logoocw
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag
Den Haag
Ons kenmerk
13 februari 2007
BVE/I&I/2007/3891
Onderwerp
Voortijdig schoolverlaten
1. Inleiding In deze brief vindt u de laatste cijfers over voortijdig schoolverlaten, gebaseerd op het onderwijsnummer. Deze cijfers tonen een daling van het aantal voortijdig schoolverlaters. Met de registratie via het Basisregister Onderwijsnummer (BRON) is voor het eerst een volledige en betrouwbare registratie mogelijk van voortijdig schoolverlaten. Het is een solide en valide registratie, die aansluit bij de bekostigingsgegevens. De registratie vervangt de oude RMC-registratie als bron van beleidsinformatie. Met de registratie via het onderwijsnummer kom ik mijn toezegging na om een volledige en betrouwbare registratie van spijbelen en voortijdig schoolverlaten (vsv) te ontwikkelen (“Aanval op de uitval”, Kamerstukken II, 2005-2006, 26 695, nr. 32) en mijn toezegging om uw Kamer te informeren over de analyse van de meeste geschikte informatiebron voor beleidsinformatie aan uw Kamer over voortijdig schoolverlaten (Kamerstukken II, 2006-2007, 26 695, nr. 36). Met deze registratie worden ook de leerplichtambtenaar, de RMC-medewerker en de hulpverlening op lokaal niveau optimaal bediend, zodat ze tijdig en slagvaardig actie kunnen ondernemen voor de jongeren om wie het gaat. Ook kan een sluitende registratie en een goede informatie-uitwisseling de samenwerking tussen instanties op lokaal niveau bevorderen. En een betere samenwerking draagt bij aan een betere preventie van voortijdig schoolverlaten. In deze brief vindt u de laatste cijfers over voortijdig schoolverlaten en een overzicht van de bronnen waarop de cijfers gebaseerd zijn, inclusief BRON. De cijfers laten een daling in het aantal vsv’ers zien. Ze maken echter ook heel duidelijk dat we de komende jaren moeten doorgaan op de ingeslagen weg. Tot slot van deze brief schets ik daarom de uitgevoerde en voorgenomen maatregelen om de registratie en begeleiding van spijbelaars en voortijdig schoolverlaters te verbeteren.
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl E
blad 2/8
2. Actuele ontwikkeling van voortijdig schoolverlaten Lissabondoelstellingen: 50% reductie in 2010 De aanpak van voortijdig schoolverlaten staat al sinds ‘Lissabon’ 1 (2000) hoog op de maatschappelijke en politieke agenda. Eén van de Lissabondoelstellingen is dat het aantal voortijdige schoolverlaters in 2010 met de helft is teruggebracht ten opzichte van 2000. In Nederland hebben we deze doelstelling iets aangepast: het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters moet in 2010 gehalveerd zijn ten opzichte van 2002. Onder voortijdig schoolverlaters verstaan we: jongeren van 12 tot 23 jaar die langer dan vier weken geen onderwijs hebben gevolgd en nog geen diploma op startkwalificatieniveau hebben behaald (mbo-niveau 2, havo of vwo). Drie doelen, drie bronnen Het voortijdig schoolverlaten wordt op drie verschillende manieren geregistreerd. Er zijn dus ook drie gegevensbronnen, die elk een eigen doel hebben: 1. De Enquête Beroepsbevolking (EBB) van het CBS. Deze cijfers gebruiken we om de Nederlandse vsv-cijfers in Europees verband te presenteren. Het percentage voortijdige schoolverlaters van 18 tot 24 jaar ten opzichte van het totale aantal jongeren in deze leeftijdscategorie laat zien hoever Europa is met de Lissabon-doelstellingen. Dit percentage is voor Nederland gedaald van 15,5% in 2000 tot 12,9% in 2006. 2. De RMC-registraties (RMC staat voor regionale meld- en coördinatiefunctie). Deze gegevens zijn gebaseerd op meldingen van scholen. Gemeenten gebruiken ze om spijbelaars en voortijdig schoolverlaters weer op school of op een leerwerkplek te krijgen. De registraties maken duidelijk hoeveel voortijdig schoolverlaters (12 tot 23 jaar) er in een schooljaar bijkomen. De cijfers van de 39 RMC-regio’s samen geven het landelijke cijfer. 3. De IBG-registratie op basis van het onderwijsnummer (BRON). Sinds kort gebruiken we het landelijke Basisregister Onderwijs (BRON, beheerd door de IB-Groep) om het landelijk aantal nieuwe vsv’ers (12 tot 23 jaar) gedurende een schooljaar te berekenen. In BRON bevinden zich inschrijvingsgegevens op onderwijsnummer. Het onderwijsnummer is inmiddels ingevoerd in het voortgezet onderwijs (per schooljaar 2004-2005) en in het middelbaar beroepsonderwijs (per schooljaar 2006-2007). In bijlage 1 is een beschrijving opgenomen van de berekeningswijze van het voortijdig schoolverlaten op basis van BRON. Deze brief gaat over de overstap van de RMC-registratie naar BRON als gegevensbron voor de landelijke ontwikkeling in het aantal vsv’ers.
1
In 2000 hebben de Europese regeringsleiders in Lissabon afgesproken dat de Europese economie in 2010 tot de wereldtop moet behoren. Nederland wil dan binnen Europa een toonaangevende kennissamenleving zijn.
blad 3/8
Ontwikkeling VSV: alle cijfers tonen een lichte daling Op basis van bovenstaande informatiebronnen ontwikkelt de omvang van het voortijdig schoolverlaten zich als volgt: Bron: Nieuwe vsv’ers, volgens RMC-registratie Nieuwe vsv’ers, volgens BRON
2002
2003
2004
2005
2006
2010 (streefcijfer:)
71.000
64.000
64.000
57.000
56.000
35.000
63.000
57.000
35.000
Toelichting op de tabel: • de jaartallen corresponderen met het Nederlandse referentiejaar (2002), de jaren waarover RMCgegevens beschikbaar zijn (2002 t/m 2006) en het eindjaar in het Lissabonproces (2010); • de cijfers voor 2006 zijn voorlopig, een kleine correctie kan nog plaatsvinden. Definitieve cijfers worden vermeld in het komende Jaarverslag van OCW over 2006. De cijfers in de tabel laten zien dat het aantal voortijdig schoolverlaters volgens BRON daalt. De daling van het aantal nieuwe vsv’ers op basis van de RMC-gegevens stagneert in 2006. Daar is echter een goede verklaring voor. Sinds 2006 doen 18 gemeenten (waaronder de G4) mee aan een pilot waarbij de gemeenten gegevens uit BRON via de IB-Groep kunnen koppelen aan de eigen RMC-registratie, om op die manier gegevens op juistheid en volledigheid te controleren. Uit deze pilot is gebleken dat deze werkwijze leidt tot een vollediger gemeentelijke registratie, waardoor er in 2006 een groter deel van de voortijdige schoolverlaters is meegeteld dan in 2005. Een vollediger registratie leidt zo tot een ogenschijnlijke stagnatie in het aantal nieuwe vsv’ ers volgens RMC, terwijl er volgens de betrouwbare gegevens uit BRON wel sprake is van een daling. In de cijfers werken de effecten nog niet door van de aanvullende maatregelen uit de werkagenda van ‘Aanval op de uitval’ (2006). Zo heb ik in 2006 convenanten afgesloten met 14 gemeenten met het hoogste aantal vsv’ers. Dat moet in 2007 leiden tot 10% minder nieuwe en oude vsv’ers. Dat zijn achtduizend leerlingen. Verder heb ik voorgesteld om komend schooljaar (2007-2008) de kwalificatieplicht tot de 18e verjaardag in te voeren. Dat scheelt dertienduizend voortijdige schoolverlaters. Het wetsvoorstel daarvoor wordt nu behandeld door uw Kamer. Andere voorbeelden van in gang gezette maatregelen zijn de versterking van de voor- en vroegschoolse educatie, de uitbreiding van de begeleiding van zorgleerlingen in het mbo en de werving van extra stageplaatsen. Een volledig overzicht van maatregelen is opgenomen in ‘Aanval op de uitval’. De cijfers maken duidelijk dat scholen, werkgevers, zorginstellingen (JONG) en andere betrokkenen gezamenlijk nog een grote inspanning moeten leveren. Gemeenten hebben daarbij een belangrijke, coördinerende rol.
blad 4/8
Basisregister Onderwijs (BRON) als beste bron voor landelijke beleidsinformatie De bovenstaande tabel laat zien dat het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters volgens BRON hoger ligt dan volgens de RMC-registratie. De belangrijkste oorzaak is de onvolledigheid van de RMCregistraties: niet alle scholen melden alle voortijdig schoolverlaters aan bij gemeenten. De registratie in BRON brengt dus meer voortijdig schoolverlaters in beeld. In bijlage 1 vindt u een gedetailleerde toelichting op het verschil. Zoals toegezegd heb ik een externe analyse laten uitvoeren naar de gegevensbron die het meest geschikt is voor beleidsinformatie aan uw Kamer. De volledige analyse is opgenomen in bijlage 2. Op grond van deze analyse wil ik het aantal vsv’ers met ingang van 2007 berekenen op basis van BRON. Daarvoor heb ik de volgende redenen: • De cijfers zijn betrouwbaar, tijdig en volledig. De IB-Groep gebruikt de bekostigingsgegevens op de teldatum 1 oktober. De accountant controleert deze telling. • De vsv-problematiek komt veel beter in beeld. BRON kan via het onderwijsnummer gekoppeld worden aan bestanden als het GBA, CWI en het Sociaal Statistisch Bestand van het CBS. Dat maakt een goede analyse van de problematiek mogelijk, die weer aan de basis ligt van een gerichte aanpak. Hiermee kom ik tegemoet aan de behoefte van uw Kamer aan betrouwbare totaalcijfers én meer achtergrondinformatie. In bijlage 1 vindt u een voorbeeld van zo’n kwalitatieve analyse, • De administratieve lasten worden beperkt. We kunnen de rapportageverplichting van RMCgemeenten aan OCW aanzienlijk reduceren. De registratie in BRON is een belangrijke stap naar de sluitende registratie die is bepleit in Operatie JONG. 3. Naar een sluitende registratie en begeleiding van voortijdig schoolverlaters In de vorige paragraaf heb ik beargumenteerd dat BRON de meest geschikte informatiebron is voor landelijke beleidsinformatie. Dat is echter iets anders dan de individuele informatie die gemeenten nodig hebben over (potentiële) vsv’ers om hun wettelijke taak uit te voeren: handhaving van de leerplicht en trajectbegeleiding van voortijdig schoolverlaters. Om te komen tot een sluitende registratie en begeleiding van individuele jongeren die spijbelen en voortijdig de school verlaten, heb ik in 2006 onderzoek laten verrichten door Regioplan (bijlage 3) en het Expertisecentrum (bijlage 4). Hieronder ga ik achtereenvolgens kort in op de bestaande knelpunten zoals die uit de onderzoeken naar voren komen, de gewenste situatie en de stappen die gezet moeten worden om de gewenste situatie te bereiken.
blad 5/8
Knelpunten: gebrek aan zorgvuldigheid, samenwerking en professionaliteit Uit het Regioplan-onderzoek blijkt: • Scholen melden spijbelen en voortijdig schoolverlaten niet altijd volledig en tijdig aan gemeenten. Acties als ‘leerling in zicht’, ‘handhaven op niveau’ en de eerdergenoemde ‘pilot IBG-route’ hebben zeker verbetering gebracht. • Gemeenten zijn veel tijd kwijt aan administratie. Tijd die beter gestoken kan worden in de begeleiding van spijbelaars en voortijdig schoolverlaters. • De leerplichtambtenaar en de RMC-functionaris stemmen hun werk niet altijd goed op elkaar af. Terwijl spijbelen op jonge leeftijd vaak een voorbode is van voortijdige schooluitval op latere leeftijd. Een betere samenwerking kan dus bijdragen aan preventie van voortijdig schoolverlaten. • De gemeentelijke leerplichtinstanties en de RMC-functies kunnen hun werk professioneler uitvoeren. Zo zouden zij kunnen zorgen voor een uitwisseling van effectieve maatregelen op lokaal en regionaal niveau. Daarnaast beschikken bijvoorbeeld niet alle leerplichtambtenaren over een opsporingsbevoegdheid. Ik wil graag opmerken dat er grote verschillen zijn op lokaal niveau. Er zijn gemeenten waar scholen, leerplicht, RMC en andere instanties uitstekend samenwerken. Andere gemeenten en scholen zijn minder ver. Regioplan beveelt dan ook aan om het toezicht op de lokale en regionale ‘keten’ aan te laten sluiten bij het Integraal Toezicht Jeugdzorg (ITJ). Dat ITJ wordt op dit moment ontwikkeld. Gewenste situatie: ‘een geoliede machine‘ Ik streef naar een sluitende registratie en goede begeleiding van spijbelaars en voortijdige schoolverlaters. De verantwoordelijkheden van scholen, gemeenten en andere partijen blijven gelijk, maar de uitvoering zal sterk worden verbeterd. De RMC- en leerplichtadministraties worden daarvoor zoveel mogelijk geïntegreerd tot één gemeentelijke administratie. Die wordt gevoed door één digitaal loket (via BRON). Daarmee komt op termijn een einde aan de RMC-registratie in de huidige vorm. Het Expertisecentrum (HEC) heeft een haalbaarheidsonderzoek gedaan naar de mogelijkheid van één digitaal loket. Scholen zenden volgens dit model hun informatie over hun vsv’ers naar één loket, van waaruit die informatie gecorrigeerd en verrijkt wordt doorgeleid naar de juiste gemeente, die vervolgens actie kan ondernemen. De schema’s op de volgende pagina maken de voordelen hiervan zichtbaar.
blad 6/8
huidige registratiewijze
VO-instelling
BVEinstelling
Overig
Woongemeente
OnderwijsOnderwijsinspectie inspectie
OCW
IBG-Groep
beoogde registratiewijze
VO-instelling
BVE-instelling
RMC
Digitaal Loket (BRON)
Andere betrokkenen als •
Jeugdzorg
•
CWI
•
Openbaar ministerie
•
Spijbelrechter
Woongemeenten: RMC Leerplicht
Overig
OCW
Nu lopen er talloze informatielijnen tussen scholen, woongemeenten van jongeren en andere instanties. Straks is er één digitaal loket waaraan scholen, via het onderwijsnummer van spijbelaars en
blad 7/8
voortijdig schoolverlaters, gegevens kunnen toevoegen en waaruit gemeenten deze informatie kunnen onttrekken. Dit betekent een forse beperking van administratieve lasten voor scholen en gemeenten. Het gemeentelijke toezicht op de naleving van de leerplicht en de RMC-functie worden zoveel mogelijk geïntegreerd. Het resultaat is dat gemeenten deze jongeren effectiever kunnen begeleiden. Maatregelen om gewenste situatie te bereiken Om de gewenste situatie te bereiken gebruik ik de goede ervaringen met acties als ‘Handhaven op niveau’, de ‘pilot IBG-route’ (zie bijlage 4) en het project ‘Integrale aanpak schoolverzuim’ van het ministerie van Justitie als vertrekpunt. Mede op grond van deze ervaringen en de uitkomsten van de knelpuntenanalyse heb ik de volgende acties in gang gezet: • In 2006 heb ik alle scholen in het voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs opdracht gegeven nauwgezet de wettelijke bepalingen uit te voeren over signaleren, registreren en melden van spijbelen en voortijdig schoolverlaten. Ik heb de onderwijsinspectie gevraagd het toezicht hierop te verscherpen. • Er komt één digitaal loket (via BRON) voor registratie van spijbelaars en voortijdig schoolverlaters. Op korte termijn starten enkele pilots. De IB-Groep, gemeenten en scholen in het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs voeren de pilots in nauwe samenwerking uit. Op basis van de uitkomsten van de pilots wordt het model vervolgens landelijk uitgerold. Nadat het onderwijsnummer ook in het primair onderwijs is ingevoerd, kunnen ook de basisscholen volgen. Zowel Ingrado als VNG zijn betrokken en staan positief tegenover deze ontwikkeling. • Vanaf 2007 komt bij de invoering van de kwalificatieplicht extra geld beschikbaar om de gemeentelijke uitvoering van de leerplicht/kwalificatieplicht te ondersteunen. Het gaat om een bedrag van 5,8 miljoen euro in 2007, oplopend tot 13 miljoen euro vanaf 2008. Met de VNG en Ingrado maak ik op korte termijn afspraken over een effectieve inzet van dit geld. Daarnaast ondersteun ik de aanpak van Ingrado voor regionalisering van de leerplicht. • Toezichthouders op het terrein van jeugd werken samen in het programma Integraal Toezicht Jeugdzaken (ITJ). Ik zal de ITJ-toezichthouders advies vragen over de aanbeveling om nader toezicht te houden op de keten van signaleren, registreren, melden en begeleiden van spijbelaars en voortijdig schoolverlaters op lokaal niveau. 4. Tot slot In ‘Aanval op de uitval’ heb ik voortijdige schoolverlaters een gezicht gegeven. Het gaat om jonge mensen die buiten spel staan of daar een groot risico op lopen. We willen deze jongeren de kansen bieden die ze nodig hebben om succesvol deel te nemen aan de samenleving. Alleen al daarom moeten scholen elke (potentiële) uitvaller tijdig signaleren, aanmelden en registreren, zodat de betrokken partijen gericht en tijdig actie kunnen ondernemen. Om dat proces te verbeteren, komt er – op basis van het onderwijsnummer – één digitaal loket voor de melding en registratie van voortijdig schoolverlaten. Daarmee krijgen scholen, zorginstellingen, gemeenten en het OM een instrument waarmee ze gezamenlijk voortvarend het voortijdig schoolverlaten kunnen aanpakken. Daarnaast bevorderen we met het digitale loket een tijdige en volledige registratie – op basis van het onderwijsnummer – en verminderen we de administratieve lasten bij scholen en gemeenten.
blad 8/8
Landelijke beleidsinformatie zal voortaan ook op basis van BRON worden gegenereerd. Ik kan uw Kamer daarmee betrouwbaarder informatie over de ontwikkelingen in de aantallen vsv’ers én meer achtergrondinformatie bieden. De doelstelling van maximaal 35.000 nieuwe schoolverlaters in 2010 blijft daarbij overigens onverminderd van kracht. Ik heb u met deze brief op hoofdlijnen willen informeren over mijn voornemen om voortaan het aantal nieuwe voortijdige schoolverlaters te registreren op basis van BRON. In de bijlagen treft u meer gedetailleerde informatie aan. Desgewenst ben ik uiteraard ook bereid om voor uw Kamer een technische briefing te organiseren over dit onderwerp.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Maria J.A. van der Hoeven
Bijlagen: 1. Factsheets Voortijdig Schoolverlaten; 2. ‘Audit over het gebruik van de informatiebronnen voortijdig schoolverlaten’, Deloitte & Touche, november 2006; 3. ‘Handhaving leerplichtwet en RMC-functie’, Regioplan, november 2006; 4. ‘Eén meld- en registratiepunt voor leerplicht en voortijdig schoolverlaten’, Het Expertise Centrum, november 2006 5. ‘Evaluatie eindrapportage pilot RMC’, Informatie Beheer Groep, 2006