit van de woonomgeving van belang. De staat van het wonen In Fryslân bestaat de woningvoorraad begin 2012 uit circa 284 duizend woningen. Om in de vraag te voorzien is volgens de laatste Provinciale Prognose van 2013 een jaarlijkse toevoeging aan de woningvoorraad van circa 1.500 woningen gewenst. In 2011 is de woningvoorraad met 1.344 woningen uitgebreid; een groei van 0,5%. Het merendeel van de verhuizingen vindt dan ook binnen de bestaande voorraad plaats, maar we zien een duidelijke neergaande ontwikkeling in het aantal verhuizingen en de doorstroming. In 2012 zijn er 4.000 woningen in Fryslân verkocht (1,4% van de voorraad). De gemiddelde verkoopprijs lag daarbij op € 181.000. Zo’n € 45.000 lager dan het landelijk gemiddelde van € 227.000. Volgens Funda staan er begin 2013 11.600 woningen te koop. Dit is ongeveer 6,2% van alle koopwoningen in Fryslân. Ongeveer één derde van de woningvoorraad is in 2012 voorzien van een energie label. Het gaat om ruim 91.000 woningen. Hiervan heeft 37% een label C of hoger. De kwaliteit van de woonomgeving is in Fryslân in 2011 gemiddeld met een 7,5 beoordeeld.
12
De Staat van Fryslân
toename woningvoorraad (feitelijk)
toename woningbehoefte prognose 2009 toename woningbehoefte prognose 2013
4.000 3.500 3.000 2.500 2.000 1.500 1.000 500 0 -500 -1.000 1995 Figuur 1.5
2000
2005
2010
2015
2020
2025
2030
2035
2040
Mutaties (jaarlijks) woningvoorraad en prognose woningbehoefte.
De ontwikkeling van het wonen De Friese woningvoorraad is in de periode 2002 tot en met 2011 met 6,4% toegenomen (17.100 woningen). Landelijk was de toename 7,4%. Sinds 2009 zijn zowel in Fryslân als in Nederland beduidend minder woningen aan de voorraad toegevoegd dan in eerdere jaren. Enerzijds heeft dit te maken met de economische malaise op de woningmarkt, anderzijds ook met een afname van de bevolkingsgroei en woning behoefte in Fryslân. In afgelopen jaren zijn er minder woningen toegevoegd dan dat er volgens de behoefteprognoses nodig zouden zijn. Gesteld kan worden dat hierdoor enige achterstand is opgelopen. gemiddelde verkoopprijs Fryslân
aandeel verkochte woningen Fryslân
gemiddelde verkoopprijs Nederland
aandeel verkochte woningen Nederland
350
3,5%
300
3,0%
250
2,5%
200
2,0%
150
1,5%
100
1,0%
50
0,5%
0
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
0,0%
Figuur 1.6 Ontwikkeling gemiddelde verkoopprijs en percentage woningtransacties Fryslân en Nederland.
De Staat van Fryslân
13
De gemiddelde verkoopprijs van woningen is tussen 2003 en 2012 met 12% toegenomen. Landelijk lag dit percentage op 10,6%. Sinds 2008 is echter sprake van een trendbreuk. Als gevolg van de economische crisis is de gemiddelde verkoopprijs in Fryslân en Nederland gedaald en is ook het jaarlijks aandeel verkochte woningen verder gedaald tot circa 1,5% van de voorraad. Het aantal woningen dat via Funda te koop aan wordt geboden is sinds 2007 in Fryslân meer dan verdubbeld (240% toename). Landelijk was de toename 150%. Deels wordt deze toename veroorzaakt doordat Funda ook aanbod van andere sites is gaan ontsluiten, maar hoofdzakelijk toch doordat het aanbod feitelijk is toegenomen. Woningen raken minder goed verkocht. Ter vergelijk: in 2007 werden nog 7.750 woningen verkocht . Bijna het dubbele van het aantal van 2012. In 2012 jaar is het aanbod in Fryslân overigens nauwelijks meer toegenomen. Ook landelijk stagneert de groei. Sinds 2009 registreert Agentschap NL de energielabels. Uit de registratie is af te lezen dat er naar verhouding meer woningen komen met betere energielabels. De vraag is echter of dit komt door daadwerkelijk genomen energiemaatregelen, door het toevallig energiezuiniger zijn van de later geregistreerde woningen of doordat woningen pas na de genomen maatregelen geregistreerd worden. Wel zijn er sinds eind 2007 tot en met 2012 ruim 17.500 labelsprongen geregistreerd. Hiervan is bij ongeveer de helft van de woningen een sprong van 2 labels of meer gemaakt. De waardering voor de kwaliteit van de woonomgeving is aan weinig verandering onderhevig. In afgelopen 4 jaar zijn geen significante verschillen aangetoond. Ook in 2008 was de gemiddelde score een 7,5. De toekomst van het wonen Volgens de nieuwste prognose zullen nog enkele jaren ongeveer 1.500 woningen per jaar gebouwd moeten worden. Vanaf 2016 zal de woningbehoefte geleidelijk verder afnemen. Hier hebben alle Friese gemeenten mee te maken. Rond 2030 zal er per saldo geen extra vraag naar woningen meer zijn. Regionaal en lokaal verschilt deze ontwikkeling (in navolging van de ontwikkeling van de huishoudens) echter aanzienlijk. Een derde van de Friese gemeenten, met name de waddengemeenten en het noorden van de provincie, zal vóór 2020 al het moment bereiken dat geen uitbreiding van de voorraad meer noodzakelijk is. Ontwikkelingen op de woningmarkt zijn enerzijds afhankelijk van vraag en aanbod, maar ook van het regeringsbeleid rondom bijvoorbeeld de hypotheekrenteaftrek en het huurprijsbeleid. De algemene verwachting is dat de woningprijzen nog verder zullen afnemen en zich vervolgens zullen stabiliseren. In krimpgebieden is een scherpere prijsdaling aan de orde. Het aanbod is te groot en kwalitatief minder passend bij de teruglopende vraag. Woningen raken moeilijker verkocht en uiteindelijk kunnen leegstand en verpaupering een neerwaartse spiraal veroorzaken. Definities en bronnen nn CBS Statline en Kadaster (verkochte woningen en verkoopprijzen). nn Provincie Fryslân, Prognose Fryslân 2013 (woningbehoefte). nn Ministerie van Veiligheid en Justitie en CBS, Veiligheidsmonitor Nederland (kwaliteit woonomgeving).
14
De Staat van Fryslân
1.4 n Ruimtelijke kwaliteit Ruimtelijke kwaliteit is een begrip waar geen scherpe definitie voor bestaat. Gangbaar is het begrip te zien als de optelsom van de bouwstenen: gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. Het gaat dan dus om de waardering voor de functionaliteit, aantrekkelijkheid en duurzaamheid van de ruimte, het landschap en de bebouwde omgeving. De provincie heeft sinds het verschijnen van het Streekplan 2007 grote aandacht voor de ruimtelijke kwaliteit van Fryslân. Daarmee is er ook aandacht voor de bebouwde omgeving en meer specifiek voor de Friese monumenten. We beschouwen hieronder de onderhoudstoestand van de rijksmonumenten die geïnspecteerd zijn door de Stichting Monumentenwacht. De staat van ruimtelijke kwaliteit In 2010 is Fryslân door de Vereniging Nederlands Cultuurlandschap (VNC) uitgeroepen tot mooiste provincie van Nederland. Deze score is gebaseerd op de door deskundigen aangemerkte oppervlakte aan (mooie) cultuurhistorische landschappen, bossen en natuurgebieden. Bijna 73% van het landoppervlak van Fryslân werd hierbij als mooi getypeerd. Op bijgaande kaart zijn deze gebieden weergegeven. Met name het noordwestelijk zeekleigebied en de zuidoostelijke hoek van de provincie worden als minder mooi getypeerd. De grote meren, Waddenzee en het IJsselmeer zijn niet meegerekend. Als tweede eindigde de provincie Utrecht met 51% mooi landschap. Het gemiddelde van de twaalf provincies lag op 33%. In het kader van de Tussenevaluatie van het Streekplan is in 2012 door de Friese Milieu Federatie in opdracht van de provincie onderzoek uitgevoerd naar de beleving van het Friese landschap. De inwoners van Fryslân gaven in dit onderzoek gemiddeld een 8,1 voor de Friese landschappen.
mooi
overig
Figuur 1.7
Ruimtelijke kwaliteit in Fryslân.
De Staat van Fryslân
15
Monumentenwacht Fryslân voert jaarlijks een paar honderd inspecties uit aan rijksmonumen. Hierbij wordt gekeken naar de staat van het casco en naar de algemene onderhoudstoestand. In 2012 zijn 281inspecties uitgevoerd en hierbij bleek 46% van de casco’s in redelijk tot goede staat en 10% in matig tot slechte staat. Qua algemene onderhoudstoestand was 30% van de geïnspecteerde monumenten in goede staat en 11% matig tot slecht onderhouden. Bedacht dient overigens wel te worden dat niet alle rijksmonumenten aangesloten zijn bij de Monumentenwacht. Met name de onderhoudstoestand van monumenten in particulier bezit (vooral particuliere woningen en boerderijen) is daardoor minder goed in beeld. Steekproeven hebben wel aangetoond dat de monumenten die niet aangesloten zijn over het algemeen ook significant in slechtere staat verkeren dan wel aangesloten monumenten. Ook niet-rijksmonumenten zijn over het algemeen slechter onderhouden dan rijksmonumenten. Goed
Redelijk
Matig
Slecht
100%
80%
60%
40%
20%
0%
2009
Figuur 1.8
2010 2011 2012 Staat van het casco
2009 2010 2011 2012 Staat van onderhoud (algemeen)
Onderhoudstoestand geïnspecteerde rijksmonumenten
De ontwikkeling van ruimtelijke kwaliteit De verkiezing van mooiste provincie van Nederland is niet eerder uitgevoerd dus er valt geen ontwikkeling te beschrijven. Overigens is de dynamiek qua landschappelijke ontwikkeling beperkt, dus zou Fryslân wellicht bij een meting vijf jaar eerder of later ook wel tot mooiste provincie verkozen zijn/worden. Wat dat betreft valt meer af te leiden uit de ontwikkeling van de waardering van de gemiddelde Fries voor het Friese landschap. In 2006 is een soortgelijk onderzoek uitgevoerd naar de beleving van het landschap als in 2012. Destijds was de gemiddelde score met een 6,2 beduidend lager dan de 8,1 in 2012. Tegelijkertijd blijkt echter ook dat 24% van de respondenten het landschap de afgelopen 5 jaar minder mooi is gaan vinden tegenover slechts 17% die het mooier is gaan vinden. Hoewel de onderzoeksmethodiek niet precies hetzelfde was, kan de conclusie van de Friese Milieufederatie wel onderschreven worden dat er iets is veranderd. Voor een belangrijk deel ligt dit in de beleving en bewustwording (Friezen zijn anders naar hun landschap gaan kijken), maar ook voor een deel in dat er bij de ruimtelijke inrichting de laatste jaren toch meer aandacht is geweest
16
De Staat van Fryslân
voor landschappelijke inpassing van onder meer woningbouw, bedrijfsterreinen en boerderijgebouwen en de realisatie en het beheer van natuur en landschap, aldus de respondenten van het onderzoek. De onderhoudstoestand van de Friese rijksmonumenten lijkt geleidelijk aan te verbeteren. Naar verhouding neemt het aandeel inspecties met als eindoordeel ‘goed’, zowel qua casco’s algemeen, toe. Zoals gezegd is de onderhoudstoestand van de niet-rijksmonumenten en de niet bij de Monumentenwacht aangesloten rijksmonumenten minder goed in beeld. De toekomst van ruimtelijke kwaliteit Onduidelijk is wanneer de verkiezing ‘mooiste provincie van Nederland’ herhaald gaat worden, maar ondanks de genoemde bedreigingen zal bij gelijkblijvende criteria Fryslân waarschijnlijk toch weer als beste scoren, gezien ook de voorsprong op nummer twee Utrecht. Uit de uitkomsten van het belevingsonderzoek heeft de Friese Milieu Federatie belangrijke risicofactoren benoemd voor de (waardering van de) ruimtelijke kwaliteit. Het gaat om de bouw van woningen, bedrijventerreinen/industrie en wegen en het verdwijnen van natuur en groen. Succesfactoren zijn de realisatie van natuur en groen, goed rekening houden met natuur en landschap en het onderhoud van natuur en landschap. Het verdient volgens de Friese Milieu Federatie aanbeveling om bij de uitvoering van projecten met risico’s voor de ruimtelijke kwaliteit, tegelijkertijd ook aandacht te besteden aan de succesfactoren. Natuurcompensatie en zuinig ruimtegebruik zijn hier voorbeelden van. Definities en bronnen nn Vereniging Nederlands Cultuurlandschap, Nederland van de Kaart. nn Friese Milieu Federatie, Ús Gea in 2012 (analyse landschapsenquête Fryslân). nn Stichting Monumentenwacht Fryslân, Monumentenmonitor Fryslân.
1.5 n Bedrijventerreinen De beschikbaarheid van voldoende bedrijventerrein is van economisch belang om de groei van werkgelegenheid te stimuleren. Echter, een te groot aanbod aan bedrijventerrein is niet efficiënt. De laatste decennia zijn er veel bedrijventerreinen bijgekomen. De laatste jaren is het streven er meer op gericht om de aanleg van nieuwe bedrijventerreinen af te remmen en meer afstemming te laten plaatsvinden tussen de gemeentes onderling. Hiertoe zijn vier samenwerkingsregio’s opgericht waarbinnen de gemeenten gezamenlijk afspraken maken over de planning van nieuwe bedrijventerreinen. De staat van bedrijventerreinen In totaal heeft Fryslân ongeveer 300 bedrijventerreinen met een totale netto oppervlakte van ruim 3700 ha. Hiervan is 3200 ha verkocht en 510 ha nog vrij uitgeefbaar. Zuidoost Fryslân (met Heerenveen en Drachten) heeft met ruim 1300 ha de grootste oppervlakte aan bedrijventerreinen, gevolgd door Noordwest-Fryslân (met Leeuwarden) met ruim 1000 ha. De meeste nog uitgeefbare voorraad is eveneens in de regio Zuidoost, hier is ruim 270 ha beschikbaar. De regio’s Zuidwest en Noordwest hebben beide nog ongeveer 120 ha en de regio Noordoost heeft met 38 ha
De Staat van Fryslân
17
uitgeefbare grond de kleinste voorraad. Met de vier samenwerkingsregio’s zijn afspraken gemaakt dat een deel van de nog uitgeefbare voorraad niet eerder dan 2020 aan de orde zal zijn.
Uitgegeven
Uitgeefbaar
1500
1250
hectare
1000
750
500
250
0
Figuur 1.9
100
Noordoost Fryslân
Zuidoost Fryslân
Zuidwest Fryslân
Noordwest Fryslân
Voorraad bedrijventerreinen per samenwerkingsregio.
Noordoost Fryslân
Zuidoost Fryslân
Zuidwest Fryslân
Noordwest Fryslân
80
hectare
60
40
20
0
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Figuur 1.10 Uitgifte bedrijventerreinen naar regio.
De ontwikkeling van bedrijventerreinen De verkoop van nieuwe kavels op bedrijventerreinen is de laatste jaren enorm afgenomen. In 2007 werd er nog ruim 80 ha verkocht maar daarna is de verkoop ieder jaar gedaald. In 2012 was de verkoop met 19 ha het laagst sinds de start van de bedrijventerreinen-registratie in 1992. Vorig jaar hebben de meeste gemeenten helemaal niets of slechts enkele kleine kavels verkocht. Het grootste deel van de
18
De Staat van Fryslân
verkopen kwam op conto van Heerenveen waar op het bedrijventerrein IBF één grote kavel van meer dan 10 ha is verkocht. De regio Zuidoost is daarmee opnieuw, net als voorgaande jaren, de regio waar veruit de meeste bedrijventerreinen wordt verkocht. Geconcludeerd kan worden dat de verkopen in de regio Zuidoost de laatste jaren nog wel redelijk op peil zijn gebleven, terwijl die in de andere regio’s vrijwel tot stilstand zijn gekomen. De toekomst van bedrijventerreinen Op dit moment is het onduidelijk hoe de vraag naar nieuwe bedrijventerreinen zich de komende jaren zal ontwikkelen. Zolang de economie in het slop zit zal de vraag naar verwachting laag zijn maar het is goed mogelijk dat dit gaat veranderen als de economie weer aantrekt. Enkele jaren geleden werd voor de periode 2010-2020 de vraag naar bedrijventerreinen in Fryslân geraamd op circa 760 ha. Ook bij een aantrekkend economie lijkt deze raming inmiddels veel te hoog te zijn. Definities en bronnen nn IBIS. nn Friese gemeenten.
1.6 n Grondwater Het grondwater heeft een belangrijke functie voor natuur en landbouw. Voldoende grondwater van voldoende kwaliteit is noodzakelijk voor de landbouwproductie en voor de instandhouding van grondwaterafhankelijke natuur. Tegelijkertijd is het grondwater in Fryslân de enige bron voor drinkwater. Deze verschillende functies en daarmee vaak tegengestelde belangen vragen om een zorgvuldig grondwaterbeheer ter voorkoming van verdrogingsproblemen. Door middel van het instellen van het gewenst peilbeheer (vertaald in watergebiedplannen), wordt per gebied de afweging gemaakt tussen de verschillende belangen en functies. De grondwaterstanden worden in Noord Nederland met het grondwatermodel MIPWA in kaart gebracht. Daar aan ten grondslag ligt het provinciale primaire grondwatermeetnet, dat mede gebruikt wordt voor het ijken van het model. De staat van het grondwater In de landbouw is de waterhuishouding dusdanig dat daar nagenoeg geen structurele problemen optreden met betrekking tot verdroging. In natuur gebieden daarentegen is dit wel een belangrijk knelpunt, en komt voor als het grondwaterstandverloop of de grondwaterkwaliteit onvoldoende is voor de beoogde natuurdoelen. Ongeveer 40% van de circa 30.000 hectare natuurgebied binnen de Ecologische Hoofdstructuur kampt met verdroging. Verdroging kan meerdere oorzaken hebben die gelijktijdig op kunnen treden. Te lage grondwaterstanden in natuurgebieden, te lage polderpeilen rondom de natuurgebieden, inlaat van gebiedsvreemd water in de natuurgebieden en een te grote invloed van regenwater. Grondwateronttrekkingen ten behoeve van drinkwaterwinning kunnen plaatselijk een negatieve invloed hebben op de waterhuishouding. Grondwaterwinning voor drinkwater vindt in Fryslân plaats op zeven locaties op de vaste wal en vijf op de Waddeneilanden, met een totale vergunningcapaciteit van circa 65 miljoen m³.
De Staat van Fryslân
19
klasse 1 klasse 2 klasse 3 klasse 4 Figuur 1.11 Toplijst verdrogingsgebieden.
De ontwikkeling van het grondwater Verdrogingbestrijding in natuurgebieden heeft de laatste jaren veel aandacht gekregen. Daarbij hebben de in de provincie gelegen Natura2000-gebieden, vanwege Europese verplichtingen, prioriteit. Anti-verdrogingsprojecten worden in Fryslân ‘werkende weg’ aangepakt, dat wil zeggen dat maatregelen in en rond verdroogde natuurgebieden genomen worden als de kans zich daartoe voordoet (bijvoorbeeld, landinrichting en mogelijkheid van aankoop van cruciale gronden). Daarnaast is er een selectie van gebieden gemaakt die de grootste prioriteit hebben om aangepakt te worden, in het programma ‘Toplijst verdroging’ (zie figuur 1.11). Hierin zijn de belangrijkste Friese natuurgebieden met verdrogingsproblemen in vier klassen verdeeld met oplopende prioriteit voor aanpak. Klasse 1 gebieden zijn Natura2000gebieden die in een landinrichting liggen, en dus relatief makkelijk kunnen worden aangepakt (ca. 4000 ha). Klasse 2 gebieden liggen wel in een landinrichting maar niet in een Natura2000-gebied. Klasse 3 juist wel in een Natura2000-gebied, maar niet in een landinrichting. Klasse 4 betreft de overige verdroogde gebieden. Volgens het Waterhuishoudingsplan moet jaarlijks in 500 ha natuurgebied de verdroging worden bestreden. Vanwege de ontwikkelingen in de politieke besluitvorming wordt deze planning echter niet gehaald. Voor de winning van drinkwater lijkt de totale vergunningcapaciteit ruim voldoende, maar toch is er sprake van een tekort. Belangrijk knelpunt is de verzilting in de wingebieden Noardburgum en Garyp, waardoor de vergunde capaciteit niet gewonnen kan worden. Daarbij is de laatste dertig jaar de vraag naar drinkwater in Fryslân gestegen, met ongeveer 0,6 procent per jaar. De toekomst van het grondwater Voor de toekomstige aanpak van verdroging in natuurgebieden met grondwater afhankelijke instandhoudingdoelen blijft gewerkt worden met het programma
20
De Staat van Fryslân
‘Toplijst verdrogingsgebieden’ en ‘werkende weg’. Er wordt een nieuwe prioriteringslijst gemaakt voor de periode tot 2021. Voor het tegengaan van verdroging in natuurgebieden is het completeren van de EHS van cruciaal belang. Met afgeronde gebieden kan de waterhuishouding daarbinnen beter geregeld worden en invloed van te lage peilen buiten de natuurgebieden beter worden tegengegaan. Grondwateronttrekkingen voor drinkwater zorgen in meer of mindere mate voor verdroging, niet alleen voor de natuur maar ook voor de landbouw. Enkele winningen liggen in of nabij Natura2000-gebieden, die daar negatief door kunnen worden beïnvloed (Terwisscha bijvoorbeeld).De keuze van de locatie en de inrichting van eventuele nieuwe winningen of uitbreiding van bestaande voor drinkwater zal zodanig gebeuren dat er geen significante effecten voor de Natura 2000-gebieden optreden. Daarom zal de winning in Terwisscha worden verminderd. Tevens zijn de mogelijkheden voor drinkwaterwinning uit oppervlaktewater, waarover door Vitens in opdracht van de provincie al een studie gemaakt is, als serieuze optie overwogen. Definities en bronnen nn Ministeries V & W, VROM en LNV, Stroomgebiedbeheerplan Rijn-Delta 2009-2015. nn www.kaderrichtlijnwater.nl. nn Provincie Fryslân, Waterhuishoudingsplan Fryslân 2010-2015. nn Provincie Fryslân, Integrale watersysteemrapportage 2012. nn Provincie Fryslân, Drinkwater in Fryslân 2013.
1.7 n Oppervlaktewater De emissies van zware metalen, vermestende stoffen, bestrijdingsmiddelen en het voorkomen van bacteriën in oppervlaktewater kunnen de waterkwaliteit bedreigen. Het beleid voor de beoordeling van de kwaliteit van het oppervlaktewater is vastgelegd in de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW). De KRW werkt met “waterlichamen” (min of meer zelfstandige omvangrijke watermassa’s zoals een meer, rivier of kanaal). Nederland kent 720 waterlichamen, waarvan 24 in Fryslân. Het provinciale beleid is gericht op voldoende, schoon en veilig water. De ecologische en chemische toestand van het oppervlaktewater kan als indicator gezien worden voor hoe schoon het water is. Datzelfde geldt voor de kwaliteit van het zwemwater op officiële zwemwaterlocaties. De staat van het oppervlaktewater De ecologische toestand wordt afgemeten aan de vier biologische componenten fytoplankton (algen), waterplanten, macrofauna en vissen, en aan de ecologisch ondersteunende parameters stikstof, fosfaat, zuurstofgehalte, temperatuur, doorzicht, chloride gehalte en zuurgraad (pH). Landelijk voldoen slechts 3 van de 720 waterlichamen aan de KRW-eisen van ecologische kwaliteit. In Fryslân heeft geen enkel waterlichaam een goede ecologische toestand. Van de 24 Friese waterlichamen krijgt 29% het eindoordeel slecht, 50% ontoereikend en 21% matig. De oppervlaktewateren blijken meestal niet te voldoen aan de eisen met betrekking tot de biologische componenten algen, waterplanten, macrofauna en in mindere mate vissen. Van de ondersteunende parameters blijkt vooral ‘doorzicht’ niet te voldoen aan de eisen. De parameters zuurstof, temperatuur en chloride blijken het vaakst te voldoen.
De Staat van Fryslân
21
goed
ontoereikend
matig
slecht
n.v.t./geen gegevens
Eindoordeel Algen Waterplanten Macrofauna Vissen Stikstof Fosfaat Zuurstof Temperatuur Doorzicht Chloride 0
4
8 12 16 aantal waterlichamen
20
24
Figuur 1.12 Ecologische toestand 24 Friese waterlichamen (meetperiode 2006-2010).
De chemische toestand van de oppervlaktewateren is pas vanaf 2010 volgens de KRW-voorschriften gemeten. Het blijkt dat in 2010 en 2011 overschrijdingen worden geconstateerd van zink, koper en in beperkte mate ammoniak (in ca. 20% van de 24 waterlichamen). De chemische toestand op basis van prioritaire stoffen voldoet landelijk gezien bij 25% van de 720 waterlichamen niet. Echter de normstelling staat ter discussie. Van enkele metalen dient de natuurlijke achtergrondgehalten bepaald te worden, voordat van normoverschrijding gesproken kan worden. In het beheergebied van Wetterskip Fryslân zijn in 2011 32 officiële zwemwateren opgenomen. Daarvan is 38% beoordeeld als goed, 40,5% als aanvaardbaar en 16% als slecht. Van twee zwemwateren was in 2011 nog geen beoordeling beschikbaar. In 2012 zijn er met betrekking tot blauwalg twee negatieve zwemadviezen en 29 waarschuwingen afgegeven. Met betrekking tot overige bacteriële overschrijdingen zijn in dat jaar 1 negatief zwemadvies en 5 waarschuwingen afgegeven.
Niet beoordeeld 5,5% Slecht 16%
Goed 38%
Aanvaardbaar 40,5%
Figuur 1.13 Zwemwaterkwaliteit op 32 zwemwaterlocaties (peildatum 2008-2009).
22
De Staat van Fryslân
De ontwikkeling van de kwaliteit van het oppervlaktewater In Nederland en Fryslân is de kwaliteit van het oppervlaktewater de afgelopen decennia aanzienlijk verbeterd. Maar de laatste jaren stagneert de verbetering waardoor veel van de ecologische doelstellingen nog buiten bereik liggen. De ecologische toestand van de Friese waterlichamen blijkt tussen 2004-2006 en 2006-2010 voor drie van de vier biologische componenten (algen, macrofauna en vissen) verbeterd. Deze verbetering is het sterkst bij de component ‘vissen’: in de periode 2004-2006 werd nog geen enkel waterlichaam als ‘goed’ beoordeeld, tegen acht in de periode 2006-2010. Alleen de component waterplanten laten een achteruitgang zien. Het aantal waterlichamen beoordeeld met ‘slecht’ steeg tussen 2004-2006 en 2006-2010 van nul naar zeven. Daar staat tegenover dat in de periode 2004-2006 nog geen enkel waterlichaam op de component waterplanten als ‘goed’ werd beoordeeld en in de periode 2006-2010 drie waterlichamen wel de beoordeling ‘goed’ kregen. Ook de ondersteunende parameters laten over het geheel genomen een vooruitgang zien. Hoewel ook de watertemperatuur van de Friese (oppervlakte) wateren tegenwoordig veelal voldoet aan de eisen, zien we wel een temperatuurstijging optreden. Ten opzichte van 1980 is de temperatuur in 2010 gemiddeld genomen 1 à 2 graden Celsius hoger. De temperatuur van de boezemmeren steeg het meest van circa 14,5°C in 1980 tot circa 15,8°C in 2010. Overigens konden in de vergelijking van de metingen van 2004-2006 en 2006-2010 niet alle waterlichamen voor alle parameters worden betrokken. In sommige gevallen waren in één van beide meet periodes geen data beschikbaar. Omdat de chemische toestand van het oppervlaktewater pas met ingang van 2010 wordt gemeten aan de hand van de KRW voorschriften, is over de ontwikkeling van de chemische toestand niks te zeggen. Onderzoek naar de toestand van het zwemwater vindt plaats sinds 1980. Door wijzigingen in de meetmethoden en normen is de huidige toestand niet vergelijkbaar met eerdere jaren. Er is wel een vergelijking te maken in het aantal zwemverboden in 2012 ten opzichte van 2009. Ten opzichte van 2009 zijn in 2012 minder zwemverboden geweest in verband met blauwalg maar wel meer in verband met andere bacteriële overschrijdingen. De toekomst van het oppervlaktewater Belangrijk aandachtspunt voor de toekomst betreft de opwarming van het oppervlaktewater als gevolg van klimaatverandering. Dit kan negatieve gevolgen hebben voor de ecologische toestand van het oppervlaktewater. In warmere omstandigheden groeien organismen, zoals bacteriën en blauwalgen sneller en komen voedings stoffen sneller beschikbaar. Dit kan ook negatieve gevolgen hebben voor de zwemwaterkwaliteit. Desondanks wordt verwacht dat in 2015, als de waterbeheerder de voorgenomen KRW maatregelen heeft uitgevoerd, de (ecologische) waterkwaliteit verder verbetert. Definities en bronnen nn A&W, Maatlatten en toetsing Friese waterlichamen 2006-2010. nn Planbureau voor de Leefomgeving, CBS en Wageningen UR, Ecologische kwaliteit oppervlaktewater, 2009. nn Wetterskip Fryslân, Integrale watersysteemrapportage 2012.
De Staat van Fryslân
23
nn P rovincie Fryslân, Wet hygiëne en veiligheid, badinrichtingen en zwemgelegenheden, rapportage 2012. nn Provincie Fryslân. Waterhuishoudingsplan Fryslân 2010-2015-wiis mei wetter. nn CBS en Planbureau voor de Leefomgeving, Compendium voor de leefomgeving.
1.8 n Waterveiligheid In het provinciale beleid voor water staat naast schoon en voldoende water, veiligheid voorop. Klimaatverandering (opwarming, meer neerslag), een stijgende zeespiegel en bodemdaling houden waterveiligheid stevig op de beleidsagenda. Fryslân ligt laag en voor een groot deel onder zeeniveau. Bescherming door dijken is daarom noodzakelijk. In Fryslân zijn de primaire waterkeringen (dijken en duinen langs het IJsselmeer en de Waddenzee) en de regionale boezemkaden de belangrijkste beschermers tegen natte voeten. De staat van de waterveiligheid In het kader van het in 2007 opgezette Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma, worden de primaire waterkeringen (totaal 190 kilometer dijken en duinen) jaarlijks door het Wetterskip geïnspecteerd. In januari 2012 waren de toetsresultaten als volgt: 48,9% voldoet, 49,5% voldoet niet en voor 1,6% is nader onderzoek nodig (figuur 1.14). Van de 3.185 kilometer aan regionale boezemkaden voldoet 22,9% niet aan de norm (Eerste toetsronde 2006-2013). De risicokaart overstromingen geeft aan welke delen van Fryslân onder water komen bij het falen van de dijken en boezemkaden en hoe diep het water dan komt te staan. Hierbij is het scenario van de ergst denkbare overstroming gemodelleerd. Dit brespuntenscenario (dat naar schatting maar eens per 10 miljoen jaar zich voor doet) gaat uit van de meest extreme weerssituatie waarbij de dijk op acht meerdere plaatsen tegelijk doorbreekt. Duidelijk is dat in dat geval de lage delen van Fryslân in het noorden en midden, het zwaarst getroffen worden. Het zeewater kan in dat geval een peil van meer dan drie meter bereiken. Figuur 1.14 Conditie zeewerende dijken per januari 2012.
24
De Staat van Fryslân
j
j
j
j j j j j
brespunten scenario ergst denkbare overstroming (edo)
j
maaiveld beneden maatgevend boezempeil overstromingsdiepte 0 - 1 cm 1 - 25 cm 25 - 50 cm 50 cm - 1 m 1-2m 2-3m >3m Figuur 1.15 Risicokaart Overstromingen.
De ontwikkeling van de waterveiligheid De veiligheidssituatie is afhankelijk van de mate waarin het boezem- en zeespiegelpeil stijgt en de toestand van de waterkeringen die het water moeten keren. Volgens de voorspellingsmodellen zal de zeespiegelstijging als gevolg van de opwarming van de aarde in de 21ste eeuw 0,5 - 1,2 cm per jaar bedragen. De gemiddelde bodem daling langs de Nederlandse kust bedraagt 0,1 cm per jaar, maar daarbovenop kan lokaal extra bodemdaling optreden in de orde van grootte van 0,4 - 1,2 cm per jaar, door zout- en gaswinning en veenklink. De toekomst van de waterveiligheid Na afronding van het Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma in 2018 zou 71,2% van de primaire waterkeringen voldoen aan de norm. Het Derde Hoogwaterbeschermingsprogramma start in 2014. Deze zal gebaseerd zijn op de resultaten van de derde toetsing, waarna de uitvoeringsmaatregelen opnieuw worden geprioriteerd. Voor de veiligheid van de boezemkaden is Wetterskip Fryslân in 2000 gestart met het uitvoeren van het Herstelprogramma Oevers en Kaden (afgerond in 2019), en jaarlijkse inspectieronden. Boezemkaden en dijken met het grootste veiligheidstekort worden of zijn het eerst aangepakt. De wetenschappelijke prognoses geven aan dat in de toekomst blijvend rekening gehouden moet worden met verdere stijging van de zeespiegel en, met name in het veenweidegebied, bodemdaling. Deze ontwikkelingen vergen veel van de dijken en kaden en maken het noodzakelijk dat deze in goede conditie blijven. Definities en bronnen nn Wetterskip Fryslân, Integrale watersysteemrapportage 2012. nn Provincie Fryslân , Waterhuishoudingsplan Fryslân 2010-2015-wiis mei wetter. nn www.frieslandleeftmetwater.nl nn Planbureau voor de Leefomgeving, Compendium voor de Leefomgeving.
De Staat van Fryslân
25
1.9 n Bodemdaling De aardbevingen in de provincie Groningen als gevolg van gaswinning/ bodemdaling (volgens voorspellingen gaat hem om maximaal 48 cm bodemdaling) hebben voor veel ophef gezorgd. Bodemdaling is in Fryslân altijd het gevolg van economische activiteiten die zeker in het geval van de gaswinning sterk renderend zijn. Bodemdaling leidt onder meer tot waardeverliezen van onroerend goed (bijvoorbeeld droogvallende funderingen en scheuren in muren), ontwateringsproblemen, verminderde natuur- en milieukwaliteit (kwaliteit oppervlaktewater, CO2-uitstoot, verdroging natuurgebieden). Dit maakt het ook voor de provincie Fryslân belangrijk om overzicht te hebben van de bodemdalingsprocessen in Fryslân. Dit inzicht is ook relevant in het licht van eventueel nieuw te ontwikkelen beleid (waterpeilen, kunstwerken, natuuropgaven) met daarvan af te leiden nieuwe vergunningstrajecten. In de komende decennia zal de Friese bodem op verschillende plaatsen dalen of blijven dalen als gevolg van gaswinning, zoutwinning en/of veenverbranding door grondwaterstandsdaling. Dit laatste noemen we ook wel veenklink. De gevolgen van deze processen komen hieronder aan bod. De staat van de bodemdaling Bodemdaling door veenklink speelt in de 85.000 ha van het Lage Midden van Fryslân. Hiervan is 62% landbouwgrond, 17% water en 17% moeras en veenweidenatuur. De bestaande veengrond verteert als gevolg van grondwaterstandsdaling en daardoor blootstelling aan de lucht: de veengrond daalt met het water. De daling van het maaiveld gaat met een snelheid van 0,5 - 1,5 cm per jaar afhankelijk van de gerealiseerde waterpeilen. Naast de bodemdaling leidt dit ook tot verhoogde uitstoot van CO2 en heeft dit een negatief effect op de waterkwaliteit. De uitstoot van CO2 door veenklink is op dit moment 1.500.000 ton per jaar en speelt al vele decennia in de Friese veengebieden (zie ook de paragraaf Energie). Bodemdaling door gaswinning is in Fryslân beperkt tot gaswinningsgebieden van de NAM bij Blije, Ameland, Dongeradeel en Tytjerksteradiel en de winningsgebieden van Vermilion op de Zuidwal (Waddenzee) en bij Lemmer. Zoutwinning vindt plaats in Barradeel: in ruwweg het gebied tussen Franeker, Harlingen, Ried en Tzummarum. Voor gas- en zoutwinning worden op beperkte schaal vergunningen afgegeven. Bodemdaling wordt in de vergunning tot een bepaald niveau toegestaan en moet worden gevolgd. Wanneer de bodemdaling te hard gaat, wordt de mate van winning verminderd. Door dit hand-aan-de-kraan principe is de mate van bodemdaling door gas- en zoutwinning goed te sturen. De ontwikkeling van de bodemdaling In de afgelopen 10 jaar zijn in Fryslân vrijwel geen uitvoerende processen opgepakt om het proces van veenklink stop te zetten. Wel zijn en worden studies uitgevoerd, die zijn gericht op het in kaart brengen van de omvang en/of het beperken van de schade. Op kleine schaal zijn of worden aanpassingen van de waterpeilen uitgevoerd. Dit is dan vooral gericht op het behoud van de weidevogels. De problematiek speelt in alle Nederlandse veengebieden. In de provincies Noord- en Zuid-Holland
26
De Staat van Fryslân
en Utrecht worden de waterpeilen met opzet hoog gehouden (vlak onder het maaiveld), waardoor de verteringssnelheid minder dan de helft van de Friese is. Ook in de Noord-Duitse veengebieden worden de waterpeilen vanwege de veenklink veelal hoger gehouden dan in Fryslân.
Figuur 1.16 Prognose bodemdaling 2050 als gevolg van veenklink bij ongewijzigd beleid.
De toekomst van de bodemdaling Bij ongewijzigd beleid zal de jaarlijkse uitstoot van CO2 door veenklink in 2050 naar verwachting zijn afgenomen naar 1,28 miljoen ton per jaar. Dit proces van vertering zal er toe leiden dat het maaiveld op vele plekken met meer dan een meter is gedaald in 2050. Uiteindelijk zal het veen tot op het niveau van het grondwater of van de minerale ondergrond zijn opgebrand, waarna de bodemdaling ter plekke stopt. Definities en bronnen nn Haskoning, Factsheets veenweidevisie Fryslân 2013. nn Alterra Wageningen UR, Transparantie effecten Zoutwinning Fryslân.
De Staat van Fryslân
27
Figuur 1.17 Prognose NAM bodemdaling in de Friese gaswinningsvelden voor 2050 .
1.10 n Vervoerssystemen en mobiliteit Een duurzaam verkeer- en vervoerssysteem levert een bijdrage aan de verplaatsingsbehoefte van inwoners en bezoekers van Fryslân en voldoet aan de behoefte om goederen te transporteren. Aan de hand van verkeerstellers langs het provinciale wegennet worden de verkeersintensiteiten ieder etmaal nauwlettend gevolgd. Sinds kort wordt ook op een aantal vaste telpunten het aantal passerende
28
De Staat van Fryslân
fietsers gemeten. Als maatstaf voor de ontwikkeling van het goederenvervoer wordt het aantal passerende beroepsvaartuigen op het beroepsvaartnet gemeten. Dit wordt gemeten bij de vier invalspoorten (sluizen) op de provinciegrens. Het gaat om tellingen van zowel binnenkomende schepen als uitgaande schepen. De staat van vervoerssystemen en mobiliteit De verkeersintensiteit op een 32-tal telpunten op het provinciale wegennet was in 2012 op werkdagen 237.400 motorvoertuigen per etmaal. Een aanzienlijk deel van dit autoverkeer vindt in de spits plaats ten behoeve van het woon-werkverkeer. In 2011 is in het kader van de Mobiliteitsmonitor Werk Slim, Reis Slim voor een groot aantal werknemers bij bedrijven in Leeuwarden in beeld gebracht wat de zogenoemde modal-split was bij het dagelijkse woon-werkverkeer. Hieruit kwam naar voren dat de auto een marktaandeel had van 44%, tegenover de fiets 31%, het openbaar vervoer een kleine 19% en de overige vervoerswijzen 6%. Sinds eind 2010 wordt er langs 28 wegen in Fryslân het aantal passerende fietsen permanent geteld. Op al deze telpunten samen lag dit aantal zowel in 2011 als in 2012 op 8.8 miljoen fietsen. Het aantal passerende beroepsvaartuigen is bij de sluizen van Lemmer en Gaarkeuken het grootst. In Lemmer zijn in 2012 iets meer dan 18.000 beroepsvaartuigen gepasseerd. In Gaarkeuken was dit aantal 13.600. De sluizen van Harlingen en Stavoren leveren met respectievelijk 4.750 en 450 passerende beroepsvaartuigen een relatief bescheiden toegangspoort.
! ( ! ( ! (
! (
Dokkum
! (
! (! ( ! (
Franeker
! (
! ( ! ( ( Leeuwarden !
Harlingen
! ( ! (
Drachten
! (
werkdaggroei 2012 tov 2007
( !
afname
( !
toename
! (
! (
verkeersintensiteiten
! (
! (
Sneek
Joure
! (
Heerenveen
! ( ! ( ! (
! (
( ! ( !
! ( ( ! ( !
! (! (
! (
Wolvega
Provinciale Wegen
Figuur 1.18 Ontwikkeling verkeersintensiteit 2007-2012 op provinciale wegen.
De Staat van Fryslân
29
Harlingen
Gaarkeuken
Lemmer
Stavoren
25.000
20.000
15.000
10.000
5.000
0
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Figuur 1.19 Ontwikkeling beroepsvaart bij Prinses Margrietsluis te Lemmer, Sluis bij Gaarkeuken (Groningen), Tjerk Hiddessluizen te Harlingen en de Johan Frisosluis te Stavoren.
De ontwikkeling van vervoerssystemen en mobiliteit In de periode 2007 tot en met 2012 is de totale verkeersintensiteit op werkdagen op de bekeken 32 telpunten afgenomen met 4% van 247.750 motorvoertuigen tot 237.400 motorvoertuigen. Tot en met 2009 was er sprake van een lichte stijging tot 250.000 voertuigen, maar vanaf 2010 is een daling ingezet. Ook landelijk is er laatste jaren sprake van een afname al is die minder sterk. Oorzaken liggen vermoedelijk in de toename van de populariteit van het thuiswerken en de economische crisis. Als gevolg van een toenemende werkloosheid, is het woon-werkverkeer afgenomen. Op de kaart is de ontwikkeling van de verkeersintensiteit op de provinciale wegen in de periode 2007-2012 weergegeven. Op 7 van de 32 wegvlakken is een toename van het aantal motorvoertuigen per etmaal waargenomen. Op 25 wegvlakken juist een afname. Aangezien de fietstellers pas sinds 2011 in bedrijf zijn, kan hierover geen ontwikkeling beschreven worden. Het aantal passerende beroepsvaartuigen kent voor eigenlijk alle vier de sluizen een vergelijkbaar verloop. In de periode 2003 tot en met 2006 is het aantal vaartuigen toegenomen, waarna tot 2010 een daling is ingezet tot op of onder het niveau van 2003. Sinds 2010 neemt het aantal beroepsvaartuigen weer toe. Lemmer kent desalniettemin een afname van 9% ten opzichte van 2003 Voor Stavoren is dit zelfs 38%. Harlingen en Gaarkeuken kennen met respectievelijk 9% en 6% wel een toename ten opzichte van 2003. In 2005 en 2006 zijn in Harlingen overigens geen tellingen uitgevoerd. De toekomst van vervoerssystemen en mobiliteit Het PVVP 2006 ging nog uit van een verwachte groei van de verkeersintensiteit in Fryslân van 48% tot 2020. Het autoverkeer in Fryslân is weliswaar over het geheel bezien blijven toenemen, maar minder dan was verwacht. Het CBS heeft onlangs bijgestelde groeiprognoses voor Nederland gemaakt die variëren van 15% tot 35% tot 2020, afhankelijk van de economische groei. Het wachten is nu op een
30
De Staat van Fryslân
nieuw verkeersmodel van Rijkswaterstaat waarmee de verkeersprognoses in NoordNederland geactualiseerd kunnen worden. Definities en bronnen nn Verkeersintensiteit: het aantal motorvoertuigen gemiddeld per etmaal op werkdagen. nn Provincie Fryslân, Eigen tellingen. nn RWS, NIS en IVS90. nn Werk Slim, Reis Slim, Mobiliteitsmonitor, nulmeting, totaalrapportage.
1.11 n Openbaar Vervoer Een goed openbaar vervoersysteem is essentieel om te voldoen aan de behoefte van inwoners en bezoekers van de provincie Fryslân om zich te verplaatsen en kan bijdragen aan het terugdringen van het aantal autokilometers. Om de bereikbaarheid van bestemmingen in onze provincie te waarborgen heeft de provincie gekozen voor een vraaggericht systeem met een differentiatie van openbaar vervoer in drie deelsystemen: het attractief collectief openbaar vervoer (ACOV), het collectief openbaar vervoer (COV) en het individueel vervoer (IOV). Dit uit zich in een sterke hoofdstructuur, waar snelheid, hoge frequentie, betrouwbaarheid, comfort en grote reizigersaantallen belangrijk zijn, met daaronder een lijnennet van collectief en individueel openbaar vervoer dat via knooppunten met elkaar verbonden en met de ACOV-lijnen verbonden is. De aantallen reizigers per bus en trein zijn indicatoren voor hoe het gebruik van het openbaar vervoer zich ontwikkelt. De staat van het openbaar vervoer In 2011 zijn er in totaal bijna 24 miljoen mensen vervoerd via het openbaar vervoer in Fryslân. Ruim 17 miljoen van deze reizigers werden per bus vervoerd (71,4% van het totaal) en een kleine 7 miljoen per trein op regionale lijnen waarvoor de provincie verantwoordelijk is (28,6% van het totaal). totaal busreizigers
totaal treinreizigers
20 18 16
x 1 miljoen
14 12 10 8 6 4 2 0
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011
Figuur 1.20 De ontwikkeling van het aantal reizigers per bus.
De Staat van Fryslân
31
totaal treinreizigers 20 18 16
x 1 miljoen
14 12 10 8 6 4 2 0
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011
Figuur 1.21 De ontwikkeling van het aantal reizigers per trein.
De ontwikkeling van het openbaar vervoer Bij de buspassagiers zien we van 2004 tot 2007 een toename. Vanaf 2007 blijft het aantal passagiers ongeveer gelijk (17,1 miljoen reizigers per bus), alleen in 2009 lag dit reizigersaantal hoger (17,4 miljoen). Bij het aantal treinreizigers zien we ook in de periode 2004-2007 een toename, vanaf 2008 tot en met 2011 blijft het aantal reizigers vrij stabiel (tussen 6,4 en 6,7 miljoen). Relatief gezien was de toename onder de treinreizigers groter dan de busreizigers. Het aantal treinreizigers nam sinds 2004 met 22% toe terwijl het aantal busreizigers met slechts 12% toenam. Desalniettemin nam het aandeel busreizigers toe van 63% in 2004 tot 71,4% in 2011. De toekomst van het openbaar vervoer In 2011 is de Visie Duurzaam openbaar vervoer door de provincie vastgesteld. Deze beschrijft de noodzaak om anders te denken over het openbaar vervoer: niet meer vanuit kosten, maar meer vanuit de vraag welke waarde OV kan toevoegen aan Fryslân. Dat betekent dat breder gekeken moet worden: het gaat om people, planet en profit. Binnen de visie worden drie sporen gedefinieerd: het reguliere openbaar vervoer, het vervoer in het landelijk gebied en de OV-infrastructuur. Ten aanzien van het reguliere openbaar vervoer koerst de Visie op het inzetten daar waar vraag is om zodoende het aantal autokilometers terug te dringen. Verwacht wordt een toename van het aantal passagiers met 1% per jaar te kunnen behalen. Het aantal passagiers vertoont de laatste jaren een stijging. Er zijn echter ontwikkelingen die deze ontwikkeling negatief kunnen beïnvloeden: een verslechtering van de financiële positie als gevolg van de economisch ongunstige conjunctuur, de krimp van de Friese bevolking en het recent verslechterde aanbod van vervoer in Noord en Zuidwest Fryslân (per 9 december 2012 is er 20% lager aanbod van vervoer). Ten aanzien van het vervoer in het landelijk gebied wordt gezocht naar slimme combinaties van allerlei vervoersvormen om de mobiliteit in het landelijk gebied te kunnen waarborgen. Ten aanzien van de OV-infrastructuur gaat het in de visie om de toegevoegde waarde die OV-knooppunten kunnen hebben als multifunctionele voorziening.
32
De Staat van Fryslân
Definities en bronnen nn Provincie Fryslân, Monitoring OV en MIPOV. nn Provincie Fryslân, Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan.
1.12 n Verkeersveiligheid De provincie heeft ten behoeve van de verbetering van de verkeersveiligheid in 2010 de Friese Strategie Verkeersveiligheid 2010-2025 vastgesteld. Om de verkeersveiligheid te volgen kon er tot 2009 gebruik gemaakt worden van de verkeersongevallenregistratie BrON (Bestand geRegistreerde Ongevallen Nederland). Wegens wijzigingen in deze registratie is er na 2009 geen betrouwbare registratie meer voor slachtoffers bij verkeersongevallen. Wel wordt het aantal dodelijke slachtoffers nog eenduidig bijgehouden, omdat daar naast BrON ook doodsoorzakenstatistieken en rechtbankverslagen voor worden gebruikt. De ontwikkeling qua dodelijke slachtoffers is tot en met 2011 in beeld gebracht. De staat van de verkeersveiligheid Het aantal ongevallen dat in Fryslân, maar ook landelijk, is tot 2009 betrouwbaar in beeld gebracht. Dit aantal lag in Fryslân toen op ruim 3.000 ongevallen. Daarbij ging het in 2009 om 28 slachtoffers met dodelijke afloop. In 2012 lag het aantal dodelijke slachtoffers op 30. In 2009 waren er 320 ernstig verkeersgewonden in een ongeval met een motorvoertuig, tegenover 482 ernstig verkeersgewonden bij ongevallen zonder betrokkenheid van een motorvoertuig. Na 2009 zijn dus geen gegevens meer beschikbaar met betrekking tot ongevallen en verkeersslachtoffers.
totaal ongevallen 7000 6000 5000 4000 3000 2000 1000 0
2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010* 2011* 2012* * geen gegevens
Figuur 1.22 Ontwikkeling aantal verkeersongevallen.
De Staat van Fryslân
33
dodelijke ongevallen
verkeersgewonden met voertuig
verkeersgewonden zonder voertuig
500
400
300
200
100
0
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
Figuur 1.23 Ontwikkeling aantal dodelijke ongevallen en verkeersgewonden.
De ontwikkeling van de verkeersveiligheid Het aantal ongevallen is in de periode 2000 tot en met 2009 geleidelijk aan gedaald van 6.000 naar ruim 3.300 ongevallen. Dit ging ook gepaard met een afname van het aantal dodelijke ongevallen van 64 in 2000 tot 28 in 2009. In 2010 en 2011 lag het aantal dodelijke ongevallen ongeveer op het zelfde niveau. Het aantal ernstig verkeersgewonden bij ongevallen met een motorvoertuig is afgenomen van 449 in 2000 tot 320 in 2009. Bij ongevallen zonder motorvoertuig vielen in 2000 320 gewonden. Dit aantal is dus toegenomen tot 482 in 2009. De toekomst van de verkeersveiligheid De toekomst qua verkeersveiligheid hangt van verschillende ontwikkelingen af. Hoe ontwikkelt de verkeersintensiteit zich? Krijgt de ontwikkeling van ‘slimme’ auto’s die de chauffeur kunnen assisteren een vlucht? En welk effect heeft het groeiend aandeel oudere verkeersdeelnemers op de verkeersveiligheid. In elk geval zal het nodig zijn om de registratie van ongevallen en verkeersslachtoffers (landelijk) weer goed te organiseren teneinde te kunnen volgen welke ontwikkelingen zich landelijk en regionaal voor doen. Partijen zijn hierover al tijden met elkaar in gesprek, maar nog zonder resultaat. Definities en bronnen nn Dienst Verkeer en Scheepvaart (DVS), Bestand geRegistreerde Ongevallen in Nederland (BRON). nn Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV), Cognos. nn Dutch Hospital Data, Landelijke Medische Registratie (LMR).
1.13 n Digitalisering Voor een snelle internetverbinding is een aansluiting op een NGA-netwerk (glasvezel of kabel/coax) noodzakelijk. Een groot deel van de Friese huishoudens op het platteland is op dit moment nog verstoken van een dergelijke verbinding.
34
De Staat van Fryslân
De staat van de digitalisering Fryslân kan worden verdeeld in drie soorten gebieden. Gebieden waar huishoudens beschikking hebben over twee NGA-netwerken. Op de kaart betreft dit de donkere gebieden. In totaal gaat het naar schatting om circa 64.700 huishoudens. De tweede categorie gebieden betreft gebieden waar huishoudens beschikking hebben over één NGA-netwerk. Op de kaart gaat het om de grijze gebieden waar circa 185.000 huishoudens wonen. De laatste categorie gebieden beschikken niet over een NGA-netwerk. Het gaat om de witte gebieden op de kaart (figuur 1.24). Hier wonen circa 33.600 huishoudens. Het gaat met name om kleine dorpen en op afgelegen locaties. De ontwikkeling van de digitalisering In de zwarte en grijze gebieden hebben commerciële partijen minimaal één breedbandnetwerk aangelegd, waardoor inwoners in deze gebieden in ieder geval de mogelijkheid hebben om zich toegang te verschaffen tot de digitale snelweg. Deze breedbandnetwerken bestaan deels uit de traditionele kabeltelevisienetwerken en in toenemende mate uit glasvezelnetwerken. De witte gebieden zijn tot dusver verstoken gebleven van deze snelle netwerken en zijn aangewezen op internet via de telefoon. De capaciteit van het kopernetwerk wordt op dit moment al ontoereikend geacht, terwijl in de nabije toekomst nog een enorme groei van het dataverkeer wordt verwacht. Eerste schatting van de huidige staat van NGA in Fryslân. Hoe lichter een wijk, hoe groter de kans dat veelhuishouderns niet over NGA kunnen beschikken.
Figuur 1.24 Beschikbaarheid van een NGA-netwerk.
De toekomst van de digitalisering De verwachting is dat marktpartijen in de nabije toekomst in de grijze gebieden door zullen gaan met het aanleggen van glasvezelnetwerken, zodat huishoudens daar de beschikking krijgen over een ruimere keus in het aanbod aan breedband verbindingen. In de witte gebieden is de situatie echter anders. Daar is nog geen
De Staat van Fryslân
35
NGA aanwezig en de verwachting is dat marktpartijen dat ook niet op korte termijn zullen realiseren, omdat dat dat commercieel niet interessant is. Zonder hulp van de overheid zullen deze witte gebieden verstoken blijven van een volwaardige toegang tot digitale snelweg. Definities en bronnen nn NGA = Next Generation Accessnetwork. nn Provincie Fryslân, startnotitie Een Next Generation Accessnetwork (NGA) voor elk huishouden in Fryslân 2013.
1.14 n Biodiversiteit en ecologische voetafdruk Om een samenvattend beeld te geven van de toestand van natuur, milieu en duurzaamheid wordt stil gestaan bij een drietal indicatoren: nn de ontwikkeling van de totale hoeveelheid biodiversiteit in Friesland (weergegeven als het product van de oppervlakte natuur en de kwaliteit ervan), nn de ontwikkeling van de populatieomvang van soorten van de Rode Lijst in Fryslân, nn de ecologische voetafdruk. In de paragraaf Natuur wordt per hoofdnatuurtype stil gestaan bij ontwikkeling van de oppervlakte natuur en de natuurkwaliteit.
De staat van de biodiversiteit en ecologische voetafdruk Een belangrijke indicator voor de toestand van de Friese natuur is de biodiversiteit in Fryslân. Hiervoor is onlangs de natuurwaarde-index ontwikkeld. De totale biodiversiteit, uitgedrukt als som van het product van de oppervlakte natuur en de kwaliteit daarvan, is in de huidige situatie in Fryslân 19%. Dit percentage is de resultante van de vermenigvuldiging van 48% natuurareaal versus 39% natuurkwaliteit. De situatie in Fryslân komt overeen met de landelijke situatie. Een andere indicator betreft de populatieomvang van de soorten van de Rode Lijst. Hierbij maken we onderscheid naar de index voor alle Rode Lijstsoorten en de index voor de Bedreigde Rode Lijstsoorten. Bij deze laatste categorie gaat het zowel om bedreigde als om ernstig bedreigde soorten. In 2011 staat de index van de Bedreigde soorten op een waarde van 41%. Dit houdt in dat de populatieomvang van de bedreigde Rode Lijstsoorten nog maar 41% is van het aantal in 1997. Dit is identiek aan de landelijke situatie van een jaar eerder. De index voor de gemiddelde omvang van alle Rode Lijstsoorten staat in 2011 op 43%. Deze index is fors lager dan de Nederlandse situatie. Landelijk ligt deze index in 2010 op 71%. Ter vergelijking is ook de index voor de populatieomvang van alle soorten die in de meetnetten zijn aangetroffen in beeld gebracht. In Fryslân staat de index op iets minder dan 80%. Landelijk is dit 104%. De ecologische voetafdruk is een maat voor de hoeveelheid ruimte die nodig is voor de productie van wat we gebruiken en de opname van de CO2 die we uitstoten. Deze maat wordt uitgedrukt in mondiale hectare (gha). Bij een eerlijke verdeling is per mens wereldwijd 1,8 gha beschikbaar. Ligt de voetafdruk hoger dan vragen we
36
De Staat van Fryslân
als mensheid dus meer dan er is en teren we in op de reserves van de aarde (qua hulpbronnen). De indicator wordt vaak gekoppeld aan de beschikbare biodiversiteit en wordt daarom ook wel als indicator voor duurzaamheid beschouwd. Alle soorten Fryslân
Alle soorten Nederland
Alle Rode Lijstsoorten Fryslân
Alle Rode Lijstsoorten Nederland
Bedreigde Rode Lijstsoorten Fryslân
Bedreigde Rode Lijstsoorten Nederland
140
Index : 1997 = 100
120
100
80
60
40
20
Beschouwde soorten: - Dagvlinders - Zoogdieren - Reptielen - Amfibieën - Broedvogels - Libellen - Paddestsoelen
1997
1999
2001
2003
2005
2007
2009
2011
Figuur 1.25 Ontwikkeling index populatieomvang Rode Lijstsoorten Fryslân en Nederland
Fryslân (25 jr. e.o.)
(methode Kleine Aarde)
Nederland
(methode WWF)
7 6 5 4 3 2 1 0
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Figuur 1.26 Ontwikkeling ecologische voetafdruk Fryslân en Nederland.
De ecologische voetafdruk onder Friezen van 25 jaar en ouder ligt in 2012 op 4,25 hectare. Vergeleken met de voetafdrukken die WWF regelmatig mondiaal uitvoert liggen deze scores volgens de Kleine Aarde-methodiek lager. De laatste meting van het
De Staat van Fryslân
37
WWF voor Nederland is vorig jaar (2012) verschenen maar had betrekking op het jaar 2008. De voetafdruk van Nederland lag toen met 6,31 beduidend hoger dan de Friese score. Nederland valt met een voetafdruk van 6,31 in de top 15 van landen met grootste voetafdruk. Wereldwijd gemeten lag het gemiddelde op 2,7 gha, daarmee ook boven de 1,8 gha die beschikbaar is. Het verschil tussen beide methodieken wordt onder meer verklaard doordat de WWF-methodiek gebaseerd is op nationale kengetallen en de methodiek van De Kleine Aarde op een enquête onder burgers. De ontwikkeling van elke indicator afzonderlijk is dan ook vooral interessant. De ontwikkeling van de biodiversiteit en ecologische voetafdruk De totale biodiversiteit van Fryslân is teruggelopen van 53% in 1900, naar 33% halverwege de twintigste eeuw tot 19% in de huidige situatie. Deze resultaten komen sterk overeen met de landelijke cijfers. De gemiddelde populatieontwikkeling van alle Rode Lijstsoorten samen laat sinds 1997 in Fryslân een geleidelijke daling zien tot 43% van de situatie van 1997. De Bedreigde Rode Lijstsoorten laten een nog iets grotere daling zien. De populatie omvang van deze groep van soorten is in 2011 afgenomen tot circa 40% ten opzichte van 1997. Voor de populatieomvang van alle soorten die in de meetnetten worden aangetroffen is er tot het jaar 2000 een lichte stijging te zien tot 113%, maar daarna daalt de index van alle soorten tot 80% in 2011. In vergelijking met de nationale ontwikkeling doen de Rode Lijstsoorten het iets minder goed in Fryslân, terwijl de (ernstig) bedreigde soorten het juist beter deden in Fryslân, maar dit verschil wordt wel kleiner. Opvallend is verder dat de totale populatieomvang van soorten in Friesland veel sterker dan landelijk afneemt. De ecologische voetafdruk nam in Fryslân sinds 2009 lichtelijk af, maar is het laatste jaar toch weer toegenomen. De toekomst van de biodiversiteit en ecologische voetafdruk De biodiversiteit staat nog steeds onder druk. In 2004 zijn alle bestaande Rode Lijsten herzien en zijn enkele nieuwe Rode Lijstsoorten verschenen. Uit vergelijking van oude en nieuwe lijsten blijkt dat Rode Lijsten het laatste decennium langer en roder worden. Uit recente metingen blijkt dat die ontwikkeling zich voortzet. Oorzaken van achteruitgang zijn slechte ruimte- en milieucondities in de leefgebieden. De meeste doelsoorten (waaronder de Rode Lijstsoorten) worden negatief beïnvloed door één of meerdere ‘drukfactoren’ als vermesting, verdroging, versnippering en een tekort aan geschikt leefgebied. Met het stijgen van de welvaart van een land neemt de ecologische voetafdruk toe. Er is (nog) een sterke correlatie met het gemiddeld inkomen van de inwoners van een land. Het duurzaamheidsbesef neemt echter steeds verder toe, waardoor steeds bewuster om wordt gegaan met de ruimte en het gebruik van hulpbronnen. Definities en bronnen nn Alterra Wageningen UR, 1e Concept rapport Biodiversiteitsgraadmeters Friesland. nn Planbureau voor de Leefomgeving, Compendium voor de Leefomgeving. nn Friese Milieu Federatie, Monitor Friese voetafdruk.
38
De Staat van Fryslân
1.15 n Natuur Sinds 1994 geven rijk en provincie uitvoering aan de realisatie van de Ecologische Hoofd Structuur (EHS), een netwerk van natuurgebieden. Deze wordt opgebouwd uit bestaande natuurgebieden, maar is ook geprojecteerd op bestaande landbouwgrond, zogenaamde ‘nieuwe natuur’. Agrarisch weidevogelbeheer, grotendeels buiten de EHS, is een belangrijk beleidsonderwerp in Fryslân. Voor dit beheer kunnen agrariërs binnen daarvoor aangewezen gebieden, beheersovereenkomsten afsluiten. Ruim 25 jaar vond dit op individuele basis plaats. Sinds 2009 worden de overeenkomsten op basis van collectief beheer door een Agrarische Natuur Vereniging afgesloten. De staat van de natuur In figuur 1.27 is de ontwikkeling van verwerving en inrichting van de EHS aangegeven. In 2012 was 79% van de beoogde oppervlakte (doelstelling: 15.380 ha) EHS verworven. Naast de oppervlakte van natuurgebieden of van gebieden die met een natuurdoelstelling worden beheerd, is de kwaliteit ervan ook van belang. Dit wordt gemeten naar het aantal aanwezige soorten en natuurtypen. Daarvoor dient een adequate inrichting van de verworven gebieden, om een goede uitgangssituatie te scheppen voor de beoogde natuurtypen. In 2012 was 43% van de verworven oppervlakte ingericht. EHS: taakstelling
EHS: verworven
EHS: ingericht
18000 16000 14000 12000 10000 8000 6000 4000 2000 0
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Figuur 1.27 Ontwikkeling verwerving en inrichting EHS
De kwaliteit van de Friese natuur als geheel (dus binnen en buiten de EHS), is de laatste decennia sterk gedaald. In figuur 1.28 is dit voor de hoofd-natuurtypen (meren en plassen, moeras heide enz.) op een rijtje gezet. Daarbij is in percentages de kwaliteit van de natuur afgezet tegen de ingeschatte meest natuurlijke situatie. Daarvoor zijn als indicators de kenmerkende soorten en vegetaties van die hoofd-natuurtypen genomen. De zo berekende natuurwaarde-index op de meetjaren 1900, 1960 en 2009 daalt of stijgt bij het voorkomen of ontbreken van soorten of vegetaties.
De Staat van Fryslân
39
1900
1960
2009
100
80
60
40
20
0
Bos
Heide
Moeras
Open duin
IJsselmeer- Meren Wadden- (Half)natuurgebied en plassen zee lijkgrasland
Figuur 1.28 Natuurwaarde-index van hoofd-natuurtypen in Fryslân, in 1900, 1960 en 2009.
De ontwikkeling van de natuur De aankoop en inrichting van de EHS is de afgelopen jaren gestaag door gegaan. In 2005 was nog maar 47% van de EHS verworven (nu 79%) en slechts 15% ingericht (nu 43%). Deels komt deze stijging ook voort uit een verlaging van de taakstelling met 1.000 hectare. In de periode 2005-2007 is ongeveer 2.000 hectare EHS verworven en even zoveel ingericht. In de periode 2007-2010 is minder vooruitgang geboekt, vooral ten aanzien van de verwerving. Na 2010 is juist de verwerving weer wat aangetrokken, maar gaat het met de inrichting wat minder voorspoedig. De kwaliteit van de natuur is over de hele linie achteruitgegaan. Het meeste kwaliteitsverlies heeft zich afgespeeld na 1960. De sterkste percentuele achteruitgang heeft plaatsgevonden in de meren en plassen, heide, Waddenzee en (half) natuurlijk grasland. Een scala aan oorzaken ligt hieraan ten grondslag, waarvan milieuverontreiniging en veranderingen van beheer en in de waterhuishouding, de belangrijkste zijn. De toekomst van de natuur De aankoop en inrichting van de EHS gaat weliswaar gestaag door, maar naar verwachting in de nabije toekomst minder snel dan in de voorgaande periode. De EHS in Fryslân zal naar verwachting later gerealiseerd zijn dan gepland, daarmee aansluitend op de landelijke ontwikkeling. Momenteel wordt gewerkt aan de herijking van de EHS, die medio 2013 afgerond moet zijn. De kwaliteit van de verworven gebieden is enerzijds afhankelijk van een goede inrichting van het natuurgebied zelf en anderzijds van goede randvoorwaarden in de nabije omgeving. Een adequaat beheer van natuurgebieden alleen, kan niet altijd opwegen tegen negatieve invloeden van buitenaf, zoals veranderingen in de waterhuishouding en vervuiling. Buiten de EHS zal veel moeite gedaan moeten worden om de kwaliteit van de EHS, en daarmee de natuur in Fryslân in het algemeen, toe te laten nemen.
40
De Staat van Fryslân
Definities en bronnen nn Provincie Fryslân, EHS: Natuurmeting op kaart. nn Planbureau voor de Leefomgeving, Compendium voor de leefomgeving. nn IMNa, Collectief Weidevogelbeheer. nn Alterra, Biodiversiteitsgraadmeter Fryslân 2013.
1.16 n Weidevogels en ganzen Fryslân is een belangrijke provincie voor broedende weidevogels en overwinterende ganzen. Beide profiteren van het grote aandeel grasland in het landelijk gebied van de provincie. Weidevogels en overwinterende ganzen zijn binnen het provinciale natuurbeleid belangrijke soortgroepen, mede ingegeven door het nakomen van internationale verplichtingen voor bescherming en behoud. Voor weidevogels ligt de nadruk op behoud en verbetering van de stand. De grutto en kievit zijn de meest aansprekende weidevogelsoorten. Bij de overwinterende ganzen speelt naast bescherming en behoud ook het beheersbaar houden van schade aan de landbouw. Vanuit dat gegeven wordt de ontwikkeling beschreven van de brandgans, kolgans, grauwe gans, en kleine rietgans. Vooral de meest voorkomende soorten brandgans en kolgans zorgen voor de landbouwschade. Andere soorten zorgen relatief voor minder overlast (de rotgans bijvoorbeeld) of komen haast niet voor in Fryslân (bijvoorbeeld de rietgans). De staat van de weidevogels en ganzen Fryslân herbergt circa 40% van de totale Nederlandse kievit-broedvogelpopulatie en 18% van de grutto-broedvogelpopulatie. In 2011 werd in Fryslân de stand van kievit geschat op 24.000 - 33.000 broedparen en die van de grutto op 10.000 - 14.000 broedparen. Van de ganzen die in Nederland overwinteren pleistert een belangrijk deel in Fryslân. Exacte aandelen zijn niet te geven, maar naar schatting liggen deze aandelen bij grauwe gans op 20%, kolgans 40%, brandgans 70%, kleine rietgans (90%). Bij de laatste meting in het winterseizoen 2009-2010 zijn er in Fryslân ongeveer 303.750 brandganzen geteld en circa 276.700 kolganzen. Van de kleine rietgans en grauwe gans zijn er rond de 37.000 van elke soort geteld. De ontwikkeling van de weidevogels en ganzen Het aantal weidevogels in Nederland en Fryslân neemt al enkele decennia gestaag af. Op de graslanden met een op weidevogels gericht medebeheer en in weidevogel reservaten, is deze afname wat minder sterk dan op de ‘normale’ graslanden. Midden jaren zeventig werden er nog rond de 40.000 à 45.000 kievieten geteld en ca. 55.000 grutto’s. In figuur 1.29 is een in zijn algemeenheid dalende ontwikkeling te zien die al in de jaren tachtig was ingezet, met een opleving in 2011. Oorzaken zijn moeilijk aan te geven, maar mogelijk had het te maken met het droge en koude voorjaar van 2011 waardoor boeren later in het seizoen zijn gaan maaien. Van de overwinterende ganzen zijn de aantallen de laatste decennia gestegen, zowel landelijk als in Fryslân. In figuur 1.30 zijn van de vier belangrijkste soorten kolgans, kleine rietgans, brandgans en grauwe gans de maximale getelde aantallen per
De Staat van Fryslân
41
winterseizoen weergegeven. Kolgans en brandgans zijn getalsmatig verreweg de meest voorkomende ganzen. Het verloop is weliswaar grillig, maar vertoont wel een toename, aansluitend bij de landelijke ontwikkelingen voor vrijwel alle ganzensoorten. De aantallen grauwe gans en kleine rietgans zijn licht toegenomen, maar de totale aantallen zijn veel lager. Kievit Fryslân
Kievit Nederland
Grutto Fryslân
Grutto Nederland
120 110
index : 2001 = 100
100 90 80 70 60 50 40
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
Figuur 1.29 Ontwikkeling (index) aantal broedparen van grutto en kievit in Fryslân en Nederland.
Brandgans
Kolgans
Grauwe Gans
Kleine Rietgans
400.000 350.000 300.000 250.000 200.000 150.000 100.000 50.000 0 2
01
/20
0 00
2
02
/20
1 00
2
03
/20
2 00
2
04
/20
3 00
2
05
/20
4 00
2
06
/20
5 00
2
07
/20
6 00
2
08
/20
7 00
2
09
/20
8 00
2
10
/20
9 00
Figuur 1.30 Ontwikkeling aantal overwinterende ganzen in Fryslân tijdens de winterseizoenen 2000-2001 tot en met 2009-2010. Weergegeven zijn de maximaal getelde exemplaren per seizoen.
42
De Staat van Fryslân
De toekomst van de weidevogels en ganzen In de vooruitzichten gaat men uit van een verdergaande achteruitgang van weidevogels, zowel landelijk als in Fryslân. Hier ligt een scala aan oorzaken ten grondslag, waarvan het onaantrekkelijker worden van de broedgebieden door intensivering van de landbouw een belangrijke is. Daarentegen worden er ook in de toekomst grote inspanningen gedaan om via agrarisch weidevogelbeheer de achteruitgang van aantallen weidevogels te stoppen en te herstellen. De aantallen overwinterende ganzen zullen zich naar verwachting in de nabije toekomst minimaal op hetzelfde niveau handhaven, waarbij een verdere toename waarschijnlijk is. In tegenstelling tot de weidevogels profiteren ganzen sterk van voedselrijke bemeste graslanden. Definities en bronnen nn SOVON, Weidevogelmeetnet Friesland. nn Provincie Fryslân, Evaluatie Wurkplan Greidefûgels 2010. nn SOVON en provincie Fryslân, ganzentellingen.
1.17 n Landbouw De landbouw is van oudsher een belangrijke sector in Fryslân. Naast de economische betekenis levert de landbouw ook een belangrijke bijdrage aan het vormgeven en het beheren van het Friese landschap. Binnen de landbouw is schaalvergroting een proces dat al lang geleden is ingezet en dat de komende jaren onverminderd door zal gaan. De staat van de landbouw Ruim 78% van het landoppervlak van Fryslân bestaat uit landbouwgrond. Binnen de landbouw is de melkveesector veruit het grootst. Van alle landbouwbedrijven zijn 86% melkveebedrijven, 7% akkerbouwbedrijven 2,3% hokdierbedrijven (overwegend varkenshouderijen en pluimveebedrijven) en 1,5% tuinbouwbedrijven (incl. glastuinbouw). Gemeten naar grondgebruik is 90% van de landbouwgrond in gebruik bij melkveebedrijven, 9,5% bij akkerbouwbedrijven en het laatste halve procent bij de tuinbouw en de intensieve veehouderij. Van alle melkveehouderijen in Nederland is 16% in Fryslân gevestigd. In 2012 werkten er iets minder dan 12 duizend personen in de Friese landbouw, dit is 5,2% van de totale Friese werkgelegenheid. Inclusief de aanverwante werkgelegenheid in de toelevering en de verwerking komt het aantal werkzame personen in de Friese agrofood-sector uit op ruim 20.600 personen of 9,1% van de totale werkgelegenheid. Het areaal biologische landbouwgrond is ongeveer 2,6%, wat evenveel is als in heel Nederland. In aantal gaat het om ruim 134 biologische landbouwbedrijven, waarvan 84 melkveebedrijven, 26 akkerbouwbedrijven en 24 tuinbouwbedrijven. In 2011 hadden ruim 1800 bedrijven (32%) neveninkomsten op het gebied van agrarisch natuur- en landschapsbeheer. Andere verbredingsactiviteiten zijn agrotoerisme (211 bedrijven), verkoop aan huis (155) en stalling van goederen en dieren (203). De afgelopen 10 jaar is het totaal aantal bedrijven in de landbouw afgenomen met 14%. Bij de melkveehouderijen was de afname met 11% iets lager. In dezelfde periode is het aantal werkzame personen met 22% gedaald, wat neerkomt op een
De Staat van Fryslân
43
verlies van 3300 banen. Tegelijkertijd is de totale productieomvang van de overblijvende bedrijven gestegen met ruim 6%. Hierdoor is de gemiddelde productie per bedrijf in 10 jaar toegenomen met 24%. Voor melkveebedrijven betekent dit dat het gemiddelde aantal koeien (incl. jongvee) per bedrijf is toegenomen van 120 in 2003 naar 149 in 2012. Bij de akkerbouwbedrijven is de gemiddelde bedrijfsgrootte gestegen van 35 ha naar 45 ha. Het aantal zeer grote bedrijven (meer dan 1 miljoen SO*) is in de afgelopen 10 jaar bijna verdubbeld naar 95. Hier zitten relatief veel bedrijven bij in de (glas-)tuinbouw en de intensieve veehouderij. Deze sectoren zijn in Fryslân niet omvangrijk, maar de afzonderlijke bedrijven daarbinnen zijn wel groot. Het aantal hokdierbedrijven is in 10 jaar tijd gedaald van 165 naar 131 (afname van 20%). De gemiddelde productie is toegenomen met 70%. Deze groei komt vooral door een toename van het aantal kippen (+20%). Het aantal varkens is de laatste 10 jaar met 8% afgenomen. Hokdier
Tuinbouw
Graasdier
Akkerbouw
Combinatie
100
80
60
40
20
0
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Figuur 1.31 Ontwikkeling aantal zeer grote bedrijven naar bedrijfstype (bedrijven met meer dan 1 miljoen standaardopbrengst).
6.500
hectare
6.000
5.500
5.000
4.500
4.000
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
Figuur 1.32 Ontwikkeling aantal hectare biologische landbouw in Fryslân.
44
De Staat van Fryslân
2011
2012
Het aantal glastuinbouwbedrijven is afgelopen jaar licht gedaald, het areaal glas is ongeveer gelijk gebleven. Ook hier geldt dat bedrijven die stoppen, steeds vaker gedwongen door de aanhoudende economische crisis, door andere bedrijven worden overgenomen. Om dezelfde reden is uitbreiding van het areaal glas binnen het glastuinbouwontwikkelingsproject Waddenglas in Sexbierum nog uitgebleven. Het areaal biologische landbouwgrond neemt de laatste jaren langzaam toe, de laatste 10 jaar is er ongeveer 1000 ha bijgekomen. De toekomst van de landbouw Schaalvergroting is een proces dat de komende jaren door zal gaan. Er zijn nog veel kleine bedrijven waarvan in de toekomst een aanzienlijk deel waarschijnlijk zal stoppen. De productie van deze bedrijven zal worden overgenomen door de andere bedrijven die daardoor in omvang toenemen. Een belangrijke verandering die er aan zit te komen is het afschaffen van het melkquotum in 2015. De verwachting is dat dit in de melkveehouderij tot 2020 zal leiden tot een productiestijging van 10-20%, de helft door groei van de omvang van de veestapel en de andere helft door productiviteitsstijging. Definities en bronnen nn Standaardopbrengst (SO) = een economische maat voor de omvang van een agrarisch bedrijf (wordt gebruikt vanaf 2009, daarvoor werd gemeten in NGE’s). nn CBS, Landbouwcijfers. nn Planbureau voor de Leefomgeving, Compendium voor de Leefomgeving, Biologische landbouw. nn ING Economisch Bureau, Sectoren in economisch perspectief 2013. nn www.nijepleats.nl
1.18 n Afval, licht en geluid Bij al onze maatschappelijke activiteiten komt afval vrij. Dit is belastend voor ons leefmilieu. Via preventie zo min mogelijk afval produceren is daarom het beste voor het milieu. Waar dit niet lukt wordt afval ingezameld voor hergebruik (recycling) of verbranding. Er zijn verschillende soorten afval. In dit hoofdstuk belichten we alleen het huishoudelijk afval dat ingezameld wordt voor verwerking. Een onderwerp dat over het algemeen minder in de belangstelling staat bij de burger, maar wel degelijk van belang is voor de milieukwaliteit is hemelhelderheid. Een verlichte nacht is ongezond, dieren raken ervan in de war en duisternis wordt, ook door Provinciale Staten, als een omgevingskwaliteit bestempeld. Ook geluidshinder is ongezond voor de mens. Knelpunten treden met name op als gevolg van geluidsoverlast door wegverkeer, railverkeer en industrie. De staat van afval, licht en geluid In 2011 is in Fryslân gemiddeld 247 kilo per inwoner aan huishoudelijk restafval ingezameld. Daarbij gaat het om 210 kilo fijn restafval en 37 kilo grofvuil. Het landelijk gemiddelde ligt met in totaal 267 kilo per inwoner fors hoger. Van het landelijk in 2010 ingezamelde afval werd 79% nuttig toegepast. De rest werd op normale wijze verbrand. Friese cijfers zijn op dit punt niet gevonden.
De Staat van Fryslân
45
Hemelhelderheid is afhankelijk van de locatie, de lichtbronnen in de omgeving en het weer. De hemelhelderheidskaart van Fryslân laat zien dat 15% van Fryslân erg donker is en dat 41% als donker bestempeld is. Uitschieters qua donkerte zijn het Waddengebied, het gebied ten zuiden van Franeker en de Friese wouden. Daar staat tegenover dat 5,5% van Fryslân als ‘licht’ tot ‘erg licht’ wordt beschouwd. Het gaat daarbij om de stedelijke gebieden, maar ook specifiek om sportvelden, en om kasgebieden waar de assimilatiebelichting zorgt voor lichtuitstraling. Het verlies aan donkerte dat hierdoor optreedt, wordt in toenemende mate ervaren als hinder. Op grond van de Wet milieubeheer kunnen de gemeenten via de vergunningverlening beperkingen opleggen aan deze lichtuitstraling. In het Frysk Miljeuprogramma 2011-2014 staat vermeld, dat de sanering van industrieel lawaai is afgerond. Ook van geluidshinder van railverkeer is in Fryslân geen sprake meer. Er bestaan alleen nog knelpunten rond het wegverkeer. Het gaat nog om 21 knelpunten langs vier provinciale wegvakken waarop jaarlijks meer dan zes miljoen voertuigen passeren. Ook bestaan er nog knelpunten langs rijkswegen, maar onbekend is hoeveel. Fryslân
Nederland
aandeel nuttig toegepast Nederland (rechter-as)
kg/inw.
350
100%
300
80%
250
60%
200
40%
150
20%
100
0% 2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
Figuur 1.33 Ontwikkeling inzameling en toepassing van huishoudelijk afval.
De ontwikkeling van afval, licht en geluid De hoeveelheid huishoudelijk afval per inwoner neemt sinds 2007 geleidelijk verder af (terwijl de bevolking wel toeneemt). Daarbij wordt het afval ook nog eens steeds nuttiger toegepast (waaronder ook het verbranden met energieopwekking). Tussen 2002 en 2010 is het aandeel dat nuttig toegepast worden gestegen van 50% naar 79%. In 2000 werd nog circa 12% van dit afval gestort. Dit percentage is tegenwoordig minder dan 1%. De landelijke interesse voor kunstlichtgebruik en de daarmee verdwijnende donkere nacht neemt de laatste jaren toe. Overheden kunnen niet meer straffeloos buitenverlichting toestaan. Dit is ook bij de provincie Fryslân het geval. Donkerte is in het Streekplan Fryslân 2007 zelfs als één van de kernkwaliteiten benoemd. Het Frysk
46
De Staat van Fryslân
Miljeuprogramma 2011-2014 constateert wel een toename van de belichting uit kassen, zowel qua areaal als qua intensiteit.
Dokkum
Franeker
hemelhelderheid in mcd/m2 | magnitude | aantal sterren
Leeuwarden
Harlingen
Drachten
0,175 - 0,3 | 21,41 - 22 | 3200 - 3500 (15% van Fryslân is erg donker) 0,3 - 0,45 | 21 - 21,41 | 3000 - 3200 (41% van Fryslân is donker)
Sneek
0,45 - 0,7 | 20,5 - 21 | 2600 - 3000 (31% van Fryslân is grijzig)
Joure Heerenveen
0,7 - 1 | 20,1 - 20,5 | 2250 - 2600 (7% van Fryslân is grijs) 1 - 2 | 19,35 - 20,1 | 1450 - 2250 (5% van Fryslân is licht)
Wolvega
2 - 3 | 18,9 - 19,35 | 780 - 1450 (0,5% van Fryslân is behoorlijk licht)
Figuur 1.34 Hemelhelderheidskaart Fryslân, 2011/2012.
De toekomst van afval, licht en geluid Doordat afvalverbrandingsinstallaties tegenwoordig steeds duurzamer worden wat betreft de energie-efficiëntie bij het verbranden van afval, wordt alle afval vanaf 2011 verbrand met energieopwekking en zal dus vrijwel alle huishoudelijk afval in de toekomst nuttig toegepast worden. Dit kan als keerzijde met zich meebrengen dat mensen laconieker gaan denken over preventie van afval. Ook kan het zo zijn dat de verwerking van afval renderend gaat worden, waardoor er andere belangen mee gaan spelen. De gemeentelijke afvalstoffenheffing kan derhalve op termijn wel eens gaan verdwijnen. Lichtvervuiling heeft de aandacht en wordt op verschillende plaatsen benoemd als knelpunt. De provincie zoekt dan ook naar mogelijkheden om (lokale) lichthinder en lichtvervuiling te verminderen. (bijvoorbeeld in de Nota Openbare Verlichting). Met name de kascomplexen vragen nog wat aandacht, maar naar waarschijnlijk zal de hemelhelderheid de komende decennia toe kunnen nemen. Definities en bronnen nn www.afvalmonitor.databank.nl nn Provincie Fryslân, Monitoringsprogramma Miljeuplan. nn www.rivm.nl nn Provincie Fryslân, Frysk Miljeuprogramma 2011-2014. nn Sotto le Stelle, Lichtonderzoek Fryslân. nn Provincie Fryslân, Actieplan Geluid 2008.
De Staat van Fryslân
47
1.19 n Energie De provincie Fryslân ziet een grote toekomst op bepaalde terreinen van duurzame energieopwekking. Het beleid van de provincie is er op gericht over te gaan op duurzame hernieuwbare energie. Onderdeel van die overgang is de duurzame energiemix. Verder ziet de provincie ten aanzien van het ontwikkelen van nieuwe duurzame technologieën een grote toekomst in decentrale energieopwekking. De ambitie is om in 2020 16% van het totale energieverbruik duurzaam op te wekken. Daarnaast wordt ook ingezet op energiebesparing. Als indicator voor de inspanningen wordt de reductie van de CO2-uitstoot bepaald. Via de CO2-monitor worden de gerealiseerde klimaatprojecten geregistreerd en omgerekend naar kilotonnen vermeden CO2-emissie per jaar. Een eenduidige registratie van de CO2-reductieprojecten is overigens nog in ontwikkeling. De staat van energie De totale energiebehoefte in Fryslân was in 2012 75 PJ. Hiervan wordt 6% duurzaam opgewekt (4,5 PJ). Duurzame warmte speelt een belangrijke rol in de duurzame energiemix (figuur 1.35) vanwege grootschalige projecten van de Reststoffen Energie Centrale (REC) in Harlingen. Daarnaast heeft ook windenergie een groot aandeel in de energiemix. De figuur maakt duidelijk dat zonne-energie een klein aandeel heeft. Vergelijking van de provinciale energiemix van 2012 met de landelijke energiemix van 2011 laat het fors hogere aandeel hernieuwbare warmte uit afvalverbrandings installaties (50%) in Fryslân zien ten opzichte van het landelijke percentage van 12%. Het aandeel zonne-energie is met 1% in Fryslân ten opzichte van 0,8% landelijk nagenoeg gelijk. Dit geldt ook voor het aandeel windenergie van 31% in Fryslân ten opzichte van 31,1% landelijk.
Zon (6 MWP) (electrisch) (0,8%) Hout Kachel / WKK (electrisch) (5%)
Zon thermisch (warmte) (1%)
Wind (electrisch) (31%)
Biogas verstromen (electrisch) (9%) REC Harlingen (warmte) (50%)
REC Harlingen (electrisch) (5%)
Figuur 1.35 Energiemix duurzame energie 2012.
Via de provinciale werkgelegenheidsenquête 2012 is nagegaan in hoeverre bedrijven zich bezig houden met duurzame energie en transport. 27% van de Friese bedrijven
48
De Staat van Fryslân
gaf aan gebruik te maken van groene stroom of groen gas voor verlichting en/of verwarming en 16,4% voor producten of diensten. Een klein aantal bedrijven (0,2%) produceert zelf groengas, biogas of stortgas. 7% van de bedrijven gaf aan actief zelf in enige mate actief te zijn in de duurzame energiesector. Van deze groep zijn de warmtepompen/WKO (34%), de zonneboilers (32%) en de zonnepanelen (31%) de meest genoemde producten waarmee men zich bezig houdt. Op dit moment wordt jaarlijks ongeveer 3.600.000 ton CO2 per jaar uitgestoten, waarvan 1.500.000 ton door veenklink in het Lage Midden (zie paragraaf Bodemdaling). Autome ontwikkeling
Gerealiseerde uitstoot
Verwachte uitstoot
CO2-emissie (ton) x 10
500.000
450.000
400.000
350.000
300.000
1990
1993
1996
1999
2002
2005
2008
2011
2014
2017
2020
Figuur 1.36 Ontwikkeling van CO2- emissies Fryslân.
De ontwikkeling van de energie Vanaf 2006 is de duurzame energieproductie gestegen van 3,2 PJ naar 4,5 PJ in 2012. Het aandeel duurzame energie van het totale energieverbruik is daarbij gestegen tot 6% procent in 2012. Hoe hoog dit aandeel in 2006 (of eerdere jaren) lag is onduidelijk. Er zijn wel metingen in achterliggende jaren gedaan, maar de wijze waarop is niet altijd eenduidig geweest. Landelijk is het aandeel duurzaam opgewekte energie tussen 1990 en 2011 gestegen van 1% naar 4,3%. De CO2-emissie in Fryslân was in 1990 ca. 4.500.000 ton. In de jaren daarna is de uitstoot gedaald tot ca. 3.600.000 ton in 2012. Landelijk werd er in 1990 153.132.965 ton CO2 uitgestoten. Bij de laatste cijfers uit de landelijke emissieregistratie van 2009 betrof de landelijke uitstoot 169.050.525 ton CO2. In Fryslân is sprake van een daling van de CO2-uitstoot, terwijl dit landelijk niet het geval is. De toekomst van duurzame energie De prognose is dat de productie van duurzame energie zonder (beleidsmatig) ingrijpen vanaf 2012 zal blijven steken rond 4,5 PJ. Het totale energiegebruik was in 2012 75 PJ en zal volgens autonome ontwikkeling iets afnemen tot 72,5 PJ. Wanneer energiebesparende maatregelen doorgevoerd worden zal de totale energieproductie
De Staat van Fryslân
49
meer afnemen. Wat betreft de CO2-uitstoot wordt verwacht dat deze tot 2014 daalt tot ongeveer 3.573.000 ton en daarna stagneert. Definities en bronnen nn CBS, Ecconomische radar duurzame energiesector. nn Provincie Fryslân, Uitkomsten vragenlijst duurzame energie en werkgelegenheid. nn Provincie Fryslân, Duorsume energy yn Fryslân. nn www.klimaatmonitor.databank.nl nn www.www.co2-monitoring.nl
50
De Staat van Fryslân
hoofdstuk
2
Inwoners
2.1 n Jeugdzorg Bij de grote meerderheid van de jongeren verloopt de opvoeding en ontwikkeling zonder direct aanwijsbare problemen. Voor een deel van de jongeren (circa 15%) is extra zorg nodig. In de keten van instellingen die aan minderjarigen zorg kunnen verlenen, speelt de jeugdzorg een belangrijke rol. In de politieke discussie over het efficiënt functioneren van de jeugdzorg is het fenomeen wachtlijsten een belangrijk thema, omdat er een breed draagvlak is voor het uitgangspunt dat jongeren met een probleem zo snel mogelijk met een adequate behandeling geholpen moeten worden. Daarnaast wordt ook het aantal meldingen van kindermishandeling belicht. Het betreft het aantal eerste contacten met betrekking tot het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling van Bureau Jeugdzorg. Hierin zijn adviezen, consulten en meldingen voor onderzoek meegenomen. Als gevolg van het invoeren van een nieuw registratiesysteem zijn er van het eerste kwartaal van 2009 voor Tjallingahiem geen gegevens bekend. Verder is GGZ Friesland Jeugd in juni 2010 verder is gegaan onder de naam Kinnik - kind en jeugd GGZ. Voor Kinnik zijn het eerste kwartaal van 2012 geen gegevens voorradig. Voor beide ontbrekende peildata is de aanname gedaan dat de waarde hetzelfde was als in het kwartaal ervoor.
De Staat van Fryslân
51
De staat van de jeugdzorg Het aantal eerste contacten bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling was in 2011 circa 2.900. Dit is 1,2% van het aantal Friese kinderen. Landelijk bedraagt dit cijfer ongeveer 65.000 (0,7%). De indicator van wachtlijsten heeft betrekking op de geïndiceerde jeugdzorg (minderjarigen die langer dan negen weken moeten wachten op behandeling). Omdat de gegevens voor Kinnik ontbreken is het wat lastig om aan te geven hoe het er in algemene zin voor staat met de wachtlijsten. In de Bres en Jeugdhulp Friesland hadden begin 2012 een wachtlijst van veertig personen. Bij Tjallingahiem is de wachtlijst nog maar negen personen. De vier jeugdzorginstellingen hadden samen in het eerste kwartaal van 2012 circa 4.560 minderjarigen in behandeling. Kinnik (voorheen GGZ Friesland Jeugd) heeft met 2.400 minderjarigen het grootste aandeel in behandeling. aantal eerste contacten AMK 3000
2500
2000
1500
1000
500
0
2007 2008 2009 2010 2011
Figuur 2.1
Ontwikkeling aantal eerste contacten bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling.
Tjallinga Hiem
In de Bres (GGZ)
Kinnik
Jeugdhulp Friesland
400 350 300 250 200 150 100 50 0
1e kw
3e kw
2008 Figuur 2.2
52
De Staat van Fryslân
1e kw
3e kw
2009
1e kw
3e kw
2010
1e kw
3e kw
2011
Ontwikkeling wachtlijst jeugdzorg bij vier Friese jeugdzorginstellingen.
1e kw
2012
De ontwikkeling van de jeugdzorg Er valt duidelijk een stijgende lijn te onderkennen in het aantal eerste contacten bij het AMK. In 2007 waren er 1.650. Het hoeft niet op een toename van kinder mishandeling te wijzen. Het kan ook zijn dat kindermishandeling vaker wordt gesignaleerd, dat de meldingsbereidheid is toegenomen of dat de AMK’s meer bekendheid genieten. Voor de vier jeugdinstellingen geldt, dat er constant jongeren langer dan negen weken wachten alvorens te kunnen worden behandeld. Er zijn, zoals wij kunnen constateren, in enkele kwartalen geringe aantallen waar te nemen voor Tjallinga Hiem. Het ging in het eerste kwartaal van 2010 om drie personen bij Jeugdhulp Friesland. Jeugdhulp Friesland is er in geslaagd om de wachtlijsten per 31 december 2012 op nihil te krijgen. Er lijkt een dalende ontwikkeling te zijn in de wachtlijsten. Met name de ontwikkeling van de wachtlijsten bij Tjallinga Hiem tekent zich gunstig af. Het totaal aantal minderjarigen in de vier zorginstellingen is sinds begin 2008 redelijk stabiel gebleven, tussen de 4.500 en 5.000, waarvan de meesten bij GGZ Friesland in behandeling. Hun aandeel is wel afgenomen. Begin 2008 waren er nog ongeveer 2.950 minderjarigen bij Kinnik in behandeling. Het aandeel in de jeugdzorg van Jeugdhulp Friesland is gestegen van 1.070 begin 2008 naar 1.300 begin 2012. De toekomst van de jeugdzorg De wachtlijsten in de jeugdzorg staan al enige jaren in het middelpunt van de publieke belangstelling. Het rijk stelde enkele keren extra geld beschikbaar om de problematiek op te lossen, maar dat had niet helemaal het beoogde effect. Als antwoord hierop is in 2010 in overleg met minister Rouvoet besloten, dat de jeugdzorg zelf mag bepalen dat het soms verantwoord is een kind langer dan negen weken op een wachtlijst te laten staan. Op maandag 25 juni 2012 ondertekenden de vier bestuurders van Bureau Jeugdzorg Friesland, Jeugdhulp Friesland, Kinnik kind en jeugd GGZ en Tjallinga Hiem de samenwerkingsovereenkomst ‘Friesland Spoed Jeugd’. Bij binnenkomst wordt bij psychische problemen direct gekeken bij welke instelling het kind of de jongere direct nader kan worden geholpen. Het provinciale jeugdzorgbeleid komt de komende jaren in een overgangsfase terecht met als doel de curatieve jeugdzorg over te dragen aan de gemeenten (zie bronnen). Definities en bronnen nn www.jeugdhulpfriesland.nl nn Provincie Fryslân, Beleidskader Jeugdzorg 2013-2014 , mei-inoar stean foar ús bern. nn CBS.
2.2 n De Friese taal In Fryslân wordt er veel waarde gehecht aan het ‘Frysk eigene’. De Friese taal speelt hierin vanzelfsprekend een grote rol. In januari 2011 heeft er een grote taalmeting plaatsgevonden onder de Friese bevolking. Aan bijna 28.000 Friezen is gevraagd
De Staat van Fryslân
53
welke taal ze thuis spreken en hoe goed ze het Fries beheersen. De uitzonderlijk hoge respons van ruim 50% geeft aan dat de Friese taal een levendig onderwerp is. De staat van de Friese taal Bijna 95% van alle inwoners van Fryslân kan het Fries vrij aardig tot heel goed verstaan, waarvan ruim 60% zelfs heel goed. Slechts 6% van de inwoners verstaat het Fries met moeite of helemaal niet. Driekwart van de inwoners kan vrij aardig tot heel goed Fries spreken. Dit geldt evenzo voor het lezen van Fries, al is binnen die groep het aandeel dat het goed tot heel goed kan kleiner dan bij het spreken. Zowel voor het spreken als het lezen geldt dus dat een kwart van de mensen hier moeite mee heeft of helemaal niet kan. In tegenstelling tot het verstaan, spreken en lezen van het Fries kan slechts een kleine groep vrij aardig tot heel goed Fries schrijven. De verstaanbaarheid en spreekvaardigheid verschillen weinig naar leeftijd. Bij de leesvaardigheid en schrijfvaardigheid bestaan er wel verschillen tussen leeftijdsgroepen. Vooral de 50-plussers beheersen dit wat vaker goed dan jongere leeftijdsgroepen. Het beheersniveau verschilt sterk per gemeente. In de gemeenten Dantumadiel, Littenseradiel, Ferwerderadiel en Achtkarspelen wordt het Fries het beste beheerst. In de gemeenten Ooststellingwerf, Weststellingwerf, Harlingen en Leeuwarden is het beheersniveau het laagst. De (meestal) gebruikte voertaal in gesprekken tussen partners is voor 45% van Friese bevolking Fries en voor 47% van de Friezen Nederlands. De overige 7% van de bevolking hanteert hierbij een streektaal, stadsfries of een buitenlandse taal als voertaal.
Verstaan
2007
Spreken
2007
Lezen
2007
Schrijven
Heel goed / goed
2007
Vrij aardig
Met moeite / helemaal niet
2011
2011
2011
2011 0%
Figuur 2.3
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
Beheersniveau Fries in Fryslân in % 2007 en 2011.
De ontwikkeling van de Friese taal Het beheersniveau van het Fries is in de periode 2007 tot 2011 toegenomen. Zowel de verstaanbaarheid, de spreekvaardigheid, de leesvaardigheid als de schrijfvaardigheid is significant iets toegenomen ten opzichte van 2007. Vergelijking met eerdere onderzoeken in het verleden naar de taalbeheersing laten een vrij constant beeld
54
De Staat van Fryslân
zien van de verstaanbaarheid en spreekvaardigheid. De lees- en schrijfvaardigheid zijn in vergelijking met onderzoeken in 1967, 1980, 1994 en 2007 iets toegenomen.
Schiermonnikoog Ameland Terschelling Dongeradeel Ferwerderadiel
toe- /afname t.o.v. 2007 het Bildt Vlieland Harlingen
Franekeradeel
Menameradiel
Leeuwarderadeel Leeuwarden
Achtkarspelen Tytsjerksteradiel
Smallingerland
Littenseradiel Boarnsterhim
Opsterland
Súdwest Fryslân
Fries spreken in % 90 - 100
40 - 50
80 - 90
30 - 40
70 - 80
20 - 30
60 - 70
Kollumerland
Dantumadiel
Ooststellingwerf Skarsterlân GaasterlânSleat
Lemsterland
Heerenveen
Weststellingwerf
50 - 60
Figuur 2.4 Aandeel inwoners per gemeente in 2011 dat aangeeft het spreken van de Friese taal naar eigen zeggen goed of heel goed te beheersen
De toekomst van de Friese taal Bij de uitreiking van het Fryske Taaltaske aan nieuwe ouders bij de aangifte van geboorte is gevraagd een korte vragenlijst in te vullen. Hierin is gevraagd in welke taal/talen het kind zal worden opgevoed. Dit geeft een indicatie voor het toekomstig Fries taalgebruik. Hieruit blijkt dat van alle in 2008 en 2009 geboren kinderen iets meer dan een kwart geheel in het Fries zal worden opgevoed en bijna een kwart in geheel in het Nederlands. Bijna de helft van de kinderen zal worden opgevoed in een combinatie van Fries en Nederlands. De overige kinderen in een andere taal (Bildts, Stellingwerfs, buitenlandse taal). Moedertaal speelt hierin een belangrijke rol. In gezinnen waar beide ouders/verzorgers Fries als moedertaal hebben zal de helft van de kinderen een volledig Friestalige opvoeding krijgen. Wanneer één van de ouders/verzorgers Fries als moedertaal heeft dan zal driekwart van de kinderen in een combinatie van Fries en Nederlands opgevoed worden. In het geval geen van beide ouders Fries als moedertaal heeft zal 16% van de kinderen mede in het Fries worden opgevoed. Een ruime meerderheid (84%) van de ouders is van mening dat een tweetalige opvoeding een positieve invloed heeft op de ontwikkeling van kinderen (hierbij wordt niet specifiek Fries en Nederlands bedoeld). Eind 2013 zal een deel van de respondenten van het Taaltaske onderzoek bevraagd worden naar de huidige situatie van het taalgebruik in de opvoeding. Definities en bronnen nn Provincie Fryslân, De Fryske taalatlas 2011. nn Provincie Fryslân, Uitkomsten vragenlijst Taaltaske 2008/2009.
De Staat van Fryslân
55
2.3 n Veiligheid Fryslân is een veilige provincie om in te wonen. Zeker als je het vergelijkt met landelijke cijfers. Voelen de Friezen dat zelf ook zo? Hoe vaak voelt men zich wel eens onveilig en op welke plekken wordt een gevoel van onveiligheid ervaren? Hoeveel Friezen zijn naar eigen zeggen slachtoffer geweest in 2012? De hier gepresenteerde gegevens zijn afkomstig uit een grootschalige steekproef onder de Nederlandse bevolking: De Veiligheidsmonitor (VM). De staat van de veiligheid Van de Friezen voelt 28,4% zich wel eens onveilig; 1,2% van de Friese bevolking voelt zich vaak onveilig. Het aandeel inwoners dat zich in Fryslân wel eens onveilig voelt is significant lager dan het landelijk gemiddelde van 38,4%. Het onveiligheidsgevoel in de eigen buurt is 12,4%, rondom uitgaansgelegenheden 21,4%, het centrum 15,7%, in het winkelgebied 11,5%, in het Openbaar vervoer 10,1% en op het treinstation 10,6%. Een onveiligheidsgevoel thuis wordt door 7,8% van de inwoners ervaren. Onveiligheid wordt het meest ervaren op plekken waar jongeren samenkomen (33,9%). Op het onveiligheidsgevoel thuis na geldt dat op alle genoemde plekken het percentage Friezen dat zich wel eens onveilig voelt significant lager is dan het landelijk gemiddelde. In figuur 2.6 is weergegeven dat 14,4% van de Friezen aan gaf in 2012 geconfronteerd zegt te zijn met een vorm van criminaliteit. Dit percentage ligt een stuk lager dan het landelijk gemiddelde van 19,8%. Ook als gekeken wordt naar de verschillende soorten criminaliteit (geweldsdelicten, vermogensdelict of vandalisme) geldt dat de Friezen naar verhouding minder vaak slachtoffer zijn geweest dan de gemiddelde Nederlander. Fryslân
Nederland
Onveiligheidsgevoel algemeen Onveiligheidsgevoel in eigen buurt Rond uitgaansgelegenheden Plekken waar groepen jongeren samenkomen In centrum gemeente In winkelgebied in het OV Bij het treinstation in eigen woonplaats in eigen huis 0% Figuur 2.5
56
De Staat van Fryslân
10%
20%
Onveiligheidsgevoel burgers in Fryslân en Nederland 2012.
30%
40%
50%
Frylân
Nederland
Slachtofferschap totaal
Slachtofferschap geweldsdelicten
Slachtofferschap vermogensdilicten (diefstal)
Slachtofferschap vandalisme
0% Figuur 2.6
5%
10%
15%
20%
25%
Slachtofferschap burgers in Fryslân en Nederland 2012.
De ontwikkeling van de veiligheid Zowel de methodiek als de vragenlijst van de veiligheidsmonitor is in 2012 gewijzigd. De gegevens zijn hierdoor niet zondermeer te vergelijken met de uitkomsten van voorgaande jaren. Wel wordt er een landelijke ontwikkeling geconstateerd op het gebied van veiligheidsgevoel. Over de periode 2005-2012 heeft de veiligheidsbeleving zich gunstig ontwikkeld. De onveiligheidsgevoelens namen vooral af tussen 2005 en 2008. Ook de ontwikkeling van het slachtofferschap laat een gunstig beeld zien. Het totale slachtofferpercentage laat een dalende ontwikkeling zien. Slachtofferschap van geweldsdelicten is gedurende de periode 2005-2012 op vrijwel hetzelfde niveau gebleven. Door middel van het gebruik van omrekenfactoren kan worden vastgesteld dat deze landelijke ontwikkelingen ook voor Fryslân gelden. De toekomst van de veiligheid Op basis van de geconstateerde ontwikkelingen ligt een verdere daling in de mate van onveiligheidsgevoel en slachtofferschap voor de hand. Definities en bronnen nn Ministerie van Veiligheid en Justitie en CBS, Veiligheidsmonitor 2012.
2.4 n Musea Het museumaanbod in Fryslân wordt gekenmerkt door een aantal middelgrote musea en een relatief groot aantal kleinschalige musea. In totaal zijn er ruim honderd musea in Fryslân, waarvan er ongeveer zeventig zijn aangesloten bij de Museumfederatie Fryslân. De staat van musea In 2012 trokken de ruim 70 musea die bij de Museumfederatie Fryslân zijn aangesloten gezamenlijk ongeveer 800 duizend bezoekers. In 2012 waren er drie
De Staat van Fryslân
57
musea met meer dan 50.000 bezoekers. Dit waren in Leeuwarden het Natuurmuseum en Tresoar (incl. bezoekers van de studiezaal) en in Lemmer het Woudagemaal. Het in 2011 geopende bezoekerscentrum bij het Woudagemaal is daarmee meteen één van de grootste publiekstrekkende musea in Fryslân. Door de verhuizing was het Fries Museum voor de helft van het jaar gesloten waardoor het bezoekersaantal beperkt bleef. Andere musea met bezoekersaantallen tussen de 35.000 en 50.000 zijn het Natuurcentrum Ameland, het Eise Eisingamuseum, het Jopie Huismanmuseum, Museum Belvédère en het keramiekmuseum Princessehof. Naast het Fries Museum en het Natuurmuseum in Leeuwarden draagt de provincie financieel bij aan het Fries Scheepvaartmuseum in Sneek en het Landbouwmuseum in Earnewâld. Deze laatste twee musea hadden respectievelijk 33.000 en 13.000 bezoekers. Van de grote Friese musea blijkt het Fries museum het meest bekend te zijn. Bij een enquête waarin de bekendheid van een aantal musea werd gemeten bleek 82% van de respondenten het Fries Museum te kennen. Het Natuurmuseum staat met 74% op de tweede plaats. Het Scheepvaartmuseum in Sneek en museum Belvedère bij Heerenveen delen de derde plaats met een bekendheid van 55%. Uit het onderzoek naar cultuurparticipatie in Fryslân blijkt dat over het algemeen de bekendheid en het bezoeken van musea met de toename van de leeftijd toeneemt.
Dokkum
Franeker
Leeuwarden
Harlingen Drachten Sneek
bezoekers 2012
Joure
< 1.000
Heerenveen
1.000 - 10.000 10.000 - 50.000 >= 50.000
Figuur 2.7
Lemmer
Wolvega
Spreiding musea en bezoekersaantallen 2012.
De ontwikkeling van musea De ontwikkeling van het totaal bezoekers in de bij de analyse betrokken musea liet tot en met 2011 een enigszins stijgende lijn zien. Het bezoekersaantal van 2012 was echter 60.000 bezoekers lager dan de drie voorgaande jaren. Naast het feit dat het Fries Museum voor een half jaar was gesloten worden vooral de warme weken in augustus gezien als een belangrijke oorzaak van deze daling. Bezoekersaantallen
58
De Staat van Fryslân
kunnen ook sterk worden beïnvloed door tijdelijke tenstoonstellingen. Zo trok het keramiekmuseum Princessehof veel meer bezoekers dan voorgaande jaren door de tentoonstelling Groen geluk. En hoewel het Natuurmuseum Leeuwarden een heel goed jaar had met 59.000 bezoekers was dit toch een stuk lager dan in 2011 toen er een record werd gehaald van 79.000 bezoekers met de tentoonstelling Jurassic II.
1000
x 1000 bezoekers
900
800
700
600
500 Figuur 2.8
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Ontwikkeling bezoekersaantallen zeventig Friese musea.
2010
2011
2012
De toekomst van musea Het nieuwe Fries Museum wordt in het najaar van 2013 geopend. De ambitie is dat dit nieuwe museum jaarlijks 100.000 bezoekers gaat trekken. Bij diverse musea is de afgelopen jaren behoorlijk geïnvesteerd in het digitaliseren van de collecties en dat zal de komende jaren nog doorgaan. Door het verbinden van de betreffende databases en het ontwikkelen van gebruiksvriendelijke overkoepelende portals zal de digitale toegankelijkheid van het Friese erfgoed nog verder toenemen. Daardoor zal het aantal ‘digitale bezoekers’ toenemen. Het is niet uit te sluiten dat dit een effect heeft op de ontwikkeling van het aantal fysieke bezoekers. Verder is gebleken dat gezamenlijke activiteiten met een goede public relations zoals ‘Help pake en beppe de vakantie door’ en het museumweekend aantoonbaar meer bezoeker opleveren. Definities en bronnen nn Museumfederatie Fryslân, bezoekersaantallen 2003-2012. nn Provincie Fryslân, Kultuerpartisipaasje yn Fryslan (april 2012). nn ETFI, Toerisme Monitor 2011.
2.5 n Media De regionale Friese media spelen naast hun rol qua nieuwsgaring ook een belangrijke rol in het gebruik van de Friese taal en de Friese identiteit. Aan de hand van marktaandelen wordt de ontwikkeling qua populariteit van de regionale radioen televisiezender Omrop Fryslân gevolgd. De ontwikkeling in oplages van de Friese dagbladen geeft inzicht in het bereik van het gedrukte nieuws. Hierbij dient wel
De Staat van Fryslân
59
bedacht te worden dat steeds meer nieuws via internet gevolgd kan worden. Lagere oplages zeggen niet direct iets over de nieuwsbehoefte. De staat van de media Omrop Fryslân Radio was in 2012 marktleider in Fryslân met een marktaandeel van meer dan 21 procent. Het bereik was in 2012 gemiddeld 185.000 luisteraars per dag. Ook Omrop Fryslân tv doet het in Fryslân al jaren goed. Met marktaandeel tussen 17:00 uur en 19:00 uur van 12% laat de Omrop alleen Nederland 1 voor zich met een marktaandeel van ongeveer 23%. Omrop Fryslân wordt gefinancierd vanuit het provinciefonds. Daarnaast kent de provincie een eigen bijdrage toe aan de Omrop. Op basis van het Fries als tweede rijkstaal zendt de Omrop ook wekelijks uit op de landelijke publieke zenders, uitzendingen die worden bekostigd door de Nederlandse Omroep Stichting (NOS). In 2012 kende het Friesch Dagblad een oplage van 15.024 en de Leeuwarder Courant een oplage van 81.408. Omrop Fryslân Radio 538 Sky Radio Veronica Q-music Radio 2 Radio 1 3FM Waterstad FM RadioNL Arrow Radio 4 100% NL 0% Figuur 2.9
5%
10%
15%
20%
25%
Marktaandeel Omrop Fryslân Radio 2012.
2010
2011
2012
Nederland 1 Omrop Fryslan RTL4 Nederland 2 SBS6 Nederland 3 RTL5 RTL7 Net5 RTL8 Veronica 0
5
10
15
20
25
Figuur 2.10 In 2012 kende het Friesch Dagblad een oplage van 15.024 en de Leeuwarder Courant een oplage van 81.408.
60
De Staat van Fryslân
Friesch Dagblad
Leeuwarder Courant
120000
100000
80000
60000
40000
20000
0
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Figuur 2.11 Ontwikkeling oplages regionale dagbladen.
De ontwikkeling van de media Het marktaandeel van Omrop Fryslân radio lag in 2009 op 25%. Het marktaandeel is derhalve afgelopen jaren afgenomen naar iets meer dan 21%. Het marktaandeel van Omrop Fryslân tv is vergeleken met 2009 (11,4%) juist gestegen, zij het in geringe mate. Het Friesch Dagblad kent een licht dalende ontwikkeling wat de oplage betreft. Sinds 2006 is de oplage met 9% afgenomen van 16.500 tot 15.000. De oplagecijfers van de Leeuwarder Courant kennen sinds 2006 een veel sterkere afname. In 2006 kende de LC nog een oplage van ruim 103.000 en in 2012 nog maar ruim 81.000. De afname was in de periode 2006-2012 dan ook 21%. Cijfers voor 2006 zijn wel beschikbaar maar niet op dezelfde wijze tot stand gekomen en dus niet vergelijkbaar. De toekomst van de media De provincie Fryslân wil de bijzondere status van Omrop Fryslân beschermen. Provinciale Staten vrezen dat de kabinetsplannen voor regionale omroepen - ze onderbrengen op een derde landelijk net - zullen betekenen dat Omrop Fryslân het onderscheidende profiel zal verliezen. Als enige regionale omroep in de tweede rijkstaal heeft Omrop Fryslân recht op speciale status en financiering. Daartoe heeft Nederland zich ook in verdragen verplicht. Provinciale Staten hebben een motie hierover unaniem aangenomen en vragen Gedeputeerde Staten om alle betrokkenen hiervan te overtuigen. Definities en bronnen nn Omrop Fryslân. nn Cebuco 2012.
De Staat van Fryslân
61
2.6 n Kunst en Cultuur Binnen het culturele domein van Fryslân nemen factoren als een goede en goed toegankelijke culturele infrastructuur met een wezenlijke participatie van de burgers een belangrijke plaats in. Onze provincie kent een culturele traditie van een groot aantal culturele verenigingen. Voor de jongeren zijn de Friese poppodia interessante locaties voor favoriete culturele activiteiten. Vanuit deze infrastructuur en vanwege het hoge niveau van cultuurparticipatie is er de ambitie om in 2018 culturele hoofdstad van Europa te willen zijn. Wij presenteren gegevens over het aantal geregistreerde professionele kunstenaars (inclusief vormgevers), het aantal koren, muziek- en toneelverenigingen, het aantal concerten op de drie grote Friese poppodia en de bezoekersaantallen van tien bioscopen of filmtheaters in Fryslân. Het gaat in 2012 om de volgende bioscopen, filmtheaters, interne filmtheaters en reis- en openluchtbioscopen: De Bios Heerenveen, Filmhuis Heerenveen (intern bij de Bios Heerenveen), Tivoli in Leeuwarden, Cinema in Leeuwarden, CineSneek, Filmhuis Sneek (intern bij CineSneek), De Bios Drachten, Filmhuis Drachten (intern bij de Bios Drachten), Filmhuis Leeuwarden en Movieskoop Heerenveen BV (reis- en openluchtbioscoop). In eerdere jaren betreft het een gelijk of een enigszins kleiner aantal bioscopen en filmtheaters. De staat van kunst en cultuur In 2012 telde onze provincie in totaal 592 professionele kunstenaars, die als z odanig bij Keunstwurk staan geregistreerd. Fryslân kent in 2012 486 koren. Het aantal muziekverenigingen was 278 en burgers die zich graag actief bezighouden met toneel konden bij 146 toneelverenigingen terecht. De drie grote poppodia in Fryslân verzorgden in 2012 in totaal 412 concerten. De helft daarvan vond plaats in Leeuwarden. In totaal trokken deze poppodia in 2012 samen 58.776 bezoekers. Het gemiddeld aantal bezoekers lag daarmee op 142 per concert. Ruim 31.000 bezoekers bezochten Romein in Leeuwarden. Overigens betreft het hier sinds 2011 een optelling van Romein Podium en Romein Asteriks. Eenzesde deel van de Romein-bezoekers kwamen naar Romein Asteriks. In 2012 hebben de Friese bioscopen gezamenlijk 625.000 bezoekers getrokken. Bolwerk Sneek
Iduna Drachten
Romein Leeuwarden
2010
2011
2012 0
100
200
300
400
Figuur 2.12 Ontwikkeling aantal concerten op de drie grote Friese poppodia.
62
De Staat van Fryslân
500
De ontwikkeling van kunst en cultuur Het aantal professionele kunstenaars in Fryslân is tussen 2000 en 2012 gestegen van 466 naar 592. Dat is een stijging met 126 kunstenaars. Het aantal koren is in 2012 weliswaar nog steeds omvangrijk, maar sinds 2000 is er sprake van een daling. Er waren in 2000 nog 550 koren. Dat aantal is in de periode tot 2012 met 64 gedaald. Het aantal muziekverenigingen lijkt over de periode 2000-2012 vrij stabiel met een dip in 2010. Het is twijfelachtig of er sprake is van een tussentijdse daling, omdat de data van dat jaar minder betrouwbaar lijken. Het aantal toneelverenigingen is vanaf 2003 op een eenduidige wijze gemonitord. Er is in de periode 2003-2012 sprake van een lichte toename. Het aantal popconcerten is in de periode 2000 tot 2012 toegenomen van 133 naar 412. De stijging in de periode 2000 tot 2010 is relatief gering ten opzichte van de stijging vanaf 2010. De bezoekersaantallen zijn het laatste jaar ook toegenomen. In 2011 kwamen er in totaal 50.387 bezoekers naar 377 concerten. Het gemiddeld aantal bezoekers lag in 2011 daarmee op 133 per concert. Bezoekers Fryslân
Recette Fryslân
Bezoekers Nederland
Recette Nederland
175
index : 2004 = 100
150
125
100
75
50
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Figuur 2.13 Ontwikkeling bezoekersaantallen en recette Friese en Nederlandse bioscopen.
Bij het landelijk bioscoopbezoek valt op, dat na een wezenlijke terugval van het aantal bezoekers in 2009 in de drie daarop volgende jaren aanzienlijk meer mensen naar de bioscoop gingen. Opmerkelijk genoeg zijn de landelijke bioscoopinkomsten in 2009 wel gestegen ten opzichte van voorgaande jaren. In Fryslân is in 2009 een stijging van de aantallen bioscoopbezoekers waar te nemen. In 2012 is zowel een daling van het aantal bezoekers als een daling van de recette te onderkennen. Een deel van deze afname kan verklaard worden uit het feit dat er in 2012 - in tegenstelling tot andere jaren - geen Noordelijk Filmfestival in Fryslân is geweest vanwege een verhuizing van de organisator ‘Film in Friesland’. Dit evenement trekt normaal gesproken 30.000 bezoekers naar de bioscoop. De toekomst van kunst en cultuur Het aantal professionele kunstenaars zal de komende jaren wat afnemen. Door de economische crisis zal de belangstelling voor de producten van deze kunstenaars
De Staat van Fryslân
63
verminderen. De afname van het aantal koren hangt gedeeltelijk samen met het proces van ontkerkelijking, dat zich al enige decennia voordoet. Bovendien lijkt de belangstelling voor deze muzikale cultuurvorm bij de jongere generaties minder te zijn. Het aantal toneel- en muziekverenigingen is de laatste jaren stabiel gebleven, maar ook hier kan de crisis voelbaar worden en kan het verlies van leden tot opheffing van verenigingen leiden. Het is goed mogelijk dat het streven om in 2018 culturele hoofdstad van Europa te worden dit tij kan keren. Met name als Leeuwarden de titel in de wacht sleept, kan dit leiden tot een impuls voor de cultuurparticipatie in onze provincie. Het aantal popconcerten zou mogelijk niet of nauwelijks last krijgen van de economische crisis. De btw op bioscoopkaartjes blijft waarschijnlijk voorlopig gelijk:6%. Definities en bronnen nn Keunstwurk (kunstenaars, culturele verenigingen). nn Friesland Pop (gegevens poppodia). nn NVB, de Nationale Vereniging van Bioscoopexploitanten
64
De Staat van Fryslân
hoofdstuk
3
Economie
3.1 n Economische groei De economische groei is een belangrijke maatstaf voor de toestand van de economie. Economische groei is de groei van het Bruto Binnenlandse Product (BBP), gecorrigeerd voor de inflatie. Het BBP is de indicator die de omvang van de totale economie weergeeft. Het geeft de totale geldwaarde weer van alle in een regio of land geproduceerde goederen en diensten. Het Bruto Regionale Product (BRP) is de regionale variant van het bruto binnenlands product. Het bruto regionaal product per inwoner is het BRP gedeeld door het totaal aantal inwoners van de regio. De staat van de economische groei Het BRP van Fryslân bedroeg in 2011 € 18,4 miljard. Hiermee draagt Fryslân 3,1% bij aan het Bruto Binnenlandse Product van Nederland. Per hoofd van de bevolking is dat ongeveer € 28.500. Dat is ruim 20% lager dan landelijk. (Zie figuur 3.1 en 3.2 op de volgende pagina.) De ontwikkeling van de economische groei Het Bruto Regionaal Product per inwoner in Fryslân ligt de laatste tien jaar stabiel onder het Bruto Binnenlands Product per inwoner. Dit wordt vooral veroorzaakt doordat Fryslân relatief veel laagproductieve sectoren heeft. Een tweede oorzaak is het feit dat de arbeidsparticipatie in Fryslân een stuk lager ligt dan landelijk. De economische groei in Fryslân volgt vrijwel altijd het landelijk beeld. In sommige jaren is de groei van Fryslân iets hoger dan landelijk, maar over de laatste tien jaar ligt de totale groei in Fryslân met 9,5% onder de landelijke groei van 12,5%. De
De Staat van Fryslân
65
laatste jaren is vooral sprake van krimp. Het jaar 2009 was economisch slecht vanwege een krimp van meer dan 3%. Daarna is de economie in 2010 en 2011 licht opgekrabbeld met een hele kleine groei, maar daarna opnieuw in een krimpsituatie terechtgekomen. De definitieve cijfers voor 2012 zijn nog niet precies bekend maar de verwachting van ING is dat Fryslân uit zal komen op een krimp van 1,3% (iets meer dan de landelijke krimp van 1%). Fryslân
Nederland
€ 40.000 € 37.500 € 35.000 € 32.500 € 30.000 € 27.500 € 25.000 € 22.500 € 20.000
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
Figuur 3.1 Ontwikkeling Bruto Regionaal Product per inwoner in Fryslân en Bruto Binnenlands Product per inwoner.
Fryslân
Nederland
6% 5% 4% 3% 2% 1% 0% -1% -2% -3% -4% 2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012*
2013*
Figuur 3.2 Economische groei in Fryslân en Nederland. *Schattingen ING (2012-2013).
De toekomst van de economische groei Het CPB verwacht pas later in 2013 een licht herstel door een aantrekkende wereldeconomie. Voor Nederland wordt in 2013 nog een kleine krimp verwacht van
66
De Staat van Fryslân
-0,5% gevolgd door een groei van 1% in 2014. Voor Fryslân zullen deze cijfers naar verwachting iets slechter uitvallen: ING verwacht in 2013 voor Fryslân een krimp van 0,75%. In 2014 wordt nog een verdere toename verwacht van de werkloosheid. Hierdoor treedt nog geen herstel op van de binnenlandse bestedingen. Omdat Fryslân minder exporteert dan landelijk zal Fryslân naar verwachting minder snel kunnen profiteren van het verwachte herstel. Definities en bronnen nn CBS. nn ING, Regio’s in economisch perspectief 2013. nn Centraal Plan Bureau, Korte termijn raming 2013.
3.2 n Export De export levert een grote bijdrage aan onze welvaart. Regionale gegevens over de export zijn er echter maar heel weinig. De enige gegevens over de ontwikkeling van de export op regionaal niveau zijn afkomstig van de conjunctuurenquête Nederland. De hier gepresenteerde exportindex is een gewogen percentage van de ondernemers die aangeven dat het saldo export vorig kwartaal is afgenomen of toegenomen. Een positieve waarde van de index geeft aan dat er meer ondernemers zijn met een toename dan met een afname. De staat van de export Landelijk draagt de export 29% bij aan het bruto binnenlandse product. Het Friese aandeel hieraan is onbekend, maar aangenomen kan worden dat dit een stuk lager is dan landelijk. De Friese economie is minder exportgericht dan de landelijke economie. Dit wordt doorgaans als een nadeel gezien omdat de export wordt beschouwd als een belangrijke stuwende factor van de economie. Dat betekent dus dat de Friese economie meer dan de landelijke economie afhankelijk is van de binnenlandse bestedingen. % Friese ondernemers met toename
Export-index Fryslân
% Friese ondernemers met afname
Export-index Nederland
20% 15% 10% 5% 0%
-5% -10% -15%
1e kw. 2e kw.
3e kw.
2010
4e kw.
1e kw. 2e kw.
3e kw.
2011
4e kw. 1e kw. 2e kw.
3e kw.
2012
4e kw. 1e kw.
2013
Figuur 3.3 Oordeel van bedrijven over de ontwikkeling van de export in het vorige kwartaal.
De Staat van Fryslân
67
De ontwikkeling van de export De export is de laatste jaren redelijk op peil gebleven. In 2010 en 2011 waren er meer bedrijven met een exportgroei dan met een exportafname. In het tweede en derde kwartaal van 2012 veranderde dit en werd de exportindex per saldo iets negatief. In het laatste kwartaal van 2012 was het oordeel weer licht positief en in het eerste kwartaal van 2013 was het saldo vrijwel nul. In vergelijking met Nederland wijkt de exportindex van Fryslân niet veel af. Verder valt op dat in de afgelopen periode de omvang van deze exportindex zowel naar boven als naar beneden vrij gering is. Dit wijst er op dat het niveau van de export de laatste jaren redelijk stabiel blijft. De toekomst van de export Het Centraal Planbureau rekent er op dat de export de komende jaren weer zal toenemen. In haar meest recente raming verwacht zij in 2013 een groei van 2,5% en in 2014 een groei van 3,75%. Zoals uit bovenstaande blijkt ontwikkelt de Friese export zich doorgaans redelijk conform het landelijk beeld. De verwachting is dan ook dat de Friese export de komende jaren eveneens zal toenemen. Definities en bronnen nn Kamer van Koophandel, Conjunctuurenquête Nederland (COEN). nn CBS. nn Centraal Planbureau, Ramingscijfers 28 februari 2013.
3.3 n Bedrijven Deze paragraaf schetst een beeld van de bedrijfsstructuur in Fryslân en de ontwikkeling van het Midden- en Kleinbedrijf (MKB). Van de landbouwvestigingen is het aantal werkzame personen in de jaren vóór 2010 niet te herleiden. Bij een vergelijking met 2002 wordt die sector dan ook buiten beschouwing gelaten. Het is gangbaar bij bewerkingen als deze om banen van minimaal 15 uur per week te beschouwen als fulltime banen. De staat van de bedrijven In 2012 telde Fryslân 51.957 bedrijven/instellingen. Bedrijven en instellingen met één tot 250 werkzame personen vallen onder het MKB. Indien de landbouw buiten beschouwing wordt gelaten betreft het 46.020 MKB-bedrijven en 73 bedrijven/ instellingen met meer dan 250 fulltime medewerkers, het zogenaamde grootbedrijf. De grotere bedrijven zijn voornamelijk grote gezondheidsinstellingen, overheids instanties en industriële bedrijven. Van de MKB-bedrijven tellen 8.746 bedrijven slechts parttime medewerker(s). Voor 60% van de bedrijven en instellingen binnen het MKB geldt dat er slechts één persoon voor minimaal 15 uur werkzaam is. Hieronder vallen ook de zogenaamde zzp’ers. Bijna 20% van de Friese bedrijven en instellingen is actief binnen de detail- en groothandel. De sectoren dienstverlening, bouw en landbouw zijn ieder goed voor ruim 10% van de Friese bedrijven/instellingen. Het Friese MKB goed voor 81,5% van de fulltime banen in Fryslân. Landelijk ligt dit percentage met 74,9% lager.
68
De Staat van Fryslân
MKB Eenmans (ZZP)
MKB Enkel partime banen (< 15 uur)
MKB Min. 2 ft banen Grootbedrijf
Totaal MKB
230 210
index : 2002 = 100
190 170 150 130 110 90 70
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Figuur 3.4 Ontwikkeling aantal vestigingen MKB en grootbedrijf in Fryslân (banen van minimaal 15 uur
De ontwikkeling van de bedrijven Het totaal aantal bedrijven en instellingen steeg tussen 2002 en 2012 met 37%. Landelijk is het aantal bedrijven en instellingen met 40% iets sterker gegroeid. Het aantal MKB-bedrijven (exclusief landbouw) nam in deze periode toe van 30.700 tot 46.200. Het aantal bedrijven/instellingen met meer dan 250 fulltime medewerkers nam toe van 67 in 2002 tot 73 in 2012. De forse groei van het MKB komt voor rekening van de start van nieuwe zelfstandigen (zzp’ers). Het aantal zelfstandigen is met name binnen de dienstverlening, de bouw en de gezondheidszorg sterk gegroeid. Het totaal aantal bedrijven en instellingen met minimaal twee fulltime werkzame personen is tussen 2002 en 2012 met 380 bedrijven afgenomen tot 15.132 bedrijven (een afname van 2,4%). Deze ontwikkeling verschilt per sector. De financiële sector in Fryslân kent een afname van 29%. Ook de Friese industrie, bouw, handel, vervoer, horeca, overheid en onderwijs tellen in 2012 minder vestigingen dan in 2002. In de gezondheidszorg zijn er tussen 2002 en 2012 daarentegen 370 nieuwe bedrijven/ instellingen bijgekomen, een groei van ruim 30%. Het aantal vestigingen binnen de zakelijke dienstverlening is in 2012 met 9,4% gegroeid ten opzichte van 2002. De werkgelegenheid van het Friese MKB kent nagenoeg dezelfde ontwikkeling als het landelijke MKB. Sinds 2002 is het aantal banen binnen het Friese MKB met 3,8% gegroeid, een iets minder sterke groei dan de 5,5% groei landelijk. De werk gelegenheidsontwikkeling van de bedrijven/instellingen in Fryslân met meer dan 250 fulltime banen vertoont een meer grillige ontwikkeling. De oorzaak hiervoor zit hem in de ontwikkeling van het aantal vestigingen dat na 2002 afnam van 67 naar 58 en vervolgens toenam naar 73. Het gaat hierbij vooral om bedrijven/instellingen die qua personeelsomvang rond de grens van 250 fluctueren. In verhouding is het aantal banen bij grote bedrijven/instellingen in Fryslân sterker gegroeid dan
De Staat van Fryslân
69
landelijk. Deze ontwikkeling vertaalt zich ook naar het aandeel werkgelegenheid van het MKB wat in Fryslân is afgenomen van 83% naar 81,5%. Landelijk is het aandeel MKB met 0,3 procentpunt gegroeid naar 74,9%. MKB Fryslân
Grote bedrijven/instellingen Fryslân
MKB Nederland
Grote bedrijven/instellingen Nederland
120
index : 2002 = 100
115
110
105
100
95
90
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Figuur 3.5 Werkgelegenheidsontwikkeling MKB en grote bedrijven/instellingen Nederland en Fryslân, (banen van minimaal 15 uur).
De toekomst van de bedrijven De afgelopen jaren is er een sterke groei geweest van het aantal zzp’ers. Momenteel kent Nederland circa 750.000 zzp’ers Volgens het Verwey Jonker Instituut en het Centraal Planbureau zal de groei de komende jaren verminderen, maar worden er in 2030 toch één miljoen zzp’ers in Nederland verwacht. Het aantal bedrijven/instellingen met minimaal twee werkzame personen op gebied van gezondheidszorg en dienstverlening zal naar verwachting de komende jaren gestaag verder groeien. Binnen de bouw, handel, financiële instellingen en onderwijs is al vijf jaar een dalende ontwikkeling waarneembaar. Mede gezien de huidige economische situatie is het zeer aannemelijk dat deze ontwikkeling zich de komende jaren verder doorzet. Het aantal zzp’ers zal verder toenemen, terwijl het totaal aantal bedrijven/instellingen met minimaal twee werkzame personen ongeveer gelijk zal blijven. Definities en bronnen nn Provincie Fryslân, Werkgelegenheidsregister 2012. nn ING Economisch bureau. nn LISA, Werkgelegenheidsregister Nederland.
3.4 n Structuur werkgelegenheid We hebben de structuur van de werkgelegenheid in Fryslân in beeld gebracht op basis van de fulltime werkgelegenheid in verschillende sectoren. Daar worden alle banen van minimaal vijftien uur toe gerekend. Ook is een vergelijking met de totale
70
De Staat van Fryslân
Nederlandse situatie gemaakt. Dit geeft enerzijds een beeld van de veranderingen in de (omvang van de) verschillende sectoren in Fryslân en anderzijds van het relatieve belang ten opzichte van de Nederlandse situatie. De staat van de structuur De zorgsector levert het meeste werk op in Fryslân, gevolgd door industrie en handel. De industrie is relatief groot in Fryslân vergeleken met de landelijke situatie. Dit geldt in minder mate voor de bouw, landbouw en financiële instellingen. Bij de diensten-, handel- en vervoerssector is het omgekeerde het geval: het aandeel van de dienstensector als werkgever is relatief laag in Fryslân.
Gezondheids- en welzijnszorg
Industrie/delfstoffenwinning
Handel en reparatie
Zakelijke dienstverlening
Bouwnijverheid
Onderwijs
Vervoer, opslag en communicatie
Openbaar bestuur en overheid
Landbouw/visserij
Financiële instellingen Fryslân 2002 Overige dienstverlening
Nederland 2002 Fryslân 2012
Horeca
Nederland 2012 Nutsbedrijven 0% Figuur 3.6
5%
10%
15%
20%
Werkgelegenheidsstructuur sectoren in Fryslân en Nederland 2002 en 2012 (in %).
De vijf Friese regio’s verschillen onderling vrij sterk. De regio Noordoost heeft een relatief groot aandeel landbouw, industrie en bouw en een laag aandeel dienst verlening en gezondheidszorg. De regio Noordwest heeft een structuur met relatief weinig industrie, bouw en handel en veel werkgelegenheid in financiële instellingen, overheid en gezondheidszorg. In de regio Zuidwest-Fryslân hebben de sectoren landbouw, bouw en dienstverlening een relatief groot aandeel. De gezondheidszorg en het onderwijs hebben hier een relatief kleiner aandeel in de structuur.
De Staat van Fryslân
71
Zuidoost-Fryslân kent een relatief groot aandeel handel en gezondheidszorg. Op de waddeneilanden is de horeca met afstand de grootste sector. Sector
NO
NW
ZW
ZO
Landbouw/visserij
8,2
3,6
6,9
4,6
Wadden 4,6
Industrie/delfstoffenwinning
18,1
10,7
18,2
17,0
2,9
Nutsbedrijven
0,5
1,9
0,9
0,9
0,1
Bouwnijverheid
12,7
5,0
9,0
8,1
8,0
Handel en reparatie
14,7
12,0
15,2
16,2
11,9
Vervoer, opslag en communicatie
5,8
5,5
5,7
6,5
10,1
Horeca
2,2
2,0
3,3
2,1
31,5
Financiële instellingen
1,6
8,5
1,8
1,7
0,6
Zakelijke dienstverlening
8,1
10,3
11,6
10,2
7,1
Openbaar bestuur en overheid
3,7
10,3
3,3
2,8
5,9
Onderwijs
6,8
8,7
5,9
7,6
4,7
Gezondheids- en welzijnszorg
14,6
18,2
13,9
18,5
7,6
Overige dienstverlening
3,2
3,4
4,3
3,7
5,0
Totaal
100
100
100
100
100
Werkgelegenheidsstructuur sectoren regio’s 2012
De ontwikkeling van de structuur Het aantal fulltime banen binnen de zorgsector is in Fryslân de afgelopen tien jaar met ruim 9.200 toegenomen tot een totaal van bijna 38.000. De groei was met 32% ook iets groter dan landelijk het geval was. De industrie is de op één na grootste sector van Fryslân en heeft sinds 2002 13% van haar banen ingeleverd. Landelijk is het banenverlies in de industrie zelfs groter geweest. Het aantal banen in landbouw, bouw, financiële instellingen en overheid is de afgelopen tien jaren eveneens afgenomen. Dit leidt tot een afname van aandeel in de werkgelegenheidsstructuur. De werkgelegenheid binnen de dienstensector kent een groei van 27% ten opzichte van 2002. Naast de dienstensector is ook het aantal onderwijsbanen toegenomen, maar in 2012 was sprake van afname. Een bescheiden groei is te zien binnen de handel- en vervoersector. De Friese werkgelegenheidsstructuur is niet meer op de landelijke gaan lijken. De regio’s Noordoost- en Zuidwest-Fryslân hebben relatief weinig werkgelegenheid binnen de groeiende sectoren en relatief veel werkgelegenheid binnen de krimpende sectoren. De toekomst van de structuurontwikkeling Gezien de ontwikkeling van de laatste tien jaar zal de zorgsector haar aandeel de komende jaren nog verder vergroten. Ook binnen de dienstverlening wordt een groeiende ontwikkeling verwacht. De dalende ontwikkeling binnen de landbouw, de industrie en de financiële instellingen zal zich nog verder doorzetten. Als gevolg van de crisis is de komende jaren ook verdere inkrimping in de bouw te verwachten. Ook overheidsinstellingen zullen een dalende ontwikkeling laten zien. Horeca, vervoer en handel lopen vrijwel gelijk op met de gemiddelde ontwikkeling in Fryslân. Binnen de handel is een ontwikkeling ingezet van een krimpende detailhandel in het winkelgebied en een sterk groeiende online handel. Definities en bronnen nn Provincie Fryslân, Werkgelegenheidsregister 2012. nn LISA, Werkgelegenheidsregister Nederland. nn UWV WERKbedrijf, UWV Arbeidsmarktprognose.
72
De Staat van Fryslân
3.5 n Recreatie en toerisme Het beleid is vooral gericht op het handhaven van het werkgelegenheidsaandeel van de sector recreatie en toerisme. Ten aanzien van het aantrekken van toeristen is het accent verlegd. Het streven is nu niet meer gericht op een zo groot mogelijke toename van het aantal overnachtingen, maar meer op het verleiden van de bezoekers om meer geld te besteden. De werkgelegenheidsontwikkeling wordt gemeten in het aantal banen. De bestedingen wordt weergegeven in de gemiddelde bestedingen per persoon per vakantiedag. Deze cijfers zijn bekend uit het Continu Vakantieonderzoek. Dit onderzoek is gebaseerd op een steekproef onder de Nederlandse bevolking en heeft dus alleen betrekking op Nederlandse vakantiegangers. Omdat de steekproef voor Fryslân relatief beperkt is vertonen de uitkomsten voor Fryslân jaarlijks iets grotere schommelingen dan landelijk. De staat van recreatie en toerisme Recreatie en toerisme is een belangrijke sector in Fryslân. Ongeveer 6,6% van de totale werkgelegenheid is direct afhankelijk van toerisme en recreatie (van vooral eigen inwoners). In 2012 betreft dit circa 19.000 arbeidsplaatsen. Het landelijke percentage is 6,2% en ligt daarmee wat lager. Met inbegrip van de indirecte effecten is 8,8% van de Friese werkgelegenheid afhankelijk van de sector recreatie en toerisme. De gemiddelde bestedingen van vakantiegangers in Fryslân zijn iets hoger dan landelijk. In 2012 was dit in Fryslân bijna 30 euro per dag tegenover ruim 25 euro per dag landelijk.
werkgelegenheid R&T
werkgelegenheid R&T (index) totale werkgelegenheid (index)
(rechter-as)
20.000
108 106
19.500
index : 2003 = 100
104 19.000
102 100
18.500
98
18.000
96 17.500
94
17.000
92 2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Figuur 3.7 Ontwikkeling werkgelegenheid (absoluut in arbeidsplaatsen en geïndexeerd) in de sector Recreatie en Toerisme in Fryslân en Nederland.
De Staat van Fryslân
73
Fryslân
Nederland
€ 35
€ 30
€ 25
€ 20
€ 15
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Figuur 3.8 Ontwikkeling gemiddelde dagbesteding (in euro’s) per persoon in Fryslân en Nederland
De ontwikkeling van recreatie en toerisme Sinds het uitbreken van de economische crisis in 2008 is de werkgelegenheid in de sector Recreatie en Toerisme afgenomen van 19.750 in 2008 tot 19.000 banen in 2012. Tussen 2008 en 2012 zijn in totaal dus bijna 800 banen verloren gegaan. De grootste verliezers in deze sector zijn de horeca en de jachtbouw, maar ook bij de logiesaccommodaties is het aantal banen afgenomen. Alleen de deelsector cultuur, recreatie en amusement heeft nog steeds een kleine groei. Vóór de economische crisis was de banengroei in deze sector groter dan gemiddeld in Fryslân, maar de laatste jaren de krimp dus ook. Deze sector heeft dus meer dan gemiddeld te lijden van de economische teruggang. Het aandeel van de sector R&T in de werkgelegenheid is hierdoor licht gedaald van 6,8% in 2008 naar 6,6% in 2012. De gemiddelde bestedingen per persoon per vakantiedag zijn de afgelopen 10 jaar met 18% gestegen van vijfentwintig euro naar bijna dertig euro per dag. De gemiddelde bestedingen waren tien jaar geleden in Fryslân al hoger dan het Nederlandse gemiddelde en dat verschil is afgelopen decennium zelfs nog iets groter geworden, want het gemiddelde is landelijk maar met 16,5% gestegen. De toekomst van recreatie en toerisme Het NBTC-NIPO verwacht dat Nederlanders dit jaar minder vaak op vakantie zullen gaan, maar vooral minder naar het buitenland zullen gaan. Het aantal binnenlandse vakanties zal naar verwachting ongeveer gelijk zal blijven. De uitgaven aan vakanties worden verwacht te gaan dalen, omdat veel consumenten door de bezuinigingen minder te besteden zullen hebben. Ook is een duidelijke langetermijnontwikkeling zichtbaar naar minder lange vakanties en meer korte vakanties. Definities en bronnen nn Continu Vakantieonderzoek. nn Toerismemonitor Fryslân. nn NBTC-NIP, persbericht 8 januari 2013.
74
De Staat van Fryslân
3.6 n Werkgelegenheid Als gevolg van de economische en financiële crisis staat de werkgelegenheid onder druk. Binnen enkele sectoren is sprake van een behoorlijke krimp in het aantal banen. Dankzij de jaarlijkse groei binnen de gezondheids- en welzijnszorg is de totale werkgelegenheidskrimp beperkt gebleven. De staat van de Friese werkgelegenheid Op 1 april 2012 telt Fryslân in totaal 287.022 banen. Het betreft 227.374 fulltime banen (banen van minimaal 15 uur per week) en 59.648 parttime banen (banen van minder dan 15 uur per week). In totaal wordt 55% van de banen bezet door een man en 45% door een vrouw. De meerderheid van de fulltime werkgelegenheid wordt ingenomen door mannen (60%). Binnen de parttime banen zijn vrouwen met 66% in de meerderheid. Landelijk is met 44% het aandeel banen bezet door een vrouw iets minder. Dit verschil van één procent is te verklaren door de relatief grotere zorgsector in Fryslân. De zorgsector is de grootse werkgever in Fryslân, gevolgd door de industrie, handel en zakelijke dienstverlening. De ontwikkeling van de Friese werkgelegenheid Tussen 2011 en 2012 is het aantal fulltime banen in Fryslân met 1.790 afgenomen. Dit betekent een krimp van 0,8%. Landelijk is het aantal fulltime banen in dezelfde periode met 0,7% iets minder sterk gekrompen.
Gezondheids- en welzijnszorg Overige dienstverlening Nutsbedrijven Zakelijke dienstverlening Vervoer, opslag en communicatie Handel en reparatie Industrie/delfstoffenwinning Landbouw/visserij Openbaar bestuur en overheid Onderwijs Financiële instellingen Horeca Bouwnijverheid -8% Figuur 3.9
-6%
-4%
-2%
0
2%
4%
Ontwikkeling werkgelegenheid per sector tussen 2011 en 2012.
De werkgelegenheidsontwikkeling verschilt sterk per sector. De gezondheidszorg (grootste sector in Fryslân) had zowel relatief als absoluut de grootste banengroei met 3,4%. Dit was een toename met 1.240 tot totaal 37.980 banen. Ook binnen de dienstverlening en bij de nutsbedrijven groeide de werkgelegenheid licht. De sectoren landbouw, industrie, handel en vervoer hebben een verlies van minder dan 2%. Ook de totale toeristisch-recreatieve werkgelegenheid in Fryslân nam af met
De Staat van Fryslân
75
0,6%. Bij de horeca, financiële instellingen, onderwijs en overheid was sprake van een verlies van meer dan 2%. De bouwsector heeft 1.130 banen verloren en is daarmee 6% gekrompen. Fryslân
Noordoost-Frl
Zuidoost-Frl
Nederland
Noordwest-Frl
Zuidwest-Frl
Wadden
115
index : 2002 = 100
110
105
100
95
90 2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Figuur 3.10 Ontwikkeling werkgelegenheids (index) regopnaal, provinciaal en Nederland (banen van minimaal 15 uur).
In 2009 werden de gevolgen van de financiële en economische crisis zichtbaar in de Friese werkgelegenheid. Tussen 2008 en 2009 bleef de totale werkgelegenheid nog stabiel, tussen 2009 en 2010 was er sprake van een krimp van 1,7%, waarna er een klein herstel van 0,4 volgde tussen 2010 en 2011. In 2012 was sprake van een krimp van 0,8%. Gevolgen van de crisis zijn op sectorniveau duidelijk merkbaar. Binnen de bouw, de industrie en bij de financiële instellingen zijn de gevolgen van de crisis sinds 2008 groot. Binnen de bouw is sinds het uitbreken van de crisis 14,4% van de werkgelegenheid verloren gegaan. Financiële instellingen kennen een krimp van 8,1% en binnen de industrie is 7,3% van de werkgelegenheid verdwenen. De crisis wordt enigszins gecamoufleerd door de sterke banengroei in de zorg en welzijnssector. In de afgelopen tien jaar kent de Friese werkgelegenheid met 3,7% een iets minder sterke groei dan de landelijke (4,3%). Er zijn duidelijke verschillen tussen de streekregio’s waarneembaar in werkgelegenheidsontwikkeling. In Zuidwest-Fryslân en Zuidoost-Fryslân is het aantal banen sinds 2002 met respectievelijk 7,5% en 6,6% toegenomen; ruim boven het provinciaal en landelijk gemiddelde. Het Noorden van de provincie laat een heel ander beeld zien. Noordwest-Fryslân kent sinds 2002 een kleine groei van 1,7% en Noordoost-Fryslân zelfs een krimp van 2,2%. Het aandeel vrouwen in de Friese werkgelegenheid (fulltime banen) is sinds 2002 toegenomen van 36,5% naar 40%. De toekomst van de Friese werkgelegenheid Herstel van de economie zal nog even op zich laten wachten en het herstel zal heel geleidelijk zijn. Momenteel lezen we bijna dagelijks berichten over Friese bedrijven die in financiële moeilijkheden zitten of failliet gaan en het einde hiervan is nog niet
76
De Staat van Fryslân
in zicht. Ook voor de periode 2012-2013 wordt een lichte krimp verwacht. Binnen de bouw wordt nog een forse krimp verwacht. Gegeven de lage verwachte economische groei voor de periode 2014-2017 stijgt, volgens de arbeidsmarktprognose van het UWV, ook het aantal banen maar weinig: gemiddeld 0,7% per jaar. Bronnen en definities nn Provincie Fryslân, Werkgelegenheidsregister 2012. nn LISA, Werkgelegenheidsregister Nederland. nn UWV WERKbedrijf, Basisset Regionale Arbeidsmarktinformatie januari 2013. nn UWV WERKbedrijf, Regionale arbeidsmarktschets 2012. nn UWV WERKbedrijf, UWV Arbeidsmarktprognose.
3.7 n Werkloosheid Werkloosheid is het verschil tussen vraag en aanbod van arbeid. De vraag vanuit de beroepsbevolking en het aanbod vanuit het werkveld. In dit tijdsgewricht neemt de beroepsbevolking licht toe, terwijl de werkgelegenheid afneemt met als gevolg een toenemende werkloosheid. In deze sheet wordt onder werkloosheid beschouwd aan de hand van de indicator aantal niet-werkende werkzoekenden. De staat van de werkloosheid Eind januari 2013 telde Fryslân 29.200 niet-werkende werkzoekenden. Dit is 10% van de Friese beroepsbevolking. Landelijk is 7,7% van de beroepsbevolking op zoek naar werk. Ook de werkloosheidspercentages van Groningen en Drenthe van 10,1 en 9,8% zijn relatief hoog.
Schiermonnikoog Ameland Terschelling Dongeradeel Ferwerderadiel het Bildt Vlieland Harlingen
Franekeradeel
Menameradiel
Leeuwarderadeel Leeuwarden
Achtkarspelen Tytsjerksteradiel
Smallingerland
Littenseradiel Boarnsterhim
werkloosheid in %
Ooststellingwerf Skarsterlân
4-6 8 - 10
Opsterland
Súdwest Fryslân
<4 6-8
Kollumerland
Dantumadiel
GaasterlânSleat
Lemsterland
Heerenveen
Weststellingwerf
>= 10 Figuur 3.11 Het percentage niet-werkende werkzoekenden per gemeente als percentage van de beroepsbevolking (stand januari 2013).
De Staat van Fryslân
77
Binnen de gemeenten Achtkarspelen, Dantumadiel, Dongeradeel, Harlingen, Leeuwarden, Smallingerland en Weststellingwerf is meer dan 10% van de beroepsbevolking werkzoekend. Leeuwarden kent met 14,9% het grootste aandeel en Terschelling met 4,2% het laagste percentage werkzoekenden. 52,3% van de werkzoekenden behoort tot de groep van 27-50-jarigen en 32,9% tot de 50-plussers. De groep jongeren (15-27 jaar) neemt 14,8% in van alle werkzoekenden. Van alle werkzoekenden heeft bijna de helft (48,6%) geen startkwalificatie. Dit is de groep met basisonderwijs, VMBO of MBO-1 als hoogst afgeronde opleiding. 13,1% van de Friese werkzoekenden heeft een HBO- of WO-opleiding genoten. Eind januari 2013 was 55,5% van de werkzoekenden minimaal zes maanden niet-werkend. Het aantal werkzoekenden is in Fryslân het hoogst voor productiemedewerkers, bouwvakkers, chauffeurs, hulpkrachten horeca & verzorging en administratieve employés. De ontwikkeling van de werkloosheid In januari 2013 telde Fryslân 6.700 meer werkzoekenden dan een jaar eerder: een stijging van 29,8%. Met name het aantal werkzoekenden onder jongeren (15-27 jaar) is met 52% fors toegenomen. De groep ouderen (50-65 jaar) kent met een stijging van 18% een relatief kleinere groei. Vergeleken met jongeren is de dynamiek van in- en uitstroom bij ouderen laag. Ouderen worden minder snel niet-werkend, maar als ze het eenmaal zijn komen ze relatief minder gemakkelijk weer aan het werk. De dynamiek onder jongeren is groot, omdat jongeren vaak op basis van tijdelijke contracten werken. Door deze tijdelijke contracten zijn het de jongeren die tijdens economische teruggang eerder hun baan verliezen. Aan de andere kant geldt dat bij een verbetering van de conjunctuur de jongeren als eerste zullen profiteren. In de afgelopen tien jaar is te zien dat het werkloosheidspercentage in Fryslân structureel hoger ligt dan landelijk. De huidige werkloosheid is overigens nog steeds lager dan gedurende de recessie halverwege het afgelopen decennium. Fryslân
Nederland
14% 12% 10% 8% 6% 4% 2% 0%
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Figuur 3.12 Ontwikkeling aantal niet-werkende werkzoekenden als percentage van de beroepsbevolking in Fryslân en Nederland.
78
De Staat van Fryslân
2013
De toekomst van de werkloosheid Het aantal werkzoekenden wordt bepaald door de ontwikkelingen in vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. Een groeiende werkgelegenheid leidt tot minder werkzoekenden. Een hoger arbeidsaanbod geeft meer werkzoekenden. Voor 2013 wordt een lichte afname van werkgelegenheid verwacht en gecombineerd met een verwachte toename in het aanbod aan arbeid zal dit leiden tot een toename van het aantal werkzoekenden in 2013. De verwachting is dat mannen in 2013 meer moeite zullen hebben met het vinden van werk, omdat typische mannensectoren als bouw en industrie, langzaam zullen herstellen van de crisis. Vrouwen hebben hier minder last van omdat ze vooral in minder conjunctuurgevoelige sectoren als de zorg werken. Op de middellange termijn (2014-2017) zijn de economische groeiverwachtingen laag. Hierdoor zal ook de verandering in de arbeidsvraag niet groot zijn. Er wordt een kleine banengroei verwacht. Het arbeidsaanbod neemt ook maar weinig toe. Volgens het UWV is het saldo van de groei van arbeidsvraag en -aanbod positief met als gevolg een kleine daling van het aantal werkzoekenden. Deze voorspelling is echter onzekerder dan gebruikelijke prognoses van het aantal werkzoekenden. Definities en bronnen nn Niet-werkende werkzoekenden = alle werkzoekenden die ingeschreven staan bij het UWV WERKbedrijf en die niet werken of minder dan 12 uur per week werken. Het aantal werkzoekende jongeren zal in werkelijkheid nog hoger liggen, aangezien ze geen inschrijfplicht bij het UWV hebben. nn UWV WERKbedrijf, Basisset Regionale Arbeidsmarktinformatie januari 2013. nn UWV WERKbedrijf, Regionale arbeidsmarktschets 2012. nn UWV WERKbedrijf, UWV Arbeidsmarktprognose.
3.8 n Inkomen Deze paragraaf geeft een beeld van de inkomensniveaus in Fryslân en de mate waarin mensen van de bijstand gebruik maken. De staat van het inkomen Het inkomensniveau ligt in Fryslân van oudsher onder het landelijk gemiddelde. In 2010 was het gemiddeld besteedbaar inkomen per huishouden in Fryslân € 31.400 en in Nederland € 34.300. Gemeentelijk variëren de gemiddelde inkomens tussen de € 29.000 (Leeuwarden) en € 36.400 (Littenseradiel). In de noordelijke schil zijn de inkomensniveaus gemiddeld wat lager en in de A7-zone en in de buurgemeentes van Leeuwarden wat hoger. Dat gemiddeld lagere inkomen in Fryslân wordt veroorzaakt door oververtegenwoordiging van de laagste inkomensgroepen en ondervertegenwoordiging van de hoogste inkomensgroepen. Het aantal bijstandsuitkeringen lag in december 2012 in Fryslân op 15.070. Ongeveer 5% van de particuliere huishoudens heeft daarmee een bijstandsuitkering. Landelijk ligt dit percentage iets lager op 4,8%. Per gemeente hangt het percentage huishoudens met een bijstandsuitkering sterk samen met het gemiddelde besteedbaar inkomen van huishoudens. Huishoudens in de noordelijke schil hebben naar verhouding vaker een bijstandsuitkering dan in het zuiden van de provincie. Het percentage
De Staat van Fryslân
79
huishoudens met een bijstandsuitkering is in de gemeente Leeuwarden met 8,7% het hoogst.
Schiermonnikoog Ameland Terschelling Dongeradeel Ferwerderadiel het Bildt Vlieland Harlingen
Franekeradeel
Menameradiel
Leeuwarderadeel Leeuwarden
Kollumerland
Dantumadiel
Achtkarspelen Tytsjerksteradiel
Smallingerland
Littenseradiel Boarnsterhim
Opsterland
huishoudinkomen (x € 1000) Súdwest Fryslân
< 30,8
Ooststellingwerf
30,8 - 31,5
Skarsterlân
31,5 - 32,2 GaasterlânSleat
32,2 - 32,9 >= 32,9
Lemsterland
Heerenveen
Weststellingwerf
onbekend
Figuur 3.13 Gemiddeld particulier besteedbaar huishoudinkomen per gemeente 2009.
Fryslân
Nederland
140
index : dec 2012 = 100
130
120
110
100
90
80 '02
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
Figuur 3.14 Ontwikkeling aantal bijstandsuitkering (index) in Fryslân en Nederland.
80
De Staat van Fryslân
2012
De ontwikkeling van het inkomen. Het gemiddeld besteedbaar inkomen per huishouden is in Fryslân in de periode 2008-2010 met gemiddeld € 400 afgenomen, terwijl het landelijk gelijk is gebleven: de ontwikkeling van het inkomensniveau in Fryslân blijft sinds 2008 achter bij de landelijke ontwikkeling. In 2010 had een Fries huishouden gemiddeld bijna € 3.000 minder te besteden dan elders in Nederland. In de jaren 2001-2008 was dit verschil steeds € 2.500. Er zijn nog geen cijfers beschikbaar voor 2011 en 2012. Wel is de verwachting dat dit verschil in recente jaren verder is toegenomen, omdat het aantal bijstandsuitkeringen in Fryslân relatief meer is toegenomen. Ook is het aandeel aan lagere inkomens in Fryslân sterker toegenomen waardoor de verschillen met elders in Nederland zijn toegenomen. Het aantal bijstandskeringen in Fryslân is tussen december 2002 en december 2012 met 29% toegenomen van 11.660 tot 15.070 uitkeringen. Landelijk was deze toename maar 7%. Met name de laatste 2 jaar wordt het verschil groter. Regionaal is in Noordoost en Zuidoost de toename groter dan gemiddeld (toename respectievelijk 39% en 34%). De toekomst van het inkomen Het gemiddeld besteedbaar inkomen zal bij aanhoudende recessie en verdere lastenverzwaringen de komende jaren waarschijnlijk afnemen, zowel landelijk als provinciaal. Vanwege de recente patronen zal de provinciale afname in inkomen waarschijnlijk iets groter zijn dan de landelijke met meer werkloosheid in Fryslân dan landelijk. De ontwikkeling van het aantal bijstandsuitkeringen wordt conjunctureel bepaald, maar de conjunctuurgevoeligheid is minder sterk en direct dan bij bijvoorbeeld het aantal werkloosheidsuitkeringen, omdat mensen pas terugvallen op de bijstand als hun recht op WW is opgebruikt. Hierdoor duurt het een tijdje voordat groeiende werkloosheid leidt tot meer bijstandsuitkeringen. Hoewel we dus al een stijging zien in het aantal bijstandsuitkeringen, lijkt het einde nog niet zicht. In de uitstroom is wel een direct effect zichtbaar. Zodra iemand een baan vindt, vervalt zijn recht op een bijstandsuitkering. Zolang de economische recessie aanhoudt zal het aantal bijstandsuitkeringen stijgen., Definities en bronnen nn CBS, Regionaal Inkomens Onderzoek (RIO).
3.9 n Innovatie Innovatie komt vanuit verschillende sectoren: bedrijfsleven, universiteiten, researchinstellingen en particulieren. Het gaat om onderzoek en ontwikkeling gericht op nieuwe producten, productieprocessen, diensten en markten. Innovatie draagt bij aan voortdurende vernieuwing van de economische sectoren en aan groei van de economische sector, werkgelegenheid en inkomen. Beleidsmatig richt de provincie Fryslân zich op de sectoren: recreatie en toerisme, zorgeconomie (cure & care), agrofood, duurzame energie en watertechnologie. Er zijn geen gegevens beschikbaar die de innovatie-ontwikkelingen binnen Fryslân exact duiden. De
De Staat van Fryslân
81
ontwikkeling van het aantal vestigingen en de werkgelegenheid in genoemde sectoren geeft een indicatief beeld. Er kan niet per definitie gezegd worden dat binnen elk van deze bedrijven innovatie plaatsvindt. Helaas zijn er voor de sectoren watertechnologie en duurzame energie over het aantal vestigingen en de werkgelegenheid nauwelijks gegevens bekend. De staat van innovatie Uit onderzoeken naar het innovatieklimaat in Nederland blijkt dat Fryslân niet voorop loopt. In een dun bevolkte regio als Fryslân zijn de condities waarbinnen innovaties tot stand komen, beperkt aanwezig. Bovendien ligt het opleidingsniveau van de Friese beroepsbevolking onder het Nederlandse gemiddelde, ligt de kennis intensiteit binnen de productiestructuur op een lager niveau en zijn er relatief weinig creatieve banen. De totale investeringen in research & development (R&D) zijn met 1,3% van het landelijk totaal bescheiden. Binnen Noord-Nederland is de positie van Fryslân wel stevig. Meer dan 40% van de totale private investeringen in R&D in Noord-Nederland vindt hier plaats. In 2012 waren in Fryslân in totaal 14.274 vestigingen in de sectoren agrofood, cure & care en recreatie & toerisme. Ruim 6.000 vestigingen betreft agrofood-bedrijven (waaronder de landbouwbedrijven). Gezamenlijk zijn de drie beschouwde sectoren goed voor 61.828 banen in 2012. Het aantal arbeidsplaatsen is in de sector cure & care met circa 37.000 banen het grootst (een aandeel van 48% op het totaal van de beschouwde drie sectoren). vestigingen 2002
werkgelegenheid 2002
vestigingen 2012
werkgelegenheid 2012
8.000
40.000
7.000
35.000
6.000
30.000
5.000
25.000
4.000
20.000
3.000
15.000
2.000
10.000
1.000
5.000
0 r
Ag
od
o of
re Ca e) & i e m r Cu cono e rg (zo
e ati cre isme e R er To &
r
Ag
od
o of
re Ca e) & i e m r Cu cono e rg (zo
e ati cre isme e R er To &
0
Figuur 3.15 Aantal vestigingen en werkgelegenheid in innovatieve sectoren.
Fryslân kende in 2012 72 vestigingen in de sector watertechnologie. Samen zijn deze bedrijven goed voor 0,8% van de totale Friese werkgelegenheid. In totaal kende Noord-Nederland in 2012 ca. 128 vestigingen in de sector watertechnologie, dat is
82
De Staat van Fryslân
9-11% van de totale Nederlandse omvang van de sector. De watertechnologie activiteiten in het noorden zijn daarmee geconcentreerd in de provincie Fryslân. In februari 2012 was 7,4% van de Friese bedrijven actief in de duurzame energie sector. 27% van de Friese bedrijven gebruikt groene stroom of groen gas voor verwarmen en/of verlichting en 16,4% voor producten of diensten. Een klein aantal bedrijven (0,2%) produceert zelf groengas, biogas of stortgas. De ontwikkeling van innovatie Het aantal agrofood-vestigingen in Fryslân is in de periode 2002-2012 afgenomen met 1.350 bedrijven; een afname van 17,4%. Het aantal arbeidsplaatsen nam daarbij met bijna 5.000 af; een afname van 19%. Hierdoor daalde het aandeel van deze sector in de totale Friese werkgelegenheid van 11,6% naar 9,1%. Het aantal vestigingen in de sector cure & care is de afgelopen 10 jaren juist met 94,7% gestegen naar 3.684 vestigingen. Dit ging gepaard met een groei van bijna 8.000 arbeidsplaatsen. Het aandeel van deze sector in de totale Friese werkgelegenheid steeg daarmee van 13,5% in 2002 naar 16,4% in 2012. Met betrekking tot de sectoren watertechnologie en duurzame energie zijn (nog) geen cijfers bekend met betrekking tot de situatie in het verleden. Wel blijkt dat het aantal watertechnologie bedrijven in Noord-Nederland in 2012 met ca. 128 bedrijven groter is dan de 75 bedrijven die in eerdere studies werden geteld. Of dat betekent dat er een groei van de sector heeft plaatsgevonden, is op basis van deze cijfers niet direct te bepalen. Wel blijkt dat van de bedrijven die in deze studie zijn meegenomen, ongeveer 20% nog niet bestond in 2003. Dit duidt op een groei. De toekomst van innovatie Het kabinet wil topsectoren nog sterker maken. Topsectoren zijn sectoren, waarin Nederland wereldwijd wil uitblinken. De sectoren agrofood, (duurzame) energie en water(technologie) vallen hieronder. De verwachting is dat deze sectoren zich verder kunnen ontwikkelen en uitbreiden dankzij maatregelen van de landelijke overheid. Fryslân heeft potentie om zich te ontwikkelen tot een kennisintensieve regio met het huidige aanbod aan HBO- en MBO-scholen. Bij de hogescholen gaat het om de Stenden Hogeschool, Noordelijke Hogeschool, Van Hall-Larenstein en de Academie voor Popcultuur (Hanze Hogeschool). In totaal studeren hier jaarlijks bijna 20.000 studenten. Definities en bronnen nn Agrofood = bedrijven in de agrarische sector zoals boeren, tuinders maar ook bedrijven die machines, zaaizaad of kunstmest maken. nn Cure & care = ouderenzorg, geestelijke gezondheidszorg, gehandicaptenzorg, algemene ziekenhuizen, huisartsen en revalidatie. nn BBO/Grontmij, Watertechnologie Noord-Nederland - Groeiende sector met grote toegevoegde waarde 2012. nn Provincie Fryslân, Economische beleidsvisie - Groen, slim en grensverleggend 2012 nn ING Economisch bureau, Stad biedt beste klimaat voor innovatie, kwartaalbericht regio’s augustus 2011. nn www.agrofoondlink.eu/nl/ nn www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/ondernemersklimaat-en-innovatie/ investeren-in-topsectoren
De Staat van Fryslân
83
3.10 n Basisonderwijs Binnen het basisonderwijs streven rijk, de Noordelijke provincies en schoolbesturen naar een kwaliteitsverbetering. Het gaat dan onder andere om: optimale leerprestaties, kwaliteit van het onderwijsleerproces en de kwaliteit van de schoolbesturen. Het CPB meldt in zijn ‘policy brief’ van 2011, dat de Nederlandse onderwijsprestaties sinds het begin van deze eeuw dalen, zowel ten opzichte van andere ontwikkelde landen als in absolute zin. Daarnaast heeft het basisonderwijs al enige jaren te maken met een daling van het aantal leerlingen. Dit heeft weer geleid tot het oplaaien van het debat over de relatie tussen schoolgrootte en kwaliteit. In onze provincie is het onderwijsbeleid er op gericht om door middel van drietaligheid de kwaliteit van het basisonderwijs te verhogen. Veel aandacht wordt besteed aan de doorgaande leerlijn van kindercentra naar het basisonderwijs. In lijn met deze thematiek presenteren we in deze paragraaf gegevens over de ontwikkeling in het aantal basisscholen en de gemiddelde schoolgrootte. Daarnaast laten we de ontwikkeling zien van de percentages zwakke en zeer zwakke basisscholen en tonen we de groei in het aantal drietalige basisscholen en twee- en Friestalige kindercentra. De staat van het basisonderwijs Bij de telling van 01-10-2012 telde Fryslân in totaal 470 basisscholen. Dat zijn er 150 meer dan in Groningen en 170 meer dan in Drenthe. De gemiddelde schoolgrootte in Fryslân bedraagt dit schooljaar 127 leerlingen en is al jarenlang het laagste van ons land (landelijk gemiddeld 222 leerlingen). Het percentage zwakke en zeer zwakke scholen ligt dit jaar in Fryslân respectievelijk op 4% en 0,2%. Dat betekent dat het percentage zwakke scholen nog 2,8% boven het landelijk gemiddelde ligt, maar het percentage zeer zwakke scholen komt overeen met het landelijk gemiddelde. Het aantal drietalige basisscholen ligt dit schooljaar op 49 en de teller voor het aantal twee- of Friestalige kindercentra staat op 130. (Zie figuren volgende pagina.) De ontwikkeling van het basisonderwijs In de periode 2001-2004 steeg het aantal basisscholen nog licht van 488 naar 493. Daarna heeft een lichte daling ingezet van 490 scholen in 2005 naar 470 in 2012. De gemiddelde schoolgrootte lag tot 2006 rond de 127 leerlingen, tussen 2006 en 2010 rond de 130 en daarna weer rond de 127 leerlingen. Het aantal zwakke en zeer zwakke basisscholen daalde tussen 2008 en 2012 van respectievelijk 14% naar 4% en van 6% naar 0,2%. Deze afname is groter dan landelijk. Het aantal drietalige basisscholen steeg in de periode 2003-2012 van 7 naar 49. Het aantal twee- en Friestalige kindercentra steeg in dezelfde periode van 33 naar 130. In totaal zijn er in de periode 2001-2012 37 basisscholen gesloten. Het tempo van sluiting lag tot 2009 op twee tot drie scholen per jaar, vanaf 2009 is dat gemiddeld bijna vijf scholen per jaar. Daarnaast zijn er 19 scholen bijgekomen. Dit zijn fusiescholen en een enkele samenwerkingsschool. Tien van de gesloten scholen stonden in de
84
De Staat van Fryslân
grotere kernen, de overige 27 stonden in kleinere kernen. Iets meer dan de helft van de gesloten scholen was openbaar en bijna een derde deel had protestants-christelijke signatuur.
gemiddeld aantal leerlingen
aantal basisscholen 600
500
400
300
200
100
0
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Figuur 3.16 Ontwikkeling aantal basisscholen en gemiddeld aantal kinderen per basisschool.
Landelijk zwak
Fryslân zwak
Landelijk zeer zwak
Fryslân zeer zwak
16% 14% 12% 10% 8% 6% 4% 2% 0%
jan 2008 jan 2009 jan 2010 sept 2010 sept 2011 sept 2012
Afname 2008-2012
Figuur 3.17 Ontwikkeling aandeel (zeer) zwakke scholen.
De toekomst van het basisonderwijs Het aantal leerlingen dat in onze provincie basisonderwijs volgt zal tussen 2010 en 2020 met circa 13% dalen. Het is in dat kader te verwachten dat het aantal scholen de komende jaren sneller zal dalen. Daarbij is een afname met ongeveer honderd scholen zeker niet uit te sluiten. De percentages zwakke en zeer zwakke scholen
De Staat van Fryslân
85
zullen nog wat verder kunnen dalen als de schoolbesturen er optimaal in slagen om een goed kwaliteitsbeleid te realiseren. Het aantal drietalige basisscholen neemt als gevolg van het specifieke beleid van de provincie jaarlijks met ongeveer tien scholen toe. De toename van het aantal twee/Friestalige kindercentra komt nu in de buurt van twintig per jaar. Definities en bronnen nn Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO)Cedin - Taalsintrum Frysk, drietalige basisscholen. nn Sintrum foar Frysktalige Berne Opfang (SFBO), Friestalige kindercentra. nn Onderwijsinspectie 2012, overzicht (zeer) zwakke basisscholen 2012.
3.11 n Middelbaar beroepsonderwijs Het rijk streeft naar goede doelmatigheid van het middelbaar beroepsonderwijs (MBO). Dit duidt erop dat de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt goed is. Het midden- en kleinbedrijf (MKB) neemt een overheersende positie in binnen de Friese economie en dus is het zeer van belang dat juist in Fryslân de aansluiting tussen het MBO en de arbeidsmarkt goed is. De Onderwijsraad spreekt van een goede aansluiting als de behoefte van jongeren die het onderwijs volgen aansluit bij de behoeftes van de (regionale) arbeidsmarkt. Ook moet de organisatie van het onderwijs in een regio efficiënt zijn georganiseerd. In een onderzoek van het Researchcentrum Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) is deze aansluiting van onderwijs op de arbeidsmarkt landelijk en regionaal onderzocht aan de hand van een zevental indicatoren. Deze paragraaf belicht de uitkomsten van dat onderzoek. We gebruiken steeds de gemiddelde indicatoren over de periode 2006-2011 en vergelijken Fryslân met Nederland. Alleen voor de indicator verhouding opleidingsrichting MBO-gediplomeerde schoolverlaters en samenstellingen beroepsbevolking zijn geen recente gegevens beschikbaar en gaat het om waarden uit de periode 2004 – 2007. De staat van de MBO-aansluiting In Nederland zijn de opleidingsrichtingen van MBO-gediplomeerde schoolverlaters redelijk in evenwicht met de samenstelling van de beroepsbevolking. Er zijn twee uitzonderingen. De eerste betreft het aantal MBO schoolverlaters in de techniek. Dit is met 26% lager dan het percentage MBO gediplomeerden dat in de techniek werkt (36%). In Fryslân betreffen deze percentages respectievelijk 28% en 34% en zijn hiermee dus iets gunstiger. De tweede betreft de sociaal-culturele sector. Hier is landelijk het omgekeerde het geval namelijk 30% versus 19%. De percentages in Fryslân zijn 31% versus 20%. In de technische sector deed Fryslân het dus iets beter dan het landelijk gemiddelde. In onze provincie is het percentage schoolverlaters in de groene sector lager dan het aantal werkenden in deze sector.
86
De Staat van Fryslân
De woon-werkmobiliteit is in deze periode landelijk 20% en in Fryslân 12%. De werkloosheid onder de Friese MBO schoolverlaters is met 6,5% hoger dan het landelijk gemiddelde van 4,6%. De werkloosheid onder de MBO-schoolverlaters en de werkloosheid onder de beroepsbevolking houden elkaar landelijk vrijwel in evenwicht. In Fryslân is de werkloosheid onder de MBO-schoolverlaters met 6,5% hoger dan die van de Friese beroepsbevolking (4,6%). Het percentage MBO schoolverlaters dat spijt heeft van de gevolgde opleiding is landelijk 18% en ligt in Fryslân iets hoger. Het percentage MBO-schoolverlaters dat ontevreden is over de aansluiting tussen opleiding en werk is landelijk 22% en ligt in Fryslân 2% hoger. Het percentage MBO-schoolverlaters dat onder het opleidings niveau werkt is landelijk 23% en in Fryslân met 22% iets lager. Landelijk opleidingsrichting MBO-gediplomeerderen /
Fryslân
2006-2011
2006-2011
Niet bekend
Niet bekend
samenstelling beroepsbevolking woon-werkmobiliteit
20%
12%
werkloosheid MBO schoolverlaters
4,6%
6,5%
werkloosheid beroepsbevolking
4,6%
4,6%
spijt van de gevolgde opleiding
18%
19,2%
ontevreden over aansluiting opleiding en werk
22%
24%
onderbenutting
23%
22%
De ontwikkeling van de MBO-aansluiting Bij maximaal vijf van de zeven indicatoren wijkt de situatie in Fryslân in negatieve zin af van het landelijk gemiddelde. Bij de andere indicatoren is er sprake van een positief verschil. Het Friese MBO lijkt mogelijk wat doelmatiger te kunnen gaan werken. We zien in onze provincie net als elders in Nederland een lage interesse voor de sector techniek. Bij de sector groen is de belangstelling ook aan de lage kant, terwijl die bij de sociaal-culturele sector relatief hoog is zowel landelijk als in Fryslân. Door de economische crisis is de laatste jaren de jeugdwerkloosheid opgelopen en wordt er in de media weer gewezen op verdringingsverschijnselen. Met name HBO-afgestudeerden verdringen MBO-gediplomeerden. De toekomst van de MBO-aansluiting Als gevolg van de crisis zal de verdringing sterker optreden met als gevolg minder kansen voor lager opgeleiden. Voor werkgevers is het interessant om bijvoorbeeld een HBO-er invulling te laten geven aan een baan die in principe door een MBO-er kan worden gedaan. Stimuleren van de belangstelling voor de sector techniek blijft van groot belang. Het kabinet verwacht dat er bij onveranderd beleid een fors tekort aan technisch opgeleid personeel zal ontstaan. Overheden, onderwijs en bedrijfsleven in onze provincie staan voor de uitdaging om de technische sector van voldoende en goed gekwalificeerd technisch personeel te blijven voorzien.
De Staat van Fryslân
87
Een verbetering van de efficiency en effectiviteit van de beroepsopleidingen in het kader van de doelmatigheid van de regionale arbeidsmarkten blijft van groot belang, omdat het aantal jeugdigen de komende jaren nog zal blijven dalen. Definities en bronnen nn Researchcentrum Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), Technical Report(TR) 2013/1.
3.12 n Hoger onderwijs In deze paragraaf presenteren we cijfers over het aantal studenten en lectoraten aan de Friese hogescholen. We bekijken de ontwikkeling van de deelname van Friese studenten aan het HBO en WO in vergelijking met de landelijke deelname. De staat van het hoger onderwijs Het aantal studenten aan Friese hogescholen was ruim 24.000 in 2012. De NHL heeft de meeste studenten, Stenden volgt op korte afstand en Van Hall Larenstein is met bijna 4.000 studenten de kleinste hogeschool in Leeuwarden (figuur 3.18). In het aantal lectoraten is nauwelijks verschil tussen de NHL (20 lectoraten) en Stenden (21 lectoraten). Van Hall Larenstein heeft er 12, maar het is niet duidelijk of deze lectoraten geheel of gedeeltelijk in Leeuwarden actief zijn. Voor de duidelijkheid merken we op dat een lectoraat qua formatie veelal niet meer omvat dan 0,3 fte. Aantal lectoraten
2009
2011
Fries HBO NHL
8
20
Stenden
8
21
VHL
6
12
Van de Friese leerlingen kiezen relatief veel voor het HBO als vervolgopleiding en relatief weinig voor het WO. Daarmee is de Friese situatie afwijkend van de landelijke situatie. De deelname aan het HBO van oorspronkelijk Friese leerlingen lag in 2012 met 27% 3,8% boven het landelijk gemiddelde en bij het WO met 3,1%, bijna 10% onder het landelijk gemiddelde van 12,9%. Het gaat hier om gegevens van 18-23 jarigen in procenten van de totale deelname aan het reguliere onderwijs in Nederland en Fryslân. (Figuur 3.19) Uit de keuzegids HBO-voltijd blijkt een gemiddelde kwaliteitsscore voor het Friese HBO vergeleken met landelijke beoordelingen. Uit de keuzegids valt geen significant kwaliteitsverschil af te leiden tussen de verschillende sectoren van het Friese HBO en tussen de Friese HBO-instellingen. De ontwikkeling van het hoger onderwijs Bij de NHL is over de periode 2003 – 2012 sprake van een geleidelijke toename van bijna 1700 studenten. Bij Stenden zien we tot 2010 een stijging, gevolgd door een lichte daling. Tussen 2003 en 2012 is er bij deze instelling per saldo sprake van een stijging van ongeveer 2000 studenten. Bij Van Hall Larenstein daalde het aantal studenten tot 2008 met een kleine 500. In de drie volgende jaren stegen de aantallen weer licht gevolgd door een kleine afname in 2012. Per saldo is hier over de periode 2003 – 2012 het aantal studenten met iets minder dan 400 gedaald. In deze periode is het totaal aantal HBO-studenten in Fryslân toegenomen met 3305. Het aantal
88
De Staat van Fryslân
lectoraten is in de periode van 2009 tot 2011 bij alle Friese HBO-instellingen substantieel toegenomen. De NHL en Stenden hadden in 2009 beide 8 lectoraten. Van Hall Larenstein had er destijds 6. Deze toename wordt veroorzaakt doordat het landelijke beleid met betrekking tot lectoraten in 2008 nog maar kort van kracht was. Gedurende de daarop volgende jaren hebben de onderwijsinstellingen dit beleid goed kunnen uitvoeren. De eerder geconstateerde hogere deelname aan het HBO van Friese leerlingen daalde tussen 2008 en 2012 van 4,8% naar 3,8% hoger dan landelijk. De relatief lage deelname aan het WO nam vanaf 2008 licht toe van 9,0% naar 9,8% lager dan landelijk. Het gevolg is, dat de totale achterstand in deelname aan het hoger onderwijs van oorspronkelijk Friese leerlingen is toegenomen van 4,3% in 2008 naar 6% in 2012.
12.000
Noordelijke Hogeschool Leeuwarden
Van Hall Larenstein
Stenden
10.000
8.000
6.000
4.000
2.000
0
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Figuur 3.18 Ontwikkeling aantal studenten Friese hogescholen.
Frylân HBO
Fryslân WO
Nederland HBO
Nederland WO
30%
25%
20%
15%
10%
5%
0%
2008/2009
2009/2010
2010/2011
2011/2012
Figuur 3.19 Ontwikkeling deelnamepercentage Friese en Nederlandse studenten aan HBO en WO.
De Staat van Fryslân
89
De toekomst van het hoger onderwijs De toekomstige ontwikkelingen ten aanzien van het hoger onderwijs zijn met onzekerheden omgeven. Aan de ene kant zijn jongeren in tijden van economische crisis geneigd om verder te studeren. Aan de andere kant is er enige onzekerheid over de effecten van de mogelijke invoering van het sociaal leenstelsel. De krimp zal op termijn waarschijnlijk leiden tot een afname van het aantal Nederlandse studenten in het hoger onderwijs. In hoeverre deze afname gecompenseerd zal worden door een toename van buitenlandse studenten is niet eenvoudig te voorspellen. Wellicht kan in deze tijd een voorspeld fors tekort aan technisch geschoold personeel - ondanks een hardnekkige negatieve beeldvorming rond technische beroepen - het aantal studenten in deze sector doen toenemen. De realisatie van wetenschappelijke masteropleidingen in Leeuwarden - in het kader van de University Campus Fryslân: UCF - komt nu op gang. Het kan zijn dat deze ontwikkeling een positieve bijdrage levert aan de deelname van Friese studenten aan het wetenschappelijk onderwijs. Definities en bronnen nn Lector = een docent in het HBO met een speciale onderzoekstaak. De lector vormt een kenniskring van docenten om zich heen en werkt met hen aan onderzoek. nn CBS, deelname aan HBO en WO. nn Duo en jaarverslagen van de instellingen, aantal ingeschreven studenten bij de Friese HBO-instellingen. nn Jaarverslagen van de HBO-instellingen, aantal lectoraten in het Friese HBO. nn Keuzegids HBO voltijd. nn Researchcentrum Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), studiekeuze 123. nn Centrum Hoger Onderwijs Informatie (CHOI).
90
De Staat van Fryslân
Colofon Uitgave Provincie Fryslân Staf Ondersteuning Bestuur en Directie Eindredactie Marco Smulders en Meinte Engelmoer Afdeling Beleids- en Geo-Informatie
[email protected] Vormgeving Hella van Grinsven i.ov. provincie Fryslân Vormgeving kaarten en figuren: Rintje Hellingwerf Foto’s Jacob van Essen Hella van Grinsven Annelies Rueselink Tjitse Zijlstra Drukwerk Reprografie provincie Fryslân
1715_Staat van Fryslân_2013 © provincie Fryslân 2013
De Staat van Fryslân
91