De Familieblad Waringin
OFFICIEEL ORGAAN VAN DE STICHTING RIPASSA JAAR 2005 (26) – VERSCHIJNT EENMAAL PER JAAR
colofon De Waringin is een uitgave van de Stichting Ripassa. Het blad verschijnt eenmaal per jaar. Gestreefd wordt naar medio december. ABONNEMENT Door minimaal € 10,- over te maken op girorekening 31.46.479 t.n.v. de Stichting Ripassa, onder vermelding van voorletters, naam en adres, heeft u een jaarabonnement. Opzegging van het abonnement dient twee maanden voor de afloop van het lopende jaarabonnement schriftelijk te geschieden bij het secretariaat. SECRETARIAAT W. Kurd Ripassa Hoflandstraat 3, 3815 PP AMERSFOORT Nederland Tel. 033-4750473 (thuis) Tel. 06-26344279 (mobiel) E-mail:
[email protected]
REDACTIE-ADRES E.J.A. Ripassa-Schalk Rossinistraat 510, 1962 PG HEEMSKERK Nederland Tel. 0251-233445 Email:
[email protected]
inhoud pag. pag. pag. pag. klein-
1 2 4 5
pag. pag. pag. pag. pag. pag. pag. pag. pag. pa.g pag. pag. pag.
6 8 9 10 11 13 14 15 16 17 18 19 21
pag. pag. pag.
22 23 24
Pag.
25
Voorwoord en beste wensen California calling Fotoblad familie in de VS Brief van Augustina Weijgers aan haar dochter Celine Een onverwachte gebeurtenis Memories van August Ripassa Uitje van het jaar Een goed gebit is een rijk bezit Letters opvlindervleugels Gezocht Taalkronkels Vriendinnen Met pensioen Vakantieverkeer In de hof van Eden De poetoeverkoper Wat is Oost-Indisch doof? Blackey Koffie(ge)leuter Thee tubruk met ... Verkeerslichten Familiestamboom Stamboom van Hendrik August Ripassa
PENNINGMEESTER P.J. Ripassa-Lich Gooilandlaan 39, 8443 BE HEERENVEEN Nederland
REKENINGNUMMER VAN DE STICHTING Postbankrekening 31.46.479 OVERIGE BESTUURSLEDEN Ernst Ripassa (voorzitter) Jeff Ripassa Wendy Ripassa De redactie behoudt zich het recht voor ingezonden kopij in te korten, resp. aan te passen.
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm hetzij elektronisch, mechanisch, door middel van fotokopieën, opnamen of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de redactie van dit blad.
© COPYRIGHT 2005
1
Kopij zenden aan Joyce Ripassa, Rossinistraat 510, 1962 PG HEEMSKERK, of mailen naar
[email protected]
REDACTIE (in alfabetische volgorde) Ernst Ripassa - historie Rossinistraat 510, 1962 PG Heemskerk Joyce Ripassa (zie colofon) Kurd Ripassa - hedendaagse genealogie (zie colofon) Wendy Ripassa – Schillingdijk 2, 1060 SV Amsterdam
VOORWOORD
N
et als wij kunt u het misschien niet geloven: met deze jaarlijkse uitgave van De Waringin markeren we het eind van alweer een jaar. En naarmate we ouder worden lijkt die tijd wel steeds sneller te verstrijken. Dat schijnt vooral samen te hangen met de beleving van de tijd. Als je leven zich met het opgroeien vult met allerlei verantwoordelijkheden en verplichtingen, zijn je dagen vol met dingen die nu eenmaal moeten. En vliegen ze ook voorbij voordat je toekomt aan de dingen die je ook wel graag zou willen. Als we echt al oud van dagen zijn en de tijd weer aan onszelf hebben, horen we onszelf juist zeggen dat de tijd voorbij kruipt. We blikken meer terug dan dat we vooruitkijken. Veranderend perspectief noem je dat. Ach, zo te leven als een kind. Een leven vol ontdekkingen, iedere dag weer tientallen ontdekkingen die gepaard gaan met allerlei emoties en gedachten. Van blijdschap, schrik, vreugde, verwondering. De dagen nemen zoals ze komen en je te verwonderen. Het zijn maar weer gedachten die bij het einde van het jaar horen. Wat heerlijk om deze bijzondere tijd van winterkou, korte dagen, feestdagen in een hoekje te kunnen kruipen met ons familieblad. Het 11e jaar alweer mensen. Dat is toch geweldig. Hartelijk dank aan allen die een bijdrage hebben geleverd. Dankzij jullie kan de Waringin, hoe sporadisch ook, blijven verschijnen. We nemen afscheid van 2005, verwelkomen 2006 en dat met de bijzondere bijkomstigheid dat we René Ripassa en zijn zoon Ahren, woonachtig in La Mirada, California, deze feestdagen op bezoek hebben. Iedereen veel leesplezier, hele fijne feestdagen en een gelukkig en gezond 2006 toegewenst. De redactie
2
CALIFORNIA CALLING
H
allo Ripassa-stamleden!
Hoe staat het leven in Europa? Happy en gezond en smiling natuurlijk. De euro is sterk en meer waard dan onze dollar. 1 euro is nu $ 1.17, was eerst hoger: $ 1.30. Wij zijn intussen (nog) niet verhuisd. Wie weet in 2006. We‘re slowing down. Misschien wegens ouderdom. Ja, je kunt niet door blijven gaan met pindah-pindah. Dat ga je echt in je rug voelen en in je beurs. En gosok met obat matjan of Bengay helpt ook niet. Wij zijn een jaartje ouder en een jaartje wijzer. Hopelijk. Dit doet mij direct denken aan een tegeltje aan de wand bij een Nederlandse kennis, dat zegt: ―Verstand komt met de jaren – dus er is nog hoop!‖ (Lach niet!) Dit jaar hebben wij geen verre reizen gemaakt naar het buitenland. Dat laten wij voorlopig aan jullie over. Afgelopen september wel met vakantie in Ohio geweest bij Ethne‘s dochter Inge en haar man. Voor 3 ½ week. Ohio had echt herfstweer: warm met af en toe gelukkig wat regen. Zoals ik ‘t vorig jaar schreef, had Inge een zware, riskante operatie ondergaan met een langzaam herstel erna. Ever so slowly. Maar we blijven hopen en bidden. Ze zit nu in een rolstoel en gaat driemaal per week met haar man voor watertherapie naar het zwembad van het rehabilitatiecentrum. Wij hebben hen vergezeld. Inge‘s schoonouders wonen ver van hen vandaan en we hebben ze vaak opgezocht. Amerikanen van Nederlandse afkomst (DeWitt). 3e generatie immigranten en ergens in de verte nog afstammend van Cornelis de Wit (uit onze vaderlandse geschiedenis, remember?) Ze zijn trots op hun Nederlandse afkomst. Hun keuken is daarom prachtig ingericht met veel Delftsblauwe tegels. Het zijn heel aardige mensen, al gepensioneerd en ze wonen iets buiten het stadje Weston, op het platteland zo gezegd. Dus veel weilanden en soja- en maïsvelden rondom. … Ons leven in California Nog even leuk en zonnig, nog even gevaarlijk met meer files op de freeways en wapens. Branden? Ja ook die hebben we gehad. Gelukkig wat minder dan in vorige jaren. Wel veel regen gehad en aardverschuivingen met dure huizen die van de hellingen gleden. Kasian die mensen met hun million dollar kastelen. Maar wat er in Louisiana (o.a.New Orleans) gebeurde is, dat is echt rampzalig! Het traditionele Holland Festival in mei was voor ons allen weer een gezellige ―Dutch treat‖. De mensen kwamen van heinde en ver om elkaar weer eens te ontmoeten, om te dansen en te eten of zomaar te ngobrol op het gras of onder de bomen. En dan in augustus, wow, een Pasar Malam in Chino, California. Na lange tijd weer. Het was een Pasar Malam Kecil (één dag!). Voor een Pasar Malam Besar moet je in Den Haag zijn. Mijn broer René en zijn vriendin Lilian hadden een stand en verzorgden tevens ―The Tropical Fantasies‖ shows met o.a. Hawaïaanse, Tahitiaanse, Western en Arabische dansen.
3
René was kranig gekleed als Indiaans opperhoofd – Chief wachamacollet (zie foto). Als leuke verrassing voor ons kwamen familieleden uit Henderson, Nevada (bij Las Vegas) over. De familie Gilroy Freeth en opa Ben Freeth uit Simivalley, Ca. Een leuke en onverwachte family gathering (zie foto‘s) Eerder waren wij in mei 2005 nog in Las Vegas en konden we een Links Lex (nichtje van Jennifer) en rechts Jennifer zelf groepsfoto maken onder de boom. Met mijn linkerarm moest ik een vervelende tak uit onze gezichten omhoog houden. Ook van onze familie in Illinois (Fanny, Myerna + kids en Steven Alicea) treffen jullie een foto aan. Ik hoop op deze manier tegelijkertijd de Ripassa‘s, Freeths, Fourniers, Alicea‘s uit Amerika aan jullie in Nederland voor te stellen. Voor een familiedag wonen wij hier te ver uit elkaar. Jullie foto‘s van de familiedag in 2004 waren mooi en zo goed gerangschikt, als een mozaïek (petje af Joyce. Darn good work overall). De groepsfoto compleet met een ―Mena muria‖-bantal! 5 december 2005, 9.15 ‗s avonds De telefoon gaat en Ernst uit Holland belt met de vraag: ―Waar blijft je kopij voor de Waringin, Joyce wacht erop.‖ Ik was net bezig met schrijven en ben bijna klaar, zei ik. Nog een klein stukje. Maar ik loog – met mijn blocknote op schoot was ik gewoon in slaap gevallen voor de TV en dat na een halve dag rondslenteren/kerst-shoppen en lekker buiten eten in een Indonesisch restaurant. Met volle buik – slaap natuurlijk. Thanksgiving Day, 25 november is net voorbij, ook volgegeten aan kalkoen. Ja de kerstdrukte is nu begonnen. Dat betekent ook drukte met ons vroege kerstprogramma op 18 december a.s. in de kerk. Kerstliederen repeteren, kerstkostuums maken en het kerstdiner verzorgen. Een Ambonees zangkoor gaat voor ons zingen. Net als het vorige jaar. Dit jaar speel ik een engel (eerder een bengel) in een Christmas skit met een andere engel. Een soort dialoog. Wij allebei in wit (doop)gewaad en met vleugels, natuurlijk. Ja, hoe krijg je die? Misschien met schuimplastic, wat ijzerdraad, linnen en klittenband. Maar hoe beweeg je die vleugels? Ach, ik denk gewoon met tali lajangan – tjap Gadjah, nummer 9 en af en toe eraan trekken. Vliegerenthousiastelingen uit Indië/Indonesië van toen begrijpen wel wat ik bedoel. Ik draag ook een toupet voor dit evenement. Lach maar, lachen is gezond en goed voor het hart. Enfin, mettertijd stuur ik jullie een foto van deze heavenly angels. Merry Christmas! Mag ik jullie allemaal langs deze Waringin-weg het allerbeste toewensen? A merry Christmas 2005 and a blessed prosperous Newyear 2006! Remember: don‘t worry, be happy! For God loves us all! Engel # 1, Victor Ripassa
4
Fotoblad bij California Calling
Familie uit Bloomington'Normal (Illinois) V.l.n.r.: Fanny Alicea, Ariel Fournier, Steven Alicea, Myrna Fournier-Alicea en op de voorgrond Donovan Fournier Cindy en Arthur RobinsonGrashuis, Las Vegas (Nevada)
Lilian Reeder en René Ripassa
Las Vegas, mei 2005 V.l.n.r.: Vic, Ethne, Wanda Freeth met zoons Brandon en Shane, Debby en Gilroy Freeth met jongste zoon Preston op de arn en hun 3 zoons vooraan: Dakota, Garrett en Krys (evenbeeld van zijn vader)
5
Ethne en Vic op een "Country Fair" in Ohio
Pasar Malam, 21 aug. 2005 te Chino, CA. V.l.n.r.: Vic, Ethne, Ahren R., Gilroy Freeth met Preston op de arm, Debbie Freeth, Ben Freeth, Krys , René R. en Jennifer R.
BRIEF VAN AUGUSTINA WEIJGERS AAN HAAR KLEINDOCHTER CELINE
L
ieve Celine,
Door je telefonische vraag hoe het in mijn jeugd op school was, moest ik ver terugdenken. Zoals je weet ben ik geboren in Nederlands-Indië. Dat is een eilandengroep die vroeger aan Nederland behoorde, maar na de Tweede Wereldoorlog aan Indonesië werd overgedragen. Daarna zijn Opa, Oma met tante Roby en oom Boud in Nederland komen wonen. Vanaf mijn vierde jaar heb ik op de kleuterschool te BATAVIA (hoofdplaats van West-Java) bij de Zusters Ursulinen doorgebracht. Vóór 7 uur in de morgen werd ik naar school gereden in een gehuurd tweewielig voertuig. Daarin zat je rug aan rug met de bestuurder. Afgeleid van de Franse uitdrukking ‗dos-à-dos‘ werd het voertuig SADO genoemd. De koetsier mende z‘n paard heel behendig langs andere voertuigen en fietsers. Ook werd ik na afloop van de school om 12 uur in de middag weer gehaald en thuisgebracht. Toen ik overging naar de 4e klas mocht ik van mijn ouders met de fiets naar school. Die school droeg de naam ―GROTE KLOOSTER‖ en stond heel goed aangeschreven. In de 1e klas van de lagere school (nu genoemd basisschool) zaten de leerlingen twee aan twee in bruine houten schoolbanken. Die banken hadden over de hele lengte van het schrijfblad een horizontaal vlak van 5 à 6 cm breedte. In het midden ervan was een rond gat. Toen we later met inkt mochten schrijven, kwam daarin een smal glazen potje met een glazen kraag, waardoor de inktpot vast kwam te zitten. Aan weerszijden van het horizontale hout was een uitsparing gemaakt, waarin we een griffel, potlood en later de pen, konden neerleggen. Daarna kwam het enigszins schuin liggend houten blad, dat als tafel diende waarop boek of schrift bleef liggen. Ook herinner ik me dat voor in de klas een enorm grote leesplank stond. De afbeeldingen (= plaatjes) waren van JAAP, GIJS, DIEN. ZUS BOE (afkorting van BABOE = Indonesische bediende of verzorgster), OOM, WAF, VUUR, ROOK, TOL, ZEIL, de NEUS, het HUIS, een SCHIP. Deze namen hadden betrekking op het leesboekje dat wij later kregen. Allereerst werden klassikaal de namen van de leesplank gerepeteerd. Daarna de letters afzonderlijk. In de 1e klas kreeg elke leerling een lei in een houten raam gevat. Een lei is gemaakt van donkergrijs gesteente. Een griffel hoorde erbij. Een griffel is een schrijfstift, die je in de hand houdt om op de lei te schrijven. Had je op de lei een fout woord geschreven, dan kon je dat foutieve woord met je had uitwissen. Veel netter was het gebruik van een vochtige kleine spons uit een minidoosje. Wat ik me goed voor de geest kan halen, is een half schrift met lijntjes. Tussen de beide lijnt jes van ½ cm moesten we korte woordjes schrijven. De eerste regel was al voorgedrukt. Met potlood moesten we dat woord ‗natekenen‘ op de daaronder volgende regels. Toen dat heel goed ging, werden de inktpotten gevuld. Elke leerling kreeg een houten houder met aan het eind een koperen beslag waarin een kroontjespen geschoven werd die dan goed vast zat. Een zelfgemaakte inktlap moesten we van huis meenemen om onze gebruikte pen na afloop van de les schoon te vergen. Eén van onze leesboekjes ging over de belevenissen van OT en SIEN in een Indisch huis en in een Indische omgeving. Vanwege de duidelijk herkenbare tekeningen uit die tijd was het lezen ook aantrekkelijk. Ot en Sien huppelden in de tuin terwijl het regende. Zij droegen hansopjes. Zo‘n hansopje heb ik ook in huis gedragen, tot m‘n derde jaar dacht ik. Een hansopje is een ruim, meestal witkatoenen kledingstuk. Een heel geschikte klederdracht voor het warme klimaat in de tropen. Het verschil tussen beide hansopje was, dat dat van Sien van een smal kantje was voorzien. Veel later raakten deze hansopjes uit de mode. 6
In mijn lagereschool-periode waren er noch juffrouwen noch meesters, zoals jij die kent, Celine. Verder zaten bij ons uitsluitend meisjes in de klas. Op de broederscholen werden alleen jongens toegelaten. De School met de Bijbel en de openbare scholen hadden gemengde klassen, dus zowel jongens als meisjes in elk lokaal. Op het Grote Klooster kregen wij les van nonnen. Zij hadden een witte kap op hun hoofd. Als kleding droegen ze een lang, zwart habijt. Om het middel een zwart koord met daaraan een rozenkrans van zwarte kralen en een groot zwaar kruis eraan, dat slingerde bij het lopen. De zusters droegen overwegend zwarte schoenen met rubberen zolen, waardoor je ze nooit hoorde aankomen. Door het tikken van de kralen van de rozenkrans wisten we dat de zuster naderde. De aanspreektitel was ‗Mère‘(moeder in het Frans) gevolgd door hun naam, bijvoorbeeld Mère Theresia i.p.v. juf of juffrouw. Uit: de Indische Ot en Sien
Het bovenstaande zijn maar flarden uit een heel ver verleden. Te beginnen bij 1924. Foto‘s uit mijn schooltijd kan ik je niet tonen. Door de oorlog en het vluchten daarna zijn wij alles kwijtgeraakt. Toch heb ik mijn jeugd ervaren als een zorgeloze, rustige, leerzame periode. Enkele facetten uit die tijd zijn op mijn netvlies gebrand en in mijn hart blijven zitten. Oma A. Weijgers-Honken Ogelwight (geb. 1920)
EEN ONVERWACHTE GEBEURTENIS
O
ngeveer 2 jaar geleden, Nel was naar een bridgedrive toe, keek ik naar een TV-uitzending van de Friese Omrop Fryslân, het regionieuws. Er was onder andere ook een reportage over het Noord-Friese dorpje Driesum. Een dame uit dat dorp, bestuurslid van Dorpsbelangen, vertelde over plannen om een gedenkplaats te laten maken voor de vijf dorpsgenoten die in de Tweede wereldoorlog gesneuveld waren. Zij vonden de dood op de Noordzee, in een werkkamp, door een executie en in het voormalig Nederlands-Indië. Bij het woord Nederlands-Indië ging ik aandachtiger kijken en luisteren. Toen werden de namen genoemd van de desbetreffende slachtoffers, waaronder ook die van sergeant Jacob van de Meulen. De andere reportages gingen als in een waas aan mij voorbij, want de naam Jacob van der Meulen bleef maar in mijn hoofd doordreunen. Dezelfde uitzending zou over een uur worden herhaald. Tegen die tijd had ik pen en papier klaar liggen en heb ik de gegevens en de naam opgeschreven van het bestuurslid van Dorpsbelangen Driesum. De rest van die avond, tot Nel thuiskwam, ging ik diep in gedachten terug naar een deel van mijn jeugd in Indië. Wij, mijn ouders, broer Georg en ik, woonden in de Tjibuniweg in Bandoeng. Tijdens en direct na de politionele acties was Bandoeng de verlofstad van de Nederlandse strijdkrachten, waaronder veel gewonde militairen met of zonder shellshock. Deze militairen werden, als ze lichamelijk mobiel waren, opgevangen en verzorgd in een militair tehuis. Omdat ze zich gingen vervelen, gingen deze jonge kerels in groepjes op onderzoek uit in de woonwijken. Op een namiddag zat ons gezin op het terras thee te drinken toen er een groepje soldaten onze straat in kwam slenteren. Jonge kerels, blank, blond en met helder blauwe ogen kwamen dichter bij. Luid pratend en ginnegappend in een ons onbekende taal. 7
In een opwelling stuurde mijn vader mijn broer Georg naar hen toe met de uitnodiging om samen met ons gezin wat te komen drinken. Deze opwelling van mijn vader had als grondslag dat mijn ouders deze OVW‘ers (oorlogsvrijwilligers) als onze echte bevrijders beschouwden. Na wat onderling gesmoes kwamen de soldaten nogal beschroomd achter mijn broer aan het erf op en naar ons toe. Nadat ze zich hadden voorgesteld, waren gaan zitten en hun drinken hadden gekregen, kwamen de gesprekken enigszins verlegen op gang. Ze waren soldaat in het 2e compagnie 1-9 RY, bateljon Friesland en waren derhalve geboren en getogen Friezen. Idealisme en vaderlandsliefde brachten hen ertoe om als vrijwilliger dienst te nemen om naar Indië uitgezonden te worden. Het waren rustige types, open en met een fijne droge humor en het klikte direct met mijn ouders. Bij hun afscheid nodigden mijn ouders hen uit bij een volgend verlof bij ons te komen logeren. Daar gingen ze wat verlegen op in en zo kwamen ze ongeregeld bij ons over de vloer, want een afspraak maken was niet nodig. Als ze ons gezin niet thuis troffen, gingen ze in de schaduw van een boom in onze tuin liggen slapen tot wij thuiskwamen. Mijn ouders spraken ze altijd netjes aan met mevrouw en meneer. Van lieverlee veranderde dat al redelijk gauw in het Friese mem en heit, moeder en vader dus. Voor mijn broer en mij waren het fijne grote broers, met wie wij een heleboel lol konden maken. Met mijn ouders hadden ze diepgaande gesprekken over alles wat hen bezig hield. Met mijn broer en mij haalden ze soms kwajongensstreken uit, wat ons allemaal wel eens een standje opleverde van mijn moeder. Mijn vader kon dan zijn lachen haast niet inhouden. Eén van deze soldaten was Jacob van der Meulen, die al redelijk gauw bevorderd werd tot sergeant vanwege zijn persoonlijkheid. Jacob had een kritische kijk op de gang van diverse zaken en nam weinig als vanzelfsprekend aan. Hij had een paar felle ogen, hij was oprecht, bescheiden en had een groot rechtvaardigheidsgevoel en was altijd bereid om hulp te geven in wat voor vorm dan ook. Dit alles overgoten met een milde humor. Mijn ouders (vooral mijn moeder) maakten geen onderscheid in hun omgang met deze jonge kerels. Maar stilletjes had mijn moeder Jacob in haar hart gesloten als haar favoriete ‗pleegzoon‘. Na verscheidene berichten dat Jacob naar huis terug mocht, naar zijn ‗Heitelân‘, wordt op 12 april 1949 het nieuwe vertrekschema bekend. Volgens dit schema mocht hij op 22 juni vertrekken. Hoewel de kist met zijn bezittingen al op weg was naar Driesum, breekt op 15 mei de fatale dag aan. Bij weer een aanval op zijn kamp wordt Jacob op 27-jarige leeftijd dodelijk getroffen. Opmerkelijk genoeg was mijn moeder op die fatale dag erg onrustig en kribbig. Naderhand bleek ze een voorgevoel te hebben gehad van groot onheil, dat ze toen verklaren kon. Mijn moeder stortte in en was een tijd erg gedeprimeerd. De andere soldaten vertrokken dus zonder Jacob begin juli 1949 naar Nederland na een emotioneel afscheid van ons. Jacob is begraven op het ereveld Candi bij Semarang (vak C, nr. 36). Toen ons gezin in april 1950 naar Nederland zou gaan, hebben mijn ouders bewust voor Friesland gekozen, want daar waren ‗onze jongens‘! Mijn ouders hebben nog een bezoek gebracht aan Jaobs ouders en de rest van de familie in Driesum. Toen Nel thuiskwam, popelde ik van verlangen haar alles te vertellen van die TV-reportage uit Driesum. Na telefonische contact met de dame van Dorpsbelangen in Driesum, kreeg ik meer gegevens in handen. De toestemming van de diverse overheidsinstellingen was verleend en de plaats voor het gedenkteken was vastgesteld. Een beeldend kunstenaar zou uit de stam van een reusachtige eik een standbeeld houwen uit één stuk, omringd door vijf basaltblokken, ieder voorzien van een plaquette met de gegevens van een van de gesneuvelden uit het dorp. De datum van onthulling was nog niet bekend, maar ons werd een persoonlijke uitnodiging toegezegd. Toen die uitnodiging kwam, viel die samen met de rondreis die Nel en ik naar Indonesië zoude maken. Wat een jammerlijke pech!! 8
Weer aan de telefoon hangen om onze spijt te betuigen dat wij niet aanwezig konden zijn bij de onthulling van het monument. Op een dag zouden Nel en ik op bezoek aan bij onze oudste dochter Nora en haar gezin. Net vóór ons vertrek ging de telefoon en het bleek de vrouw van Jacobs jongste broer te zijn, die getipt was door het bestuurslid van Dorpsbelangen Driesum. Na een lang gesprek kwamen wij overeen om na onze rondreis in Indonesië naar Driesum te komen. Zo gezegd, zo gedaan. Wij werden heel hartelijk en gastvrij ontvangen door Jacobs jongste broer (ook al weer een tachtiger) en zijn vrouw. Allebei heel aardige sympathieke mensen. Gezamenlijk zijn wij naar het standbeeld gegaan en hebben onze meegebrachte bloemen bij Jacobs rotsblok gelegd. Het beeld is imposant. Het stelt een druïde-achtige figuur voor met lang haar, gekleed in een lang kleed, met een duif in één hand, symbool voor de beminne-lijke vrede. Het standbeeld kreeg de naam ―Hoeder fan é frede‖, wat niet moeilijk is te vertalen in het Nederlands. Wij zijn blijven eten, hebben een video bekeken van de plechtigheid van de onthulling, waar een overdonderende belang-stelling voor was. Pas laat in de avond zijn wij naar huis gegaan en die hele lange dag was nog te kort om alle wederzijdse verhalen uit te spreken en aan te horen. In 2004 hebben wij samen de jaarlijkse dodenherdenking in Driesum meegemaakt, wat best indrukwekkend was. Nog steeds hebben wij een goed contact met de familie van Jacob, waaruit een warme vriendschap is ontstaan. Anton Ripassa MEMORIES ik tak tik tak … rustig, gelijkmatig en onverstoorbaar zet Vadertje Tijd zijn ene voet voor de andere op zijn eindeloze weg naar de toekomst. Er wordt niet getreuzeld of getwijfeld, niet uitgeweken voor hindernissen of stilgestaan bij gebeurtenissen. Vadertje Tijd kent zijn taak en zijn doel.
T
Weer is er een jaar voorbij waarin vrolijke dingen en minder leuke dingen de revue zijn gepasseerd, blijdschap en verdriet elkaar afwisselden. Grote contrasten waarbij de ene mens het goed heeft en de ander het met veel minder moet doen, idealen al dan niet met succes zijn nagestreefd, de waarheid nog steeds iets is waar velen moeite mee hebben. Dit alles in aanmerking genomen, ben ik dan ook blij als ik terugdenk aan al die mensen die ik in de afgelopen jaren heb ontmoet. Mensen als Vic en Ethne, Boetje en Rita D. en nog vele andere ―Amerindo‘s‖ in dat mooie Californië, die mij gastvrij en met een goed hart hebben ontvangen. 9
Of tante Louise Cephas, mijn hospita in Denpasar, bij wie ik mocht logeren voor 10 pop per dag op voorwaarde dat ik bij haar zou mee-eten en in huis zou slapen in plaats van in de gastenvertrekken achter haar huis. (Kon ze tenminste deze naïeve bule die 20 jaar geleden in zijn eentje de archipel ging doorkruisen even het een en ander bijbrengen!) Of bung Henkie uit Enschede, die ik pas sinds een paar jaar ken, maar die mij vanaf onze eerste ontmoeting ook altijd met een goed hart heeft ontvangen. En wat te denken van de jongere generatie zoals Thinka, Damian, Luc en Lana, die prachtige kinderen van mijn broer en zus. Vier superjonge deugnieten, temperamentvol maar met een hartje van goud, in de leeftijd van 3 tot 10 jaar. Het doet me ook deugd dat de familie Ripassa in al haar gelederen nog steeds ouderen heeft die kunnen verhalen over ‗tempo doeloe‘, hoewel het elk jaar minder wordt. (Vadertje Tijd maakt echter geen onderscheid en is onverbiddelijk.) Dat er ook familie is, zoals Ernst en Kurd, die de tijd en moeite nemen het een en ander op schrift te zetten, en Joyce die de lay-out en het typwerk van de Waringin verzorgt, zodat elke (toekomstige) generatie Ripassa, die interesse heeft in haar/zijn familie, terug kan vallen op informatie, hetzij in woord en geschrift, hetzij digitaal of in welke vorm dan ook. Ter afsluiting wens ik alle leden van de stam Ripassa, of die nu berucht, beroemd, slim, rijk, arm, jong, oud, dik, dun , dus gewoon mens is, heel fijne Kerstdagen en supergoed Nieuwjaar. Amato! August Ripassa
―D
“UITJE VAN HET JAAR?!”
ank u vriendelijk‖, zeg ik zo enthousiast mogelijk, wanneer een wat oudere persoon mij een folder met het ”Programma Haagse Ouderendag 2005” in mijn handen drukt, terwijl ik Sabrina‘s fiets op slot probeer te zetten. Ik doe nogmaals enthousiast als iemand in het rood, mij een papiertje met de lijsttrekker van de PVDA overhandigt. ―Fijn dank u wel‖. ”Het gaat om Uw gezondheid”, is de dringende boodschap van de mijnheer, gekleed in een uniform, dat op de ambulances in Den Haag wordt gebruikt. Sabrina en ik zijn nog niet eens binnen of we krijgen beiden een plastic tas vol papieren met een vriendelijk verzoek om de inhoud goed door te lezen, in te vullen en op te sturen. Aan alle kanten wordt er geduwd en is het dringen geblazen: ―Doorlopen alstublieft‖. Vertegenwoordigers van mevrouw Carina Koole, onderzoeksassistent, bezig met het Stepped Care Program, terugvalpreventie depressie bij ouderen, proberen ons te overtuigen van hun nut. Tegelijkertijd probeert een mijnheer in een jurk met een Schots ruitjesmotief en een onwerkelijk grote zware gouden bril, op een kinderfietsje onze aandacht te trekken. We zijn bijna bij de automatische draaideuren die steeds haperen door het gewoel van de grijze golf waarvan Sabrina en ik ook deel uitmaken. Geen wonder, binnen is de modeshow voor dames en heren aan de gang of zijn Gerda, Johanna en Netty al aan het Country Line dansen? Als het ons eindelijk lukt onszelf naar binnen te persen, blijkt Dennie Christian bezig te zijn volgens het programma ―de rasartiest met gezellige en vele bekende schlagers!‖ Al tijden van tevoren tracht Sabrina mij, tegen beter weten in, enthousiast te maken voor een 55+ beurs. Ik heb het een hele tijd gered met het Zeeuws meisje effect: ―Ach lieverd, een entree voor zo‘n beurs kost toch minstens 20 Euro per persoon en dan heb ik het nog niet eens over de reiskosten, lieve schat‖. Met in mijn achterhoofd: an me nooit niet, ik heb daar niks te zoeken. De Haagse 55+ beurs is gratis! Ik zit dus zonder argumenten. Vooruit dan maar ...
10
Ik heb me voorgenomen om ons uitje te laten slagen. Met een blij gezicht laat ik alles over me heen komen. De ongelooflijke mensenmassa bij de standjes met voorlichting over voeding bij diabetes, voeding bij cholesterol, woonzorgcentra, patchwork, herbalife, stoppen met roken, ouderenmishandeling, verzorging van zieken thuis, alles gelardeerd met geluid van de Rocky Showband, die ook de salsadansers van tropische muziek voorziet. Sabrina sleurt me naar de euthanasiestand en dan wordt het me niet alleen door het gedrang wat teveel! Sabrina stelt voor om naar de 1 e etage te gaan daar kun je zien hoe het met je gezondheid is gesteld. Gezondheidstesten: korte test bloeddruk, cholesterol & bloedsuikerwaarde, lengte en gewicht, lichaamsvetpercentage en daarna lange test voor de uitgebreide fitheidscheck. Met verbazing kijken we naar de verbeten gezichten in de rijen voor de verschillende attracties. Het kost niets! Bij de cholesterolmeting staat een enorme rij. Plots tumult! Sabrina, nooit vies van sensatie kruipt met haar lenige lijfje tussen iedereen door. Ze meldt me dat twee oudere mensen op de vuist zijn. Even later zie ik dat een echt forse mevrouw en een dikke Indische mijnheer ieder door 4 verpleegsters van elkaar af worden getrokken. Met het geluid van de workshop ballroom wordt de Indische mijnheer hevig protesterend afgevoerd. Een paar oude bekenden delen tegen mijn wil uitgebreid hun testresultaten met ons. Ze hebben volgens mij nog net de tijd zich bij de euthanasiestand te vervoegen. Het zweet breekt me aan alle kanten uit. Ik ben hier nog niet aan toe, dit wil ik niet. Zo gluiperig mogelijk zeg ik tegen vrouwtje Ripassa dat ik een beetje last van mijn arm begin te krijgen door het sjouwen van de tassen met folders en dat ik ze even in de fietstassen wil gaan stoppen. Sabrina kan er geen genoeg van krijgen en trekt net zo‘n pruillip als onze kleinzoon wanneer iets leuks is afgelopen. Maar ik bereik mijn doel: weg van dit gebouw vol hypochonders. Thuis na een paar glaasjes wijn begrijp ik de diepere betekenis van de vraag: ―Gaat het nou weer een beetje mijnheer Dröge?‖ Theo van Laar (echtgenoot van Sabrina van Laar - Boordie Ripassa)
EEN GOED GEBIT IS EEN RIJK BEZIT
E
en goede vriend van ons kwam op het lumineuze idee om tijdens een vakantie in Indonesië een nieuw gebit te laten maken. Dat was op Bali. Hij begon met zich te oriënteren en daartoe vroeg hij eerst eens discreet in een stoffenzaak, waarvan de eigenaar van Chinese afkomst is, of die een goede tandtechnicus kende. Immers, Chinezen staan erom bekend dat zij sterk vertegenwoordigd zijn in o.a. de tanden-branche. Waarschijnlijk kende hij op Bali niet zo direct een vakman, wel in Surabaya. Maar dat vond onze vriend een beetje uit de route. Dus vroeg de stoffenman op luide toon aan de aanwezigen in de winkel of iemand wellicht een goede ‗tukang gigi‘ kende. Iedereen begon zich ermee te bemoeien, tot grote gêne van onze vriend. Het resultaat was dat hij in die winkel niet wijzer werd. Dus vroeg hij aan een van de personeelsleden van het hotel, waar hij en zijn vrouw logeerden of die misschien wist waar hij zich het beste kon laten ‗behandelen‘. Zijzelf had nog prachtige tanden, maar ze wist wel dat haar schoonfamilie altijd naar een adres in Bangli ging en daar tot volle tevredenheid werden geholpen. Onze vriend sprak af dat hij met haar man naar Bangli zou afreizen, nadat deze een afspraak zou hebben gemaakt. Tweedagen later was het zover. ‘s Morgens vroeg vertrokken ze voor een afspraak om 10.00 uur. Tot grote verbazing van zijn vrouw was hij om 14.00 uur al weer terug! Met nieuw gebit! Zijn verhaal was te kostelijk om niet aan jullie lezers te vertellen. Ze kwamen aan in Bangli. De (porseleinen) tanden (made in Italy) werden op kleur uitgezocht en omdat ze eerst nog besteld moesten worden, werd een afgesproken om over een week terug te komen voor de behandeling. En aldus gebeurde. De ‗tandarts‘ woonde in een prachtig huis met een brede voorgalerij. 11
Onze vriend dacht dat hij binnen het huis geholpen zou worden. Niets was minder waar, die open voorgalerij was de ‗behandelkamer‘. Hij moest plaatsnemen op een matje op de grond. Er stond ook een grote TV. Buurtgenoten liepen af en aan. Sommigen om televisie te kijken en anderen om de toerist te bekijken, die nieuwe tanden ging krijgen! Onze vriend kon wel door de grond zinken van schaamte, maar de mensen vonden het alles klaarblijkelijk toch heel normaal. Dus sloot onze vriend zijn ogen maar en dacht: ―Ik zie ze toch nooit meer.‖ Waar de tandartsen of –technici in Nederland enkele weken over doen, daar stante pede. Happen, de vorm maken, gieten en tanden inzetten. En zie daar het wonder, alles zat perfect! Boven- en ondergebit! En dat alles voor een tiende van de kosten in Nederland (en wellicht ook van de tijd)!
gebeurde
En hij leve nog lang en gelukkig met zijn nieuwe gebit, een rijk bezit! Joyce Ripassa
LETTERS OP VLINDERVLEUGELS – VLINDEROGEN
Een Noorse ‗wetenschapper‘ (Kjell Sandved) vond ooit op een vlindervleugel als zilverkleurige versiering op een roze achtergrond, een figuurtje dat sprekend op de letter ‗F‘ leek. Hij vond dit zo interessant dat hij besloot om na te gaan of er (misschien) meer letters ‗rondvlogen‘. Hij bleef dit zoeken 25 jaar volhouden. In die periode vond hij via verzamelingen van opgezette vlinders, maar ook door zelf in moerassen, regenwouden, of zo maar zomerse weiden in Europa of elders, naar vlinders te zoeken en die te bestuderen, alle letters van het Latijnse alfabet – ook leestekens en cijfers vond hij. Zelfs vond hij de ‗ampersand‘ (het teken ‗&‘). In Amerika vond hij een ‗P‘; een ‗R‘op Nieuw-Guinea/Irian Jaya; de ‗S‘ en de ‗Z‘ in Brazilië. Een aantal letters zag hij bij meerdere soorten en op Madagascar kreeg hij zelf een mot te pakken die op zijn purper, goud en groen gekleurde vleugels zes verschillende letters toonde. In de VS schijnen kinderen lezen en schrijven te leren via ‗Sandveds vlinderalfabet-boeken en – posters‘: ―On wings aloft across the skies – an alphabet of butterflies‖. 12
Het is een geluk dat deze Prikkebeen geen interesse had voor Chinese karakters, want dan had hij waarschijnlijk aanmerkelijk meer tijd nodig gehad, als het al gelukt was. Overigens is Sandved niet de enige die door de vaak prachtige kleur- en tekenpatronen op vlindervleugels‘ gegrepen‘ werd. Vladimir Nabokov (schrijver) heeft eens geschreven: ―Ik ontdekte in de natuur de onnutte verrukkingen die ik zocht in de kunst. Beide waren een vorm van magie, beide waren een spel van ingewikkelde betovering en misleiding‖ – dit laatste doelend op het feit dat de verfijning in de op die vleugels aanwezige tekeningen, veel gedetailleerder is nodig om een ‗roofdier‘ te weerhouden de vlinder op te happen. In het Instituut voor Evolutionaire en Ecologische Wetenschappen in Leiden, wordt – onder meer – het ontstaan van kleurpatronen op vlindervleugels bestudeerd: welke genetische informatie is daarbij betrokken en hoe wordt die, eventueel door het insect (Lepidoptera) zelf, in werking gezet? Voorlopig onderzoek heeft uitgewezen dat de hiervoor verantwoordelijke genen grote overeenkomst hebben met, zo niet dezelfde zijn als, de genen die bij de mens bij de aanleg van armen en benen een rol spelen. De kleur ligt (als een los poeder) op schubben die dakpansgewijs naast elkaar op de vlindervleugel liggen. Eén van de in Leiden gebruikte technieken bij dit onderzoek is het verplaatsen of wegnemen van enkele cellen op de vleugel, in het stadium waarbij de rups in de cocon overgaat/transformeert tot vlinder. Men legt de cocon onder het microscoop en bewerkte de vleugel in wording voorzichtig met een fijne naald op de juiste plaats. Wanneer het goed gedaan wordt, blijkt dat de verplaatste cellen op hun nieuwe plek weer oogvlekken ontwikkelen. Zo heeft men zandoogjes laten ontstaan waarbij andere, ingewikkelder, patronen waren verkregen – oogvlekken die in elkaar overvloeien, of met kleuren die van plaats verwisseld waren. Ook ‗maakte‘ men andere patronen, bijv. (bij zandoogje) een ‗O‘ in plaats van een ‗oog‘ (overigens is de ‗O‘ op vlindervleugels de meest voorkomende ‗letter‘). Dergelijke geïnduceerde veranderingen leiden niet tot nieuwe soorten, want de nieuwe patronen verdwijnen snel weer in/uit volgende generaties van de vlinder. Al met al, een heel leuk ‗spel‘ voor wie er interesse voor heeft. Uit: CMS Bode juni 2005* Door: Mels van der Ploeg Bron: Bianca Stigter, NRC jan. 2004 * De CMS Bode is het orgaan van de reünistenvereniging van mijn oude school in Jakarta, waarvan ik de redactie voer (JR)
13
GEZOCHT EVA VAN DE VLIERHOEVE
D
e laatste zondag in oktober 2005 was een zonovergoten dag. Na de lunch gaan wij gewoonlijk in het achter ons huis liggende bos van Natuurmonumenten de honden uitlaten. Eerst maken Daan en Iris aangelijnd (zoals voorgeschreven) een rondje door het bos. Daarna volgen Eva en Iris, die dan een tweede rondje meelopen. Met de een links, de andere rechts van mij, gebruiken we de hele breedte van het bospad. Dan komen er in de verte twee personen mijn kant op. Zodra ik blijf staan, gaan de twee honden automatisch zitten. De man van het tweetal draaide zich om en lijnde een kleine hond aan. ―Kom‖, zei ik tegen de twee meiden, ―even een klein stukje van het pad af het bos in.‖ Voor bejaarden, kleuters en puppies wijken we uit en geven hun de ruimte van het hele pad. Eva‘s trekkracht kennende, deed ik haar lijn een paar slagen om een boompje heen. Iris als old lady bleef rustig naast mij zitten. De man liet het Viszla-puppie (een geelgekleurde Hongaarse staande hond) links van hem lopen, en bij het passeren schrok het zich te pletter van Eva‘s hysterische geblaf. Ze stond met haar 50 kg te dansen op haar achterpoten en sloeg wild met haar voorpoten. Ik zei nog schertsend tegen de man die ik inmiddels herkend had: ―Ik hoop dat de boom het houdt!‖ Het was namelijk een dode boom. Op dat moment knapte de ring waaraan de hondenlijn bevestigd was. Met haar verkregen vrijheid rende Eva achter baasje en hond aan. De man draaide zich bliksemsnel om en Eva stoof weg. Op haar terugweg zag ze de vrouw die de man vergezelde en die als een blok was blijven staan en verbijsterd de luid blaffende wervelwind gadesloeg. Ik greep Eva beet en gaf haar een tik op haar snoet. Het geblaf verstomde. Na haar riem ontward te hebben kon ik Eva weer vastkoppelen. Na dit intermezzo maakten we ons rondje af en thuisgekomen vertelde ik het voorval aan mijn man. Wat schetst mijn verbazing toen acht dagen later de wijkagent belde met de mededeling dat op het politiebureau in Doorwerth aangifte was gedaan wegens ―agressief hondengeblaf.‖ Nadat mijn man, die de telefoon had aangenomen, alles had uitgelegd aan de knorrige veldwachter, vroeg deze nog of we twee honden hadden. Toen mijn man hem vertelde dat we er vijf haadden, vond hij dat wel erg veel. Bepaald geen hondenliefhebber! Bovendien besteedt men bij de plaatselijke politie kennelijk meer aandacht aan een incident (zonder gevolgen!) dan aan echte problemen: Een paar jaar geleden plantten wij 25 rododendronstruikjes aan weerszijden van onze oprijlaan. Binnen een week was de helft verdwenen. Toen ik daarvan op het politiebureau in Doorwerth aangifte wilde doen, weigerde de dienstdoende ambtenaar deze aan te nemen.
14
Tja, Rododendrons blaffen niet. En een blaffende Berner Sennenhond is kennelijk misdadiger dan een niet aangelijnde Viszla. Het selectieve optreden van desbetreffende wijkagent is des te ergerlijk omdat ik er bijna een dagtaak aan heb om te melden wat er allemaal in het bos gebeurt dat niet door de beugel kan. En als ik het zelf niet kan oplossen, bel ik zeker niet de politie, maar de boswachter voor advies. Mijn slogan luidt dan ook: ―De boswachter is mijn beste kameraad.‖ Maar, macho Eva verdient straf voor haar onbehouwen gedrag. Een paar dagen cachot doet misschien wonderen! Ik raad onze veldwachter echter wel aan om een z.g. ―pakwerker‖ te sturen om haar van haar ―bed‖ te lichten! Robinetta de Graaf-Weijgers
TAALKRONKELS ens, in mijn ‗grijs verleden‘ had ik in en kringloopwinkel een vies beduimeld dun notitieboekje opgeduikeld. Het viel mij op door zijn gemarmerde omslag in een heel aparte vorm- en kleurstelling. Naast voor mij nietszeggende notities stonden er vreemde en opvallende uitspraken in geschreven. Voor jullie heb ik de volgende selectie gemaakt van deze onbedoeld vreemde en opvallende uitspraken. Het zal zeker niet moeilijk zijn de oorspronkelijke of echte zegswijze ‗erachter‘ te horen. Je voert in de trein een gesprek over een netelige materie, een medereiziger hoort toe en zegt dan: ―Hier zou ik graag op in willen hebben.‖ In dezelfde trein hoor je iemand een ander terechtwijzen: ―U kunt zich beter aan dat rookverbod houden, ook al bent u een verwoest roker.‖ In dezelfde coupé vertrouwt iemand je toe: ―Mijn broer zit in de gevangenis vanwege een zedendelicatesse.‖ Iemand uit de provincie, op weg naar haar zuster in de grote stad, zegt je: ―Ze woont tijdelijk in een soepterrein in Amsterdam.‖ Iemand, uit het raam wijzend: ―Kijk een begrafenisstoet, één lijkwagen en vijf volkswagens.‖ Iemand die van huiselijk leed vertelt: ―Ik kon niet aanzien hoe mijn moeder wegkwijlde van verdriet!‖ Wijzend naar iemand, enige banken verder: ―Wat heeft die man toch? Zou hij last hebben van de ziekte van Pakistan?‖ Iemand anders over een rechtschapen familielid: ―Hij werd door velen op handen en voeten gedragen.‖ Vertellend over een goed afgelopen ongeval: ―Hij is uit het oog van een naald gekropen.‖ Een criticus: ―Dat de treinen niet op tijd rijden, is tegenwoordig meer schering dan inslag.‖ Hoe warm het was onderweg: ―Ik ben helemaal transparant‖, zei de bezwete dame. Een kerkelijk meelevende: ―Onze dominee gaat binnenkort ook met emiraat.‖ Op weg naar een vergadering: ―Dat stuk moet eerst naar gedupeerde Staten.‖ Een uitwisseling van kwalen: ―Ja, ik ben ook algiers voor hooikoorts.‖ Intussen, de andere vergaderingganger: ―Voorlopig wil ik mijn plannen nog niet aan de openbaring prijsgeven.‖ En over het krijgen van buitenlands geld: ―Je kunt daar alleen geld krijgen op vertoon van de intimidatiebewijs.‖ En ten slotte, over een jubilaris: ―Hij is bijna tachtig, maar nog helemaal fataal.‖
E
Anton Ripassa 15
“Op 2 augustus 2005 kwam het Turkse maandblad SEN uit. Celine heeft eenstukje geschreven. Hierbij een kopie. Uiteraard is Celine niet gedeeltelijk Indonesisch en Hollands, maar Indisch en Hollands. Mijn moeder zal schrikken om die “fout”. Hoorde gisteren dat er al iemand is die maar gestopt is om het verschil Uit te leggen”. Aldus het begeleidende briefje van Lia Weijgers. Het moet mij echter wel van het hart, dat ―Indisch‖ weldegelijk gedeeltelijk Indonesisch is en gedeeltelijk Europees (want niet alleen Hollands).(JR-S)
Vriendinnen
T
ot mijn veertiende woonde ik in een dorpje aan de rand van Rotterdam. Vorig jaar gingen mijn ouders scheiden en verhuisde ik met mijn moeder en broertje naar Amsterdam. Ik verliet mijn dorp voor de grote stad en moest binnen een maand een school zoeken in mijn nieuwe omgeving. Het werd een VWO in AmsterdamWest, een grotendeels ‗zwarte‘ school. En na één dag had ik al een vriendin: Hümeyra, Turks en lekker eigenwijs. Het klikte meteen tussen ons. Hümeyra en ik lijken in een aantal opzichten op elkaar: we zijn allebei serieus, luisteren graag naar elkaars verhalen en doen af en toe lekker gezellig. Hümeyra en ik maken keurig ons huiswerk en zijn altijd braaf op school. Tot het een keer 1 april werd. Het leek Hümeyra een goeie grap om twintig minuten te laat de les binnen te stormen en dan net te doen of er iets aan de hand was. Samen met nog en paar hopeloze gevallen uit de klas zaten wij in de meisjes-wc te wachten tot de twintig minuten voorbij waren. Ik keek op m‘n mobiel. Nog vijftien minuten, nog tien, nog vijf … ‗We gaan naar Nederlands!‘, riep Amina. Muisstil liepen we naar het lokaal, deden zachtjes de deur open en gingen op onze plek zitten alsof het de normaalste zaak van de wereld was. De leerlingen die al in de les zaten, dachten dat ons iets mankeerde. En onze docent? Die moest het maar doen met het begrip ‗1 april‘. Daar ging onze goede reputatie. Onze klas bestaat uit bemoeials en discussiefreaks, elk lesuur lijk wel een gemeenteraadsvergadering en Hümeyra en ik doen daar enthousiast aan mee. We discussiëren werkelijk over alles! Ook al komen we uit twee verschillende werelden – zij uit
de stad, ik uit een boerengehucht – we denken over veel dingen hetzelfde. We houden allebei van films, van de school waar we van alles leren, maar het meest van kletsen, kletsen, kletsen. En we zijn allebei blij met Amsterdam. Soms voel ik me er opgesloten, want ik was natuurlijk de koetjes in de wei gewend. Maar de stad heeft veel te bieden, zoals goed opleidingen, en daar wil ik gebruik van maken. Later wil ik schrijfster worden en Hümeyra wordt dokter in Turkije. Sommige van mijn Nederlandse vrienden zijn verbaasd als ik over Hümeyra vertel. Ze denken dat we te verschillend zijn en keuren onze vriendschap soms zelfs af. Maar waarom? Ik hoef toch geen moslim te worden om haar vriendin te zijn? Mijn familie accepteert onze vriendschap gelukkig wel. En van haar familie heb ik ook niets negatiefs gehoord.
„Zelf keek ik vanaf de eerste dag van onze vriendschap dwars door haar hoofddoekje heen.‘ Maar als wij met z‘n tweeën over straat lopen, kijken veel mensen ons na. Zelf keek ik vanaf de eerste dag van onze vriendschap dwars door haar hoofddoekje heen. Pas later zag ik de verschillen. Eventjes bij elkaar thee drinken of een filmpje pakken: het is voor haar niet zo vanzelfsprekend als voor mij. Maar daar staat tegenover dat Hümeyra eindeloos prachtige verhalen kan vertellen over Turkije en de islam. Binnenkort gaat ze mijn een cursus Turks geven. Dat kost mij één lolly per les.
16
MET PENSIOEN Hoera ‗k ben met pensioen. Ik bepaal wat ik vandaag, of morgen, of volgende week, ga doen. Een horloge heb ik niet meer nodig en een agenda evenmin. Plannen is overbodig, haasten heeft weinig zin. Om vrije tijd zit ik niet verlegen, uren, dagen, maanden zat, ik ga maar eens een tukje plegen, even relaxen, noem ik dat. Maar daar komt Jeroen, hij heeft een vraag: of ik een klusje wil doen, als ‘t kan nog graag vandaag. José meldt onder het strijken: ―De wasmachine gaat niet meer goed, kun je vlug even komen kijken, je heb toch tijd in overvloed?‖ Om even kort te gaan: m‘n agenda staat volgeschreven, ik heb mijn horloge maar weer omgedaan. Eén vraag is evenwel gebleven: Blijft het zoals nu, voortaan? Ik ren weer als een haas, waar haalde in de tijd vandaan, om te werken voor een baas?! Nou ja, ‗k ben met pensioen. Iedereen wil me vertellen wat ik vandaag, of morgen, of volgende week, moet doen. Door: Arnold Eisma Ingezonden door Anton Ripassa
17
VAKANTIE(VERKEER)
Z
o, we zijn weer terug van vakantie: zes weken Frankrijk, vijf departementen bezocht en even zoveel campings. Ons hoofddoel was (berg)wandelen en dat is ons best gelukt. Alle soorten weer ondergaan, met temperaturen van 2 graden C tot zowat 38 graden C. Dan heb ik het nog niet over de bergwinden als de ―Grand Montana‖en ―de Mistral‖. Wij hebben barre bergroutes gehad en lieflijke bloemrijke routes met bijbehorende panorama‘s. Alles hebben wij vrijwillig gedaan en de barre gedeelten zijn wij goed doorgekomen. Na thuiskomst moest nog een serie sociale/familiaire verplichtingen worden afgewerkt. Nu ben ik ―in the mood‖ om terugkijkend en mijmerend wat neer te pennen ten behoeve van ―De Waringin‖ en haar leden. Wat een goede vakantie is geweest, is moeilijker vast te stellen dan wat een ‗slechte‘ vakantie is geweest. Op een camping met Nederlanders is de een blij dat hij niet altijd een moeilijke vreemde taal hoeft te spreken, terwijl een ander bij elk woord Nederlands dat hij hoort een opkomende hoofdpijnaanval moet onderdrukken. En is veertig graden in de schaduw heerlijk? Nou dat zou voor velen te warm zijn en voor anderen weer niet. Neen, opscheppen over hoe fantastisch je vakantie was, daar is geen lol aan te beleven. Gekankerd moet er worden! Hoelang stond jij precies in die en die file? En bij hoeveel graden was dat en op welk uur van de dag? In mijn directe omgeving is het gewoonte geworden elk jaar over één specifiek onderwerp te klagen. Jazeker, maar dan ook met volle overgave lekker kankeren. Vorig jaar was dat het ziek worden op reis, maar gewaarschuwd door de media over voedselvergiftiging, opgelopen na het eten van zes soorten Franse kaas, was het dit jaar géén verdienste meer om te vroeg met een uitheemse ziekte onder de leden naar huis terug te keren. Dit jaar was ―verkeer‖ het thema van de verplichte fotoavondjes. De vakantiegangers hadden allemaal te lang in de auto gezeten, te veel geld uitgegeven aan brandstof en/of hadden aan de meest verschrikkelijke gevaren blootgestaan op de weg. Elk land bleek verder zijn eigen specifieke problemen op de snelweg te kennen. In bepaalde delen van Spanje bijvoorbeeld, waar de snelweg nog niet is uitgevonden en men zich met tweebaanswegen behelpt, rijdt de plaatselijke bevolking, de inboorlingen dus, uit principe links. Niet zo principieel als in Engeland weliswaar. De enkeling die niet harder wil/kan dan zo‘n 120-130 km per uur, blijft gewoon rechts rijden. Maar zij die hun auto slechts bij begin en eind van de reis of in noodsituaties zo‘n belachelijk lage snelheid laten maken, scheuren gezellig op de linkerbaan en vertrouwen erop dat er, in geval van een tegenligger, wel wat ruimte over is om naar de rechterbaan uit te wijken. Geen onlogische gedachte, want op de rechterbaan rijdt toch bijna niemand. In Frankrijk is de situatie weer heel anders. Daar heeft men wel degelijk de autosnelweg uitgevonden en dat wil men weten ook! Voortdurend wordt geprobeerde de weggebruiker duidelijk te maken dat het hier niet zomaar een weg betreft. Nadat je een tolkaartje hebt gekocht, begint een doorlopende voorstelling die bestaat uit afwisselend de verkeersveiligheid belemmerende en bevorderende borden en dat duurt tot je de snelweg weer ergens verlaat.
18
Borden van de eerst categorie zijn bruin en vertellen je over waar je nu bent, wat daar zo mooi aan is en wat aan beide kanten van de weg aan moois is te zien, Tot de tweede categorie borden behoren behalve uiteraard de blauwwitte wegwijzers ook de gele borden die je uitnodigen je ―distance de sécurité‖ (veilige afstand) tot de auto die voor je rijdt, te controleren. Met behulp van tekens op het wegdek kun je zien of die afstand groot genoeg is voor een eventuele inhalende verdwaalde Spanjaard. Terug in Nederland blijkt er een ander verkeerskundig probleem te bestaan. Hier heeft men inmiddels de borden ―Houd afstand, uw auto is geen olifant‖ langs sommige snelwegen geplaatst. Op die gedachte zou ikzelf nooit zijn gekomen. Zo uit mijn hoofd zou ik niet weten welke snelheid een olifant maximaal kan bereiken, maar zo‘n rijtje slurf-aan-slurf lopende dikhuiden maakt een veiliger inruk dan een file vol langzaam rijdende en stilstaande gemotoriseerde blikjes, gevuld met gehaaste Nederlandse mensen. Zo‘n formulering komt in Nederland na de vakantie haast even frequent voor als in het buitenland tijdens de vakantie. Alleen zijn de temperaturen hier lager. Was mijn auto maar een olifant! Zat ik maar weer in Spanje op de rechterbaan, of richtte mijn aandacht zich in gevaarlijk ogenblikken maar weer op de Mont Ventoux, rechts van de weg. Wat men in het buitenland ook aan vreemde en gevaarlijke capriolen in het snelwegverkeer heeft meegemaakt, na de thuiskomst is het weer goed rusten. Het zgn. zomerweer in 2005 laat je alle geleden zorgen in het snelwegverkeer in het buitenland snel vergeten en doet je sterk verlangen naar de daar heersende temperaturen. ‘s Avonds lekker onder de luifel zitten met een goed glas rode wijn en een lekker knabbeltje. Dat is pas een goed vakantiegevoel!! Anton Ripassa
IN DE HOF VAN EDEN Adam leefde, lang geleden, eenzaam in de Hof van Eden, met de zegen van de Heer. Hij liep lekker in zijn blootje, baadde zon en baadde pootje in het water van de beek, zeven dagen in de week. Adam leefde zonder zorgen, totdat hij op zekere morgen ontdekte, dat elk dier een vriendinnetje had. Hij zei: ―Lieve Heer, ik wil niet klagen, maar ik zou U willen vragen, onderdanig en beleefd, of U ook voor mij een vriendinnetje heeft?‖ ―Goed‖, zei God, ―Ik zal mijn best doen, maar jij moet zelf wel de rest doen. Ik zal zorgen voor een vrouw, die haar leven deelt met jou.‖ Adam liep van pret te zingen en maakte twee verlovingsringen. Hij riep:‖Prijs de Heer, ik krijg een wijf, maar het is wel een rib uit mijn lijf.‖ En toen Adam lag te slapen, heeft de Heer de vrouw geschapen.
19
‘t Was de droom van elke man, met alles d‘r op en alles d‘r an. En zij leefden zeer tevreden samen in de Hof van Eden … totdat op een zeker dag Eva de boom met appeltjes zag. Zij dacht: ―Ach wat kan het schaden, aan een boom zo vol geladen, ofschoon de Heer het mij verbiedt, mist Hij één, twee appels niet.‖ En zij brandde van verlangen toen zij al dat fruit zag hangen. Zij plukte … nam een hap … en zee: ―Een appel mag toch wel?‖ maar Onze Lieve Heer zei: ―Nee!‖ Toen was het uit met het mooie leven. Het PARADIJS werd opgeheven. Door deze ongehoorzaamheid raakten wij allen onze onschuld kwijt. Door één appel, werken wij ons nu te sappel en ‘t is daarom dat ik beweer: SNOEP VERSTANDIG, EET EEN PEER!!!! Anton van de Brink Ingezonden door Victor Ripassa
DE POETOEVERKOPER
V
ele maanden geleden kwam geen verhaal in mij op, waardoor er niets te schrijven viel. Zelfs de nieuwe Waringin met al zijn verhalen die ik met gretigheid las, inspireerde mij niet. Dat zat mij niet lekker, want schrijven is een deel van mijn leven.
Op zekere dag belde een lieve vriendin bij mijn voordeur aan. Zij kwam haar nieuwste aanwinst brengen. Omdat het haar bekend is dat ik uit het voormalig Nederlands-Indië afkomstig ben, zei ze bij het overhandigen van haar boek: ―Lees jij dit boek maar eens; misschien ken jij alle plaatsen die in dit boek voorkomen.‖ ―Waar gaat het boek over?‖, wilde ik weten. ―Het is een reisbeschrijving van Corrie Bos. Lees haar belevenissen maar! Bij deze nodig ik je uit voor een Indische maaltijd in restaurant Hilda. Als je zaterdag kan, zien wij daar een beknopte uitvoering over Raden Adjeng Kartini, geregisseerd door deze schrijfster.‖ Haar dubbele uitnodiging nam ik met beide handen dankbaar aan. Toen wij op de bewuste zaterdag in restaurant Hilda aan een tafel voor twee zaten, werd het stilaan drukker in het etablissement. ―Daar heb je Corrie Bos‖, wees mijn vriendin mij. De bewuste dame liep naar haar toe en zo maakte ik kennis met deze schrijfster. Uiterlijk was aan haar te zien dat ze in Indië geboren was. Haar zwarte haar, vermengd met hier en daar wat zilvergrijs, en haar teint waren onmiskenbaar van een Indische. Zij droeg een keurige sarong met een mooie kanten kabaja daarboven. Uit het gesprek maakte ik op dat beiden een gezamenlijke vriendin hadden. Persoonlijk vond ik het leuk met deze schrijfster kennis te hebben gemaakt. De titel van het bewuste boek ―Anai leu ita‖, zei me in eerste instantie niets. De plaat op de omslag had wel direct mijn aandacht. Daarop stond,neen ZAT een Mentawaier gehurkt aan de voorzijde van zijn huis. Met een sigaret in zijn rechterhand en breed glimlachend converseerde hij met de fotografe tegenover hem. Zijn lichaam was getatoeëerd met rondom dunne strepen. Op zijn armen en benen waren het geen strepen, maar dikke brede banden van ongeveer 5 cm breed. Tussen de gehurkte benen droeg hij een schaamlap. Deze was blijkbaar aan de smalle kant, want zijn genitaliën wipten er nieuwsgierig uit en zochten de frisse lucht. Plotseling floepte er een lamp aan in mijn duffe hoofd. Het schijnsel belichtte een episode uit mijn jeugd, die in het vergeethoekje was geraakt. Ik zal de lezer ervan deelgenoot maken. Mijn vader had rond 1926 een Nederlander in dienst bij het Technisch Bureau voor Lichtreclame. Zoals in mijn jeugd gebruikelijk, was de aanspreektitel voor ons – kinderen – ―oom Willem‖ en ―tante Beth‖. Wij kinderen van Karel Honken Ogelwight en Phien Ripassa, toen 6, 4 en 2 jaar oud, wisten niet beter of ze waren familie van ons, die uit Holland kwamen met hun zoontje Henri. Qua leeftijd was Henri een jaar jonger dan ik en een jaar ouder dan mijn broertje Lodi. Wij knikkerden vaak met z‘n drieën. Lodi had alle geduld om Henri de Indische manier van knikkeren te leren. Wanneer hij verloor, deed hij het stiekem op zijn manier en zo won hij de verloren knikkers weer terug. Tante Beth kende al enkele Indonesische woorden en zinnen, toen deze familie tegenover onze straat Gunung Sahari, kwam te wonen. Op en middag in de siëstatijd rinkelde onze telefoon. Ik hoorde mijn moeder zeggen: ―Ik kom zo bij je, Beth. Ga jij gerust je haar wassen, als jij klaar bent, zit ik al in je voorgalerij. Ja, ik heb ook nog iets te bestellen!‖ Nieuwsgierig als ik toen al was, stapte ik uit bed en zei tegen mijn moeder: ―Ik ga ook mee naar tante Beth.‖ ―Moet jij niet eerst slapen? Dan brengt baboe je daarna wel bij tante.‖ ―Neen, Mam, ik kan niet meer slapen!‖, zei ik naar waarheid. ―Slapen Lodi en Ernst wel?‖, vroeg zij mij. ―Ja, de jongens slapen nog.‖ ―Goed, doe maar eerst je jurk en schoenen aan. Ik moet de baboe van de jongens vertellen waar zij mij kan vinden.‖ In de hitte buiten en onder moeders parasol liepen wij de straat uit, de brug over en gingen linksaf richting tantes huis.
20
We streken neer op haar zitje in de voorgalerij van haar paviljoen. Plotseling stond tante Beth voor ons; fris gewassen en nog ruikend naar geparfumeerde zeep. Zij droeg een kimono en had haar natte haren verborgen onder een witte handdoek en die keurig op het hoof gedrapeerd, zoals filmsterren het deden op het witte doek. Zij had ons net begroet toen de fluittoon van de poetoeverkoper al van grote afstand ons oor bereikte. ―Baboe Siti, mari sini. Panggil itu jualan poetoe.‖, schalde tantes stem richting achterhuis. (Baboe Siti, kom hier, roep die poetoe-verkoper.) Tante Beth hurkte met het gezicht richting kleine voortuin, waar de poetoeverkoper zou komen te staan. Mijn moeder en ik zaten reeds op haar stoelen in afwachting van de bewuste venter. Nu stond tantes voorgalerij erg hoog. De tuin lag zeker een meter lager. Opzij van de galerij was een trap van 6 of 7 treden om in de tuin te komen. Baboe Siti liet haar strijkwerk voor wat het was en holde de straat op. Zij riep de poetoe-verkoper en hij liep het voorerf op. Hij zette beide grote manden op de grond, evenals zijn aarden bak met daarin gloeiende houtskool., dat hij aanwakkerde met een kipas (= waaier). Wanneer het vuur goed gloeit, wordt er een pan met water aan de kook gebracht. Op het deksel zijn gaten, waar bamboe kokers van zo‘n 10 cm hoog precies in pasten. Die waren gevuld met een mengsel van ketanmeel en geraspte klapper. In het midden van dit deegmengsel bevinden zich kleine brokjes gula djawa. De bovenkant van de poetoe wordt weer afgesloten met het meelmengsel, waarna de poetoe wordt gaar gestoomd. Op het moment dat deze lekkernij gaar is, blaast de stoom door de gaten van de bamboekokers. Dat fluitend geluid is op grote afstand het sein dat de poetoe-verkoper er aan komt. Het is een verrukkelijke lekkernij, helaas hier niet verkrijgbaar. Toen tantes bestelling klaar was, wikkelde hij beide poetoes in een breed stuk pisangblad. Zo overhandigde de venter haar de bestelling. Tot zijn grote schrik keek hij vanaf de lager gelegen tuin direct in de weelderig ‗gapende‘ schaamstreek van tante Beth. Verbijsterd liet de verkoper de bestelling vallen. Hij slaakte iets onverstaanbaars, gevolgd door een lang relaas. Tante begreep niets van zijn schrik. Zij wilde van Phien weten wat hij allemaal zei. Phien meende dat hij uit de Koran citeerde. Vervolgens zagen wij hem driftig zijn boeltje bij elkaar pakken en verontwaardigd het erf aflopen. ―Ik moet jou nog betalen!‖, riep tante hem na. Daar reageerde hij helemaal niet op en liep nog vlugger verder. Baboe Siti werd er weer bij gehaald. Zij raapte eerst de beide warme poetoes op, verwijderde een paar mieren en overhandigde de schone lekkernijen aan haar bazin. Bij die overhandiging gaf Siti een gil toen zij merkte dat tantes enveloppebroek bij het kruis openstond, waardoor een ieder vrij kon inkijken. Vlug ratelde ze: ―Mevrouw uw broek is niet gesloten. Dat is natuurlijk de reden dat de poetoeverkoper schrok en er van door ging.‖ ―Hier heb je het geld dat ik hem nog schuldig ben en geef meteen de bestelling van mevrouw Honken op‖, reageerde haar bazin. Siti holde de straat op om de verkoper in te halen. Vervolgens daalde Phien de trap af, omdat zij wilde weten waardoor de poetoeventer zo uit het lood geslagen was. Zij ontdekte dat de enveloppedirectoire van tante Beth bij het kruis openstond. Van schrik gaf zij met beide handen een flinke duw op de knieën van tante Beth. Daardoor viel zij achterover en zat meteen op de koele tegelvloer. De oorzaak van de onverwachte houding van de verkoper was gevonden en ongedaan gemaakt. Ook zei ze; ―Ik neem jouw broeken mee om ze bij het kruis dicht te naaien. Dit ter voorkoming vaneen herhaling.‖ Siti was intussen gearriveerd bij de poetoeverkoper, Hij wilde niets van betaling weten. Wel liet hij horen nooit meer bij die Hollandse aan te keren. Baboe siti begon hartelijk te lachen en zei hem niet zo preuts te zijn. Want alle vrouwen zijn van onder precies hetzelfde. ―Alleen bof jij, want deze Belanda bezit een lichtere dan die van je eigen vrouw.‖ ―Dat brengt ongeluk!‖, gaf hij de spreekster te verstaan. Siti negeerde zijn boze reactie en deed prompt de bestelling van mijn moeder. Gelukkig had hij daar geen bezwaar tegen. Na een poos gewacht te hebben tot de bestelling gaar was, bracht Siti, nog nagrinnikend, de grote bestelling bij mijn moeder, die bij tante Beth nog te gast was. Blij ontving ze de poetoes en merkte bij het verlaten van tantes huis fijntjes op: ―Wat kunnen mannen toch weinig hebben!‖ Augustine Weijgers 21
WAT IS OOST-INDISCH DOOF? Wat is de betekenis en de herkomst van dit gezegde? Oost-Indisch doof wil zeggen dat iemand zich doof houdt. Hij doet alsof hij niets hoort, als hij geroepen, aangesproken of om iets verzocht wordt. We noemen zo‘n ‗toneelspeler‘ dan Oost-Indisch doof. Dat gezegde kwam voor het eerst voor in de negentiende eeuw. Daarvoor, in de zeventiende en achttiende eeuw, heette het ―den doove maken of spelen en den doovaard of doverik spelen‖. In oude boeken worden twee verschillende antwoorden gegeven over de herkomst van dit gezegde. Enerzijds zou deze ‗hebbelijkheid‘ van niet te willen luisteren naar een vermaning of een verzoek ―wel het meest op de Oost-Indiërs toepasselijk zijn, daar hun, door de heete luchtsgesteldheid, eene natuurlijke traagheid eigen is.‖ Anderzijds wordt beweerd dat doen alsof je doof bent een ―eigenaardige‖ kwaal is van ―Oostersche vorsten, die dikwijls vertoogen van westersche regeeringspersoonen niet heeten te begrijpen, of kwalijk te verstaan, om daardoor uitstel te winnen voor de vervulling hunner beloften.‖ (Bron: digitale bibliotheek voor de Nederlandse Letteren) Anton Ripassa
BLACKEY
H
et hieronder volgende verhaal speelde zich af vóór de Tweede Wereldoorlog.
De ouders van mijn vriendin woonden in Nederlands-Indië op de onderneming Wonosari. In 1951 waren zij verlofgerechtigd en gingen voor een jaar naar Nederland. Hun dochter was toen nog een tiener, maar zij weet zich nog heel goed het volgende te herinneren. Hun zwarte hond lieten zij verzorgd achter in de administrateurswoning. De tijdelijke plaatsvervanger kreeg een bankrekening waarop een ruim bedrag werd gedeponeerd voor de verzorging van Blackey. Toen zij na hun jaarlijks verlof weer ‗neerstreken‘ op de onderneming, vroegen ze het eerst naar hun lieve zwarte viervoeter. Zij zagen hem niet en misten ook zijn welkomstgeblaf, waar ze zich zo op hadden verheugd. Zij geloofden hun ogen niet toen zij in een hok geen zwarte, maar een witte hond zagen liggen. Hij zag er zeer verwaarloosd uit. Het futloos zwaaien van zijn staart gaf wel aan dat hij zijn voormalige bazen herkende. Er werd meteen geïnformeerd bij de kokkie hoe de uiterlijke verandering gekomen was. Zij kregen te horen dat de hond zijn eigenlijke baasjes vreselijk gemist had en om die reden vel over been was. De oorspronkelijke eigenaars wisten niet wat ze moesten geloven. Ze zetten een groot vraagteken bij wat ze van de kokkie vernamen. Wel bleek de bankrekening voor de verzorging van de hond blanco. Alle drie waren ze dolblij op tijd te zijn teruggekomen voor Blackey, omdat ze vreesden voor zijn leven. De vrouw des huizes nam zich voor hem zodanig te verzorgen dat hij weer volledig opknapte. Zij begon met hem ieder uur een lepel vloeibaar voedsel te geven. Om dat te realiseren moest Blackey ‘s nachts in de slaapkamer slapen. Er werd een kistje gemaakt waarin een oude deken werd gelegd. Zo rustte en sliep hij naast het bed van zijn zorgzame en toegewijde verpleegster. Met de week knapte hij zienderogen op. Zijn portie eten werd geleidelijk aan groter tot hij weer zelfstandig kon eten. Door zijn goede herstel werd ook zijn vacht langzamerhand steeds donkerder tot zijn oorspronkelijke kleur. Evenredig ging het met zijn levendigheid. Hij kon weer rennen en blaffen als voorheen. Zij constateerden dat zij eindelijk hun oude hond weer terug hadden. Wat waren zij blij met zijn herstel. Een klein detail zij hier vermeld.
22
Toen het echtpaar met hun dochter na hun terugkomst uit Nederland de kruk van hun slaapkamerdeur vastpakten, voelden zij beurtelings iets ondefinieerbaars. Kokkie werd erbij gehaald om uitleg te geven. Zij haalde haar schouders op en durfde de vragers niet aan te kijken. Zij bleef halsstarrig zwijgen. Vele maanden later kreeg het echtpaar toch te horen dat hun vervanger een dukun had geraadpleegd om te bewerkstelligen dat de oorspronkelijke bewoners voorgoed zouden wegblijven. Gedurende hun afwezigheid had aan de deurknop een bolletje gehangen, totdat de vervanger te horen kreeg dat de bewoners op een bepaalde datum zouden terugkeren. Tijdig pakte hij zijn biezen en nam de ‗boze‘ bol mee. Toen in 1948 ook deze familie in opdracht van de Indonesische regering het land moest verlaten, namen ze Blackey mee in het vliegtuig naar Nederland. Gedurende de reis zat hij in een speciaal dierencompartiment. Blackey voor de tweede keer achterlaten, wilden ze per se niet. A. Weijgers
KOFFIE(GE)LEUT(ER)
O
f ik nu vroeg of laat naar bed ga, maakt niet uit. En zon of regen bij het openen van de gordijnen, kan ook niet schelen. Om vijf uur de wekker laten aframmelen of doorsluimeren tot het moment waarop mijn ogen niet meer dicht willen blijven, is ook van geen enkel belang. Als de dag maar begint met …KOFFIE! Wat heet trouwens ―beginnen met‖? Na één kop ben ik nog nergens. Na twee koppen èrgens, maar wáár is nog onduidelijk, en pas na kop drie vind ik na enig getast mijn bril, lees het ochtendblad, kijk op de klok, hoor de geluiden van de nieuwe dag en ga ontbijten. Na kop vier weet ik dat ik nog lééf! Hoi, hoi! ‘s Morgens moet er koffie zijn, alsjeblieft niet te sterk, maar vooral ook niet te slap. Een euvel dat volgens sommige fabrikanten te voorkomen is met behulp van een maatlepeltje. Als ik nou ergens echt de pest aan heb, is het wel aan wijsneuzige fabrikanten die mij gaan vertellen hoe ik koffie moet zetten. Vandaar dat ik, zodra zo‘n maatlepeltje ongevraagd in mijn bezit komt, het driftig ver weg gooi: ‗t balkon van onze onderbuurvrouw ligt er vaak mee bezaaid. Hoe maak ik, zonder zo‘n stom maatlepeltje, koffie op goede sterkte? Heel simpel: op de gevoelvolle gok. Soms is zo‘n gok wat al te gevoelvol en dan mag ik na de eerste slok nog wel eens een sprong in de lucht maken. Daarbij heb ik wel eens ademnood en moet dan onsmakelijk kokhalzen, maar voor een fervent koffiedrinker als ik is dat best overkomelijk. Een flauwe kop, beige gekleurd water als alternatief is vele malen erger. Niet voor niets heet ons gezelligheidsdrankje dat altijd klaar staat, een bakkie troost, een bakkie sterkte, een bakkie hartkramp. Het is volksvocht nummer één en volgens de statistieken wordt er door ons samen 5.000.000 liter per dag gedronken in heel Nederland. E ik ben één van de grote afnemers. aar dan wel van versgemalen bonenkoffie in een grote mok, en niet van die automatendrab ik kartonnen of plastic bekers. En zwart moet die koffie zijn, want daar zweer ik bij sinds vroeger een buurman van maat 46 tot maat 38 slonk door het afzweren van suiker en room. ‘t Was wel even wennen natuurlijk. Je kunt mij, na een zeer moeizame afkickperiode, tegenwoordig dus zeer gelukkig maken met een mok zwarte koffie – zwart als de nacht en heet als de hel.
23
Maar ik word doodongelukkig en nog misselijk ook wanneer men aan de koffie walsgelijke suikerklontjes, vieze gekookte melk, mierzoet vette slagroom of, nog erger, een scheut kleverige koffiemelk toevoegt. Nooit doen dus, wij zijn toch vrienden! Ben ik nu een halvegare, een gek die aan koffie een te grote waarde hecht en zich een leven zonder koffie niet kan voorstellen? Volgens het leuke boek ―Koffie is een Kunst‖bevind ik mij in het goede gezelschap van kunstenaars die dankzij de koffie de inspiratie vonden tot het maken van meesterwerken. Ik kan me voorstellen dat er nog meer aspecten aan dit smakelijke vocht toe te kennen zijn die ik nog niet heb genoemd. Toch stop ik hier, het is voor vandaag wel genoeg. U bent nu wel doordrongen van het feit dat ik (enigszins) geflipt ben. Bovendien ben ik hard aan mijn volgende mok koffie toe. En zal ik eens in het koffiedik kijken? U bent ook aan uw volgende kopje koffie toe na dit koffiegeleuter van mij. Anton Ripassa THEE TUBRUK MET …
A
ls dienstplichtige militair werd Richard in de veertiger jaren uit het verre Holland naar ‗de Oost‖ gestuurd. Op een zondagmorgen toen de zon niet zo heet en de koelte van de afgelopen nacht nog merkbaar was, liep hij met twee kameraden door de stille lanen van Batavia. In de voortuin was Ibin, onze kebon (tuinman), bezig stoeltjes en tafeltjes neer te zetten voor de gasten die in de loop van de dag op mijn verjaardagsfeestje werden verwacht. Dertien jaar werd ik. Waarschijnlijk dachten de drie militairen een restaurantje gevonden te hebben, want zonder enige schroom liepen zij het pas af en zetten zich aan één van de zitjes, terwijl ze bij Ibin en passant twee biertjes en een kopje koffie bestelden. Ibin die geen raad met de situatie wist, seinde mijn vader in, die breed lachend op het drietal afkwam en hun vertelde dat ze op de voorbereiding van een kinderverjaardag waren terechtgekomen, ―maar nu jullie hier toch zijn …‖ en zo verliep de eerste kennismaking met Richard. Ries, zoals hij bij ons thuis al snel werd genoemd, was een vriendelijke en hulpvaardige jongen die, wanneer hij geen dienst had, vaak bij ons thuis was te vinden, waar hij met veel interesse de bloemen en insecten bestudeerde. Tjitjaks (muurhagedisjes) die tegen het plafond jacht maakten op muggen, kon hij met aandacht en veel geduld observeren. Hij smulde van het Indische eten en dronk koppie tubruk. Een flinke schep koffie in een emaillen mok, suiker en heet water toevoegen en klaar was de koppie tubruk. Als er koffie tubruk was, moest er toch ook thee tubruk zijn, vond hij. Thee tubruk was zijn eigen vinding. Een schepje theeblaadjes in een mok, heet water eroverheen, een schepje suiker naar smaak en nadat het geheel goed is geroerd, was het wachten tot alle blaadjes op de bodem van de mok lagen en de thee tubruk was gereed. Op een dag hielp hij mijn vader met het maken van een duivenhok. Het resultaat mocht er zijn; het werd een juweeltje van een duivenhok, in groen en wit, voorzien van een schuifdeurtje en een Amsterdams trapgeveltje. Met de mok thee tubruk binnen handbereik timmerde Ries er lustig op los. Gefascineerd keek ik uit naar de merkwaardige rituelen die aan de laatste slok thee voorafgaan. Eerst draaide hij zorgvuldig met de mok in zijn hand kleine rondjes, waarna hij met één teug de thee en theeblaadjes in zijn mond liet verdwijnen. Met zijn tong drukte hij alle theeblaadjes tegen zijn gehemelte en kauwde op de theeblaadjes tot die helemaal tot poeder zijn vermalen, waarna hij het geheel doorslikte. Gedurende deze handelingen hield hij zijn ogen stijf dicht. Als hij de lege mok neerzette, waarbij hij plechtig zei ―goed voor de stoelgang‖, was dat het einde van het theetubruk-ritueel. Alle handelingen volgden elkaar altijd in dezelfde volgorde op. 24
Met verbazing aanschouwde ik elke keer de haast heilige rituelen die bij het theetubruk-drinken door Ries werden uitgevoerd. Het was weer tijdens een van de klusmiddagen die hij met mijn vader doorbracht dat ik met spanning op de laatste handeling, het achteroverslaan van de laatste teug thee met blaadjes en al en de daarop volgende dwanghandelingen wachtte. In plaats van een zoetzalige glimlach verscheen er een verschrikkelijke grijs op zijn gezicht en met de hand voor de mond rende Ries voorover gebogen de tuin in, waar hij de inhoud van zijn mond tussen de bloeiende cana‘s uitspuwde. Verschrikt en nieuwsgierig rende ik achter Ries aan en zag tussen de uitgespuugde theeblaadjes een kronkelend staartje van een tjitjak, die waarschijnlijk tijdens de jacht op muggen aan het plafond in de mok was gevallen. Vanaf die tijd had Ries altijd een schoteltje op zijn mok. M. Berendsen Ingezonden door A. Weijgers.
VERKEERSLICHTEN Verkeersobstakels in de straten ben ik zo zoetjes aan gaan haten. Soms zijn verkeerslichten warempel nog erger dan zo‘n hobbeldrempel: ook als je daar geen kip (of haan) ziet, sta je te wachten tot je groen ziet. Pleziergedicht van Theo van de Leur ingezonden door Anton Ripassa
FAMILIESTAMBOOM
M
omenteel kan ik niet echt verder met het uitwerken van de familiestamboom. Het is niet dat het stamboomonderzoek stil ligt; maar meer het feit, dat ik geen nieuwe gegevens meer binnen krijg. Nu weten we uit ervaring, dat dit plots weer in een stroomversnelling kan geraken. Omdat ik toch blijf zoeken naar nieuwe aanknopingspunten; wil ik hierbij de ontwikkelingen weer een beetje op gang te krijgen en daar heb ik uw hulp bij nodig! Inmiddels heb ik de nieuw gevonden tak van de Ripassa‘s op papier gezet en uitgewerkt. Op de volgende pagina‘s ziet u de tekstuitwerking van de ―nieuwe tak‖ van de familie. Aan u de vraag of u op deze nieuw gevonden tak wilt nakijken. Misschien kunt u mij nog wat aanvullingen geven of wellicht wel enige correcties toepassen? Alle gegevens van de totale stamboom moeten opnieuw in een nieuw stamboomprogramma worden ingevoerd. Het programma wat ik nu gebruik werkt nog onder DOS (een enorm verouderd computer-besturings programma). Ik ben op zoek naar een stamboomprogramma; dat draait onder Windows XP. Als u mij daar aan kunt helpen of een tip kunt geven, waar ik dat kan kopen, dan houd ik me aanbevolen! Als ik een nieuw programma heb gevonden, wil ik meteen alle ―foutjes‖, die nu nog in de stamboom staan eruit halen. Daar ik ook foto‘s (portretten) wil toevoegen, vraag ik u hierbij ook om mij foto‘s (pasfoto‘s) van uzelf of familieleden toe te zenden. Omdat ik de stamboom later in boekvorm wil uitgeven; is het leuk om meteen bij de naam ook een foto te kunnen tonen van de persoon in kwestie.
25
Het opnieuw invoeren van de stamboom in een computerprogramma is een monniken werk en zal dan ook honderden uren in beslag gaan nemen. Verwacht dan ook niet, dat het stamboomboek dit jaar nog klaar zal zijn. Later zullen wij in een extra uitgave van dit blad de totale stamboom plaatsen; met alle correcties;in de vorm zoals die (ongecorrigeerd) op de volgende pagina‘s is afgedrukt. Correcties, opmerkingen, aanwijzingen en aanvullingen mag u mij toezenden per brief of post; maar ook per email. Als u de stamboom in tekst, digitaal wilt hebben; dan kan dat ook. Op mijn site http://www.ripassa.tk kunt u de stamboom ook bekijken en opslaan op uw computer. Als u de site opgestart heeft; dan gaat u in het linkermenuscherm naar ―STAMBOOM‖. Voor het stamboomboek ben ik nog steeds op zoek naar mensen die verhalen kunnen vertellen over zichzelf en/of over (overleden) familieleden. Dus: mocht u nog foto's hebben van uzelf of familieleden, dan houd ik me aanbevolen. Het mogen geboorte-, kinder-, vakantie-, trouw- of portretfoto‘s zijn, allemaal welkom. Oud of recent, het maakt eigenlijk niet uit. Elke foto is welkom. Ook (digitale) kopieën van bijvoorbeeld geboorte- of trouwaktes zijn van harte welkom. Dat alles maakt het boek niet alleen interessanter, maar ook prettiger om te lezen. Als u foto's heeft die u niet kwijt wilt of waar u geen negatieven meer van heeft, geen probleem. Van die foto's kan ik zelf een reproductie maken, zonder dat de foto uit het album gehaald hoeft te worden. W. Kurd Ripassa, Hoflandstraat 3, 3815 PP Amersfoort Email:
[email protected] of
[email protected] Web: www.ripassa.tk
STAMBOOM VAN HENDRIK AUGUST RIPASSA 1 Hendrik August Ripassa 1885 - 1924 Born: 29 April 1885 te Serang, Banten, Java, Indonesia Died: 5 September 1924 te Bandoeng. Java, Indonesia 1e vrouw: +Adriana Samuels Married: 20 June 1911 te Palembang, Indonesia Geen kinderen 2de vrouw: +Martha Pattirajawany 1907 -- 1977 Born: 1907 te Jakarta, Indonesia Married: 1920 Died: 22 February 1977 te Medan, Sumatra, Indonesia 1 kind: Petrus Pieter Paulus Frederik Rudolf Willem Ripassa (Abdullah Ripassa) 2 Abdullah Ripassa 1921 — 1998 Aka: Petrus Pieter Paulus Frederik Rudolf Willem Sex: Male Born:25 March 1921 te Koeta Radja, Atjeh, Sumatra, Indonesia Died: 31 May 1998 te Jakarta, Indonesia Education: Educated as an architect Military service: Served in the army as a young man
Abdullah en zijn moeder Martha Pattirajawany, 1971
26
1e vrouw: +Kamariah 1928 – 1996 Born: 8 augustus 1928 te Tanjung Pura, Sumatra. Indonesia Married: 15 september 1949 te Kwala Simpang, Atjeh Timur, Indonesia Died: 7 July 1996 te Medan, Sumatra, Indonesia 12 kinderen 2de vrouw: +Rosani 1951 - aka: Yos Born: 23 december 1951 te Jakarta, Indonesia Married: 1974 Died: ??? 2 kinderen
Abdullah en Kamariah, 1950
Kinderen en kleinkinderen van Abdullah Ripassa en Kamariah
V.l.n.r. Henni, Moriaty, Abdullah, Wim, Agus, Kamariah, Amiruddin
3 Henni Ripassa 1950 -
Female
Born: September 1950 te Medan, Indonesia
Man: +Fonda (Nanda) Born: ??? Married: ??? Died: ??? 11 kinderen 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4
27
Tupih Upik Fenny Ripassa Fonda Ripassa Pommy Ripassa Jinny Ripassa Fatimah Ripassa Unknown Ripassa Unknown Ripassa Unknown Ripassa Unknown Ripassa Unknown Ripassa Boby Ripassa
1972 1974 1976 1978 1980 1982 1984 1986 1988 1990 1992 -
Sex: Female Sex: Male Sex: Female Sex: Female Sex: Female Sex: Unknown Sex: Unknown Sex: Unknown Sex: Unknown Sex: Unknown Sex: Male
Born: Abt. 1972 Born: Abt. 1974 Born: Abt. 1976 Born: Abt. 1978 Born: Abt. 1980 Born: Abt. 1982 Born: Abt. 1984 Born: Abt. 1986 Born: Abt. 1988 Born: Abt. 1990 Born: Abt. 1992
3 Amiruddin Ripassa 1952 –
Sex: Male
Born: 22 June 1952 te Medan, Indonesia
1e vrouw: +Yulian Married: 1976 2 kinderen 4 Nina Ripassa 4 Ronald Ripassa
1977 1979 -
Sex: Female Sex: Male
Born: Abt. 1977 Born: Abt. 1979
1993 1995 1997 1999 -
Sex: Female Sex: Female Sex: Female Sex: Female
Born: Abt. 1993 Born: Abt. 1995 Born: Abt. 1997 Born: Abt. 1999
Sex: Male
Born: 12 april 1954 te Medan,
2e vrouw: +Dasmawati Married: 1992 4 kinderen 4 4 4 4
Loura Ripassa Louna Ripassa Jubaucah Ripassa Widiawati Ripassa
3 Wim Iskandar Ripassa 1954 – Indonesia
aka: Wimpie
vrouw: +Susan Gwynne Davies Born: 23 maart 1954 te Auckland, New Zealand Married: 14 oktober 1977 te Kota, Jakarta, Indonesia 2 kinderen 4 Paul Jonathan Ripassa 1980 4 Evana Marie Ripassa 1983 -
Sex: Male Born: 21-12-1980 te Howick, Auckland, New Zealand Sex: Female Born: 24-03-1983 te Auckland, New Zealand
3 Mariaty Ripassa 1955 – 1e man: +Rahman Married: Abt. 1977 1 kind:
Sex: Female
4 Bobby Rahman Ripassa
1978 –
Born: 27 september 1955 te Medan, Indonesia
Sex: Male
Born: Abt. 1978
2e man: +Unknown Married: Abt. 1979 Geen kinderen 3e man: +Dedy Married: Abt. 1982 3 kinderen: 4 Jimi Ripassa 4 Selvia Yunika Ripassa 4 Fetrick Ripassa
1984 1986 1988 -
Sex: Male Sex: Female Sex: Female
Born: Abt. 1984 Born: Abt. 1986 Born: Abt. 1988
28
3 Agus Ripassa
1957 –
Vrouw: +Unknown Married: February 1985 3 kinderen: 4 Andri Susanto Ripassa 4 Eko Andika Ripassa 4 Desy Triyana Ripassa 3 Juliaty Ripassa
Sex: Male
1986 1988 1990 -
1959 –
Born: 23 augustus 1957 in Medan, Indonesia
Sex: Male Sex: Male Sex: Male Sex: Female
Born: Abt. 1986 Born: Abt. 1988 Born: Abt. 1990 Born: 15 juli 1959 te Medan, Indonesia
1e Man: +Bodamer 2 kinderen 4 Beby Veronica Bodamer Ripassa 1983 4 Susanna Fransiska Bodamer Ripassa 1986 -
Sex: Female Sex: Female
Born: Abt. 1983 Born: Abt. 1986
Sex: Female Sex: Female Sex: Male
Born: Abt. 1989 Born: Abt. 1991 Born: 1997
2e Man: +??? 3 kinderen 4 Merlyn Yoseva Ripassa 4 Theresya Ripassa 4 Nando Ripassa
1989 1991 1997 -
3 Rosmiaty Ripassa 1961 – Man: +Unknown Married: Abt. 1978 5 kinderen 4 4 4 4 4
Anzli Putra Taberta Ripassa 1979 Yessi Rosa Linda Ripassa 1981 Kiki Veronika Ripassa 1983 Poppy Marissa Ripassa 1985 Unknown Ripassa 1990 -
3 Sjahrial Ripassa Vrouw: +Wanita Suyati 3 kinderen
1963 –
3 Arifin Ripassa Vrouw: +Eka: Unknown Married: Abt. 1994 2 kinderen
Born: 10 mei 1961 te Medan, Indonesia
Sex: Male Sex: Female Sex: Female Sex: Female Sex: Female Sex: Male
Born: Abt. 1979 Born: Abt. 1981 Born: Abt. 1983 Born: Abt. 1985 Born: Abt. 1990
Born: 20 april 1963 te Medan, Indonesia
Born: 24 May 1963
4 Unknown Ripassa 4 Unknown Ripassa 4 Unknown Ripassa
29
Sex: Female
1988 1990 1992 1965 –
Sex: Female Sex: Female Sex: Female Sex: Male
Born: Abt. 1988 Born: Abt. 1990 Born: Abt. 1992
Born: 12 maart 1965 te Medan, Indonesia
4 Dea Audia Ripassa 4 Nico Adrian Ripassa 3 Sjarifah Ripassa
1995 2000 -
1966 –
Sex: Female Sex: Male Sex: Female
Born: 10 december 1995 Born: 14 juni 2000
Born: 26 january 1966 te Medan, Indonesia
Man: +Herman Married: ? 2 kinderen 4 Dekky Ripassa 4 Vina Ripassa
Sex: Male Sex: Female
3 Erwinsjah Ripassa 1968 – Vrouw: +Yusmawati Yunus Married: Abt. 1998 of 17 januari 2000 Geen kinderen
Sex: Male
1973 –
3 Affandi Ripassa Vrouw: +Sri Suliningsih Jemirun Married: Abt. 1994
Born: ? Born: ? Born: 15 Juli 1968 te Medan, Indonesia
Born: 7 oktober 1982
Sex: Male
Born: 8 March 1973 te Medan, Indonesia
Born: 20 september 1974
Kinderen en kleinkinderen van Abdullah Ripassa en Rosani 2e vrouw: +Rosani 1951 - aka: Yos Born: 23 December 1951 te Jakarta, Indonesia Married: 1974 Died: ??? 2 kinderen 3
Lenny Juniarti Ripassa Man: +Unknown Married: 12 July 1996 te Jakarta Divorced: Abt. 1997 3 Fadli Firmansha Ripassa 1977 – Vrouw: +Irma Married: Abt. 1999
1975 – Sex: Female
Sex: Male
Born: 29 June 1975 te Jakarta, Indonesia
Born: 30 January 1977 te Jakarta, Indonesia
30