Bijlage 1
Artikel
1.
2.
3.
5
Maatstaven van heffing en tarieven
De leges worden geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel. Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het nemen van een projectuitvoeringsbesluit als bedoeld in artikel 2.10 van de Crisis- en herstelwet bedraagt het tarief de som van de bedragen die op grond van deze verordening verschuldigd zouden zijn voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning, ontheffing, vrijstelling of enig ander besluit in het kader van de ontwikkeling en verwezenlijking van het project, voor zover het projectuitvoeringsbesluit strekt ter vervanging van deze besluiten, zoals bedoeld in artikel 2.10, derde lid, van de Crisis- en herstelwet . Voor de berekening van de leges wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.
W¡jze van heffing 6 De leges worden geheven door middel van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel, nota of andere schriftuur Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.
Artikel
Artikel
7
2.
ln afwijking van artikel 9 , eerste lid, van de lnvorderingswet 1990 moeten de leges worden betaald ingevalde kennisgeving als bedoeld in artikel6: a. mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving; b. schriftelijk wordt gedaan, op het moment van uitreiken van de kennisgeving, dan wel in geval van toezending daarvan, binnen 21 dagen na de dagtekening van de kennisgeving De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.
1.
Termijnen van betaling
ArtikelS
Kwijtschelding Bijde invordering van de leges wordt geen kwijtschelding verleend
Artikel
9
2.
Gehele of gedeeltelijke vermindering of teruggaaf van leges voor een in de bij deze verordening behorende tarieventabel omschreven dienst wordt verleend overeenkomstig een met betrekking tot die dienst in die tarieventabel opgenomen bepaling. Voor de toepassing van artikel 28, vierde lid, van de lnvorderingswet 1990 wordt de teruggaaf van leges, bedoeld in het eerste lid, aangemerkt als een vermindering van de belastingaanslag.
Artikel
l0
1.
Vermindering of teruggaaf
Overdracht van bevoegdheden
Het college is bevoegd tot het wijzigen van deze verordening, indien de wijzigingen: a. van zuiver redactionele aard zi)n; b. een tariefsverlaging betreffen; c. een gevolg zijn van nieuwe of gewijzigde rijksregelgeving die in werking treedt binnen drie maanden na de officiële bekendmaking van de inwerkingtreding ervan in het Staatsblad of de Staatscourant en het de volgende hoofdstukken of onderdelen van titel I van de tarieventabel betreft: 1. onderdeel '1.1.8 (akten burgerlijke stand); 2. 1.2 Hoofdstuk 2 Reisdocumenten en Nederlandse identiteitskaart; 3. 1.3 Hoofdstuk 3 Rijbewijzen; 4. onderdeel 1.4.5 (papieren verstrekking uit basisregistratie personen); 5. 1.6 Hoofdstuk 6 Verstrekkingen op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens; 6. onderdeel 1.9 1.1 (verklaring omtrent het gedrag); 7. 1.15 Hoofdstuk 15 Kansspelen; een en ander voor zover met deze wijzigingen niet reeds bij het vaststellen of latere wijziging van deze verordening bij raadsbesluit rekening is gehouden.
Artikel
11
Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de leges.
Gemeente Peel en Maas
189412015t691604
Pagina 2 van 3
Artikel
12
Overgangsrecht
De Legesverordening Peel en Maas van l6 december 2014, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 13 tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande datzij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben
1
voorgedaan. lndien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in artikel 13, tweede lid, opgenomen datum van ingang van de heffing, blijft de in het eerste lid genoemde verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover de heffing van de leges hiervoor in die periode plaatsvindt.
2
Artikel
l3
2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016.
Artikel
14
lnwerkingtreding
Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Legesverordening Peel en Maas
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van: 15 december 2015 De raad van de gemeente Peel en Maas,
G. Joosten
de voorzitter W.J.G
o
Bijlagen o Tarieventabel behorende bij de Legesverordening Peel en Maas
Gemeente Peel en Maas
189412015t691604
Pagina 3 van 3
Bijlage 2
1.4.2.1
Voor de toepassing van dit hoofdstuk, met uitzondering van de onderdelen 'l .4.3 en 1 .4.4, wordt onder één verstrekking verstaan één of meer gegevens omtrent één persoon waarvoor de basisregistratie personen moet worden geraadpleegd. Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van gegevens, per verstrekking
1.4.2.2
tot het afsluiten van een abonnement op het verstrekken van gegevens gedurende de periode van één jaar:
1.4.2.2.1
voor 10 Vm 1.000 verstrekkingen met een toeslag per verstrekking van voor 1.001 Vm 10.000 verstrekking met een toeslag per verstrekking van voor meer dan 10.000 verstrekk¡ngen
1.4.1
1.4.2
1.4.2.2.2 1.4.2.2.3
met een toeslag per verstrekking van 1.4.2.3
1.4.3
1.4.4.2
tot het afsluiten van een abonnement op het verstrekken van gegevens gedurende de periode van één jaar:
'l.4.4.2.1
voor 10 Vm 1.000 verstrekkingen met een toeslag per verstrekking van voor 1.001 Vm 10.000 verstrekkingen met een toeslag per verstrekking van voor meer dan 1 0.000 verstrekk¡ngen met een toeslag per verstrekking van ln añntijking van het bepaalde in de onderdelen 1.4.2.1 en 1.4.4.'l bedraagt het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag via het Eloket (digitale aanvraag) tot het verstrekken van gegevens van de aanvraqer, per verstrekkinq ln añrijking van de voorgaande onderdelen bedraagt het tarief voor het in behandel¡ng nemen van een aanvraag tot het schriftelijk verstrekken van gegevens bedoeld in artikel 17, tweede lid, van het Besluit basisreqistratie personen
1.4.4.2.3 1.4.5
1.4.6
78,66
79,47
1,26
1,27
728.66
729,47
0,61
0,62
3.828,66 0,30
3.929,47 0,30
1.4.2.2.3 Voor de toepassing van onderdeel 1.4.4 wordt onder één verstrekking verstaan één of meer gegevens omtrent één persoon die niet zijn opgenomen in de basisregistratie personen. Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van gegevens: per verstrekking
1.4.4.2.2
10,00
tot het afsluiten van een abonnement op het [wekelijks] verstrekken van een opgave van verhuizingen binnen de gemeente, vertrekken uit de gemeente en vestigingen in de gemeente, conform 1 .4.2.2.1, 1 .4.2.2.2,
1.4.4.1
1.4.4
10,00
1.5
Hoofdstuk 5 Gereserveerd
1.6
Hoofdstuk 6 Verstrekkingen op grond van Wet bescherming persoonsgegevens
1.6.1 .'l
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een bericht als bedoeld in artikel 35 van de Wet bescherming persoonsgegevens: bij verstrekking op papier, indien het afschrift bestaat u¡t:
10,00
10,00
78,66
75.47
1,26
1,27
728,66
729,47
0,61
0,62
3.828,66 0,30
3.929,47 0,30
7,00
77.25
7,50
0,23
0,23
ten hoogste 100 pagina's, per pagina met een maximum per bericht van meer dan 100 pagina's
5.00
5,00
17,50
17,75
1.6.1.2
bij verstrekking anders dan op papier
5,00
5,00
1.6.1.3
dat bestaat uit een afschrift van een, vanwege de aard van de verwerking, moeilijk toegankelijke gegevensvenverkirrg
17,50
17,75
't.6.2
lndien voor hetzelfde bericht op grond van de onderdelen 1.6.1.1,1.6.1.2 en 1.6.1.3 meerdere vergoedingen kunnen worden gevraagd, wordt slechts de hoogste qevraaqd. Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een vezet als bedoeld in artikel 40 van de Wet bescherm inq persoonsqeqevens
4,50
4,50
1.6.1 .1 .1
1.6.1.1.2
1.6.3
't.7
Hoofdstuk 7 Verstrekking van bestuursstukken
1.7.1
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van:
1.7.1.1
een afschrift van de gemeentebegroting een afschrift van de gemeenterekening
20,20
20,40
20,20
20,40
een afschrift van het burgerjaarverslag
20,20
20,40
0,30 0,30
0,30
33,30
33,60
0,30
0,30
0,30
0,30
'l.7.1.2
1.7.2.1
Het tar¡ef bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag: tot het verstrekken van
1.7.2.1.1
een afschrift van het verslag van een raadsvergadering, per pagina
1.7.2.1.2
een afschrift van de stukken behorende bij een raadsvergadering, per pagina
1.7.2.2
tot het afsluiten van een abonnement voor een kalenderjaar:
1.7.2.2.1
op de agenda, stukken en verslagen van de raadsvergaderingen
1.7.3
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag: tot het verstrekken vân
1.7.2
1.7.3.1
een afschrift van het verslag van een vergadering van een raadscommissie, per pagina een afschrift van de stukken behorende bij een vergadering van een raadscommissie, per pagina 1.7.3.2
tot het afsluiten van een abonnement voor een kalenderjaar:
0,30
1.7.3.2.1
op de agenda, stukken en verslagen van de vergaderingen van een raadscommiss¡e
1.7.4 1.7.4.1
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van: een afschrift van een niet nader in deze tarieventabel omschreven verordening, per pagina
1.8
Hoofdstuk 8 Verstrekking van overige informatie en documenten (papier en digitaal)
1.8.1
33,30
33,60
0,30
0,30
1.8.1.1
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van kaarten, plots of afdrukken van de G.B.K.N.-Zuid per kaarVploVafdruk: van A4-formaat, landelijk gebied
16,75
16,90
1.8.1 .2
van A4-formaat, stedelijk gebied, schaal < 1:2000
16,75
16,90
1-8.1.3
van A4-formaat, stedelijk gebied, schaal > 1:2000
24,25
24,50
1.8.1.4
van A3-formaat, landelijk gebied, schaal < 1:2000
16,75
16,90
1.8.1.5
van A3-formaat, landelijk gebied, schaal > 1:2000
24,25
24,50
1.8.1.6
van A3-formaat, stedelijk gebied, schaal < 1:500
16,75
16,90
1.8.1 .7
van A3-formaat, stedelijk gebied, schaal tussen 1:500 en 'l :2000
24.25
24.50
van A3-formaat, stedelijk gebied, schaal > l:2000
24,25
24,50
van A2-formaat, landelijk gebied, schaal < 1:500
16,75
16,90
van A2-formaat, landelijk gebied, schaal tussen 1:500 en 1:2000
24,25
24,50
1.8.1.11
van A2-formaat, landelijk gebied, schaal > 1:2000
24,25
24,50
1.8.1.12
van A2-formaat, stedelijk gebied, schaal < 1:500
24,25
24,50
1.8.1.13
van A2-formaat, stedelijk gebied, schaal tussen 1:500 en 1:2000
24,25
24,50
1.8.1.14
van A2-formaat, stedelijk gebied, schaal > 1:2000 van A1-formaat, landelijk gebied, schaal < 1:500
24,25
24,50
24,25
24,50
van Al-formaat, landelijk gebied, schaal tussen 1:500 en 1:2000
24,25
24,50
van A1-formaat, landelijk gebied, schaal > 1:2000
24,25
24,50
1
.8.1 .8
1.8.'t .9 I .8.1
.1
0
1.8.1 .15 1
.8.1 .1 6
1.8.1.17 1
.8.'t
.1
8
van A1-formaat, stedelijk gebied, schaal < 1:500
24,25
24,50
1
.8.1 .1
I
van A1-formaat, stedelijk gebied, schaal tussen 1:500 en 1:2000
24,25
24,50
1.8.1.20
van A1-formaat, stedelijk gebied, schaal > 1:2000
34,45
34,80
1.8.1.21
van A0-formaat, landelijk gebied, schaal < 1:500
24.25
24.50
1.8.1.22
van A0-formaat, landelijk gebied, schaal tussen 1:500 en 1:2000
24,25
24,50
van A0-formaat, landelijk gebied, schaal > 1:2000
23,45
23,70
24,25
24,50
s 1:500
1.8.1.24
van AO-formaat, stedelijk gebied, schaal
1.8.1.25
van AO-formaat, stedelijk gebied, schaal tussen 1:500 en 1:2000
35,45
35,80
1.8.1.26
van A0-formaat, stedelijk gebied, schaal > 1:2000
70,90
71,60
1.8.2
27,80
28,10
1.8.2.1
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van de gegevens uit de GBKN-Zuid via een diqitaal bestand Het basisbedrag als bedoeld in 1.8.4 wordt vermeerderd per ha. met
1.8.2.2
stedelijk gebied
24,25
24,50
1.8.2.3
landelijk gebied
24,25
24,50
1.8.3 1.8.3.1
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van kopieên van (bouw)kaarten en {ekeninqen per plot: van A4-formaat
1.8.3.2
van A3-formaat
1.8.3.3
van A2-formaat
14,05
14,20
1.8.3.4
van A1-formaat
24,25
24,50
6,35
6,40
10,60
10,70
1.8.3.5
van AO-formaat
24,25
24,50
1.8.4
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een lijst met administratieve gemeentelijke basisgegevens (digitaal of analoog)
24,25
24,50
't.8.4.1
Het basisbedrag als bedoeld in 3.4.'l wordt vermeerderd voor ieder daaraan besteed kwartier
24,25
24.50
1.8.5
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een luchtfotouitsnede uit de digitale luchtfoto aan inwoners van de gemeente: per digitaal luchtfotobestand
30,60
30,90 16,95
Per analoge afdruk: 1.8.5.1
van A4-formaat
16,80
1.8.5.2
van A3-formaat
18,20
18,40
1.8.5.3
van A2-formaat
24,25
24,50
't.8.5.4
van A1-formaat
24,25
24,50
1.8.5.5
van A0-formaat Het tarief bedraagt voor het in þehandel¡ng nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een alschritt van of uittreksel uit het gemeentelijk beperkingenregister of de gemeentelijke beperkingenregistratie bedoeld in artikel 5, eerste lid van de Wet Kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen (Wkpb), dan wel tot het verstrekken van een aan die registratie ontleende verklaring, als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder c van de Wkpb.
35,45
35,80
24,25
24,50
0,81
0.82
1.8.6.'l
1.8.7 1.8.8
N.v.t. l-1et tar¡eÎ þedraagt voor het ¡n behancfeling nemen van een aanvraag tot het verstrel(l(en van een alschritt van of uittreksel van A4-formaat uit:
1.8.8.1
de legger bedoeld in artikel 27 van de Wegenwet
1.8.9.1
1.8.9.2 1.8.9.3 I .8.1 0 1
.8.1 0.1
1.8.11.1 1.8.11.2 1.8.11.3 1.8.11.3.1 1.8.11.3.2 1.8.12
Het tarief bedraagt voor het doen van nasporingen in de registers van de burgerlijke stand, voor ieder daaraan besteed kwartier Het tarief bedraagt voor het op vezoek doornemen van de gemeentelijke basisadministratie, voor ieder daaraan besteed kwartier Het tarief bedraagt voor het op vezoek doen van nasporingen in de In het gemeentearchief berustende stukken. voor ieder daaraan besteed kwartier Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van: een (digitaal) afschrift of fotokopie van een in het gemeentearchief berustend stuk, per pagina A4 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van: gewaarmerkte afschriften van stukken, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wetteliike reqelinq een tarief is opqenomen (digitale) afschriften, doorslagen of fotokopieën van stukken, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wetteliike reoelino een tarief is oDoenomen: per pagina op papier van A4-formaat per pagina op papier van een ander formaat
24,25
24.50
24,25
24,50
24.25
24.50
0,81
0,82
14,05
14,20
0,81
0,82
1,40
1,40
21,10
21,30
stukken of u¡ttreksels, welke op aanvraag van de aanvrager moeten worden opgemaakt, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen, per pagina
1.9
Hoofdstuk 9 Overige publiekszaken
1.9.1
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag: tot het verstrekken van een verklaring omtrent het gedrag
30,05
41,35
tot het verstrekken van een bewijs van in leven zijn
10,00
10,00
1.9.1.3
tot het legaliseren van een handtekening
10,00
'10,00
1.10
Hoofdstuk 10 Gemeentearchief (opgenomen in H8).
1.11
Hoofdstuk 1 1 Leegstandwet
1.5.1.1 1
.9.1.2
1.11.1
1.11.1.2
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag: tot het verlenen van een vergunning tot tijdelijke verhuur van leegstaande woonruimte als bedoeld in artikel 15. eerste lid. van de Leeqstandwet tot verlenging van een vergunning tot tijdelijke verhuur van woonruimte als bedoeld in artikel 15, vijfde lid, van de Leeqstandwet
,00
'182,80
45,25
45,70
40,00
40,40
40,00 40,00 40,00 40,00
40,40
40,00 40,00
40,40
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een aanweziqheidsverqunninq als bedoeld in artikel 30b van de Wet oD de kansspelen: voor een periode van maximaal vier jaar voor één kansspelautomaat per jaar voor een periode van maximaal vier jaar voor twee of meer kansspelautomaten, voor de eerste kansspelautomaat per iaar
56,50
56,50
22,50
22,50
en voor iedere volgende kansspelautomaat per jaar
34,00
34,00
421,00
425,20
1.122,00
1.133,20
84,00
84,85
1.13
Hoofdstuk 1 2 Gereserveerd Hoofdstuk 13 Gereserveerd
1.14
Hoofdstuk I 4 Winkeltijdenwet
1.14.1
1.14.1.1
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een ontheff¡ng in het kader van de Winkeltiidenwet of het Vriistellinoenbesluit Winkeltiidenverordenino: Ontheffing Winkeltijdenwet art. 3 / winkeltijdenverordening art. 6 (avondwinkel 16:00 - 20:00)
1.14.1 .2
N.v.t.
1.14.1.3
Ontheffing Winkeltijdenwet art. 3 / winkeltijdenverordening art. 9 (openstelling 22:00 - 06:00)
1.14.1 .4
1.14.1.5
Ontheffing winkeltijdenwet artikel 6 (geloofsovertuigingireligie) Ontheffing Vrijstellingenbesluit Winkeltijdenwet art 3 lid 3 (winkel ziekenhuis/verpleeghuis)
1.14.1.6
Ontheffing Vrijstellingenbesluit Winkeltijdenwet art 3 lid 4 (standplaats ziekenhuis/verpleeghuis)
1.14.2 1.14.2.1
Het tarief bedraaqt voor het in behandeling nemen van een aanvraag: voor zover daarvoor niet elders in deze tabel een tar¡ef is opgenomen
1.14.2.2
tot het wijzigen van een in onderdeel
1_12
1
.15
1.15.1
1.15.1.1
1.15.2 1
.'15.3
1.15.4 5.5
1
.1
1
.15.6
1.16 1.17
1
.1
4.1 bedoelde ontheffing
'181
40,40 40,40 40,40
40,40
Hoofdstuk 15 Kansspelen
N.v.t. N.v.t. Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning voor het exploiteren van een speelqeleqenheid Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning voor een soeelautomatenhal Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een ontheffing voor leeftiidsvereiste exploitatie speelautomatenhal en wiiziqinq leidinqqevende
Hoofdstuk l6 Gereserveerd Hoofdstuk I 7 Telecommunicatie Vergunningen/instemmingsbesluiten kabels en leidingen
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een verzoek om vergunning of instemming voor:
1.17.'.| 1
het (ver)leggen, onderhouden en venrvijderen van kabels en leidingen, als bedoeld in artikel 5.4 van de Telecom m unicat¡ewet vermeerderd met een bedrag per m1 sleuf tot 1.001 m1 van
.17.2
1.17.3
1.17.6
vermeerderd meteen bedrag perml sleuf tussen',l.001 m1 en 5.001 m1 van vermeerderd met een bedrag per m1 sleuf boven 5.000 m'1 van het maken van handholes, per handhole
1.18
Hoofdstuk 18 Verkeer en vervoer
1.18.1
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag: tot het verstrekken van een ontheffing als bedoeld in artikel 87 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990
1.18.1.2
N.v.t.
1.17.4 1.17.5
1
.1 8.1
.3
1.18.1.4 1.18.1.4.1 1
.1 8.1
.5
I
.1 8.1
.6
1.18.1 .7
1
.19
1.15.1
N.v.t. Het tar¡ef bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een ontheffing voor een wedstrijd op de openbare weg artikel 10 Wegenverkeerswet. Het tarief bedraagt voor het ¡n behandeling nemen van een aanvraag om een verklaring van geen bezwaar voor een wedstrijd op de openbare weg artikel 10 Wegenverkeerswet.
Hoofdstuk 19 Diversen een beschikking op aanvraag, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wettelijke reqelinq een tarief is oooenomen
Dienstverlen i nq val lend onder fvsieke leefomqevi nq
2.1
Hoofdstuk 1 Beqripsomschriivinqen Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder:
2.1.',1.1
2.1 .1.2
2.1 .1 .3
205,65
1.72
1,75
1,57
1,60
1,26
't,25
203,60
205,65
70,09
70,80
84,1 5
85,00
53,65
54,20
tot het verstrekken van een individuele gehandicaptenparkeerplaats (Verkeersbesluit) Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag: tot het verstrekken van een gehandicaptenparkeerkaart als bedoeld in artikel 49 van het Besluit administratieve bepalinqen inzake het weqverkeer (BABB)
Titel2
2.1.1
203,60
1
10,00
vervallen
55,00
vervallen
95,00
95,95
491,00
495,90
Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder: gebruiksfunctie de gedeelten van een of meer bouvrnryerken op een perceel of standplaats, die dezelfde gebruiksbestemming hebben en die tezamen een gebruikseenheid vormen, zoals omschreven in het Bouwbesluit 2012; qebruiksoppervlakte: gebruiksoppervlakte in vierkante meter (m2) wordt bepaald zoals omschreven in NEN 2580; vooroverleg:
een vooroverleg volgende uit een vezoek hierom en daarmee als zodanig erkend door gemeente en aanvragerlvezoeker, waarvan een concept- aanvraag deel uit maakt. 2.1.1 .4
concep! aanvraag: een concept- aanvraag is een schriftelijk vezoek, middels de vastgestelde formulieren en daarmee als zodanig erkend door gemeente en aanvrager/vezoeker tot advisering inzake één of meerdere deelaspecten van een voorgenomen project voordat er sprake is van een aanvraag tot een (omgevings)vergunning
2.1 .1 .5
2.1.2 2.1.3
2.2
Wabo: Wet alqemene bepalinqen omqevinqsrecht. ln deze titel voorkomende begrippen die in de Wabo zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als bij of krachtens de Wabo bedoeld. ln deze titel voorkomende begr¡ppen d¡e niet nader in cfe Wabo z¡jn omschreven en die betrekking hebben op activiteiten waarvoor het toetsingskader in een ander wettelijk voorschrift is uitgewerkt, hebben dezelfde betekenis als in dat wettelijk voorschrift bedoeld.
Hoofdstuk 2 Vooroverleg/concept- aanvraag
2.2.1
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een:
2.2.1.1
concept aanvraag/ vooroverleg in verband met het verkrijgen van een ¡ndicatie of een voorgenomen project in het kader van de WABO verqunbaar is
2.3
Hoofdstuk 3 Omqevinqsverqunninq
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een project de som van de verschuldigde leges voor de verschillende activiteiten of handelingen waaruit het project geheel of gedeeltelijk bestaat en waarop de aanvraag betrekking heeft en de verschuldigde leges voor de extra toetsen die in verband met de aanvraag moeten worden uitgevoerd, berekend naar de tarieven en overeenkomstig het bepaalde in dit hoofdstuk en hoofdstuk 4 van deze titel. ln afwijking van de vorige volzin kan ook per activiteit, handeling of andere grondslag een legesbedrag worden gevorderd. Een aanvraag als hiervoor bedoeld is in behandeling genomen in de zin van dit hoofdstuk, op het moment van versturen van een bevestiging van ontvangst van de aanvraag, in welke vorm dan ook. Heffingsgrondslag Dit is de grondslag op basis waarvan leges worden geheven. Er worden meerdere grondslagen gebruikt, afhankeliik van het te leveren product: a. de aanvraag betrekking op heeft, als omschreven onder artikel 2.'l . van deze titel b. vast tarief per product. als omschreven in het van toepassinq ziinde artikel; c. overige grondslagen, als omschreven in het van toepassing zijnde artikel 2.3.1
Bouwactiviteiten
2.3.1.1
lndien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, wordt het tarief bepaald op basis van de gebruiksfunctie(s) en de gebruiksoppervlakte daarvan. Wanneer een bouwactiviteit meer dan één gebruiksfunctie kent wordt het tarief bepaald op bas¡s van de som van de tarieven per gebruiksfunctie en daaraan gekoppelde gebruiksoppervlakte. Er kan naast een nieuwe gebruiksfunctie ook sprake zijn van activiteiten binnen een bestaande gebruiksfunctie. ln het laatste geval wordt gerekend met de gebruiksoppervlakte waar de bouwactiviteiten (bijvoorbeeld interne wijzigingen, dakkapel) plaatsvinden ook al blijft de gebruiksfunctie in aard ongewijzigd. Ook kan het aantal meters mt waarop de aanpassingen betrekking hebben berekend worden. Dit alles is te berekenen aan de hand van het onderstaande. Wanneer sprake is van één van de volgende gebruiksfuncties:
-
biieenkomstfunctie: qezondheidsfunctie loqiesfunctie
-
winkelfunctie
wordt het volgende tarief gehanteerd 2.3.1.1.1.1 2.3.1.1.1.2
Bij een gebruiksoppervlakte van het aangevraagde tot en met 20 m2, bedraagt het tarief: Bij een gebruiksoppervlakte van het aangevraagde van 21 m2 tot en met 200 m', bedraagt het tarief: vermeerderd met voor elke vierkante meter gebruiksoppervlakte vanaf 21
2.3.1 .1.1.3
Bij een gebruiksoppervlakte van het aangevraagde van 201 m2 tot en met 500 m2, bedraagt het tarief:
Bij een gebruiksoppervlakte van het aangevraagde van 501 m2 tot en met 2000 m2, bedraagt het tarief: vermeerderd met voor elke vierkante meter gebruiksoppervlakte vanaf 501 m2
2.3.1.1.1.5
Bii een gebruiksoppervlakte van het aangevraagde van meer dan 2000
m'?,
bedraagt het tarief:
vermeerderd met voor elke vierkante meter gebruiksoppervlakte vanaf 2001 m2 2.3.1
.1
.1.6
369,00
365,00
369,00
18,00
18,20
3.605,00
3.641,00
16,15
16,30
8.450,00 6,05
8.535,00 6,10
17.525,00
17.700,00
5,05
5,10
57.925,00 2,50
58.504,00 2,55
365,00
369,00
365,00
369,00
18,00
18,20
m'
vermeerderd met voor elke vierkante meter gebruiksoppervlakte vanaf 201 m2 2.3.1.1.1.4
365,00
Bij een gebruiksoppervlakte van het aangevraagde van meer dan 1 0000 m2, bedraagt het tarief: vermeerderd met voor elke vierkante meter gebruiksoppervlakte vanaf ',l0001 m2
2.3.1.1.1.7 Bij het vernieuwen van de vloer/ dakconstructie of onderdelen hiervan wordt 15% van het totale oppervlakte loezien als bovenaanzicht) in rekenino oebracht 2.3.1.1.2
Wanneer sprake is van één van de volgende gebruiksfuncties kantoorfunctie; sportfunctie;
- onderuijsfunctie. wordt het volgende tarief gehanteerd: 2.3.1.1.2.1 2.3.1.1.2.2
Bii een gebruiksoppervlakte van het aangevraagde tot en met 20 m2, bedraagt het tarief: Bij een gebruiksoppervlakte van het aangevraagde van 21 m2 tot en met 200 m2, bedraagt het tarief: vermeerderd met
voor elke vierkante meter gebruiksoppervlakte vanaÍ 21
m¿
2.3.1.1.2.3 Bij een gebruiksoppervlakte van het aangevraagde van 201 m2 tot en met 500 m2, bedraagt het tarief:
vermeerderd met voor elke vierkante meter gebruiksoppervlakte vanaf 201 m2 2.3.1.1.2.4
Bij een gebruiksoppervlakte van het aangevraagde van 501 m2 tot en met 2000 m2, bedraagt het tarief:
vermeerderd met voor elke vierkante meter gebruiksoppervlakte vanaf 501 m2 2.3.1.1.2.5
Bij een gebruiksoppervlakte van het aangevraagde van meer dan 2000 m2, bedraagt het tarief:
vermeerderd met voor elke vierkante meter gebruiksoppervlakte vanaf 2001 m2 2.3.1 .1.2.6
Bij het vernieuwen van de vloer/ dakconstructie of onderdelen hiervan wordt 15% van het totale oppervlakte loezien als bovenaanzicht) in rekenino oebracht
2.3.1.1.3
Wanneer sprake is van één van de volgende gebruiksfuncties: woonfunctie; industriefunctie; - overige gebruiksfunctie; wordt het volgende tarief gehanteerd:
3.605,00
3.641,00
16,15
16,30
8.450,00
8.535,00
6,05
6,10
17.525,00
17.700,00
5,05
5,10
-
2.3.1 .1.3.1
Bij een gebruiksoppervlakte van het aangevraagde tot en met 20 m2, bedraagt het tarief:
365,00
369,00
2.3.1.1.3.2
Bij een gebruiksoppervlakte van het aangevraagde van 21 m2 tot en met 200 m2, bedraagt het tarief:
365,00
369,00
18,00
18,20
3.605,00
3.641,00
16,15
16,30
8.450,00
8.535,00
6,05
6,10
17.525,00
17.700,00
5,05
5,10
57.925,00
58.504,00
2,50
2,50
vermeerderd met voor elke vierkante meter gebruiksoppervlakte vanaf 21 m' 2.3.1.1.3.3
Bij een gebruiksoppervlakte van het aangevraagde van 201 m2 tot en met 500 m2, bedraagt het tarief:
vermeerderd met voor elke vierkante meter gebruiksoppervlakte vanaÍ 201 m2 2.3.1.1 .3.4
Bij een gebruiksoppervlakte van het aangevraagde van 501 m2 tot en met 2000 m2, bedraagt het tarief:
vermeerderd met voor elke vierkante meter gebruiksoppervlakte vanaf 501 m2 2.3.1.1.3.5 Bii een qebruiksoppervlakte van het aangevraagde van 2001 m2 tot en met 10000 m2, bedraagt het tarief:
vermeerderd met voor elke vierkante meter gebruiksoppervlakte vanaÍ 2001 m2 2.3.1.1.3.6
Bii een gebruiksoppervlakte van het aangevraagde van meer dan 10000 m2, bedraagt het tarief:
vermeerderd met voor elke vierkante meter gebruiksoppervlakte vanaf 10001 m2 2.3.1 .1 .3.7
Bij het vernieuwen van de vloer/ dakconstructie of onderdelen hiervan wordt loezien als bovenaanzichtl in rekenino oebracht
2.3.1.1.4
N.v.t.
2.3.1 .1.5
Wanneer sprake is van de gebruiksfunctie industriefunctie (licht); wordt het volgende tarief gehanteerd:
2.3.1.1.5.1
Bii een gebruiksoppervlakte van het aangevraagde tot en met 20 m2, bedraagt het tarief:
2.3.1 .1 .5.2
Bij een gebruiksoppervlakte van het aangevraagde van
2'l
m2 tot en
15o/o
van het totale oppervlakte
met 2QO m2, bedraagt het tarief:
vermeerderd met voor elke vierkante meter gebruiksoppervlakte vanaf 21 m' 2.3.1.1.5.3
Bij een gebruiksoppervlakte van het aangevraagde van 201 m2 tot en met 500 m2, bedraagt het tarief:
vermeerderd met voor elke vierkante meter gebruiksoppervlakte vanaf 201 m2 2.3.1.1.5.4
Bii een gebruiksoppervlakte van het aangevraagde van 501 m2 tot en met 2000 m2, bedraagt het tarief:
vermeerderd met voor elke vierkante meter gebruiksoppervlakte vanaf 501 m2
365,00
369,00
365,00
369,00
5,85
5,90
I .418,00
1.432,00
4,90
4,95
2.888,00
2.917.00
2.00
2.00
2.3.1
.1
.5.5 Bij een gebruiksoppervlakte van het aangevraagde van 2001 m2 tot en met 10000 m2, bedraagt het tarief: vermeerderd met voor elke vierkante meter gebruiksoppervlakte vanaf 2001 m2
2.3.1.1.5.6
Bij een gebruiksoppervlakte van het aangevraagde van meer dan 10000 m2, bedraagt het tarief: vermeerderd met voor elke vierkante meter gebruiksoppervlakte vanaf 10001 m2
5.888,00
5.947,00
1.00
1,00
13.888,00
14.027.00
0,40
0,40
365,00 365,00
369,00 369,00
0,35
0,35
3.858,00
3.897,00
0,15
0,15
6.858,00
6.927,00
0,10
0,10
365,00 365,00
369,00 369,00
0,45
0,45
2.3.1.1.5.7 Bij het vernieuwen van de vloer/ dakconstructie of onderdelen hiervan wordt 15% van het totale oppervlakte (qezien als bovenaanzicht) in rekeninq qebracht 2.3.1.1.6
Wanneer sprake is van de volgende gebruiksfunctie:
-
industriefunctie (glastuinbouw);
wordt het volgende tarief gehanteerd 2.3.1.1.6.1 2.3.1.1.6.2
Bij een gebruiksoppervlakte van het aangevraagde tot en met 20 m2, bedraagt het tarief: Bij een gebruiksoppervlakte van het aangevraagde van 21 m2 tot en met 10.000 m2, bedraagt het tarief: vermeerderd met voor elke vierkante meter gebruiksoppervlakte vanan 21
m'
2.3.1 .1.6.3
Bij een gebruiksoppervlakte van het aangevraagde van 10.001 m2 tot en met 30.000 m2, bedraagt het tarief: vermeerderd met voor elke vierkante meter gebruiksoppervlakte vanaf 10.001 m2 2.3.',t.1.6.4
lndien het gebruiksoppervlakte van het aangevraagde groter is dan 30.000 m2, bedraagt het tarief: vermeerderd met voor elke vierkante meter gebruiksoppervlakte vanaf 30.001 m2
2.3.1.1.7
Wanneer sprake is van de volgende gebruiksfunctie:
-
industriefunctie (foliekassen);
wordt het volgende tarief gehanteerd 2.3.1.1.7.1
Bij een gebruiksoppervlakte van het aangevraagde tot en met 20 m2, bedraagt het tarief: lndien het gebruiksoppervlakte van het aangevrâagde groter is dan 20 m" , bedraaagt het tarief: vermeerderd met voor elke vierkante meter gebruiksoppervlakte vanaf 21
2.3.1.1.8 2.3.1 .1.8.1
m'
Wanneer sprake is van bouwwerken geen gebouw zijnde wordt het volgende tarief qehanteerd
280,50
283,30
2.3.1.1.8.2
vermeerderd met: per m'van het grondoppervlakte waar de aanvraag op van toepassing is
5,55
5,60
2.3.1.1.8.3
vermeerderd met per m1 voor erfafscheidinqen ln afrruijking van 2.3.1 .1.8.2 wordt bij aardbeienstellingen en kweekvelden het tarief 2.3.1.1 .8.1
1,25
1,25
2.3.1.1.8.4 vermeerderd met per
2.3.1.1.9
0,10
m' van het (grond)oppervlakte waar de aanvraag op van toepassing
is
Wanneer sprake is van het plaatsen van zonnepanelen en zonneboilers wordt het volqende tarief qehanteerd:
254,35
257,00
150,00
151 ,50
150,00
151,50
10.00
10,10
110,00
111,00
125,00
75,00
Tijdelijke bouwwerken 2.3.1
.1
.10
Wanneer sprake is van tiideliike bouwwerken wordt het volqende tarief qehanteerd: Bij een (gebruiks)oppervlakte van het aangevraagde tot en met 30 m'?, bedraagt het tarief: lndien het (gebruiks)oppervlakte van het aangevraagde groter is dan 30 m2 , bedraagt het tarief: vermeerderd met voor elke vierkante meter (gebru¡ks)oppervlakte vanaf 31
2.3.1.1.11
Bouwkundige aanpassingen Bij een constructieve doorbaak, bedraagt het tarief: per doorbraak per meter (< 1 m = 1m)
2.3.1.1.11.1 Bij een gevelwijziging bedraagt het tarief: per gewijzigde gevel per meter (totaal <1 m = 1m)
m'
Achteraf ingediende aanvraag (legalisatie) 2.3.1.1.12 Onverminderd het bepaalde in de onderdelen 2.3.'1.1 Um 2.3.1.1.8 wordt het tarief, indien de in dat onderdeel bedoelde aanvraag wordt ingediend na aanvang of gereedkomen van de activiteit verhoogd met: van de op grond van dat onderdeel verschuldiqde leges met een minimum van
en een maxtmum van Hoofdstukken 2.4 en 2.5 zijn niet van toepassing op 2.3.1 2.3.2
.1
.9 en 2.3.1
.1
2.3.3.1
vervallen vervallen
2.550,00
vervallen
.12
Aanlegactiviteiten lndien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een aanlegactiviteit als bedoeld in artikel 2.1. eerste lid. onder b. van de Wabo. bedraaqt het tarief:
2.3.3
1O0o/o
285,00
982,00
992,00
lndien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in onderdeel 2.3.1: ¡nd¡en art¡kel 2.12, eersle lid, onder a, onder 'l ", van de Wabo wordt toegepast (binnenplanse afuvijking (3.6 lid 1 onder c WRO)):
631,00
637,00
indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2", van de Wabo wordt toegepast (buitenplanse kleine añruijking):
1.111,00
1122,00
Planoloqisch striidiq qebru¡k
2.3.3.2 2.3.3.3 indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3o, van de Wabo wordt toegepast (buitenplanse afwijking):
3.904,00
3.943,00
2.3.3.4 2.3.3.5
indien artikel 2.12, l¡teede lid, van de Wabo wordt toegepast (tijdelijke afwijking):
1.'t44,00
1
.I 55,00
indien artikel 2.12, eersle lid, onder b, van de Wabo wordt toepast (afwijking van exploitatieplan):
1.144,00
1
.I 55,00
2.3.3.6
indien de aanvraag een project van provinciaal belang betreft, de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.12, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van provinciale regelgeving): indien de aanvraag een project van nationaal belang betreft, de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.12, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt toegepast (añryiiking van nationale reqelgevinq):
2.944,00
2.973,00
2.944,00
2.973,00
2.853,00
2.881,00
2.3.3.7
2.3.3.8 indien artikel 2.12, eerste lid, onder d, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van voorbereidingsbesluit):
2.3.3.9 Als voor de aanvraag een ruimtelijke onderbouwing dient te worden vervaardigd, wordt het onder 2.3.3.3 genoemde bedrag verhoogd met de kosten van die activite¡t, zoals deze voorafgaand aan het opstarten van de benodigde procedure aan de aanvrager zijn meegedeeld en blijken uit een begroting c.q. een offerte die door of vanwege het college van burgemeester en wethouders is opgesteld. Achteraf ingediende aanvraag (legalisatie) 2.3.3.10 Onverminderd het bepaalde in de onderdelen 2.3.3.1 Vm 2.3.3.9 wordt het tarief, indien de in dat onderdeel bedoelde aanvraag wordt ingediend na aanvang of gereedkomen van de activiteit verhoogd met:
100% vervallen
van de op grond van dat onderdeel verschuldigde leges. Hoofdstukken 2.4 en 2.5 ziin niet van toepassing op 2.3.3.10 2.3.4
ln gebruik nemen of gebruiken bouwwerken in relatie tot brandveiligheid
2.3.4.1
lndien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het verkrijgen, wijzigen en/of uitbreiden van een gebruiksvergunn¡ng met betrekking tot het brandveilig gebruik van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder d, van de Wabo, bedraagt het tarief indien: de betreffende gebruiksoppervlakte bedraaot:
a. tot en met maximaal 100 m2
580,00
585,80
b. meer dan 100 m2 tot en met 500 m2 vermeerderd per m2 met
580,00
489,80
0,95
0,96
c. meer dan 500 m2 tot en met 2.000 m2 vermeerderd oer m2 met d. meer dan 2.000 m'tot en met 5.000 m2 vermeerderd oer m2 met e. meer dan 5.000 m'tot en met 50.000 m2 vermeerderd per m2 met f, meer dan 50.000 m2 vermeerderd per m2 met
960.00
839,80
0,26
0,26
1350,00
1.299,80
0,025
0,03
1425,00
1.426,80
0,0045
0,0046
1627,50
1.556,80
0.002
0,002
100,50
100,50
2-3.4.2 Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een verklaring van overdracht van gebruiksvergunning aan de de nieuwe gebruiker:
2.3.4.3
Een geweigerde gebruiksvergunning komt niet voor teruggaaf in aanmerking
2.3.5
Activiteiten met betrekking tot monumenten of beschermde stads- of dorpsgezichten
2.3.5.1
lndien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activ¡teit met betrekking tot een beschermd monument als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder f, van de Wabo, bedaagt het tarief:
2.3.5.1.1
2.3.5.2
voor het slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een monument: lnd¡en de aanvraag voor een omgevingsvergunning zoals in 2.3.5.1 voorafgegaan wordt door een vooroverleg en/of concept- aanvraag dan vervalt de legesheffing zoals genoemd in 2.3.5.1.1.
2.3.6
Sloopactiviteiten anders dan bij monumenten of in beschermd stads- of dorpsgezicht
2.3.6.1
2.3.7
2.3.8
lndien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het slopen van een bouwwerk in gevallen waarvoor dit op grond van een bestemmingsplan, beheersverordening of voorbereidingsbesluit is vereist, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder g, van de Wabo, bedraagt het tarief:
Aanleggen ofveranderen van weg lndien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het aanleggen van een weg of verandering brengen in de wijze van aanleg van een weg waarvoor op grond van een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening c.q. beleidsregel een vergunning of ontheffing is vereist, als bedoeld in artikel 2.2, aanheÍ en eerste lid, onder d, van de Wabo, bedraagt het tarief
701,50
708,50
243,00
245,45
196,00
197,95
224,50
226,75
126.25
127,50
Uitweg/inrit lndien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het maken, hebben, veranderen of veranderen van het gebruik van een u¡tweg waarvoor op grond van een bepaling in een provinciale verordening een vergunning of ontheffing is vereist, als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wabo. bedraaot het tarief:
2.3.9
Kappen
2.3.9.1
lnd¡en de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het vellen of doen vellen van houtopstand, waaryoor ingevolge een bepaling in een provinciale verordening of bomenverordening een vergunning of ontheffìng is vereist, als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder g, van de Wabo, bedraagt het tarief:
2.3.10
Projecten of handelingen in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998
2.3.10.1
lndien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op handelingen in een beschermd natuurgebied die schadelijk kunnen zijn voor het natuurschoon, de natuurwetenschappelijke beteken¡s of voor de dieren of planten, als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 bedraagt het tarief:
224.50
226.75
2.3.10.2
lndien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het realiseren van projecten of andere handelingen met gevolgen voor habitats en soorten in een door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aangewezen gebied als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1 998, bedraagt het tarief:
219,25
221,45
195,60
197,55
2.3.11
Handelingen in het kadervan de Flora- en Faunawet
2.3.11.1
lndien de aanvr¿¡ag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een handeling waarvoor op grond van artikel 75, derde lid, van de Flora- en Faunawet ontheffing nodig is, bedraagt het tarief:
2.3.12
2.3.12.1
2.3.12.2
Omgevingsvergunning in twee fasen lndien de aanvraag om een omgevingsvergunning op verzoek in twee fasen plaatsvindt, als bedoeld in artikel 2.5. eerste lid, van de Wabo, bedraaqt het tarief: voor het in behandeling nemen van de aanvraag voor een beschikking met betrekking tot de eerste fase: het bedrag dat voortvloeit uit toepassing van de tarieven in dit hoofdstuk voor de activ¡teiten waarop de aanvraag voor de eerste fase betrekkinq heeft: voor het in behandeling nemen van de aanvraag voor een besch¡kking met betrekking tot de tweede fase: het bedrag dat voortvloeit uit toepassing van de tarieven in dit hoofdstuk voor de activiteiten waarop de aanvraag voor de tweede fase betrekkinq heeft:
2.3.13
Advies
2.3.13.1
Onverminderd het bepaalde in de voorgaande onderdelen van dit hoofdstuk bedraagt het tarief, indien een daartoe bij algemene maatregel van bestuur, provinciale of gemeentelijke verordening aangewezen bestuursorgaan of andere instantie advies moet uitbrengen over de aanvraag of het ontwerp van de beschikking op de aanvraag om een omgevingsvergunning: het bedrag van de voorafgaand aan het in behandeling nemen van de aanvraag om een omgevingsvergunning aan de aanvrager meegedeelde kosten, blijkend uit een begroting van bovengenoemde bestuursorganisatie of instantie.
2.3.13.2
lndien de begroting als bedoeld in 2.3.13.1 is uitgebracht, wordt een aanvraag (verder) in behandeling genomen op de vijfde werkdag na de dag waarop de begroting aan de aanvrager ter kenn¡s is gebracht, tenzij de aanvraag voor deze vijfde werkdag schriftelijk is ingetrokken.
2.3.'t4
Verklaring van geen bedenkingen
2.3.14.1
2.3.14.1.1
2.3.14.1.2
Onverminderd het bepaalde in de voorgaande onderdelen van dit hoofdstuk bedraagt het tarief, indien een daartoe bij wet of algemene maatregel van bestuur aangewezen bestuursorgaan een verklaring van geen bedenkingen moet afgeven voordat de omgevingsvergunn¡ng kan worden verleend, als bedoeld in artikel 2.27 , eerste lid, van de Wabo: indien de gemeenteraad een verklaring van geen bedenkingen moet afgeven indien een ander bestuursorgaan een verklaring van geen bedenkingen moet afgeven: het bedrag dat aan de aanvrager wordt medegedeeld, bl¡jkt uit een specificatie van bovengenoemde bestuursorganisatie of
2.3.14.2
instantie. lncf¡en de specit¡cat¡e als þedoeld tn 2.3.14.1.2 ¡s u¡tgebracht, wordt een aanvraag ¡n behandeling genomen lndien de aanvrager voor de vijfde werkdag na mededeling de aanvraag schriftelijk intrekt, wordt het bedrag bedoeld in 2.3.14.1.2 niet in rekening gebracht.
2.3.15
Handelsreclame lnd¡en de aanvraag om een omgevingsvergunnrng betrekkrng neeft op net opncnten, nebben, veranderen van handelsreclame langs provinciale wegen waarvoor op grond van een bepaling in een provinciale verordening een vergunning of ontheffìng is vereist, als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder h en i, van de WABO, bedraagt het tarief
2.4
Hoofdstuk 4 Verminderinq
2.4.1
lndien de aanvraag om een omgevingsvergunning is voorafgegaan door een aanvraag om vooroverleg/conceptaanvraag als bedoeld in hoofdstuk 2,waarop de eerstgenoemde aanvraag betrekking heeft, worden de ter zake van het vooroverleg/ conceptaanvraag geheven leges in mindering gebracht op de leges voor het in behandeling nemen van de aanvraag om de omgevingsvergunning bedoeld in hoofdstuk 3.
2.4.2
lndien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op meer dan één activiteit, bestaat aanspraak op vermindering van leges, met uitzondering van het legesdeel in verband met adviezen of verklaringen van geen bedenkingen als bedoeld in de onderdelen 2.3.13 en 2.3.14. De vermindering
955,00
965,00
81,00
81,80
bedraagt: 2.4.2.1
bij 2 of meer activiteiten:
5%
met een maximum van 2.4.3
515,10
5o/o
520,25
lnd¡en de aanvraag om een vergunn¡ng volledig en direct ontvankelijk ¡s, en dus voldoet aan de wettelijke indieningsvereisten en het vastgestelde toetsingsprotocol, bestaat aanspraak op vermindering van het legesbedrag.
2.4.4
2.4.5
2.4.6
De verminderinq bedraaqt met een maximum van
5% 1.030,20
lndien de aanvraag om een vergunning en de hierbij horende stukken volledig digitaal zijn ingediend wordt het leoesbedrao zoals beoaald in 2.3 verminderd met met een maximum van
51 5,1 0
lndien de aanvraag naast volldig cl¡gitaal rngedrend ooK drgrtaal vefleend wordt stugt net Korungspercentage qenoemd onder 2.4.5 met met een maximum van
721,00
2.5
Hoofdstuk 5 Teruggaaf
2.5.1
Teruggaaf als gevolg van intrekking aanvraag omgevingsvergunning voor bouw-, aanleg- of sloopactiviteiten
5%
2o/o
5o/o
1.040,50
C"/o
520,25
2o/o
728,20
Als een aanvrager zijn aanvraag om een omgevingsvergunning voor een project dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit bouw-, aanleg- of sloopactiviteiten, als bedoeld in de onderdelen 2.3.1 , 2.3.2 en 2.3.6, intrekt terwijl deze reeds ¡n behandeling is genomen door de gemeente, bestaat aanspraak op teruggaaf van een deel van de leges. De teruggaaf bedraagt: 2.5.1.1
indien de aanvraag wordt ingetrokken binnen een term¡jn van 2 weken na het in behandeling nemen ervan: 50%
50o/o
25o/o
25o/o
10o/o
10o/o
25o/o
25o/o
van de op grond van die onderdelen voor de betreffende activiteit verschuld¡gde leges
2.5.1.2
indien de aanvraag wordt ingetrokken na 2 weken en binnen 8 weken na het in behandeling nemen ervan: van de op grond van die onderdelen voor de betreffende activiteit verschuldigde leges;
2.5.1.3
indien de aanvraag wordt ingetrokken na
B
weken en binnen 26 weken na het in behandeling nemen ervan
van de op grond van die onderdelen voor de betreffende activiteit verschuldigde leges; 2.5.2
Teruggaaf als gevolg van intrekking verleende omgevingsvergunning voor bouw-, aanleg- of sloopactiviteiten.
2.5.2.1
Als de gemeente een verleende omgevingsvergunning voor een project dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit bouw-, aanleg- of sloopactiviteiten, als bedoeld in de onderdelen 2.3.1 ., 2.3.2.en 2.3.6. , intrekt op aanvraag van de vergunninghouder, bestaat aanspraak op teruggaaf van een deel van de leges, mits deze aanvraag is ingediend binnen 3 jaren na verlening van de vergunning en van de vergunning geen gebruik is gemaakt. De teruggaaf bedraagt:
van de op grond van de in 2.5.1. genoemde onderdelen verschuldigde leges. Van teruggaaf is geen sprake wanneer er toepassing is gegeven aan artikel 2.5.6. tenzij de intrekking tevens geldt voor de activiteiten waarop artikel 2.5.6. van toepassinq is. 2.5.3
Teruggaaf als gevolg van het weigeren van een omgevingsvergunning voor bouw-, aanleg- of sloopactiviteiten
2.5.3.1
Als de gemeente een omgevingsvergunning voor een project dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit bouw-, aanleg- of sloopactiviteiten, als bedoeld in de onderdelen 2.3.1.,2.3.2.en 2.3.6., weigert, bestaat aanspraak op teruggaaf van een deel van de leges.
2.5.3.2
2.5.3.3 2.5.3.4
De teruggaaf bedraagt: van de op grond van de in 2.5.3.1. genoemde onderdelen verschuldlgde leges lndien op basis van wettelijke onvolledigheid/niet ontvankelijkheid het vezoek als bedoeld in de onderdelen 2.3.1 , 2.3.2 en 2.3.6 niet (verder) in behandeling wordt genomen, bestaat aanspraak op teruggaaf van een deel van de leqes. De teruggaaf bedraagt: van de op grond van die onderdelen verschuldigde leges. Het minimum bedrag aan leges mag echter nooit minder bedragen dan Onder een weigering bedoeld in onderdeel 2.5.3.1. wordt mede verstaan een vernietiging van de beschikking waarbii de verqunninq is verleend bii rechterliike uitsoraak. lndien er sprake is van het weigeren van een omgevingsvergunning bestaat geen recht op teruggave van het in Titel 3 onderdeel 3.4.1 qenoemde bedraq
50%
50%
60%
60Yo
154,50
156,05
51,50
52,00
141,00
142,40
688,50
695,40
3.906,00
3.945,00
5.050,00
5.100,50
4.888,00
4.937,00
1.454,00
1.468,50
493,50
498,45
Minimumbedrag voor teruggaaf
2.5.4 2.5.2.1
Een bedrag minder dan:
wordt niet teruggegeven. Geen teruggaaf legesdeel advies of verklaring van geen bedenkingen. Van de leges verschuldigd op grond van de onderdelen 2.3.1 4. en 2.3.1 5. wordt geen teruggaaf verleend
2.5.5
lndien een aanvraag tot wijziging van het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor een project dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit bouw-, aanleg- of sloopactiviteiten als bedoeld in de onderdelen2.3.1,2.3.2 en 2.3.6, die reeds is verleend maar waarvan nog geen gebruik is gemaakt, worden enkel de leges welke betrekking hebben op de wijziging berekend volgens de in 2.3 genoemde heffingsgrondslagen. De oorspronkelijke omgevingsvergunning wordt gezien als huidige toestand. Het vorenstaande vindt geen toepassing indien de afwijking zodanig is dat naar de omstandigheden beoordeeld in essentie van een nieuw bouwplan sprake is. 2.6
Hoofdstuk 6 Wijziging omgevingsvergunning als gevolg van wijziging project
2.6.1
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot wijziging van een omgevingsvergunning als gevolg van een, naar de omstandigheden beoordeeld, geringe wijziging in het proiect:
2.7
Hoofdstuk 7 Bestemmingswijzigingen
2.7.1 2.7.1
.1
2.7.2 2.7.3
2.7.4
2.7.5
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een principeveaoek om planologische medewerking lndien een definitieve aanvraag tot het verkrijgen van een ontheffing van het geldende bestemmingsplan, omgevingsvergunning inclusief besluit tot het opheffen van de strijdigheid met het bestemmingsplan of wijziging van het bestemmingsplan op basis van een eerder behandeld principevezoek binnen 6 maanden na de datum van veaending van het positief standpunt in behandeling wordt genomen, worden de daarvoor geheven leges met deze leges verrekend. Het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het nemen van een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 3.7, eerste lid van de Wet ruimtelijk ordening bedraagt: Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het vaststellen van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening tenzij dit wordt qereqeld via een exoloitatieovereenkomst of een exoloitatieolan. Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het vaststellen van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder a, van de Wet ruimtelijke ordening tenzij dit wordt qereqeld via een exoloitatieovereenkomst of een exoloitatieolan. Het tarief bedraagt voor de heaiening van een (gedeelte van een) bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening, nadat er eerst een omgevingsvergunning inclusief besluit tot het opheffen van de strijdigheid met het bestemmingsplan is genomen.
2.7.6
2.7.6.1
2.7.7 2.7.7.1
Als voor de aanvraag een bestemmingsplan(heziening) dient te worden vervaardigd, wordt het onder 2.7.3, 2.7.4 en 2.7.5 genoemde bedrag verhoogd met de kosten van die activiteit, zoals deze voorafgaand aan het opstarten van de benodigde procedure aan de aanvrager zijn meegedeeld en blijken uit een begroting c.q. Een offerte die door of vanwege het college van burgemeester en wethouders is opgesteld. De aanvrager kr¡Jgt cle gelegenheld om binnen 7 werkdagen na de vezenddatum schriftelijk aan te geven of hij met het begrote bedrag akkoord gaat dan wel dat hij op een andere wijze vooziet in het leveren van een goede ruimtelijke onderbouwing. Ontheffing verbodsbepaling in voorbereidingsbesluit Het tar¡ef bedraagt voor het ¡n behandeling nemen van een aanvraag van een ontheffing van het verbod tot wijziging van het gebruik van gronden of bour¡nverken als bedoeld in artikel 3.7, vierde lid, van de Wet ruimtelijke ordening
2.7.8 2.7.8.1
2.7.9 2.7.9.1
2.7.9.2
2.8 2.8.1
Ontheffinq verbodsbepalinq ¡n exploitatieplan Het tariel þedrâagt voor net rn þenandelrng nemen van een aanvraag van een ontneTrrng van net verbod om bepaalde werken of werkzaamheden uit te voeren als bedoeld in artikel 6.12, zesde lid, van de Wet ruimtelijke ordeninq:
493,50
498,45
493,50
498,45
290,50
293,40
Toetsen bepaalde werken of werkzaamheden aan exploitat¡eplan Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag te toetsen of voorgenomen werken of werkzaamheden voor het bouwrijp maken van het exploitatiegebied, de aanleg van nutsvoozieningen of het inrichten van de openbare ruimte in het exploitatiegebied voldoen aan de eisen en regels van een exploitatieplan: Leges worden niet geheven voor diensten waarvan de kosten krachtens afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening (grondexploitatie) of op een andere manier zijn of worden verhaald. Hoofdstuk 8 In deze titel niet benoemde beschikking Het tar¡ef bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een andere, in deze titel niet benoemde beschikking:
Titel3
Dienstverleninq vallend onder Europese dienstenrichtliin
3.1
Hoofdstuk 1 Horeca
3.1.1
l''let tar¡ef becfraagt voor net rn benandelrng nemen van een aanvraag tot net verlenen van een vergunnrng op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet
650,00
656,50
3.1.2
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een melding als bedoeld in artikel 30 (wijziging inrichting) van de Drank- en Horecawet
420,75
425,00
3.1.2.1
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een meld¡ng als bedoeld in artikel aanhangsel) van de Drank- en Horecawet per leidinggevende met een maximum van € 400,00
100,00
101 ,00
280,50
283,30
30a (wijziging
3.1.3
N.v.t.
3.1.4
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een ontheffing ten behoeve van verlenoino van de sluitinqstiiden voor horecabedriiven
3.2
Hoofdstuk 2 Gereserveerd
3.3
Hoofdstuk 3 Prostitutiebed rijven
3.3.1
3.3.2.2
Het tarief bedraagt voor het ¡n behandeling nemen van een aanvraag om een exploitatievergunning of wijziging van een exploitatievergunning als bedoeld in de Algemene plaatselijke verordening, anders dan een wijziging bedoeld in onderdeel 3.3.2 : voor een seksinrichting voor een escortbedrijf llet tar¡ef beclraagt voor het ¡n behandeling nemen van een aanvraag om w¡jziging van een exploitatievergunning in verband met uitsluitend een wijziging van het beheer in een seksinrichting of escortbedrijf, als bedoeld in de Algemene plaatselijke verordening : voor een seksinrichting voor een escortbedrijf
3.4
Hoofdstuk 4 Splitsingsvergunning woonruimte
3.4.1
l'let tar¡ef bedraagt voor het ¡n behanclel¡ng nemen van een aanvraag tot het verlenen van een splitsingsvergunning als bedoeld in artikel 22 van de Huisvestingswet 2014
3.3.1.1 3.3.1.2 3.3.2
3.3.2.1
3.6
Hoofdstuk 5 Gereserveerd Hoofdstuk 6 Gereserveerd
3.7
Hoofdstuk 7 Overig
3.7.1
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een: Vervallen (lnzamel(ings)vergunning (collecteren en direct dialogue)) Vervallen nzam el(ings)vergunning (afvalstoffen) Vervallen (Ontheffing aanbieden gedrukte / geschreven stukken en afbeeldingen) Ontheffinq aantastinq groenvooziening door voertu¡gen
3.5
3.7.1.1 3.7.1 .2 3.7.1 .3
3.7.1.4 3.7.1.5 3.7.1.6 3.7.1 .7
3.7.1.8 3.7.1.9 3.7.1 .'.10 3.7.1 .11
3.7.1.12
3.7.1.13
1.920.00
1.940,00
1.920,00
1.940,00
299,00
302,00
299,00
302,00
96,00
97,00
84,1 5
85,00
84,'t5
85,00
84,15
85,00
84,1 5
85,00
I
Ontheffinq asverstrooiinq Ontheffinq beperkinq verkeer in natuurqebieden Vervallen (Ontheffing betreden plantsoen) Vervallen (Ontheffing geluidshinder ) Vervallen (Ontheffing houden bijen) Vervallen (Ontheffing houden hinderlijke of schadelijke dieren) Ontheffing parkeren voertuigen autobedrijven c.s. Ontheffing parkeren grote voertuigen Ontheffinq parkeren reclamevoertuigen ( 1 maand)
84,15
85,00
168,40
170,10
3.7.1.14 3.7.1.15 3.7.1.16 3.7.1.17 3.7.1 .18
3.7.1.19 3.7.1.20 3.7.1.21 3.7.1 .22
3.7.1.23 3.7.1.24 3.7.1.25 3.7.1.26 3.7.1.27
Ontheffinq parkeren reclamevoertuiqen {1 iaar) Vervallen (Ontheffing plaatsen voorwerpen op of aan de weg) Vervallen (Ontheffing nachtverblijf buiten kampeertenein) Vervallen (Ontheffing artikel 87 RW, huifkarren e.d.), zie 1.18.1.5 Vervallen (Ontheffinq artikel 7. 1 Voertuiqenreqlement) Ontheffinq samenscholinq Ontheffinq stallinq kampeermiddelen Vervallen (Ontheffing te koop aanbieden voertuigen) Vervallen (Ontheffing uitrijden meststoffen op feestdagen en in weekenden) Vervallen (Ontheffing uitvliegen duiven)
208,60
210.70
84,15
85,00
84,15
85,00
Vervallen (Ontheffinq verbod van vriiheid van meninqsuitinq ) Vervallen (Vergunning ter beschikking stellen consumentenvuurwerk) Vervallen (Verklarinq qeen bezwaar opstiiqen luchtballon, helicopter. e.d. binnen qemeenteqrens) Vervallen (Verklaring geen bezwaar wedstrijden op de weg art. 10 Wvw) zie 1 .1 8.1 .6
3.7.1.29 3.7.'t.30
Vervallen (Vriistelling verplichting mbt verkoopregister) Vervallen (Ontheffinq zondaqswet) Ontheffing betreden qesloten woninq of lokaal
84,15
85,00
3.7.1.31
Huisnummerbesluit (op vezoek)
84,00
84.85
3.7.1.32 3.7.1.33
Vervallen (Kapvergunning ivm omgevingsvergunning) Vervallen Ontheffing vervoer gevaarl¡ike stoffen (weg)
3.7.1.34
Vervallen (Besluit aanstellen verkeersregelaars)
3.7.1.35
Besluit onttrekking weg aan openbaar verkeer
3.7.1.36 3.7.1.37 3.7.1.38 3.7.1.39
Exploitatieverqunninq horecabedri if Exploitatievergunning horecabedrijf (wijziging inrichting of leidinggevenden) Exploitatievergunning voor een inrichting die nachtverblijf verschaft (art. 2:36 APV) Standplaatsvergunning op qrond van artikel 5.18 van de APV
3.7.1.40
Het tarief bedraaqt voor het in behandelinq nemen van een aanvraag tot:
3.7.1.41
het in exploitatie nemen van een kindercentrum of gastouderbureau indien sprake is van een inspectie door de GGD
3.7.1.42
het in exploitatie nemen van een vooziening voor gastouderopvang indien sprake is van een inspectie door de GGD het in exploitatie nemen van een vooziening voor gastouderopvang indien sprake is van een verkorte insoectie door de GGD
3.7.1.28
3.7.1.43
3.8
Hoofdstuk 8 ln deze titel niet benoemde beschikking
3.8.1
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een andere, in deze titel niet benoemde beschikkino:
3.9
Vermindering
3.9.1
lndien de aanvraag om een vergunning of ontheffing volled¡g en direct ontvankelijk is, en dus voldoet aan de wettelijke ¡ndieningsvereisten en het vastgestelde toetsingsprotocol, bestaat aanspraak op vermindering van
84,1 5
85,00
650,00
656,50
308,50
311,60
878,50
887,30
40,40
40,80
1.091,00
750,00
378,75
375,00
281,00
40,40
40.80
het legesbedrag. 3.9.2
3.9.3
3.9.4
De verminderinq bedraaqt met een maximum van
5%
5%
100,00
100,00
lndien de aanvraag om een vergunning of ontheffing en de hierbij horende stukken volledig digitaal zijn inoediend wordt het leoesbedrao zoals beoaald in titel 3 verminderd met met een maximum van
100,00
lndien de aanvraag naast volldig dig¡taal ingediend ook digitaal verleend wordt stijgt het kortingspercentage genoqmd onder 3.9.3 met
met
De
(
n maxrmum van
5%
2% 140,00
5% 100,00
2o/o
140,00
Bijlage 3
Artikel
3
Belastingplicht
De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.
Artikel4
Vrijstellingen
De rechten worden niet geheven voor: a het opgraven van een lijk of asbus op rechterlijk gezag; b het begraven van doodgeboren kinderen of van zuigelingen die met de overleden moeder in één kist worden begraven of in één asbus worden bijgezet.
Artikel 1
2
5
Maatstaf van heffing en belastingtarief
De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel. Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.
Artikel
6
W¡jze van heffing
De rechten worden geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.
Artikel
7
Ontstaan van de belastingschuld
De rechten zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bijde aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen.
Artikel
I
1.
ln afwijking van artikelg, eerste lid van de lnvorderingswet 1990 moeten de rechten worden betaald binnen 21 dagen na de dagtekening van het aanslagbiljet of de schriftelijke kennisgeving. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijn.
2. Artikel9
Termijnen van betaling
Kwijtschelding
Bijde invordering van de lijkbezorgingsrechten wordt geen kwijtschelding verleend.
Artikel
10
Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rechten.
Artikel
1.
2.
11
Overgangsrecht
De Verordening lijkbezorgingsrechten Peel en Maas van 2 december 2014, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 12, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met
dien verstande dat zijvan toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. lndien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in artikel 12, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, blijft de in het eerste lid genoemde verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover de heffing van de lijkbezorgingsrechten in die periode plaatsvindt.
Gemeente Peel en Maas
1
894/201 5/691 605
Pagina 2 van 5
Artikel
12
2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking. De datum van ingang van de heffing is 1 januari2016.
Artikel
13
1.
lnwerkingtreding
Giteertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening lijkbezorgingsrechten Peel en Maas
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 15 december 2015 De raad van de gemeente Peelen Maas,
Joosten
Gemeente Peel en Maas
de W.J.G
1894/201 5/691 605
Pagina 3 van 5
Bijlage behorende bij de Verordening lijkbezorgingsrechten Peel en Maas Deze bijlage omvat de in artikel 5 van genoemde verordening aangehaalde tarieventabel per 1-1-2016.
Hoofdstuk 1.1
1.1.1
1.1.2 1.2 1.2.1
1.2.2
1
Huren
Voor het verlenen van het uitsluitend recht op een graf op het parochiekerkhof aan de Kerkstraat, wordt geheven: voor een periode van 20 jaar voor een periode van 40 jaar Voor het verlengen van het uitsluitend recht op een graf op het parochiekerkhof aan de Kerkstraat, wordt geheven: voor een periode van 10 jaar voor een periode van 20 jaar
1.3.2
Voor het verlenen van het uitsluitend recht op een graf op de begraafplaats Heiderust aan de Sevenumsedijk, wordt geheven voor een periode van 20 jaar voor een periode van 40 jaar
1.4
Voor het verlengen van het uitsluitend recht op een graf op de
1.4.1
begraafplaats Heiderust aan de Sevenumsedijk, wordt geheven voor een periode van l0 jaar voor een periode van 20 jaar
1.3 1.3.1
1.4.2 1.5
1.5.1
1.5.2 1.6
1.6.1
1.6.2
2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
€ €
1.055,00 2.110,00
€
1.205,00
€. 2.410,00
€ €
1
602,00 204,00
€1
322,00
€
660,00 320,00
Voor het verlenen van het uitsluitend recht tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen van een overleden persoon in een urnennis op de begraafplaats Heiderust aan de Sevenumsedijk, wordt geheven: voor een periode van 2O jaar voor een periode van 40 jaar
€2 644,00
Voor het verlengen van het uitsluitend recht tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen van een overleden persoon in een urnennis op de begraafplaats Heiderust aan de Sevenumsedijk, wordt geheven: voor een periode van 10 jaar voor een periode van 20 jaar
Hoofdstuk 2.1
€ 2.110,00 € 4.220,00
2
€
1
Begraven, bijzetten asbussen, verstrooien van as
Voor het begraven van een lijk wordt geheven: Voor het na ruimen van een graf begraven van de overblijfselen van een lijk in een graf, wordt geheven: Voor het bijzetten van een asbus of urn in een graf wordt geheven: Voor het bijzetten van een asbus of urn in een urnennis wordt geheven Voor het verstrooien van as in een graf wordt geheven: Voor het verstrooien van as op een verstrooiingsplaats wordt geheven:
Gemeente Peel en Maas
I 894/201 5/691 605
€ € € € € €
800,00 800,00 209,00 168,00 208,00 208,00
Pagina 4 van 5
Hoofdstuk3
3.1
Voor het afgeven van een vergunning tot het aanbrengen van gedenktekens of kruisen wordt geheven: per gedenkteken of kruis
Hoofdstuk 4.1.1
4.1.2 4.2.1
4.2.2
4.2.3 4.3.1 4.4.1
4.4.2
5.1.2
4
€
uit een urnennis Bij het (op een andere dag) weer terugplaatsen van de asbus of urn wordt geheven: Voor het ruimen (schudden) van een graf op verzoek van de belanghebbende wordt geheven: Voor het na ruiming van een graf bijeen brengen van de overblijfselen van een lijk voor crematie of herbegraven, wordt geheven:
5
158,00
Opgraven en ruimen.
Voor het opgraven van een lijk wordt geheven: € Voor het na opgraven weer begraven in een ander graf, wordt geheven: € Voor het opgraven of verwijderen van een asbus of urn wordt geheven uit een graf €
Hoofdstuk 5.1.1
Gedenkteken.
800,00 800,00
€
208,00 104,00
€
208,00
€
317,00
€
317,00
Overige heffingen.
Voor het gebruik van de aula op begraafplaats Heiderust aan de Sevenumsedijk wordt geheven, per halfuur Het recht als bedoeld in artikel 5.1.1 wordt niet geheven in combinatie met een in de vorige hoofdstukken opgenomen
€
52,00
recht 5.2.1
5.2.2
Be De
Voor het aanbrengen van een inscriptie in een gedenkplaat overeenkomstíg de standaardtekst in de Beleidsregels voor grafbedekkingen Peel en Maas Voor het aanbrengen van een inscriptie in een gedenkplaat afwijkend van de standaardtekst conform de Beleidsregels voor grafbedekkingen Peel en Maas, wordt het in artikel 5.2.1. genoemde recht verhoogd met het bedrag van de extra kosten dat voorafgaand aan het inbrengen van de inscriptie wordt medegedeeld, blijkend uit een begroting die terzake door of vanwege het college van burgemeester en wethouders is opgesteld.
j besluit van
Gemeente Peel en Mâes
€
224,00
15 december 2015
I 894/201 5/691
605
Pagina 5 van 5
Bijlage 4
Artikel
6
Ontstaan van de belastingschuld
De rechten zijn verschuldigd bij de aanvang van het gebruik van de (vaste) standplaats.
Artikel
7
W'jze van heffing
De rechten worden geheven door middel van een schriftelijke kennisgeving waaronder mede wordt verstaan een standplaatskaart, nota of andere schriftuur.
Artikel
1. 2.
I
Termijn van betaling
De rechten moeten worden betaald op het moment van uitreiking van de in artikel 7 bedoelde kennisgeving, dan wel in geval van toezending daarvan, binnen 21 dagen na de dagtekening van de kennisgeving. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.
Artikel9
Kwijtschelding
Bij de invordering van marktgeld wordt geen kwijtschelding verleend
Artikel
10
Teruggaaf
Geheel of gedeeltelijke teruggaaf van marktgelden wordt verleend op een aanvraag als bedoeld in artikel 242van de Gemeentewet.
Artikel
11
Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van marktgeld.
Artikel 1
2
12
Overgangsrecht
De Verordening marktgeld Peel en Maas van 2 december 2014, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 13 tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zijvan toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. lndien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in artikel 13, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, blijft de in het eerste lid genoemde verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover de heffing van marktgeld in die periode plaatsvindt.
Artikel
13
2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking. De datum van ingang van de heffing is 1 januari2016.
lnwerkingtreding
Gemeente Peel en Maas
I 894/201 5/691 606
Pagina 2 van 4
Artikel
14
Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening marktgeld Peel en Maas.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 15 december 2015 De
van de gemeente Peel en Maas,
de voorzitter,
W.J.G. Del
oosten
Gemeente Peel en Maas
1
894/201 5/691 606
Pagina 3 van 4
Bijlage behorende bij de Verordening marktgeld Peel en Maas Deze bijlage omvat de in artikel 5 van genoemde verordening aangehaalde tarieventabel per 1-1-2016
Hoofdstuk
1
Panningen
1.1.
Het recht voor het gebruik van een standplaats in Panningen, bedraagt 1.1.1 voor een standplaats (standwerkers- en meelopersplaats) tijdens
weekmarkten, per m1 frontbreedte,
per dag
€. 10,20
per kwartaal
€. 23,75
1.1.2 voor een vaste standplaats tijdens weekmarkten,
1.2.
De tarieven opgenomen in 1.1. zijn inclusief stroomverbruik
Hoofdstuk
2.1.
2
Meijel
Het recht voor het gebruik van een standplaats in Meijel, bedraagt:
2.1.1 voor een standplaats (standwerkers- en meelopersplaats) tijdens
weekmarkten,
per dag
€
6,10
2.1.2 voor een vaste standplaats tijdens weekmarkten,
voor de eerste 4 strekkende meters frontbreedte, per kwartaal 2.1.3 vermeerderd met een bedrag per elke volgende m1 frontbreedte van 2.2. De tarieven opgenomen in 2.1 . zijn inclusief stroomverbruik
€ 89,30
€
Behoort bij besluit van 15 december 2015 De griffier
Gemeente Peel en Maas
1
894/201 5i691 606
Pagina 4 van 4
10,20
Bijlage 5
Artikel
1.
2.
3
Maatstaf van heffing
De heffingsmaatstaf is de op de voet van hoofdstuk lV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde voor het kalenderjaar bedoeld in artikel 1 Als voor een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk lV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van die onroeren de zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18,20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.
Artikel4 Vrijstellingen 1. ln añrvijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf
2.
buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet al is gebeurd bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van: a. voor de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, daaronder mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken; glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van b. gewassen, voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel a bedoelde grond; c. onroerende zaken die in hoofdzaakzijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning; d. één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de voon¡vaarden genoemd in artikelS, van het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928 met uitzondering van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen; e. natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden, zandverstuivingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden; f. openbare land- en watenrvegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken; g. waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning; h. werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning; i. werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken; j. onroerende zaken voor zover die bestemd zijn te worden gebruikt voor de publieke dienst van de gemeente, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die bestemd zijn te worden gebruikt voor het geven van onderwijs; k. straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst voor het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeers-installaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken abri's, hekken en palen; plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in beheer zijn of waarvan de l. gemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning; m. begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning. De vrijstelling met betrekking tot de in onderdeeljvan het eerste lid bedoelde onroerende zaken voor de eigenarenbelasting geldt niet voor zover de gemeente van die zaken niet het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.
Gemeente Peel en Maas
1894t2015t691607
Pagina 2 van 4
Artikel
12
Giteertitel
Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening onroerende-zaakbelastingen Peel en Maas"
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van : 15 december 2015 van de gemeente Peel en Maas,
de
Joosten
Gemeente Peel en Maas
W.J.G
1894t20151651607
Pagina 4 van 4
3
ln afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de gebruikersbelasting buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.
Artikel5
Belastingtarieven
Het tarief van de belasting bedraagt een percentage van de heffingsmaatstaf. Het percentage bedraagt voor:
a. b.
de gebruikersbelasting: de eigenarenbelasting: 1 . voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen: 2. voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen:
0,1359 0,1030 0,1698
6 W¡jze van heffing De belastingen worden bijwege van aanslag geheven
Artikel Artikef
1.
7
Termijnen van betaling
ln afwijking van artikel 9, eerste lid, van de lnvorderingswet 1990 moet de aanslag worden betaald: a. bii niet-automatische incasso: in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn een maand later.
b.
biiautomatischeincasso: in zoveelgelijke termijnen als er na de maand van de dagtekening van het aanslagbiljet
2
3
nog niet geëindigde maanden in het kalenderjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen tenminste vier en maximaal tien bedraagt. ln afwijking van het eerste lid, onder b geldt, dat de aanslagen moeten worden betaald in twee gelijke betaaltermijnen, ingeval het totaalbedrag van de op een aanslagbíljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar een aanslag bevat, het bedrag van deze aanslag hoger is dan € 20.000,00. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn een maand later; De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in dit artikel gestelde termijnen.
ArtikelS
Kwijtschelding
Bij de invordering van de onroerende-zaakbelastingen wordt geen kwijtschelding verleend.
Artikel
9
Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en
de invordering van de onroerende-zaakbelastingen.
Artikel
10
1.
De Verordening onroerende-zaakbelastingen Peel en Maas vastgesteld bij raadsbesluit van 2 december 2014,wordl ingetrokken met ingang van de in artikel 11 tweede lid genoemde
2.
Artikel
1. 2.
Overgangsrecht
datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. lndien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in artikel 1 1, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, blijft de in het eerste lid genoemde verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover de heffing van onroerende-zaakbelastingen in die periode plaatsvindt.
ll
lnwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016.
Gemeente Peel en Maas
1894t2015t691607
Pagina 3 van 4
Bijlage 6
2.
De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruikmaken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
Artikel4 Belastingplicht 1 De belasting wordt geheven van: a. degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld
2
al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt. b. degene op wiens aanvraag afval wordt opgehaald; c. degene die afvalstoffen achterlaat op één daartoe van gemeentewege ter beschikking gestelde plaats. Voor de toepassing van het eerste lid, sub a, wordt: gebruikmaken van een perceel door de leden van een huishouden aangemerkt a. als gebruik maken door het door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen lid van dat huishouden; b.. gebruikmaken door degene aan wie een deel van een perceel in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruikmaken door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven, met dien verstande dat degene die dat deel in gebruik heeft gegeven, bevoegd is de heffing als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven; c. het ter beschikking stellen van een perceel voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruikmaken door degene die dat perceel ter beschikking heeft gesteld, met dien verstande dat degene die het perceel ter beschikking heeft gesteld, bevoegd is de heffing als zodanig te verhalen op degene aan wie het perceel ter beschikking is gesteld.
Artikel
5
Maatstaven van heffing en belastingtarief afvalstoffenheffing
De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel hoofdstuk 1 en2.
Artikel6
Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel
7
2.
W¡jze van heffing De belasting bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel wordt geheven bij wege van aanslag. De belasting bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel wordt geheven door middel van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het verschuldigde bedrag is vermeld.
Artikel
I
1.
1. 2. 3. 4.
Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang voor de jaarlijks verschu ld igde afvalstoffenheffi ng De belasting als bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of , zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht. lndien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. lndien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.
2
5
De situatie aan het begin van het belastingjaar of zo dit later is, bij aanvang van de belastingplicht, is bepalend voor de tariefstelling van een éénpersoonshuishouding of meerpersoonshuishoud ing.
Artikel
9
Ontstaan van de belastingschuld voor de overige afvalstoffenheffing De belasting als bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel is verschuldigd b¡j de aanvraag tot inzameling van afval of bij aanvang van het gebruik van de ter beschikking gestelde plaats.
Hoofdstuk 3 Reiniqinqsrechten
Artikel
l0
Belastbaar feit
Onder de naam 'reinigingsrechten'worden rechten geheven zowel voor het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of onderhoud zijn. Over de rechten is B.T.W. verschuldigd.
Artikel
1l
Belastingplicht
De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.
Artikel
1.
2. Artikel
12
Maatstaf van heffing en tarief
De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 3 van de bij deze verordening behorende tarieventabel. Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.
13
Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar
Artikel
14
Wijze van heffing
De rechten bedoeld in hoofdstuk 3 van de tarieventabelworden bijwege van aanslag geheven
Artikel 1
2
3
4
15
Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang voor de jaarlijks verschuldigde rechten De rechten bedoeld in hoofdstuk 3 zijn verschuldigd bij het begin van het belasting jaar of , zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht lndien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, zijn de rechten verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. lndien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.
Hoofdstuk 4 Nadere bepalinqen
Artikel
1.
16
Termijnen van betaling
ln afwijking van artikel 9, eerste lid, van de lnvorderingswet 1990 moet de aanslag worden betaald: bii niet-automatische incasso:
a.
3
in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand
volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn een maand later.
b.
biiautomatischeincasso: in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van de dagtekening van het aanslagbiljet nog niet geëindigde maanden in het kalenderjaar overblijven, met dien verstande dat het
4.
aantal termijnen tenminste vier en maximaal tien bedraagt. ln afwijking van het eerste lid, onder b geldt, dat de aanslagen moeten worden betaald in twee gelijke betaaltermijnen, ingeval het totaalbedrag van de op een aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar een aanslag bevat, het bedrag van deze aanslag hoger is dan € 20.000,00. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn een maand later; De in hoofdstuk 2 van de tarieventabel opgenomen bedragen moeten worden betaald ingeval de kennisgeving als bedoeld in artikel 7, tweede lid: a. mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving; b. schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel ingevalvan toezending daarvan, binnen 21 dagen na de dagtekening van de kennisgeving. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in dit artikel gestelde termijnen.
Artikel
17
2
3.
Kwijtschelding
Bij de invordering van de afvalstoffenheffing kan kwijtschelding worden verleend voor de in hoofdstuk 1 van de tarieventabel opgenomen onderdelen 1.1, 1.2.1, 1.3.1.1 en I .3.2.1. maximaal het voor een overeenkomstig huishouden geldende tarief voor een 140 liter restcontainer en een 140 liter gftcontainer.
Artikel
18
Artikel
19
Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de afvalstoffenheffing en de reinigingsrechten.
1.
2.
Overgangsrecht
De Verordening reinigingsheffingen Peel en Maas vastgesteld bij raadsbesluit van 2 december 2014, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 20, tweede lid genoemde
datum van ingang van de heffing, met dien verstande datzij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. lndien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in artikel 20, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, blijft de in het eerste lid genoemde verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover de heffing van reinigingsheffingen in die periode plaatsvindt.
Artikel20 lnwerkingtreding 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking. 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016.
4
Artikel2l
Giteertitel
Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening reinigingsheffingen Peel en Maas"
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van : 15 december 2015 De raad van de gemeente Peelen Maas,
de voorzitter, W.J.G
5
Tarieventabel behorende bij de Verordening reinigingsheffingen Peel en Maas
Deze bijlage omvat de in de artikelen 5 en 12 van genoemde verordening aangehaalde tarieventabel per 1-1-2016
Hoofdstuk
1
AFVALSTOFFENHEFFING
T arief 1 1
1.2. 1.2.1
1.2.2
1.2.3
1.2.4
Basisbedrag De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar
€
Toeslag lndien het in onderdeel 1.1 bedoelde perceel, wordt gebruikt door meer dan één persoon, wordt het in dat onderdeel genoemde bedrag verhoogd met: € lndien het in onderdeel 1.1 bedoelde perceel naast een restafvalcontainer van 140 liter van een extra restafvalcontainer van 140 liter wordt voorzien, wordt het in dat onderdeel genoemde bedrag per extra container verhoogd met: € lndien het in onderdeel 1 .1 bedoelde perceel in plaats van een 140 liter restafvalcontainer een 240 liter restafvalcontainer beschikbaar is gesteld, wordt het in dat onderdeel genoemde bedrag verhoogd met € lndien het in onderdeel 1.1 bedoelde perceel wordt voorzien van een extra gftcontainer, wordt het in dat onderdeel genoemde bedrag per gftcontainer verhoogd met €
145,00
50,00
95,00
95,00
95,00
Tarief ll.
1.3
ln afwijking van het bepaalde in de onderdelen 1 en 1.2 gelden voor de percelen in het gebied waar de nieuwe inzamelmethodiek Peel en Maas wordt toegepast, de volgende tarieven: 1.3.1 Basisbedrag 1.3.1.1 De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar € 145,00
1.3.2
Toeslag
1.3.2.1 lndien het in onderdeel 1 .3 bedoelde perceel, wordt gebruikt door meer dan één persoon, wordt het in onderdeel 1.3.1.1 genoemde bedrag verhoogd met 1.3.2.2 lndien het in onderdeel I .3 bedoelde perceel wordt voorzien van een extra gftcontainer wordt het in dat onderdeel genoemde bedrag per gftcontainer verhoogd met
Hoofdstuk
2.1
2.1.2 2.1.3 2.1.4
2.2 2.2.1
2.2.2 2.3
2
€
50,00
€
95,00
Overige maatstaven en tarieven afvalstoffenheffing
Het tarief voor het op het milieupark Peel en Maas achterlaten van grof huishoudelijk afval, bouw- en sloopafval, (hout,puin, dakleer, asbest) autobanden met velg en overige banden: tot maximaal0,S m3 bedraagt tot maximaal 1 m3 bedraagt De belasting genoemd onder 2.1 wordt niet geheven voor het achterlaten van a. Klein chemisch afval b. Per soort gescheiden herbruikbare afvalstoffen c. personenautobanden zonder velg (max. 4 stuks)
€2, €5,
50 00
Voor het op aanvraag aan huis ophalen van grof huishoudelijk afval (geen bouw- en sloopafval) bedraagt: het voorrijdtarief vermeerderd met per m3 afval (maximaal 2 m3 per keer)
€ €
20,00 5,00
Voor het op aanvraag ophalen van snoeiafval (maximaal2 m3 per keer) bedraagt het tarief
€
20,00
Hoofdstuk3 REINIGINGSRECHTEN 3
3.1
ln Helden, Beringe, Grashoek, Maasbree, Baarlo, Meijel, Kesselen Kessel-Eik bedraagt het tarief per belastingjaar voor het beschikbaar stellen, het gebruik en/of ledigen van containers en het verwijderen van de daarin verzamelde bedrijfsafvalstoffen eenmaal per 2 weken voor: één bedrijfscontainer van 140 liter voor verenigingen en niet commerciële
€ 150,50 € 198,00
lnstellingen 3.1.1
3.1.2 3.1.2
3.r.3
3.2.1
3.2.2
4
4.1.1
4.1.2
5
één bedrijfscontainer van 1 40 liter voor elke volgende beschikbaar gestelde bedrijfscontainer van 140 liter, vermeerderd met één bedrijfscontainer van 240 liter voor elke volgende beschikbaar gestelde bedrijfscontainer van 240liter, vermeerderd met
€ 105,00 €264,50 €204,00
Het tarief als bedoeld in artikel 3.1, 3.1.1 en 3.1.2 wordt voor het beschikbaar stellen, het gebruik en/of ledigen van a. een gft-emmer, verhoogd met b. een gftcontainer van 140 liter, eenmaal per 2 weken, per container verhoogd
€
6,00
€. 24,00
met Het tarief als bedoeld in artikel 3.1.2 wordt voor het beschikbaar stellen, het gebruik en/of ledigen van een gft-container van 140 liter, eenmaal per 2 weken, per container verhoogd met
€
67,20
ln afwijking van het bepaalde in onderdeel 3, bedraagt het tarief voor de percelen in het gebied waar de nieuwe inzamelmethodiek Peel en Maas wordt toegepast: voor verenigingen en niet commerciële lnstellingen die meeliften met de € 145,00 inzameling van huishoudelijke afvalstoffen voor de overige gebruikers (niet-natuurlijke personen) van een perceel die € 195,00 meeliften met de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen
lndien het in onderdeel 3 en 4 bedoelde perceel wordt voorzien van een extra gftcontainer wordt het in dat onderdeel genoemde bedrag per gftcontainer verhoogd met
€
besluit van 15 december 2015
Gemeente Peel en Maas
r
894/201 5/691 608
Pagina 7 van 7
95,00
Bijlage 7
Artikel
5
Maatstaf van heffing
De heffingsmaatstaf is een vast bedrag per vestiging en een bedrag dat afhankelijk is van de waarde van de vestiging in het jaar voorafgaand aan het belastingtijdvak. lndien de vestiging gelijk is aan de onroerende zaak als bedoeld in artikel 16 van de Wet WOZ, is de heffingsmaatstaf een vast bedrag en een bedrag dat afhankelijk is van de waarde van de vestiging in het jaar voorafgaand aan het belastingtijdvak. lndien de vestiging deel uitmaakt van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 16 van de Wet WOZ, is de heffingsmaatstaf een vast bedrag en een bedrag dat afhankelijk is van het deel van de waarde dat aan de vestiging kan worden toegerekend in het jaar voorafgaand aan het belastingtijdvak. Voor een vestiging als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, sub 2, is de heffingsmaatstaf een vast bedrag en een bedrag dat afhankelijk is van de waarden of de delen van de waarden die aan de vestiging kunnen worden toegerekend in het jaar voorafgaand aan het belastingtijdvak. Bij de bepaling van de heffingsmaatstaf wordt buiten aanmerking gelaten de waarde van delen van de vestiging die in hoofdzaaklol woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.
Artikel
6
Belastingtarief
1. 2.
Het vaste bedrag voor de reclamebelasting bedraagt € 303,- per vestiging. Voor zover de waarde van de vestiging meer bedraagt dan € 150.000,-, wordt het in het vorige lid genoemde bedrag vermeerderd met € 2,52 per € 1.000,- waarde. 3. De reclamebelasting bedraagt maximaal € 1.010,- per vestiging. 4. lndien de vastgestelde waarde als bedoeld in artikel 5 naar beneden wordt bijgesteld, wordt de aanslag ambtshalve verminderd indien de lagere waarde leidt tot een lager belastingbedrag voor de reclamebelasting. Tegen de op de voet van hoofdstuk lV van de Wet WOZ vastgestelde waarde kan in het kader van de reclamebelasting geen c.q. niet opnieuw bezwaar worden aangetekend.
ArtikelT
Belastingtijdvak
Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel
1. 2. 3. 4.
I
Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
De belastingschuld ontstaat bij het begin van het belastingtijdvak. lndien de belastingplicht na het begin van het belastingtijdvak aanvangt, ontstaat de belastingschuld bij de aanvang van de belastingplicht. lndien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de reclamebelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde reclamebelasting als er in dat jaar, na het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overbl ijven. lndien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, wordt op aanvraag van belastingplichtige ontheffing verleend voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde reclamebelasting als er in dat jaar, na het tijdstip van de beëindiging van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
I W¡jze van heffing De reclamebelasting wordt bijwege van aanslag geheven
Artikel Artikel
10
Vrijstellingen
De reclamebelasting wordt niet geheven voor openbare aankondigingen: die korter dan 13 weken aanwezig zijn, tenzij deze openbare aankondigingen zijn aangebracht in een voorziening waarin, waaraan of waarop wisselende openbare aankondigingen worden aangebracht, die individueel korter dan 13 weken aanwezig zijn, maar waarbij de verschillende openbare aankondigingen gezamenlijk 13 weken of meer aanwezig zijn; b. door publiekrechtelijke rechtspersonen gedaan in de uitoefening van hun publiekrechtelijke taak;
a.
Gemeente Peel en Mãas
1
894/201 5/691 609
Pagina2van 4
Artikel
13
Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening reclamebelasting Peel en Maas"
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van : 15 december 2015
van de gemeente Peel en Maas,
De
de voorzitter W.J.G
de drs
Bijlage 1
.
Kaart met het aangewezen afgebakende gebied als bedoeld in artikel 2 van deze verordening
Gemeente Peel en Maas
I 894/201 5/691
609
Pagina 4 van 4
c. d. e. f. g. h. i.
die als algemene bewegwljzering waarmee een algemeen belang wordt gediend, kunnen worden aangemerkt; die door politieke partijen zijn aangebracht en die een ideëel belang dienen; aangebracht op bouwterreinen, voor zover deze opschriften rechtstreeks betrekking hebben op de op dat terrein in uitvoering zijnde bouwwerkzaamheden; bestemd voor de verkoop of verhuur van onroerende zaken, indien deze aanwezig zijn in de onmiddellijke nabijheid van de te verkopen of te verhuren zaak; aangebracht door of namens winkeliersverenigingen of wijkorganen, waarbij het reclameobject uitsluitend bestaat uit een vlag, banier of zuil met de naam van de winkeliersvereniging of het wijkorgaan; van instellingen, die door de rijksbelastingdienst zijn aangewezen als Algemeen Nut Beogende lnstellingen (ANBI) en die betrekkinþ hebben op de functie van het gebouw of de naam van de instelling; aangebracht op scholen, ziekenhuizen, kerken en moskeeën, en die uitsluitend betrekking hebben op de functie van het gebouw.
Artikel
1.
11
Termijnen van betaling
ln afwijking van artikel g, eerste lid, van de lnvorderingswet 1990 moet de aanslag worden betaald: a. Bii niet-automatische incasso in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn een maand later.
b.
2.
Biiautomatischeincasso in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog niet geëindigde maanden in het kalenderjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen tenminste vier en maximaal tien bedraagt; De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.
Artikel
12
Kwijtschelding
Bij de invordering van de reclamebelasting wordt geen kwijtschelding verleend.
Artikel
13
Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels stellen met betrekking tot de heffing en invordering van de reclamebelasting.
Artikel
14
2.
De "Verordening Reclamebelasting Peel en Maas 2014" van 17 december 2013 en gewijzigd op 2 december 2014, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 15 tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. lndien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in artikel 15, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, blijft de in het eerste lid genoemde verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover de heffing van reclamebelasting in die periode plaatsvindt.
Artikel
l5
2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking. De datum van ingang van de heffing is 1 januari2016.
1.
1.
Overgangsrecht
lnwerkingtreding
Gemeente Peel en Maas
1
894/201 5/691 609
Pagina 3 van 4
Bijlage 8
Bijlage 9
Artikel
4
Zelfstandige gedeelten
lndien gedeelten van een roerende zaak blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
Artikel
5
Maatstaf van heffing
1. Het eigenarendeel wordt geheven naar een vast bedrag per perceel,
2. Het gebruikersdeel wordt geheven naar een vast bedrag per perceel
Artikel6
Vrijstellingen
De belasting wordt niet geheven van ongebouwde percelen
Artikel
1. 2.
Artikel
7
Belastingtarieven
Het tarief voor het eigenarendeel bedraagt per perceel Het tarief voor het gebruikersdeel bedraagt per perceel
8
€
€
54,00 216,00
Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar
I W¡jze van heffing De belasting wordt bijwege van aanslag geheven.
Artikel Artikel
10
1.
De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of voor het gebruikersdeel, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht. lndien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. lndien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.
2
3
4
Artikel
1.
1l
Ontstaan van de belastingschuld en de heffing naar tijdsduur
Termijnen van betaling
ln afwijking van artikel 9, eerste lid, van de lnvorderingswet I gg0 moet de aanslag worden betaald: a. bii niet-automatische incasso: in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn een maand later.
b.
biiautomatischeincasso: in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van de dagtekening van het aanslagbiljet
2
3.
nog niet geëindigde maanden in het kalenderjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen tenminste vier en maximaal tien bedraagt. ln afwijking van het eerste lid, onder b geldt, dat de aanslagen moeten worden betaald in twee gelijke betaaltermijnen, ingeval het totaalbedrag van de op een aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar een aanslag bevat, het bedrag van deze aanslag hoger is dan € 20.000,00. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn een maand later; De Algemene termijnenwet ís niet van toepassing op de in dit artikel gestelde termijnen.
Artikel 12 Kwijtschelding Bijde invordering van de rioolheffing kan kwijtschelding worden verleend voor het gebruikersdeel. Gemeente Peel en Maas
r
894/201 5/691 61 0
Pagina 2 van 3
Artikel
l3
Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en
invordering van de rioolheffing.
Artikel
1.
2.
Artikel
1. 2.
14
Overgangsrecht
De "Verordening rioolheffing Peel en Maas" vastgesteld bij raadsbesluit van 2 december 2014, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 15 tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. lndien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in artikel 15, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, blijft de in het eerste lid genoemde verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover de rioolheffing in die periode plaatsvindt.
15
lnwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na de bekendmaking De datum van ingang van de heffing is I januari20l6
Artikell6
Citeertitel
De verordening wordt aangehaald als "Verordening rioolheffing Peel en Maas"
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van : 15 december 2015 De raad van de gemeente Peelen Maas,
de
Joosten
Gemeente Peel en Maas
de voorzitter W.J.G
1894t2015t691610
Pagina 3 van 3
Bijlage 10
arrangemenf.'een reservering op een toeristische plaats voor een gezin, echtpaar of samen reizende personen gedurende een vooraf vastgelegde periode van minimaal vier weken voor k.
m n.
Artikel
een vast huurbedrag; voorseizoenarrangemenf; een arrangement op een toeristische plaats voor één gezin, echtpaar of samen reizende personen, met een looptijd van iets meer dan drie maanden. Doorgaans start het arrangement bij het begin van het kampeerseizoen en eindigt het rond de laatste week van juni. Een en ander is afhankelijk van de start van het vakantieseizoen en de vakantiespreiding; verlengd voorseizoenarrangemenf.'een arrangement op een toeristische plaats voor één gezin, echtpaar of samen reizende personen, met een looptijd van iets meer dan drie maanden. Doorgaans start het arrangement bij het begin van het kampeerseizoen en eindigt het voor de start van het hoogseizoen (na de 1" week van juli). Een en ander is afhankelijk van de vakantiespreiding; naseizoenarrangement: een arrangement met een looptijd van ongeveer twee maanden, startend na het hoogseizoen en eindigend bij de afloop van het kampeerseizoen; maandarrangement: een arrangement met een looptijd van één maand gedurende de maand juni of september.
2.
Belastbaar feit
Onder de naam verblijfsbelasting wordt een directe belasting geheven voor: a. het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven; b. het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven, indien deze personen gedurende hun verblijf beroeps- of bedrijfsmatige werkzaamheden verrichten voor of in opdracht van anderen.
Artikel3. Belastingplicht 1. Belastingplichtig is degene 2. 3.
die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2 in hem ter beschikking staande ruimten dan wel op hem ter beschikking staande terreinen. De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene, die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2. Als er geen persoon is aan te wijzen die gelegenheid biedt tot verblijf, is degene belastingplichtig die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.
Artikel4.
Vrijstellingen
De belasting wordt niet geheven voor het verblijf: 1. van degene die verblijft in een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet Toelating Zorginstellingen; 2. van een vreemdeling als bedoeld in artikel29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel B, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt als bedoeld in artikel 2 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers; 3. van degene, die verblijf houdt in een gemeubileerde woning voor welk verblijf
4.
forensenbelasting is verschuld igd ; op vaartuigen voor welk verblijf waterverblijfsbelasting is verschuldigd.
Artikel
5.
Maatstaf van heffing
De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen in het belastingjaar
Artikel
1.
6.
Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing
Voor de in het tweede lid opgenomen onderkomens, wordt het aantal overnachtingen als bedoeld in artikel 5 forfaitair vastgesteld. Bij de forfaitaire vaststelling wordt het aantal overnachtingen gesteld op het aantal overnachtende personen vermenigvuldigd met het aantal nachten, overeenkomstig het bepaalde in het tweede en derde lid.
Gemeente Peel en Mãas
189412015169161
1
Pagina2van 4
2
3.
Artikel
Het aantal personen dat heeft overnacht, wordt met betrekking tot: a. mobiele kampeeronderkomens, vakantieonderkomens en stacaravans op vaste jaarplaatsen, bepaald op 2,7; b. mobiele kampeeronderkomens, vakantieonderkomens en stacaravans op vaste seizoenplaatsen, bepaald op 3; c. mobiele kampeeronderkomens op seizoenplaatsen bepaald op 3. d. mobiele kampeeronderkomens, vakantieonderkomens en stacaravans op seizoen-, of toeristische plaatsen bepaald op: 2,8, indien sprake is van een voorseizoenarrangement; 2,8, indien sprake is van een verlengd voorseizoenarrangement; 2,2, indien sprake is van een naseizoenarrangement; 2,0, indien sprake is van een maandarrangement. Het aantal malen dat door de in het tweede lid bedoelde personen is overnacht, wordt: in geval van het eerste lid, sub a, bepaald op: 49; a. in geval van het eerste lid, sub b, bepaald op:47, b. in geval van het eerste lid; sub c, bepaald op: 45 c. in geval van het eerste lid, sub d, bepaald op: d. 26, indien sprake is van een voorseizoenarrangement; 36, indien sprake is van een verlengd voorseizoenarrangement; 14, indien sprake is van een naseizoenarrangement; 11, indien sprake is van een maandarrangement.
7.
(Opteren voor) niet-forfaitaire maatstaf van heffing
ln afwijking van het bepaalde in artikel 6 wordt op een door de belastingplichtige bij de aangifte gedane aanvraag de maatstaf van heffing vastgesteld op het werkelijk aantal overnachtingen.
Artikel
8.
Belastingtarief
Het tarief bedraagt per persoon per overnachting € 1,00
Artikel9.
Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar
Artikel
10.
Wijze van heffing
De belasting wordt bijwege van aanslag geheven.
Artikel
'1.
2. 3. Artikel
11.
Termijnen van betaling
Voorlopige aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog niet geëindigde maanden in het kalenderjaar overblijven, met dien verstande dat het aantaltermijnen ten minste twee en maximaal 10 bedraagt. De overige aanslagen moeten worden betaald binnen een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de het eerste en tweede lid gestelde termijnen.
12.
Kwijtschelding
Bij de invordering van verblijfsbelasting wordt geen kwijtschelding verleend
Artikell3. Aanmeldingsplicht 1. De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, 2. Artikel
voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot overnachten verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de aangewezen gemeenteambtenaar, bedoeld in artikel 232, vierde lid, sub a van de Gemeentewet. De verplichting als bedoeld in het voorgaande lid geldt niet voor de belastingplichtige die met betrekking tot het jaar voorafgaand aan het belastingjaar in de heffing van de verblijfsbelasting betrokken is.
14.
Registratieplicht
Gemeente Peel en Maas
1894t2015t6916'11
Pagina 3 van 4
1
2 3
4
5
Artikel
De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden verblijfhoudenden te registreren in een daarvoor bestemd en door de gemeente verstrekt nacht(verblijf)register. Het college van burgemeesters en wethouders stelt een model van genoemd nacht(verblijf)register kosteloos beschikbaar. Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de inrichting en gebruik van het nacht(verblijf)register. De verplichting als bedoeld in lid 1 tot en met 3 geldt niet als in de eigen registratiesystemen dezelfde gegevens worden vastgelegd als die in het gemeentelijk nacht(verblijf)register verplicht zijn gesteld, dit ter beoordeling aan de heffingsambtenaar. De verplichting als bedoeld in lid 1 tot en met 3 geldt niet voor zover de belastingplichtige gebruik maakt van de forfaitaire berekeningswijze van de heffingsmaatstaf als bedoeld in artikel 6.
15.
Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de verblijfsbelasting.
Artikel
16.
1.
De "Verordening verblijfsbelasting Peel en Maas" van 2 december 2014, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 17 tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zijvan toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. lndien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in artikel 17, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, blijft de in het eerste lid genoemde verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover de heffing van verblijfsbelasting in die periode plaatsvindt.
2
Overgangsrecht
Artikel
l7
2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016.
Artikel
l8
1.
lnwerkingtreding
Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening verblijfsbelasting Peel en Maas"
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van : 15 december 2015 De raad van de gemeente Peel en Maas,
v de voorzitter, Joosten
Gemeente Peel en Maas
W.J.G. Del
1894t2015t691611
Pagina 4 van 4
Bijlage 11
b.
Biiautomatischeincasso in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog
2.
niet geëindigde maanden in het kalenderjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen tenminste vier en maximaal tien bedraagt; De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.
ArtikelS
Kwijtschelding
Bij de invordering van forensenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.
Artikel
9
Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de forensenbelasting.
Artikel
10
Onvoorziene gevallen
Voor gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist het college van burgemeester en wethouders.
Artikel
11
2.
De "Verordening forensenbelasting Peel en Maas" van 2 december 2014 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 12 tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zijvan toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. lndien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in artikel 12, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, blijft de in het eerste lid genoemde verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover de heffing van forensenbelasting in die periode plaatsvindt.
Artikel
12
2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016.
Artikel
13
1.
1.
Overgangsrecht
lnwerkingtreding
Giteertitel
Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening forensenbelasting Peel en Maas"
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van : 15 december 2015 De raad van de gemeente Peel en Maas,
d
de voorzitter W.J.G
n
Gemeente Peel en Maas
1
894/201 5/691 61 3
Pagina 2 van 2
Bijlage 12
Artikel4.
Vrijstellingen
De belasting wordt niet geheven voor het verblijf: 1. door degenen die verblijf houden aan boord van: a. een vaartuig dat is ingericht en wordt gebruikt tot verpleging of verzorging van zieken, van gebrekkigen, van hulpbehoevenden of van bejaarden; b. kano's, roei- en volgboten c. motor- en zeilboten met een lengte van ten hoogste 4 meter; d. een vaartuig dat zich op last of bevel van de overheid in het gemeentelijke watergebied bevindt; e. een vaartuig in gebruik voor onderhoud aan de wateruvegen, welk onderhoud in opdracht van het Rijk, de provincie Limburg of de gemeente Peel en Maas wordt uitgevoerd, f. een vaartuig in directe dienst van het Rijk, de provincie Limburg of de gemeente Peel en Maas, g. een vaartuig dat in eigendom toebehoort aan de Konínklijke Nederlandse Reddingsmaatschappij; 2. waarvoor de gemeente belasting heft ingevolge de Verordening verblijfsbelasting Peel en Maas; 3. van een vreemdeling, als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt in een gelegenheid als bedoeld in artikel 2 van de verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers
Artikel
1. 2. 3.
Artikel
1.
2
5.
Maatstaf van heffing
De belasting wordt geheven naar het aantal verblijven in het belastingjaar. Het aantal verblijven wordt gesteld op de som van het aantal etmalen dat elke in artikel 2 bedoelde personen verblijf heeft gehouden. Voor de toepassing van dit artikel wordt een gedeelte van een etmaal voor een vol etmaal gerekend.
6.
Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing
Voor vaartuigen met een vaste ligplaats wordt het aantal verblijven als bedoeld in artikel 5 forfaitair vastgesteld. Bij de forfaitaire vaststelling wordt het aantal verblijven gesteld op het aantal verblijfhoudende personen vermenigvuldigd met het aantal etmalen, overeenkomstig het bepaalde in het tweede en derde lid. Ter zake van vaartuigen met een vaste ligplaats wordt, indien een belastingplichtige als bedoeld in artikel 3, eerste lid, is aangewezen: a. het aantal personen dat verblijf heeft gehouden, bepaald op: bijeen vaartuig met een lengte van 4 tot 7 meter, bij een vaartuig met een lengte van meer dan 7 , doch ten hoogste 9 meter; bij een vaartuig met een lengte van meer dan 9, doch ten hoogste l2 meter, bij een vaartuig met een lengte van meer dan 12 meter;
2,1 2,4 2,7 3,6
b. het aantal etmalen dat door de onder a bedoelde personen verblijf is gehouden, bepaald op:
15,7 ,5 17,9
bij een vaartuig met een lengte van 4 tot en met 7 meter; bij een vaartuig met een lengte van meer dan 7 , doch ten hoogste g meter; bij een vaartuig met een lengte van meer dan 9 meter, doch ten hoogste l2 meter; 19,5 bij een vaartuig met een lengte van meer dan 12 meter. Het aantal vaartuigen als bedoeld in het tweede lid wordt vastgesteld op het aantal vaartuigen, welke door de belastingplichtige bij aangifte uit de (verhuur)administratie zijn opgegeven, dan wel blijken. 17
3.
Artikel
1.
7.
(Opteren voor) niet-forfaitaire maatstaf van heffing
ln afwijking van het bepaalde in artikel 6 wordt op een door de belastingplichtige bij de aangifte gedane aanvraag de maatstaf van heffing vastgesteld op het werkelijk aantal etmalen
Gemeente Peel en Maas
18941201st691612
Pagina 2 vaî 4
2
dat verblijf is gehouden, indien blijkt dat dit aantal lager is dan het op de voet van artikel 6 berekende aantal, Het in het eerste lid bedoelde verzoek kan desgewenst per ligplaats worden gedaan.
Artikel
8.
Belastingtarief
Het tarief bedraagt per verblijf (per persoon per etmaal) € 1,00
Artikel
9.
Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar
Artikel
10.
Wijze van heffing
De belasting wordt bijwege van aanslag geheven
Artikel
1.
2. 3. Artikel
11.
Termijnen van betaling
Voorlopige aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog niet geëindigde maanden in het kalenderjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste twee en maximaal l0 bedraagt. De overige aanslagen moeten worden betaald binnen een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de het eerste en tweede lid gestelde termijnen.
12.
Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven voor de heffing en de invordering van de waterverblijfsbelasting.
Artikel
13.
Kwijtschelding
Bij de invordering van de waterverblijfsbelasting wordt geen kwijtschelding verleend
Artikel
1.
2.
14.
Aanmeldingsplicht
De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot verblijf verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de aangewezen gemeenteambtenaar, bedoeld in artikel 232, vierde lid, sub a van de Gemeentewet, De verplichting als bedoeld in het voorgaande lid geldt niet voor de belastingplichtige die met betrekking tot het jaar voorafgaand aan het belastingjaar in de heffing van de verblijfsbelasting
betrokken is.
Artikel
15.
1.
De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden verblijfhoudenden te registreren in een daarvoor bestemd en door de gemeente verstrekt nachtverblijfsregister, Het college van burgemeesters en wethouders stelt het genoemd nachtverblijfsregister kosteloos beschikbaar, Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de inrichting en gebruik van het verblijfsregister. De verplichting als bedoeld in lid I tot en met 3 geldt niet als in de eigen registratiesystemen dezelfde gegevens worden vastgelegd als die in het gemeentelijk nacht(verblijf)register verplicht zijn gesteld, dit ter beoordeling aan de heffingsambtenaar. De verplichting als bedoeld in lid 1 tot en met 3 geldt niet voor zover de belastingplichtige gebruik maakt van de forfaitaire berekeningswijze van de heffingsmaatstaf als bedoeld in
2. 3. 4.
5.
Registratieplicht
artikel6.
Artikell6. Overgangsrecht 1. De "Verordening waterverblijfsbelasting Peel en Maas" van 2 december
2014, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 17, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dalzij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
Gemeente Peel en Maas
1894120151691612
Pagina 3 van 4
2.
lndien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in artikel 17, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, blijft de in het eerste lid genoemde verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover de heffing van waterverblijfsbelasting in die periode plaatsvindt.
Artiket
17
2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking. De datum van ingang van de heffing is 1 januari2016.
Artikel
18
1.
lnwerkingtreding
Giteertitel
Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening waterverblijfsbelasting Peel en Maas"
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van : 15 december 2015 De raad van de gemeente Peelen Maas,
de drs.
de voorzitter,
W.J.G. Del
(
Gemeente Peel en Maas
1894120151691612
Pagina 4 van 4
BIJLAGE 13 EGB
Collegebesluit Zaaknummer: 1894/2015/708171 Documentnummer: 1894/2015/708337 Besluitnummer:
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN PEEL EN MAAS; Gelet op het bepaalde in artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht; Gelet op het bepaalde in artikel 18b Participatiewet; Overwegende dat het wenselijk is beleidsregels vast te stellen voor de Wet Taaleis BESLUITEN: Vast te stellen de volgende beleidsregel: Beleidsregels Wet Taaleis Artikel 1 Begripsomschrijving 1. In deze beleidsregel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: a. Arbeidsverplichtingen : de verplichtingen zoals bedoeld in artikel 9 van de Participatiewet; b. Awb : Algemene wet bestuursrecht; c. Belanghebbende : degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit betrokken is; d. College : het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Peelen Maas e. Inburgeringsplicht : de verplichting zoals bedoeld in artikel 7 van de Wet inburgering; 2. Alle begrippen die in deze beleidsregel worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Awb. Artikel 2 Nadere uitleg artikel 18b lid 6 Het college verlaagt de bijstand niet op basis van artikel 18b Participatiewet omdat zij uitgaat van het vermoeden dat verwijtbaarheid ontbreekt bij belanghebbenden die: a. in Nederland zijn geboren en altijd in Nederland hebben gewoond; b. de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt; c. die ontheven zijn van de inburgeringsplicht en de reden van ontheffing dit rechtvaardigt; d. die ontheven zijn van de arbeidsverplichtingen; Artikel 3 Geen taaltoets Het college neemt geen toets bij belanghebbende af wanneer belanghebbende valt onder de groepen benoemd onder artikel 2, van deze beleidsregels, of wanneer hij andere documenten overlegt waaruit naar het oordeel van het college voldoende kennis van de Nederlandse taal blijkt.
Artikel 4 Tussentijdse intrekking maatregel Indien een maatregel op grond van artikel 18b Participatiewet is opgelegd, en de belanghebbende toont aan dat hij alsnog aan zijn inspanningsverplichting voldoet, wordt de maatregel vanaf die datum ingetrokken. Artikel 5 Citeertitel en inwerkingtreding 1. Deze beleidsregel wordt aangehaald als Beleidsregel Wet Taaleis; 2. Deze beleidsregel treedt in werking op 1 januari 2016. Panningen, 21 december 2015 Burgemeester en wethouders van de gemeente Peel en Maas, de gemeentesecretaris/directeur,
de burgemeester,
drs. H. Mensink
W.J.G. Delissen-van Tongerlo
Gemeente Peel en Maas
1894/2015/708337
Pagina 2 van 4
Doel van de Wet Taaleis Bijlage/Toelichting
Beleidsregels Wet Taaleis
De klant beschikt over voldoende kennis van de Nederlandse taal om deel te kunnen nemen aan het arbeidsproces.
Dit moet…
Dit is wenselijk…
Dit is situationeel…
Belanghebbende voldoet aan de Wet Taaleis door: aan te tonen dat hij 8 jaar Nederlands onderwijs heeft gevolgd, of Een diploma inburgering overlegt, of Een ander document overlegt waaruit blijkt dat hij de vaardigheden in de Nederlandse taal beheerst.
Wanneer belanghebbende niet voldoet aan de Wet Taaleis, gaat hij alsnog de Nederlandse taal leren. Afspraken over het taaltraject worden vastgelegd in een plan van aanpak/ reintegratie traject.
Wanneer belanghebbende niet voldoet aan de Taaleis en onvoldoende inspanningen verricht om Nederlands te leren kan het college belanghebbende een maatregel opleggen. Daarbij wordt rekening gehouden met zijn omstandigheden, mogelijkheden en persoonlijke situatie. De maatregel kan oplopen tot 100% van zijn uitkering.
Als belanghebbende hier niet aan voldoet, legt hij een taaltoets af. Als blijkt dat zijn taalniveau onvoldoende is, is hij verplicht om de Nederlandse taal (beter) te leren.
De kosten voor het verbeteren van de Nederlandse taal worden niet vergoed vanuit de wet Taaleis. Eventueel kunnen de kosten uit het Participatie budget, de WEB- gelden worden betaald.
Afwegingen… Artikel 2 De volgende belanghebbenden krijgen geen verlaging op basis van de Wet Taaleis. Diegenen die: in Nederland zijn geboren en altijd in Nederland hebben gewoond de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt ontheven zijn van de inburgeringsplicht ontheven zijn van de arbeidsverplichtingen Artikel 3 Het college neemt geen toets bij de klant af wanneer de klant, naar het oordeel van de het college, voldoende kennis van de Nederlandse taal heeft. Dit is een uitzondering op de wet en moet door het college zeer goed gemotiveerd worden. Artikel 4 Indien een maatregel is opgelegd en belanghebbende toont aan dat hij/zij alsnog aan zijn inspanningsverplichting voldoet wordt de maatregel vanaf die datum ingetrokken.
Toelichting… De Wet Taaleis is bedoeld om belanghebbende te verplichten om voldoende kennis van de Nederlandse taal te verkrijgen zodat het taalniveau van belanghebbende voldoende is om deel te kunnen nemen aan het arbeidsproces. De regering heeft hiervoor een extra artikel in de Participatiewet opgenomen. Hiermee kan belanghebbende bestraft worden wanneer hij onvoldoende medewerking verleend aan het proberen te verbeteren van de Nederlandse taal. Dat begint met 20% korting op de uitkering gedurende een half jaar. Heeft belanghebbende dan nog niets gedaan en heeft hij zich ook niet bereid verklaard om de Nederlandse taal te verbeteren dan wordt deze maatregel na een half jaar 40% en na een jaar 100%.
Gemeente Peel en Maas
1894/2015/708337
Pagina 4 van 4
BIJLAGE 14 EGB
Collegebesluit Zaaknummer: 1894/2015/703125 Documentnummer: 1894/2015/703223 Besluitnummer:
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN PEEL EN MAAS Gelet op het bepaalde in artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht; Gelet op het bepaalde in artikel 15, 35, 48, 49, 50, 51 van de Participatiewet. Overwegende dat het wenselijk is beleidsregels vast te stellen voor de wijze waarop het college op grond van artikel 35 Participatiewet uitvoering geeft aan de bevoegdheid Bijzondere Bijstand te verstrekken.
BESLUITEN Vast te stellen de volgende beleidsregel:
Beleidsregel Bijzondere Bijstand Participatiewet
Artikel 1 Begripsomschrijving 1. In deze beleidsregel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: a. Alleenstaande : de ongehuwde zoals bedoeld in artikel 4 sub a Participatiewet; b. Alleenstaande ouder : de ongehuwde zoals bedoeld in artikel 4 sub b Participatiewet; c. Awb : Algemene wet bestuursrecht; d. AWBZ : de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten; e. AZC : Asielzoekers Centrum; f. Belanghebbende : degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit betrokken is; g. Bijstandsnorm : de norm zoals bedoeld in artikel 5 sub c Participatiewet toepasselijke bijstandsnorm verminderd met de van toepassing zijnde verlaging conform de beleidsregel uitkering in verband met de woonsituatie, schoolverlaters en inkomsten uit commerciële verhuur Participatiewet ; h. Bijzondere bijstand : de bijstand, bedoeld in artikel 35, eerste lid Participatiewet; i. College : het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Peel en Maas; j. Gehuwde : de echtgenoot of partner als bedoeld in artikel 3 Participatiewet; k. Gezin : het gezin als bedoeld in artikel 4 sub c Participatiewet; l. IND : Immigratie- en Naturalisatiedienst; m. Inkomen : het inkomen zoals bedoeld in de artikelen 31, 32 en 33 Participatiewet; n. Inrichting : de instelling als bedoeld in artikel 1 sub f Participatiewet; o. Kind : het kind als bedoeld in artikel 4 sub d Participatiewet; p. Ten laste komend kind : het kind als bedoeld in artikel 4 sub e Participatiewet; q. Vermogen : het vermogen zoals bedoeld in artikel 34 Participatiewet; r. Wht : Wet op de huurtoeslag; s. Wmo : Wet maatschappelijke ondersteuning;
t. u. v. w. x. y.
Woning WJZ WLZ ZIN Zvw Zorgverzekering
: een woning, woonwagen of woonschip; : Wet op de jeugdzorg; : Wet Langdurige Zorg; : Zorginstituut Nederland; : Zorgverzekeringswet; : een bij een zorgverzekeraar afgesloten zorgverzekering inclusief een aanvullende verzekering en tandartsverzekering.
2. Voor zover niet anders is bepaald, worden begrippen in deze beleidsregel gebruikt in dezelfde betekenis als in de Participatiewet. Artikel 2 Aard van de bijzondere bijstand 1. Bijzondere bijstand, zoals aangegeven in artikel 35 lid 1 van de Participatiewet, wordt verstrekt als in het individuele geval bijzondere omstandigheden leiden tot noodzakelijke kosten van het bestaan, waarin het inkomen niet voorziet en die niet gedekt worden door voorliggende voorzieningen en die niet uit de draagkracht kunnen worden voldaan. 2. Bijzondere bijstand is maatwerk op het gebied van noodzakelijke kosten. Niet de aard van de kosten, maar de individuele omstandigheden van personen bepalen de bijzonderheid van bestaanskosten. 3. Bijzondere bijstand wordt in beginsel niet bij voorschot verstrekt. Artikel 3 De doelgroep 1. Een persoon heeft recht op bijzondere bijstand zoals bedoeld in artikel 35 lid 1 Participatiewet als het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan 120 procent van de toepasselijke bijstandsnorm en het vermogen lager is als het vrij te laten vermogen zoals bedoeld in artikel 34 Participatiewet. 2. Als uitzondering op lid 1 geldt voor artikel 8 en 9 van deze beleidsregel dat het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan 120 procent zoals bedoeld in artikel 20, 21 of 22 Participatiewet, zonder rekening te houden met de feitelijk van toepassing zijnde kostendelersnorm zoals bedoeld in artikel 22a Participatiewet en het vermogen lager is als het vrij te laten vermogen zoals bedoeld in artikel 34 Participatiewet. 3. Voor belanghebbenden die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt of ouder, die geen begrafenis of crematie voorziening getroffen hebben, wordt als uitzondering op hetgeen onder lid 1 van dit artikel gesteld, een gemaximeerd bedrag als reservering voor kosten van begrafenis of crematie vrijgelaten. Artikel 4 Periode De hoogte van het inkomen en vermogen, zoals bedoeld in artikel 3 kan worden vastgesteld voor een periode van maximaal 12 maanden, vanaf de eerste dag van de maand waarin de aanvraag voor bijzondere bijstand wordt ingediend of waarop de bijstandsverlening betrekking heeft. Artikel 5 Vaststellen maandinkomen 1. Het inkomen, dat voor de vaststelling van de draagkracht in aanmerking wordt genomen, wordt over de in artikel 4 eerste en tweede lid aangegeven periode, op maandbasis vastgesteld. 2. Bij de vaststelling van het maandinkomen wordt ten aanzien van regelmatig ontvangen inkomsten uitgegaan van de hoogte van deze inkomsten over de laatste gebruikelijke betalingsperiode voorafgaande aan het tijdstip waarop de in artikel 6 aangegeven periode van een jaar aanvangt. 3. Bij wisselende inkomsten wordt voor het vaststellen van het maandinkomen de som van deze inkomsten over de 3 maanden berekend voorafgaande aan het tijdstip waarop de in artikel 6 aangegeven periode van een jaar aanvangt, gedeeld door 3. 4. Bij de toepassing van het tweede en derde lid, kan al rekening worden gehouden met een wijziging van omstandigheden die binnen de in artikel 4 lid 1 van deze beleidsregel aangegeven periode van 12 maanden zal optreden. Artikel 6 De wijze en het tijdstip van aanvragen 1. Het college stelt het recht op bijzondere bijstand op schriftelijke aanvraag vast. 2. De bijstand wordt door de gehuwden gezamenlijk aangevraagd, dan wel door één van hen met schriftelijke toestemming van de ander. 3. Het college kan het recht op bijstand in bijzondere omstandigheden ambtshalve vaststellen.
Gemeente Peel en Maas
1894/2015/703223
Pagina 2 van 13
4. Een aanvraag bijzondere bijstand moet worden ingediend zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen de termijn van 3 maanden gerekend vanaf de datum van de factuur. Bij duurzame gebruiksgoederen geldt gelet op artikel 10 lid 3 een afwijkende regeling. 5. Voor de aanvraag wordt gebruik gemaakt van een door het college aan te reiken aanvraagformulier. Artikel 7 De hoogte van de bijstand 1. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt vastgesteld op basis van de meest actuele NIBUDprijzengids en voor zover de gevraagde kosten niet vermeld staan op deze lijst wordt de hoogte vastgesteld op individuele basis. 2. In voorkomende gevallen wordt een mogelijke besparing van kosten die algemeen gebruikelijk zijn op de bijzondere bijstand in mindering gebracht. 3. Bij de vaststelling van de hoogte van de bijstand wordt uitgegaan van: a. de goedkoopst mogelijke adequate voorziening en; b. tot een maximum bedrag van 5% van de van toepassing zijnde norm maal 60 maanden. Artikel 8 Medische of sociaal noodzakelijke kosten 1. Medische kosten die hoger zijn dan de hiervoor gehanteerde vergoedingen ingevolge de AWBZ, WLZ, Zvw, WMO en aanvullend verzekeringspakket ‘Compleet’ VGZ gemeentepakket, al dan niet afgesloten, kunnen als bijzondere kosten worden aangemerkt. Op medische indicatie kunnen de kosten van extra bewassing, kledingslijtage, extra stookkosten, dieetkosten, alarmering, maaltijdvoorziening en andere specifieke kosten ten gevolge van gebreken of ziekte van belanghebbende als bijzondere kosten worden aangemerkt en vergoed. 2. Als uitzondering op lid 1 geldt dat voor de volledige medisch noodzakelijke kosten bijzondere bijstand wordt verleend, ingeval belanghebbende zich niet aanvullend kan verzekeren als gevolg van registratie bij het ZIN. De bijzondere bijstand wordt in deze situatie verstrekt in de vorm van leenbijstand. De aflossing van deze leenbijstand vindt plaats conform artikel 12. 3. Als uitzondering op lid 2 geldt dat, in geval van geregistreerde schuldsanering, de medisch noodzakelijke kosten om niet worden verstrekt. Artikel 9 Premie aanvullende ziektekostenverzekering 1. Als afgeleide van de tegemoetkoming in de kosten van de collectieve aanvullende ziektekostenverzekering komen belanghebbenden die gebruik maken van de aanvullende collectieve ziektekostenverzekering VGZ, in aanmerking voor een tegemoetkoming in de kosten van de premie per persoon per maand, tot het bedrag zoals vermeld in lid 2. De inkomensgrens ligt op 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm met een vermogen tot de geldende vermogensgrens zoals bedoeld in artikel 34 Participatiewet. 2. De tegemoetkoming in aanvullende ziektekosten bedraagt per maand per verzekerde: € 21,00 voor het pakket Compact € 30,00 voor het pakket Compleet (exclusief meeverzekeren verplicht eigen risico) € 45,00 voor het pakket Compleet + ER (inclusief meeverzekeren verplicht eigen risico) Artikel 10
Duurzame gebruiksgoederen
1. Eenmaal per 6 jaar kunnen huishoudens die onvoldoende draagkracht hebben uit de hen ter beschikking staande middelen, na vaststelling van de noodzaak, bijzondere bijstand om niet ontvangen, voor de kosten van vervanging van wasmachine, koelkast, kookplaat of stofzuiger en bezorgkosten. 2. Als voorwaarde om in aanmerking te komen voor de bijzondere bijstand om niet voor bovengenoemde duurzame gebruiksgoederen geldt dat men 36 maanden voorafgaande aan de aanvraag een inkomen heeft ontvangen dat lager of gelijk is aan 110 % van de van toepassing zijnde bijstandsnorm waarbij bij een overschrijding een geringe marge tot € 5,00 wordt gehanteerd. 3. Een aanvraag voor een bijdrage ten behoeve van duurzame gebruiksgoederen moet in beginsel worden ingediend vóór het tijdstip dat de kosten worden gemaakt c.q. de nieuwe duurzame goederen zijn aangeschaft in verband met het vaststellen van de noodzaak. Het te vervangen goed moet worden bewaard om de noodzaak van de vervanging aan te kunnen tonen. 4. Voorafgaand aan de vervanging wordt de mogelijkheid van reparatie onderzocht. In dat geval worden voorrij- en reparatiekosten vergoed.
Gemeente Peel en Maas
1894/2015/703223
Pagina 3 van 13
Artikel 11 Kosten beschermingsbewind en budgetbeheer 1. Als er sprake is van beschermingsbewind kan het college bijzondere bijstand verstrekken indien de kantonrechter een beschikking heeft afgegeven waarin hij de hoogte van de beloning voor de bewindvoerder heeft bepaald. 2. Als er sprake is van noodzakelijk geacht budgetbeheer kan het college hiervoor bijzondere bijstand verstrekken. Artikel 12 Leningen bij schulden 1. Als er sprake is van een door het college noodzakelijk geachte lening in het kader van schuldsanering wordt het bedrag van de lening vastgesteld op de maximale aflossingscapaciteit, zijnde 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, gedurende 60 maanden. 2. De bijstand wordt verstrekt in de vorm van een renteloze lening. Artikel 13 Eigen bijdrage rechtsbijstand 1. Indien een advocaat op grond van de Wet op de rechtsbijstand is toegevoegd kan bijzondere bijstand worden verleend voor de eigen bijdrage, het griffierecht en andere bijkomende kosten die nodig zijn om de gerechtelijke procedure in te stellen. 2. Geen bijstand wordt verstrekt voor: a. De veroordeling in de proceskosten, tenzij er sprake is van zeer bijzondere omstandigheden b. De kosten die worden gemaakt in een bezwaarfase. c. Vertaalkosten. d. Reiskosten voor het bijwonen van rechtszittingen van bestuursrechters. Hiervoor bestaat een voorliggende voorziening, namelijk het Besluit proceskosten bestuursrecht. 3. Het Juridisch Loket van het Ministerie van Veiligheid en Justitie is een voorliggende voorziening voor rechtsbijstand. De belanghebbenden die een aanvraag indienen voor een bijdrage ten behoeve van de kosten voor rechtsbijstand, zonder dat een beroep is gedaan op het Juridisch Loket, wordt op de in aanmerking te nemen kosten een korting toegepast. Artikel 14 Legeskosten 1. Legeskosten voor het aanvragen of verlengen van de verblijfsvergunning en legeskosten voor naturalisatie kunnen voor bijzondere bijstand in aanmerking komen. 2. Op de, bij lid 1 genoemde, vergoeding worden de kosten van een Nederlandse identiteitskaart in mindering gebracht na rato de periode waarover de verblijfsvergunning geldig is. 3. De bij lid 1 genoemde vergoeding wordt verstrekt in de vorm van een lening. Artikel 15 Reiskosten 1. In het geval het de eigen bijdrage ziekenvervoer betreft wordt de bijzondere bijstand vastgesteld tot het bedrag dat voor eigen rekening blijft. 2. Reiskosten in verband met ziekenbezoek van familieleden in de eerste en tweede graad kunnen voor maximaal 2 dagen per week volgens het openbaar vervoer tarief worden vergoed. Bij terminale patiënten is een hogere frequentie mogelijk. Als bewijs voor betaling wordt het (ziekenhuis-)bewijs van opnamen en ontslag gehanteerd. 3. Sommige verzekeraars vergoeden de kosten onder 1, 2 en 3 vanuit een aanvullende verzekering, geheel of gedeeltelijk. Deze vergoeding wordt op de bijzondere bijstand als zijnde een voorliggende voorziening in mindering gebracht. 4. Reiskosten in verband met het bezoeken van familieleden in de eerste en tweede graad in detentie (in Nederland) worden volgens het openbaar vervoer tarief voor maximaal 1 dag per week vergoed. Artikel 16 Vaste lasten tijdens tijdelijk verblijf in een inrichting of ziekenhuis 1. Tijdens een tijdelijk verblijf in een inrichting of ziekenhuis en vanaf het moment dat dit een wijziging van de norm tot gevolg heeft kan er voor de duur van maximaal één jaar bijzondere bijstand worden verleend voor de doorbetaling van de vaste lasten (huur, vast recht voor gas, water en electra en netwerkkosten) in verband met het aanhouden van de woning in de gemeente Peel en Maas. 2. Als vooraf vaststaat dat de opname geldt voor onbepaalde tijd kan er bijzondere bijstand worden verleend voor de periode van huuropzegging.
Gemeente Peel en Maas
1894/2015/703223
Pagina 4 van 13
Artikel 17 Eerste huurlasten, waarborgsom en inrichtingskosten 1. Indien een belanghebbende vanuit een niet verwijtbare inkomensloze situatie beschikt over onvoldoende draagkracht voor de betaling van de eerste maandhuur naar rato, administratiekosten en inrichtingskosten en redelijkerwijze niet heeft kunnen reserveren voor deze kosten, kan hij in aanmerking komen voor bijzondere bijstand voor deze kosten. 2. Tot de in het eerste lid genoemde categorie behoren in ieder geval personen die: a. de opvang in een Asielzoekerscentrum (AZC) verlaten; of b. langdurig verblijf in een inrichting verlaten en die een inkomen hadden op basis van zak- en kleedgeld. 3. De eerste maandhuur naar rato en de administratiekosten worden om niet verstrekt, de inrichtingskosten worden in de vorm van een geldlening verstrekt. 4. De bijzonder bijstand voor de inrichtingskosten wordt verstrekt in de vorm van een renteloze lening, waarbij de aflossing conform artikel 22 van deze beleidsregel wordt vastgesteld. Artikel 18 Woonkostentoeslag 1. Indien een eigen woning wordt bewoond of een huurwoning wordt bewoond waarbij geen aanspraak gemaakt kan worden op een bijdrage op grond van de Wet op de huurtoeslag, kan gedurende maximaal een jaar een woonkostentoeslag worden verleend. 2. Indien een woning wordt bewoond waarvan de woonlasten hoger zijn dan de subsidiabele maximale huurgrens op grond van de Wht wordt belanghebbende op grond van artikel 55 Participatiewet de aanvullende verplichting opgelegd dat hij actief op zoek gaat naar woonruimte en dat hij passende goedkopere woonruimte accepteert. Artikel 19 Jong meerderjarigen 1. Aan de 18- tot 21- jarige die geen of een ontoereikend beroep kan doen op de ouders voor de noodzakelijke kosten van het bestaan, kan in ieder geval bijzondere bijstand worden verstrekt als ze voldoen aan de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 12 van de Participatiewet: Een eenmaal vastgesteld bedrag aan bijzondere bijstand wijzigt alleen indien de leefomstandigheden veranderen, waardoor de belanghebbende gaat behoren tot een andere categorie zoals bedoeld in de artikelen 21 en 24 Participatiewet. Artikel 20 De wijze van verstrekken 1. In het besluit aan belanghebbende zal het college de vorm aangeven waarin de bijstand wordt verleend, te weten om niet, in de vorm van een renteloze geldlening of op borgtocht. 2. Analoog aan de bepaling van artikel 48 lid 1 van de Participatiewet wordt de bijstand om niet verleend, tenzij de wet of deze beleidsregel anders bepaalt. 3. Indien het college borgstelling verleent dan staat het college borg voor de netto schuld, het geleende bedrag minus eventuele aflossingen. De niet betaalde (vervallen) rente is door belanghebbende verschuldigd. Artikel 21 De wijze van betalen De betaling van de bijstand vindt uitsluitend op de volgende manieren plaats: 1. Als belanghebbende in bezit is van de definitieve factuur: rechtstreeks aan de belanghebbende 2. Op basis van factuur op schriftelijk verzoek van belanghebbende: rechtstreeks aan de leverancier. 3. De bijzondere bijstand moet worden besteed aan de kosten waarvoor de bijstand is verleend. Artikel 22 De aflossing van leenbijstand 1. Bij de vaststelling van de maandelijkse termijnen waarin de leenbijstand wordt afgelost wordt als uitgangspunt gehanteerd dat belanghebbende 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm besteedt aan de aflossing van de lening. Inhoudingen die ten behoeve van cliënt worden gedaan, worden niet bij de vaststelling van deze norm in aanmerking genomen. 2. Een eenmaal vastgestelde maandelijkse termijn wijzigt indien de leefomstandighedenwijzigen, waardoor de belanghebbende gaat behoren tot een andere categorie zoals bedoeld in de artikelen 20, 21, 22, 22a, 23 en 24 Participatiewet. 3. De aflossing op een noodzakelijk geachte lening vindt maximaal gedurende 60 maanden plaats. 4. Indien er 60 maanden aaneengesloten is voldaan aan de aflossingsverplichting en er resteert nog leenbijstand dan wordt dit restant omgezet naar bijstand om niet. 5. Bij beëindiging van de uitkering binnen 60 maanden wordt de aflossingscapaciteit opnieuw vastgesteld.
Gemeente Peel en Maas
1894/2015/703223
Pagina 5 van 13
Artikel 23 Hardheidsclausule Het college kan in bijzondere gevallen, ten gunste van de belanghebbende, afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, indien toepassing van deze regels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. Artikel 24 Citeertitel en inwerkingtreding 1. Deze beleidsregel wordt aangehaald als 'Beleidsregel Bijzondere Bijstand Participatiewet‘. 2. Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 januari 2016; 3. De beleidsregel 'Beleidsregel bijzondere bijstand Participatiewet‘ zoals vastgesteld met op 5 januari 2015 wordt ingetrokken op de datum dat deze beleidsregel in werking treedt. Sluiting Peel en Maas, 21 december 2015 Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Peel en Maas,
de gemeentesecretaris/directeur,
de burgemeester,
drs. H. Mensink
W.J.G. Delissen-van Tongerlo
Gemeente Peel en Maas
1894/2015/703223
Pagina 6 van 13
Toelichting bij de Beleidsregel bijzondere bijstand Artikel 1 Begripsomschrijvingen Begrippen die in de Participatiewet voorkomen hebben in deze beleidsregel dezelfde betekenis als in de Participatiewet. Ten aanzien van een aantal begrippen dat als zodanig niet in de Participatiewet zelf staan is een definitie gegeven in deze beleidsregel. Artikel 2 Aard van de bijzondere bijstand Door bijzondere omstandigheden kan het voorkomen dat in het individuele geval de uitkeringsnorm of het inkomen niet (volledig) toereikend is ter voorziening in bepaalde bijzondere noodzakelijke kosten. Voor zover de belanghebbende geen beroep kan doen op een voorliggende voorziening en de betreffende uitgaven noodzakelijk zijn en evenmin uit de eigen middelen kunnen worden voldaan, kan bijzondere bijstand worden verleend. Het maatwerkprincipe geldt, wat betekent dat uit de bijzondere individuele omstandigheden de noodzaak van de kosten moet blijken en dat gelet op elke specifieke situatie een zorgvuldige afweging gemaakt dient te worden op de maat van belanghebbende. In deze beleidsregel wordt, om uniformiteit in werkwijze te bevorderen, een aantal veel voorkomende kostensoorten gespecificeerd in de artikelen 9 tot en met 19. Het verstrekken van een voorschot is niet mogelijk tenzij door dringende redenen het reguliere betalingsmoment niet afgewacht kan worden.(bijvoorbeeld bij levensbedreigende situaties: indien spoed noodzakelijk is om erger te voorkomen. Bijv. - reiskosten bij bedreiging (blijf van mijn lijfhuis). Men spreekt van een voorschot als betaling volgt voordat het besluit genomen is. Een versnelde betaling nadat besluitvorming wel heeft plaatsgevonden wordt aangeduid als een spoedbetaling. Artikel 3 Doelgroep Lid 1 Voor de verlening van bijzondere bijstand is het geen vereiste dat men algemene bijstand krachtens de Participatiewet ontvangt. Ook degenen met een andere uitkering of een laag inkomen kunnen een beroep doen op bijzondere bijstand. Belanghebbenden die geen uitkering ontvangen van de gemeente, moeten altijd een uitgebreid aanvraagformulier inleveren. Bepalend is de hoogte van het inkomen en vermogen van de belanghebbende en zijn gezin. Is er sprake van een inkomen tot 120% van de geldende bijstandsnorm en vermogen dat lager is dan de in artikel 34 Participatiewet aangegeven vermogensgrens, dan kan aanspraak op bijzondere bijstand bestaan voor specifieke kosten, die niet uit het reguliere inkomen of de bijstand kunnen worden voldaan. De bijzondere noodzakelijke kosten moeten de draagkracht te boven gaan. De middelen en het vermogen zoals genoemd in de artikelen 31 tot en met 34 WWB worden tot het aanwezige inkomen gerekend. Het vermogen, voor zover dat het de grens van het vrij te laten vermogen niet te boven gaat, wordt buiten beschouwing gelaten, evenals andere vermogensbestanddelen genoemd in artikel 34 Participatiewet. Het vermogen, voor zover dat meer bedraagt dan de genoemde normen in artikel 34 lid 3 Participatiewet, dient eerst aangewend te worden voor de betaling van de bijzondere noodzakelijke kosten. Lid 2 De individuele inkomenstoeslag vormt een aanvulling op het sociale minimum , waarbij in artikel 35 lid 1 Participatiewet is bepaald dat dit meegenomen moet worden bij het vaststellen van het (gezins)inkomen. Het college maakt ten aanzien van het vaststellen van het vermogen gebruik van de beleidsruimte die de wetgever in artikel 35 Participatiewet biedt. Dit betekent dat voor
Gemeente Peel en Maas
1894/2015/703223
Pagina 7 van 13
belanghebbende die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt, en ouder, een reservering voor de kosten van begrafenis of crematie wordt vrijgelaten tenzij hiervoor een verzekering is afgesloten. Lid 3 Dat iemand eventuele woonkosten kan delen met anderen doet immers niet af aan de bijzondere kosten waarvoor bijzondere bijstand kan worden verleend. Deze individuele bijzondere kosten kunnen niet direct of indirect worden afgewenteld op willekeurige derden, met wie wel algemene kosten kunnen worden gedeeld. Denk daarbij aan bijzondere bijstand voor medische kosten en de (aanvullende) ziektekostenverzekering. Deze bijzondere kosten kunnen niet met de medebewoners worden gedeeld. Op grond hiervan wordt de kostendelersnorm zoals bedoeld in artikel 22a Participatiewet ten aanzien van artikel 8 en 9 van deze beleidsregel uitgezonderd. Artikel 4 Periode Bij het vaststellen van de periode voor een aanvraag voor periodieke bijzondere bijstand dient het inkomen op basis van maximaal 12 maanden te worden berekend. Berekening over een kortere periode is mogelijk als gedurende de draagkrachtperiode het inkomen en/of vermogen wijzigt en deze wijziging(en) gevolgen heeft voor het recht op bijzondere bijstand. Artikel 5 Vaststellen maandinkomen Indien, ten tijde van een nieuwe aanvraag, vaststaat dat de financiële omstandigheden binnen de eerder vastgestelde draagkrachtperiode van 12 maanden aanmerkelijk is toegenomen , zal de draagkracht in de loop van het draagkrachtjaar dienovereenkomstig worden aangepast. De belanghebbende zal door het overleggen van bewijsstukken moeten aantonen in hoeverre de draagkracht zal verminderen of toenemen door de gewijzigde omstandigheden. Artikel 6 De aanvraag en het tijdstip van aanvragen van bijzondere bijstand Het uitgangspunt is dat bijzondere bijstand op aanvraag wordt verstrekt. In uitzonderlijke situaties, bijvoorbeeld bij zeer ernstige ziekte, geestelijk onvermogen of een ernstige calamiteit kan het college ambtshalve bijzondere bijstand verstrekken. Vooraf aanvragen, dat wil zeggen vóór de feitelijke aanschaf, is noodzakelijk. Als belanghebbende het duurzaam goed dat vervangen moet worden niet meer ter beschikking heeft of het reeds heeft aangeschaft, kan de noodzaak niet worden vastgesteld door het college en zal in de regel om die reden de aanvraag worden afgewezen. Ten aanzien van een aanvraag op grond van artikel 10 van deze beleidsregel (duurzamen gebruiksgoederen) geldt het volgende. De aanvraag moet zo spoedig mogelijk na ontstaan van de kosten, worden ingediend, doch uiterlijk binnen 3 maanden na na onstaan van de kosten. Het ontstaan van de kosten is het uitgangspunt. Artikel 7 De hoogte van de bijstand In dit artikel worden de uitgangspunten beschreven aan de hand waarvan de hoogte van de bijstand wordt bepaald. Lid 1: De hoogte van de kosten wordt vermeld in de meest actuele NIBUD-prijzengids.Het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) is een onafhankelijke stichting die adviseert en informeert over financiën van huishoudens. De gebruikelijke kosten van een groot aantal kosten wordt jaarlijks gepubliceerd in de prijzengids Nibud. Lid 2: Een besparing van kosten die algemeen gebruikelijk zijn, wordt op de bijzondere bijstand in mindering gebracht. Een voorbeeld hiervan is het eigen aandeel in de kosten van orthopedische schoenen. Immers, iedereen zal regelmatig schoenen moeten aanschaffen. De kosten van schoenen behoren tot de algemene kosten van het bestaan. Het wordt daarom billijk geacht dat belanghebbenden, die aangewezen zijn op orthopedische schoenen, zelf een eigen bijdrage in de kosten van aanschaf van schoenen betalen. Lid 3: Bij de bepaling van de hoogte van de bijzondere bijstand wordt uitgegaan van de goedkoopst mogelijke adequate oplossing. Onder adequaat wordt verstaan het begrip verantwoord. a. Indien er meerdere adequate alternatieven voorhanden zijn, dan wordt gekozen voor de goedkoopste oplossing. Gemeente Peel en Maas
1894/2015/703223
Pagina 8 van 13
Een voorbeeld is te vinden in de tandheelkunde. Wanneer er de keuze bestaat tussen een relatief dure oplossing in de vorm van kronen en bruggen en de aanschaf van een prothese is ook een medisch verantwoord alternatief dan wordt bijstand verstrekt ter hoogte van de kosten van een prothese. b. De kosten van bijzondere bijstand in dit lid gemaximeerd. Dit is met name aan de orde bij verstrekkingen op grond van artikel 10 (duurzame gebruiksgoederen) en artikel 12 (leningen bij schulden). Door het maximeren van de verstrekking wordt voorkomen dat aan belanghebbende leningen worden verstrekt waarvan vooraf vaststaat dat belanghebbende deze niet (volledig) kan terugbetalen binnen de hiervoor geldende termijn van 60 maanden. De datum van aanvraag is bepalend voor de hoogte van de verstrekte bijzondere bijstand. Dit betekent dat 5% van de, op datum aanvraag geldende, bijstandsnorm het maandbedrag wordt vastgesteld. Dit maandbedrag wordt vervolgens vermenigvuldigd met 60 om tot het totale maximale bedrag te komen. Mocht blijken dat deze beperking ertoe leidt dat er onvoldoende middelen zijn om het noodzakelijke meubilair (bruin- en witgoed) aan te schaffen, dan zal op grond van maatwerk de hoogte van de lening worden vastgesteld op basis van de Nibudprijslijsten. Hiervan kan sprake zijn bij grotere gezinnen. Artikel 8 Medisch of sociaal noodzakelijke kosten De AWBZ, Wlz, Zvw en WMO vergoeden noodzakelijke kosten die verband houden met (para)medische behandelingen. Voor zover deze pakketten onvoldoende dekking bieden voor andere medisch noodzakelijke kosten kan het college in beginsel bijzondere bijstand verlenen ter dekking van de gehele of gedeeltelijke kosten. Van de belanghebbende wordt verwacht dat hij een basiszorgverzekering plus aanvullende verzekering afsluit. Belanghebbende kan hierbij gebruik maken van de gemeentelijke collectieve ziektekostenverzekering VGZ, maar is hiertoe niet verplicht. Wanneer belanghebbende geen aanvullende verzekering heeft afgesloten komen de kosten, die anders vergoed zouden worden door de aanvullende of tandartsverzekering, voor eigen rekening. Als referentie worden de vergoedingen uit de gemeentelijke collectieve aanvullende verzekering VGZ gehanteerd (gemeentepakket Compleet). In het tweede lid worden voorbeelden van kosten genoemd ten gevolge van ziekte of gebrek, die na een objectieve indicatie van een medisch deskundige, bijvoorbeeld van een huisarts of specialist, kunnen worden verstrekt. In lid 3 en 4 worden een tweetal uitzonderingen op bovenstaande beschreven. Een groeiende groep burgers kan zich niet meer aanvullend verzekeren zolang de schulden aan de ziektekostenverzekeraar niet zijn terugbetaald en zij geregistreerd staan bij het ZIN. Toch hebben deze burgers net zoveel behoefte aan zorg als iemand die niet als wanbetaler geregistreerd staat. Denk hierbij alleen al aan reguliere controles bij de tandarts en de daarbij behorende kosten (bijv. beugels voor kinderen). Door ze uit te sluiten van een adequate aanvullende verzekering, kunnen schulden zich opstapelen en kunnen zorgkosten vermeden worden doordat men geen bezoek meer brengt aan bijvoorbeeld de tandarts. Om deze impasse te doorbreken heeft het college beslist hiervoor een tweetal uitzonderingen te maken. Lid 3 De medisch noodzakelijke kosten kunnen voor deze categorie belanghebbende volledig via de bijzondere bijstand worden vergoedt in de vorm van een lening. Lid 4 De medisch noodzakelijke kosten kunnen voor deze categorie belanghebbende volledig via de bijzondere bijstand worden vergoedt om niet in geval er sprake is van geregistreerde schuldsanering. Met geregistreerd wordt bedoeld dat belanghebbende toegelaten is tot de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen dan wel een schuldsaneringtraject heeft bij een NVVK-lid geregistreerde schuldhulpverlener. Deze uitzondering is gemaakt omdat belanghebbenden op wie het hiervoor genoemde van toepassing is geen nieuwe schulden mogen maken. Een lening voor medische
Gemeente Peel en Maas
1894/2015/703223
Pagina 9 van 13
noodzakelijke kosten valt hier ook onder en kan dus het lopende schuldsaneringtraject ernstig in gevaar brengen.
Artikel 9 Premie aanvullende ziektekostenverzekering Belanghebbenden die gebruik maken van de collectieve ziektekostenverzekering VGZ komen in aanmerking voor een tegemoetkoming in de premie voor de aanvullende ziektekostenverzekering. De inkomensgrens ligt op 120% van de van toepassing zijnde norm en conform de artikel 34 Participatiewet geldende vermogensgrens. In lid 2 zijn de bedragen van de tegemoetkoming per verzekeringspakket benoemd. Artikel 10 Duurzame gebruiksgoederen In het algemeen behoren duurzame gebruiksgoederen tot algemene kosten van het bestaan waarvoor gereserveerd dient te worden uit het ter beschikking staande inkomen. Als aanvulling op artikel 51 Participatiewet is hier geregeld dat wanneer de belanghebbende over onvoldoende draagkracht beschikt en ten tijde van de aanvraag 36 maanden over een inkomen beschikt dat gelijk is aan 110 % van de toepasselijke bijstandsnorm, waarbij een geringe marge tot € 5,00 wordt vrijgelaten, de bijstand ten behoeve van de vervanging van de duurzame gebruiksgoederen, zoals genoemd in dit artikel om niet wordt verstrekt. De gemeente Peel en Maas gaat er van uit dat een belanghebbende die langer dan 36 maanden van een minimuminkomen heeft geleefd geen reserveringsruimte heeft om zelf in deze kosten te voorzien. Artikel 11 Kosten van beschermingsbewind en budgetbeheer Er bestaat recht op bijzondere bijstand indien de kantonrechter een beschikking heeft afgegeven waarin hij de hoogte van de beloning voor de bewindvoerder heeft bepaald. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt afgestemd op de door de rechter in de beschikking vastgestelde kosten van bewindvoering of de door de bewindvoerder in rekening gebrachte voorschotten. Indien er sprake is van bewindvoering in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke personen kan aan de saniet, (zo wordt iemand die in de schuldsaneringsregeling zit genoemd) gedurende het WSNP traject, geen bijzondere bijstand verleend worden voor de kosten van een voorschot op het salaris van de WSNP - bewindvoerder indien bij het toelatingsvonnis het voorschot voorwaardelijk wordt bepaald. Volgens de richtlijnen van de Recofa (rechters-commissarissen in faillissementen) van het Landelijk Overleg Voorzitters van de Civiele sectoren van de rechtbanken (LOVC) heeft de WSNP bewindvoerder immers recht op een dergelijk voorschot uit de boedel uitsluitend indien sprake is van een toereikend actief in de boedel. Lid 2 heeft betrekking op de kosten van het budgetbeheer. Het college bepaalt de vorm van het budgetbeheer en bepaalt de instantie die verantwoordelijk is voor de uitvoering van het budgetbeheer. Belanghebbenden zijn verplicht om hieraan hun volledige medewerking te verlenen. Artikel 12 Leningen Als er sprake is van een door het college noodzakelijk geachte lening in het kader van schuldsanering wordt het bedrag van de lening vastgesteld op de maximale aflossingscapaciteit, zijnde 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, gedurende 60 maanden. Hierdoor is het mogelijk de crediteuren bij aanvang van het traject een bedrag aan te bieden, waardoor het makkelijker wordt om tot overeenstemming te komen. Om de schuld niet onnodig hoog te laten worden wordt het bedrag verstrekt in de vorm van een renteloze lening. Artikel 13 Eigen bijdrage rechtsbijstand Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand en griffierecht indien deze kosten noodzakelijk zijn. De noodzakelijkheid kan in beginsel worden aangenomen indien er een advocaat is toegevoegd op grond van de Wet op de rechtsbijstand. De aard van het rechtsgeding doet dan niet meer ter zake. Omgekeerd geldt dat indien het verzoek om toevoeging van een advocaat door de Raad voor de Rechtsbijstand is afgewezen, de procedure in
Gemeente Peel en Maas
1894/2015/703223
Pagina 10 van 13
beginsel niet noodzakelijk is. Een rechtsbijstandsverzekering kan een voorliggende voorziening zijn. De bijkomende kosten zoals bijvoorbeeld kosten van uittreksels GBA, reiskosten welke nodig zijn om de gerechtelijke procedure te kunnen instellen komen ook voor bijstand in aanmerking. Wel dient de verplichting opgelegd te worden na de uitspraak het vonnis te overleggen. Lid 3 is toegevoegd voortvloeiend uit de invoering van het Juridisch Loket in juli 2011. De gemeente Peel en Maas beschouwt het juridisch loket als een voorliggende voorziening. De rijksoverheid biedt via het Juridisch Loket gratis juridisch advies. Het loket geeft antwoord op juridische vragen van burgers, via website, telefoon of vanuit een fysieke balie op één van de 30 vestigingen, waaronder een vestiging in Roermond. Wanneer de aanvrager via het Juridisch Loket wordt verwezen naar aanvullende betaalde rechtsbijstand, bijvoorbeeld een advocaat, komt de aanvrager in aanmerking voor een korting op de kosten van deze rechtsbijstand. De gemeente Peel en Maas gaat er van uit dat een belanghebbende juridische bijstand inroept via het Juridische loket. Wordt een aanvraag ingediend voor de bijdrage van rechtsbijstand zonder dat een beroep is gedaan op het Juridisch Loket, dan wordt op de in aanmerking te nemen kosten een korting toegepast overeenkomstig de korting die verkregen zou zijn bij verwijzing door het Juridisch Loket. Artikel 14 Legeskosten De kosten voor het aanvragen of verlengen van de verblijfsvergunning of voor naturalisatie kunnen zodanig hoog zijn dat deze niet gerekend kunnen worden tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Algemeen gebruikelijke kosten die samenhangen met het kunnen beschikken over een geldig Nederlands identiteitsbewijs worden in mindering gebracht op deze kosten. Als de verblijfsvergunning wordt verlengd moet worden binnen 5 jaar, zijnde de geldigheidsduur van een identiteitskaart, dan zullen de kosten van de identiteitskaar na rato in mindering worden gebracht (bijvoorbeeld 3/5 deel bij een noodzakelijke verlenging binnen 3 jaar). Deze kosten worden vergoed op basis van een lening welke conform artikel 22 van deze beleidsregel moet worden terugbetaald. Artikel 15 Reiskosten Incidentele reiskosten in verband met bezoek van een ziek familielid dienen in beginsel te worden bestreden uit een inkomen op bijstandsniveau. In dit artikel worden de meest voorkomende reiskosten benoemd waarvan het college van oordeel is, dat deze niet (meer) uit het inkomen op bijstandsniveau kunnen worden voldaan. Het is geen exclusieve opsomming. In het individuele geval zal steeds gekeken moeten worden of reiskosten voor bijzondere bijstand in aanmerking komen. Voor de kosten van ziekenvervoer wordt een drempelbedrag gehanteerd die bij overschrijding voor een deel (50%) aan belanghebbenden wordt vergoed vanuit de voorliggende voorziening. Het deel dat resteert komt voor bijzondere bijstand in aanmerking. De kosten worden in principe vergoed volgens het openbaar vervoer tarief. Als het gebruik van auto goedkoper is dan wel het openbaar vervoer geen reëel alternatief is, geldt een kilometervergoeding die gelijk is aan de door de belastingdienst gehanteerde maximale onbelaste kilometervergoeding. Artikel 16 Vaste lasten tijdens tijdelijk verblijf in een inrichting of ziekenhuis In de regel zal bij een opname in een inrichting of ziekenhuis de algemene bijstand worden voortgezet naar de norm in inrichting. Deze norm is enkel bedoeld als zak- en kleedgeld tijdens het verblijf in de inrichting of ziekenhuis. Bij een tijdelijk verblijf in een inrichting of ziekenhuis kan aan belanghebbende bijzondere bijstand worden verstrekt om te voorzien in de kosten van de huur en vaste lasten verband houdende met het aanhouden van de eigen woning. Het moet dan wel duidelijk zijn dat het gaat om een tijdelijk verblijf en dat het voorzienbaar is dat belanghebbende terugkeert naar de eigen woning. Artikel 17 Eerste huurlasten, administratiekosten en inrichtingskosten Het begrip niet verwijtbaar is toegevoegd omdat het vanuit een oogpunt van bijstandverlening niet wenselijk is om in gevallen waarin er een ongenoegzaam besef van verantwoordelijkheid is getoond voor de voorziening in het bestaan, wordt overgegaan tot verstrekking van bijstand om niet voor de Gemeente Peel en Maas
1894/2015/703223
Pagina 11 van 13
eerste huurlasten. Detentie is hiervan een voorbeeld. Na detentie kan een belanghebbende wel in aanmerking komen voor bijstand voor de eerste huurlasten maar de bijstand zal dan in de vorm van een geldlening worden verstrekt. Lid 1: onder ‘eerste maandhuur’ wordt verstaan vanaf de ingangsdatum huurcontract tot en met einde van die betreffende maand (bijvoorbeeld, huurcontract met ingang van 15 oktober 2015 tot en met 31 oktober 2015). De eerste maandhuur wordt dus naar rato berekend. Bekijken of de huidige norm nog van verstrekkingen nog wel reeel. Wij hebben de meest ruime vergoeding hiervoor en kwijtschelding is, ondanks aangescherpte invorderingsmodule. Kwijtschelding is al aan de orde bij bijna alle situaties. Artikel 18 Woonkostentoeslag Met betrekking tot verzoeken voor bijzondere bijstand voor een woonkostentoeslag moet een onderscheid gemaakt worden tussen de bewoners van een huurwoning en een eigen woning. Bij een huurwoning is de hoogte van de woonkostentoeslag gelijk aan de gemiste huurtoeslag. Bij een eigen woning wordt de hoogte van de woonkostentoeslag bepaald aan de hand van een huurwoning met vergelijkbare woonlasten. Artikel 19 Jong meerderjarigen De jong meerderjarige zal primair een beroep moeten doen op de onderhoudsverplichting die op zijn ouder of ouders rust. Het college onderzoekt actief in hoeverre de ouder of ouders aan zijn/hun onderhoudsverplichting kan/kunnen voldoen en welke omstandigheden een uitzondering op deze regel van onderhoudsplicht rechtvaardigen. De aanvrager zal dus objectief moeten aantonen dat de ouders niet in staat zijn of niet voornemens zijn om de jong meerderjarige in het levensonderhoud te ondersteunen. Het college kan zelf ook actief contact opnemen met de ouders. In lid 3 wordt geregeld dat bij tussentijdse geïndexeerde normwijzigingen geen herberekening wordt gemaakt gezien de geringe wijziging van de norm. Artikel 20 De wijze van verstrekken In elk besluit aan belanghebbende zal het college moeten aangeven in welke vorm zij de bijstand gaat verlenen, te weten om niet, in de vorm van een geldlening of op borgtocht. Uitgangspunt is dat de bijstand om niet wordt verleend, tenzij de wet of deze beleidsregel anders voorschrijft. Artikel 21 De wijze van betalen Om uniformiteit te bewaren is in dit artikel beschreven op welke wijze tot betaling overgegaan kan worden. In het besluit wordt opgenomen dat het bedrag moet worden besteed aan de kosten waarvoor de bijstand is verleend. Blijkt dat dit niet het geval is geweest, dan kan worden teruggevorderd. In elk geval wordt niet opnieuw bijstand verstrekt voor dezelfde kosten en kan het in mindering worden gebracht bij een nieuwe aanvraag. Artikel 22 De aflossing van leenbijstand In dit artikel wordt beschreven hoe de hoogte van de aflossing aan verstrekte leenbijstand wordt vastgesteld. Hier zal altijd een individuele beoordeling aan ten grondslag liggen waarbij het percentage afwijkend kan worden vastgesteld. In lid 3 wordt beschreven dat bij een door het college noodzakelijk geachte lening aflossing plaatsvindt gedurende maximaal 60 maanden. Deze termijn sluit aan bij de maximale termijnen van aflossingen van teveel of ten onrechte verstrekte uitkering. Over het algemeen wordt aangenomen dat het niet wenselijk is dat belanghebbenden langer dan 60 maanden afhankelijk zijn van een inkomen van 95% van de bijstandsnorm. Na een correcte aflossing gedurende deze periode gaat het college dan ook over tot kwijtschelding van het restant aan leenbijstand. Artikel 23 Hardheidsclausule Dit artikel behoeft geen toelichting. Artikel 24 Citeertitel en inwerkingtreding Dit artikel behoeft geen toelichting.
Gemeente Peel en Maas
1894/2015/703223
Pagina 12 van 13
Gemeente Peel en Maas
1894/2015/703223
Pagina 13 van 13
BIJLAGE 15 EGB
Collegebesluit Zaaknummer: 1894/2015/662909 Documentnummer: 1894/2015/662913 Besluitnummer:
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN PEEL EN MAAS; Gelet op het bepaalde in artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht; Gelet op het bepaalde in artikel 2 lid 4 sub d en artikel 3, lid 2 en 3 van de op 1 juli 2012 in werking getreden Wet gemeentelijke schuldhulpverlening; Gelet op artikel 1.2 van het beleidsplan integrale schuldhulpverlening 2013-2016 zoals vastgesteld door de Raad op 18 december 2012; Overwegende dat het wenselijk is beleidsregels vast te stellen voor schuldhulpverlening zoals opgenomen in de hiervoor genoemde wetgeving en het beleidsplan; BESLUITEN: Vast te stellen de volgende beleidsregel: Beleidsregel integrale schuldhulpverlening Artikel 1 Begripsomschrijving In deze beleidsregel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: a. b.
Belanghebbende College
c.
Fraude
d.
Recidive
: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken is; : het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Peel en Maas; : de situatie waarin iemand door zijn handelen of nalaten een bestuursorgaan financieel benadeelt en dat wist, of redelijkerwijs had kunnen weten, waarbij dit heeft geleid tot een strafrechtelijke veroordeling, waaronder het terugvorderen van ten onrechte verstrekte bijstand. : de situatie waarin iemand die zich eerder bij een schuldhulpverleningsinstantie (gemeente, Sociale Dienst, gemeentelijke kredietbank) heeft aangemeld voor hulp bij problematische schulden, na dossiersluiting terugkeert omdat opnieuw of nog steeds sprake is van problematische schulden (dus zowel na een geslaagd traject als na een voortijdig beëindigde hulpverlening).
Voor het overige zijn de begripsbepalingen zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (hierna te noemen de wet) en de gedragscodes van de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK) zijn in deze regels van overeenkomstige toepassing.
Artikel 2 Doelgroep 1. Degene die als ingezetene in de basisregistratie personen is ingeschreven in de gemeente Peel en Maas; 2. De zelfstandige wiens onderneming niet levensvatbaar is onder de voorwaarden dat: a. de zelfstandige feitelijk stopt met de onderneming én; b. waarvan de onderneming niet economisch meer actief is én; c. de zelfstandige zich laat uitschrijven bij de Kamer van Koophandel. 3. Uitzondering op artikel 2, eerste lid, zijn de situatie waarbij belanghebbenden naar een andere gemeente verhuizen nadat de aanvraag om schuldhulpverlening is ingediend. Hiervoor geldt de volgende richtlijnen: a. het dossiers blijven in principe in behandeling bij het college. Overdracht van dossiers is niet aan de orde wanneer een schuldregeling eenmaal is opgestart en de schuldeisers akkoord zijn gegaan; b. zolang er nog geen voorstel naar de schuldeisers zijn gestuurd, kan het dossier overgedragen worden naar de andere gemeente óf; c. wanneer de individuele omstandigheden van de belanghebbende dit specifiek vereisen en de reden(en) daartoe aan de ‘nieuwe’, de ontvangende schuldhulpverlenende instantie, kenbaar zijn gemaakt kan een dossier overgedragen worden aan de andere gemeente. Overdracht van het dossier vindt dan plaats in samenspraak tussen de twee schuldhulpverlenende instanties. Artikel 3 Uitvoering 1. De uitvoering van de verschillende vormen van schuldhulpverlening vindt plaats conform de betreffende gedragscodes en termijnen van de NVVK en de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening. 2. Onder uitvoering, zoals genoemd in artikel 3 lid 1 van deze beleidsregel wordt verstaan: a. Aanmelding: tijdens de melding (telefonisch, per e-mail of in persoon aan de balie) wordt beoordeeld of belanghebbende inwoner van de gemeente Peel en Maas is, inkomen heeft, niet uitgesloten is van schuldhulpverlening op grond van artikel 5 en 7 van deze beleidsregel en of er sprake is van een bedreigende situatie. b. Informatie en advies: Tot informatie en advies (waaronder begrepen doorverwijzing naar derden) kan worden besloten indien het mogelijk wordt geacht om een duurzaam financieel evenwicht te bereiken voor belanghebbende zonder dat een beroep gedaan wordt op herfinanciering, schuldregeling of stabilisatie. Het betreft maximaal drie gesprekken in een korte periode. Ook kan informatie en advies verstrekt worden indien geen recht op schuldhulpverlening bestaat vanwege fraude, recidive of het niet voldoen aan de vereisten zoals vermeld in resp. artikel 4, 5, 7 van deze beleidsregel. Er wordt dan informatie en advies verstrekt over eventuele andere mogelijkheden tot oplossing van de problematische schuldensituatie. c. Intake: tijdens de intake is het toetsen van de zelfredzaamheid van de belanghebbende en het vaststellen van het probleem van de belanghebbende om een plan van aanpak te ontwikkelen. Het plan van aanpak en de daaraan verbonden contracten zijn leidend ten aanzien van de voortgang van het schuldhulpverleningstraject. d. Crisisinterventie; tijdens de crisisinterventie is het afwenden van een crisis en daarmee de mogelijkheid creëren om de schuldenaar te helpen via de reguliere schuldhulpverlening. Deze interventie wordt uitgevoerd conform volgens de module ‘Crisisinterventie NVVK’ en het gemeentelijke crisisprotocol. e. Stabilisatie; stabilisatie vloeit voort uit het plan van aanpak zoals in lid 2 van dit artikel. Het doel van de stabilisatiefase is het in evenwicht brengen en houden van inkomsten en uitgaven van belanghebbende. Zodra dit het geval is, kan worden gestart met de schuldregeling. f. Betalingsregeling; de betalingsregeling is gericht op het 100% terugbetalen van schulden waarbij een overeenkomst wordt opgesteld welke door alle partijen ondertekent moet worden. g. Schuldsanering; de schuldsanering is gericht op het sanering van de schulden door het bewerkstelligen van een minnelijke regeling van de totale schuldenlast. Hierbij wordt een schuldbemiddelingsovereenkomst of schuldsaneringskredietovereenkomst welke door alle partijen ondertekent moet worden. h. Voorbereiding WSNP-aanvraag; het voorbereiden voor WSNP toelating door middel van het opstellen van de verklaring en het verzoekschrift. Gemeente Peel en Maas
1894/2015/662913
Pagina 2 van 7
Artikel 4 1.
Algemene verplichtingen.
Vanaf het moment dat belanghebbende zich voor schuldhulpverlening heeft gewend tot het college gelden de volgende algemene verplichtingen: a. Belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de op hem van toepassing zijnde schuldhulpverlening of voor de uitvoering van de Wet en deze beleidsregel; b. Belanghebbende verleent toestemming voor het inwinnen bij en het verstrekken van informatie aan derden voor zover relevant voor de schuldhulpverlening; c. Belanghebbende is desgevraagd verplicht alle medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van de Wet en deze beleidsregel; d. Belanghebbende verplicht zich om maximale, aantoonbare inspanningen te verrichten om zijn inkomsten te vergroten ten behoeve van de schuldeisers.
2. Vanaf het moment dat de aanvraag is ingediend geldt daarnaast de verplichting dat: a. er geen nieuwe schulden meer ontstaan door toedoen van aanvrager; b. aanvrager, indien dit noodzakelijk wordt geacht, over een basisbankrekening dient te beschikken. Artikel 5 Beëindiging schuldhulpverlening 1. In navolgende situaties wordt de schuldhulpverlening met onmiddellijke ingang beëindigd: a. Fraude; b. Het schenden van de inlichtingenplicht zoals bedoeld in artikel 6 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening en dat geen financiële benadeling van de uitkering of inkomensvoorziening van de gemeente Peel en Maas tot gevolg heeft maar wel voor de schuldeisers; c. Het niet of onvoldoende nakomen van de medewerkingsplicht zoals bedoelt in artikel 7 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening en artikel 4 van deze beleidsregel, nadat belanghebbende in de gelegenheid is gesteld dit verzuim te herstellen binnen een redelijke termijn; d. Als een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover personen en/of instanties die zijn belast met de uitvoering van de schuldhulpverlening. e. Het beëindigen van de schuldhulpverlening op grond van lid 1, sub a tot en met d van dit artikel heeft automatisch tot gevolg dat de bijzondere bijstand, die wordt betaald voor de kosten van inkomensbeheer, wordt stopgezet; 2.
Onverminderd overige bepalingen in deze beleidsregel wordt de schuldhulpverlening beëindigd nadat: a. de schulden volledig zijn gekweten dan wel finale kwijting is verleend door de schuldeisers; b. belanghebbende in staat is om zijn schulden zelf te regelen dan wel in staat is de schulden zelfstandig te beheren; c. beëindigen die voortvloeien uit het plan van aanpak en/of de daaronder liggende contracten; d. als schuldeisers geen medewerking verlenen aan het minnelijk voorstel, staat alleen nog de mogelijkheid open voor een WSNP- traject. Het college maakt een afweging om een verzoek tot dwangakkoord bij de rechtbank in te dienen en informeert belanghebbende hier schriftelijk over. Als belanghebbende niet binnen 3 maanden na bekendmaking van het voornemen van genoemd verzoek, gebruik maakt van het recht om een WSNP aan te vragen, eindigt de gemeentelijke schuldhulpverlening.
Artikel 6 Fraude voorafgaande aan een aanvraag voor schuldhulpverlening In geval van fraude door aanvrager in een periode voorafgaande aan de aanvraag schuldhulpverlening, wordt de aanvraag niet eerder dan 5 jaar na het plegen van deze fraude, toegekend.
Gemeente Peel en Maas
1894/2015/662913
Pagina 3 van 7
Artikel 7 Mate van verwijtbaarheid Bij toepassing van artikel 3 en 4 wordt de mate van verwijtbaarheid beoordeeld, alvorens over te gaan tot beëindiging van de schuldhulpverlening, in situaties waarin minderjarige inwonende kinderen deel uitmaken van het gezin dat een beroep doet op schuldhulpverlening. Artikel 8 Recidive Ten aanzien van recidive en de gevolgen die daaraan vanuit oogpunt van schuldhulpverlening zijn verbonden, wordt in de volgende situaties geen schuldhulpverlening aangeboden. 1. Binnen zes maanden voorafgaande aan het verzoek een schuldhulpverleningstraject voortijdig is afgebroken tijdens de intakefase; 2. Binnen 5 jaar na afsluiting van de eerdere begeleiding nadat de eerder aangeboden schuldhulpverlening werd gestopt tijdens het minnelijke traject (na instemming door de schuldeisers) of na afloop van het minnelijk traject; 3. Binnen 2 jaar nadat tijdens de eerder aangeboden schuldhulpverlening werd gestopt voorafgaande aan de start van het minnelijk traject. Uitzondering hierop is de situatie dat belanghebbende eerder heeft voldaan aan de voorwaarden die ten tijde van de eerdere begeleiding zijn opgelegd en daarbij uitdrukkelijk is aangegeven dat het voldoen aan deze voorwaarden leidt tot het verkorten van de wachttijd van 2 jaar. 4. Binnen 5 jaar na beëindiging van eerder geboden schuldhulpverlening nadat deze werd gestopt als gevolg van fraude. Artikel 9 Hardheidsclausule Het college kan in bijzondere gevallen, ten gunste van de belanghebbende, afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, indien toepassing van deze regels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. Artikel 10 Citeertitel, inwerkingtreding en intrekking oude beleidsregel 1. Deze beleidsregel wordt aangehaald als integrale schuldhulpverlening; 2. Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 januari 2016; 3. De beleidsregel integrale schuldhulpverlening d.d. 5 januari 2015 wordt met ingang van 1 januari 2016 ingetrokken. Panningen, 21 december 2015. Burgemeester en wethouders van de gemeente Peel en Maas, de gemeentesecretaris/directeur,
de burgemeester,
drs. H. Mensink
W.J.G. Delissen-van Tongerlo
Gemeente Peel en Maas
1894/2015/662913
Pagina 4 van 7
Toelichting Beleidsregel integrale schuldhulpverlening Algemeen De inwerkingtreding van de Wet gemeentelijk schuldhulpverlening heeft voor gemeenten een aantal consequenties. In het aanbod van schuldhulpverlening mag niet alleen aandacht zijn voor de financiële problematiek van een schuldenaar maar ook voor eventuele –daarmee samenhangendeimmateriële problematiek. Van de gemeente wordt verwacht dat zij indien mogelijk probeert om een schuldregeling te treffen. Verder moet de gemeente voorzien in activiteiten in het kader van preventie en nazorg. Indien een definitieve schuldregeling (nog) niet mogelijk is zal de gemeentelijke ondersteuning erop gericht zijn te voorkomen dat de schuldenproblematiek verergert. In Nederland heeft 1 op de 6 huishoudens problematische schulden of loopt het risico om deze te krijgen (bron: rijksoverheid.nl/onderwerpen/schulden). Dat zijn schulden waar huishoudens zelf niet meer uitkomen. Zorgen over onbetaalde rekeningen en oplopende schulden leiden tot spanningen in het gezin en belemmeren het persoonlijk en maatschappelijk functioneren van alle gezinsleden. Slechts een kwart van de huishoudens met problematische schulden doet een beroep op schuldhulpverlening. Het college wil dat deze mensen in een eerder stadium worden bereikt met een adequaat aanbod. Doordat mensen met schulden in een eerder stadium worden bereikt worden persoonlijke en maatschappelijke kosten voorkomen. Artikelsgewijze toelichting Artikel 1 Begripsomschrijving Dit artikel behoeft geen toelichting. Artikel 2 Doelgroep Lid 1 van dit artikel behoeft geen toelichting. Lid 2: Zelfstandigen Volgens Wet gemeentelijke schuldhulpverlening vallen zelfstandige ondernemers niet onder de doelgroep, althans voor zover het gaat om zelfstandigen met een nog functionerende onderneming. Die groep kan bij financiële problemen aankloppen bij een bank voor extra krediet. Als dat niet mogelijk is, kan de zelfstandige een aanvraag doen voor bijstand op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz 2004). In dat kader zal de gemeente onderzoek doen naar de levensvatbaarheid van de onderneming. Is de onderneming levensvatbaar, dan kan de gemeente overgaan tot het verstrekken van bedrijfskapitaal, waarmee schulden kunnen worden voldaan. Schuldhulpverlening is in dat geval volgens de wetgever niet meer aan de orde. Als de onderneming niet levensvatbaar is, bestaat vaak geen andere mogelijkheid dan het staken van de onderneming. In het geval de zelfstandige besluit te stoppen met de onderneming, kan hij verzoeken om schuldhulpverlening. Naar het oordeel van de wetgever gelden dan wel twee voorwaarden: 1. de zelfstandige stopt feitelijk met de onderneming én; 2. waarvan de onderneming niet economisch meer actief is; 3. de zelfstandige laat zich uitschrijven bij de Kamer van Koophandel. Het feit dat een de onderneming fiscaal nog niet beëindigd is bij aanvraag om schuldhulpverlening, is niet relevant voor de aanvraag om schuldhulpverlening. Voor de fiscale afhandeling van de onderneming is in veel gevallen geen geld meer. De aanvraag om schuldhulpverlening kan daardoor wel in behandeling worden genomen mits de zelfstandige voldoet aan bovengenoemde voorwaarden. Ook zelfstandigen met problematische schulden die geen beroep doen op het Bbz 2004, of daarvoor niet in aanmerking komen (bijvoorbeeld omdat de betrokkene een partner met inkomen heeft), kunnen zich melden bij de gemeente. Bovengenoemde voorwaarden gelden ook voor hen (zie TK 2009-2010, 32 291, nr. 3, p. 9).
Gemeente Peel en Maas
1894/2015/662913
Pagina 5 van 7
Artikel 3 Uitvoering Lid 1 gedragscodes en termijnen De Gedragscode Schuldregeling NVVK bestaat sinds 1979 en wordt breed geaccepteerd als de basis voor schuldregelingen in Nederland. De Gedragscode regelt onder meer het 120 dagen model. De geactualiseerde Gedragscode Schuldhulpverlening vervangt de Gedragscodes Schuldregeling, Budgetbeheer en Schuldhulpverlening Voor Ondernemers. De geactualiseerde Gedragscode is herzien op de actuele wet- en regelgeving en de norm NEN8048 voor schuldhulpverlenende organisaties. De volledige tekst van de gedragscode is te raadplegen via http://www.nvvk.eu/nvvk_breed.php/gedragscode-NVVK . Daarnaast gelden de termijnen ten aanzien van de uitvoering zoals genoemd in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening en Algemene wet bestuursrecht. Lid 2 uitvoering Hierin worden alle mogelijke trajecten beschreven die mogelijk zijn binnen de gemeentelijke schuldhulpverlening Artikel 4 Algemene verplichtingen In lid 1 van dit artikel zijn alle verplichtingen welke gelden vanaf het moment van melding van belanghebbende. In lid 2 van dit artikel staan alle verplichtingen welke gelden vanaf het moment dat de aanvraag is ingediend. Artikel 5 Beëindiging schuldhulpverlening Het college beëindigd de schuldhulpverlening onmiddellijk ingeval genoemde verplichtingen worden overtreden. Lid 1, sub a tot en met c van dit artikel behoeft geen toelichting Lid 1, sub d ernstige misdraging Onder de term 'zeer ernstige misdraging' dient in elk geval te worden verstaan: elke vorm van ongewenst en agressief fysiek contact met een persoon of het ondernemen van pogingen daartoe. Hieronder valt bijvoorbeeld schoppen, slaan of het (dreigen met) gooien van voorwerpen naar een persoon. Ook het toebrengen van schade aan een gebouw of inventarisonderdeel, evenals het ondernemen van pogingen daartoe in enige vorm wordt als zeer ernstige misdraging gezien. Handelingen die door hun grote en mogelijk blijvende impact op de desbetreffende persoon of personen grote invloed hebben zoals het opzetten van gerichte lastercampagnes, seksuele intimidatie, het tonen van steek en/of vuurwapens evenals (pogingen tot) opsluiting in een ruimte zijn eveneens als zeer ernstige misdraging te beschouwen. Ook verbaal geweld valt onder de noemer 'zeer ernstige misdraging'. Het gaat dus om alle vormen van zeer ernstige misdragingen tegenover de met de uitvoering van de schuldhulpverlening belaste personen en instanties (college, consulenten, budgetbeheerder e.a.) tijdens het verrichten van hun werkzaamheden. De misdraging dient plaats te vinden in het kader van de uitvoering van de schuldhulpverlening. Dat is anders als betrokkenen elkaar buiten werktijd tegen komen: dan is alleen het strafrecht van toepassing. Lid 1, sub e van dit artikel behoeft geen toelichting. In lid 2 van dit artikel worden de overige beëindigingsgronden vastgesteld. Lid 2, sub a en van dit artikel behoeven geen toelichting. Lid 2 sub c mogelijkheid WSNP-traject. Ingeval er geen minnelijke schuldenregeling tot stand kan komen omdat niet alle schuldeisers akkoord gaan met de aangeboden schuldenregeling, dan is de WSNP de enige mogelijkheid om tot een schuldsanering te komen. Het college informeert belanghebbende over de ontstane situatie per brief
Gemeente Peel en Maas
1894/2015/662913
Pagina 6 van 7
en adviseert belanghebbende om WSNP aan te vragen. Het college kan belanghebbende niet dwingen om een WSNP-aanvraag in te dienen bij de rechtbank, dit is een keuze van belanghebbende. Als belanghebbende weigert om een WSNP-aanvraag in te dienen dan is heeft het college geen alternatieven meer om de schuldenproblematiek van belanghebbende op te lossen. Eventuele alternatieven zijn voorafgaande aan het besluit om het WSNP-traject te adviseren, tijdens het minnelijke traject, al bestudeerd waarbij gebleken is dat deze voor belanghebbende geen soelaas bieden. In deze situatie moet het college de schuldhulpverlening beëindigen. Artikel 6 Fraude voorafgaande aan een aanvraag voor schuldhulpverlening Dit artikel behoeft geen toelichting. Artikel 7 Mate van verwijtbaarheid Dit artikel behoeft geen toelichting. Artikel 8 Recidive Dit artikel behoeft geen toelichting. Artikel 9 Hardheidsclausule Dit artikel geeft aan dat het college kan afwijken van bovenstaande regels ten gunste van belanghebbende. Artikel 10 Citeertitel en inwerkingtreding Dit artikel behoeft geen toelichting.
Gemeente Peel en Maas
1894/2015/662913
Pagina 7 van 7