Octrooiraad
@ATerinzage!egging © 7 8 0 3 7 4 2 Nederland
{§)
NL
Rek voor het opbergen van splijtstofelementen voor kernreaktoren. @
Int.Cl2.: G21C19/40.
@
Aanvrager: De Rotterdamsche Droogdok Maatschappij B.V. te Rotterdam.
@
Gem.: Ir. G.F. van der Beek c.s. NEDERLANDSCH OCTROOIBUREAU Joh. de Wittlaan 15 2517 JR 's-Gravenhage.
@
Aanvrage Nr. 78037,42.
@
Ingediend 7 april 1978.
@
Ter inzage gelegd 9 oktober 1979.
De aan dit blad gehechte afdruk van de beschrijving met conclusie(s) en eventuele tekening(en) bevat afwijkingen ten opzichte van de oorspronkelijk ingediende stukken; deze laatste kunnen bij de Octrooiraad op verzoek worden ingezien.
N.O. 25.702 De Rotterdamsche Droogdok Maatschappij B.V., te Rotterdam.
Aanvraagster noemt als u i t v i n d e r s : A. van der Y l i s te Tlaardingen en B.C. Bouokerie te Kortgene ( 2 . ) * Rek voor het opbergen van splijtstofelementen voor kernreaktoren.
De uitvinding heeft betrekking op een rek voor het opbergen van splijtstofelementen van kernreaktoren, bestaande uit een plaatmetalen roosterkonstruktie, die meerdere, naast elkaar gelegen gelijkvormige vertikale opbergkokers met in het algemeen rechthoekige dwarsdoorsnede vormt. In elk van de kokers van dit rek kan een splijtstofelement worden opgeborgen. Voor het voor langere of kortere duur opslaan van gebruikte of nieuwe splijtstofelementen van thermische kernreaktoren zijn in of bij het reaktorgebouw opslagbassins beschikbaar. De staven worden daarin onder water in rekken geplaatst in een zodanige opstelling, dat de nodige warmte-afvoer wordt gewaarborgd en geen nucleaire kettingreaktie kan optreden. Doorgaans worden bij het ontwerp zeer ruime marges wat betreft de onderlinge afstanden tussen de elementen genomen. Wanneer de opslagkapaciteit van deze bassins is uitgeput en afvoer van de gebruikte splijtstofelementen naar een opwerkingsfabriek nog niet mogelijk is, wordt een tijdelijke oplossing gevonden door de staven in het bassin dichter opeen te plaatsen, waarbij echter veel meer zorg moet worden besteed aan het waarborgen van voldoende kritikaliteitsmarges voor het ensemble. Een mogelijkheid om de onderlinge afstand of de steek waarop de splijtstofelementen worden geplaatst te verkleinen, is een zogenaamd neutronengif, dat wil zeggen een materiaal met een zeer hoge werkzame doorsnede voor de absorptie van neutronen in de konstruktie op te nemen. Een dergelijk materiaal is de Borium
10 isothoop Bo
, dat als legeringskomponent kan worden toegevoegd
aan het roestvast staal waarvan meestal deze rekken worden vervaardigd. Door de opslagbekken nu geheel of gedeeltelijk uit een
7 9 0 26 20
2
dergelijk materiaal te vervaardigen ia een aanzienlijk kleinere steek van de splijtstofelementen en derhalve een veel kompaktere opslag dan in de konventionele rekken mogelijk. Kernfysische berekeningen tonen aan, dat een optimale verhouding van konstruktiemateriaal en omringend water ten opzichte
5
van de splijtstofelementen te vinden is, afhankelijk van de gekozen konstruktie, de geometrie van het ensemble en het specifieke splijtstofelement. Bij de rekken van de in de aanhef genoemde soort is daarom een zekere tussenruimte tussen de kokers aanwezig, die bepalend is voor de uiteindelijke opslagkapaciteit.
10
Bij het gevonden optimum leidt een verdere vergroting van de hoeveelheid borium c.q. de vergroting van de dikte van de geboreerd staalplaat van de kokers niet tot een vergroting van het absorberende vermogen en dus niet tot een verkleining van de waterspleet of de onderlinge afstand van de elementen. Met andere woor-
15
den, bij het bereiken van de "verzadigingswaarde" van de boriumhoeveelheid zal een verkleining van de elementafstand het ensemble dichter bij de kritikaliteit brengen. Be effektieve vermenigvuldigingsfaktor zal dus de grenswaarde, die doorgaans op 0,95 wordt gesteld, dichter benaderen.
20
Bij opslagrekkonstrukties met een neutronengif speelt de waterspleet tussen de brandstofstaven een belangrijke rol als moderator van de neutronen, die tussen de genoemde kokers tot een relatief hoge piek in de neutronenflux leidt. Bit "optrekken" van de neutronenflux ter plaatse van de spleet en dus ook in de
25
kokerwanden van geboreerd staal, heeft een verhoogde vangst van de neutronen tot gevolg en derhalve een verlaging van de vermenigvuldigingsfaktor van het ensemble. Overigens voert ook bij een niet van neutronengif voorzien rek een verkleining van de elementafstand tot een verhoging van de
30
vermenigvuldi gings fakt or. Bij een gegeven konstruktie van het rek en gegeven splijtstofelementen zal een theoretische minimum afstand of spleetbreedte , gevormd door metaal en water, tussen de splijtstofelementen gehandhaafd moeten worden om aan het kriterium voor de vermenigvuldigingsfaktor te kunnen voldoen.
780 3 7 42
35
3
Theoretische spleetbreedten kunnen echter alleen worden toegepast wanneer het opslagrek binnen zeer nauwe toleranties kan worden vervaardigd. Tot nu toe worden dergelijke opslagrekken als een laskonstruktie uitgevoerd. Ondanks het gebruik van lasmallen wordt de
5
nauwkeurige maatvoering en de bereikbare rechtheid van de kokers en andere konstruktiedelen, waaruit het opslagrek is opgebouwd begrensd door de vervormingen die aan elk lasproces inherent zijn. Daarom moet in verband met de nodige fabrikagetoleranties de theoretisch toelaatbare minimum spleetbreedte bij een gelaste konstruk-
10
tie met extra veiligheidsmarges worden vermeerderd. De uitvinding verschaft thans een rek van de in de aanhef genoemde soort, dat binnen zeer nauwkeurige toleranties kan worden vervaardigd, waarbij de minimum afstand tussen de splijtstofelementen door het fabrikageproces van het rek nagenoeg niet wordt
15
beïnvloed. Indien bij een bepaald splijtstofelement van bijvoorbeeld 4 m lengte de breedte van de waterspleet bijvoorbeeld 25 mm kan bedragen, zal de tolerantie bij een gelaste konstruktie op de kokerwanden + 3 •
bedragen. Hierdoor wordt de tolerantie op
de waterspleet als gevolg van de beide aangrenzende kokers + 6 mm
20
ofwel ca 25%. Bij de onderhavige uitvinding is dit bij dezelfde lengte van de splijtstofelementen + 0 , 5 mm op de kokerwanden en 1 mm op de waterspleet, hetgeen neerkomt op 4%. Bij het rek volgens de onderhavige uitvinding is de roos-
25
terkonstruktie opgebouwd uit meerdere onderling nagenoeg loodrechte, gestanste plaatelementen, waarbij alle plaatelementen in de ene van de twee loodrechte richtingen de roosterkonstruktie geheel of gedeeltelijk doorlopen op een onderlinge afstand die in hoofdzaak overeenkomt met de breedte van een opbergkoker, en
30
alle plaatelementen in de andere van de twee loodrechte richtingen zich elk slechts nagenoeg uitstrekken over de breedte van een opbergkoker, welke laatste, smalle plaatelementen aan hun tegenover elkaar gelegen randen zijn voorzien van aangestanste oren, die schuivend passen in sleuven, welke bij het stansen in de doorlopende plaatelementen zijn gevormd, welke oren met behulp van een
780 3 7 4 2
35
4
spieverbinding zijn vastgezet, een en ander zodanig, dat de lange randen van de smalle plaatelementen stevig tegen de doorlopende plaatelementen worden gedrukt. Volgens een bepaalde voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding zijn binnen de roosterkonstruktie alle opbergkokers onder-
5
ling gescheiden door een wand, die bestaat uit twee evenwijdige, op afstand naast elkaar gelegen plaatelementen en uit de tussenruimte tussen deze plaatelementen, waarbij de oren en de spieverbindingen in deze tussenruimte zijn gelegen. De spieverbindingen kunnen hier zodanig zijn uitgevoerd,
10
dat van de smalle plaatelementen die samen een tussenwand vormen de oren op gelijke hoogte zijn aangebracht welke oren met elkaar zijn verbonden door een verbindingsstrook die evenwijdig loopt met de doorlopende plaatelementen en dat tussen deze verbindingsstrook en de tegenover gelegen wand van het samenwerkende door-
15
lopende plaatelement een spie is geklemd. De verbindingsstroken tussen de oren kunnen door hechtlassen worden geborgd. Dit zijn geen zodanig kritische lassen, dat hierdoor de rekkonstruktie zal worden vervormd. Ook kan elk oor worden voorzien van een gestanste opening
20
met een rand, die evenwijdig loopt met de wand van het samenwerkende, doorlopende plaatelement, en kan tussen deze rand en de wand van het doorlopende plaatelement een spie worden geklemd. Alle spieëm kunnen ter borging na montage aan de doorlopende plaatelementen en de verbindingsstroken respektievelijk
25
de oren worden gelast. Ook deze lassen zijn niet kritisch. Deze borging kan ook door vervorming van de spieën. Bij een rechthoekige roosterkonstruktie kunnen aan elk van de vier buitenwanden van het rooster de opbergkokers worden begrensd door een doorlopend, zich over de gehele zijwand uitstrek-
30
kend, gestanst plaatelement, waarbij de plaatelementen van de zijwanden die zich evenwijdig aan de smalle plaatelementen uitstrekken, zijn voorzien van uitgestanste sleuven, waarin oren schuivend passen, die gevormd zijn aan de randen van de loodrecht hierop staande doorlopende plaatelementen, welke oren dan kunnen worden vastgezet met behulp van een spieverbinding, zoals hier-
780 37 4 2
35
boven is aangegeven. Van belang voor de onderhavige uitvinding is in het bijzonder dat de plaatelementen zeer nauwkeurig met rechte randen worden uitgestanst, bij voorkeur tot op 0,1 mm nauwkeurig. Hierdoor en door toepassing van spieverbindingen in plaats van lassen gekombineerd met buigen, kan over de gehele hoogte en breedte van het rek een bijzonder maatvaste konstruktie worden verkregen. Door toepassing van de roosterkonstruktie volgens de onderhavige uitvinding, gekombineerd met een bepaalde klemkonstruktie van de bovenplaat en de benedenplaat van het rooster, waarbij evenmin lasverbindingen worden toegepast, wordt een rek met een zeer stabiele konstruktie verschaft. Verdere-voordelen van de rekken volgens de onderhavige uitvinding zijn, dat alle plaatelementen vooraf zeer nauwkeurig door uitstansen kunnen worden vervaardigd. Alle onderdelen van het rek kunnen gemakkelijk afzonderlijk worden gereinigd, wat voor het opbergen van nucleaire splijtstofelementen noodzakelijk is. Lassen met steeds onzekere materiaaleigenschappen ontbreken, zodat men geen zorg behoeft te hebben voor struktuurveranderingen onder belasting door ioniserende straling van de splijtstofelementen. Spieverbindingen maken op zichzelf eveneens een zeer nauwkeurige montage mogelijk. Dure montagemallen, die bij lassen noodzakelijk zijn voor vormbehoud van de konstruktie zijn overbodig. De spieverbindingen en de speciale opbouw van het rek met behulp van doorlopende en smalle plaatelementen bieden verder de mogelijkheid van een snelle en eenvoudige uitwisseling van rekdelen. Ook kunnen afzonderlijke delen van een rek gemakkelijk op reinheid worden onderzocht. Er zijn geen kritische l a skonstrukties waardoor kostbare lasonderzoekingen achterwege kunnen blijven en kans op fouten vermeden wordt. De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de tekeningen. Pig. 1 toont schematisch een bovenaanzicht van een stel, in een waterbassin geplaatste rekken voor splijtstofelementen; fig. 2 toont een bovenaanzicht van een deel van een rek
780 3 7 4 2
volgens een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding; fig. 3) At 5 en 6 tonen details van het rek volgens fig. 2 fig. 7 toont een bovenaanzicht van een deel van een rek volgens een andere uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding; fig. 8, 9- 10. 11 en 12 tonen details van het rek volgens
fig- 7; fig. 13 toont een "bovenaanzicht van nog een andere uitvoeringsvorm van een rek volgens de onderhavige uitvinding. In fig. 1 is een bovenaanzicht weergegeven van een stel rekken, respektievelijk aangegeven met de Romeinse cijfers I-XI, geplaatst in een waterbassin, dat wordt gevormd door de betonnen bak 1. In elk van de in de rekken getekende, door een vierkant begrensde ruimten kan een splijtstofelement worden opgeborgen. Yan het rek, dat in fig. 1 met XI is aangegeven, toont fig. 2 een deel van een bovenaanzicht, waarbij de bovenplaat van ftv» het rek is verwijderd. Het rek is opgebouwd uit lange doorlopende plaatelementen 3 en tussen deze plaatelementen 3 aangebrachte smalle plaatelementen 2. Be wanden tussen de verschillende kokers bestaan dus uit twee evenwijdige platen met een tussenruimte, die evenals de koker zelf met water is gevuld. Deze twee evenwijdige platen met de waterspleet bepalen de minimum veilige afstand tussen de splijtstofelementen. De plaatelementen bestaan bij voorkeur uit roestvast staal met een bepaald gehalte aan borium. De geboreerde roestvast stalen platen absorberen neutronen en de waterspleet vormt de moderator voor de neutronen. Zoals uit fig. 2 blijkt doorlopen de platen 3 cLe gehele rekkonstruktie. Tussen deze platen 3 zijn de in het algemeen met 4 aangeduide spieverbindingen weergegeven, die hierna nog meer gedetailleerd worden toegelicht. De doorlopende platen 3 zijn in hun uiteinden geschroefd tegen staven of lijsten 5« Deze lijsten 5 strekken zich over de gehele hoogte van het rek uit en zijn in hun uiteinden geschroefd tegen een in fig. 2 niet weergegeven onderplaat en bovenplaat. Ook de smalle plaatelementen, die bij de buitenwand van het rek uitmonden, zijn buiten deze buitenwand 6 met oren' 8 geschroefd aan overeenkomstige staven of lijsten 5, die zich even-
780 37 4 2
eens over de gehele hoogte van het rek uitstrekken. De oren 8 steken daartoe door sleuven in de buitenwand 6. Ook deze verbinding wordt hierna nog gedetailleerd toegelicht. In fig. 2 bestaat de buitenwand 7 uit afzonderlijke smalle plaatelementen, die van oren zijn voorzien, welke schuivend passen in sleuven nabij de buitenranden van de doorlopende platen 3» Echter kan deze buitenwand 7 ook bestaan uit één lang doorlopend plaatelement, waarbij dan de doorlopende plaatelementen 3 van oren 8 zijn voorzien, die schuivend passen in sleuven in het plaatelement 7« De fig 3 en 5 tonen details van de spieverbinding 4, met behulp waarvan de smalle plaatelementen 2 aan de doorlopende plaatelementen 3 worden bevestigd. De smalle plaatelementen zijn aan hun lange rand, alle op dezelfde hoogte, voorzien van oren 9 die schuivend passen in sleuven 10, waarvan er in fig. 3 links onderaan slechts een is weergegeven. Zoals hierboven is vermeld bestaat elke wand uit twee evenwijdige plaatelementen 2 en 3- Van de in fig. 5 i n bovenaanzicht weergegeven smalle plaatelementen 2 steken de op gelijke hoogte gelegen oren door eveneens op gelijke hoogte gelegen sleuven in de doorlopende plaatelementen 3» In fig. 3 zijn deze oren achter elkaar gelegen, zodat van elke spieverbinding slechts een oor is weergegeven. Tussen telkens twee oren 9 van een wand zijn verbindingsstroken 11 aangebracht die door de sleuven 12 in de oren kunnen worden geschoven. Deze'kunnen daarna met een hoeklas of door vervorming geborgd worden. De afzonderlijke kleine lassen beïnvloeden vanzelfsprekend de vorm van de totale rekkonstruktie niet. Tussen deze verbindingsstroken 11 en de aangrenzende wand van de doorlopende platen 3 zijn spieën 13 geschoven en vastgeklemd. Ook deze kunnen door lassen of vervormen worden geborgd. Zoals uit fig. 3 blijkt rusten de doorlopende platen 3 aan hun benedenranden in sleuven 16 in de bodemplaat 14» De benedenranden van de smalle plaatelementen 2 blijven vrij van de bodemplaat 14. Aan hun bovenranden omvatten telkens twee doorlopende plaatelementen van een tussenwand een deel van een balk, die behoort bij de bovenplaat of het bovenfreem 1 5 .
780 37 4 2
8
Pig. 4 toont de manier waarop de bodemplaat 14 en het bovenfreem 15 aan de smalle plaatelementen 2 worden bevestigd. Deze konstruktie kan zonodig echter ook bij de doorlopende plaatelementen 3 worden toegepast. In elk van de smalle plaatelementen 2 bevindt zich zowel aan de benedenzijde als aan de bovenzijde
5
een sleuf 25. In deze sleuf 25 passen uitstekende oren van blokken 17T Deze blokken zijn van een boring met inwendige schroefdraad voorzien, in welke boring een schroef 18 kan worden geschroefd. Met behulp van deze schroeven 18 kunnen de smalle plaatelementen 2 naar de bodemplaat 14 en naar het bovenfreem 15 worden getrokken.
10
Hierbij wordai de doorlopende plaatelementen 5 met hun benedenranden stevig gedrukt in de sleuven 16, terwijl hun bovenranden komen te rusten tegen schouders 19 van een bovenfreembalk 15» De op de smalle platen 2 uitgeoefende kracht wordt op de doorlopende platen 3 overgebracht door de spieverbindingen 4«
15
De fig. 3 en 5 tonen ook de aan de buitenzijde van de roosterkonstruktie aangebrachte aantrekstaven of lijsten 5» Aan deze lijsten 5 zijn orgen geschroefd van de smalle plaatelementen 2, die door sleuven in de, door een enkel doorlopend plaatelement 3 gevormde zijwand van het rek naar buiten steken. Anderzijds
20
zijn randen van de doorlopende platen 3 aan de balken 5 geschroefd. Deze balken 5 zijn zowel aan de onderzijde als aan de bovenzijde voorzien van korte boringen met schroefdraad, met behulp waarvan deze balken of lijsten 5 kunnen worden geschroefd tegen de benedenplaat 14 en het bovenfreem 15, zie fig. 6. Ook dit draagt bij tot
25
een zeer stabiele rekkonstruktie. De zijwand 7 bestaat in de uitvoeringsvorm volgens de fig. 3 en 5 uit een enkel smal plaatelement. Deze zijwand 7 kan echter ook bestaan uit een doorlopend plaatelement, waardoor dan oren worden gevoerd, die gestanst zijn aan de opstaande randen
30
van de doorlopende plaatelementen 3> De oren zijn met behulp van schroeven aan de lijsten 5 bevestigd. In de rekkonstruktie volgens fig. 7 bezitten de tussenwanden verschillende breedten. Dit is mogelijk omdat de spieverbindingen van de oren van de smalle plaatelementen 2 op andere wijze aan de doorlopende plaatelementen 3 zijn aangebracht. Bij
780 37 4 2
35
deze konstruktie liggen de oren van de in eikaars verlengde gelegen smalle plaatelementen 2, in de tussenruimte tussen twee plaatelementen 3* niet tegenover elkaar zoals in de hiervoor besproken konstruktie, maar liggen deze oren tussen elkaar, zoals in fig. 8 is weergegeven. Deze oren 8 zijn van sleuven voorzien, die evenwijdig lopen aan de doorlopende plaatelementen 3> terwijl een rand van deze sleuven zich tot binnen de tussenruimte tussen twee evenwijdige plaatelementen 3 uitstrekt. Tussen deze rand en de tegenover gelegen wand van het plaatelement 3 wordt een wig 13 geklemd. Na het vastklemmen kunnen deze wiggen 13 met een hoeklas aan de doren 9 of door vervorming worden geborgd. De doorlopende platen 3 staam weer bij 16 in een groef in de bendenplaat. Aangezien de afstand tussen deze platen 3 hier veel kleiner is wordt hier een enkele brede doorlopende groef toegepast in plaats van twee afzonderlijke groeven bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 2. De bevestiging van de benedenplaat 14 en van een in deze figuren niet weergegeven bovenplaat kan weer op dezelfde wijze geschieden als bij de uitvoeringsvorm volgens de fig. 2 t/m 6. Zoals in de fig. 8 en 9 is weergegeven bevinden zich tussen de smalle plaatelementen 2 metalen blokken 17, waarvan uitstekende oren zijn gevoerd door tegenover elkaar gelegen sleuven 25, aangebracht aan de benedenzijde en zonodig ook aan de bovenzijde van de smalle plaatelementen 2, die samen een tussenwand vormen. Deze blokken 17 zijn weer voorzien van boringen met schroefdraad, waarin een schroef 18 kan worden geschroefd, met behulp waarvan de plaatelementen 2 tegen de benedenplaat 14 en zonodig tegen het bovenfreem 15 kunnen worden getrokken. De uitstekende randen van de doorlopende plaatelementen 3 komen hierbij te rusten in sleuven 16 in de benedenplaat en zonodig in sleuven in de bovenplaat of tegen schouders van een uit dwarsbalken opgebouwd bovenfreem. De fig. 10 en 11 tonen buitenaanzichten van een benedenhoek respektievelijk van de smalle benedenzijde van een rek volgens de uitvoeringsvorm van fig. J. De bodemplat 14 rust op een metalen voet 20, of vormt daarmee een geheel. Aangezien in deze uitvoeringsvorm de doorlopende plaatelementen 3 dichter bij elkaar liggen dan in de uitvoerings-
780 37 42
10
vorm volgens fig. 2, worden thans in plaats van de brede doorlopende zijbalken volgens de uitvoeringsvorm van fig. 2 smalle trekstaven 5 toegepast. Deze zijn aan de benedenzijde en aan de onderzijde van uitwendige schroefdraad voorzien. Deze uiteinden worden gevoerd door openingen in de benedenplaat en in de bovenplaat,
5
waarna deze uiteinden met behulp van moeren 21 worden vastgezet. De smalle trekstaven liggen tussen de oren 8 van de smalle respektievelijk lange zijwanden. De aan weerszijden van een trekstaaf 5 gelegen oren behoren bij de twee evenwijdige plaatelementen van een tussenwand. Aangezien in deze uitvoeringsvorm de smalle plaat-
10
elementen 2 aanzienlijk verder van elkaar staan dan de doorlopende plaatelementen 3> zijn bij de smalle zijwand, zoals uit fig. 11 blijkt, in plaats van trekstaven 5 stroken 22 aangebracht. Deze stroken kunnen zonodig aan de oren 8 worden gelast. Hetzelfde geldt voor de trekstaven 5 die aan de uiteinden van de oren 8 kunnen
15
worden gelast. De trekstaven 5 aan de brede zijwanden van het rek zullen daartoe bij voorkeur eveneens een rechthoekige dwarsdoorsnede bezitten, met uitzondering van hun van schroefdraad voorziene uiteinden. De stroken 22 kunnen met behulp van een haakverbinding tegen de benedenplaat 14 worden getrokken. Deze haak-
20
verbinding kan ook voor het heije rek worden toegepast. Fig. 12 toont nog een ander detail van het rek volgens fig. 7> en wel gedeeltelijk opengewerkt een linker benedenhoek •van het rek met de draagkonstruktie. De bodem 14 is in elke opbergkoker voorzien van een ronde opening 2J. In de resterende
25
delen van deze benedenplaat 14 zijn sleuven 16 aangebracht, waarin de benedenranden van de doorlopende plaatelementen 3 rusten, als deze met behulp van de schroeven 18 en blokken 17 in. de fig. 8 en 9 tegen de benedenplaat 14 worden getrokken. Het spreekt vanzelf dat de uitvinding niet tot de in de
JQ
fig. 2 t/m 12 weergegeven uitvoeringsvormen beperkt is, maar dat wijzigingen en aanvullingen mogelijk zijn zonder buiten het kader van de uitvinding te treden. Zo toont fig. 13 schematisch een bovenaanzicht van een andere uitvoeringsvorm van een rek volgens de uitvinding. In deze uitvoeringsvorm worden de tussenwanden tussen de verschillende kokers slechts gevormd door een enkele
780 37 42
35
11
plaat. Deze bestaan hier uit de doorlopende plaatelementen 3 en de dwars daarop staande smalle plaatelementen 2. De smalle plaatelementen 2 zijn tussen de verschillende doorlopende plaatelementen 3 telkens over een halve steek onderling verschoven, dat wil zeggen over de halve breedte van elke rechthoekige koker. De smalle plaatelementen 2 zijn met behulp van oren 9 gevoerd door sleuven in de doorlopende plaatelementen 3. Deze oren 9 bezitten evenals de uitvoeringsvormen die hierboven zijn beschreven weer sleuven, waarin spieën 13 kunnen worden geschoven en vastgeklemd. In deze uitvoeringsvorm bestaat de tussenwand, zoals hierboven reeds is opgemerkt, slechts uit één plaat, maar de afstand tussen de verschillende splijtstofelementen waarvan er bij 24 één schematisch is weergegeven, blijft voldoende groot en wel enerzijds omdat deze staaf rust tegen de buitenrand van de oren 9 ®"an de smalle plaatelementen 2, die door de sleuven in de doorlopende plaatelementen 3 binnenin de koker reiken. Anderzijds zijn op de wanden van de smalle plaatelementen 2 uitstekende stroken of pennen aangebracht, zodat het splijtstofelement toch aan vier langszijden wordt ondersteund. Bijdeze uitvoeringsvorm kunnen verder de benedenplaat en de bovenplaat van sleuven voor alle plaatelementen worden voorzien. Ook op deze wijze wordt een bijzonder stevige rekkonstruktie gewaarborgd, die aan de minimum eisen voor veiligheid voldoet. Het rek volgens de uitvinding kan vanzelfsprekend, en dit in tegenstelling tot een gelast rek, ook in het reaktorgebouw ter plaatse van het opslagbassin uit van te voren geprefabriceerde en gereinigde onderdelen worden opgebouwd, waardoor transport van het komplete volumineuze rek van de fabriek naar het bassin achterwege kan blijven. C o n c l u s i e s 1. Rek voor het opbergen van splijtstofelementen van kernreaktoren, bestaande uit een plaatmetalen roosterkonstruktie, die meerdere, naast elkaar gelegen gelijkvormige vertikale opbergkokers met rechthoekige dwarsdoorsnede vormt, m e t k e n m e r k ,
h e t
dat de roosterkonstruktie is opgebouwd uit meerdere
onderling nagenoeg loodrechte, gestanste plaatelementen, waarbij
780 37 4 2
12
alle plaatelementen in de ene van de twee loodrechte richtingen de roosterkonstruktie geheel of gedeeltelijk doorlopen op een onderlinge afstand die in hoofdzaak overeenkomt met de breedte van een opbergkoker, en alle plaatelementen in de andere van de twee loodrechte richtingen zich elk slechts nagenoeg uitstrekken over
5
de breedte van een opbergkoker, welke laatste, smalle plaatelementen aan hun lange tegenover elkaar gelegen randen zijn voorzien van aangestanste oren, die schuivend passen in sleuven, welke bij het stansen in de doorlopende plaatelementen zijn gevormd, welke oren met behulp van een spieverbinding zijn vastgezet, een en ander
10
zodanig, dat de lange randen van de smalle plaatelementen stevig tegen de doorlopende plaatelementen worden gedrukt. 2. Eek volgens conclusie 1, m e t
h e t
k e n m e r k ,
dat de smalle plaatelementen tussen twee naast elkaar gelegen doorlopende plaatelementen zijn verschoven ten opzichte van de smalle
15
plaatelementen in de aangrenzende ruimten tussen de doorlopende plaatelementen. 3. Eek volgens conclusie 1 en 2 , m e t merk,
h e t
ken-
dat binnen de roosterkonstruktie alle opbergkolommen
onderling zijn gescheiden door een wand die bestaat uit twee
20
evenwijdige, op korte afstand naast elkaar ge'legen plaatelementen en de tussenruimte tussen deze plaatelementen, en dat de oren en de spieverbindingen in deze tussenruimten zijn gelegen. 4 . Eek volgens een van de voorgaande conclusies, h e t
k e n m e r k ,
m e t
dat van de smalle plaatelementen die samen
25
een tussenwand vormen de oren op gelijke hoogte zijn aangebracht, welke oren met elkaar zijn verbonden door een verbindingsstrook die evenwijdig loopt met de doorlopende plaatelementen en dat tussen deze verbindingsstrook en de tegenover gelegen wand van het samenwerkende doorlopende plaatelement een spie is geklemd. 5 . Rek volgens conclusie 4» m e t
h e t
30
k e n m e r k ,
dat de verbindingsstroken aan de oren zijn gelast. 6. Eek volgens een van de conclusies 1 t/m 3» m e t h e t
k e n m e r k ,
dat elk oor is voorzien van een gestanste
opening met een rand, die evenwijdig loopt met de wand van een samenwerkend, doorlopend plaatelement en dat tussen deze rand en
780 37 42
35
13
de wand van het doorlopende plaatelement een spie is geklemd. 7. Hek rolgens de conclusies 4 of 6 , m e t m e r k ,
h e t
ken-
dat de spieën na montage aan de doorlopende plaatelemen-
ten en de verbindingsstroken respektievelijk de oren zijn gelast. 8. Hek volgens een van de voorgaande conclusies, h e t
k e n m e r k ,
m e t
dat aan elk van de vier buitenwanden van
een rechthoekige roosterkonstruktie de opbergkokers worden begrensd door een doorlopend, zich over de gehele zijwand uitstrekkend, gestanst plaatelement en dat de plaatelementen van de zijwanden die zich evenwijdig aan de smalle plaatelementen uitstrekken, zijn voorzien van uitgestanste sleuven, waarin oren schuivend passen, die bij het stansen zijn gevormd aan de randen van de loodrecht hierop staande doorlopende plaatelementen, welke oren zijn vastgezet met behulp van een spieverbinding volgens een van de conclusies 1 en 3 t/m
7.
9. Eek volgens een van de conclusies 3 - 8 , m e t k e n m e r k ,
h e t
dat het rek voorzien is van een benedenplaat en
van een bovenplaat voor de roosterkonstruktie en dat telkens twee, een tussenwand vormende smalle plaatelementen nabij hun smalle benedenranden en smalle bovenranden zijn voorzien van tegenover elkaar gelegen rechthoekige openingen, in elk waarvan een oor past van een tussen de twee smalle plaatelementen gevat blok, welk blok met behulp van een schroef naar de benedenplaat respektievelijk de bovenplaat wordt getrokken. 10. Hek volgens een van de voorgaande conclusies, h e t
k e n m e r k ,
m e t
dat de benedenplaat en/of de bovenplaat
voorzien is van sleuven waarin de onder- en bovenranden van de plaatelementen passen. 11. Eek volgens een van de conclusies 3 t/m 10, h e t
k e n m e r k ,
m e t
dat in de ruimte tussen telkens twee uit
de buitenwanden stekende rijen oren, die behorende bij twee, een tussenwand vormende plaatelementen, een balk of strook is aangebracht, die door schroeven of lassen met de oren is verbonden, welke balken aan hun benedeneinden aan de benedenplaat en in hun boveneinden aan de bovenplaat van het rek zijn geschroef.
78 0 3 7 4 2'
Behoort bin O.A. 78.03742 Ned.
///
///
\
\ \
\ \
\
\
O VIII
Szn
3zr
21
KT
K
ii
I
nr i
Tl I
10 Bladen Blad 1
• I
DE ROTTERDAMSCHE DROOGDOK MAATSCHAPPIJ B . V . , te Rotterdam
780 37 4 2
Bekoort big O.A.
78.03742
Ned
10 B l a d e n Blad 2
"Fiq- cE s
DE ROTTERDAMSCHE DROOGDOK MAATSCHAPPIJ B.V., te Rotterdam
780 37 42
B e h o o r t "bij O.A.
78.0374-2
Ned.
10 Bladen Blad 2
iS
DE ROTTERDAMSCHE DROOGDOK MAATSCHAEPIJ B.V.. te Rotterdam
780 37 42
B e h o o r t " b i j O.A. 78.0374-2
10 Bladen Blad 2
Ned.
fiq-4-
"Fig-Ei
IM
u
18-
DE ROTTERDAMSCHE DROOGDOK MAATSCHAPPIJ B.V.
780 37 42
te Rotterdam
Behoort bij 0.1.78.03742 Ned
DE ROTTERDAMSCHE DROOGDOK MAATSCHAPPIJ B.V., te Rotterdam
78 0 3 7 4 2
10 Bladen Blad 5
Behoort "bij O.A. 78.0374-2 Ned.
10 Bladen Blad 2
fiD-fi
DE ROTTERDAMSGHE DROOGDOK MAATSCHAPPIJ B.V." te Rotterdam
78 0 3 7 kt
3ehoort M j
O.A. 78.03742 Ned.
10 Bladen Blad 7
f i g - g
BE ROTTERDAMSCHE DROOGDOK MAATSCHAPPIJ B.V. te Rotterdam
780 37 42
Behoort "bij O.A. 78.0374-2 Ned.
10 Bladen Blad 2
f i o - l ü
DE ROTTERDAMSCHE DROOGDOK MAATSCHAPPIJ B.V.
780 37 42
te Rotterdam
10 Bladen Blad 9
Behoort big O.A. 78.0J74-2 Ned.
fio-11
H
8'
S'
8-
]
8<
-f2
ü
N
-22
£L
n — r
yw^
Pi 3
2i
DE EOTTERDAMSCEE DROOGDOK MAATSCHAPPIJ B.V.
780 37 42
te Rotterdam
10 Bladen Blad 10
Behoort bij O.A. 78.03742 Wed.
f ] EJ~\1_E!
23
25
H 16 23 25
2
fig-13
13,
16
23
2ï
25
3,
X J r
r
r
13
i
780 37 42 DE ROTTERDAMSCHE DROOGDOK MAATSCHAPPIJ B.V., te Rotterdam