Bedieningshandleiding met onderhoudsinformatie. Third Edition Second Printing Part No DU

Bedieningshandleiding met onderhoudsinformatie

Third Edition Second Printing Part No. 82200DU

Bedieningshandleiding

Derde uitgave • Tweede druk

Belangrijk Lees, begrijp en handel overeenkomstig deze veiligheidsvoorschriften en bedieningsinstructies voordat u de machine bedient. Alleen getraind en bevoegd personeel mag toestemming krijgen om deze machine te bedienen. Deze handleiding dient als vast onderdeel van uw machine te worden beschouwd en moet te allen tijde bij de machine blijven. Hebt u vragen, bel dan Genie Industries.

Inhoud Pagina Veiligheidsvoorschriften ............................................. 1 Regelaars ................................................................... 7 Inspectie voor het gebruik ......................................... 10 Onderhoud ................................................................ 12 Functietesten ............................................................ 16 Inspectie van de werkplek ......................................... 22 Bedieningsinstructies ................................................ 23 Transport- en hefinstructies ....................................... 27 Labels ....................................................................... 30 Specificaties ............................................................. 32

Neem contact met ons op via:

Copyright © 1994 Genie Industries Eerste uitgave:

Internet: http://www.genielift.com e-mail: [email protected]

Vijfde druk, oktober 1996

Tweede uitgave: Vijfde druk, juli 2000 Derde uitgave:

Tweede druk, maart 2002

“Genie” is een gedeponeerd handelsmerk van Genie Industries in de Verenigde Staten en een groot aantal andere landen. “S” is een handelsmerk van Genie Industries. Gedrukt op gerecycled papier L Gedrukt in de Verenigde Staten

Genie S-80 & Genie S-85

Onderdeelnr. 82200DU



Veiligheidsvoorschriften

Gevaar Het niet opvolgen van de instructies en veiligheidsvoorschriften in deze handleiding zal de dood of ernstig letsel tot gevolg hebben. Bedien deze machine niet, tenzij: u de principes van het veilig bedienen van de machine die in deze bedieningshandleiding beschreven worden leert en in de praktijk brengt. 1 Vermijd gevaarlijke situaties. Ken en begrijp de veiligheidsregels voordat u verder gaat met de volgende sectie. 2 Voer altijd een inspectie uit voordat u de machine bedient. 3 Voer altijd functietesten uit voordat u de machine gebruikt. 4 Inspecteer de werkplek. 5 Gebruik de machine alleen voor doeleinden waarvoor deze bedoeld is. u leest, begrijpt en leeft de volgende zaken na: de instructies en veiligheidsregels van de fabrikant - veiligheids- en bedieningshandleidingen en machinelabels veiligheidsregels en voorschriften op de werkplek van de werkgever toepasselijke overheidsregels u bent op de juiste manier getraind om deze machine veilig te bedienen. Onderdeelnr. 82200DU


1



VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN

Gevaar voor elektrocutie Deze machine is niet elektrisch geïsoleerd en biedt geen bescherming tegen contact met of nabijheid tot elektrische stroom.

Houd rekening met platformbeweging, slingeren en doorbuigen van elektrische leidingen en pas op voor sterke wind of windvlagen. Blijf uit de buurt van de machine, wanneer deze contact maakt met stroomvoerende stroomleidingen. Personeel op de grond of in het platform dient de machine niet aan te raken of te bedienen, totdat stroomvoerende stroomleidingen zijn uitgeschakeld. Werk niet met de machine als het bliksemt of stormt. Gebruik de machine niet als massa voor laswerk.

Houd veilig afstand van elektrische stroomleidingen en apparaten in overeenstemming met relevante overheidsreguleringen en de volgende tabel. Spanning Van fase tot fase 0 tot 300V

Minimale veilige afstand Meter Vermijd contact

300V tot 50KV

3,05

50KV tot 200KV

4,60

200KV tot 350KV

6,10

350KV tot 500KV

7,62

500KV tot 750KV

10,67

750KV tot 1.000KV

13,72

2

Gevaar voor kantelen Gebruikers en apparatuur dienen niet zwaarder te zijn dan de maximale capaciteit van het platform. Maximale capaciteit van het platform S-85

227 kg

Maximum laadvermogen van het platform S-80 met platform van 8 voet

227 kg

Maximum laadvermogen van het platform S-80 met platform van 6 voet

272 kg

Maximum laadvermogen van het platform S-80 met schuimgevulde banden en de juiste contragewichtconfiguratie

340 kg

Maximum aantal gebruikers


2





De arm mag alleen omhoog worden gebracht of worden uitgeschoven wanneer beide assen uitgeschoven zijn.

Laat de machine niet rijden op of nabij terrein dat niet vlak is, oppervlakken die niet stabiel zijn of in andere riskante omstandigheden als de zwaaiarm opgeheven of uitgeschoven is. Duw of trek niet in de richting van een object buiten het platform. Maximaal toegestane kracht van opzij ANSI & CSA 667 N

Breng de arm pas omhoog of schuif deze pas uit als de machine zich op een stevige, vlakke ondergrond bevindt. Vertrouw niet op het kantelalarm als indicator dat het platform horizontaal staat. Dit alarm gaat in het platform alleen af, als de machine op een sterk hellend vlak staat. Als het kantelalarm afgaat: schuift u de zwaaiarm niet uit en roteert of heft u deze niet boven horizontaal. Plaats de machine op een stevig, vlak oppervlak voordat u het platform omhoog brengt. Als het kantelalarm afgaat wanneer het platform omhoog gebracht is, Schuift de zwaaiarm zeer voorzichtig in en brengt u het platform zeer voorzichtig omlaag. Draai de zwaaiarm niet terwijl het platform daalt. Plaats de machine op een stevig, vlak oppervlak voordat u het platform omhoog brengt. Bedien de machine niet in sterke wind of bij windvlagen. Vergroot het oppervlak van het platform of de lading niet. Als u het oppervlak dat aan de wind blootgesteld is vergroot, zal de stabiliteit van de machine afnemen.

Maximaal toegestane handkracht - CE 400 N

Breng geen veranderingen aan in machineonderdelen of schakel geen machineonderdelen uit die op een bepaalde manier invloed hebben op de veiligheid en de stabiliteit. Vervang geen onderdelen die van invloed zijn op de stabiliteit van de machine door onderdelen met een ander gewicht of andere specificaties. Wijzig of verander geen werkplatform in de lucht. Montage van houders voor gereedschappen of andere materialen op het platform, de voetborden of het veiligheidsrelingsysteem kan het gewicht op het platform en het oppervlak van het platform of de lading vergroten.

Wees zeer voorzichtig en rijd met lage snelheid als u de machine in de transportstand rijdt over terrein dat niet vlak is, op puin, onstabiele of gladde oppervlakken of bij gaten en terrein dat snel daalt. Onderdeelnr. 82200DU


3




Plaats of bevestig geen overhangende ladingen aan delen van deze machine.

Gevaar om te vallen Inzittenden dienen een veiligheidsgordel of harnas te dragen en zich te houden aan de van toepassing zijnde overheidsvoorschriften. Bevestig de veiligheidslijn aan het verankeringspunt op het platform. Zit, sta of klim niet op de veiligheidsreling van het platform. Blijf altijd stevig op het platform staan.

Plaats geen ladders of steigers in het platform of tegen welk deel van deze machine dan ook. Gebruik de machine niet op een bewegend of mobiel oppervlak of voertuig. Zorg dat alle banden in goede staat zijn, luchtgevulde banden juist zijn opgepompt en wielmoeren stevig zijn vastgedraaid. Modellen met een vermogen van 340 kg: Gebruik geen luchtgevulde banden. Modellen zijn uitgerust met schuimgevulde banden. Het gewicht van de wielen en de juiste contragewichtconfiguratie zijn van doorslaggevend belang voor de stabiliteit van de machine. Gebruik de platformbediening niet om een platform vrij te maken dat is vastgeklemd of is blijven haken, of dat op andere wijze niet normaal kan bewegen vanwege een aangrenzende constructie. Al het personeel dient zich niet meer op het platform te bevinden voordat geprobeerd wordt het platform vrij te maken met behulp van de grondbediening.

Klim niet van het platform naar beneden wanneer dit opgeheven is. Houd de vloer van het platform vrij van afval. Breng het middengedeelte van het toegangshek van het platform naar beneden of sluit het toegangshek voordat u de machine bedient.

Gevaar voor lichamelijk letsel Bedien de machine niet als er een hydraulisch olieof luchtlek is. Perslucht of hydraulische olie kan de huid binnendringen en/of brandwonden veroorzaken. Bedien de machine altijd in een goed geventileerde ruimte om koolmonoxidevergiftiging te voorkomen.

4






Laat de zwaaiarm niet zakken tenzij het gebied daaronder vrij van mensen en obstakels is.

Botsingsgevaar Wees u bewust van beperkt zicht en blinde vlekken terwijl u rijdt of de machine bedient. Houd rekening met de stand van de arm en uitzwaai wanneer de draaitafel geroteerd wordt. Controleer het werkgebied op hoog aangebrachte obstakels en andere mogelijke gevaren.

Stem de rijsnelheid af op de toestand van de ondergrond, drukte, helling, positie van personeel en eventuele andere factoren die tot een botsing kunnen leiden. Bedien geen zwaaiarm in het pad van een kraan tenzij de regelaars van de kraan vergrendeld zijn en/of voorzorgsmaatregelen zijn genomen om een mogelijke botsing te voorkomen. Wees u bewust van het gevaar voor verbrijzeling, wanneer u de veiligheidsreling van het platform grijpt. Het wordt aanbevolen dat mensen die de machine bedienen een goedgekeurde harde helm dragen wanneer ze de machine bedienen. Houd u aan de richtingpijlen met kleurcodering op de platformbediening en rijchassis voor de rij- en stuurfuncties.


Ga onder geen beding stuntrijden of spelletjes spelen terwijl u een machine bedient.

Gevaarlijke situatie: onderdelen kunnen beschadigd raken Gebruik geen accu of acculader groter dan 12V om de motor snel te starten. Gebruik de machine niet als massa voor laswerk. Zorg dat de hydraulische afsluitventielen (die zich bij de hydraulische tank bevinden) open zijn voordat u de motor start.


5




Explosie- en brandgevaar

Verklarende tekst op labels

Start de motor niet als u LPG, benzine, dieselolie of andere explosieve substanties ruikt of opmerkt.

Labels op Genie-producten maken gebruik van symbolen, kleurcoderingen en signaalwoorden om het volgende aan te geven:

Vul geen brandstof bij als de motor loopt. Vul brandstof bij en laad accu’s alleen op in een open, goed geventileerde ruimte, uit de buurt van vonken, vlammen of brandende tabak. Bedien de machine niet op gevaarlijke plaatsen of op plaatsen waar mogelijk brandbare of explosieve gassen of deeltjes aanwezig zijn.

Gevaren bij beschadigde machine Gebruik geen beschadigde of niet goed functionerende machine. Voer een grondige inspectie van de machine uit alvorens deze te bedienen en test alle functies voor elke werkcyclus. Label een beschadigde of niet goed functionerende machine onmiddellijk en verwijder deze. Zorg dat alle onderhoud is uitgevoerd volgens de specificaties in deze handleiding en die in de Servicehandleiding Genie S-80 & Genie S-85. Zorg ervoor dat alle labels leesbaar zijn en op hun plaats zitten. Zorg dat de bedienings-, veiligheids- en verantwoordelijkheidshandleidingen compleet en leesbaar zijn en zich in de opbergruimte op het platform bevinden.

Veiligheidswaarschuwingsymbool gebruikt om personeel te waarschuwen voor mogelijke gevaren voor persoonlijk letsel. Volg alle veiligheidsberichten op die na dit symbool volgen om mogelijk letsel of de dood te voorkomen. Rood - wordt gebruikt om aan te geven dat een gevaarlijke situatie te verwachten is die, indien deze niet wordt voorkomen, de dood of ernstig lichamelijk letsel tot gevolg zal hebben. Oranje - gebruikt om de aanwezigheid van een mogelijk gevaarlijke situatie aan te duiden die, indien deze niet wordt vermeden, de dood of ernstig letsel tot gevolg kan hebben. Geel met veiligheidswaarschuwingsymbool - gebruikt om de aanwezigheid van een mogelijk gevaarlijke situatie aan te duiden die, indien deze niet wordt vermeden, weinig of middelmatig letsel tot gevolg kan hebben. Geel zonder veiligheidswaarschuwingsymbool - gebruikt om de aanwezigheid van een mogelijk gevaarlijke situatie aan te duiden die, indien deze niet wordt vermeden, schade aan eigendommen tot gevolg kan hebben. Groen - gebruikt om bedienings- of onderhoudsinformatie aan te duiden.

6





Regelaars 8

9

10

HULPVOEDING

11

7 6

STOP

5 4 00009,9

12

3

13

2 OLIEKOELER / OPTIE

CONTROLEREN

20 AMP

1

14 BEDIENINGSELEMENTEN

MOTOR

15 AMP

20

19

Grondregelpaneel 1 Schakelaar om het platform te draaien 2 Schakelaar om de draaitafel te draaien 3 Omhoog/omlaag-schakelaar arm 4 In/uitschuifschakelaar arm 5 Deutz-dieselmodellen: Gloeibougieschakelaar Perkins-modellen: Gloeibougie met indicatielampje Benzine/LPG-modellen: Schakelaar om benzine/LPG te selecteren 6 Contactslot voor selectie platform/uit/grond 7 Schakelaar voor hulpvoeding 8 Benzine/LPG-modellen: Watertemperatuurmeter (indien aanwezig) Deutz-dieselmodellen: Olietemperatuurmeter (indien aanwezig) Onderdeelnr. 82200DU

18

15 AMP

17

9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20

16

FUNCTIEINSCHAKELING

15

Oliedrukmeter (indien aanwezig) Voltmeter (indien aanwezig) Rode noodstopknop Urenteller Lampje motorcontrole (indien niet voorzien van meters) Functieschakelaar Schakelaar om motor te starten 15 Amp motorzekering 20 Amp onderbreker voor oliekoeler en opties 15 Amp onderbreker om elektrische circuits te regelen Alleen S-85: Schakelaar hijszwaaiarm omhoog/omlaag Schakelaar voor platformnivellering


7



REGELAARS

1

CLAXON

2

3

PLATFORMNIVELLERING

4

PLATFORM ROTEREN

5

GIEKARM

6

HULPVOEDING RIJSNELHEID

ARM OMHOOG

ARM INSCHUIVEN

ASINDICATORLAMPJE LICHT AAN: ASSEN UITSCHUIVEN

W R W b d a e u H z la r s

ASSEN UITSCHUIVEN DRAAITAFELROTATIE

DRAAITAFELROTATIE

ARM NEER

18

19

ARM UITSCHUIVEN

ASSEN INSCHUIVEN

17

16

Regelpaneel platform 1 Claxonknop

7 Deutz-dieselmodellen: Gloeibougieschakelaar Perkins-modellen: Gloeibougieindicatorlampje

2 Schakelaar voor platformnivellering 3 Schakelaar om het platform te draaien 4 Alleen S-85: Schakelaar hijszwaaiarm naar boven/beneden 5 Schakelaar voor hulpvoeding 6 Schakelaar om rijsnelheid te selecteren 8

8 Schakelaar om motor te starten 9 Selectieschakelaar onbelaste motor (t/m) · Konijn- en voetschakelaar: door voetschakelaar geactiveerd hoog stationair · Schildpad: laag stationair · Konijn: hoog stationair



G o s



REGELAARS

7

GLOEIBOUGIE

8

9

MOTOR STARTEN

10

MOTORTOERENTAL

BRANDSTOFKEUZE

11

STOP OMHOOG OM TE STARTEN OMLAAG OM TE STOPPEN

WERKING RIJ-INSCHAKELING

STUREN

Wanneer het lampje brandt, betekent dit dat de arm voorbij een achterwiel is gedraaid en de rijfunctie is uitgeschakeld.

R I J D E N

Houd om te rijden de rijschakelaar naar één zijde en verplaats de rijbedieningshendel langzaam. Machine kan in tegengestelde richting rijden dan die waarin rij- en stuurbedieningselementen worden bewogen.

Gebruik de richtingpijlen met kleurcodering op dit paneel en het rijchassis om vast te stellen in welke richting de machine zal rijden.

15

14

13

10 Benzine/LPG-modellen: Benzine/LPG-keuzeschakelaar 11 Rode noodstopknop

14 Indicatielampje Rijden ingeschakeld


15 Schakelaar om rijden in te schakelen 16 Proportionele joystick voor uit/inschuiven arm 17 Asindicatorlampje

12 Proportionele regelhendel voor rijfunctie en duimschakelaar voor stuurfunctie 13 Optionele uitrusting

12

13

18 Schakelaar Uit/inschuiven assen 19 Twee-assige proportionele joystick voor functies Arm omhoog/omlaag en Draaitafelrotatie links/ rechts


9



Inspectie voor het gebruik Fundamentele overwegingen Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker om een inspectie vooraf en routineonderhoud uit te voeren.

Bedien deze machine niet, tenzij: u de principes van het veilig bedienen van de machine die in deze bedieningshandleiding beschreven worden, leert en in de praktijk brengt. 1 Vermijd gevaarlijke situaties. 2 Voer altijd een inspectie uit voordat u de machine bedient. Zorg dat u de inspectie voor het gebruik kent en begrijpt voor u verder gaat met de volgende sectie. 3 Voer altijd functietesten uit voordat u de machine gebruikt. 4 Inspecteer de werkplek. 5 Gebruik de machine alleen voor doeleinden waarvoor deze bedoeld is.

De inspectie vooraf is een visuele inspectie die de bediener voor elke werkcyclus uitvoert. De inspectie is ontworpen om voordat de gebruiker de functietesten uitvoert, te ontdekken of er iets duidelijk mis is met de machine. De inspectie vooraf dient ook om te bepalen of routine-onderhoudsprocedures vereist zijn. Alleen gedeelten van het routineonderhoud die in deze handleiding genoemd worden, mogen door de gebruiker worden uitgevoerd. Zie de lijst op de volgende pagina en controleer alle items en locaties op wijzigingen, schade of losse of ontbrekende onderdelen. Gebruik nooit een beschadigde of veranderde machine. Wanneer er schade wordt ontdekt, of een wijziging van de toestand waarin de machine door de fabriek geleverd is, dient de machine gelabeld en niet meer gebruikt te worden. Reparaties aan de machine mogen alleen uitgevoerd worden door een gekwalificeerde servicemonteur, overeenkomstig de specificaties van de fabrikant. Als de reparaties voltooid zijn, moet de gebruiker opnieuw een inspectie vooraf uitvoeren voordat hij verdergaat met de functietesten. Geplande onderhoudsinspecties moeten door gekwalificeerde servicemonteurs worden uitgevoerd, overeenkomstig de specificaties van de fabrikant en de eisen die genoemd worden in de verantwoordelijkheidshandleiding.

10





INSPECTIE VOOR HET GEBRUIK

Inspectie voor het gebruik ❏ Zorg dat de bedienings-, verantwoordelijkheidsen veiligheidshandleidingen compleet en leesbaar zijn en zich in de opbergruimte op het platform bevinden. ❏ Zorg ervoor dat alle labels op hun plaats zitten en leesbaar zijn. Zie de sectie Labels. ❏ Ga na of er een olielek is en controleer het motoroliepeil. Voeg olie toe als dit nodig is. Zie de sectie Onderhoud.

❏ Eindschakelaars en claxon ❏ Alarmen en flitslampen (indien aanwezig) ❏ Moeren, bouten en andere bevestigingen ❏ Middenreling of hek platformingang Controleer de hele machine op: ❏ Scheuren in lasnaden of constructiedelen ❏ Deuken of beschadigingen aan de machine

❏ Ga na of er geen hydraulische olielekken zijn en of het oliepeil goed is. Voeg olie toe als dit nodig is. Zie de sectie Onderhoud.

❏ Overtuig u ervan dat alle structurele en andere cruciale onderdelen aanwezig zijn en dat alle bijbehorende bevestigingsmiddelen en pennen op hun plaats en goed vast zitten.

❏ Ga na of er geen motorkoelvloeistoflek is en controleer of het koelvloeistofpeil goed is. Voeg koelmiddel toe als dit nodig is. Zie de sectie Onderhoud.

❏ Als u uw inspectie voltooid hebt, controleer dan dat alle compartimentbedekkingen op hun plaats zitten en vergrendeld zijn.

❏ Ga na of er geen lekken van accuvloeistoffen zijn en of het vloeistofpeil goed is. Voeg gedestilleerd water toe, indien dit nodig is. Zie de sectie Onderhoud. ❏ Ga na of de bandenspanning goed is. Voeg lucht toe als dit nodig is. Zie de sectie Onderhoud. Controleer de volgende componenten of gebieden op schade, niet zorgvuldig geïnstalleerde, losse of ontbrekende onderdelen: ❏ Elektrische onderdelen, bedrading en elektrische kabels ❏ Hydraulische slangen, koppelingen, cilinders en verdeelstukken ❏ Brandstoftank en hydraulische tank ❏ Rij- en draaitafelmotoren en aandrijfnaven ❏ Armglijblokken ❏ Asglijblokken ❏ Banden en wielen ❏ Motor en bijbehorende onderdelen



11



Onderhoud Controleer het olieniveau van de motor

Neem het volgende in acht: Alleen delen van het routineonderhoud die in deze handleiding genoemd worden, mogen door de gebruiker worden uitgevoerd. Geplande onderhoudsinspecties moeten door gekwalificeerde servicemonteurs worden uitgevoerd, in overeenstemming met de specificaties van de fabrikant en de eisen die genoemd worden in de verantwoordelijkheidshandleiding.

Handhaving van het juiste motoroliepeil is essentieel voor goede prestaties van de motor en een lange levensduur. Als de machine gebruikt wordt met een onjuist oliepeil, kunnen motoronderdelen beschadigd worden. Controleer het olieniveau met uitgeschakelde motor. 1 Controleer de oliepeilstok. GM-modellen: Resultaat: Het oliepeil moet binnen de markeringen ADD (TOEVOEGEN) en FULL (VOL) op de peilstok staan. Deutz-modellen: Resultaat: Het oliepeil dient binnen de twee markeringen op de peilstok te staan. Perkins-modellen:

Legenda onderhoudssymbolen De volgende symbolen worden in deze handleiding gebruikt om de bedoeling van de instructies over te brengen. Wanneer een of meer symbolen aan het begin van een onderhoudsprocedure worden weergegeven, heeft dit de onderstaande betekenis.

Duidt aan dat er gereedschappen nodig zijn om deze procedure uit te voeren.

Resultaat: Het oliepeil moet zich tussen de twee markeringen op de peilstok bevinden. GM 3,0L L4 motor Vereiste olieviscositeit beneden -17,8°C boven -17,8°C

5W-30 10W-30

Gebruik alleen door de American Petroleum Institute (API ) “Voor benzinemotoren” gelabelde motorolies. Eenheden worden verzonden met 10W-30.

Duidt aan dat er nieuwe onderdelen nodig zijn om deze procedure uit te voeren. Geeft aan dat deze procedure moet worden uitgevoerd met koude motor.

12





ONDERHOUD

Het hydraulische oliepeil controleren

Deutz F4L 913-motor Motorolieviscositeitseisen onder 15,5°C (synthetisch)

5W-30

-23°C tot 32°C

10W-40

boven -34°C

15W-40

Motorolie-eigenschappen dienen te voldoen aan klasse CC/SE of CC/SF van de API-classificatie OF aan de ACEA-classificatie E1-96.

Perkins-motor 704-30 Vereiste olieviscositeit onder 15,5°C

15W-40

-23°C tot 32°C

10W-30

boven -20°C

15W-40

Motorolie dient te beschikken over eigenschappen conform API-classificatie CF4. Bij de machines wordt standaard 10W-40 CC/SG meegeleverd.

Handhaving van het correcte niveau van de hydraulische olie is essentieel voor het functioneren van de machine. Een onjuist hydraulisch oliepeil kan hydraulische componenten beschadigen. Dagelijkse controles stellen de controleur in staat veranderingen in oliepeil vast te stellen die zouden kunnen wijzen op de aanwezigheid van problemen met het hydraulische systeem. 1 Zorg ervoor dat de arm in de transportstand staat en inspecteer vervolgens visueel het kijkglas aan de zijde van de hydraulischeolietank. Voeg zo veel olie toe als nodig is. Resultaat: Het peil van de hydraulische olie moet zich binnen de bovenste 5 cm van het kijkglas bevinden. Specificaties hydraulische olie Type hydraulische olie



gelijkwaardig aan Dexron

13



ONDERHOUD

Motorkoelvloeistofpeil controleren - vloeistofgekoelde modellen

Het op het juiste niveau houden van het koelmiddel van de motor is essentieel voor de levensduur van de motor. Indien het koelmiddelniveau niet goed is, zal dit invloed hebben op de koelmogelijkheden van de motor en motoronderdelen beschadigen. Dagelijkse controles zullen de controleur in staat stellen veranderingen in het koelvloeistofniveau op te merken die mogelijk duiden op problemen met het koelsysteem.

De accu’s controleren

Een goede conditie van de accu’s is essentieel voor het goed functioneren van de motor en voor veiligheid bij de bediening van de machine. Onjuiste vloeistofniveaus of beschadigde kabels en aansluitingen kunnen resulteren in schade aan motoronderdelen en kunnen gevaarlijke situaties veroorzaken. Deze procedure hoeft niet te worden uitgevoerd op machines met verzegelde of onderhoudsvrije accu’s. Gevaar voor elektrocutie. Contact met hete of onder spanning staande circuits kan de dood of ernstig lichamelijk letsel tot gevolg hebben. Doe alle ringen, horloges en andere sierraden af.

Gevaarlijke situatie: kans op brandwonden. Houd rekening met hete machineonderdelen en hete koelvloeistof. Contact met hete machineonderdelen en/of koelvloeistof kan ernstige brandwonden tot gevolg hebben.

Gevaar voor lichamelijk letsel. Accu’s bevatten zuren. Vermijd morsen en zorg ervoor niet in aanraking te komen met accuzuur. Neutraliseer gemorst accuzuur met zuiveringszout en water.

1 Controleer het vloeistofniveau in de terugwintank van de koelvloeistof. Vul, indien nodig, vloeistof bij. Resultaat: Het peil van de vloeistof moet reiken tot de markering FULL (VOL). Verwijder de radiateurdop niet.

1 Trek beschermende kleding aan en draag oogbeschermers. 2 Zorg dat de aansluitingen van de accukabels goed vast zitten en niet gecorrodeerd zijn. 3 Zorg ervoor dat de vastzetbalken voor de accu goed vastzitten. 4 Verwijder de accudoppen. 5 Controleer het zuurniveau van de accu. Indien nodig, vult u aan de onderkant van de accuvulbuis bij met gedestilleerd water. Zorg dat u niet overvult. 6 Installeer de accudoppen. Door toevoeging van contactafschermingen en een afdichtingsmiddel dat corrosie voorkomt, elimineert u corrosie op de polen en kabels van de accu.

14





ONDERHOUD

Controleer de druk van de banden

Gepland onderhoud

Deze procedure hoeft niet uitgevoerd te worden op machines die uitgerust zijn met de optioneel met schuim gevulde banden. Gevaar voor lichamelijk letsel. Een te hard opgepompte band kan exploderen en de dood of ernstig lichamelijk letsel tot gevolg hebben.

Per kwartaal, jaarlijks en elke twee jaar uitgevoerd onderhoud dient uitgevoerd te worden door een persoon die getraind en gekwalificeerd is om onderhoud aan deze machine uit te voeren in overeenstemming met de procedures die te vinden zijn in de servicehandleiding voor deze machine. Machines die langer dan drie maanden buiten gebruik geweest zijn, moeten de kwartaalinspectie krijgen voordat ze weer in gebruik genomen worden.

Gevaar voor kantelen. Gebruik geen tijdelijke reparatieproducten voor lekke banden. Om te zorgen voor maximale stabiliteit en optimale machinebehandeling en om minimale banden slijtage te bereiken, is het essentieel om de juiste druk in alle met lucht gevulde banden te bewaren. 1 Controleer elke band met een luchtdrukmeter. Voeg lucht toe als dit nodig is. Banddruk

6,89 bar

Banddruk met hoge flotatie

4,14 bar



15



Functietesten 1 Selecteer een testterrein dat vast is, vlak en zonder obstakels.

Op de grondbediening 2 Zet het contactslot in de grondbediening.

Bedien deze machine niet, tenzij:

3 Trek de rode noodstopknop uit in de stand aan. Resultaat: Het lichtsignaal (indien aanwezig) dient te flikkeren.

u de principes van het veilig bedienen van de machine die in deze bedieningshandleiding beschreven worden leert en in de praktijk brengt.

4 Start de motor. Zie de sectie Bedieningsinstructies.

1 Vermijd gevaarlijke situaties.

De noodstop testen

2 Voer altijd een inspectie uit voordat u de machine bedient.

5 Druk de rode noodstopknop in de stand uit.

3 Voer altijd functietesten uit voordat u de machine gebruikt. Zorg dat u de functietesten kent en begrijpt voor u verder gaat met de volgende sectie. 4 Inspecteer de werkplek.

Resultaat: De motor dient af te slaan en alle functies dienen niet te werken. 6 Trek beide rode noodstopknoppen uit in de stand aan en herstart de motor. Uitschuifbare assen testen Let op: Begin deze test met ingeschoven assen.

5 Gebruik de machine alleen voor doeleinden waarvoor deze bedoeld is.

Fundamentele overwegingen De functietesten zijn ontworpen om eventuele disfuncties te ontdekken voordat de machine gebruikt wordt. De gebruiker moet de stap-voor-stap instructies volgen om alle machinefuncties te testen. Een niet goed functionerende machine mag nooit worden gebruikt. Wanneer disfuncties worden ontdekt, moet de machine gelabeld worden en mag deze niet meer worden gebruikt. Reparaties aan de machine mogen alleen uitgevoerd worden door een gekwalificeerde servicemonteur, overeenkomstig de specificaties van de fabrikant.

7 Houd de functieschakelaar naar een van beide zijden vast en activeer de functie Arm omhoog boven. Resultaat: De arm zal omhoog worden gebracht tot 5° boven horizontaal en dan stoppen. Het indicatielampje As uitschuiven/inschuiven moet branden. De arm mag alleen boven de eindschakelaar worden gebracht wanneer beide assen zijn uitgeschoven. 8 Houd de functieschakelaar naar een van beide zijden vast en activeer de functie Arm omlaag. Resultaat: De arm zal worden neergelaten en terugkeren in de transportstand.

Nadat reparaties voltooid zijn, dient de gebruiker weer een inspectie voor gebruik en functietesten uit te voeren, voordat hij de machine in gebruik neemt. 16





FUNCTIETESTEN

9 Houd de functieschakelaar naar een van beide zijden vast en activeer de functie Arm uitschuiven. Resultaat: De arm zal ongeveer 30 cm worden uitgeschoven en dan stoppen. Het indicatielampje As uitschuiven/inschuiven moet branden. De arm mag alleen verder worden uitgeschoven wanneer beide assen zijn uitgeschoven. 10 Houd de functieschakelaar naar een van beide zijden vast en activeer de functie Arm inschuiven. Resultaat: De arm zal inschuiven. 11 Zet het contactslot op platformbediening. Verplaats vanaf de platformbediening de rijjoystick in voorwaartse richting en activeer de functie As uitschuiven. Resultaat: De machine zal gaan rijden en de assen zullen uitschuiven. Let op: De stuurfunctie heeft voorrang op de asuitschuif/inschuiffunctie. 12 Ga terug naar de grondbediening. Zet het contactslot in de grondbediening. Houd op de grondbediening de functieschakelaar naar één kant en activeer de functies Arm omhoog en Arm omlaag. Resultaat: De arm kan normaal worden omhoog gebracht en neergelaten. 13 Houd op de grondbediening de functieschakelaar naar één kant en activeer de functies Arm uitschuiven en Arm inschuiven.

Machinefuncties testen 14 Houd de functieschakelschakelaar niet naar één van beide kanten. Probeer elke tuimelschakelaar voor zwaaiarm- en platformfuncties te activeren. Resultaat: Alle arm- en platformfuncties mogen niet werken. 15 Houd de functieschakelaar naar één van beide kanten en activeer elke aan/uitschakelaar om zwaaiarm- en platformfuncties in te schakelen. Resultaat: Alle zwaaiarm- en platformfuncties dienen een gehele cyclus te werken. Het daalalarm (indien aanwezig) moet klinken als de arm wordt neergelaten. Machines uitgevoerd met de functie om de regelaar voor het platformniveau uit te schakelen: De platformnivelleringstuimelschakelaar treedt niet in werking als de arm voorbij de rijsnelheideindschakelaars opgeheven of uitgeschoven is. De kantelsensor testen 16 Zet het contactslot op platformbediening. 17 Open de draaitafelafdekking aan de tankzijde en lokaliseer de scheefstandschakelaar naast de bedieningskast. 18 Druk één kant van de kantelsensor naar beneden. Resultaat: Het alarm, dat zich in het platform bevindt, dient te klinken.

Resultaat: De arm kan normaal worden uit- en ingeschoven.



17



FUNCTIETESTEN

De hulpbedieningsorganen testen

De hydraulische olieretourfilters testen

19 Draai de sleutelschakelaar naar grondregeling en zet de motor af.

25 Zet de motortoerentalkeuzeschakelaar in hoog stationair (konijnsymbool).

20 Trek de rode noodstopknop op de grond uit in de stand aan.

26 Lokaliseer en controleer de 2 toestandindicators voor het hydraulische filter.

21 Houd tegelijkertijd de hulpvoedingschakelaar aan en activeer elke aan/uitschakelaar voor de zwaaiarmfuncties.

Resultaat: De plunjer of de naald van het filter moet zich in het groene gebied bevinden als het filter werkt.

Let op: om stroom van de accu’s te sparen is het raadzaam elke functie gedurende een gedeeltelijke cyclus te testen.

27 Zet de toerentalkeuzeschakelaar in hoog stationair geactiveerd door de voetschakelaar (konijn- en voetschakelaarsymbool).

Resultaat: Alle functies van de zwaaiarm dienen te werken.

De claxon testen

Op de platformbediening

28 Druk op de claxonknop. Resultaat: De claxon dient te klinken.

De noodstop testen

De voetschakelaar testen

22 Draai het contactslot naar platformbediening en herstart de motor.

29 Druk op het platform de rode noodstopknop in de positie uit.

23 Druk op het platform de rode noodstopknop in de positie uit.

30 Trek de rode noodstopknop uit in de stand aan maar start de motor niet.

Resultaat: De motor dient af te slaan en alle functies dienen niet te werken. 24 Trek de rode noodstopknop uit en herstart de motor.

31 Druk de voetschakelaar in en probeer de motor te starten door de starttuimelstartschakelaar naar één van beide kanten te verplaatsen. Resultaat: De motor mag niet starten. 32 Druk de voetschakelaar niet in en start de motor opnieuw. 33 Druk de voetschakelaar niet in en test elke machinefunctie. Resultaat: De machinefuncties mogen niet in werking treden.

18





FUNCTIETESTEN

Machinefuncties testen

De aandrijving en de remfunctie testen

34 Druk de voetschakelaar in.

39 Druk de voetschakelaar in.

35 Activeer elke bedieningshendel voor machinefuncties of aan/uitschakelaar.

40 Verplaats de rijbedieningshendel langzaam in de richting die wordt aangegeven door de blauwe pijl op het regelpaneel tot de machine gaat rijden en zet de hendel dan weer in de middelste stand.

Resultaat: Alle zwaaiarm/platformfuncties dienen een gehele cyclus te werken. De stuurinrichting testen 36 Druk de voetschakelaar in. 37 Druk op de duimschakelaar bovenop de rijbedieningshendel in de richting, aangegeven door de blauwe driehoek op het regelpaneel OF verplaats de rij/stuurbedieningshendel langzaam in de richting, aangegeven door de blauwe driehoek. Resultaat: De stuurwielen dienen in de richting te draaien waarnaar de blauwe driehoeken op het rijchassis wijzen. 38 Druk de duimschakelaar in de richting, aangegeven door de gele driehoek OF verplaats de rij/stuurbedieningshendel langzaam in de richting, aangegeven door de gele driehoek.

Resultaat: De machine dient zich te bewegen in de richting waarnaar de blauwe pijl op het rijchassis wijst en vervolgens abrupt te stoppen. 41 Verplaats de rijbedieningshendel langzaam in de richting die aangeduid wordt door de gele pijl op het besturingspaneel totdat de machine begint te bewegen. Zet de hendel vervolgens terug in de middelste stand. Resultaat: De machine dient zich te bewegen in de richting waarnaar de gele pijl op het rijchassis wijst en vervolgens abrupt te stoppen. Let op: de remmen dienen de machine tegen te houden op elke helling die deze kan beklimmen.

Resultaat: De stuurwielen dienen in de richting te draaien waarnaar de gele driehoeken op het rijchassis wijzen.



19



FUNCTIETESTEN

De pendelas testen (indien aanwezig)

Beperkte rijsnelheid testen

42 Rijd het rechterstuurwiel op een blok of een trottoirband van 15 cm.

47 Druk de voetschakelaar in. 48 Breng de arm omhoog tot boven horizontaal.

Resultaat: De drie overige wielen moeten stevig contact houden met de grond. Het rij-inschakelsysteem testen 43 Druk de voetschakelaar in en laat de arm neer in de transportstand. 44 Draai de draaitafel totdat de zwaaiarm zich voorbij één van de niet sturende wielen verplaatst. Resultaat: het indicatorlampje om de aandrijving in te schakelen dient aan te gaan en aan te blijven, als de zwaaiarm waar dan ook in het weergegeven bereik is. 45 Verplaats de rijbedieningshendel uit het midden. Resultaat: de rijfuncties dienen niet te werken. 46 Verplaats de rijtuimelschakelaar naar een van beide zijden en houd de schakelaar vast. Verplaats de joystick langzaam uit het midden.

49 Verplaats de rijbedieningshendel langzaam in de positie voor volledige aandrijving. Resultaat: De maximaal bereikbare rijsnelheid met de arm geheven dient niet meer te zijn dan 30 cm per seconde. 50 Verlaag de arm tot in de transportstand. 51 Schuif de arm 30 cm uit. 52 Verplaats de rijbedieningshendel langzaam in de positie voor volledige aandrijving. Resultaat: De maximaal bereikbare rijsnelheid met de arm uitgeschoven dient niet meer te zijn dan 30 cm per seconde. Als de rijsnelheid met geheven of uitgeschoven arm hoger is dan 30 cm per seconde, label de machine dan onmiddellijk en neem hem uit bedrijf.

Resultaat: De aandrijffunctie dient te werken. Let op: Als het rij-inschakelsysteem in gebruik is, kan de machine in tegengestelde richting rijden van de richting waarin de rij-joystick wordt bewogen. Gebruik de richtingpijlen met kleurcodering op de platformregelaars en het rijchassis om de richting van beweging te bepalen.

Blauw

Geel

20





FUNCTIETESTEN

De hulpbedieningsorganen testen 53 Zet de motor uit. 54 Trek de rode noodstopknop op het platform uit in de positie aan. 55 Druk de voetschakelaar in. 56 Houd tegelijkertijd de hulpvoedingschakelaar aan en activeer elke functiebedieningshendel of aan/uit-schakelaar. Let op: om stroom van de accu’s te sparen is het raadzaam elke functie gedurende een gedeeltelijke cyclus te testen. Resultaat: Alle functies van de zwaaiarm en de stuurinrichting dienen te werken. Rijfuncties mogen met hulpvoeding niet in werking treden. Hef/rijkeuzefunctie testen (indien aanwezig) 57 Druk de voetschakelaar in. 58 Verplaats de rijbedieningshendel uit het midden. 59 Activeer elke aan/uit-functieschakelaar voor de zwaaiarmfuncties. Resultaat: Er dienen geen zwaaiarmfuncties te werken. De machine zal zich in de richting die aangeduid wordt op het regelpaneel verplaatsen.



21



Inspectie van de werkplek Inspectie van de werkplek Let op en vermijd de volgende gevaarlijke situaties:

Bedien deze machine niet, tenzij: u de principes van het veilig bedienen van de machine die in deze bedieningshandleiding beschreven worden leert en in de praktijk brengt. 1 Vermijd gevaarlijke situaties. 2 Voer altijd een inspectie uit voordat u de machine bedient.

·

scherpe dalingen of gaten

·

bobbels, vloerobstakels of puin

·

obstakels in de lucht en hoogspanninggeleiders

·

gevaarlijke locaties

·

ontoereikende ondersteuning van oppervlakken om alle belastingskrachten te weerstaan, die door de machine veroorzaakt worden

·

wind- en weercondities

·

de aanwezigheid van niet bevoegd personeel

·

andere mogelijk onveilige situaties

3 Voer altijd functietesten uit voordat u de machine gebruikt. 4 Inspecteer de werkplek. Zorg dat u de inspectie van de werkplek kent en begrijpt voor u verder gaat met de volgende sectie. 5 Gebruik de machine alleen voor doeleinden waarvoor deze bedoeld is.

Fundamentele overwegingen De inspectie van de werkplek helpt de gebruiker te bepalen of de werkplek geschikt is om de machine veilig te bedienen. Deze inspectie dient door de gebruiker te worden uitgevoerd, voordat hij de machine naar de werkplek verplaatst. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker om de mogelijke gevaren op de werkplek door te lezen en te onthouden, er vervolgens op te letten en deze te vermijden bij het verplaatsen, instellen en bedienen van de machine.

22





Bedieningsinstructies Motor starten 1 Draai het contactslot op de grondbediening in de gewenste stand. 2 Trek de rode noodstopknop op de grondbediening uit in de stand aan.

Bedien deze machine niet, tenzij: u de principes van het veilig bedienen van de machine die in deze bedieningshandleiding beschreven worden leert en in de praktijk brengt. 1 Vermijd gevaarlijke situaties. 2 Voer altijd een inspectie uit voordat u de machine bedient. 3 Voer altijd functietesten uit voordat u de machine gebruikt. 4 Inspecteer de werkplek. 5 Gebruik de machine alleen voor doeleinden waarvoor deze bedoeld is.

Fundamentele overwegingen De sectie met bedieningsinstructies verschaft instructies voor elk aspect van de bediening van de machine. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker om alle veiligheidsregels en instructies in de bedieningshandleiding, veiligheidshandleiding en verantwoordelijkheidshandleiding op te volgen. Het gebruik van de machine voor iets anders dan het opheffen van personen en gereedschappen naar een werklocatie in de lucht is onveilig en gevaarlijk. Sta alleen getraind en bevoegd personeel toe de machine te bedienen. Als meer dan één bediener op verschillende tijdstippen in dezelfde dienst geacht wordt een machine te bedienen, dan mag het hier alleen om gekwalificeerde bedieners gaan van wie verwacht wordt dat ze alle veiligheidsvoorschriften en instructies in de bedienings-, verantwoordelijkheidsen veiligheidshandleidingen opvolgen. Dit betekent dat elke nieuwe gebruiker een inspectie vooraf, functietesten en een inspectie van de werkplek moet uitvoeren voordat hij de machine gebruikt. Onderdeelnr. 82200DU

Trek de rode noodstopknop op de platformbediening uit in de stand aan, als de platformbediening zal worden gebruikt. 3 Benzine/LPG-modellen: Kies de brandstof door de brandstofkeuzeschakelaar in de gewenste positie te plaatsen. 4 Zet de aan/uitschakelaar van de motor naar één van beide kanten. Als de motor niet start of afslaat, zal de herstartvertraging de startschakelaar 3 seconden uitschakelen. Als de motor na 15 seconden starten niet draait, stel dan de reden vast en repareer eventuele beschadigingen. Wacht 60 seconden voordat u opnieuw probeert te starten. Verwarm in koude omstandigheden, -6°C en lager, de motor gedurende 5 minuten om schade aan het hydraulische systeem te voorkomen. In extreem koude omstandigheden, -18°C en lager, moeten machines voorzien zijn van optionele koude-startsets. Als u probeert de motor te starten bij temperaturen onder -18°C, kan het gebruik van een versterkingsaccu nodig zijn. Benzine/LPG-modellen: In koude omstandigheden, -6°C en lager, dient de machine op benzine gestart te worden, gedurende 2 minuten warm te lopen en vervolgens naar LPG overgeschakeld te worden. Warme motoren kunnen op LPG worden gestart.


23



BEDIENINGSINSTRUCTIES

Noodstop

Bediening vanaf de grond

Druk de rode noodstopknop op de grond- of de platformbediening in in de stand uit om alle functies stil te leggen en de motor uit te zetten.

1 Zet het contactslot in de grondbediening.

Repareer elke functie die nog werkt als de rode noodstopknop is ingedrukt.

2 Trek de rode noodstopknop uit in de stand aan. 3 Benzine/LPG-modellen: Kies de brandstof door de brandstofkeuzeschakelaar in de gewenste positie te plaatsen.

Selectie en bediening van de grondregelaars heeft voorrang op de rode noodstopknop van het platform.

4 Start de motor.

Hulpbedieningsorganen

1 Schuif de assen uit.

Gebruik hulpvoeding als de hoofdvoeding (motor) niet naar behoren werkt.

Om het platform te positioneren

2 Houd de functieschakelaar naar één van beide kanten. 3 Verplaats de juiste aan/uitschakelaar aan de hand van de markeringen op het regelpaneel.

1 Draai het contactslot naar grond- of platformbediening.

De rij- en stuurfuncties zijn vanaf de grondbediening niet beschikbaar.

2 Trek de rode noodstopknop uit in de stand aan. 3 Druk de voetschakelaar in wanneer u de hulpbedieningsorganen vanaf het platform bedient. 4 Houd tegelijkertijd de hulpvoedingschakelaar in de stand aan en activeer de gewenste functie.

Machines uitgevoerd met de functie om de regelaar voor het platformniveau uit te schakelen: De platformnivelleringstuimelschakelaar treedt niet in werking als de arm voorbij de rijsnelheideindschakelaars opgeheven of uitgeschoven is.

De rijfunctie mag niet werken met de hulpvoeding.

24






Bediening vanaf het platform 1 Zet het contactslot op platformbediening. 2 Trek de rode noodstopknop zowel op de grond als op het platform uit in de positie aan. 3 Benzine/LPG-modellen: Kies de brandstof door de brandstofkeuzeschakelaar in de gewenste positie te plaatsen. 4 Start de motor. Druk de voetschakelaar niet in wanneer u de motor start. Om het platform te positioneren

Om te rijden 1 Druk de voetschakelaar in. 2 De snelheid verhogen: verplaats de rijregelhendel langzaam uit het midden. De snelheid verminderen: verplaats de rijbedieningshendel langzaam naar het midden. Stoppen: zet de rijbedieningsregelhendel terug in het midden of laat de voetschakelaar los. Gebruik de richtingpijlen met kleurcodering op de platformbediening en het rijchassis om de bewegingsrichting van de machine te bepalen. De rijsnelheid van de machine wordt beperkt bij geheven of uitgeschoven arm.

1 Schuif de assen uit. 2 Druk de voetschakelaar in. 3 Verplaats de juiste functiebedieningshendel of aan/uit-schakelaar langzaam aan de hand van de markeringen op het regelpaneel. Om te sturen 1 Druk de voetschakelaar in. 2 Verplaats de rij-/stuurbedieningshendel langzaam in de richting van de blauwe of gele driehoeken OF druk op de duimschakelaar bovenop de rijbedieningshendel. Gebruik de richtingpijlen met kleurcodering op de platformbediening en het rijchassis om de bewegingsrichting van de wielen te bepalen.

De aandrijving inschakelen Als het lampje aan is, duidt dit aan dat de zwaaiarm voorbij een niet sturend wiel verplaatst is en dat de rijfunctie onderbroken is. Om te rijden houdt u de rij-inschakelknop naar een van beide zijden en verplaatst de rijbedieningshendel langzaam uit het midden. Als de rij-joystick niet wordt bewogen binnen twee seconden na het indrukken van de rijinschakelknop, zal de rijfunctie niet in werken. Laat de rij-inschakelknop los en houd deze opnieuw vast. Wees u er van bewust dat de machine zich in tegengestelde richting dan die waarin de rij- en stuurregelaars worden verplaatst, kan bewegen. Gebruik altijd de richtingpijlen met kleurcodering op de platformbediening en het rijchassis om de bewegingsrichting van de machine te bepalen.



25




Generator Om de generator te bedienen verplaatst u de tuimelschakelaar voor de generator in de generatorpositie. De motor zal blijven lopen, maar er zullen geen rij- of platformfuncties werken.

Lampje motor controleren (indien aanwezig) Lampje brandt en motor afgeslagen: Breng een label aan op de machine en neem deze uit bedrijf.

Steek het stroomgereedschap in de GFCIcontactdoos voor de platformvoeding.

Lampje brandt en motor draait nog: Neem binnen 24 uur contact op met onderhoudspersoneel.

Om de machinefuncties te hervatten zet u de tuimelschakelaar van de generator in de stand voor de machinefuncties. Alle functies zullen werken.

De machine stilzetten

Asindicatorlampje Asindicatorlampje aan: Schuif de assen uit of zet de machine weer in de volledig ingeklapte positie.

Selectie motor onbelast (t/m) Stel het motortoerental in met behulp van de symbolen op het regelpaneel. · · ·

26

Konijn- en voetschakelaarsymbool: voetschakelaar geactiveerd hoog ongebruikt Schildpadsymbool: laag stationair

Druk de rode noodstopknop in en draai het contactslot in de stand uit.

Na elk gebruik 1 Kies een veilige parkeerplaats - een stevige vlakke ondergrond vrij van obstakels en verkeer. 2 Schuif de zwaaiarm in en laat hem in de transportstand dalen. 3 Draai de draaitafel zo dat de zwaaiarm zich tussen de niet-sturende wielen bevindt. 4 Draai het contactslot in de stand uit en verwijder de sleutel om onbevoegd gebruik te voorkomen. 5 Blokkeer de wielen.

Konijnsymbool: hoog stationair





Transport- en hefinstructies Vrijloopconfiguratie bij omhoog hijsen Klamp de wielen om te voorkomen dat de machine gaat rollen.

Neem het volgende in acht: Het transportvoertuig dient op een vlak oppervlak geparkeerd te worden. Het transportvoertuig moet beveiligd worden tegen rollen terwijl de machine geladen wordt.

Modellen met 2WD: Zet de remmen van de niet-sturende wielen vrij door de ontkoppelkappen van de rijnaaf los te maken.

Deactiveerpositie

Zorg ervoor dat de voertuigcapaciteit, de laadoppervlakken en kettingen of riemen voldoende sterk zijn om het gewicht van de machine aan te kunnen. Zie serieplaat.

Modellen met 4WD: Zet de remmen vrij door alle vier vrijloopkappen van de rijnaaf los te maken.

Zorg ervoor dat de draaitafel is vastgemaakt met de anti-rotatievergrendeling voor transport. Zorg ervoor de draaitafel los te maken voor gebruik.

Zorg ervoor dat de hijslijn goed vast zit aan de vastzetpunten op het rijchassis en dat het pad vrij van obstakels is.

Activeerpositie

Voer de beschreven procedures in omgekeerde volgorde uit om de remmen opnieuw in werking te zetten. Let op: Het pompvrijloopventiel moet altijd gesloten blijven.



27



TRANSPORT- EN HEFINSTRUCTIES

Het platform vastzetten - S-80

De truck of trailer voor vervoer vastzetten Gebruik altijd de draaitafelborgpen als de machine wordt vervoerd. Draai het contactslot in de positie uit en verwijder de sleutel voor het transport.

Zet een blok onder de platformrotor. Het blok mag geen contact maken met de platformcilinder. Maak het platform vast met een nylon riem die door de onderste platformsteun wordt gehaald. Gebruik geen overmatige kracht naar beneden wanneer u de zwaaiarmsectie vastzet.

Controleer de gehele machine op losse of nietvastgezette onderdelen.

Het platform vastzetten - S-85

Het chassis vastzetten

Zet een blok onder het zwaaiarmscharniergewricht. Het blok mag geen contact maken met de platformcilinder.

Gebruik kettingen met een juiste belastingscapaciteit.

Maak het platform vast met een nylon riem die over het zwaaiarmscharniergewricht gaat. Gebruik geen overmatige kracht naar beneden wanneer u de zwaaiarmsectie vastzet.

Gebruik minstens 5 kettingen. Pas de takelage aan om te voorkomen dat de kettingen beschadigd worden.

Breng de zwaaiarm voor transport helemaal omhoog.

Truckbed

1

2

28

3

5

4





TRANSPORT- EN HEFINSTRUCTIES

Hefinstructies Breng de arm helemaal naar beneden en schuif hem volledig in. Zet de giekarm parallel aan de grond. Verwijder alle losse onderdelen op de machine. Gebruik de draaivergrendeling van de draaitafel om deze vast te zetten.

Neem het volgende in acht: Alleen bevoegde kraanmachinisten mogen de machine takelen en heffen. Zorg ervoor dat de kraancapaciteit, de laadoppervlakken en riemen of koorden voldoende sterk zijn om het gewicht van de machine aan te kunnen. Zie serieplaat.

Bepaal het zwaartekrachtcentrum van de machine aan de hand van de tabel en de afbeelding op deze pagina. Bevestig de takelage alleen aan de aangegeven hefpunten op de machine. Er zijn twee hefpunten op het chassis en twee op de draaitafel. Pas de takelage aan om schade aan de machine te voorkomen en om de machine horizontaal te houden. X-as

Y-as

S-80

1,72 m

1,43 m

S-85

1,73 m

1,38 m

Draaitafel hefpunten (2)

Y-as

Chassis hefpunten (2) X-as Onderdeelnr. 82200DU


29



Labels Inspectie van labels Controleer aan de hand van de afbeeldingen op de volgende pagina dat alle stickers zich op hun plaats bevinden en leesbaar zijn. Hieronder volgt een numerieke lijst met hoeveelheden en beschrijvingen. Onderdeelnr.

Beschrijving label

Aantal

Onderdeelnr.

Beschrijving label

Aantal

25994DU Voorzichtig - gevaar voor schade aan componenten

1

32998DU* Let op - maximum laadvermogen 272 kg 1

27204

Pijl - blauw

1

33952DU Gevaar - kantelalarm

1

27205

Pijl - geel

1

40434DU Label - verankering vanglijn

3

27206

Driehoek - blauw

2

43594DU* Let op - maximum laadvermogen 340 kg 1

27207

Driehoek - geel

2

32999DU Let op - bandenspanning

4

3

43595DU Gevaar - machine kan omkantelen, banden

1

27564DU Gevaar - gevaar voor elektrocutie 28157DU Label - Dexron

1

43663DU Let op - functie inschakelen

1

28158DU Label - ongelood

2

44981DU Luchtlijn naar platform

2

28159

Label - diesel

2

44986DU Let op - max. handkracht - 400 N

1

28160

Label - LPG

1

52967

Uiterlijk - 4 x 4

1

28161DU Waarschuwing - ledematen kunnen worden verbrijzeld

9

62920

Uiterlijk - Genie S-80

1

62921

Uiterlijk - S-80

2

28163DU Let op - max. kracht van opzij - 667 N

1

62922

Uiterlijk - Genie S-85

1

28164DU Let op - gevaarlijke materialen

1

62923

Uiterlijk - S-85

2

28165DU Let op - voetschakelaar

1

72168DU Let op - startaccu

1

28171

2

72169DU Let op - accu bedieningselementen

1

28174DU Label - Voeding naar platform, 230V

2

82194DU Regelpaneel platform

1

28175DU Voorzichtig - toegang tot compartiment

1

82195DU Grondregelpaneel

1

28176DU Let op - ontbrekende handleidingen

1

82202DU Let op - specificaties, Perkins-motor

1

28177DU Waarschuwing - draaiend platform

2

82203DU Let op - specificaties GM-motor

1

28181DU Waarschuwing - niet opstappen of meerijden

1

82204DU Let op - specificaties, Deutz-motor

1

28235DU Label - Voeding naar platform, 115V

2

82207DU Let op - bedieningsinstructies

2

28236DU Waarschuwing - fout bij lezen. . .

1

Label - Niet roken

30080DU* Let op - maximum laadvermogen 227 kg 1 31060DU Gevaar - gevaar voor kantelen, blokkering

2

32700DU Gevaar - veiligheidsregels

2

32728DU Label - generator (optie)

1

32932DU Gevaar - machine kan omkantelen - assen

2

30

82242

Label - keuze Benzine/LPG

1

82253DU Let op - specif. hoge flotatiebanden

4

82264DU Waarschuwing - laswerkveiligheid/inst.

1

82265DU Label - lasapparaat Aan/Uit

1

*Raadpleeg de sectie Specificaties of het overzicht op pagina 2 om het vermogen van uw machine te bepalen.





LABELS

82195 28171 28158 of 28161 32932 28159 25994 Serieplaat 82207 82242

31060

40434

28158 of 28159 28157

28177 28161

32700

Zijde grondbediening

43663 27564 32999 of 82253

32728 82265 82194 82207 32700 28174 of 28235 32932 43595 82264 28236 28176 30080 of 32998 of 43594

62921 of 62923 27204 27206 27207

Rijchassis

27207 27206 27205

Platform

52967

Arcering geeft aan dat de label niet te zien is, d.w.z. zich onder een afdekking bevindt

28161

40434 28181

33952

28165 44981 28163 of 44986 72169 72168 28175 31060 62921 of 62923

28177

27564

Motorzijde

62920 of 62922

82202 of 82203 of 82204

44981 28161


28174 of 28235

28160 28171 28164 32999 27564 of 82253 32999 of 82253


31



Specificaties Model

S-80

Maximale werkhoogte

26,2 m

Maximale platformhoogte

24,4 m

Maximale hoogte, ingeklapt

Regelaars

12V Gelijkstroom proportioneel

Afmetingen platform, 6 voet (lengte x breedte)

1,8 m x 76 cm

2,79 m


2,4 m x 91 cm

Maximum horizontaal bereik

21,9 m

Platformafvlakking

zelfnivellering

Breedte, assen ingeschoven

2,44 m

Platformrotatie

Lengte ingeklapt

11,2 m

Wisselstroomcontactdoos in platform

Maximale laadcapaciteit platform van 6 voet

272 kg

Hydraulische druk (maximum armfuncties)


227 kg

Bandenmaat

Maximale laadcapaciteit met schuimgevulde banden en de juiste contragewichtconfiguratie

340 kg

207 bar 15-22,5 SAT 41/18LL x 22,5, 14-laag 45%

Bodemvrijheid 2,7 m

Draaistraal (buiten)

7,0 m

Draaistraal (binnen)

3,2 m

Zwenking achter draaitafel

1,14 m

Rotatie draaitafel (in graden)

continu GM 3,0L Benzine/LPG of Deutz F4L 913 of Perkins 704-30

Rijsnelheden Rijsnelheid, transport

6,4 km/u 12,2 m/6,8 sec

Rijsnelheid opgeheven of uitgeschoven alle modellen

1,1 km/u 12,2 m/40 sec

Het beleid van Genie is er op gericht de producten voortdurend te verbeteren. Productspecificaties kunnen zonder voorafgaande kennisgeving en zonder verplichting worden gewijzigd.

32

standaard

Klimvermogen, transport

Wielbasis

Voedingsbron

Maat hoge flotatiebanden

160°

28 cm

Inhoud brandstoftank

150 liter

Gewicht Zie serieplaat (Gewicht machine varieert met optie configuratie) Geluidsemissie Maximaal geluidsniveau op normaal werkende werkstations (A-gewogen)

80 dB

Informatie laadvloer Brutogewicht voertuig + nominale lading

15.762 kg

Maximale asbelasting

12.973 kg

Wielbelasting, maximaal Plaatselijke druk per band Druk bij werken

7.439 kg 7,03 kg/cm2 689 kPa 13,6 kPa

Let op: De laadinformatie voor de vloer is een benadering. De verschillende optieconfiguraties zijn niet in de beschouwing opgenomen. De informatie mag alleen worden gebruikt samen met toereikende veiligheidsfactoren.





SPECIFICATIES

Model

S-85

Maximale werkhoogte

27,7 m

Maximale platformhoogte

25,9 m

Maximale hoogte, ingeklapt

Regelaars

12V Gelijkstroom proportioneel


1,8 m x 76 cm

2,79 m


2,4 m x 91 cm

Maximum horizontaal bereik

23,4 m

Platformafvlakking

zelfnivellering

Breedte

2,43 m

Platformrotatie

Lengte ingeklapt

12,4 m

Wisselstroomcontactdoos in platform


227 kg

Hydraulische druk (maximaal) (zwaaiarmfuncties)


227 kg

Bandenmaat

Wielbasis

2,7 m

Draaistraal (buiten)

7,0 m

Draaistraal (binnen)

3,2 m

Zwenking achter draaitafel

1,13 m

Rotatie draaitafel (in graden)

continu

Voedingsbron

GM 3,0L Benzine/LPG of Deutz F4L 913 of Perkins 704-30

Rijsnelheden

standaard 207 bar 15-22,5 SAT

41/18LL x 22,5, 14-laag

Klimvermogen, transport

38%

Bodemvrijheid

28 cm

Inhoud brandstoftank

114 liter

Gewicht Zie serieplaat (Gewicht machine varieert met optie configuratie) Geluidsemissie Maximaal geluidsniveau op normaal werkende werkstations (A-gewogen)

80 dB

Informatie laadvloer

Rijsnelheid, transport

6,4 km/u 12,2 m/6,8 sec

Rijsnelheid opgeheven of uitgeschoven alle modellen

1,1 km/u 12,2 m/40 sec

Brutogewicht voertuig + nominale lading

6.473 kg

Maximale asbelasting

3.447 kg

Wielbelasting, maximaal

1.724 kg

Plaatselijke druk per band

Het beleid van Genie is er op gericht de producten voortdurend te verbeteren. Productspecificaties kunnen zonder voorafgaande kennisgeving en zonder verplichting worden gewijzigd.


Maat hoge flotatiebanden

160°

Druk bij werken

7,03 kg/cm2 689 kPa 14,07 kPa

Let op: De laadinformatie voor de vloer is een benadering. De verschillende optieconfiguraties zijn niet in de beschouwing opgenomen. De informatie mag alleen worden gebruikt samen met toereikende veiligheidsfactoren.


33



SPECIFICATIES

S-80 Kaart bewegingsbereik

34

S-85 Kaart bewegingsbereik



Genie Australia Pty Ltd. Telefoon +61 7 3375 1660 Fax +61 7 3375 1002 Genie Scandinavia Telefoon +46 31 3409612 Fax +46 31 3409613

Genie China Telefoon +86 21 53852570 Fax +86 21 53852569

Genie France Telefoon +33 (0)2 37 26 09 99 Fax +33 (0)2 37 26 09 98

Genie Malaysia Telefoon +65 98 480 775 Fax +65 67 533 544

Genie Iberica Telefoon +34 93 579 5042 Fax +34 93 579 5059

Genie Japan Telefoon +81 3 3453 6082 Fax +81 3 3453 6083

Genie Germany Telefoon +49 (0)4202 88520 Fax +49 (0)4202 8852-20

Genie Korea Telefoon +82 25 587 267 Fax +82 25 583 910

Genie U.K. Telefoon +44 (0)1476 584333 Fax +44 (0)1476 584334

Genie Brasil Telefoon +55 11 41 665 755 Fax +55 11 41 665 754

Genie Mexico City Telefoon +52 55 5666 5242 Fax +52 55 5666 3241

Genie Holland Telefoon +31 10 220 7911 Fax +31 10 220 6642

Gedistribueerd door:

Genie North America Telefoon 425.881.1800 Gratis USA en Canada 800.536.1800 Fax 425.883.3475

Bedieningshandleiding met onderhoudsinformatie. Third Edition Second Printing Part No DU

Recommend Documents