GOIRLE PLANGEBIED LEIJZOOM / ABCOVENSEWEG Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek (karterende fase)
BAAC rapport V-07.0445
december 2007
GOIRLE PLANGEBIED LEIJZOOM / ABCOVENSEWEG Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek (karterende fase)
BAAC rapport V-07.0445
december 2007
Status Definitief
Auteur(s) ir. E.H. Boshoven
ARCHEOLOGIE BOUWHISTORIE CULTUURHISTORIE
Colofon ISSN:
1873-9350
Auteur
ir. E.H. Boshoven
Redactie
dr. ir. L.A. Tebbens
Autorisatie
drs. E.A. Schorn
Cartografie
J. Heersink
Copyright
BRO, Boxtel / BAAC bv, Deventer
Gecontroleerd (afdelingshoofd)
dr. ir. L.A. Tebbens
geautoriseerd (senior prospector)
drs. E.A. Schorn
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van BRO te Boxtel en/of BAAC bv te Deventer.
BAAC bv Onderzoeks- en adviesbureau voor Bouwhistorie, Archeologie, Architectuur- en Cultuurhistorie Postbus 2015 Graaf van Solmsweg 103 7420 AA Deventer 5222 BS ‘s-Hertogenbosch Tel.: (0570) 67 00 55 Tel.: (073) 61 36 219 Fax: (0570) 61 84 30 Fax: (073) 61 49 877 E-mail:
[email protected] E-mail:
[email protected]
BAAC bv
Goirle, hoek Leijzoom, Abcovenseweg
Administratieve gegevens Onderzoekgegevens Datum opdracht
21 november 2007
Datum veldwerk
30 november 2007
Datum rapportage
3 december 2007
Uitvoerder
BAAC bv, Deventer
Projectleider
Ir. E.H. Boshoven
Veldmedewerker
Ir. E.H. Boshoven
Vondstdeterminatie
n.v.t.
BAAC-rapport
V-07.0445
Beheer documentatie
BAAC bv, Deventer
Opdrachtgever
BRO te Boxtel Contactpersoon : dhr. L. Vredeveld
Bevoegd gezag
Gemeente Goirle
Gegevens Archis AMK-terrein
nvt
Waarnemingnummer(s)
nvt
Onderzoeksmelding
25743
Onderzoeksnummer
19313
Vondstmeldingsnummer(s)
Nvt
Periode(s)
Nvt
Locatiegegevens Provincie
Noord-Brabant
Gemeente
Goirle
Plaats
Goirle
Toponiem
Hoek Leijzoom, Abcovenseweg
Kadastrale gegevens
Gemeente Goirle, sectie B nummer 6407
Oppervlakte
Ca. 600 m2
Kaartblad
50F
RD-coördinaten
133.745 / 393.085 133.765 / 393.105 133.815 / 393.045 133.790 / 393.025
1
BAAC bv
Goirle, hoek Leijzoom, Abcovenseweg
2
BAAC bv
Goirle, hoek Leijzoom, Abcovenseweg
Inhoudsopgave Administratieve gegevens
1
Inhoudsopgave
3
1 1.1 1.2
Inleiding Onderzoekskader Ligging van het gebied
5 5 5
2 2.1 2.2 2.3 2.3.1 2.3.2 2.4
Bureauonderzoek Werkwijze Landschappelijke ontwikkeling Bewoningsgeschiedenis Archeologie Historie Archeologische verwachting
7 7 7 10 10 11 11
3 3.1 3.2 3.3 3.3.1 3.3.2 3.3.3 3.4
Inventariserend Veldonderzoek Werkwijze Veldwaarnemingen karterend booronderzoek Lithologie en bodemopbouw Bodemverstoringen Archeologische indicatoren Archeologische interpretatie
13 13 13 13 13 14 14 14
4 4.1 4.2
Conclusie en aanbevelingen Conclusie Aanbevelingen
15 15 15
Literatuur en kaarten
17
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 -
overzicht van geologische en archeologische tijdvakken Indicatieve waarden met AMK-terreinen, waarnemingen en onderzoeken boorpuntenkaart boorstaten
3
BAAC bv
Goirle, hoek Leijzoom, Abcovenseweg
4
BAAC bv
Goirle, hoek Leijzoom, Abcovenseweg
1
Inleiding
1.1
Onderzoekskader In opdracht van BRO te Boxtel heeft het onderzoeks- en adviesbureau voor Bouwhistorie, Archeologie, Architectuur- en Cultuurhistorie (BAAC bv) een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met behulp van boringen (karterende fase) uitgevoerd op een terrein in de bebouwde kom van Goirle. De plannen voor de planlocatie hebben betrekking op nieuwbouw. De minimale bodemverstoring bij de realisatie van de nieuwbouw is te verwachten tot in de Chorizont van de dekzandafzettingen, waarbij dus een gerede kans bestaat dat eventueel aanwezige archeologische waarden verstoord of vernietigd worden. Het doel van een bureauonderzoek is het verwerven van informatie over bekende of verwachte archeologische waarden binnen een omschreven gebied aan de hand van bestaande bronnen. Met behulp van de verworven informatie wordt een specifiek archeologisch verwachtingsmodel opgesteld. Het doel van het inventariserend veldonderzoek is het aanvullen en toetsen van het verwachtingsmodel. Het inventariserend veldonderzoek gebeurt middels waarnemingen in het veld, waarbij de intactheid van het bodemprofiel wordt beoordeeld en (extra) informatie wordt verkregen over bekende of verwachte archeologische waarden binnen een onderzoeksgebied. Tijdens het karterend booronderzoek is de bodemopbouw gekarakteriseerd, de intactheid van de bodem onderzocht en is de bodem tevens onderzocht op de aanwezigheid van archeologische indicatoren. Tijdens het onderzoek dienen de volgende onderzoeksvragen uit het Plan van Aanpak (Boshoven, 2007) te worden beantwoord: • Hoe is de bodemopbouw en is deze nog intact? • Zijn in het gebied archeologische resten aanwezig? • Wat is de horizontale en verticale verspreiding van de archeologische resten? • Wat is de vermoedelijke aard en datering van de archeologische resten? • In hoeverre worden de archeologische resten bedreigd door de voorgenomen ontwikkeling van het gebied? Het onderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.1 (SIKB 2006) en het onderzoeksspecifieke Plan van Aanpak (Boshoven, 2007).
1.2
Ligging van het gebied Het plangebied ligt aan de oostkant van de bebouwde kom van Goirle, bij het voormalige gehucht Abcoven. Het plangebied wordt omgrensd door de Abcovenseweg in het noorden en de Leijzoom in het westen. Ten zuiden en oosten van het plangebied liggen weilanden, evenals in het plangebied zelf. De oppervlakte bedraagt ca. 600 m2 In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven.
5
BAAC bv
Goirle, hoek Leijzoom, Abcovenseweg
Figuur 1.1 Ligging van het plangebied
6
BAAC bv
Goirle, hoek Leijzoom, Abcovenseweg
2
Bureauonderzoek
2.1
Werkwijze Tijdens het bureauonderzoek is aan de hand van bestaande bronnen een specifiek archeologisch verwachtingsmodel voor het onderzoeksgebied opgesteld. Bij de inventarisatie van archeologische waarden is gebruik gemaakt van gegevens uit het Centraal Archeologisch Archief (CAA) en het Centraal Monumenten Archief (CMA) van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM). Hierbij is het Archeologisch Informatie Systeem (ARCHIS-II) gebruikt. Tevens is de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Brabant geraadpleegd (NoordBrabant 2007). De geologie, geomorfologie en de bodemopbouw van het onderzoeksgebied zijn eveneens bestudeerd.
2.2
Landschappelijke ontwikkeling Het landschap was vroeger in veel grotere mate van invloed op het bewoningspatroon van de mens dan tegenwoordig. Het vormde een belangrijke factor in de keuze voor een vestigingsplaats. De ligging van archeologische vindplaatsen is dan ook in hoge mate gecorreleerd aan het landschap. Het plangebied ligt in het Zuid-Nederlandse zandgebied, waartoe grote delen van Noord-Brabant en Limburg behoren (Berendsen 2000). Het onderzoeksgebied bevindt zich in een gebied dat qua geologie in grote mate beïnvloed wordt door de in de ondergrond aanwezige breuken. Het gebied behoort tot de Centrale Slenk (ook wel Roerdalslenk genoemd). Het betreft een dalingsgebied met een zuidoostnoordwestelijke hellingsrichting. Vanwege het feit dat het een dalingsgebied betreft zijn de geologische formaties in de ondergrond in de Centrale Slenk dikker dan elders in de omgeving. Gedurende het Pleistoceen (2,5 miljoen jaar tot 10.000 jaar BP) zijn er verscheidene zeer koude perioden geweest (glacialen/ijstijden), afgewisseld met warmere perioden (interglacialen). Gedurende geen van de glacialen is zuidelijk Nederland door landijs bedekt geweest. Wel is het klimaat tijdens de laatste ijstijd (Weichselien, 115.000 10.000 jaar geleden) van invloed geweest op het huidige landschap. In het begin van het Weichselien was er nog vrij veel vegetatie, waardoor de zandverstuivingen slechts een lokaal karakter hadden. In het Midden-Weichselien was de vegetatie vrijwel verdwenen, waardoor op grote schaal verstuiving van zand kon optreden. Dit door de wind afgezette zand wordt dekzand genoemd. Het dekzandreliëf bestaat voor het grootste gedeelte uit dekzandruggen en dekzandwelvingen. De ruggen zijn vaak duidelijk te zien en kunnen meer dan 1,5 meter boven hun omgeving uitsteken. De dekzandwelvingen zijn minder geaccidenteerd. Het dekzandpakket wordt gerekend tot de Formatie van Boxtel (De Mulder et al. 2003). Het dekzand in het zuidelijk zandgebied bevat lokaal ook leemlagen, de zogeheten Brabantse leem. Deze leemlagen zijn ontstaan als gevolg van lokale smeltwaterstromen in de zomer. De bodem was gedurende het Weichselien permanent bevroren. Slechts een dunne bovenlaag ontdooide in de zomer. Het vrijkomende water werd hierbij via een stelsel aan beekdalen afgevoerd. De tegenwoordige beken de Zandleij, de Donge en de Nieuwe Leij stromen in brede dalen, die tijdens het Weichselien al zijn gevormd. 7
BAAC bv
Goirle, hoek Leijzoom, Abcovenseweg
In het Holoceen (vanaf 10.000 jaar geleden tot heden) werd gedurende een warmer en vochtiger wordend klimaat het dekzandreliëf door vegetatie vastgelegd. In enkele beekdalen ontwikkelde zich onder invloed van de klimaatsverbeteringen veen waardoor laagveengebieden konden ontstaan. Doordat tijdens het Holoceen de grondwaterspiegel steeg en de hoeveelheid neerslag toenam, was het beekdalensysteem uit het Weichselien niet toereikend om al het oppervlaktewater af te voeren. Een uitbreiding van het natuurlijke drainagenet vond plaats, waarbij meerdere kleinere beken, zoals o.a. de Oude Leij, zich konden ontwikkelen. Het plangebied bevindt zich volgens de Geomorfologische Kaart van Nederland (RGD/Stiboka 1981) op een glooiing van een beekdalzijde (3H11; Figuur 2.1). Het betreft hierbij het beekdal van de Oude Leij dat ruwweg zuidwest-noordoost is georiënteerd.
Figuur 2.1
Uitsnede van de Geomorfologische Kaart van Nederland (RGD/Stiboka 1981). De ligging van het plangebied is met rode contouren aangegeven
De bodemkaart (figuur 2.2; Stiboka 1985) geeft aan dat ter plaatse van het hele plangebied hoge zwarte enkeerdgronden (zEZ23) voorkomen. Dit kan suggereren dat het voormalige beekdal is opgehoogd met sediment of plaggen, omdat hoge zwarte enkeerdgronden meestal niet in de beekdalen worden aangetroffen. De grondwatertrap is dan ook V*, hetgeen betekent dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) zich rond de 40 cm beneden maaiveld bevindt. Zwarte enkeerdgronden zijn zandgronden met een niet-vergraven, dikke humushoudende bovengrond (Aa-horizont van minimaal 50 cm dik). Deze dikke humushoudende bovengrond wordt ook wel een plaggendek of esdek genoemd. Dit esdek is ontstaan door het eeuwenlang opbrengen van potstalmest op de akkers. De plaggen werden gestoken op nabij liggende gras-, bos- of heidepercelen en in de potstal geworpen om de uitwerpselen van het vee op te vangen. Vaak werd ook het nederzettingsafval vermengd met de potstalmest, 8
BAAC bv
Goirle, hoek Leijzoom, Abcovenseweg
waardoor in esdekken vaak ‘mestaardewerk’ voorkomt. De plaggen werden met de uitwerpselen en het nederzettingsafval vervolgens als mest op de akkers gebracht. Op een akkercomplex op arme zandgrond konden zo gedurende langere tijd gewassen verbouwd worden, zonder dat de bodemvruchtbaarheid daarbij uitgeput raakte. De oogsten konden daardoor op peil blijven.
Figuur 2.2
Uitsnede van de Bodemkaart van Nederland (Stiboka 1984). De ligging van het plangebied is met de rode contour aangegeven
De zwarte enkeerdgronden (zEZ) hebben meestal een zandig tot zwak lemig esdek. Ter plaatse van de esdekken kan het originele maaiveld zijn opgehoogd met minimaal 0,5 m en lokaal zelfs meer dan 1 m grond, terwijl het maaiveld in de afgeplagde gebieden rondom het akkercomplex juist verlaagd is. De nabijheid van zwarte enkeerdgronden bij heideontginningen suggereert dat de zwarte kleur vooral het gevolg is van het gebruik van heideplaggen. Bij hele dikke plaggendekken (> 1 m) is soms sprake van een bruin esdek (grasplaggen) in de ondergrond en een donkerbruin tot zwart esdek in de top van de bodem. Dit kan wijzen op een meerfasige opbouw van het esdek, waarbij verschillende brongebieden voor het strooisel zijn afgeplagd. Esdekken worden vooral aangetroffen als complexen van oude bouwlandgronden op de hoge en relatief droge dekzandruggen. Een karakteristiek bodemprofiel van een hoge zwarte enkeerdgrond op een dekzandrug is weergegeven in tabel 2.1.
9
BAAC bv
Tabel 2.1
Goirle, hoek Leijzoom, Abcovenseweg
Schematisch bodemprofiel van een zwarte enkeerdgrond (naar Stiboka 1994). Diepte (cm)
Horizont
0-25
Ap
25-75
Aa
75-80
Ahb
80-90
Eb
90-115
Bhsb
115-120
BC
>120
C
Lithologie Zwak lemig fijn zand, matig humeus Zwak lemig fijn zand, matig humeus
Kleur
Omschrijving
Bruinzwart
Ploegvoor
Zwartbruin
Esdek
Zwak lemig fijn zand, sterk humeus.
Zwart
Oorspronkelijke, humeuze oppervlak van het dekzand
Zwak lemig fijn zand, afgeloogde korrels Zwak lemig fijn zand, matig humusarm, zwarte fibers Leemarm fijn zand, zeer humusarm.
Asgrijs
Uitspoelingslaag
Donkerbruin
Inspoelingslaag
Donkergeel bruin
Leemarm, fijn zand
Witgeel
Overgang naar horizont zonder bodemvorming Onveranderd bodemmateriaal, dekzand
In dit profiel bevindt zich tussen de Aa en C-horizont nog een duidelijke A-, E- en Bhorizont van een ouder begraven bodemprofiel. Deze horizonten zijn het restant van een begraven, oudere podzolbodem die oorspronkelijk aan het oppervlak heeft gelegen. De dikte van deze A- en B-horizont kan fluctueren en de horizonten zijn soms zelfs afwezig.
2.3
Bewoningsgeschiedenis 2.3.1 Archeologie In de planlocatie zelf bevinden zich geen archeologische monumenten, terwijl in de directe omgeving er van, op ca 500 m ten noordwesten van het plangebied (op een hoger gelegen dekzandrug), een terrein van hoge archeologische waarde aanwezig is. Het betreft een terrein met vondsten en bewoningssporen daterend in de Vroege en Late Middeleeuwen. Binnen het plangebied zelf zijn geen archeologische waarden bekend, terwijl in de directe omgeving (straal van 500 m) wel archeologische waarnemingen geregistreerd staan in ARCHIS (bijlage 2). Zo is op circa 200 m ten noorden van het plangebied een gouden munt (Denarius) uit de laat Romeinse tijd gevonden (CAA-nr. 39750). Daarnaast zijn in ARCHIS waarnemingen geregistreerd die betrekking hebben op opgravingen ter plaatse van de Groote Akker en waar sporen van bewoning vanaf de IJzertijd zijn aangetroffen. Op zowel de landelijk dekkende Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) als de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) van Noord-Brabant (Noord-Brabant, 2007) is aan het plangebied een middelhoge indicatieve archeologische waarde toegekend. Dit houdt in dat de kans op het aantreffen van archeologische resten matig is. Op een groot terrein ten noordoosten van het plangebied is in 1995 een archeologisch booronderzoek uitgevoerd (onderzoeksmelding 20793). De bodem in een groot deel van het plangebied bleek ontzand te zijn tot een diepte van 2 à 3 m beneden maaiveld, waardoor er geen intacte archeologische vindplaatsen meer aanwezig waren. Alleen in een zone direct langs de Abcovenseweg bleken nog intacte bodems aanwezig te zijn. 10
BAAC bv
Goirle, hoek Leijzoom, Abcovenseweg
2.3.2 Historie Het plangebied ligt in het buurtschap Abcoven. Dit buurtschap is het oudste deel van het dorp Goirle. Reeds in de Late Middeleeuwen was sprake van bebouwing langs de Abcovensedijk. Op ca. 250 m ten noordwesten van het plangebied heeft het ‘Huys ter Loe’ gestaan. Dit huis is echter in de Tweede Wereldoorlog verwoest. Het huidige tracé van zowel de Abcovenseweg als de Abcovensedijk is pas begin 1900 ontstaan. Volgens zowel de kadastrale kaart uit ca. 1830 (figuur 2.3) en de topografische kaart uit 1905 (figuur 2.4) is het plangebied in gebruik als grasland.
Figuur 2.3
Uitsnede van de kadastrale kaart uit ca. 1830. De ligging van het plangebied is met de rode contour aangegeven.
11
BAAC bv
Goirle, hoek Leijzoom, Abcovenseweg
Figuur 2.4
Uitsnede van de topografische kaart uit ca. 1905. De ligging van het plangebied is met de rode contour aangegeven.
2.4
Archeologische verwachting Op basis van het bureauonderzoek kan het volgende archeologisch verwachtingsmodel worden opgesteld. Het plangebied ligt op de overgang van een dekzandrug naar een beekdal. Ter plaatse bevindt zich een hoge zwarte enkeerdgrond. Een dergelijke bodem zorgt voor een goede bescherming van eventuele archeologische resten die zich in de basis van het esdek en in de top van het onderliggende dekzand kunnen bevinden. Voor het plangebied geldt derhalve een hoge archeologische verwachting. Sporen uit de steentijd zijn vanwege de aanwezigheid van een dekzandrug met overgangszone naar een beekdal te verwachten binnen het plangebied, maar gezien het feit dat in de directe omgeving geen vondsten uit deze periode zijn aangetroffen, wordt de kans hierop minder groot geacht. De hoge verwachting geldt met name voor sporen uit de perioden Bronstijd tot Romeinse tijd (bijvoorbeeld in de vorm van begravingen) en ook bewoningssporen uit de middeleeuwen zijn in het plangebied te verwachten. De kans op het aantreffen van archeologische resten uit de Nieuwe tijd wordt vanwege de ligging op een hoge zwarte enkeerdgrond, waarbij het terrein rond ca. 1830 en 1900 in gebruik agrarisch in gebruik was, minder groot geacht.
12
BAAC bv
Goirle, hoek Leijzoom, Abcovenseweg
3
Inventariserend Veldonderzoek
3.1
Werkwijze Het inventariserend veldonderzoek is uitgevoerd op basis van de resultaten van het bureauonderzoek. Hierbij is de tijdens het bureauonderzoek opgestelde archeologische verwachting in het veld getoetst. Het veldonderzoek bestaat uit een karterend booronderzoek. Doel hiervan is nagaan of de bodem en met name het aanwezige esdek nog intact is. In het plangebied zijn 4 boringen geplaatst met een edelmanboor met diameter van 15 cm. Vanwege de geringe grootte van het plangebied zijn de locaties van de boringen ter plaatse bepaald. Hierbij is getracht de boringen zoveel mogelijk te verspreiden over het plangebied, met een zwaartepunt ter plaatse van de geplande woning. De locaties van de boringen zijn ingemeten met meetlinten. De hoogteligging ten opzichte van NAP is uit het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN, 2007) gehaald. Om inzicht te krijgen in de bodemkundige en lithologische gesteldheid van de ondergrond, zijn de boringen lithologisch (volgens de NEN 5104) en bodemkundig beschreven (volgens De Bakker & Schelling 1989). De bodemmonsters zijn in het veld gezeefd over een zeef met maaswijdte van 3 mm. Het zeefresidu is met het oog gecontroleerd op de aanwezigheid van archeologische indicatoren. Eveneens is gekeken naar de mate van intactheid van het bodemprofiel. Een nog intact bodemprofiel kan betekenen dat een eventueel aanwezige vindplaats nog gaaf en goed geconserveerd is. Aangezien het maaiveld begroeid was, heeft geen oppervlaktekartering kunnen plaatsvinden. Het veldonderzoek heeft plaatsgevonden op 30 november 2007. De locaties van de boringen staan weergegeven op de boorpuntenkaart (bijlage 3). De boorbeschrijvingen bevinden zich in bijlage 4. De resultaten van het veldonderzoek zijn in onderstaande paragrafen beschreven.
3.2
Veldwaarnemingen Het oppervlak van het plangebied was ten tijde van het veldonderzoek begroeid, waardoor geen oppervlaktekartering kon plaatsvinden. Hierdoor waren aan het maaiveld geen elementen zichtbaar die zouden kunnen duiden op de aanwezigheid van archeologische resten in de bodem. Het maaiveld heeft een hoogte van circa 13,3 m +NAP (AHN, 2007) en loopt in oostelijke richting iets af.
3.3
Karterend booronderzoek 3.3.1 Lithologie en bodemopbouw De humeuze bovengrond (bouwvoor) heeft een dikte van ca. 20 à 30 cm en bestaat uit matig humeus, matig siltig zand en is grijs van kleur. In het noordelijk deel van het plangebied (boringen 1 en 2) ligt deze laag scherp begrensd op de C-horizont van het dekzand dat bestaat uit matig siltig, matig fijn zand. Dit zand is zwak grindig van aard, waardoor wordt vermoed dat er sprake is van verspoeld dekzand. In de twee zuidelijke boringen (nrs. 3 en 4) bevindt zich onder de bouwvoor een grijze laag bestaande uit zwak tot matig humeus, matig siltig zand met een sterk vlekkerig 13
BAAC bv
Goirle, hoek Leijzoom, Abcovenseweg
karakter (gele vlekken). De dikte van deze gevlekte laag is ca. 40 cm en kan worden geïnterpreteerd als een doorploegde of verstoorde menglaag van de bouwvoor met het originele (gele) dekzand. Op een diepte van ca. 70 à 80 cm beneden maaiveld bevindt zich de top van het onverstoorde dekzand. In dit dekzand is alleen de C-horizont aangetroffen en is geen intacte begraven bodem meer aanwezig. De aanwezige ijzervlekken duiden op een relatief natte situatie. 3.3.2
Bodemverstoringen
Uit de beschrijving van de bodemopbouw blijkt dat de bodem in het zuidelijke deel van het plangebied verstoord is tot ca. 70 à 80 cm beneden maaiveld, terwijl het vermoeden bestaat dat de bodem in het noordelijke deel gedeeltelijk is afgegraven, waardoor de bouwvoor tegenwoordig scherp begrensd op de C-horizont van het dekzand ligt. 3.3.3 Archeologische indicatoren Tijdens het veldonderzoek zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen die zouden kunnen duiden op een archeologische vindplaats. Wel zijn in de boringen in de bouwvoor enkele spikkels recent bouwpuin aangetroffen.
3.4
Archeologische interpretatie In het onderzoeksgebied werd op basis van het bureauonderzoek een hoge zwarte enkeerdgrond verwacht, maar de bodem is dermate verstoord dat deze niet als zodanig geclassificeerd kan worden. Tevens is gebleken dat de aangetroffen verstoring reikt tot onder het niveau waarop een archeologische laag verwacht kan worden. Een begraven bodemprofiel of restanten daarvan onder de verploegde bouwvoor was niet aanwezig. Hieruit volgt dat een eventuele vindplaats door de verstoring niet meer gaaf aanwezig zal zijn. Tijdens het booronderzoek zijn geen archeologische resten aangetroffen die zouden kunnen duiden op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats en daarnaast was het gebied lokaal waarschijnlijk te nat om te wonen. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de hoge archeologische verwachting zoals die op basis van het bureauonderzoek is opgesteld, kan worden verlaagd naar een lage archeologische verwachting.
14
BAAC bv
Goirle, hoek Leijzoom, Abcovenseweg
4
Conclusie en aanbevelingen
4.1
Conclusie Tijdens het veldonderzoek is aangetoond dat de bodem is verstoord tot in de Chorizont van de dekzandafzettingen, dan wel dat in het dekzand alleen een AC-profiel is aangetroffen (top van het oorspronkelijke bodemprofiel in het dekzand is afgegraven). Archeologische indicatoren werden daarbij niet aangetroffen. De verwachte hoge zwarte enkeerdgrond is niet aangetroffen. Hieruit kan worden geconcludeerd dat aan het plangebied een lage archeologische verwachting kan worden toegekend.
4.2
Aanbevelingen Op basis van het onderzoek kan aan het plangebied een lage archeologische verwachting voor alle perioden worden toegekend. Er is immers gebleken dat de bodem verstoord is tot in de C-horizont en er zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. Er wordt dan ook geen vervolgonderzoek noodzakelijk geacht. Hoewel getracht is een zo gefundeerd mogelijk advies te geven op grond van de gebruikte onderzoeksmethoden, kan de aanwezigheid van archeologische sporen of resten echter nooit volledig worden uitgesloten. BAAC bv wil er daarom op wijzen dat men bij bodemverstorende activiteiten alert dient te zijn op de aanwezigheid van archeologische waarden. Bij het aantreffen van deze waarden dient hiervan melding te maken conform artikel 53 van de Monumentenwet 1988.
15
BAAC bv
Goirle, hoek Leijzoom, Abcovenseweg
16
BAAC bv
Goirle, hoek Leijzoom, Abcovenseweg
Literatuur en kaarten Gebruikte literatuur Bakker, H. de, en J. Schelling, 1989. Systeem van bodemclassificatie voor Nederland,de hogere niveaus. Centrum voor Landbouwpublicaties en Landbouwdocumentatie, Wageningen, 2e druk, 209p. Berendsen, H.J.A., 1998. De vorming van het land. Van Gorcum Assen Berendsen, H.J.A., 2000. Landschappelijk Nederland. Van Gorcum, Assen Boshoven, E.H., 2007. Onderzoeksvoorstel – plan van aanpak archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek plangebied Hoek Leijzoom, Abcovenseweg. BAAC bv, Deventer Mulder, E.F.J. de, M.C. Geluk, I.L. Ritsema, W.E. Westerhoff en T.E. Wong, 2003. De ondergrond van Nederland. Wolters-Noordhoff bv, Houten, 379p. SIKB, 2006a. Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.1. SIKB, 2006b. Leidraad inventariserend veldonderzoek. Deel karterend booronderzoek. Kaarmateriaal AHN, 2007. Actueel Hoogtebestand Nederland. www.ahn.nl ANWB, 2004. Topografische Atlas Noord-Brabant 1:25.000. ANWB bv, Den Haag. RACM/ Noord-brabant, 2007. Archeologische Monumentenkaart. www.archis.nl Noord-Brabant, 2007. Cultuurhistorische waardenkaart. www.chw.brabant.nl De Woonomgeving, 2007. Kadastrale minuutplannen omstreeks 1830. www.dewoonomgeving.nl RACM, 2007. Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden. www.archis.nl Stiboka, 1981.Geomorfologische kaart van Nederland (1:50.000). Blad 50 Tilburg. Wageningen. Rijks Geologische Dienst, Haarlem. Stiboka, 1984. Bodemkaart van Nederland, 1:50.000. Blad 50 Oost Tilburg. Wageningen. Rijks Geologische Dienst, Haarlem.
17
Bijlage 1 Overzicht van geologische en archeologische tijdvakken
Overzicht geologische en archeologische tijdvakken
Ouderdom in jaren
Chronostratigrafie
MIS
Holoceen 11.755 12.745 13.675 14.025
LaatWeichselien (LaatGlaciaal)
15.700
1 Late Dryas (koud) Allerød (warm) Vroege Dryas (koud) Bølling (warm)
Lithostratigrafie Formaties: Naaldwijk (marien), Nieuwkoop (veen), Echteld (fluviatiel)
2
LaatPleniglaciaal 29.000
50.000
MiddenWeichselien (Pleniglaciaal)
MiddenPleniglaciaal VroegPleniglaciaal
3
Formatie van Kreftenheye
Formatie van Boxtel
4
75.000
VroegWeichselien (VroegGlaciaal) 115.000 130.000
370.000 410.000
5a 5c 5d
Eemien (warme periode)
5e
Saalien (ijstijd)
6
Holsteinien (warme periode)
Formatie van Beegden
5b
Eem Formatie Formatie van Drente Formatie van Urk
Elsterien (ijstijd) 475.000
Cromerien (warme periode) 850.000
Pre-Cromerien 2.600.000
Formatie van Sterksel
Formatie van Peelo
Cal. jaren v/n Chr. 1950
14
C jaren
Chronostratigrafie
Pollen zones
0
Vb2
1500
Subatlanticum koeler vochtiger
450 0 12
Vb1 Va
Vegetatie Loofbos eik en hazelaar overheersen haagbeuk veel cultuurplanten rogge, boekweit, korenbloem
Archeologische perioden Nieuwe tijd Middeleeuwen Romeinse tijd IJzertijd
800 815
2650
IVb Subboreaal koeler droger
2000
3755
IVa
5000
4900
5300
7020
8240
III
Boreaal warmer
II
Preboreaal warmer
I
8000
9000
8800 11.755
Atlanticum warm vochtig
10.150
12.745
10.800
13.675
11.800
14.025
12.000
15.700
13.000
LaatWeichselien (LaatGlaciaal)
Late Dryas
LW III
Allerød
LW II
Vroege Dryas LW I Bølling
35.000
Loofbos eik en hazelaar overheersen beuk>1% invloed landbouw (granen)
Bronstijd
Neolithicum
Loofbos eik, els en hazelaar overheersen in zuiden speelt linde een grote rol den overheerst hazelaar, eik, iep, linde, es eerst berk en later den overheersend
Mesolithicum
parklandschap dennen- en berkenbossen open parklandschap open vegetatie met kruiden en berkenbomen
MiddenWeichselien (Pleniglaciaal)
perioden met een poolwoestijn en perioden met een toendra
VroegWeichselien (VroegGlaciaal)
perioden met bos en perioden met een subarctisch open landschap
Laat-Paleolithicum
75.000
115.000 130.000
Eemien (warme periode)
Midden-Paleolithicum loofbos
Saalien (ijstijd) 300.000
Vroeg-Paleolithicum Chronostratigrafie voor Noordwest-Europa volgens Zagwijn (1974), Vandenberghe (1985) en De Mulder et al. (2003). Lithostratigrafie volgens De Mulder et al. (2003). Mariene isotoop stadium (MIS) volgens Bassinot et al. (1994). Atmosferische data volgens Stuiver et al. (1998). Zuurstofisotoop calibratie (OxCal) versie 3.9 Bronk Ramsey (2003), toegepast op het Laat-Weichselien en het Holoceen. Archeologische periode-indeling en ouderdom volgens de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB). Vegetatie bewerkt volgens Berendsen (2000). Pollenzones volgens P. Vos & P. Kiden (2005).
Bijlage 2 Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden met AMK-terreinen, waarnemingen en onderzoeken
132553 / 392270
17989 19016 404385 403768
20397 401157
20208 404042
44904
35473
36756
14043
20207
20834
2108
19605
6844
14762
6605
403913
20228
854 39750
404095 20793
z E Z 23 36789
403915
14476 36758
|g W AT E R
134762 / 394075
Archis 2
Bijlage 3 Boorpuntenkaart
393100
133800
393100
133750
2 GEPLANDE WONING 1
3
GEPLANDE SCHUUR
393050
393050
4
133750
Goirle, hoek Leijzoom / Abcovenseweg Boorpuntenkaart
boring 1
overig
boorpunt (met nummer) verstoord profiel (tot in C-horizont) topografie
begrenzing planlocatie
133800
0
10
20 m
Bijlage 4 Boorstaten
boring: 07445-1 beschrijver: EB, datum: 30-11-2007, X: 133.760, Y: 393.083, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 50F, hoogte: 13,30, precisie hoogte: 1 dm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: AHN bestand, boortype: Edelman-15 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: slecht, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Goirle, plaatsnaam: Goirle, opdrachtgever: Goirle, Leijzoom, uitvoerder: BAAC bv
0 cm -Mv / 13,30 m +NAP Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, grijs, matig fijn, kalkloos Bodemkundig: Ap-horizont, interpretatie: bouwvoor
20 cm -Mv / 13,10 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, grijs, matig fijn, kalkloos
40 cm -Mv / 12,90 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, wit, matig fijn, kalkloos Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken
Einde boring op 100 cm -Mv / 12,30 m +NAP
boring: 07445-2 beschrijver: EB, datum: 30-11-2007, X: 133.768, Y: 393.089, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 50F, hoogte: 13,30, precisie hoogte: 1 dm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: AHN bestand, boortype: Edelman-15 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: slecht, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Goirle, plaatsnaam: Goirle, opdrachtgever: Goirle, Leijzoom, uitvoerder: BAAC bv
0 cm -Mv / 13,30 m +NAP Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, grijs, matig fijn, kalkloos Bodemkundig: Ap-horizont, interpretatie: bouwvoor
40 cm -Mv / 12,90 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, lichtgeelwit, matig fijn, kalkloos Bodemkundig: C1-horizont, enkele Fe-vlekken
70 cm -Mv / 12,60 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, sterk siltig, wit, matig fijn, kalkloos Bodemkundig: C2-horizont
Einde boring op 100 cm -Mv / 12,30 m +NAP
boring: 07445-3 beschrijver: EB, datum: 30-11-2007, X: 133.772, Y: 393.077, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 50F, hoogte: 13,30, precisie hoogte: 1 dm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: AHN bestand, boortype: Edelman-15 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: slecht, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Goirle, plaatsnaam: Goirle, opdrachtgever: Goirle, Leijzoom, uitvoerder: BAAC bv
0 cm -Mv / 13,30 m +NAP Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, grijs, matig fijn, kalkloos Bodemkundig: Ap-horizont, interpretatie: bouwvoor
30 cm -Mv / 13,00 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, grijs, matig fijn, kalkloos Bodemkundig: interpretatie: verstoord
80 cm -Mv / 12,50 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, sterk siltig, wit, matig fijn, kalkloos Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken
Einde boring op 100 cm -Mv / 12,30 m +NAP
boring: 07445-4 beschrijver: EB, datum: 30-11-2007, X: 133.777, Y: 393.069, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 50F, hoogte: 13,30, precisie hoogte: 1 dm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: AHN bestand, boortype: Edelman-15 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: slecht, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Goirle, plaatsnaam: Goirle, opdrachtgever: Goirle, Leijzoom, uitvoerder: BAAC bv
0 cm -Mv / 13,30 m +NAP Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, grijs, matig fijn, kalkloos Bodemkundig: Ap-horizont, interpretatie: bouwvoor
30 cm -Mv / 13,00 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, zwak humeus, grijs, matig fijn, kalkloos Bodemkundig: interpretatie: verstoord
70 cm -Mv / 12,60 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, sterk siltig, wit, matig fijn, kalkloos Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken
Einde boring op 100 cm -Mv / 12,30 m +NAP
1