BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen. 1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Stivarga 40 mg filmomhulde tabletten. 2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke filmomhulde tablet bevat 40 mg regorafenib. Hulpstoffen met bekend effect: De dagelijkse dosis van 160 mg bevat 2,427 mmol (of 55,8 mg) natrium (zie rubriek 4.4). De dagelijkse dosis van 160 mg bevat 1,68 mg lecithine (afkomstig van soja) (zie rubriek 4.4). Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1. 3.
FARMACEUTISCHE VORM
Filmomhulde tablet. Lichtroze, filmomhulde tabletten, ovaal met een lengte van 16 mm en een breedte van 7 mm, met aan de ene zijde ‘BAYER’ en aan de andere zijde ‘40’. 4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1
Therapeutische indicaties
Stivarga is geïndiceerd voor de behandeling van volwassen patiënten met gemetastaseerd colorectaal carcinoom (CRC), die eerder zijn behandeld met, of niet in aanmerking komen voor beschikbare therapieën. Die kunnen bestaan uit chemotherapie op basis van fluoropyrimidine, een anti-VEGF-behandeling of een anti-EGFR-behandeling (zie rubriek 5.1). 4.2
Dosering en wijze van toediening
Stivarga dient voorgeschreven te worden door artsen die ervaren zijn in het toedienen van antikankertherapieën. Dosering De aanbevolen dosis regorafenib is 160 mg (4 tabletten van 40 mg), eenmaal daags in te nemen gedurende 3 weken, gevolgd door 1 week zonder behandeling. Deze periode van 4 weken wordt beschouwd als een behandelcyclus. Indien een dosis niet op tijd wordt ingenomen, moet die dezelfde dag, zodra de patiënt eraan denkt, worden ingenomen. De patiënt mag geen twee doses op dezelfde dag innemen om een vergeten dosis in te halen. In geval van braken na toediening van regorafenib mag de patiënt geen extra tabletten innemen. De behandeling moet worden voortgezet zolang er voordeel wordt waargenomen of totdat zich onacceptabele toxiciteit voordoet (zie rubriek 4.4).
2
Patiënten met een performancestatus (PS) van 2 of hoger werden uitgesloten van deelname aan de klinische onderzoeken. Er is een beperkte hoeveelheid gegevens beschikbaar over patiënten met een PS ≥ 2. Aanpassingen in dosering Onderbreking van de toediening en/of verlaging van de dosis kan nodig zijn op basis van individuele veiligheid en verdraagbaarheid. Aanpassing van de dosis dient in stappen van 40 mg (één tablet) te worden gedaan. De laagste aanbevolen dagelijkse dosis is 80 mg. De maximale dagelijkse dosis is 160 mg. Zie Tabel 1 voor aanbevolen dosisaanpassingen en te nemen maatregelen in geval van hand-voethuidreactie (HFSR, hand-foot skin reaction) / palmair-plantair erythrodysesthesiesyndroom. Tabel 1: Aanbevolen dosisaanpassingen en te nemen maatregelen voor HFSR Graad van huidtoxiciteit Graad 1
Optreden Elk
Eerste optreden
Graad 2
Geen verbetering binnen 7 dagen of tweede optreden
Derde optreden
Vierde optreden
3
Aanbevolen dosisaanpassing en te nemen maatregelen Dosisniveau handhaven en onmiddellijk ondersteunende maatregelen instellen voor symptoomverlichting. Dosis met 40 mg (één tablet) verlagen en onmiddellijk ondersteunende maatregelen instellen. Indien ondanks de dosisverlaging geen verbetering optreedt, de behandeling onderbreken gedurende minimaal 7 dagen totdat de toxiciteit is verminderd tot Graad 0-1. Het wordt aan het oordeel van de arts overgelaten of de dosis daarna weer kan worden verhoogd. Behandeling onderbreken totdat de toxiciteit is verminderd tot Graad 0-1. Wanneer de behandeling opnieuw wordt gestart, de dosis met 40 mg (één tablet) verlagen. Het wordt aan het oordeel van de arts overgelaten of de dosis daarna weer kan worden verhoogd. Behandeling onderbreken totdat de toxiciteit is verminderd tot Graad 0-1. Wanneer de behandeling opnieuw wordt gestart, de dosis met 40 mg (één tablet) verlagen. Het wordt aan het oordeel van de arts overgelaten of de dosis daarna weer kan worden verhoogd. Behandeling met Stivarga permanent stopzetten.
Graad van huidtoxiciteit
Optreden
Eerste optreden
Graad 3
Tweede optreden
Derde optreden
Aanbevolen dosisaanpassing en te nemen maatregelen Onmiddellijk ondersteunende maatregelen instellen. Behandeling onderbreken gedurende minimaal 7 dagen totdat de toxiciteit is verminderd tot Graad 0-1. Wanneer de behandeling opnieuw wordt gestart, de dosis met 40 mg (één tablet) verlagen. Het wordt aan het oordeel van de arts overgelaten of de dosis daarna weer kan worden verhoogd. Onmiddellijk ondersteunende maatregelen instellen. Behandeling onderbreken gedurende minimaal 7 dagen totdat de toxiciteit is verminderd tot Graad 0-1. Wanneer de behandeling opnieuw wordt gestart, de dosis met 40 mg (één tablet) verlagen. Behandeling met Stivarga permanent stopzetten.
Zie Tabel 2 voor aanbevolen maatregelen en dosisaanpassingen in geval van verslechtering van leverfunctietesten waarvan wordt aangenomen dat deze verband houden met Stivarga (zie ook rubriek 4.4). Tabel 2: Aanbevolen maatregelen en dosisaanpassingen in geval van afwijkende leverfunctietesten die gerelateerd zijn aan het geneesmiddel Waargenomen verhoging van ALAT en/of ASAT ≤ 5 maal de bovengrens van het normale bereik (ULN, upper limit of normal) (maximum Graad 2)
Optreden
Elk optreden
Behandeling met Stivarga voortzetten. Leverfunctie wekelijks controleren totdat de transaminasewaarden gedaald zijn tot < 3 maal ULN (Graad 1) of tot de uitgangswaarde.
Opnieuw optreden
Behandeling met Stivarga onderbreken. Transaminasewaarden wekelijks controleren totdat deze gedaald zijn tot < 3 maal ULN of tot de uitgangswaarde. Herstarten: Als het potentiële voordeel opweegt tegen het risico van hepatotoxiciteit, de behandeling met Stivarga opnieuw starten, de dosis met 40 mg (één tablet) verlagen en de leverfunctie wekelijks controleren gedurende minimaal 4 weken. Behandeling met Stivarga permanent stopzetten.
Elk optreden
Behandeling met Stivarga permanent stopzetten.
> 5 maal ULN tot ≤ 20 maal ULN (Graad 3) Eerste optreden
> 20 maal ULN (Graad 4)
Aanbevolen maatregelen en dosisaanpassing
4
Waargenomen verhoging van ALAT en/of ASAT
> 3 maal ULN (Graad 2 of hoger) en gelijktijdig bilirubine > 2 maal ULN
Optreden
Elk optreden
Aanbevolen maatregelen en dosisaanpassing Behandeling met Stivarga permanent stopzetten. Leverfunctie wekelijks controleren totdat de waarden zijn hersteld of gedaald zijn tot de uitgangswaarden. Uitzondering: patiënten met syndroom van Gilbert die verhoogde transaminasewaarden ontwikkelen, dienen volgens de hierboven aangegeven aanbevelingen te worden behandeld voor de respectievelijke waargenomen verhogingen van ALAT en/of ASAT.
Leverfunctiestoornis Regorafenib wordt voornamelijk via de hepatische route geëlimineerd. In klinisch onderzoek zijn er geen relevante verschillen in blootstelling, veiligheid of werkzaamheid waargenomen tussen patiënten met milde leverfunctiestoornis (Child-Pugh A) en patiënten met normale leverfunctie. Er is geen dosisaanpassing nodig voor patiënten met milde leverfunctiestoornis. Omdat slechts een beperkte hoeveelheid gegevens beschikbaar is voor patiënten met matige leverfunctiestoornis (Child-Pugh B) en omdat regorafenib niet is onderzocht bij patiënten met ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pugh C), kan voor deze patiëntgroepen geen doseringsadvies worden gegeven. Zorgvuldig controleren van de algehele veiligheid wordt bij deze patiënten aanbevolen (zie rubriek 4.4 en 5.2). Stivarga wordt niet aanbevolen voor gebruik bij patiënten met ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pugh C), omdat Stivarga in deze patiëntengroep niet is onderzocht. Nierfunctiestoornis In klinisch onderzoek zijn er geen relevante verschillen in blootstelling, veiligheid of werkzaamheid waargenomen tussen patiënten met milde nierfunctiestoornis (geschatte glomerulaire filtratiesnelheid [eGFR] 60-89 ml/min/1,73 m2) en patiënten met normale nierfunctie. Een beperkte hoeveelheid farmacokinetische gegevens duidt erop dat er geen verschil in blootstelling is bij patiënten met matige nierfunctiestoornis (eGFR 30-59 ml/min/1,73 m2). Er is geen dosisaanpassing nodig voor patiënten met milde of matige nierfunctiestoornis (zie ook rubriek 5.2). Er zijn geen klinische gegevens beschikbaar bij patiënten met ernstige nierfunctiestoornis (eGFR < 30 ml/min/1,73 m2). Ouderen In klinisch onderzoek zijn er geen relevante verschillen in blootstelling, veiligheid of werkzaamheid waargenomen tussen oudere (65 jaar en ouder) en jongere patiënten. Er is slechts beperkte informatie over patiënten ouder dan 75 jaar (zie ook rubriek 5.2). Geslacht In klinisch onderzoek zijn er geen relevante verschillen in blootstelling, veiligheid of werkzaamheid waargenomen tussen mannelijke en vrouwelijke patiënten. Er is geen dosisaanpassing nodig op basis van het geslacht (zie ook rubriek 5.2). Etnische verschillen In klinisch onderzoek zijn er geen relevante verschillen in blootstelling, veiligheid of werkzaamheid waargenomen tussen patiënten van verschillende etnische groepen. Er is geen dosisaanpassing nodig op basis van etniciteit (zie rubriek 5.2). Er is een beperkte hoeveelheid gegevens over regorafenib bij patiënten van het negroïde ras. Pediatrische patiënten Er is geen relevante toepassing van Stivarga bij pediatrische patiënten voor de indicatie gemetastaseerd colorectaal carcinoom. 5
Wijze van toediening Stivarga is voor oraal gebruik. Stivarga moet elke dag op hetzelfde tijdstip worden ingenomen. De tabletten moeten in hun geheel met water worden doorgeslikt, na een lichte maaltijd die minder dan 30% vet bevat. Een voorbeeld van een lichte (vetarme) maaltijd kan zijn: 1 portie ontbijtgranen (ongeveer 30 g), 1 glas magere melk, 1 sneetje toast met jam, 1 glas appelsap en 1 kop koffie of thee (520 calorieën, 2 g vet). 4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor (één van) de in rubriek 6.1 vermelde hulpstof(fen). 4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Effecten op de lever Afwijkingen in leverfunctietesten (alanineaminotransferase [ALAT], aspartaataminotransferase [ASAT] en bilirubine) zijn vaak waargenomen bij patiënten die werden behandeld met Stivarga. Ernstige afwijkingen van leverfunctietesten (Graad 3 tot 4) en leverdisfunctie met klinische manifestaties (waaronder met fatale afloop) zijn gemeld bij een kleine proportie patiënten (zie rubriek 4.8). Het wordt aanbevolen om leverfunctietesten (ALAT, ASAT en bilirubine) uit te voeren voordat de behandeling met Stivarga wordt gestart en de leverfunctie gedurende de eerste 2 maanden van de behandeling zorgvuldig (minimaal eenmaal per twee weken) te controleren. Daarna dient periodieke controle, ten minste eenmaal per maand en op klinische indicatie te worden voortgezet. Regorafenib is een uridinedifosfaatglucuronosyltransferase (UGT) 1A1-remmer (zie rubriek 4.5). Milde, indirecte (ongeconjugeerde) hyperbilirubinemie kan bij patiënten met het syndroom van Gilbert optreden. Bij patiënten met een waargenomen verslechtering van de leverfunctietesten waarvan wordt verondersteld dat die verband houdt met de behandeling met Stivarga (d.w.z. wanneer er geen duidelijke andere oorzaak, zoals posthepatische cholestase of ziekteprogressie, aanwezig is), dient het advies voor dosisaanpassing en controle uit Tabel 2 te worden gevolgd (zie rubriek 4.2). Regorafenib wordt voornamelijk via de hepatische route geëlimineerd. Zorgvuldig controleren van de algehele veiligheid wordt aanbevolen bij patiënten met milde of matige leverfunctiestoornis (zie ook rubriek 4.2 en 5.2). Stivarga wordt niet aanbevolen voor gebruik bij patiënten met ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pugh C), omdat Stivarga in deze groep niet is onderzocht en de blootstelling bij deze patiënten verhoogd kan zijn. Patiënten met KRAS-gemuteerde tumoren Bij patiënten met KRAS-gemuteerde tumoren is een significante verbetering in progressievrije overleving (PFS) waargenomen en een numeriek lager effect in totale overleving (OS) gerapporteerd (zie rubriek 5.1). Gezien de substantiële toxiciteit gerelateerd aan de behandeling wordt de behandelend arts aanbevolen een zorgvuldige afweging te maken van de voordelen en de risico’s bij het voorschrijven van regorafenib aan patiënten met KRAS-gemuteerde tumoren. Bloedingen Stivarga is in verband gebracht met een verhoogde incidentie van bloedingen, waarvan sommige met fatale afloop (zie rubriek 4.8). Bloedbeeld en stollingsparameters dienen te worden gecontroleerd bij patiënten met aandoeningen met een verhoogd bloedingsrisico en bij patiënten die worden behandeld met antistollingsmiddelen (bijv. warfarine en fenprocoumon) of andere gelijktijdig toegediende geneesmiddelen die het risico op bloedingen verhoogt. In geval van ernstige bloedingen waarvoor direct medisch ingrijpen noodzakelijk is, moet worden overwogen de behandeling met Stivarga permanent te stoppen. 6
Cardiale ischemie en myocardinfarct Stivarga is in verband gebracht met een verhoogde incidentie van myocardischemie en myocardinfarct (zie rubriek 4.8). Patiënten met instabiele angina pectoris of met een nieuwe presentatie van angina pectoris (binnen 3 maanden na het starten met de behandeling met Stivarga), met recent myocardinfarct (binnen 6 maanden na het starten met de behandeling met Stivarga) en patiënten met hartfalen van NYHA-klasse II of hoger (NYHA: New York Heart Association) werden uitgesloten van deelname aan de klinische onderzoeken. Patiënten met een voorgeschiedenis van ischemische hartziekten dienen te worden gemonitord op klinische klachten en symptomen van myocardischemie. Bij patiënten die cardiale ischemie en/of een myocardinfarct ontwikkelen, wordt onderbreking van de behandeling met Stivarga aanbevolen totdat herstel is opgetreden. De beslissing om de behandeling met Stivarga opnieuw te starten dient gebaseerd te zijn op een zorgvuldige afweging van de potentiële voordelen en risico’s voor de individuele patiënt. Behandeling met Stivarga dient permanent te worden stop gezet als er geen herstel optreedt. Posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES) PRES is gemeld bij behandeling met Stivarga (zie rubriek 4.8). Klachten en symptomen van PRES zijn insulten, hoofdpijn, veranderde mentale toestand, visuele stoornis of corticale blindheid, al of niet gepaard gaand met hypertensie. Een diagnose van PRES dient te worden bevestigd met beeldvorming van de hersenen. Bij patiënten die PRES ontwikkelen wordt staken van de behandeling met Stivarga aanbevolen, in combinatie met behandeling van de hypertensie en ondersteunende medische behandeling van andere symptomen. Gastro-intestinale perforatie en fistel Gastro-intestinale perforatie en fistels zijn gemeld bij patiënten die werden behandeld met Stivarga (zie rubriek 4.8). Van deze bijwerkingen is ook bekend dat het ziektegerelateerde complicaties zijn die vaak voorkomen bij patiënten met intra-abdominale maligniteiten. Het wordt aanbevolen de behandeling met Stivarga stop te zetten voor patiënten die gastro-intestinale perforatie of fistels ontwikkelen. Arteriële hypertensie Stivarga is in verband gebracht met een verhoogde incidentie van arteriële hypertensie (zie rubriek 4.8). De bloeddruk dient voorafgaand aan de behandeling met Stivarga onder controle gebracht te worden. Het wordt aanbevolen om de bloeddruk te monitoren en hypertensie te behandelen volgens de gangbare medische praktijk. In geval van ernstige of aanhoudende hypertensie, ondanks adequate medische behandeling, dient de behandeling tijdelijk te worden onderbroken en/of de dosis te worden verlaagd, op basis van het oordeel van de arts (zie rubriek 4.2). In geval van een hypertensieve crisis dient de behandeling te worden stopgezet. Complicaties bij wondgenezing Aangezien geneesmiddelen met anti-angiogene eigenschappen de wondgenezing kunnen onderdrukken of belemmeren, wordt voorzichtigheidshalve aanbevolen de behandeling met Stivarga tijdelijk te onderbreken bij patiënten die een grote operatie zullen ondergaan. De beslissing om de behandeling met Stivarga na een grote operatie te hervatten dient te zijn gebaseerd op klinische beoordeling van voldoende wondgenezing. Dermatologische toxiciteit Hand-voethuidreactie (HFSR, hand-foot skin reaction) of palmair-plantair erythrodysesthesiesyndroom en huiduitslag zijn de meest voorkomende dermatologische bijwerkingen van Stivarga (zie rubriek 4.8). Maatregelen ter preventie van HFSR zijn het onder controle houden van callusweefsel en het gebruik van inlegzooltjes en handschoenen om drukbelasting op voetzolen en handpalmen te voorkomen. Behandeling van HFSR kan bestaan uit het gebruik van keratolytische crèmes (bijv. crèmes op basis van ureum, salicylzuur of alfa-hydroxylzuur, dun aangebracht, uitsluitend op de aangedane delen van de huid) en vochtinbrengende crèmes (royaal aangebracht) ter verlichting van de symptomen. Dosisverlaging en/of tijdelijk onderbreken van de behandeling met 7
Stivarga, of bij ernstige of aanhoudende gevallen permanent stopzetten van de behandeling met Stivarga, dienen te worden overwogen (zie rubriek 4.2). Afwijkingen in biochemische en metabole laboratoriumtesten Behandeling met Stivarga is in verband gebracht met een verhoogde incidentie van elektrolytenverstoringen (zoals hypofosfatiëmie, hypocalciëmie, hyponatriëmie en hypokaliëmie) en metabole afwijkingen (zoals verhoging van thyroïdstimulerend hormoon, lipase en amylase). De afwijkingen zijn over het algemeen mild tot matig van ernst, niet geassocieerd met klinische manifestaties en vereisen doorgaans geen onderbreking van de toediening of verlaging van de dosering. Het wordt aanbevolen om biochemische en metabole parameters tijdens de behandeling met Stivarga te controleren en indien nodig een gepaste, vervangingstherapie te starten volgens de gangbare klinische praktijk. Tijdelijke onderbreking van de behandeling of dosisverlaging, of permanent stopzetten van de behandeling met Stivarga, dient in geval van significante aanhoudende of terugkerende afwijkingen te worden overwogen (zie rubriek 4.2). Belangrijke informatie over enkele bestanddelen De dagelijkse dosis van 160 mg bevat 2,427 mmol (of 55,8 mg) natrium. Voorzichtigheid is geboden bij patiënten met een natriumbeperkt dieet. De dagelijkse dosis van 160 mg bevat 1,68 mg lecithine (afkomstig van soja). 4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Remmers van CYP3A4 en UGT1A9 / inductoren van CYP3A4 Gegevens uit in vitro onderzoek tonen aan dat regorafenib wordt gemetaboliseerd door cytochroom CYP3A4 en uridinedifosfaatglucuronosyltransferase UGT1A9. Toediening van ketoconazol (400 mg gedurende 18 dagen), een sterke CYP3A4-remmer, met een enkelvoudige dosis regorafenib (160 mg op dag 5) resulteerde in een verhoging van de gemiddelde blootstelling aan regorafenib (AUC) met ongeveer 33% en een vermindering van de gemiddelde blootstelling aan de actieve metabolieten, M-2 (N-oxide) en M-5 (N-oxide en N-demethyl) met ongeveer 90%. Het wordt aanbevolen om gelijktijdig gebruik van sterke remmers van CYP3A4-activiteit (bijv. claritromycine, grapefruitsap, itraconazol, ketoconazol, posaconazol, telitromycine en voriconazol) te vermijden, omdat de invloed van deze stoffen op de blootstelling aan regorafenib en de metabolieten niet bij steady-state is onderzocht. Gelijktijdige toediening van een sterke UGT1A9-remmer (bijv. mefenaminezuur, diflunisal en nifluminezuur) tijdens behandeling met regorafenib moet worden vermeden, omdat de invloed van deze stoffen op de blootstelling aan regorafenib en de metabolieten niet bij steady-state is onderzocht. Toediening van rifampicine (600 mg gedurende 9 dagen), een sterke CYP3A4-inductor, met een enkelvoudige dosis regorafenib (160 mg op dag 7) resulteerde in een vermindering van de AUC van regorafenib met ongeveer 50% en een 3- tot 4-voudige verhoging van de gemiddelde blootstelling aan de actieve metaboliet M-5, en geen verandering in de blootstelling aan de actieve metaboliet M-2. Andere sterke CYP3A4-inductoren (bijv. fenytoïne, carbamazepine, fenobarbital en sint-janskruid) kunnen eveneens het metabolisme van regorafenib verhogen. Sterke CYP3A4-inductoren dienen te worden vermeden, of er dient een keuze voor een ander gelijktijdig te gebruiken geneesmiddel, met minimaal of geen potentieel voor het induceren van CYP3A4, te worden overwogen. UGT1A1- en UGT1A9-substraten Gegevens uit in vitro onderzoek wijzen erop dat zowel regorafenib als zijn actieve metaboliet M-2 de glucuronidering via UGT1A1 en UGT1A9 remmen, terwijl M-5 alleen UGT1A1 remt, in concentraties die in vivo bij steady-state worden bereikt. Toediening van regorafenib met een onderbreking van 5 dagen voorafgaand aan de toediening van irinotecan resulteerde in een verhoging van ongeveer 44% van de AUC van SN-38, een substraat van UGT1A1 en een actieve metaboliet van irinotecan. Er werd ook een verhoging van 28% waargenomen van de AUC van irinotecan. Dit wijst erop dat gelijktijdige toediening van regorafenib kan resulteren in een verhoging van de systemische blootstelling aan UGT1A1- en UGT1A9-substraten. 8
Breast cancer resistance protein (BCRP)- en P-glycoproteïnesubstraten Gegevens uit in vitro onderzoek wijzen erop dat regorafenib een remmer is van BCRP (IC50-waarden ongeveer 40-70 nanomol) en P-glycoproteïne (IC50-waarde ongeveer 2 micromol). Gelijktijdige toediening van regorafenib kan resulteren in een verhoging van de plasmaconcentraties bij gelijktijdig toegediende BCRP-substraten, zoals methotrexaat, of P-glycoproteïnesubstraten, zoals digoxine. Substraten die specifiek zijn voor bepaalde CYP-isovormen Gegevens uit in-vitro-onderzoek wijzen erop dat regorafenib een competitieve remmer is van de cytochromen CYP2C8 (Ki-waarde van 0,6 micromol), CYP2C9 (Ki-waarde van 4,7 micromol) en CYP2B6 (Ki-waarde van 5,2 micromol), in concentraties die in vivo bij steady-state worden bereikt (piekplasmaconcentratie van 8,1 micromol). De in-vitro-remmende potentie voor CYP3A4 (Ki-waarde van 11,1 micromol) en CYP2C19 (Ki-waarde van 16,4 micromol) was minder duidelijk. Er is een klinische probe-substraatstudie uitgevoerd waarin het effect werd geëvalueerd van 14 dagen toediening van 160 mg regorafenib op de farmacokinetiek van probe-substraten van CYP2C8 (rosiglitazon), CYP2C9 (S-warfarine), CYP2C19 (omeprazol) en CYP3A4 (midazolam). Gegevens afkomstig van farmacokinetisch onderzoek geven aan dat regorafenib gelijktijdig kan worden gegeven met substraten van CYP2C8, CYP2C9, CYP3A4 en CYP2C19, zonder klinisch relevante geneesmiddeleninteracties (zie ook rubriek 4.4). Antibiotica Het concentratie-tijdprofiel wijst erop dat regorafenib en de metabolieten enterohepatische kringloop kunnen ondergaan (zie rubriek 5.2). Gelijktijdige toediening van antibiotica die de gastro-intestinale flora aantasten, kan de enterohepatische kringloop van regorafenib verstoren en kan leiden tot een verlaagde blootstelling aan regorafenib. De klinische relevantie van deze potentiële interacties is niet bekend, maar deze interacties kunnen leiden tot een verminderde werkzaamheid van regorafenib. Galzout-fixerende werkzame stoffen Regorafenib, M-2 en M-5 ondergaan waarschijnlijk de enterohepatische kringloop (zie rubriek 5.2). Galzout-fixerende werkzame stoffen zoals colestyramine en cholestagel kunnen door het vormen van onoplosbare complexen die effect kunnen hebben op de absorptie (of reabsorptie), regorafenib beïnvloeden. Dit kan resulteren in potentieel verminderde blootstelling. De klinische significantie van deze potentiële interactie is onbekend, maar het zou kunnen resulteren in een verlaagde werkzaamheid van regorafenib. 4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vrouwen die zwanger kunnen worden / Contraceptie bij mannen en vrouwen Vrouwen die zwanger kunnen worden, moeten geïnformeerd worden over de schade die regorafenib kan veroorzaken aan de foetus. Vrouwen die zwanger kunnen worden en mannen moeten effectieve anticonceptie gebruiken tijdens en gedurende 8 weken na de behandeling. Zwangerschap Er zijn geen gegevens over het gebruik van regorafenib bij zwangere vrouwen. Op basis van het werkingsmechanisme bestaat de verdenking dat regorafenib schadelijke effecten bij de foetus veroorzaakt wanneer het tijdens de zwangerschap wordt toegediend. Uit dieronderzoek is reproductietoxiciteit gebleken (zie rubriek 5.3). Stivarga mag niet tijdens de zwangerschap worden gebruikt, tenzij dit duidelijk noodzakelijk is en nadat een zorgvuldige afweging is gemaakt van de noodzaak voor de moeder en het risico voor de foetus. Borstvoeding Het is niet bekend of regorafenib of de metabolieten in de moedermelk worden uitgescheiden. 9
Bij ratten worden regorafenib of de metabolieten uitgescheiden in de moedermelk. Risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten. Regorafenib kan de groei en ontwikkeling van het kind schaden (zie rubriek 5.3). Borstvoeding moet worden gestaakt tijdens behandeling met Stivarga. Vruchtbaarheid Er zijn geen gegevens over het effect van Stivarga op de vruchtbaarheid bij mensen. Resultaten uit dieronderzoek laten zien dat regorafenib de mannelijke en vrouwelijke vruchtbaarheid kan schaden (zie rubriek 5.3). 4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Er is geen onderzoek verricht naar de effecten van Stivarga op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te bedienen. Als patiënten tijdens de behandeling met Stivarga symptomen krijgen die hun vermogen om zich te concentreren en te reageren beïnvloeden, wordt aanbevolen dat zij geen voertuigen besturen en geen machines gebruiken totdat het effect afneemt. 4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel Het totale veiligheidsprofiel van Stivarga is gebaseerd op gegevens van meer dan 1.100 kankerpatiënten (alle typen kanker) in klinische onderzoeken, waaronder 621 met gemetastaseerd CRC, van wie 500 patiënten werden behandeld in een placebogecontroleerde fase IIIstudie. De meest ernstige bijwerkingen bij patiënten die Stivarga kregen, zijn ernstig leverletsel, hemorragie en gastro-intestinale perforatie. De vaakst waargenomen bijwerkingen (≥ 30%) bij patiënten die Stivarga kregen, zijn asthenie/vermoeidheid, verminderde eetlust en voedselinname, palmair-plantair erytrodysesthesiesyndroom (PPE), diarree, gewichtsverlies, infectie, hypertensie en dysfonie. Bijwerkingen weergegeven in tabelvorm De bijwerkingen die werden gemeld in klinisch onderzoek met patiënten die werden behandeld met Stivarga worden weergegeven in Tabel 3. Ze zijn ingedeeld per systeem/orgaanklasse en de meest geschikte MedDRA-term is gebruikt om een bepaalde reactie en de synoniemen en gerelateerde condities daarvan te beschrijven. Bijwerkingen zijn gegroepeerd op basis van hun frequenties. De frequentiecategorieën zijn gedefinieerd op basis van de volgende conventie: Zeer vaak (≥ 1/10); vaak (≥ 1/100, < 1/10), soms (≥ 1/1.000, < 1/100); zelden (≥ 1/10.000, < 1/1.000). Binnen elke frequentiecategorie zijn de bijwerkingen gepresenteerd in volgorde van afnemende ernst. Tabel 3: Bijwerkingen (ADR’s, adverse drug reactions) waargenomen in klinische onderzoeken bij patiënten die werden behandeld met Stivarga Systeem/orgaan-klassen (MedDRA) Infecties en parasitaire aandoeningen Neoplasmata, benigne, maligne en niet-gespecificeerd (inclusief cysten en poliepen) Bloed- en lymfestelselaandoeningen Endocriene aandoeningen Voedings- en
Zeer vaak
Vaak
Soms
Zelden
Infectie
Trombocytopenie Anemie
Leukopenie Hypothyreoïdie Hypokaliëmie
Verminderde eetlust en 10
Keratoacanthoom/ plaveiselcelcarcinoom van de huid
Systeem/orgaan-klassen (MedDRA) stofwisselingsstoornissen
voedselinname
Zenuwstelselaandoeningen
Hoofdpijn
Zeer vaak
Vaak Hypofosfatiëmie Hypocalciëmie Hyponatriëmie Hypomagnesiëmie Hyperurikemie Tremor
Hartaandoeningen
Bloedvataandoeningen
Myocardinfarct Myocardischemie Hypertensieve crisis
Hemorragie* Hypertensie Dysfonie
Ademhalingsstelsel-, borstkasen mediastinumaandoeningen Maagdarmstelselaandoeningen Diarree Stomatitis
Smaakstoornissen Droge mond Gastrooesofageale reflux Gastro-enteritis
Lever- en galaandoeningen
Hyperbilirubinemie
Huid- en onderhuidaandoeningen
Hand-voethuidreactie** Huiduitslag
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen Nier- en urinewegaandoeningen Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen Onderzoeken
Soms
Verhoogde transaminases Droge huid Alopecia Nagelaandoening Exfoliatieve huiduitslag Skeletspierstijfheid
Zelden
Posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES)
Gastrointestinale perforatie* Gastrointestinale fistel Ernstig leverletsel*# Erythema Stevens-Johnsonmultiforme syndroom Toxische epidermale necrolyse
Proteïnurie Asthenie/ vermoeidheid Pijn Koorts Slijmvliesontsteking Gewichtsverlies
Verhoogde amylase Verhoogde lipase Afwijkende INR-waarde
* er zijn gevallen met fatale afloop gemeld ** palmair-plantair erythrodysesthesiesyndroom in MedDRA-terminologie # volgens de criteria voor door geneesmiddel geïnduceerd leverletsel (DILI, drug-induced liver injury) van de internationale DILI-deskundigenwerkgroep Beschrijving van bepaalde bijwerkingen Ernstige DILI (drug-induced liver injury) met fatale afloop kwam voor bij 3 van de meer dan 1.100 patiënten die in alle klinische onderzoeken samen werden behandeld met Stivarga (0,3%). Twee van deze patiënten hadden levermetastasen. Leverdisfunctie begon bij deze patiënten binnen de eerste 2 maanden van de behandeling, en was gekenmerkt door een hepatocellulair letselpatroon met verhogingen van transaminases van > 20 x ULN, gevolgd door stijging van bilirubine. Leverbiopten van 2 patiënten toonden hepatocellulaire necrose met inflammatoire celinfiltratie. 11
In de placebogecontroleerde fase III-studie bij patiënten met gemetastaseerde CRC bedroeg de totale incidentie van voorvallen van hemorragie bij patiënten die werden behandeld met Stivarga 21,4%, vergeleken met 7,5% bij patiënten die placebo kregen. De meeste voorvallen van bloeding bij patiënten die werden behandeld met Stivarga waren mild tot matig in ernst (Graad 1 en 2: 19,2%), waarbij de meest opvallende epistaxis was (8,8%). Fatale voorvallen kwamen soms voor bij patiënten die werden behandeld met Stivarga (0,8%) en hadden betrekking op de luchtwegen, het maag-darmkanaal en het urogenitale stelsel. In de placebogecontroleerde fase III-studie bij patiënten met gemetastaseerde CRC werden infecties vaker waargenomen bij patiënten die werden behandeld met Stivarga dan bij patiënten die placebo kregen (alle graden: 30,8% vs. 17,0%). De meeste infecties bij patiënten die werden behandeld met Stivarga waren mild tot matig in ernst (Graad 1 en 2: 22,0%) en bestonden uit urineweginfecties (7,2%) en mucocutane en systemische schimmelinfecties (6,6%). Er werd geen verschil waargenomen in fatale afloop geassocieerd met infectie tussen de behandelgroepen (0,6% in de Stivarga-arm vs. 0,8% in de placebo-arm). In de placebogecontroleerde fase III-studie bij patiënten met gemetastaseerde CRC bedroeg de totale incidentie van hand-voethuidreactie bij patiënten die werden behandeld met Stivarga 45,2%, vergeleken met 7,1% bij de patiënten die placebo kregen. De meeste gevallen van hand-voethuidreacties waren mild tot matig in ernst (Graad 1 en 2: 28,6%) en ontstonden meestal tijdens de eerste cyclus van de behandeling met Stivarga. In de placebogecontroleerde fase III-studie met gemetastaseerde CRC bedroeg de totale incidentie van hypertensie bij patiënten die werden behandeld met Stivarga 30,4% en bij patiënten die placebo kregen 7,9%. De meeste gevallen van hypertensie bij patiënten die werden behandeld met Stivarga ontstonden tijdens de eerste behandelcyclus en waren mild tot matig in ernst (Graad 1 en 2: 22,8%). De incidentie van hypertensie Graad 3 was 7,6%. In het placebogecontroleerde fase III-onderzoek met patiënten met gemetastaseerd CRC bedroeg de totale incidentie van tijdens de behandeling optredende proteïnurie 7,4% bij patiënten die werden behandeld met Stivarga, vergeleken met 2,4% bij patiënten die placebo kregen. Van deze bijwerkingen werd in de Stivargagroep bij 40,5% en in de placebogroep bij 66,7% gemeld dat ze niet waren hersteld / verdwenen. Afwijkingen in laboratoriumtesten Tijdens de behandeling opgetreden afwijkingen in laboratoriumtesten die werden waargenomen in de placebogecontroleerde fase III-studie bij patiënten met gemetastaseerde CRC zijn weergegeven in Tabel 4 (zie ook rubriek 4.4). Tabel 4: Tijdens de behandeling opgetreden afwijkingen in laboratoriumtesten die werden gerapporteerd in de placebogecontroleerde fase III-studie bij patiënten met gemetastaseerde CRC
Laboratoriumparameter (in % van de onderzochte monsters)
Stivarga plus beste ondersteunende zorg (N=500)
Placebo plus beste ondersteunende zorg (N=253)
Alle graden*
Graad 3 *
Graad 4 *
Alle graden*
Graad 3 *
Graad 4 *
78,5 40,5 2,8 54,1
4,7 2,4 0,6 9,3
0,6 0,4 0 0
66,3 16,8 0 34,4
2,8 0,4 0 3,2
0 0 0 0
Bloed- en lymfestelselaandoeningen Verlaagd hemoglobine Verlaagd trombocytenaantal Verlaagd neutrofielenaantal Verlaagd lymfocytenaantal
12
Laboratoriumparameter (in % van de onderzochte monsters)
Stivarga plus beste ondersteunende zorg (N=500) Alle graden*
Graad 3 *
Graad 4 *
Placebo plus beste ondersteunende zorg (N=253) Alle graden*
Graad 3 *
Graad 4 *
Voedings- en stofwisselingsstoornissen Verlaagd calcium 59,3 1,0 0,2 18,3 1,2 0 Verlaagd kalium 25,7 4,3 0 8,3 0,4 0 Verlaagd fosfaat 57,4 30,5 0,6 11,1 3,6 0 Lever- en galaandoeningen Verhoogd bilirubine 44,6 9,6 2,6 17,1 5,2 3,2 Verhoogd ASAT 65,0 5,3 0,6 45,6 4,4 0,8 Verhoogd ALAT 45,2 4,9 0,6 29,8 2,8 0,4 Nier- en urinewegaandoeningen Proteïnurie 59,7 0,4 0 34,1 0,4 0 Onderzoeken Verhoogd INR** 23,7 4,2 -# 16,6 1,6 -# Verhoogd lipase 46,0 9,4 2,0 18,7 2,8 1,6 Verhoogd amylase 25,5 2,2 0,4 16,7 2,0 0,4 * Algemene terminologiecriteria voor bijwerkingen (Common Terminology Criteria for Adverse Events (CTCAE)), versie 3.0 ** International normalized ratio # Geen Graad 4 vermeld in CTCAE, versie 3.0 In totaal toonden testen op thyroïdstimulerend hormoon (TSH) na baseline waarden > ULN bij 23,1% in de regorafenibgroep en bij 13,3% in de placebogroep. TSH-waarden, na baseline, > 4 maal ULN zijn gemeld bij 4,0% in de regorafenibgroep en bij geen enkele patiënt in de placebogroep. Concentraties vrije tri-jodothyronine (FT3), na baseline, van < LLN (lower limit of normal) werden gemeld bij 20,8% in de regorafenibgroep en bij 15,7% in de placebogroep. Concentraties vrije thyroxine (FT4), na baseline, van < LLN werden gemeld bij 8,5% in de regorafenibgroep en bij 7,2% in de placebogroep. Melding van vermoedelijke bijwerkingen Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. 4.9
Overdosering
De hoogste dosis Stivarga die klinisch is onderzocht, is 220 mg per dag. De bijwerkingen die het meest zijn waargenomen bij deze dosis waren dermatologische bijwerkingen, dysfonie, diarree, slijmvliesontsteking, droge mond, verminderde eetlust, hypertensie en vermoeidheid. Er is geen specifiek antidotum voor een overdosis Stivarga. Bij het vermoeden van een overdosis dient Stivarga onmiddellijk te worden gestopt en de beste ondersteunende zorg te worden ingesteld door medisch personeel en dient de patiënt onder observatie te blijven tot klinische stabilisatie is bereikt.
13
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: antineoplastische middelen, proteïnekinaseremmer, ATC-code: L01XE21. Werkingsmechanisme en farmacodynamische effecten Regorafenib is een oraal, tumor-deactiverend middel dat meerdere proteïnekinases sterk blokkeert, waaronder kinases die betrokken zijn bij tumor-angiogenese (VEGFR1, VEGFR2, VEGFR3, TIE2), oncogenese (KIT, RET, RAF-1, BRAF, BRAFV600E) en de tumormicro-omgeving (PDGFR, FGFR). In preklinisch onderzoek is aangetoond dat regorafenib in een breed scala aan tumormodellen, waaronder modellen voor colorectale tumoren, een sterke antitumorwerking vertoont, die door zowel zijn antiangiogene als antiproliferatieve effecten wordt gemedieerd. Daarnaast is aangetoond dat regorafenib in vivo antimetastatische effecten heeft. De belangrijkste metabolieten bij mensen (M-2 en M-5) vertoonden zowel in in vitro als in in vivo modellen vergelijkbare werkzaamheid als regorafenib. Klinische werkzaamheid en veiligheid De klinische werkzaamheid en veiligheid van Stivarga zijn beoordeeld in een internationale, multicenter, gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde fase III-studie (CORRECT) bij patiënten met gemetastaseerd colorectaal carcinoom die progressief waren na falen van de standaardtherapie. Het primaire eindpunt voor de werkzaamheid was de totale overleving (OS, overall survival). Secundaire eindpunten waren de progressievrije overleving (PFS, progression free survival), objectief tumorresponspercentage (OTRR, objective tumour response rate) en disease control rate (DCR). In totaal werden 760 patiënten gerandomiseerd in een verhouding 2:1 voor het krijgen van eenmaal daags 160 mg regorafenib oraal (4 tabletten Stivarga met elk 40 mg regorafenib) (N=505) plus beste ondersteunende zorg (BSC, best supportive care), of overeenkomende placebo (N=255) plus BSC, gedurende 3 behandelweken gevolgd door 1 week zonder behandeling. De gemiddelde verkregen dagelijkse dosis regorafenib bedroeg 147 mg. Patiënten continueerden de behandeling totdat ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optrad. Een vooraf geplande tussentijdse analyse voor de werkzaamheid werd uitgevoerd nadat 432 patiënten waren overleden. Het onderzoek werd gedeblindeerd, nadat deze geplande tussentijdse analyse van de totale overleving de vooraf vastgestelde werkzaamheidsgrens had overschreden. Van de 760 gerandomiseerde patiënten was de mediane leeftijd 61 jaar; 61% was man, 78% was blank en alle patiënten hadden een basis ECOG-prestatiestatus (PS) van 0 of 1. Een PS ≥ 2 werd tijdens behandeling met Stivarga bij 11,4% van de patiënten gemeld. De mediane behandelingsduur en dagelijkse dosis, en het percentage dosisaanpassingen en dosisverlagingen waren ongeveer gelijk aan die welke werden waargenomen bij patiënten met een gerapporteerde PS ≥ 2 die placebo kregen (8,3%). De meeste patiënten met een PS ≥ 2 stopten de behandeling vanwege progressieve ziekte. De primaire tumorlokatie was colon (65%), rectum (29%) of beide (6%). Een KRAS-mutatie werd gemeld bij 57% van de patiënten bij aanvang van de studie. De meeste patiënten (52%) hadden 3 of minder eerdere behandellijnen voor gemetastaseerde ziekte gekregen. De behandelingen bestonden uit chemotherapie op basis van fluoropyrimidine, een anti-VEGF-behandeling en, als de patiënt wildtype KRAS had, een anti-EGFR-behandeling. De toevoeging van Stivarga aan BSC resulteerde in een significant langere overleving in vergelijking met placebo plus BSC, met een hazard ratio van 0,774 (p=0,005178, gestratificeerde log-rank toets) en een mediane totale overleving van 6,4 maanden vs. 5,0 maanden [95% BI 0,636, 0,942] (BI, betrouwbaarheidsinterval) (zie Tabel 5 en Figuur 1). De PFS was significant langer bij patiënten die Stivarga plus BSC kregen (hazard ratio: 0,494, p < 0,000001, zie Tabel 5). De responspercentages (complete respons of gedeeltelijke respons) waren 1% en 0,4%, voor patiënten die werden behandeld 14
met respectievelijk Stivarga en placebo. De disease control rate (patiënten met complete respons, partiële respons of stabiele ziekte) was bij patiënten die werden behandeld met Stivarga significant hoger (41,0% vs. 14,9%, p < 0,000001). Tabel 5: Werkzaamheidsgegevens uit de CORRECT-studie
Werkzaamheidsparameter
Hazard ratio* (95% BI)
Mediane totale overleving (OS)
0,774 (0,636; 0,942)
p-waarde (éénzijdig) 0,005178
Mediane waarde (95% BI) Stivarga plus BSC (N=505) 6,4 maanden (5,9; 7,3)
Mediane 0,494 < 0,000001 1,9 maanden progressievrije (0,419; 0,582) (1,9; 2,1) overleving (PFS)** * Hazard ratio < 1 is ten gunste van Stivarga ** op basis van de beoordeling van de tumorrespons door de onderzoeker
Placebo plus BSC (N=255) 5,0 maanden (4,4; 5,8) 1,7 maanden (1,7; 1,7)
Overlevingskans (%)
Figuur 1: Kaplan-Meiercurve van de totale overleving (OS)
Aantal patiënten met risico Regorafenib 160 mg Placebo
Maanden vanaf randomisering
Subgroepanalyses voor totale overleving en progressievrije overleving voor leeftijd (<65; ≥65), geslacht, ECOG PS, primaire plaats van de ziekte, tijd vanaf eerste diagnose van gemetastaseerde ziekte, eerdere antikankerbehandelingen, eerdere behandellijnen voor gemetastaseerde ziekte, en KRAS-mutatie toonden een behandeleffect in het voordeel van het regorafenibschema in vergelijking met het placeboschema. De resultaten van de subgroepanalyse voor historische KRAS-mutatiestatus toonden een behandeleffect voor OS, in het voordeel van regorafenib in vergelijking met placebo, bij patiënten met KRAS wild-type tumoren terwijl een numeriek lager effect werd gerapporteerd bij patiënten met KRAS-gemuteerde tumoren; het behandeleffect voor PFS in het voordeel van regorafenib was waargenomen ongeacht de KRAS-mutatiestatus. De hazard ratio (95% BI) voor totale overleving was 0,653 (0,476 tot 0,895) bij patiënten met KRAS wild-type tumoren, en 0,867 (0,670 tot 1,123) bij patiënten met KRAS-gemuteerde tumoren, zonder bewijs van heterogeniteit in behandeleffect (niet15
significante interactietest). De hazard ratio (95% BI) voor progressievrije overleving was 0,475 (0,362 tot 0,623) bij patiënten met KRAS wild-type tumoren en 0,525 (0,425 tot 0,649) bij patiënten met KRAS-gemuteerde tumoren. Pediatrische patiënten Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten af te zien van de verplichting voor de fabrikant om de resultaten in te dienen van onderzoek met Stivarga in alle subgroepen van pediatrische patiënten voor de behandeling van adenocarcinoom van het colon en rectum (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik). 5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie Ongeveer 3 tot 4 uur na een enkelvoudige orale dosis van 160 mg regorafenib, gegeven als 4 tabletten met elk 40 mg, bereikt regorafenib gemiddelde piekplasmaconcentraties van ongeveer 2,5 mg/l. Na enkelvoudige doses van 60 mg of 100 mg was de gemiddelde relatieve biologische beschikbaarheid van tabletten in vergelijking met een drank respectievelijk 69% en 83%. De concentraties regorafenib en de belangrijkste farmacologisch actieve metabolieten (M-2 en M-5) waren het hoogst bij toediening na een vetarm (licht) ontbijt, in vergelijking met toediening na een vetrijk ontbijt of in nuchtere toestand. De blootstelling aan regorafenib was met 48% toegenomen bij toediening met een vetrijk ontbijt en met 36% bij toediening met een vetarm ontbijt, in vergelijking met toediening in nuchtere toestand. De blootstelling aan de metabolieten M-2 (N-oxide) en M-5 (N-oxide en N-demethyl) is hoger wanneer regorafenib wordt gegeven met een vetarm ontbijt en lager wanneer het met een vetrijk ontbijt wordt gegeven dan wanneer het in nuchtere toestand wordt gegeven. Distributie Plasmaconcentratie-tijdprofielen lieten zowel voor regorafenib als voor de belangrijkste circulerende metabolieten meerdere pieken zien over het doseringsinterval van 24 uur. Deze pieken worden toegeschreven aan enterohepatische kringloop. De in vitro eiwitbinding van regorafenib aan humane plasma-eiwitten is hoog (99,5%). De in vitro eiwitbinding van M-2 en M-5 is hoger (respectievelijk 99,8% en 99,95%) dan die van regorafenib. De metabolieten M-2 en M-5 zijn zwakke substraten van P-gp. Metaboliet M-5 is een zwak BCRP-substraat. Biotransformatie Regorafenib wordt voornamelijk in de lever gemetaboliseerd, door CYP3A4-gemedieerde oxidatief metabolisme en door UGT1A9-gemedieerde glucuronidering. Er zijn twee belangrijke en zes minder belangrijke metabolieten van regorafenib in plasma geïdentificeerd. De belangrijkste circulerende metabolieten van regorafenib in humaan plasma zijn M-2 (N-oxide) en M-5 (N-oxide en N-demethyl). Deze metabolieten zijn farmacologisch actief en komen bij steady-state in dezelfde concentraties voor als regorafenib. M-2 wordt verder gemetaboliseerd door een CYP3A4-gemedieerd oxidatief metabolisme, en door UGT1A9-gemedieerde glucuronidering. De metabolieten kunnen worden gereduceerd of gehydrolyseerd door de microbiële flora in de gastrointestinale tractus, waardoor de niet-geconjugeerde werkzame stof en metabolieten opnieuw kunnen worden geresorbeerd (enterohepatische kringloop). Eliminatie Na orale toediening varieert de gemiddelde eliminatiehalfwaardetijd in plasma voor regorafenib en zijn metaboliet M-2 in verschillende onderzoeken van 20 tot 30 uur. De gemiddelde eliminatiehalfwaardetijd voor de metaboliet M-5 is ongeveer 60 uur (variërend van 40 tot 100 uur). Ongeveer 90% van de radioactieve dosis werd binnen 12 dagen na toediening teruggewonnen, waarbij ongeveer 71% van de dosis via de feces werd uitgescheiden (47% als onveranderde verbinding, 24% als metabolieten) en ongeveer 19% van de dosis via de urine als glucuroniden werd uitgescheiden. De uitscheiding van glucuroniden via de urine daalde bij steady-state onder de 10%. De onveranderde 16
verbinding die via de feces werd uitgescheiden kan afkomstig zijn van afbraak van glucuroniden of reductie van metaboliet M-2 (N-oxide) in de darmen en van niet-geresorbeerd regorafenib. M-5 kan in het maag-darmkanaal door microbiële darmflora worden gereduceerd tot M-4, zodat M-4 opnieuw kan worden geresorbeerd (enterohepatische circulatie). M-5 wordt uiteindelijk, via M-4, als M-6 (carboxylzuur) uitgescheiden in de feces. Lineariteit/non-lineariteit Systemische blootstelling aan regorafenib bij steady-state stijgt bij doses tot maximaal 60 mg evenredig met de dosis, en bij doses hoger dan 60 mg minder dan evenredig met de dosis. Accumulatie van regorafenib bij steady-state leidt tot een ongeveer tweevoudige verhoging van de plasmaconcentraties, die consistent is met de eliminatiehalfwaardetijd en de doseringsfrequentie. Bij steady-state bereikt regorafenib na orale toediening van 160 mg regorafenib gemiddelde piekplasmaconcentraties van ongeveer 3,9 mg/l (8,1 micromolair) en de piek-tot-dalverhouding van de gemiddelde plasmaconcentraties is lager dan 2. Beide metabolieten, M-2 en M-5, vertonen een niet-lineaire accumulatie, die veroorzaakt zou kunnen worden door enterohepatische hercirculatie of door verzadiging van de UGT1A9-route. Hoewel de plasmaconcentraties van M-2 en M-5 na een enkelvoudige dosis regorafenib veel lager zijn dan die van de oorspronkelijke verbinding, zijn de plasmaconcentraties van M-2 en M-5 bij steady-state vergelijkbaar met die van regorafenib. Leverfunctiestoornis De blootstelling aan regorafenib en de metabolieten M-2 en M-5 is bij patiënten met milde leverfunctiestoornis (Child-Pugh A) vergelijkbaar met die bij patiënten met een normale leverfunctie. Een beperkte hoeveelheid gegevens van patiënten met matige leverfunctiestoornis (Child-Pugh B) wijst op een ongeveer even hoge blootstelling bij deze patiënten als bij patiënten met een normale leverfunctie na een enkelvoudige dosis van 100 mg regorafenib. Er zijn geen gegevens beschikbaar van patiënten met Child-Pugh C (ernstige) leverfunctiestoornis. Regorafenib wordt voornamelijk via de lever gemetaboliseerd, en de blootstelling zou in deze patiëntengroep verhoogd kunnen zijn. Nierfunctiestoornis Beschikbare klinische gegevens en op fysiologie gebaseerde farmacokinetische modellering wijzen op vergelijkbare blootstelling aan regorafenib en de metabolieten, M-2 en M-5, bij steady-state, bij patiënten met milde en matige nierfunctiestoornis en bij patiënten met een normale nierfunctie. De farmacokinetiek van regorafenib is niet onderzocht bij patiënten met ernstige nierfunctiestoornis of nierziekte in het laatste stadium. Op fysiologie gebaseerde farmacokinetische modellering voorspelt echter geen enkele relevante verandering in de blootstelling bij deze patiënten Ouderen De leeftijd had in het onderzochte leeftijdsbereik (29 – 85 jaar) geen invloed op de farmacokinetiek van regorafenib. Geslacht De farmacokinetiek van regorafenib wordt niet beïnvloed door het geslacht. Etnische verschillen De blootstelling aan regorafenib onder verschillende Aziatische bevolkingsgroepen (Chinese, Japanse, Koreaanse) valt binnen dezelfde range als de blootstelling die bij de blanke bevolkingsgroep werd gezien. Cardiale elektrofysiologie / verlenging QT-interval Er werd geen QTc-verlengend effect waargenomen bij steady-state na toediening van 160 mg regorafenib in een voor dit doel opgezet QT-onderzoek onder mannelijke en vrouwelijke oncologische patiënten.
17
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Systemische toxiciteit Bij muizen, ratten en honden werden na herhaalde toediening bijwerkingen waargenomen in een aantal organen, vooral in de nieren, de lever, het spijsverteringskanaal, de schildklier, het lymfo-/hematopoëtisch stelsel, het endocriene stelsel, het voortplantingsstelsel en de huid. Een licht verhoogde incidentie van verdikking van de atrioventriculaire hartkleppen werd gezien in het 26 weken durende toxiciteitsonderzoek met herhaalde toediening bij ratten. Dit kan zijn veroorzaakt door versnelling van een leeftijdsgerelateerd fysiologisch proces. Deze effecten traden op bij systemische blootstellingen in het bereik van, of lager dan, de voorziene blootstelling bij mensen (op basis van AUC-vergelijking). Veranderingen aan tanden en botten werden waargenomen in jonge en groeiende ratten en wijzen op een potentieel risico voor kinderen en adolescenten. Reproductie- en ontwikkelingstoxiciteit Er is geen specifiek onderzoek naar de vruchtbaarheid uitgevoerd. Er dient echter rekening te worden gehouden met in potentie een negatieve invloed van regorafenib op de mannelijke en vrouwelijke voortplanting, op basis van morfologische veranderingen in de testes, ovaria en uterus die zijn waargenomen na herhaalde toediening aan ratten en honden bij blootstellingen lager dan de voorziene blootstelling bij mensen (op basis van AUC-vergelijking). De waargenomen veranderingen waren slechts ten dele reversibel. Er is een effect van regorafenib aangetoond op de intra-uteriene ontwikkeling bij konijnen, bij blootstellingen lager dan de voorziene blootstelling bij mensen (op basis van AUC-vergelijking). De belangrijkste bevindingen bestonden uit misvormingen van de urinewegen, het hart en de belangrijkste bloedvaten, en het skelet. Genotoxiciteit en carcinogeniteit Testen met standaardassays in vitro en in vivo bij muizen duiden niet op een genotoxisch potentieel van regorafenib. Er is geen onderzoek verricht naar het carcinogene potentieel van regorafenib. 6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1
Lijst van hulpstoffen
Tabletkern Cellulose, microkristallijn Crosscarmellosenatrium Magnesiumstearaat Povidon (K-25) Siliciumdioxide, colloïdaal watervrij Filmomhulling Rood ijzeroxide (E172) Geel ijzeroxide (E172) Lecithine (afkomstig van soja) Macrogol 3350 Polyvinylalcohol, partieel gehydrolyseerd Talk Titaandioxide (E171) 6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing. 18
6.3
Houdbaarheid
3 jaar. Het is aangetoond dat het geneesmiddel nadat de fles eenmaal is geopend nog gedurende 7 weken stabiel is. Daarna mag het geneesmiddel niet meer gebruikt worden. 6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen vocht. De fles zorgvuldig gesloten houden en het droogmiddel in de fles laten. 6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Witte, ondoorschijnende fles van HDPE, afgesloten met een schroefdop met afsluitende inleg van PP/PP (polypropyleen) en een droogmiddel met een moleculaire zeef. Elke fles bevat 28 filmomhulde tabletten. Verpakkingensgrootten Verpakking met 28 filmomhulde tabletten. Verpakking met 84 (3 flessen met 28) filmomhulde tabletten. Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht. 6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Het gebruik van de verbinding regorafenib kan leiden tot een risico voor het oppervlaktewater en het sediment. Daarom dient Stivarga niet weggespoeld te worden door de gootsteen of de WC of weggegooid te worden in de vuilnisbak. Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale voorschriften. 7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Bayer Pharma AG 13342 Berlin Duitsland 8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/13/858/001 EU/1/13/858/002 9.
DATUM EERSTE VERGUNNINGVERLENING// VERLENGING VAN DE VERGUNNING
19
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
20
BIJLAGE II
A.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN GEBRUIK
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
21
A.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte Bayer Pharma AG Kaiser-Wilhelm-Allee 51368 Leverkusen Duitsland B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de productkenmerken, rubriek 4.2). C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
•
Periodieke veiligheidsverslagen (PSUR’s)
De vergunninghouder dient het eerste periodieke veiligheidsverslag voor dit geneesmiddel binnen 6 maanden na de toekenning van de vergunning in. Vervolgens dient de vergunninghouder voor dit geneesmiddel periodieke veiligheidsverslagen in, overeenkomstig de vereisten zoals uiteengezet in de lijst van uniale referentiedata en indieningsfrequenties voor periodieke veiligheidsverslagen (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107 quater, onder punt 7 van Richtlijn 2001/83/EG. Deze lijst is gepubliceerd op het Europese webportaal voor geneesmiddelen. D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
•
Risk Management Plan (RMP - risicobeheerplan)
De vergunninghouder voert de noodzakelijke onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module 1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-updates. Een RMP-update wordt ingediend: • op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau; • steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de bestaande verhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een belangrijke mijlpaal (voor geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico’s tot een minimum) is bereikt. Mocht het tijdstip van indiening van een periodiek veiligheidsverslag en indiening van de RMP-update samenvallen, dan kunnen beide gelijktijdig worden ingediend.
22
•
Verplichting tot het nemen van maatregelen na toekenning van de handelsvergunning De vergunninghouder neemt onderstaande maatregelen, binnen het gestelde tijdschema: Beschrijving Indienen van vooraf vastgestelde, verkennende subgroupanalyses van KRAS wild-type en KRAS-mutaties in studie 15808 (CONCUR - gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde fase III-studie met regorafenib plus best supportive care (BSC) versus placebo plus BSC bij Aziatische personen met gemetastaseerd colorectaal carcinoom (CRC) die progressief waren na standaard behandeling). Indienen van NRAS- en BRAF-biomarkeranalyses van dezelfde studie, gegeven dat er monsters beschikbaar zijn en bevestigd kan worden dat hiervoor informed consent gegeven is.
Uiterste datum 31/08/2014
31/08/2015
Een voorstel voor aanvullende biomarkerbeoordelingen moet ingediend worden bij de CHMP binnen 2 maanden na toekenning van de handelsvergunning.
31/10/2013
Indienen van vooraf vastgestelde, verkennende analyses van relevante genetische (NRAS, KRAS, BRAF PIK3CA) en niet-genetische (ANG-2, IL-6, IL-8, P1GF, VEGFR-1, TIE1, VEGF-A, VEGF-C, VEGF-D, VEGF-A-121, BMP-7, VWF, M-CSF, SDF-1) biomarkers in studie 15983 (gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde fase III-studie met adjuvante regorafenib versus placebo bij patiënten met stadium IV colorectaal carcinoom na curatieve behandeling van levermetastasen). Analyse van genetische en niet-genetische biomarkers dient verplicht te worden uitgevoerd voor alle geïncludeerde patiënten.
31/12/2020
Prospectieve seriële metingen van biomarkers moeten gepland en beoordeeld worden. Het voorgestelde protocol voor de beoordeling van biomarkers moet ingediend worden bij de CHMP binnen 2 maanden na toekenning van de handelsvergunning.
23
31/10/2013
BIJLAGE III ETIKETTERING EN BIJSLUITER
24
A. ETIKETTERING
25
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD OMDOOS 1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Stivarga 40 mg filmomhulde tabletten regorafenib 2.
GEHALTE AAN WERKZA(A)M(E) STOF(FEN)
Elke filmomhulde tablet bevat 40 mg regorafenib. 3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat natrium en lecithine (afkomstig van soja); zie de bijsluiter voor meer informatie. 4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
28 filmomhulde tabletten 84 (3 x 28) filmomhulde tabletten 5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Oraal gebruik Lees voor het gebruik de bijsluiter. 6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden. 7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP 9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen vocht. De fles zorgvuldig gesloten houden. Het droogmiddel in de fles laten.
26
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Bayer Pharma AG 13342 Berlin Duitsland 12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/13/858/001 EU/1/13/858/002 13.
BATCHNUMMER
Lot 14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift. 15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
stivarga 40 mg
27
GEGEVENS DIE OP DE PRIMAIRE VERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD ETIKET 1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Stivarga 40 mg filmomhulde tabletten regorafenib 2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke filmomhulde tablet bevat 40 mg regorafenib. 3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat natrium en lecithine (afkomstig van soja). 4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
28 filmomhulde tabletten 5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Oraal gebruik Lees voor het gebruik de bijsluiter. 6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden. 7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP 9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen vocht. De fles zorgvuldig gesloten houden. Het droogmiddel in de fles laten.
28
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Bayer Pharma AG 13342 Berlin Duitsland 12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/13/858/001 EU/1/13/858/002 13.
BATCHNUMMER
Lot 14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
29
B. BIJSLUITER
30
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker Stivarga® 40 mg filmomhulde tabletten regorafenib Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle bijwerkingen die u eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt doen. Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat innemen want er staat belangrijke informatie in voor u. Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig. Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker. Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u. Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker. Inhoud van deze bijsluiter 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Wat is Stivarga en waarvoor wordt dit middel ingenomen? Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn? Hoe neemt u dit middel in? Mogelijke bijwerkingen Hoe bewaart u dit middel? Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Stivarga en waarvoor wordt dit middel ingenomen?
Stivarga bevat de werkzame stof regorafenib. Het is een geneesmiddel dat wordt gebruikt voor de behandeling van kanker. Het vertraagt de groei en verspreiding van kankercellen en blokkeert de bloedvoorziening die de kankercellen doet blijven groeien. Stivarga wordt gebruikt voor de behandeling van dikke darm- of endeldarmkanker met uitzaaiingen in andere lichaamsdelen, bij volwassen patiënten die al andere behandelingen hebben ondergaan of niet voor andere behandelingen in aanmerking komen (chemotherapie op basis van fluoropyrimidine, een anti-VEGF-behandeling of een anti-EGFR-behandeling). Als u vragen heeft over de werking van Stivarga of over de reden waarom dit geneesmiddel aan u is voorgeschreven, raadpleeg dan uw arts. 2.
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet innemen? U bent allergisch voor één van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in rubriek 6.
31
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel? Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel inneemt. Wees extra voorzichtig met dit middel als u leverproblemen heeft, waaronder het syndroom van Gilbert met verschijnselen zoals: een gelige verkleuring van de huid en het oogwit, donker gekleurde urine, en verwardheid en/of desoriëntatie. Behandeling met Stivarga kan het risico op leverproblemen verhogen. Vóór en tijdens de behandeling met Stivarga zal uw arts regelmatig bloedonderzoek laten doen om uw leverfunctie te controleren. Als uw leverfunctie ernstig verstoord is, mag u niet worden behandeld met Stivarga, omdat er geen gegevens zijn over het gebruik van Stivarga bij patiënten met een ernstig verstoorde leverfunctie. -
als u bloedingsproblemen heeft of heeft gehad en u warfarine, fenprocoumon of een ander geneesmiddel inneemt dat het bloed verdunt om bloedstolsels te voorkomen. Behandeling met Stivarga kan het risico op bloedingen verhogen. Voordat u met het innemen van Stivarga begint, kan uw arts besluiten bloedonderzoek te doen. Stivarga kan ernstige bloeding veroorzaken in het spijsverteringskanaal, bijvoorbeeld in de maag, keel, endeldarm of darmen, of in de longen, nieren, mond, vagina en/of hersenen. Roep onmiddellijk medische hulp in als u de volgende symptomen krijgt: bloed in de ontlasting of zwarte ontlasting, bloed in de urine, maagpijn, bloed ophoesten of bloed braken.
-
als u pijn op uw borst krijgt of hartproblemen heeft. Voordat u begint met het innemen van Stivarga en tijdens de behandeling zal uw arts controleren hoe goed uw hart werkt. Roep onmiddellijk medische hulp in als u de volgende symptomen krijgt, omdat dit tekenen kunnen zijn van een hartaanval of een verminderde bloedtoevoer naar het hart: vervelend gevoel of pijn op de borst, die vanuit uw borst kan uitstralen naar uw schouders, armen, rug, hals, tanden en kiezen, kaak of maag, en die kan komen en gaan; kortademigheid; plotseling uitbreken van zweet met een koude, klamme huid; duizeligheid of het gevoel hebben dat u gaat flauwvallen.
-
als u ernstige en aanhoudende hoofdpijn, problemen met uw gezichtsvermogen, toevallen of een veranderde mentale toestand (zoals verwardheid, geheugenverlies of verlies van uw oriëntatievermogen) krijgt, neem dan onmiddellijk contact op met uw arts.
-
als u ernstige maag- en darmproblemen krijgt (maag-darmperforatie of fistel), moet uw arts besluiten om de behandeling met Stivarga te stoppen. Roep onmiddellijk medische hulp in als u de volgende symptomen krijgt: ernstige maagpijn of maagpijn die niet overgaat, bloed braken, rode of zwarte ontlasting.
-
als u een hoge bloeddruk heeft, kan Stivarga een stijging van uw bloeddruk veroorzaken. Uw arts zal uw bloeddruk vóór en tijdens de behandeling regelmatig controleren en kan u een geneesmiddel geven om een hoge bloeddruk te behandelen.
-
als u onlangs bent geopereerd of binnenkort wordt geopereerd zou Stivarga invloed kunnen hebben op de manier waarop uw wonden genezen. Het kan nodig zijn om te stoppen met de behandeling totdat uw wond genezen is.
-
als u huidproblemen krijgt, kan Stivarga roodheid, pijn, zwelling of blaren veroorzaken op uw handpalmen of voetzolen. Als u veranderingen opmerkt, neem dan contact op met uw arts. Uw arts kan u aanraden om crèmes en/of inlegzooltjes en handschoenen te gebruiken om uw klachten te behandelen. Als u deze bijwerking krijgt, kan uw arts uw dosis aanpassen of de behandeling stoppen totdat uw situatie verbetert.
Indien een van deze situaties op u van toepassing is, vertel dat dan aan uw arts voordat u Stivarga inneemt. Het kan zijn dat u hiervoor behandeld moet worden en dat er extra testen moeten worden uitgevoerd (zie ook rubriek 4 ‘Mogelijke bijwerkingen’). 32
Kinderen en jongeren tot 18 jaar Er is geen relevante toepassing van Stivarga bij kinderen en jongeren tot 18 jaar voor de indicatie dikke darm- of endeldarmkanker die naar andere delen van het lichaam is uitgezaaid. Gebruikt u nog andere geneesmiddelen? Gebruikt u naast Stivarga nog andere geneesmiddelen, of heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de mogelijkheid dat u in de nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of apotheker. Dit geldt voor alle geneesmiddelen, ook middelen die u zonder voorschrift kunt krijgen, zoals vitamines, dieetsupplementen of kruidengeneesmiddelen. Sommige geneesmiddelen kunnen invloed hebben op de manier waarop Stivarga werkt. Stivarga kan ook invloed hebben op de werking van andere geneesmiddelen en ernstige bijwerkingen veroorzaken. Vertel het uw arts vooral als u een van de geneesmiddelen uit onderstaande lijst inneemt, of andere geneesmiddelen: bepaalde geneesmiddelen om schimmelinfecties te bestrijden (bijvoorbeeld ketoconazol, itraconazol, posaconazol en voriconazol) bepaalde geneesmiddelen om pijn te bestrijden (bijvoorbeeld mefenaminezuur, diflunisal en nifluminezuur) bepaalde geneesmiddelen om bacteriële infecties te behandelen (bijvoorbeeld rifampicine, claritromycine, telitromycine) geneesmiddelen die vaak worden gebruikt om epilepsie (toevallen) te behandelen (bijvoorbeeld fenytoïne, carbamazepine of fenobarbital) methotrexaat, een geneesmiddel dat vaak wordt gebruikt om kanker te behandelen digoxine, een geneesmiddel dat vaak wordt gebruikt om hartfalen te behandelen warfarine of fenprocoumon, geneesmiddelen die vaak worden gebruikt om uw bloed te verdunnen. sint-janskruid (geneesmiddel dat u zonder voorschrift kunt krijgen), een kruidenbehandeling tegen depressie. Vraag uw arts of apotheker om advies voordat u een geneesmiddel inneemt. Waarop moet u letten met eten en drinken? Drink geen grapefruitsap/pompelmoessap zolang u Stivarga inneemt. Dit kan de manier waarop Stivarga werkt beïnvloeden. Zwangerschap, borstvoeding en vruchtbaarheid Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan contact op met uw arts, want Stivarga mag niet tijdens de zwangerschap worden gebruikt, behalve wanneer het echt noodzakelijk is. Uw arts zal met u bespreken wat de mogelijke risico’s zijn van het innemen van Stivarga tijdens de zwangerschap. Zorg ervoor dat u niet zwanger wordt terwijl u wordt behandeld met Stivarga, omdat dit geneesmiddel schade kan toebrengen aan uw ongeboren baby. Zowel vrouwen die zwanger kunnen worden als mannen moeten effectieve anticonceptie gebruiken tijdens de behandeling en gedurende ten minste 8 weken na de behandeling. U mag uw baby tijdens de behandeling met Stivarga geen borstvoeding geven, omdat dit geneesmiddel de groei en ontwikkeling van uw baby kan verstoren. Vertel het uw arts als u borstvoeding geeft of van plan bent dit te gaan doen. Stivarga kan de vruchtbaarheid van zowel mannen als vrouwen verminderen. Vraag uw arts om advies voordat u Stivarga inneemt.
33
Rijvaardigheid en het gebruik van machines Er is geen onderzoek gedaan naar de effecten van Stivarga op de rijvaardigheid of het gebruik van machines. U mag geen voertuigen besturen of machines gebruiken als u door de behandeling symptomen krijgt die invloed hebben op uw concentratie- en reactievermogen. Stivarga bevat natrium en lecithine Dit geneesmiddel bevat 2,427 mmol (of 55,8 mg) natrium per dagelijkse dosis (4 tabletten). Patiënten met een natriumarm (zoutarm) dieet moeten hier rekening mee houden. Dit geneesmiddel bevat 1,68 milligram lecithine (afkomstig van soja) per dagelijkse dosis (4 tabletten). 3.
Hoe neemt u dit middel in?
Neem dit geneesmiddel altijd in precies zoals uw arts u dat heeft verteld. Twijfelt u over het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker. De aanbevolen dagelijkse dosis bij volwassenen is 4 tabletten Stivarga 40 mg (160 mg regorafenib). Uw arts kan uw dosis veranderen. Neem de dosis Stivarga in die uw arts u voorschrijft. Uw arts zal u meestal vragen om Stivarga gedurende 3 weken in te nemen, daarna neemt u 1 week geen tabletten in. Dit is 1 behandelcyclus. Neem Stivarga elke dag op hetzelfde tijdstip, na een lichte (vetarme) maaltijd in. Slik de tablet in zijn geheel door met water na een lichte maaltijd die minder dan 30% vet bevat. Een voorbeeld van een lichte (vetarme) maaltijd kan zijn: 1 portie ontbijtgranen (ongeveer 30 g), 1 glas magere melk, 1 sneetje toast met jam/confituur, 1 glas appelsap en 1 kop koffie of thee (520 calorieën, 2 g vet). U mag Stivarga niet met grapefruitsap/pompelmoessap innemen (zie ook de rubriek ‘Waarop moet u letten met eten en drinken?’). Als u moet braken na het innemen van regorafenib, mag u geen extra tabletten innemen en moet u contact opnemen met uw arts. Het kan nodig zijn dat uw arts uw dosis verlaagt, of hij/zij kan beslissen dat u tijdelijk of helemaal moet stoppen met de behandeling, wanneer dit noodzakelijk is. Gewoonlijk neemt u Stivarga in zolang u daar voordeel bij heeft en geen onaanvaardbare bijwerkingen heeft. De dosis hoeft niet te worden aangepast als uw leverfunctie licht verminderd is. Als u een licht of matig verstoorde leverfunctie heeft terwijl u wordt behandeld met Stivarga, moet uw arts u regelmatig controleren. Als uw leverfunctie ernstig verstoord is, mag u niet worden behandeld met Stivarga, omdat er geen gegevens zijn over het gebruik van Stivarga bij patiënten met een ernstig verstoorde leverfunctie. De dosis hoeft niet te worden aangepast als u een licht of matig verminderde nierfunctie heeft. Er zijn geen gegevens beschikbaar over het gebruik van Stivarga bij patiënten met een ernstig verminderde nierfunctie. Heeft u te veel van dit middel ingenomen? Vertel het uw arts onmiddellijk als u meer dan de u voorgeschreven dosis heeft ingenomen. Mogelijk heeft u medische zorg nodig en zal uw arts u zeggen dat u moet stoppen met het innemen van Stivarga. Wanneer u te veel Stivarga heeft ingenomen, heeft u een groter risico op sommige bijwerkingen en kunnen sommige bijwerkingen ernstiger zijn. Dit geldt vooral voor: huidreacties (huiduitslag, blaren, roodheid, pijn, zwelling, jeuk of schilferen van uw huid) stemveranderingen of heesheid (dysfonie) vaak ontlasting hebben of dunne ontlasting (diarree) 34
-
zweren in de mond (ontsteking van de slijmvliezen) droge mond verminderde eetlust hoge bloeddruk (hypertensie) overmatige vermoeidheid.
Bent u vergeten dit middel in te nemen? Als u een dosis vergeten bent, neem deze dan in zodra u er op diezelfde dag aan denkt. Neem geen twee doses Stivarga op dezelfde dag in, om een vergeten dosis van de dag daarvoor in te halen. Vertel het uw arts als u een dosis heeft overgeslagen. 4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee te maken. Dit geneesmiddel kan ook de resultaten van sommige bloedonderzoeken beïnvloeden. De meest ernstige bijwerkingen, waarbij een fatale afloop is waargenomen, zijn: ernstige leverproblemen, bloeding en maag-darmperforatie. Vertel het uw arts onmiddellijk als u een van de volgende symptomen heeft: Leverproblemen: Behandeling met Stivarga kan het risico op ernstige leverproblemen verhogen. Roep onmiddellijk medische hulp in als u de volgende symptomen krijgt: - gelige verkleuring van de huid en van het oogwit - donkergekleurde urine - verwardheid en/of desoriëntatie. Dit kunnen tekenen zijn van ernstig leverletsel. Bloeding: Stivarga kan een ernstige bloeding veroorzaken in het spijsverteringsstelsel, bijvoorbeeld in de maag, keel, endeldarm of darmen, of in de longen, nieren, mond, vagina en/of hersenen. Roep onmiddellijk medische hulp in als u de volgende symptomen krijgt: - bloed in de ontlasting of donkergekleurde (zwarte) ontlasting - bloed in de urine - maagpijn - bloed ophoesten of bloed braken. Dit kunnen tekenen zijn van een bloeding. Ernstige maag- en darmproblemen (maag-darmperforatie of fistel): Roep onmiddellijk medische hulp in als u de volgende symptomen krijgt: ernstige maagpijn (buikpijn) of maagpijn die niet overgaat bloed braken rode of zwarte ontlasting. Dit kunnen tekenen zijn van ernstige maag- of darmproblemen. Andere bijwerkingen van Stivarga, weergegeven in volgorde van frequentie: Zeer vaak voorkomende bijwerkingen (komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers): -
infectie afname van het aantal bloedplaatjes, met symptomen als gemakkelijk blauwe plekken krijgen of bloedingsneigingen (trombocytopenie) afname van het aantal rode bloedcellen (bloedarmoede (anemie)) verminderde eetlust en voedselinname 35
-
hoofdpijn hoge bloeddruk (hypertensie) stemveranderingen en heesheid (dysfonie) vaak ontlasting hebben of dunne ontlasting (diarree) pijnlijke of droge mond, pijnlijke tong, zweren in de mond (ontsteking van de mond (stomatitis) en/of ontsteking van de slijmvliezen) hoge gehaltes bilirubine in het bloed, dit is een stof die door de lever wordt geproduceerd (hyperbilirubinemie) roodheid, pijn, blaren en zwelling van de handpalmen of voetzolen (hand-voethuidreactie) huiduitslag zwakheid, gebrek aan kracht en energie (asthenie), overmatige vermoeidheid en ongewone slaperigheid pijn koorts gewichtsverlies.
Vaak voorkomende bijwerkingen (komen voor bij maximaal 1 op de 10 gebruikers): -
verlaagd aantal witte bloedcellen (leukopenie) lagere activiteit van de schildklier (hypothyreoïdie) lage gehaltes van kalium, fosfaat, calcium, natrium of magnesium in het bloed (hypokaliëmie, hypofosfatiëmie, hypocalciëmie, hyponatriëmie en hypomagnesiëmie) hoog gehalte urinezuur in het bloed (hyperurikemie) trillen (tremor) smaakstoornissen droge mond brandend maagzuur (gastro-oesofageale reflux) infectie of irritatie van de maag en de darmen (gastro-enteritis) veranderingen in enzymen die door de lever worden aangemaakt, wat erop kan wijzen dat er iets mis is met de lever (verhoogde transaminases) droge huid haaruitval (alopecia) nagelaandoening (veranderingen van de nagel, bijv. groeven en/of splijten) schilferende huiduitslag (exfoliatieve huiduitslag) spier- of gewrichtsstijfheid. eiwit in de urine (proteïnurie) hoge gehaltes van verschillende andere spijsverteringsenzymen (verhoogde amylase en lipase) afwijking in de bloedstolling (afwijkende INR-waarde).
Soms voorkomende bijwerkingen (komen voor bij maximaal 1 op de 100 gebruikers): -
hartaanval, pijn op de borst (myocardinfarct en myocardischemie) ernstig verhoogde bloeddruk met als gevolg hoofdpijn, verwardheid, wazig zien, misselijkheid, braken en toevallen (hypertensieve crisis) huiduitslag met onregelmatige rode vlekken (erythema multiforme).
Zelden voorkomende bijwerkingen (komen voor bij maximaal 1 op de 1.000 gebruikers): -
bepaalde typen huidkanker (keratoacanthoom/ plaveiselcelcarcinoom van de huid) hoofdpijn, verwardheid, epileptische aanvallen en verlies van gezichtsvermogen, al of niet gepaard gaand met hoge bloeddruk (posterieur reversibel leuko-encefalopathiesyndroom / PRES). ernstige reacties van de huid en/of de slijmvliezen, met verschijnselen als pijnlijke blaren, koorts, en vervelling van grote delen van de huid (Stevens-Johnsonsyndroom en toxische epidermale necrolyse).
36
Het melden van bijwerkingen Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.. Door bijwerkingen te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel. 5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden. Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op de doos en op het etiket van de fles na ‘EXP’. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste houdbaarheidsdatum. Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen vocht. De fles zorgvuldig gesloten houden en het droogmiddel in de fles laten. Het droogmiddel bestaat uit vochtabsorberend materiaal in een kleine houder en dient om de tabletten tegen vocht te beschermen. Na opening van de fles mag het geneesmiddel na 7 weken niet meer worden gebruikt. Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Ze worden dan op een verantwoorde manier vernietigd en komen niet in het milieu terecht. 6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel? De werkzame stof in dit middel is regorafenib. Elke filmomhulde tablet bevat 40 mg regorafenib. De andere stoffen in dit middel zijn: microkristallijne cellulose, crosscarmellosenatrium, magnesiumstearaat, povidon (K-25) en colloïdaal watervrij siliciumdioxide, rood ijzeroxide (E172), geel ijzeroxide (E172), lecithine (afkomstig van soja), macrogol 3350, polyvinylalcohol (gedeeltelijk gehydrolyseerd), talk en titaandioxide (E171). Hoe ziet Stivarga eruit en hoeveel zit er in een verpakking? Stivarga 40 mg tabletten zijn lichtroze en ovaal, met aan de ene kant “BAYER” en aan de andere kant “40”. Elke fles bevat 28 filmomhulde tabletten. Stivarga 40 mg tabletten zijn verkrijgbaar in verpakkingen met 1 fles van 28 tabletten en in verpakkingen met 3 flessen die elk 28 tabletten bevatten. Het is mogelijk dat niet alle genoemde verpakkingsgrootten in de handel worden gebracht. Houder van de vergunning voor het in de handel brengen Bayer Pharma AG 13342 Berlin Duitsland Fabrikant Bayer Pharma AG 51368 Leverkusen Duitsland 37
Neem voor alle informatie met betrekking tot dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen: België / Belgique / Belgien Bayer SA-NV Tél/Tel: +32-(0)2-535 63 11 България Байер България ЕООД Тел. +359 02 81 401 01 Česká republika Bayer s.r.o. Tel: +420 266 101 111 Danmark Bayer A/S Tlf: +45-45 23 50 00 Deutschland Bayer Vital GmbH Tel: +49-(0)214-30 513 48 Eesti Bayer OÜ Tel: +372 655 85 65 Ελλάδα Bayer Ελλάς ΑΒΕΕ Τηλ:+30 210 618 75 00 España Bayer Hispania S.L. Tel: +34-93-495 65 00 France Bayer Santé Tél: +33 (0)3 28 16 34 00 Hrvatska Bayer d.o.o. Tel: + 385-(0)1-6599 900 Ireland Bayer Limited Tel: +353 1 299 93 13 Ísland Icepharma hf. Sími: +354 540 80 00 Italia Bayer S.p.A. Tel: +39-02-397 81 Κύπρος NOVAGEM Limited Τηλ: +357 22 48 38 58 Latvija SIA Bayer Tel: +371 67 84 55 63
Lietuva UAB Bayer Tel. +370 5 23 36 868 Luxembourg / Luxemburg Bayer SA-NV Tél/Tel: +32-(0)2-535 63 11 Magyarország Bayer Hungária Kft. Tel.:+36-14 87-41 00 Malta Alfred Gera and Sons Ltd. Tel: +356-21 44 62 05 Nederland Bayer B.V. Tel: +31-(0)297-28 06 66 Norge Bayer AS Tlf. +47 24 11 18 00 Österreich Bayer Austria Ges. m. b. H. Tel: +43-(0)1-711 46-0 Polska Bayer Sp. z o.o. Tel.: +48-22-572 35 00 Portugal Bayer Portugal S.A. Tel: +351-21-416 42 00 România SC Bayer SRL Tel: +40 21 528 59 00 Slovenija Bayer d. o. o. Tel.: +386-(0)1-58 14 400 Slovenská republika Bayer, spol. s r.o. Tel: +421 2 59 21 31 11 Suomi/Finland Bayer Oy Puh/Tel: +358-20 785 21 Sverige Bayer AB Tel: +46-(0)8-580 223 00 United Kingdom Bayer plc Tel: +44 (0)1 635-56 30 00
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in Andere informatiebronnen Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
38