BV 50
COM 065
BV 50
COM 065
BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
Beknopt Verslag VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE COMMISSIE VOOR DE VOLKSGEZONDHEID, HET LEEFMILIEU EN DE MAATSCHAPPELIJKE HERNIEUWING VAN
7 - 12 - 1999 namiddag
K A M E R • 2 e Z I T T I N G VA N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E • 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L AT U R E
2
BV 50
AGALEV-ECOLO CVP FN PRL FDF MCC PS PSC SP VLAAMS BLOK VLD VU&ID
: : : : : : : : : :
COM 065 – 7.12.1999
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales Christelijke Volkspartij Front National Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone-Mouvement des Citoyens pour le Changement Parti socialiste Parti social-chrétien Socialistische Partij Vlaams Blok Vlaamse Liberalen en Democraten Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000
DOC 50 0000/000
QRVA HA BV PLEN COM
: Parlementair document van de 50e zittingsperiode + het nummer en het volgnummer : Schriftelijke Vragen en Antwoorden : Handelingen (Integraal Verslag) : Beknopt Verslag : Plenum : Commissievergadering
QRVA HA CRA PLEN COM
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers Bestellingen : Tel. : 02/549 81 60 Fax : 02/549 82 74 www.deKamer.be e-mail :
[email protected]
K A M E R • 2 e Z I T T I N G VA N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
: Document parlementaire de la 50e législature, suivi du n° et du n° consécutif : Questions et Réponses écrites : Annales (Compte Rendu Intégral) : Compte Rendu Analytique : Séance plénière : Réunion de commission
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants Commandes : Tél. : 02/549 81 60 Fax : 02/549 82 74 www.laChambre.be e-mail :
[email protected]
2000
C H A M B R E • 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L AT U R E
BV 50
COM 065 – 7.12.1999
3
INHOUD
COMMISSIE VOOR DE VOLKSGEZONDHEID, HET LEEFMILIEU EN DE MAATSCHAPPELIJKE HERNIEUWING – C 065 VRAGEN EN INTERPELLATIE – Vraag van mevrouw Annemie Van de Casteele tot de minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over de Europese Gezondheidszorg (nr. 462) Sprekers : Annemie Van de Casteele en Magda Aelvoet, minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
5
– Vraag van mevrouw Alexandra Colen en de heer Hubert Brouns tot de minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over de abortuspil (nrs 485 en 506) Sprekers : Alexandra Colen, Hubert Brouns en Magda Aelvoet, minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
6
– Vraag van de heer Jo Vandeurzen tot de minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over de dringende medische hulp (nrs 468 en 513) Sprekers : Jo Vandeurzen en Magda Aelvoet, minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
7
– Vraag van de heer Jan Peeters tot de minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over stagemeesters voor huisartsen in opleiding (nr. 481) Sprekers : Jan Peeters en Magda Aelvoet, minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
8
– Interpellatie van de heer Joos Wauters tot de minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over de gediplomeerde verpleegkundigen (nr. 594) Sprekers : Joos Wauters en Magda Aelvoet, minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
9
– Vraag van mevrouw Els Van Weert tot de minister van Consumentenzaken,Volksgezondheid en Leefmilieu over giftig geïmpregneerd hout (nr. 498) Sprekers : Els Van Weert en Magda Aelvoet, minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
11
– Vraag van de heer Ferdy Willems tot de minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over het houden van wilde dieren (nr. 543) Sprekers : Ferdy Willems en Magda Aelvoet, minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
12
– Vraag van de heer Jo Vandeurzen tot de minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over methadonverstrekking aan verslaafden (nr.571) Sprekers : Jo Vandeurzen en Magda Aelvoet, minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
K A M E R • 2 e Z I T T I N G VA N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
12
C H A M B R E • 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L AT U R E
BV 50
COM 065 – 7.12.1999
5
COMMISSIE VOOR DE VOLKSGEZONDHEID, HET LEEFMILIEU EN DE MAATSCHAPPELIJKE HERNIEUWING OPENBARE VERGADERING DINSDAG 7 DECEMBER 1999 NAMIDDAG
VOORZITTER :
mevrouw Yolande AVONTROODT De vergadering wordt geopend om 14.10 uur.
VRAGEN
Kan de afspraak worden gemaakt om in de toekomst met het Parlement een gedachtewisseling te hebben vóór elke ministerraad ?
EUROPESE GEZONDHEIDSZORG Vraag van mevrouw Annemie Van de Casteele tot de minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over "de Europese ministerraad Gezondheidszorg" (nr. 462) Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU-ID) : Deze vraag is ondertussen al enigszins achterhaald. Op 18 november werd er onder het Finse voorzitterschap een Europese Ministerraad voor Volksgezondheid gehouden. Voorheen kreeg de bevoegde kamercommissie de kans om de agenda van dergelijke ministerraden vooraf te bespreken, zodat de stellingname van de Belgische regering bekend kon worden gemaakt. Kan de minister meedelen welke dossiers daar werden besproken en welke standpunten de Belgische regering er heeft ingenomen ?
K A M E R • 2 e Z I T T I N G VA N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
Welke experts hebben voor ons land deelgenomen aan de werkvergaderingen ? Minister Magda Aelvoet (in het Nederlands) : Ik heb er geen probleem mee dat de agenda van Europese vergaderingen ter beschikking wordt gesteld vóór het samenroepen van de commissie en dat op basis daarvan vragen kunnen worden gesteld. De Belgische delegatie in Finland bestaat uit Nederlandstalige en Franstalige vertegenwoordigers. Het gezelschap is zeer evenwichtig samengesteld. Bovendien werd er ook op gelet dat alle deelnemers deskundig zijn en kunnen discussiëren op Europees niveau over alle materies die aan de orde komen. Ik heb er geen probleem mee om de samenstelling van delegaties vooraf aan de commissie voor te leggen.
2000
C H A M B R E • 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L AT U R E
6
BV 50
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU-ID) : Ik dank de minister voor haar antwoord. Toch wil ik waarschuwen voor experts. Zij moeten vóór alles competent zijn en belangenvermenging moet worden vermeden. De voorzitter : Het incident is gesloten.
ABORTUSPIL – Vraag van mevrouw Alexandra Colen tot de minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over "de abortuspil RU.486" (nr. 485)
COM 065 – 7.12.1999
restricties onderworpen. Welke beperkingen zal de minister opleggen indien deze pil inderdaad bij ons in de handel komt ? Hoe zal zij de controles daarop organiseren ? Is zij bereid, indien een gebruikster van de pil komt te sterven, om die verantwoordelijkheid op zich te nemen ? Wie zal Mifepristone hier produceren en verdelen ? Welke firma zal het fabriceren en in welk land ? De pil voor de klinische proeven in de VS werd gefabriceerd in een Oost-Europees land, niet bepaald een referentie. Hoe zal men de productie controleren ? Wie zal aansprakelijk zijn in geval van complicaties ?
– Vraag van de heer Hubert Brouns tot de minister van Sociale Zaken en Pensioenen over "de abortuspil" (nr. 506) Mevrouw Alexandra Colen (VL. BLOK) : Over een zestal maanden zal de abortuspil RU.486 in ons land verkrijgbaar zijn. Wil men zo de Belgische vrouwen tot proefkonijnen maken voor een pil die bij een groot aantal vrouwen zware complicaties en bij enkelen zelfs de dood heeft veroorzaakt ? De oorspronkelijke producent heeft het product ondertussen al afgestoten, omdat hij de veiligheid ervan niet wil garanderen. De Amerikaanse "Food and Drug Administration" heeft deze pil nog altijd niet op de Amerikaanse markt toegelaten : zij acht de gezondheidsrisico's voor de vrouwen te groot. Deze risico's werden al in 1990 gesignaleerd, toen de pil in Frankrijk al op de markt was. De verdeler had de pil al in 1988 van de markt gehaald, maar onder zware druk opnieuw op de markt gebracht. Geen enkel farmaceutisch bedrijf in het Westen is bereid het product voor de USA te fabriceren en te verdelen. Zo'n 5 tot 10 procent van de behandelde vrouwen ondervindt nevenwerkingen die een medische behandeling vereisen. Hoe is in België het product Mifepristone of RU.486 getest ? Op wie, wanneer en op hoeveel gevallen zijn die testen gebeurd ? Wat zijn de resultaten ervan ? Waarom beschouwt men het product als veilig, terwijl in de VS, na ernstige en uitgebreide onderzoeken het product nog steeds als gevaarlijk wordt beschouwd ? Omwille van de zware complicaties en naar aanleiding van de dood van vrouwen uit bepaalde risicogroepen heeft men in Frankrijk het gebruik van de abortuspil aan
K A M E R • 2 e Z I T T I N G VA N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
De heer Hubert Brouns (CVP) : De wet van 3 april 1990 betreffende de zwangerschapsonderbreking bepaalt dat de ingreep moet verricht worden in een instelling voor gezondheidszorg. Dit kan dus een ziekenhuis of een centrum zijn. Momenteel bestaat er evenwel geen enkele regeling met betrekking tot de erkenning van deze centra. Indien het centrum de in de wet opgesomde voorwaarden respecteert, kan het vrij opgericht worden. Oorspronkelijk waren er plannen om erkenningsnormen voor abortuscentra in te voeren, maar deze zijn uiteindelijk niet gerealiseerd. Wat is een erkend abortuscentrum ? Is de minister van plan om erkenningsnormen in te voeren voor deze centra en welke normen zullen dat dan zijn ? Minister Magda Aelvoet (in het Nederlands) : De betrokken pil wordt inderdaad binnen een aantal maanden op de markt gebracht. Het middel wordt op basis van het Franse product en na wederzijdse goedkeuring geïntroduceerd. Ook mifegine is aan restricties onderworpen. Die worden in de bijsluiters opgesomd. Het product is slechts op voorschrift te verkrijgen. Dergelijke voorschriften zullen enkel door gespecialiseerde centra en klinieken kunnen worden uitgereikt. De pil wordt dus niet zomaar, als een aspirientje, op de markt gebracht. De geldende wetgeving qua geneesmiddelen is ook hier van kracht. De productie zal in Frankrijk gebeuren, door een Franse firma. De producerende firma, Exelgyn, is verantwoordelijk voor het product en het zijn de Franse gezondheidsnormen die gelden. Er is tot dusver geen definitie van een abortuscentrum, dit terwijl er toch een aantal centra actief zijn. Er is nog altijd geen werk gemaakt van erkenningscriteria. Dit zal
2000
C H A M B R E • 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L AT U R E
BV 50
COM 065 – 7.12.1999
7
tijdens deze legislatuur gebeuren, in samenspraak met de minister van Sociale Zaken.
de medische hulp is groter dan ooit. Dat is voor een deel een erfenis van beslissingen uit de vorige legislatuur.
Mevrouw Alexandra Colen (VL. BLOK) : Los van de technische elementen blijft de vraag naar de morele verantwoording van het ter beschikking stellen van een abortuspil, laat staan een niet ten volle uitgeteste pil.
De erkennings-KB's op de MUG's zouden volgens eerdere berichten worden uitgesteld tot in november. Nu spreekt men al van 1 februari 2000. We zijn ondertussen december. Wat is de timing ter zake ? Waarom werd het uitstel tot 1 februari nergens aangekondigd ? Wanneer zal het uitstel-KB worden gepubliceerd ?
Is de minister zeker dat de productie wel degelijk in Frankrijk zal gebeuren ? Ik heb de indruk dat sommigen binnen de vrouwenbeweging deze pil als een soort symbool zien. Niet iedereen in de vrouwenbeweging is het daarmee eens. De heer Hubert Brouns (CVP) : Het is een goed initiatief dat er werk zal worden gemaakt van de erkenningscriteria voor abortusklinieken. Het in roulatie brengen van dergelijke pillen moet aan een breed maatschappelijk debat worden onderworpen. Binnenkort wordt een zelfmoordpil gelanceerd. Dat kan ook niet zonder debat. Minister Magda Aelvoet (in het Nederlands) : De administratieve procedure, die niet ondoorzichtig is, wordt hier toegepast in een andere Europese lidstaat, waar het middel erkend is als geneesmiddel. Het politiek maatschappelijk debat heeft uitgebreid plaatsgevonden voorafgaand aan de wet op de zwangerschapsafbreking. Het oordeel over de gebruikte methode laten we over aan deskundigen die al jaren ervaring hebben op het terrein. Alle contra-indicaties worden aangevochten. De medische wereld besteedt zeker voldoende aandacht aan het product. Wat de productie betreft, weet ik alleen dat het middel in Frankrijk wordt geproduceerd. De voorzitter : Het incident is gesloten.
DRINGENDE MEDISCHE HULP
– Vraag van de heer Jo Vandeurzen tot de minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over "de dringende medische hulp" (nr. 468)
– Vraag van de heer Jo Vandeurzen tot de minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over "de dringende medische hulpverlening" (nr. 513) De heer Jo Vandeurzen (CVP) : De chaos over de erkenning, programmatie en financiering van de dringen-
K A M E R • 2 e Z I T T I N G VA N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
De financiering van spoedgevallenfuncties is nog onduidelijk. Er zijn veel meer spoedgevallenfuncties erkend dan bepaald in de ligdagprijs. Om al die functies te kunnen betalen is er ongeveer het dubbele nodig van wat nu toegekend werd. Het financieringsplan voor 2000 is nog helemaal niet voorhanden. Ook voor 1999 is er grote onduidelijkheid. Ik heb daarom een aantal concrete vragen. Een aantal ziekenhuizen heeft ondertussen substantiële inspanningen geleverd om aan deze nieuwe erkenningsnormen te voldoen. Wat zal gebeuren met de voorziene financiering via de verpleegdagprijs ? Wordt die uitbetaald aan de ziekenhuizen ? Indien het antwoord op de vorige vraag positief is, hoe zal die uitbetaling gebeuren, vermits er meer erkenningen zijn gebeurd dan er op grond van de ramingen kunnen gefinancierd worden ? Indien het antwoord op de eerste vraag negatief is, hoe kan het dat de verpleegdagprijs een regeling voorziet die niet wordt uitgekeerd omdat er te veel erkenningen door de gemeenschappen zijn gebeurd ? Zullen de ziekenhuizen die zich inspanningen hebben getroost, niet het slachtoffer worden van discriminatie ? Minister Magda Aelvoet (in het Nederlands) : Het aantal erkende gespecialiseerde spoedgevallenfuncties heeft de voorzieningen ruimschoots overschreden. Op dit ogenblik telt men 144 erkende functies. Enerzijds heeft dit een belangrijk effect op de budgettaire voorzieningen, anderzijds rijst de vraag of alle erkende functies wel degelijk beantwoorden aan de erkenningsnormen. Het doel blijft een optimale interactie tussen de erkenningen, de programmering en de financiering. De erkenningsnorm preciseert de minimale voorwaarden waaraan een dienst dient te beantwoorden. Het objectief van de programmering is dat het aanbod de noden dekt. De financiering is gebaseerd op het principe dat de vaste kosten ten laste worden genomen en de variabele kosten bepaald dienen te worden op basis van de reële
2000
C H A M B R E • 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L AT U R E
8
BV 50
activiteit zodat er bij gelijke inspanning gelijke betaling is. Er dient gestreefd te worden naar een dynamische benadering inzake erkenning van de spoedgevallen vanuit de aangeboden zorgprogramma's. Een systematische opvolging moet toelaten de erkenning van de functie spoedgevallen op regelmatige basis te hernieuwen en de financiering van de variabele kosten te verzekeren volgens de werkelijke behoeften op het terrein. De huidige normen geven enkel aanduiding over infrastructuur, personeelsbezetting en kwalificaties, maar omvatten geen evaluatie van de kwaliteit van de zorgen. Indien spoedgevallen tot de verantwoordelijkheden van het ziekenhuis behoren, dient de ziekenhuisprogrammatie zelf met dit aspect rekening te houden. Inzake fusies, associaties en groeperingen zou concreet een onderscheid kunnen worden gemaakt tussen fusies om de technische diensten en voorzieningen te rationaliseren door schaalvoordeel en fusies vanuit functioneel oogpunt inzake zorgverlening. Voor medische zorgen in verband met spoedgevallen kunnen fusies vanuit dit laatste oogpunt slechts bijdragen tot meer doelmatigheid door het werkelijk samen functioneren. Mijn collega van Sociale Zaken en ik hebben Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen ondervraagd over volgende punten : de noodzakelijkheid of opportuniteit van een beperking van het aantal of een programmatie van het aantal erkende gespecialiseerde spoedgevallenfuncties, al dan niet gespreid over meerdere vestigingsplaatsen met desgevallend een voorstel over programmatiecriteria ; het relationeel verband tussen de functies "gespecialiseerde spoedgevallenfuncties" en het stelsel van de dringende geneeskundige hulpverlening enerzijds en de "mobiele urgentiegroep" anderzijds ; de eventuele noodzaak tot wijziging van de reglementering inzake medische omkadering en de permanentie in de functies "gespecialiseerde spoedgevallenzorg", "intensieve zorg" en "mobiele urgentiegroep", met in het bijzonder de nodige aandacht voor de cumulatieregelen. De raad is van oordeel dat er thans geen programmatie moet komen. De NRZV wenst gedurende een jaar een programmatie over de urgentiefuncties voor te bereiden. Gedurende dat jaar dient de normering verbeterd te worden aan de hand van behoeftenonderzoek. De plenaire vergadering wil geïnformeerd worden over het standpunt van de twee ministers betreffende de programmering van urgentiefuncties. De wijzigingen moeten omzichtig gebeuren gezien de recente inspanningen die ziekenhuizen te goeder trouw leverden. Er wordt voor gepleit om nieuwe regelingen slechts in te voeren na onderzoek van hun bijdrage tot
K A M E R • 2 e Z I T T I N G VA N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
COM 065 – 7.12.1999
een betere dienstverlening en in een kader van meer duidelijkheid inzake de onderscheiden functies van spoedgevallendiensten. Bovendien hebben mijn collega van Sociale Zaken en ikzelf een werkgroep kabinet-administratie belast met het onderzoeken van alle facetten van dit probleem en meer bepaald met het opstellen van een inventaris van alle pertinente parameters die het meten van de activiteit van de spoedgevallenfuncties toelaten. Het is onze bedoeling de bestaande regeling te wijzigen zodat het aantal erkende gespecialiseerde spoedgevallenfuncties beter overeenstemt met de noden van de volksgezondheid en zodat de patiënten de kwaliteitszekerheid hebben waarop ze recht hebben. In deze context en in afwachting van de wijzigingen, dient de financiering van de gespecialiseerde spoedgevallenfuncties te worden herzien zodat een basisfinanciering kan verzekerd worden, desgevallend verhoogd in functie van de vastgestelde activiteiten. De periode van 1/12/98 tot 31/12/99 zal begin 2000 geregeld zijn. De budgettaire middelen zijn hiervoor vrijgemaakt. De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Dat het KB zo lang op zich laat wachten, is toch geen voorbeeld van behoorlijk bestuur. Dergelijke corrigendere KB's zorgen voor verwarring, zeker wanneer zij niet tijdig verschijnen. Dat de Franstalige Gemeenschap er andere erkenningscritera op nahoudt dan de Vlaamse, is een indruk die al langer leeft in Vlaanderen. De financiering zal nu gebeuren op basis van de erkenning, tenminste voor 1999. Voor volgend jaar komen er andere criteria. Heb ik het zo goed begrepen ? Minister Magda Aelvoet (in het Nederlands) : Jawel. De voorzitter : Het incident is gesloten.
STAGEMEESTERS VOOR HUISARTSEN IN OPLEIDING Vraag van de heer Jan Peeters tot de minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over "het moratorium bij de erkenning van stagemeesters voor huisartsen in opleiding" (nr. 481) De heer Jan Peeters (SP) : Sinds ongeveer een jaar worden er geen Vlaamse huisartsen meer erkend als stagemeesters voor HIBO's. Dit moratorium werd ingesteld in afwachting van de uitwerking van meer kwalitatieve criteria bij de erkenning, die meer garanties zouden bieden op pedagogische begeleiding.
2000
C H A M B R E • 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L AT U R E
BV 50
COM 065 – 7.12.1999
9
Aan Franstalige kant werd dit moratorium reeds opgeheven, aan Nederlandstalige kant nog niet. Ook de nieuwe erkenningscriteria zijn er nog niet, zodat de situatie al een jaar geblokkeerd is. Wanneer hervatten de erkenningen vans Nederlandstalige stagemeesters ? Op basis van welke criteria ? Wat gebeurt er met de aanvragen die reeds ingediend zijn en door het moratorium geblokkeerd werden ? Beoogt de minister een wijziging van het systeem ? Welke en op welke termijn ? Ziet de minister hierin ook geen instrument tot bevordering van associaties en groepspraktijken door de georganiseerde opname van een nieuweling in een bestaande praktijk ? Ligt het immers niet in de bedoeling van de minister om dit te bevorderen ? Zijn er niet dringend stappen nodig om de oprichting van groepspraktijken soepel te laten verlopen ? De voorzitter : Mevrouw De Block heeft in september over hetzelfde onderwerp een schriftelijke vraag gesteld, die tot dusver zonder antwoord is gebleven. Mevrouw Maggie De Block (VLD) : Dat klopt. Ik heb die vraag gesteld omdat ik zelf als arts slachtoffer ben geworden van deze maatregel. Minister Magda Aelvoet (in het Nederlands) : De erkenning van stagemeester in de huisartsgeneeskunde is vervat in een ministerieel besluit van 26 november 1997. De nieuwe criteria bestaan dus wel degelijk. Op verzoek van mijn voorganger werden alle erkenningen van stagemeesters in de huisartsgeneeskunde opgeschort vanaf 30 september 1998. Dit verzoek stoelde op het te grote aantal erkenningen van huisarts-stagemeesters op dat ogenblik, met name 887. In een brief van 22 december 1998 vroeg de werkgroep huisartsen van de Hoge Raad van geneesheren-specialisten en van huisartsen aan minister Colla voor het Franstalige landsgedeelte het moratorium op te heffen. Dat gebeurde bij brief van 5 maart 1999 met ingang van 1 april. Tijdens de maanden augustus en september van dit jaar werd bij de erkende Nederlandstalige stagemeesters een enquête gehouden. Op mijn verzoek heeft de werkgroep huisartsen op 19 november beslist een beperkt aantal nieuwe aanvragen te bespreken tijdens zijn volgende vergadering op 17 december. De werkgroep zal het zestigtal bestaande aanvragen aan een eerste selectie onderwerpen op
K A M E R • 2 e Z I T T I N G VA N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
grond van het ministerieel besluit van 26 november 1997. Het koninklijk besluit van 16 juni 1999 regelt de associaties en samenwerkingsverbanden, terwijl het koninklijk besluit van 3 mei 1999 betreffende de groepspraktijken, dat voor publicatie bij het Belgisch Staatsblad ligt, aan kandidaat-huisartsen de mogelijkheid biedt zich bij een groepspraktijk aan te sluiten. Het is niet de bedoeling de erkenning van stagemeesters te gebruiken als instrument voor de bevordering van associaties. Hiertoe zullen andere instrumenten en incentives gecreëerd worden. Het stagemeesterschap staat in de eerste plaats ten dienste van een goede opleiding, en criteria voor erkenning zullen dus eerder gezocht worden in de pedagogische kwaliteiten van de kandidaat-stagemeester. Wat de schriftelijke vragen betreft, is de vaststelling dat maar 20 procent van de schriftelijke vragen die aan de administratie worden overgemaakt, tijdig worden beantwoord. Ik heb daar al vaak over geklaagd bij de directeur-generaal omdat ik niet wil dat die vertraging als normaal wordt beschouwd. De heer Jan Peeters (SP) : Ik stel met genoegen vast dat de moratoria langzamerhand worden opgeheven. Over hoeveel dossiers gaat het in eerste instantie ? Minister Magda Aelvoet (in het Nederlands) : Op zijn minst over een veertigtal gevallen. Mevrouw Maggie De Block (VLD) : Dat de kandidaatartsen een goede opleiding krijgen is van het grootste belang. Ik stel vast dat de regering dit inziet. De voorzitter : Het incident is gesloten.
GEDIPLOMEERDE VERPLEEGKUNDIGEN Interpellatie van de heer Joos Wauters tot de minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over "de situatie van gebrevetteerde en gediplomeerde verpleegkundigen" (nr. 594) De heer Joos Wauters (Agalev-Ecolo) : De gebrevetteerde A2-verpleegkundigen hebben niet op gelijke wijze toegang tot de verschillende diensten als de gegradueerde A1-verpleegkundigen. Titels en normen in de regelgeving verhinderen dat. In de psycho-geriatrische diensten bij voorbeeld, kunnen helemaal geen gebrevetteerden aan de slag.
2000
C H A M B R E • 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L AT U R E
10
BV 50
Gebrevetteerde verpleegkundigen met een hoogstaande A1 bijscholing zijn niet gerechtigd de titel te dragen die noodzakelijk is om toegang te krijgen tot de spoed- en IZ-diensten. Historisch is er een Babelse toren gebouwd van titels, beroepsbekwamingen, verschillende soorten verpleegkundigen, verschillende normen in diverse diensten. Ik heb de vorige minister van Volksgezondheid daarover vele malen ondervraagd. Een oplossing was voorhanden maar het liep in allerlaatste instantie mis. De problemen zijn daarmee nog niet opgelost en tot op heden heeft de nieuwe regering nog geen maatregelen genomen. Welke beleidsmaatregelen stelt de minister voor inzake de beroepstitels en beroepsbekwaamheden ? Welke activiteiten kunnen de gediplomeerde verpleegkundigen uitoefenen ? Worden ze opgenomen in KB 78 ? De afgestudeerden van juni 1999 bevinden zich in een niemandsland. Hoe verhoudt de gediplomeerde verpleegkundige zich tot de A1- en de A2-verpleegkundigen ? Krijgen de A2verpleegkundigen toegang tot alle diensten ? Mogen de A2-verpleegkundigen functioneren in psychogeriatrische diensten zoals tot nu altijd het geval is geweest ? Wordt in een overgangsbrug voorzien van A2 naar A1 ? Zo ja, welke en onder welke voorwaarden ? Wordt er een overgangsbrug gelegd van een gegradueerde verpleegkundige naar een gediplomeerde ? Zo ja, wat voor een ? Zijn er verschillende titels per specialisme ? In de officiële scholen bestaan er geen specialistische opleidingen. Toch worden er onofficiële titels geëist om in bepaalde diensten aan de slag te kunnen. Het accent moet vooral liggen op de beroepsbekwaamheden. Mensen met een lagere opleiding, zoals gebrevetteerden, moeten de brug kunnen slaan naar het niveau van gegradueerden, zonder dat ze zich met overbodige testen en stages moeten bezighouden. Minister Magda Aelvoet (in het Nederlands) : In het Belgisch Staatsblad van 11 november 1999 verscheen het koninklijk besluit van 2 juli 1999 tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 januari 1994 houdende de lijst van bijzondere beroepstitels en bijzondere beroepsbekwamingen voor de beoefenaars van de verpleegkunde. Nieuw in dit besluit is dat voor gebrevetteerde gediplomeerde verpleegkundigen in twee bijkomende beroepstitels wordt voorzien, met name de bijzondere beroepstitel van verpleegkundige in de intensieve zorg en spoed-
K A M E R • 2 e Z I T T I N G VA N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
COM 065 – 7.12.1999
gevallenzorg en de bijzondere beroepstitel van verpleegkundige in de geriatrie. Na de publicatie van de lijst dienen de erkenningscritera voor de bijzondere beroepstitels en bijzondere beroepsbekwamingen bij ministerieel besluit te worden vastgelegd. De Nationale Raad voor verpleegkunde heeft reeds adviezen uitgebracht voor de bijzondere beroepstitel van gegradueerde verpleegkundige in de geestelijke gezondheidszorg, gegradueerde verpleegkundige in de sociale gezondheidszorg, gegradueerde pediatrische verpleegkundige, verpleegkundige in de geestelijke gezondheidszorg, verpleegkundige in de intensieve zorg en spoedgevallenzorg, verpleegkundige in de geriatrie. Voor de volgende bijzondere beroepsbekwamingen werd eveneens een advies uitgebracht : verpleegkundige-ziekenhuishygiënist, verpleegkundige in de palliatieve zorg en verpleegkundige in de oncologie. Opdat ook de in Vlaanderen afgestudeerde gediplomeerde verpleegkundigen de verpleegkunde zouden kunnen uitoefenen, werd op 26 oktober 1999 het koninklijk besluit van 26 april 1999 tot uitvoering van artikel 49quater van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies gepubliceerd. Artikel 1 bepaalt dat het "diploma in de ziekenhuisverpleegkunde" en het "diploma in de psychiatrische verpleegkunde" afgeleverd door de Vlaamse Gemeenschap, gelden als een brevet van verpleger of verpleegster, bedoeld in artikel 21quater, § 1 van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967. Hierdoor zijn zij gemachtigd de verpleegkunde uit te oefenen. Het is niet direct duidelijk wat met de omschrijving "functionele verhouding" wordt bedoeld. Op basis van artikel 21quater zijn zowel gegradueerde als gebrevetteerde/gediplomeerde verpleegkundigen gemachtigd de verpleegkunde uit te oefenen. In het koninklijk besluit van 18 juni 1990 houdende vaststelling van de lijst van de technische verpleegkundige prestaties en de lijst van de handelingen die door een geneesheer aan beoefenaars van de verpleegkunde kunnen worden toevertrouwd, alsmede de wijze van uitvoering van die prestaties en handelingen en de kwalificatievereisten waaraan de beoefenaars van de verpleegkunde moeten voldoen, wordt qua beroepsuitoefening geen onderscheid gemaakt tussen gegradueerde en gebrevetteerde/gediplomeerde verpleegkundigen. De erkenningsnormen voor de diverse diensten, zorgprogramma's, functies, worden geconcipieerd in functie van kwaliteitsoogmerken. Hierdoor worden bijzondere kwalificaties vereist in bepaalde specifieke normen. Een
2000
C H A M B R E • 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L AT U R E
BV 50
COM 065 – 7.12.1999
11
overzicht terzake kan steeds schriftelijk worden overgemaakt aan de heer Wauters. Krachtens de bijlage van het koninklijk besluit van 23 oktober 1964 tot bepaling van de normen die door de ziekenhuizen en hun diensten moeten worden nageleefd, dienen deze diensten te beschikken over een hoofdverpleger die slechts bij voorkeur houder moet zijn van de bijzondere beroepstitel van gegradueerd verpleegkundige in de geestelijke gezondheidszorg of gegradueerde geriatrische verpleegkundige. Wel moeten de diensten per 30 bezette bedden over tenminste 8 gegradueerde verpleegkundigen beschikken, bij voorkeur houders van één der hoger vermelde bijzondere beroepstitels, evenals over zes leden verzorgend personeel. Er is echter geen enkele bepaling die de toegang van gebrevetteerde/gediplomeerde verpleegkundigen met een vierde-graadsdiploma van de Vlaamse Gemeenschap tot de psycho-geriatrische diensten ontzegt. Op het einde van de vorige legislatuur werd door de minister van Volksgezondheid en Pensioenen een overleg met de respectieve gemeenschappen georganiseerd. De bedoeling ervan was de bruggen tussen de opleiding tot gegradueerde en gebrevetteerde/ gediplomeerde verpleegkundige concreet invulling te geven. De onderhandelingen zullen kortelings opnieuw moeten worden aangevat.
De gebrevetteerde verpleegkundigen die in dienst traden in psycho-geriatrische diensten moeten heel veel loon inleveren. In de praktijk functioneren zij in die diensten, maar volgens de reglementering kunnen ze enkel als "zorgend verpleegkundige" worden ingezet. Dat betekent loonverlies. Een aantal diensthoofden van vandaag kunnen volgens de nieuwe reglementering niet eens in hun eigen dienst aan het werk ! Ik ben blij dat er voor de gediplomeerden een oplossing is gevonden. Zij hebben kwaliteiten die vooral van praktische aard zijn, en waaraan duidelijk behoefte bestaat in de ziekenhuizen. De voorzitter : Het incident is gesloten.
GIFTIG GEÏMPREGNEERD HOUT Vraag van mevrouw Els Van Weert tot de minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over "de aanwezigheid van giftige stoffen in spaanderplaten en andere afgewerkte producten vervaardigd uit geïmpregneerd hout" (nr. 498) Mevrouw Els Van Weert (VU-ID) : Via de media vernemen we dat Nederlandse bedrijven op grote schaal giftig houtafval uitvoeren naar een aantal Europese landen, waaronder België.
Het overleg vond zijn oorsprong in een wetsontwerp tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967. Het wetsontwerp voorzag voor de uitoefening van de verpleegkunde in drie beroepstitels, met name algemeen verpleegkundige, of gegradueerd verpleegkundige, gebrevetteerd verpleegkundige of in Vlaanderen gediplomeerd verpleegkundige en ziekenhuisassistent.
Dit giftig houtafval wordt onder meer door Unilin, een bedrijf in Wielsbeke, verwerkt tot spaanderplaten. Wetenschappelijke studies in Nederland wezen uit dat het geïmpregneerde hout vol zit met arseenzuur en chroom VI-verbindingen. Arseenverbindingen en chroom VI verbindingen zijn de meest kwalijke kankerverwekkende verbindingen die wij kennen. Een gevaar voor de volksgezondheid dus.
Hoewel dit brevet momenteel niet meer afgeleverd wordt dient wel in de beroepstitel te worden voorzien, aangezien de bestaande ziekenhuisassistenten de verpleegkunde zullen mogen blijven uitoefenen.
Enig opzoekwerk wees uit dat het Nederlandse Ecologisch Kenniscentrum, dat deze zaak al geruime tijd onderzoekt, al op 7 september de Belgische ambassade in Den Haag per brief op de hoogte bracht van de leveringen van giftig houtafval aan dit Belgisch bedrijf. Op 14 september schreven zij opnieuw een brief aan de ambassade met bijkomende informatie over dit dossier.
Inzake de overgangsbrug tussen een gediplomeerd verpleegkundige en een A1-verpleegkundige is eveneens overleg bezig. De heer Joos Wauters (Agalev-Ecolo) : Ik dank de minister voor haar uitgebreid antwoord. De hele categorie-discussie is echter geen oplossing. Gebrevetteerde verpleegsters krijgen nu een aantal perspectieven. Op zich is dat goed, maar het is geen oplossing voor het probleem. Oude specialismen, zoals in de pediatrie, zijn achterhaald. Ook de vroedvrouwenproblematiek moet dringend worden opgelost.
K A M E R • 2 e Z I T T I N G VA N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
In Nederland heeft men op basis van wetenschappelijk onderzoek en na een dwingend arrest van het hoogste Gerechtshof, beslist dat producten vervaardigd uit geïmpregneerd hout niet langer verkocht mogen worden. Enkele voorbeelden van producten met behandeld hout : tuinhuisjes, afsluitingen, speeltuigen, pergola's en tuinmeubelen, dwarsliggers van treinsporen. Nederland pakt voortaan het probleem aan aan de bron : het versnipperen van hout dat vrijkomt als bouw-en sloopafval
2000
C H A M B R E • 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L AT U R E
12
BV 50
COM 065 – 7.12.1999
is niet langer toegestaan. De uitvoer van giftige houtsnippers, onder meer naar België, blijft echter mogelijk.
aanvankelijk enthousiasme. Dikwijls zijn de dieren ook een gevaar voor de omwonenden.
Is de minister op de hoogte van de alarmerende berichten die de Belgische ambassade ontving op 7 en 14 september vanwege het Nederlandse Ecologisch Kenniscentrum ?
Het is verbijsterend dat, op enkele uitzonderingen na, de verkoop van wilde dieren nog altijd is toegestaan. De wet van 1986 biedt de minister nochtans de mogelijkheid om een limitatieve lijst van dieren aan te leggen en om bekwaamheidsvereisten op te leggen aan asielen, kwekerijen en dierentuinen. Wil de minister die voorwaarden uitbreiden tot particulieren ? Wil ze een strikte limitatieve lijst opstellen ? Hoeveel tijd zal een echt uitdovingsbeleid in beslag nemen ?
Is zij van plan maatregelen te nemen om ook in ons land de verkoop van dergelijke producten te verbieden ? Zo neen, welke argumenten heeft de minister om de verdere verkoop van deze vergiftigde houten producten, waar ook kinderspeeltuigen toe behoren, verder toe te laten ? Heeft de minister contacten met de gewesten om na te gaan of ook hier het probleem aan de bron zal worden aangepakt ? Minister Magda Aelvoet (in het Nederlands) : Mijn administratie is op de hoogte van de brieven van het Nederlands Ecologisch Kenniscentrum aan de Belgische ambassade. In Nederland zullen vanaf 1 januari 2000 bepaalde houtbewerkingen met chroom VI en arseenhoudende middelen worden verboden voor hout voor particulieren. De normen wijken af van wat nu in België gangbaar is. Mijn kabinet onderzoekt momenteel deze zaak. Het probleem van het afvalhout is een zaak van de gewesten. Overleg met hen is dus gewenst en trouwens reeds opgestart. De Beroepsfederatie van houtbewerkers heeft mij ondertussen al gecontacteerd om op het onvervangbaar karakter van bepaalde bewerkingsmiddelen te wijzen. Mevrouw Els Van Weert (VU-ID) : Er bestaan wel degelijk ecologisch verantwoorde alternatieven. Misschien kan men de houtverwerkende sector daarvan op de hoogte brengen.
Minister Magda Aelvoet (in het Nederlands) : Het houden van wilde dieren heeft inderdaad al diverse wantoestanden veroorzaakt. Los van de ethische problematiek is er de vraag naar een pragmatische regeling. Sedert 1996 is in België een positieve lijst van toegelaten diersoorten opgemaakt, maar die is om redenen van Europese goedkeuring nog niet bekrachtigd. Zelf heb ik nu aangedrongen op de goedkeuring van een ontwerp-KB dat voorligt bij de Raad van State. Er moeten altijd uitzonderingen mogelijk blijven. Daarvoor moeten normen worden opgesteld. Ik wil een lijst laten opstellen van alle in ons land aanwezige wilde zoogdieren in dierentuinen. De heer Ferdy Willems (VU-ID) : Europa mag de zaak niet laten aanslepen. We volgen de initiatieven van de minister op de voet. De voorzitter : Het incident is gesloten. De vragen van de heren Bacquelaine en Mayeur worden uitgesteld.
METHADONVERSTREKKING AAN VERSLAAFDEN Vraag van de heer Jo Vandeurzen tot de minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over "het verdelen van methadon aan heroïneverslaafden in medische sociale opvangcentra" (nr. 571)
De voorzitter : Het incident is gesloten.
HET HOUDEN VAN WILDE DIEREN Vraag van de heer Ferdy Willems tot de minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over "het houden van wilde dieren door particulieren" (nr. 543)
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Er is dringend een regeling nodig voor substitutiemiddelen. In heel wat medisch-sociale opvangcentra wordt methadon verdeeld aan heroïneverslaafden.
De heer Ferdy Willems (VU-ID) : Het bezit van wilde dieren door particulieren is nog altijd niet afdoende geregeld. Meestal is het met het welzijn van zulke dieren erbarmelijk gesteld. De verzorging geeft problemen, schattige kleintjes worden groot en baasje verliest zijn
Waar mogen deze centra hun methadon aankopen ? Op welke wijze moet het product worden verpakt en verdeeld ? Wordt de wijze van verdeling van de methadon ook bestudeerd in de wetenschappelijke evaluatie die thans voor de MSOC's plaatsvindt ?
K A M E R • 2 e Z I T T I N G VA N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E • 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L AT U R E
BV 50
COM 065 – 7.12.1999
13
Minister Magda Aelvoet (in het Nederlands) : Het afleveren van methadon is nog steeds onderworpen aan de wet van 1930 : de aflevering mag alleen door een officina-apotheek gebeuren en op voorschrift van een arts. Een etiket moet duidelijk maken dat het om een giftig product gaat. Ook de verstrekking als substituutmedicijn aan heroïneverslaafden is aan deze regels onderworpen. De inname zelf moet eveneens in de apotheek gebeuren of in een dagcentrum. De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Theorie en praktijk liggen eens te meer mijlen uit elkaar. Iedereen weet dat de regels niet gevolgd worden. Wat zal de minister daaraan doen ? De voorzitter : Het incident is gesloten. – De vergadering met vragen wordt gesloten om 15.50 uur.
Drukkerij St-Luc • Nazareth • Tel 09/385 44 03
K A M E R • 2 e Z I T T I N G VA N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E
1999
2000
C H A M B R E • 2 e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L AT U R E