KWARTAALUITGAVE VAN HET PARAMEDISCH KENNISCENTRUM
1 2008
Kenniscentrum Paramedische Zorg
KIJK OOK OP WWW.PARAMEDISCH.ORG
2
6
7
10
Congres Fysiotherapie en Intensive Care
In memoriam Gerard Rondhuis
Professional Master Opleiding Sportfysiotherapie
Kernset van meetinstrumenten essentieel bij effectonderzoek en in de praktijk
CONGRES FYSIOTHERAPIE EN INTENSIVE CARE Fysiotherapeutische interventies voor, tijdens en na de ICU-opname. Op het congres staan veranderingen van het cardiopulmonale systeem en het bewegingsapparaat voor de ICU-patiënten centraal. Tevens wordt er ingegaan op verschillende vormen van actieve oefentherapie voor en tijdens de ICU-opname.
PROGRAMMA 09.15 Inschrijving en ontvangst met koffie en thee (+ infomarkt) 10.00 Opening FICU en introductie dagvoorzitter mw. S. Hania, fysiotherapeut VU Medisch Centrum / Amsterdam 10.10 Opening IC-congres prof.dr. R. Gosselink, dagvoorzitter fysiotherapeut / hoogleraar / decaan, faculteit Bewegings- en Revalidatiewetenschappen van de Katholieke Universiteit Leuven VOOR DE ICU-OPNAME 10.20 Pre-operatieve fysiotherapie bij hartchirurgie dr. E.H.J. Hulzebos, fysiotherapeut / bewegingsonderzoeker Universitair Medisch Centrum Utrecht 11.00 Vragen en discussie deel voor de ICU-opname 11.15 Koffie en thee (+ infomarkt) TIJDENS DE ICU-OPNAME (1) 11.45 Medische visie op de belastbaarheid van de ICU-patiënt dr. R.M.J. Wesselink, anesthesioloog intensivist St. Antonius ziekenhuis / Nieuwegein
12.05
12.25
12.45 13.00
Multidisciplinair mobiliseerplan C.W. Casteleijn, fysiotherapeut St. Antonius Ziekenhuis / Nieuwegein Transfers Intensive Care schaal (TIC) mw.drs. I.D. van der Peijl, fysiotherapeut, Leids Universitair Medisch Centrum / Leiden Vragen en discussie deel tijdens de ICU-opname (1) Lunch (+ infomarkt)
TIJDENS DE ICU-OPNAME (2) 14.00 Afwijkingen aan het bewegingsapparaat bij patiënten op de ICU M. Kraima, fysiotherapeut Onze Lieve Vrouwe Gasthuis / Amsterdam 14.40 Vroegtijdige oefentherapie op de afdeling intensieve zorgen C. Burtin MSc, fysiotherapeut / onderzoeker faculteit Bewegingsen Revalidatiewetenschappen van de Katholieke Universiteit Leuven 15.00 Vragen en discussie deel tijdens de ICU-opname (2) 15.15 Koffie en thee (+ infomarkt) NA DE ICU-OPNAME 15.45 Beperkingen in het dagelijks functioneren (1): de eerste dagen na ontslag van de ICU mw. D.S. Dettling-Ihnenfeldt MSc, fysiotherapeut Academisch Medisch Centrum / Amsterdam
16.05
16.25 16.40 16.45 17.30
Beperkingen in het dagelijks functioneren (2): het eerste jaar na ontslag van de ICU mw. M. van der Schaaf MSc, fysiotherapeut / onderzoeker Academisch Medisch Centrum / Amsterdam Vragen en discussie deel na de ICU-opname Afsluiting dagvoorzitter prof.dr. R. Gosselink, fysiotherapeut Afsluitende borrel Sluiting
INSCHRIJVEN De kosten bedragen inclusief koffie, thee en congresmateriaal € 195,-. Voor NPi-Servicekaart-abonnees bedragen de kosten €135,-. Inschrijven is mogelijk via het Online inschrijfformulier van het Nederlands Paramedisch Instituut op www.paramedisch.org onder cursussen. Nr.: 802901 Dit congres wordt georganiseerd door FICU in samenwerking met het NPi. FICU is een werkgroep van fysiotherapeuten, werkzaam op een intensive care, uit zes verschillende ziekenhuizen in Amsterdam, Leiden en Nieuwegein. Zie ook www.ficu.nl
Maandag 26 mei 2008 Hotel en Congrescentrum Papendal te Arnhem 2 ISSUE 1 - 2008
Scholing in fysiotherapeutische zorg aan patiënten met hartaandoeningen faciliteiten (zie kader) van de (poli)kliniek. Fysiotherapeuten die patiënten in deze fasen begeleiden dienen in het bezit te zijn van de aantekening ‘Fysiotherapie bij Hartrevalidatie’. Deze aantekening kunnen uitsluitend tweedelijns fysiotherapeuten verkrijgen die werkzaam zijn met hartpatiënten, via de cursus ‘Hartrevalidatie’ (één keer per jaar). Als basiscursus voorafgaand aan de cursus Hartrevalidatie is de cursus ‘Inspanningsfysiologie en oefentherapie’ een aanrader (één keer per half jaar). Cursisten met het certificaat ‘Hartrevalidatie’ kunnen vervolgens deelnemen aan ‘Minder longcomplicaties na hartoperatie door ademspiertraining’, zo luidde slechts de cursus ‘Hartfalen voor de tweede lijn’ één van de krantenkoppen in het afgelopen (één keer per twee jaar). Deze betreft de jaar. Fysiotherapie bij hartpatiënten kreeg revalidatie van de patiënt met hartfalen, die over het algemeen meer risico’s met van de landelijke media de nodige zich meebrengt. Deze revalidatie vereist aandacht. Het Nederlands Paramedisch zowel inspanningsfysiologisch als qua Instituut registreerde veel belangstelling revalidatiedoelen een duidelijk andere voor scholing van fysiotherapeuten op het aanpak dan die van de reguliere hartgebied van de cardiologie. Marleen patiënt. Het verdient daarom aanbeveling Buruma zet een en ander op een rij. deze patiëntengroepen niet samen met de De zorg en revalidatie aan de hartpatiënt in reguliere hartpatiënt te trainen. Nederland staat beschreven in de KNGFCursussen voor eerstelijns Richtlijn Hartrevalidatie (2001, herziene fysiotherapeuten druk 2005) en in de Richtlijn HartNa het afronden van de poliklinische revalidatie 2004 van de Nederlandse revalidatie dient zich voor de patiënt de Vereniging voor Cardiologie en de Nederderde fase, of nazorgfase, aan. De meeste landse Hartstichting. In deze richtlijnen patiënten gaan dan zelfstandig sporten worden de drie fasen in de hartrevalidatie of bewegen. Patiënten die dat niet beschreven: zelfstandig kunnen, komen in aanmerking Fase 1: de activiteiten tijdens de voor bijvoorbeeld een beweegprogramma ziekenhuisopname in de eerste lijn. Fase 2: de poliklinische revalidatie en Fysiotherapeuten die de cursus Fase 3: de postrevalidatie of nazorgfase. ‘Beweegprogramma’s voor mensen met Het NPi-scholingsaanbod voor de chronische aandoeningen’ (basismoduul hartpatiënt is opgesteld conform de 1 en 2) hebben gevolgd kunnen deelgenoemde richtlijnen. nemen aan de Vervolgmoduul ‘Coronaire hartaandoeningen’ (één keer per jaar), Cursussen voor tweedelijns waarin het aanleren en behouden van fysiotherapeuten een actieve leefstijl en van ingezette De revalidatie van hartpatiënten in Fase 1 leefstijlveranderingen centraal staan. en Fase 2 is voorbehouden aan de tweede Daarnaast biedt het NPi eerstelijns lijn (ziekenhuis of revalidatiecentrum), fysiotherapeuten één keer per twee jaar zoals vastgesteld in de bovengenoemde de cursus ‘Hartfalen voor eerstelijns richtlijnen, waarin ook een aantal fysiotherapeuten’ aan. duidelijke kwaliteitseisen staan voor de
MARLEEN BURUMA fysiotherapeut/cursusleider/ cursuscoördinator NPi Tot slot is natuurlijk voor alle fysiotherapeuten die met hartpatiënten werken de cursus ‘Basic Life Support’ een absolute must! Deze cursus vindt twee keer per half jaar plaats. Voor uitgebreidere informatie: www.paramedisch.org. Bent u geïnteresseerd in nieuws, relevante websites, literatuur en samenvattingen van relevante wetenschappelijke artikelen inzake hartrevalidatie? Meldt u dan aan voor de gratis NPi-CursistenService en ontvang tien keer per jaar de digitale thema e-mail Hart- en Longrevalidatie. Ook interessant is www.nvfh.nl, de website van de Nederlandse Vereniging voor Fysiotherapie bij Hart- en vaatziekten, een KNGF-beroepsinhoudelijke lidvereniging.
Kwaliteitseisen faciliteiten Hartrevalidatie • Actueel calamiteitenplan met betrekking tot personeel en infrastructuur. • Telefonische bereikbaarheid van alle behandelruimten. • Reanimatieteam met voldoende ervaring in advanced life support is bereikbaar; tijdens revalidatie moeten er minimaal twee mensen aanwezig zijn, die getraind en ervaren zijn in basic life support (elementaire reanimatie). • Tijdens de revalidatie moet een arts bereikbaar zijn. • Multifunctionele ruimte, oefenzaal plus mogelijkheid groepsgewijze informatieoverdracht. • De oefenzaal beschikt over een ergometrie-opstelling (loopband, fietsof roei-ergometer). • Alarminstallatie in sport-, douche- en kleedruimte. • Gesprekskamer voor individuele gesprekken. • Vergaderkamer.
Bron: Revalidatiecommissie NHS: Kwaliteitseisen hartrevalidatie 1998 in: KNGF-Richtlijn Hartrevalidatie 2001/2005
ISSUE 1 - 2008 3
Prof. Erik Peper, Ph.D. studeerde biologie aan de Harvard Universiteit in Cambridge, Massachusetts. Hij promoveerde in de psychologie aan het Union Graduate Institute op het onderwerp ‘Psychofysiologie en biofeedback’. Het is zijn overtuiging dat mensen in hun gedrag en ontwikkeling in de loop der tijden weliswaar zijn geëvolueerd, maar dat zij onmiskenbaar behoren tot de zoogdieren. Sinds 1976 is Erik Peper hoogleraar aan de San Francisco State University. Peper’s onderzoek en onderwijs is gericht op holistische gezondheid en zelfregulatie en betreft onderwerpen als: het bevorderen van het helingsproces bij mensen, biofeedback-gemoduleerde ademtraining voor de behandeling van astmapatiënten, ‘peak performance’-training met het United States Rhythmic Gymnastic Team, preventie van RSI (KANS), en de behandeling van menopauzale opvliegers en pijn.
Psychofysiologische feedback en training van (herstel)mogelijkMICHAEL SCHERMER fysiotherapeut/cursuscoördinator/ cursusleider NPi
Sinds 1995 is Erik Peper cursusleider van de NPi-cursus ‘Lichaamsbewustwording en stressmanagement’ en docent in de cursus ‘KANS’. Erik: “Ik kan me moeilijk voorstellen dat fysioen oefentherapeuten of andere psychosomatisch georiënteerde therapeuten kunnen werken zonder gebruik te maken van biofeedbacktechnieken. Uit diverse onderzoeken blijkt overtuigend dat veel fysiologische veranderingen optreden zonder dat de cliënt en de therapeut zich daarvan bewust zijn.”
Het is voor mij een grote uitdaging om uit te zoeken hoe we de actieve betrokkenheid van de cliënt bij zijn/haar genezingsproces kunnen bevorderen. Mij interesseren in het bijzonder de grenzen van de zelfhelende vermogens van mensen en hoe een therapeut deze vermogens bij cliënten kan aanspreken.
Hoe werd je cursusleider bij het NPi en hoe bevalt dat? Tijdens mijn sabbatical year in 1992 was ik ook in Nederland, en kwam ik in contact met Jan van Dixhoorn (cursusleider bij het NPi red.). Via hem werd het lijntje gelegd naar Michael Schermer, Focus op de psychofysiologie met wie ik sindsdien cursussen verzorg voor fysio- en oefenWat mij intrigeert zijn vragen als: Hoe komt het dat een yogi z’n tong kan doorboren met een ongesteriliseerde spies, daarbij geen therapeuten. Dit bleken inspirerende doelgroepen. Ik steek zelf pijn voelt en niet bloedt na het verwijderen van de spies? Hoe kan veel op van de ervaringen en feedback van de therapeuten. Het zijn competente professionals die leergierig zijn en veel vragen het dat een terminale patiënt met kanker soms een spontane stellen. Het compacte format van mijn NPi-cursussen maakt dat remissie laat zien? Wat gebeurt er precies als iemand één hand het meestal bij een introductie van bepaalde vaardigheden blijft. willekeurig in temperatuur kan laten stijgen met meer dan 5° Het liefste zou ik een cursus verzorgen van meerdere weken, Celsius in vergelijking met de andere hand en dit op commando kan omdraaien? Hoe komt het dat sommige therapeuten ‘helende zodat men tussen de cursusdagen in zelf en met cliënten kan oefenen. Een succesvolle fysio- of oefentherapeut moet mijns handen’ hebben en andere therapeuten in mindere mate? inziens beschikken over therapeutische vaardigheden als: Deze vragen exploreren en te komen tot algemene richtlijnen imagery, het gebruik van ‘mindfulness’ en meditatietechnieken voor cliënten om hen te leren hoe zij hun gezondheid positief ter beïnvloeding van pijn, het gebruik van biofeedback, cognitiefkunnen beïnvloeden, en hoe therapeuten hun therapeutische gedragsgeoriënteerde technieken en verschillende andere interventies kunnen verbeteren, dát is mijn grootste fascinatie binnen onderzoek, onderwijs en in mijn praktijk. Biofeedback, ook vaardigheden die ook binnen de psychologie worden gehanteerd. wel toegepaste psychofysiologie genoemd, is hierbij een hulpmiddel. Ik ga er van uit dat lichaam, geest en emoties ondeelbare Hoe zijn je ervaringen met de cursussen ‘Lichaamsbewustwording en stressmanagement’ en ‘KANS’. elementen zijn van één en hetzelfde ‘systeem’ (persoon). Fysiologische monitoring, feedback en training geven mij zicht op Centraal in de cursus ‘Lichaamsbewustwording en stressmanagement’ staat het leren omgaan met stress, dat is de (herstel)mogelijkheden van die persoon. We zijn ons doorgaans volledig onbewust van wat er zich in onszelf en in onze voor cliënt én therapeut essentieel. Doorslaggevend voor een goed herstel is dat de cliënt zich veilig en op z’n gemak voelt, dat cliënten afspeelt. Psychofysiologische metingen hebben dit hij zich kan ontspannen, en vanuit die toestand z’n zelfhelende gebrek aan ‘awareness’ aangetoond, én hebben een methodiek vermogens kan aanspreken. Ik ben onder de indruk geraakt van opgeleverd om de awareness en willekeurige controle te de vaardigheden en toewijding van de deelnemende therapeuten. vergroten. Ook bleken positieve veranderingen op te treden in de Een aantal van hen heeft me overigens laten weten dat de gezondheidstoestand van cliënten door hun persoonlijke inzet. 4 ISSUE 1 - 2008
monitoring, ter vergroting heden geleerde technieken bevorderlijk waren voor hun eigen gezondheid, en ook bijzonder goed bruikbaar in de begeleiding van hun cliënten. De cursus ‘KANS’ is gericht op de begeleiding van cliënten met werkgerelateerde pijnklachten. Door te laten zien dat en hoe mensen psychofysiologisch reageren, wordt duidelijker hoe pijn en ongemak kunnen ontstaan en worden behandeld. Het is evident dat sympathische arousal een belangrijke rol speelt bij het ontstaan en instandhouden van de klachten. Deze arousal kan uiteenlopende oorzaken hebben. De therapeutische aanpak omvat daarom de (locale) behandeling van de arm, nek en schouder, en ook de persoon en de omgevingsfactoren die herstelbelemmerend of herstelbevorderend kunnen werken. Die aanpak is bijvoorbeeld: stressmanagement, verandering van taken of zelfs van baan, ergonomische verbeteringen, en last but not least een gezondheidsbevorderende werkstijl. Op 30 en 31 mei 2008 verzorg je de nieuwe NPi-cursus ‘Biofeedback’ voor fysiotherapeuten en oefentherapeuten. Vanwaar dit onderwerp nog eens apart? In eerdere NPi-cursussen gebruikte ik biofeedback om het bovengeschetste concept te demonstreren en om de cursisten het middel biofeedback te laten ervaren. Dat was voor de meesten een eerste kennismaking met biofeedback, maar geen training om dit zelf op verantwoorde wijze toe te passen bij cliënten. In de cursus ‘Biofeedback’ ligt de nadruk op biofeedbacktoepassingen die goed bruikbaar zijn in de werksetting van fysio- en oefentherapeuten. Mijn mede-cursusleider, Annette Booiman, heeft een ruime ervaring met het gebruik van biofeedback in haar praktijk als oefentherapeut Mensendieck. De deelnemers leren de nieuwste inzichten uit de psychofysiologie te integreren in hun praktisch handelen. Ze ervaren tijdens de cursus hoe het eigen lichaam reageert op houdingsveranderingen, interacties met andere mensen, stress, etc. De diverse mogelijkheden en beperkingen van biofeedback komen aan de orde, de juiste wijze
van registreren en interpreteren van de verschillende feedbacksignalen en welke problemen men hierbij kan tegenkomen. Verder demonstreren we verschillende vormen van biofeedback (myofeedback, huidweerstand-feedback, temperatuur-feedback, hartslagvariabiliteit-feedback) en oefenen de deelnemers met biofeedbackapparatuur die in aanschaf relatief goedkoop is. Waarom is juist deze cursus interessant voor fysiotherapeuten en oefentherapeuten? Biofeedback is voor hen een krachtig instrument om de actuele psychofysiologische toestand van hun cliënten te beoordelen, veranderingen hierin in kaart te brengen en het klinische effect van de therapie te objectiveren en documenteren. Biofeedback is een uitermate geschikt hulpmiddel om aan cliënten te laten zien hoe lichaam en geest interacteren. Met biofeedback kan een cliënt eerst ervaren en vervolgens leren hoe hij zelf invloed uit kan oefenen op zijn fysieke gesteldheid en het helingsproces. Biofeedback is aangewezen bij cliënten met uiteenlopende klachten, waaronder stressgerelateerde klachten (zoals hoofdpijn en hyperventilatieklachten), houdings- en bewegingsstoornissen en diverse pijnsyndromen.
Voor nadere informatie over de cursus ‘Biofeedback’ zie de cursuspagina’s voor fysiotherapeuten en oefentherapeuten op www.paramedisch.org onder ‘Cursussen’.
ISSUE 1 - 2008 5
IN MEMORIAM Gerard Rondhuis is op 30 december 2007 overleden.
Gerard was als (sport)fysiotherapeut vanaf 1995 mede eigenaar/directeur van het Orthopedisch Revalidatie en Expertise Centrum in Hilversum. Daarvoor werkte hij, nadat hij in Utrecht zijn studie Fysiotherapie afrondde, vanaf 1977 in het Streekziekenhuis Hilversum en in zijn eigen particuliere praktijk. Met name in het ziekenhuis deed hij veel kennis en ervaring op in het behandelen van patiënten met knieproblematiek, steeds in een nauwe samenwerking met orthopedisch chirurgen. Al voor de periode van de opmars van de kruisbandchirurgie ging hij naar Amerika en Zweden om daar zijn kennis te verdiepen op het gebied van postoperatieve knierevalidatie. Hij verwierf vooral naamsbekendheid doordat hij zijn jarenlange kennis en ervaring over knieproblematiek systematisch toegankelijk maakte voor vakgenoten in zijn boek Knierevalidatie, dat in 1996 werd uitbracht. Als co-auteur leverde hij bijdragen aan de KNGF Richtlijnen Chronisch Enkelletsel (2003) en de vernieuwde richtlijn Enkelletsel (2006), Meniscectomie (2003) en Acuut Knieletsel (in ontwikkeling). Hij was van 1982 tot 1986 lid van de redactie van het blad Geneeskunde en Sport. Daarnaast was hij cursusleider en docent van de NPI-cursus Knierevalidatie en ook betrokken bij de cursus Sportrevalidatie
COLOFON
6 ISSUE 1 - 2008
voor fysiotherapeuten. De kniecursus initieerde hij ongeveer 20 jaar geleden. Hierbij zocht hij steeds naar nieuwe vormen van onderwijs om zijn boodschap over het voetlicht te brengen. Ontwikkelingen op het gebied van de vakinhoud en de maatschappelijke positie van de fysiotherapie hadden steeds zijn aandacht. Verder was hij actief in het verzorgen van onderwijs voor huisartsen en sportartsen in zowel binnen- als buitenland. Hij zette daarin steeds het vak fysiotherapie op een bijzonder heldere manier neer. Juist deze heldere kijk liet niets aan de verbeelding over en sprak de andere disciplines vaak aan. Met Gerard is de beroepsgroep niet alleen een collega ontvallen met bijzonder veel en gedegen kennis en ervaring in de orthopedische revalidatie in het algemeen en knierevalidatie in het bijzonder. Tegelijk was hij enorm bevlogen in zijn vak. Hij was daarbij niet alleen kritisch op zijn omgeving, maar ook op zichzelf. Dit leidde vaak tot creatieve behandelvormen in bijvoorbeeld mobilisaties en oefentherapie. Hij had een niet aflatende motivatie om het vak fysiotherapie steeds vanuit de inhoud op de kaart te zetten en om collega’s naar een hoger niveau mee te nemen. Daarbij refereerde hij op een bijzonder praktische
ISSUE is de gratis kwartaaluitgave van het Nederlands Paramedisch Instituut en verschijnt in februari, mei, augustus en november in een oplage van ruim 20.000 exemplaren. Issue is ook volledig op internet te vinden onder Issue Online op www.paramedisch.org
Redactie H.E. Askes H.W.A. Wams E. Wieberdink Vormgeving Idem Dito, Kampen
Gerard in zijn element tussen cursisten tijdens de Praktijkdag Knierevalidatie op Zonnestraal
manier aan het denk- en handelingskader van de fysiotherapeut in relatie tot orthopedische problemen. Wij kenden Gerard als iemand met ontzettend veel ideeën en doorzettingsvermogen. Het was dan ook niet verwonderlijk dat hij tot het laatste moment actief was en nog vele plannen had. Ondanks het feit dat hij de laatste tijd geen patiënten meer behandelde rondde hij alsnog het script van zijn tweede boek over het Fysiotherapeutisch Consult af. Hierin beschrijft hij vele casuistieken van orthopedisch fysiotherapeutische aard op een korte en bondige wijze. Dit boek zal naar verwachting medio 2008 verschijnen. Gerard Rondhuis heeft heel veel voor de fysiotherapie in Nederland betekend; hij werd 55 jaar. Wij zullen hem als mens en collega bijzonder missen.
Igor Tak, mede namens Hans Bult
Advertenties H.E. Askes E
[email protected] ISSN 1383-5947 © Nederlands Paramedisch Instituut
Contact Postbus 1161 3800 BD Amersfoort T (033) 421 61 00 F (033) 421 61 90 I www.paramedisch.org E
[email protected]
HANS BULT fysiotherapeut/cursusleider/ opleidingscoördinator NPi-deel MOS
Alle geregistreerde sportfysiotherapeuten moeten in 2015 de professional Master Opleiding Sportfysiotherapie (MOS) hebben afgerond of er minstens mee zijn gestart. Die beslissing nam de Nederlandse Vereniging van Fysiotherapeuten in de Sportgezondheidszorg (NVFS) 7 november jl. in haar Algemene Leden Vergadering. In die vergadering werd het beleid voor de periode 2008-2015 vastgesteld. Hierin is de (her)registratie van sportfysiotherapeuten in 2015 een belangrijk thema. Fysiotherapeuten konden zich voorheen voor het volgen van een professional MOS alleen inschrijven bij de Hogeschool Utrecht. Vanaf 1 april a.s. kan dat ook bij Avans+ in Breda die in samenwerking met het Nederlands Paramedisch Instituut (NPi) een professional MOS heeft ontwikkeld. Daarnaast heeft de NVFS besloten oudcursisten sportfysiotherapie van NPi, ESP en IAS de kans te geven om met een upgrade van de door hen eerder gevolgde opleiding te voldoen aan de huidige criteria voor registratie als sportfysiotherapeut in het Centraal Kwaliteitsregister (CKR). Als zij zich voor die upgrade aanmelden bij het NPi kunnen zij direct instromen in de mastercourses van Avans+ die een onderdeel vormen van de volledige MOS. Dit komt doordat het programma van de MOS al is afgestemd op de benodigde competenties zoals geformuleerd in het in 2007 verschenen Beroepscompetentieprofiel van de NVFS. Voor oud-cursisten van de opleiding Allround Sportfysiotherapie en oudcursisten van NPi, ESP en IAS wordt individueel beoordeeld welke vrijstellingen zij kunnen krijgen. De Accreditatie-aanvraag voor de MOS is begin januari 2008 bij de NederlandsVlaamse Accreditatie organisatie (NVAO) ingediend, om op onafhankelijke wijze de kwaliteit van de opleiding te borgen.
BART STEGWEE
Professional Master Opleiding Sportfysiotherapie: ontwikkelingen
opleidingsadviseur Avans+
De MOS is echte praktijkopleiding De nieuwe professional master opleiding is een echte praktijkopleiding. Het NPi verzorgt daarin vooral de competenties van sportfysiotherapeut, waarin de rol als specialist aan de orde komt. Avans+ verzorgt het deel waarin de andere drie rollen (professioneel leider, innovator en adviseur) extra benadrukt worden. De praktijkmodun vinden plaats op Nationaal Sportcentrum Papendal. Door de opzet en de planning van de verschillende courses worden de vereiste competenties in een geïntegreerd programma aangeboden. Het voordeel van de modulaire opzet is dat het mogelijk is om cursisten op basis van eerder verworven kwalificaties (EVK) of eerder verworven competenties (EVC) vrijstelling te geven voor onderdelen van de opleiding. De MOS duurt vier jaar; de studiebelasting voor een cursist die alle onderdelen volgt ongeveer tien uur per week is. Uiteraard wordt deze studiebelasting lager indien iemand vrijstellingen krijgt. Het NPi-onderdeel van het programma van de MOS omvat: • course 1: sportrevalidatie • course 2: preventie en gezondheid • course 3: beweegprogramma’s voor mensen met een chronische aandoening • course 4: sportmedisch diagnostisch handelen. Elke course wordt afgesloten met een praktijkopdracht en een participerende stage. Daarnaast loopt elke cursist een drietal oriënterende stages in drie verschillende werkvelden binnen de sportfysiotherapie. De doelstelling van deze stages is dat sportfysiotherapeuten
Docent Toine van de Goolberg tijdens een NPi-cursus
een breed beeld van het werkveld krijgen. Dit is in het kader van de samenwerking met andere professionals en beroepsgenoten van groot belang. Tevens krijgen cursisten een deel vrije studieruimte om zelf een keuze te maken voor een cursus of congres binnen het eigen interesseveld. Op deze manier kunnen zij hun eigen kleuring aan de opleiding geven. Ook is het mogelijk om een verdieping in een specifiek deel van het werkveld of een bepaalde sporttak aan te brengen. Het masterdeel dat verzorgd wordt door Avans+ is verdeeld over de vier studiejaren: • Mastercourse 1: lezen en interpreteren van wetenschappelijke literatuur • Mastercourse 2: klinisch redeneren • Mastercourse 3: innovatiemanagement • Mastercourse 4: masterstage.
BELANGSTELLING? Belangstellenden voor deze nieuwe professional master kunnen zich geheel vrijblijvend melden met behulp van het formulier op www.avansplus.nl/mos. De link naar dit formulier treft u ook aan op www.paramedisch.org/mos. De belangstellenden zullen nauwgezet op de hoogte worden gehouden van alle ontwikkelingen en persoonlijk worden geïnformeerd over de wijze waarop kan worden ingeschreven nadat accreditatie door de NVAO heeft plaatsgevonden.
ISSUE 1 - 2008 7
Clara Feenstra is sinds 2004 werkzaam als cursusleider en docent voor het NPi, met als aandachtsveld de huidtherapie. Naast de uitdaging om nieuwe cursussen te ontwikkelen vindt Clara het leuk om les te geven aan collega-huidtherapeuten. Dit wordt versterkt door de goede samenwerking met het team Deskundigheidsbevordering van het NPi. Wie is Clara Feenstra en hoe belangrijk vindt zij huidtherapie?
NPi verzorg geef ik steeds meer trainingen in het buitenland. Volgend jaar staan Zwitserland, Duitsland, Denemarken en Zweden op de agenda evenals workshops op het congres van de Deutsche Gesellschaft für Lymphologie. Nederlandse situatie versus buitenland Veel oedeemklinieken in Duitsland werken inmiddels volgens het concept lymftaping
Huidtherapeut kan breder ingezet worden dan nu gebeurt Mijn carrière ben ik begonnen als docent lichamelijke opvoeding (LO). Ik heb lesgegeven op lagere en middelbare scholen. Daarnaast heb ik elf jaar zwangerschapsbegeleiding gegeven en 26 jaar bewegingstherapie aan verstandelijk gehandicapten. Sinds 1997 ben ik werkzaam als huidtherapeut in een praktijk in Naaldwijk. In ‘s-Gravenzande komt er binnenkort een tweede locatie bij in een multidisciplinair behandelcentrum. Als huidtherapeut geef ik -naast de werkzaamheden in de praktijknog oedeemtherapie aan oedeempatiëntjes in het dagverblijf voor verstandelijk gehandicapten en begeleid ik als docent LO nog een groep patiënten die vanuit de oncologie en lymfologie speciale beweging nodig hebben. Overstap naar docent huidtherapie Als docent LO had ik inmiddels een ruime leservaring. Vandaar dat de stap naar docent op het vakgebied van de huidtherapie niet zo groot was. Naast de cursusdagen die ik voor het 8 ISSUE 1 - 2008
en littekenbehandeling. In het buitenland kijkt men verlekkerd naar ons Nederlandse beroep in verband met de breedte van ons behandelaanbod. In het buitenland heeft men veel meer verschillende (para)medici nodig voor de behandelingen die wij als huidtherapeuten in één praktijk aan kunnen bieden. Maar, ook in Nederland is voor deze brede inzet van de huidtherapeut naar mijn mening veel meer markt dan nu bestreken wordt. Cursuspakket NPi sluit aan op basisopleiding Onderdeel van de basisopleiding (HBO) tot huidtherapeut is de (integrale) oedeembehandeling. Het cursuspakket van het NPi is een divers aanbod van cursussen die aansluiten op de basisopleiding. Zo heb ik voor 2008 de cursus ‘Lymftaping’ verder ontwikkeld, omdat ik dat een zinvolle aanvullende behandelmethode vind bij oedeempatiënten. Op het gebied van oedeem is de huidtherapeut veelzijdig (opgeleid) en dat verdient ook vanuit oogpunt van na- en
bijscholing veel aandacht. NPi-Cursusaanbod huidtherapie 2008 De cursus ‘Lipoedeem’ geeft informatie over het ontstaan, de achterliggende pathologie en de differentiatie naar andere ziektebeelden. De cursus ‘Acne’ is vernieuwd. Er is nu speciale aandacht voor de donkere huid, lasertherapie en verschillende peelingen. Huidtherapeuten onderschei-
PLANNING CURSUSSEN 2008 • Donderdag 13 maart Lipoedeem • Donderdag 18 september Wondverzorging • Woensdag 12 november Acne (vernieuwd) • Donderdag 11 december Lymftaping
CLARA FEENSTRA
WILMA HOOIJMAN
huidtherapeut
oefentherapeut Cesar/ cursuscoördinator NPi
den zich van verpleegkundigen doordat ze kennis hebben van littekenbehandeling, massage, cosmetica, lymfedrainage. Deze kennis heeft een aanvullende betekenis voor een gerichte aanpak van specifieke wondproblemen. Met de cursus ‘Wondverzorging’ wordt een stevige theoretische basis geboden om deze competenties verder uit te breiden. In 2008 staat voor het eerst de cursus ‘Lymftaping’ op het programma, een welkome aanvulling op de oedeemtherapie, want lymftaping wordt ingezet daar waar niet met ambulante compressie behandeld kan worden. De achtergronden en de techniek wordt uitgebreid toegelicht en natuurlijk wordt de praktische toepassing geoefend.
HUIDTHERAPEUTEN Huidtherapeuten behandelen patiënten met een zieke of beschadigde huid op verwijzing van een huisarts of specialist. Doel van de behandeling is het opheffen, verminderen of voorkomen van een stoornis of beperking als gevolg van een huidaandoening (Nederlandse Vereniging van Huidtherapeuten). Het beroep huidtherapeut is sinds 2003 wettelijk erkend in het kader van de Wet BIG (Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg); de deskundigheidseisen zijn geregeld ex artikel 34 van de Wet BIG. In Nederland zijn momenteel ongeveer 360 huidtherapeuten werkzaam zowel in een eigen praktijk, als in een gezondheidscentrum of een ziekenhuis.
Clara Feenstra: “De Nederlandse huidtherapeut is breed opgeleid; dit kan beter benut worden.”
Coachen naar gezond leven in multicultureel perspectief Hollandse benadering van de patiënt werkt niet Het coachen van laag-opgeleide mensen naar een gezondere leefstijl staat volop in de belangstelling. In september jl. orga-niseerde het NPi een cursus voor fysioen oefentherapeuten. Deze was vooral gericht op het leren coachen van laag-opgeleide personen met een niet-westerse achtergrond naar gezonder bewegingsgedrag en andere eetgewoonten. Ilse Parlevliet, deelnemer en cursusleiders Dorine van Ravensberg en Thea Barendse aan het woord over hun ervaringen.
Met 33 vrouwen begonnen we op vrijdagmorgen in Congrescentrum Papendal aan deze forse tweedaagse cursus (ook vrijdagavond nog flink doorwerken!). Zelf al jaren werkzaam met allochtonen was ik zeer benieuwd wat de cursus mij zou brengen. Nieuwe inzichten? Ander perspectief? Dat het therapeutisch handelen bij deze groep cliënten / patiënten aparte vaardigheden vraagt, is mij nogmaals duidelijk geworden. Want wat doe je als taal, de vaste anamnese- en onderzoeksvormen en je eigen ‘westerse’ normen en waarden niet blijken te werken? Daar kreeg je in de cursus geen kant-en-klare antwoorden op maar wel kaders, kennis en vaardigheden om er mee aan de slag en verder te gaan. Hoe denken we over gezond leven, hoe denken andere culturen over gezond leven? En... hoe denkt deze patiënt / cliënt uit die cultuur daar eigenlijk zelf over? Welke vooroordelen heb je, kloppen je ideeën over percentages allochtonen in Nederland en over bij hen veel voorkomende aandoeningen? Middagsessies met allochtone acteurs om je vaardigheden in communicatie en overtuigingskracht praktisch te trainen. Door hun allochtone afkomst konden de acteurs goed aangeven wanneer en waarin ons Hollandse denken, en onze Hollandse wijze van benaderen van de patiënt, soms de overhand kreeg. Een goede spiegel... en vaak hilarische situaties. Gedragsverandering teweegbrengen, wat is daar voor nodig? Groepstherapie, zin of onzin? Wat maakt het verschil? Hoe train je, wat train je, waar let je op, waar loop je tegen aan? Veel vragen waar de groep mee bezig ging, ervaringen werden uitgewisseld, tips genoteerd. De tijd vloog om, een teken dat inhoud en sfeer van de cursus goed waren.
foto Thea Barendse: gezond leven allochtone mannengroep
ILSE PARLEVLIET deelnemer NPi-cursus
Dat ik vanaf maandag na de cursus met frisse en nieuwe plannen de praktijk van alledag in ging zal niemand verbazen, mijn blik is net even wat anders gaan kijken en net even wat breder geworden. Thea en Dorine bedankt! Cursusleiders Dorine en Thea Ilse was niet de enige die enthousiast reageerde op de cursus, zo blijkt uit de hoge waardering van de andere deelneemsters op de evaluatieformulieren. En ook wij, docenten, hebben genoten van het enthousiasme en de onvermoeibare inzet van de cursisten bij alle opdrachten, en de uitwisseling van praktijkervaringen. Dus ook: cursisten, bedankt! De cursus is ons inziens ook geschikt voor andere beroepsgroepen die veel met allochtone cliënten te maken hebben. Ook zij zullen zich vaak de vraag stellen waar het aan ligt dat niet alle advies en begeleiding aanslaan. Deze cursus geeft handvatten om deze mensen beter te bereiken, betere hulp te bieden. Waarom namen er geen mannelijke therapeuten deel aan deze cursus? Vinden zij een adequate hulpverlening in multicultureel perspectief niet relevant? Momenteel wordt in ieder geval ook een gezond leven protocol voor mannen ontwikkeld en geïmplementeerd. Nadere informatie In het najaar van 2008 staat de cursus ‘Coachen naar gezond leven in multicultureel perspectief’ opnieuw op het programma. Een in-company cursus is ook mogelijk. In dat geval kan de cursus nog meer worden toegesneden op de specifieke situatie ter plekke, en waar nodig op een specifieke beroepsgroep. Voor meer informatie:
[email protected]
ISSUE 1 - 2008 9
Kernset van meetinstrumenten en in de praktijk Bij effectonderzoek is het belangrijk om de juiste uitkomstmaten en de daarvoor meest geëigende meetinstrumenten te gebruiken om het effect van een behandeling aan te kunnen tonen en het resultaat te kunnen vergelijken met andere onderzoeken. Het belang van een kernset van gestandaardiseerde meetinstrumenten voor specifieke aandoeningen en / of patiëntengroepen wordt steeds duidelijker.
Howe e.a. concludeerden in een Cochrane review (2007) over de effecten van oefentherapie voor het verbeteren van het evenwicht bij ouderen: “Door het ontbreken van een core set van meetinstrumenten voor het verbeteren van het evenwicht zijn onderzoeken niet te vergelijken en resultaten niet te poolen, daardoor is hard bewijs nog niet te leveren.” Howe e.a. evalueerden voor deze review 34 onderzoeken met 2883 deelnemers. Als uitkomstmaten zijn directe en indirecte metingen voor evenwicht gebruikt. Directe metingen als het krachtenplatform of sway meters zijn gebruikt bij 16 onderzoeken. Indirecte metingen zijn bijvoorbeeld functioneel reiken (6), timed up en go test (4), gangsnelheid (17), op één been staan (13), parallel staan (2), tandem staan (4), tandem gaan (4) oefentol (2), evenwichtsbalk (4); indirect observationeel was gebruikgemaakt van de Berg Balance Scale (3). Gesteld kan worden dat consensus nodig is over welke meetinstrumenten te gebruiken om evenwicht te evalueren. Rietberg e.a. stellen in het Cochrane review over oefentherapie bij MS (2005): “There is an urgent need for consensus on a core set of outcome measures to be used in exercise trials.” Mike Clarke van het Britse Cochrane Instituut pleit in Trials (2007) voor het standaardiseren van uitkomstmaten in effectonderzoek: “Als er verschillen zijn in resultaten van vergelijkbaar klinisch effectonderzoek zijn de fundamentele zaken voor het nemen van een medische beslissing de verschillen in interventies en patiëntenpopulatie, niet de verschillen in uitkomstmaten.” Effectonderzoek heeft niet als doel om uitkomstmaten te vergelijken, maar om interventies te vergelijken. Dus is consistentie in het gebruik van meetinstrumenten
10 ISSUE 1 - 2008
belangrijk. “Dit kan niet aan het toeval worden overgelaten, maar vergt consensus, richtlijnen en daadwerkelijk gebruik van de aanbevolen meetinstrumenten.” Initiatieven op het gebied van het ontwikkelen van kernsets Er lopen diverse initiatieven om voor bepaalde aandoeningen en bepaalde uitkomstmaten te komen tot internationale consensus over definities, domeinen voor uitkomstmaten en de meetinstrumenten voor deze uitkomstmaten. Sinds kort betreffen deze ook de klinisch belangrijke minimaal te meten verschillen om over een effect te kunnen praten (zie Overzicht). Core set domeinen / meetinstrumenten voor chronische pijn De Core set van meetinstrumenten voor chronische pijn van IMMPACT beslaat zes domeinen (Dworkin 2005): 1 pijn (intensiteit met 11 puntsnumerieke pijnschaal (Numerical Rating Scale - NRS) (0 - 10), gebruik van pijnstillende medicatie; als een numerieke schaal niet te gebruiken is een categorale meting: niet, mild, matig, ernstig). 2 fysiek functioneren (Multidimensional Pain Inventory Interference Scale (MPIIS) of de Brief Pain Inventory: interference items) 3 emotioneel functioneren (Beck Depression Inventory en / of Profile of Mood States) 4 zelfbeoordeling van patiënt over de verbetering en tevredenheid over de behandeling (Patiënt Global Impression of Change) 5 symptomen en negatieve effecten/ bij-
werkingen (spontaan geuite negatieve effecten of met behulp van open eind beweringen) 6 hoe patiënten het onderzoek doorlopen (vermelden hoe patiënten zijn gerecruteerd en de voortgang in het onderzoek volgens de CONSORT-richtlijnen). Het meten van klinisch relevante verschillen Vervolgens formuleerde IMMPACT aanbevelingen over de klinisch relevante verschillen en de minimale verschillen die gemeten moeten worden om van een effect te kunnen spreken (Dworkin 2007). Er zijn benchmarks aangegeven; voor de numerieke pijnschaal bijvoorbeeld is een minimaal belangrijke verbetering 10-20% vermindering op de numerieke pijnschaal en voor de MPIIS is een klinisch belangrijk verschil: 0,6 punten daling. In Nederland is (nog) geen stelling genomen over het gebruik van de door IMMPACT aanbevolen NRS boven de VAS, zo blijkt uit de nieuwe Concept-richtlijn voor ‘Pijn bij kanker’ van het CBO: “Bij de behandeling van pijn bij patiënten met kanker wordt het gebruik van unidimensionele meetinstrumenten aanbevolen, met name ter evaluatie van het effect van de behandeling.” en “Het is aannemelijk dat voor de beoordeling van de intensiteit van de pijn de VAS en de NRS gelijkwaardig zijn” (2007). Ook in richtlijnen voor fysiotherapeuten en oefentherapeuten wordt veelal de VAS aanbevolen. Uit onderzoek van Pisters e.a. (2007) blijkt dat van alle in de richtlijnen aanbevolen meetinstrumenten de VAS het meest wordt gebruikt. Kernsets voor de paramedische praktijk Het begrip ‘kernset van meetinstrumenten’
essentieel bij effectonderzoek SYLVIA VAN DEN HEUVEL senior informatiespecialist NPi
heeft ook in de praktijk van de fysiotherapie zijn intrede gedaan. Van Peppen e.a. spreken in een artikel over de richtlijn CVA over een kernset van zeven betrouwbare responsieve en valide uitkomstmaten (2007): Motricity Index, Trunk Control Test, Berg Balance Scale, Functional Ambulation Categories, 10m looptest, Frenchay Arm Test en de Barthel Index. Zij bevelen aan om metingen te verrichten bij aanvang en aan het einde van de behandeling, vóór iedere bijeenkomst met het stroke team en drie en zes maanden na de behandeling. Als in een richtlijn een set van meetinstrumenten voor de klinische praktijk is beschreven, geeft gebruik daarvan inzicht in de effectiviteit van de behandeling ook aan patiënten, zorgverzekeraars en verwijzers. Pisters e.a. concluderen in een beschrijvend onderzoek over het gebruik van meetinstrumenten door fysiotherapeuten en oefentherapeuten: “Het daadwerkelijke gebruik van de aanbevolen meetinstrumenten uit de richtlijnen is relatief laag.”
daar in de literatuur nog onvoldoende over bekend zijn - daar onderzoek naar te doen. Ook is internationale consensus wenselijk.
De auteurs wijten dit onder meer aan het ontbreken van informatie over klinisch relevante verschillen, waardoor het interpreteren van gemeten effecten moeilijk is. De volgende stap voor de kernset van meetinstrumenten voor CVA zou daarom zijn om consensusafspraken te maken over klinisch relevante verschillen en - mocht
Supplement 44, 2004 van het Journal of Rehabilitation Medicine geeft ICF-kernsets voor chronische aandoeningen zoals RA, chronische pijn, artrose, osteoporose, chronische ischemische hartklachten en andere. Een NPi-project in het verlengde hiervan is LIMIT, het linken van ICF-termen aan meetinstrumenten.
Vaststellen van kerndomeinen Soms is een set meetinstrumenten nog niet voorhanden, maar is er wel al consensus over de belangrijkste domeinen bij bepaalde aandoeningen. Voor psoriatrische arthritis (Gladman 2007) bijvoorbeeld heeft een subgroup in OMERACT 8 consensus bereikt over zes kerndomeinen: peripheral joint activity, skin activity, pain, patient global assessment, physical function, and health-related quality of life. De ASAS heeft dat voor Bechterew gedaan (Sengupta, 2007); deze domeinen zijn pijn en stijfheid van de wervelkolom, patiënt global assessment, fysiek functioneren, ontsteking, enthesis, perifere gewrichten, ontstekingsreacties in het bloed en vermoeidheid. Initiatieven op het gebied van revalidatie zijn de kernsets van ICF-termen voor bepaalde (groepen) aandoeningen.
NPi-Databank Meetinstrumenten Voorafgaande aan consensusbijeenkomsten over kernsets van meetinstrumenten worden systematische reviews over meetinstrumenten / uitkomstmaten uitgevoerd en de gebruikte meetinstrumenten geanalyseerd. Zo diende een systematische review van Hauer (2006) voor de consensusbijeenkomsten van ProFaNE een inventarisatie van alle definities van ‘vallen’ en van de daarvoor gebruikte meetinstrumenten / uitkomstmaten. Een goed hulpmiddel voor het inventariseren van meetinstrumenten over een bepaald onderwerp is de NPi-Databank Meetinstrumenten, een referentiedatabank met zowel Nederlandsals anderstalige gegevens over meetinstrumenten, van belang voor onderzoek en de klinische praktijk op paramedisch gebied. DocOnline heeft ook een portal van andere databanken met meetinstrumenten. Aanbeveling Paramedische disciplines dienen bij het ontwikkelen van richtlijnen voor de uitkomstmaten / meetinstrumenten waar mogelijk aan te sluiten bij internationale consensusafspraken hieromtrent of bij afspraken over kernsets van domeinen. Lees het volledige artikel op www.paramedisch.org/doc/default.asp?id=1
ISSUE 1 - 2008 11
Het verstrekken van hulpmiddelen
DR. YVONNE F. HEERKENS programmaleider Classificaties en Verslaglegging NPi
Podotherapeuten maken zooltjes en nagelbeugels. Mondhygiënisten adviseren mensen bepaald producten voor het verzorgen van hun gebit en tandvlees. Ergotherapeuten voorzien de cliënten van passende hulpmiddelen voor thuis en op het werk en fysiotherapeuten zijn betrokken bij onder meer loophulpmiddelen. Paramedici zijn vaak participant in het veelal ingewikkeld verlopend verstrekkingsproces van hulpmiddelen aan cliënten. Procesbeschrijving Hulpmiddelen in acht stappen Een zorgvuldige afweging is nodig om te bepalen bij welk hulpmiddel iemand is gebaat. Daarvoor heeft het CVZ eind 2005 de Procesbeschrijving Hulpmiddelen gepubliceerd. Volgens deze beschrijving bestaat het verstrekken van een hulpmiddel uit acht stappen. De eerste stap is het moment dat een cliënt zich met een hulpvraag meldt bij de gezondheidszorg en de laatste stap het moment dat cliënt een goed werkend hulpmiddel heeft gekregen dat hij/zij weet te gebruiken en te onderhouden. De patiënt staat centraal in de beschrijving (zie schema), die daarnaast de activiteiten betreft van de verschillende erbij betrokken zorgprofessionals: de voorschrijver (veelal de arts), de orthopedisch instrumentmaker of orthopedisch schoenmaker, de ergotherapeut en/of podotherapeut die het hulpmiddel maken of aanpassen. Daarnaast de hulpverlener die met de cliënt het gebruik van het hulpmiddel oefent (bijvoorbeeld degene die het hulpmiddel heeft gemaakt) en eventueel een zorgverlener die het hulpmiddel in de dagelijkse zorg (mede) gebruikt (bijvoorbeeld iemand van de thuiszorg of een mantelzorger als het gaat om hulpmidelen zoals badhulpmiddelen en incontinentiematerialen). 12 ISSUE 1 - 2008
De procesbeschrijving leent zich voor het in kaart brengen van het verstrekkingsproces van alle soorten hulpmiddelen, van redelijk standaard tot zeer complexe. De procesbeschrijving zal in toenemende mate worden gebruikt in projecten. Het Nederlands Paramedisch Instituut is betrokken (geweest) bij twee projecten waarin dat al het geval was. De procesbeschrijving is ook voor paramedici een mooie leidraad, om inzichtelijk te krijgen bij welke stap van het proces zij betrokken zijn. Fysiotherapeuten bijvoorbeeld zullen in het proces van het voorschrijven van een voet/schoenvoorziening alleen, en dan nog zeker niet altijd, worden betrokken in de fase ‘gebruiken’, om te oefenen met het gebruik van het hulpmiddel. Ergotherapeuten werkzaam bij gemeenten in het kader van de WMO zullen voor een aantal soorten hulpmiddelen met hun cliënten het hele traject doorlopen. Met een vergrijzende bevolking, de roep om vooral thuis te kunnen blijven wonen (domotica, smart houses) en de steeds
verdergaande innovatie rond hulpmiddelen, is het zinnig om het verstrekkingsproces van hulpmiddelen gestructureerd te laten verlopen. Door in projecten de procesbeschrijving te gebruiken en ervaringen te delen, zorgt men ervoor dat het proces beter inzichtelijk wordt en dat cliënten kunnen beschikken over de voor hen optimale hulpmiddelen. Kosten van hulpmiddelen in Nederland Hulpmiddelen kunnen een voorwaarde zijn voor participatie in de samenleving. Voor cliënten is het dus erg belangrijk dat zij op tijd de juiste hulpmiddelen krijgen. Jaarlijks worden in Nederland vele miljoenen euro’s besteed aan hulpmiddelen. Volgens de Monitor Hulpmiddelen 2006 (CVZ) blijkt dat in 2003 de kosten voor hulpmiddelen ten laste van de Regeling Hulpmiddelen € 778 miljoen bedroegen (10,9% meer dan in 2002). In 2004 bedroegen ze € 794 miljoen (2,1% meer dan in 2003). In werkelijkheid zijn de kosten vele malen hoger.
Toegang tot NPi-Paramedische Databank DocOnline via abonnement De paramedische Databank DocOnline van het NPi is sinds 25 januari 2008 alleen toegankelijk voor abonnees op de NPiServicekaart en via instellingsabonnementen, zoals voor mediatheken van hogescholen en universiteiten, ziekenhuizen, revalidatiecentra, verpleeghuizen. Het beleid is het gevolg van de stopzetting van de VWS-subsidie aan het NPi. De voordelen verbonden aan de NPi-Servicekaart worden hiermee substantieel uitgebreid. Het abonnement gaf al recht op 10% korting op de NPi-cursusprijzen en op NPi-publicaties, op 30% korting bij deelname aan een NPi-congres. Daar komt dus nu de vrije toegang tot DocOnline bij. De ijzersterke voordelen van de unieke Paramedische Databank DocOnline • de enige paramedisch brede databank in Nederland; • u zoekt met Nederlandse paramedische trefwoorden, veel handiger dus dan de strikt medische termen zoals bij andere zoeksystemen; • een fraaie startpagina maakt u wegwijs in relevante databanken over de thema’s: ‘Literatuur’, ‘Protocollen / richtlijnen’, ‘Meetinstru-
menten’ en ‘Paramedisch Onderzoek’; • de ongeveer 115.000 literatuurreferenties van relevante artikelen in Nederlandse en internationale tijdschriften in de databank ‘Literatuur’; • de databank ‘Protocollen’ met zo’n 2.500 beschrijvingen van inhoudelijke, procesmatige, mono- en multidisciplinaire protocollen en richtlijnen op paramedisch terrein; • de databank ‘Meetinstrumenten’ met informatie over momenteel circa 450 meetinstrumenten voor paramedische zorg, zoals vragenlijsten, observatielijsten en antropometrische meetinstrumenten. Heeft u nog geen NPiServicekaart neem dan nu een abonnement. U kunt zich aanmelden via de website van het NPi: www.paramedisch.org bij Servicekaart. Groepskortingen vanaf 15 tot 30% zijn mogelijk.
Bij de volgende cursussen die in de komende periode plaatsvinden zijn nog plaatsen beschikbaar: Basiscursus Psychogeriatrie 7 en 8 maart
26 en 27 mei
Aspecifieke lage-rugklachten 20 en 21 juni
Doelmatigheid: een kosteneffectieve aanpak. Extra handvat in overleg met zorgverzekeraars 28 mei
Chronische vermoeidheid en fibromyalgie 13 en 14 juni
40+cursus voor fysiotherapeuten met minimaal 15 jaar praktijkervaring 30 mei
Waarnemen en behandelen vanuit een sensomotorisch perspectief 14, 15, 28 en 29 maart
Myofasciale pijn: diagnostiek en behandeling van myofasciale triggerpoints 30 en 31 mei
Biofeedback 30 en 31 mei
Hart- en longtransplantaties 5 en 6 juni
Ontspanning 4 en 5 april, 16 en 17 mei, 14 juni
Hydrotherapie in de orthopedie en reumatologie 6 en 7 juni
Weekcursus 'Preventie en gezondheid' 5 - 10 mei
Alle informatie over deze cursussen treft u aan op: www.paramedisch.org onder Cursussen
VOOR PARAMEDICI EN ANDERE PROFESSIONALS IN EN BUITEN DE GEZONDHEIDSZORG
Toepassingsmogelijkheden van de multiprofessionele ‘international classification of functioning, disability and health’ (ICF) ICF-experts dr. Y.F. Heerkens en dr. C.D. van Ravensberg schreven een praktisch boek over de ICF. Ze geven antwoord op vele vragen over het gebruik van de ICF: Wat kun je nu precies met de ICF in de praktijk? Helpt de ICF bij het afnemen van de anamnese en de
Lichaamsbewustwording en stressmanagement
communicatie met de patiënt / cliënt? Is de ICF te gebruiken bij verslaglegging in de dagelijkse praktijk? Hoe verhouden meetinstrumenten zich tot de ICF? Wat is de meerwaarde van ICFbegrippen bij het genereren van managementinformatie en in
wetenschappelijk onderzoek? Door zijn opbouw is het boek ook bijzonder geschikt voor de paramedische en andere gezondheidszorgopleidingen. BESTELLINGEN De prijs van het boek bedraagt € 32,-. Voor NPi-Servicekaartabonnees is de prijs € 29,-. Bestellen is mogelijk via de NPi-shop op www.paramedisch.org.
ISSUE 1 - 2008 13
Een praktijkdemonstratie bij de Vervolgmoduul COPD.
LEO HAGENAARS
HANS BULT
fysiotherapeut/adviseur onderwijsontwikkeling & onderwijsuitvoering / cursusleider basismoduul 1 beweegprogramma’s
fysiotherapeut/cursusleider/ coördinator van de NPi-modulen van de beweegprogramma’s
Wanneer competent om KNGFBeweegprogramma’s te begeleiden? Bewegen staat eindelijk op de kaart. Bewegen als remedie voor tal van gezondheidsproblemen. Ook fysiotherapeuten - als professionals op het gebied van bewegen met name als er sprake is van (dreigende) pathologie - zijn gepakt door het thema. Gevolg: de belangstelling voor scholing in de beweegprogramma’s is in 2007 sterk gestegen. Scholing van fysiotherapeuten in de KNGFBeweegprogramma’s organiseert het NPi al sinds het voorjaar van 2005. Fysiotherapeuten hebben behalve belangstelling, veel vragen over de beweegprogramma’s die het Nederlands Paramedisch Instituut aanbied. Begeleiding moet voldoen aan de daaraan door de beroepsgroep van fysiotherapeuten (KNGF) gestelde normen. Deze scholing bestaat per doelgroep cliënten uit een basismoduul en een vervolgmoduul. Op korte termijn zijn er vervolgmodulen voor vijf verschillende patiëntengroepen: mensen met COPD, mensen met Diabetes Mellitus (type 2), mensen met Coronaire hartaandoeningen, mensen met Artrose en vanaf het najaar van 2008 voor mensen met Osteoporose. Basismoduul Beweegprogramma’s De basismoduul bestaat uit twee delen. Deel 1 omvat fundamentele thema’s als menselijk bewegen, menselijke gezondheid, menselijke perceptie, autonomie, gedrag en gedragsverandering. Persoonseigen factoren waarmee en sociale contexten waarbinnen mensen met een chronische aandoening of ziekte functioneren passeren de revue. Fysiotherapeutische werkwijzen en strategieën worden uitvoerig besproken. Dit alles om mensen met een chronische aandoening behulpzaam te kunnen zijn bij het waardevol en zinvol invulling geven aan hun leven. In Deel 2 van de basismoduul komen aspecten van de intake en inspanningsfysiologische elementen van het beweegprogramma in theorie en praktijk aan bod. Inspanningsfysiologie en trainingsleer zijn de centrale thema’s. In de vervolgmodulen komen de specifieke aspecten van het ziektebeeld, de trainbaarheid, de intake en de praktische invulling van het beweegprogramma per doelgroep aan de orde. Balans tussen voorschrijvend of uitnodigend begeleiden van mensen met een aandoening Zowel voor de fysiotherapeut als voor de deelnemer aan de programma’s moet de doelstelling van het beweegprogramma helder zijn. Het expliciet formuleren en bediscussiëren van deze doelstelling gebeurt op de eerste dag van de basismoduul. Aan het einde van het beweegprogramma moet de cliënt in staat zijn om met de opgedane bewegingservaringen keuzes te maken. 14 ISSUE 1 - 2008
Keuzes voor sportief bewegen, bewegen dat hem brengt aan de grenzen van zijn kunnen en dat op de een of andere wijze plezierig is. Van de begeleidende fysiotherapeut wordt verwacht dat hij in staat is om de deelnemer in dit proces adequaat te begeleiden. Het zoeken naar de balans tussen voorschrijvend optreden en uitnodigend optreden op het terrein van bewegen van mensen met een aandoening die veelal negatief wordt geassocieerd met bewegen is complex en is in feite het wezen van fysiotherapeutische hulpverlening. Een voor de fysiotherapeut kenmerkende beroepstaak! Beweegprogramma’s vragen specifieke kennis en competenties van fysiotherapeut De fysiotherapeut-begeleider heeft vele bekwaamheden nodig om een beweegprogramma verantwoord te kunnen uitvoeren. Kennis hebben van de doelgroep betreft aspecten als: • gedrag en gedragsbeïnvloeding • autonomie en ethiek • ziekteleer • ketenzorg • specifieke trainingsleer • groepsdynamica en didactiek • meten en testen • acquisitie van deelnemers en de organisatie van het beweegprogramma. Van de fysiotherapeut-begeleider wordt gevraagd deze kennis in het kader van het beweegprogramma geïntegreerd toe te passen. In overleg met het KNGF is het scholingstraject van de beweegprogramma’s kort gehouden (vijf dagen per beweegprogramma). Gevolg hiervan is wel dat er een hoog ingangsniveau per beweegmoduul wordt gevraagd. Dit niveau wordt getoetst via gerichte thuisstudie, opdrachten en ingangtoets(en). Het verdient aanbeveling om als fysiotherapeut enige zelfreflectie toe te passen alvorens te starten met deze scholing. Er is veel voor nodig om een beweegprogramma voor mensen met een chronische aandoening succesvol te begeleiden. WANNEER WELKE SCHOLING? ZIE WWW.PARAMEDISCH.ORG