~
'---
--
ARRESTEN VAN HET
HOF VAN CASSATIE MET DE BELANGRIJKSTE CONCLUSIES VAN HET OPENBAAR MINISTERIE
=
BEZORGD DOOR RAADSHEREN IN HET HOF VAN CASSATIE
REGISTER
GERECHTELIJK JAAR 1978-1979
v
BELGISCH STAATSBLAD Directeur . DE GROODT, J.L.Th.
Leuvenseweg 40-42, 1000 Brussel
INHOUDSOPGAVE
INHOUD DER ARRESTEN (TREFWOORDEN): A Aansprakelijkheid (buiten overeeneenkomst) .................... . Adoptie .......................... . Advocaat ........................ . Afstand ......................... . Anatocisme ..................... . Arbeid .......................... . Arbeidsongeval .................. . Arbeidsovereenkomst ............ . Arbitrage ....................... . Architect (tucht en bescherming van d~ titel) ................... . B Belasting ....................... . Belasting over de toegevoegde waarde ........................ .. Beroepsgeheim .................. . BeroepSziekte ................... . Berusting ....................... . Bescherming van de maatschappij . Bestendige deputatie ............. . Betekening van exploten ......... . Betichting van valsheid .......... . Bev~gdheid en aanleg ........... . BeWIJS ••.••••••••••••••••••••••••
Bezit ........................... . Bossen .......................... . Burgerlijk pensioen .............. . Burgerlijke rechten, politieke rechten ....................... . Burgerlijke rechtsvordering ...... .
c
Cassatie ......................... . Cassatiemiddelen ................ . Cheque ........................ .. Collectieve arbeidsovereenkomst .. D Dading .......................... . Deelneming aan misdrijven ...... . Deskundigenonderzoek .......... . Dienstplicht ..................... . Douane en accijnzen ............. .
E
5 11 12 12 13 13 14 17 20 21 21 21 22. 23 23 24 28 28 29 29
34 43 43 44 44 45
Echtscheiding en scheiding van tafel en bed ................... . Eigenlijke rechtspraak ........... . Energie ......................... . Erfenissen ...................... . Europese Gemeenschappen ...... . Exploot van gerechtsdeurwaarder ..
87 89 90 90 90 93
F Faillissement, faillissementsakkoord en gerechtelijk akkoord ... G Gemeente ....................... . Gemeente- en provinciebelastingen Gemeenteverordening ........... . Geneeskunst .................... . Gerechtskosten .................. . Gezondheidspolitie over de huisdieren ........................ : Grondwet ....................... . H Handelsregister ................. . Herhaling ....................... . Herstel in eer en rechten ......... . Herziening ...................... . Hof van assisen .................. . Hoger beroep .................... . Hoofdelijkheid .................. . Huur van diensten ............... . Huur van goederen ..............• Huwelijk ........................ . Huwelijkscontract ............... .
46 62 I 80 80 ldentiteitskaart .................. . lngebrekestelling ................ . Inkomstenbelastingen ........... . 80 Internationale verdragen ......... . 80 J 81 82 Jacht ........................... . 86 Jeugdbescherming ............... .
93 95 95
102 102 104
106 106 107
107 107 108 109 112 118 118 118
124 125
126 126 126 132 133 ~34
-4K Konijnen (konijnenschade) ....... . Koop .......................... .. Koophandel- Koopman ......... . Kort geding .•....................
Regeling van rechtsgebied ........ . 135 Rondzwerven van boosaardige dieren .......................... .. 136 137 Rust- en overlevingspensioen ..... . 137
177
Samenhang ..................... . Samenloop van misdrijven ....... . Schenkingen en testamenten ..... . Schip- en scheepvaart ............ . Schuldvernieuwing .............. . Sociale zekerheid ................ . Stedebouw ...................... . Straf ............................ . Strafvordering .................. .
181 182 183 183 184 185 186 187 191
s
L
Lastgeving ...................... . Levensonderhoud ............... . Lijfsdwang ...................... . Loon (Bescherming- Gelijkheid) . Luchtvaart •......................
138 138 138 139 140
M Machtsoverschrijding ............ . Mandeligheid .................. .. Militair ......................... . Minder-validen .................. . Misbruik van vertrouwen ......... . Misdrijf ......................... . Munten en bankbiljetten ......... .
140 140 141 141 141 141
N Nieuwe vordering ................ .
144 144
145 145 145 146 146 146 147 147 147 148 148 149 152 152 152
p
Prejudicieel geschil .............. .
R Rechtbanken .................... . Rechten van de mens ............. . Recht van verdediging ........... . Rechterlijk gewijsde (Kracht en gezagvan) .................... . Rechterlijke organisatie .......... . Rechtsbeginselen (Algemene) .... . Redenen van de vonnissen en arresten .............•.........
191 194 194
v
0
Onaantastbare beoordeling door de feitenrechter .................. . Onderwijs ....................... . Onderzoek (in strafzaken) ........ . Onderzoeksgerechten ....•........ Onderzoeksrechter .............. . Onteigening ten algemenen nutte .. Ontucht en prostitutie .. ·.......... . Openbaar ministerie ............. . Openbare dienst ................. . Openbare orde .................. . Oplichting ...................... . Overeenkomst ................... . Overheidsopdrachten (werken, leveringen en diensten) ........ . Overspel ........................ . Overtreding .................•....
T Taalgebruik ..................... . Terugvordering van het onverschuldigd betaalde ............. . Tussenkomst .................... .
180 180
152 153 154 158 161 163 165
Valsheid en gebruik van valse stukken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Vennootschap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Verberging....................... Verbintenis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Ver~a<:l op de rechter . . . . . . . . . . . . . VerJanng ................ , . . . . . . . Verkiezingen..................... Verwijzingnacassatie . . . . . . . . . . . . Verwijzing van een rechtbank naar een andere . ·~ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Verzekering...................... Verzet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Vonnissen en arresten . . . . . . . . . . . . Voorlopige hechtenis... ... . . . . . . . . . Voorrechten en hypotheken . . . . . . . Voorziening in cassatie . . . . . . . . . . . . ·vorderinginrechte . . . . . . . . . . . . . . . Vreemdelingen .............. .'. . . . 'Y:t:ijheid van vereniging . . . . . . . . . . .
203 204 206 206 212 215 216 216 240 240
Waters........................... Wegen........................... Wegverkeer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Werkloosheid . . .. . . . . . .. . . . . . . . . . Wetgevende Macht. . . . . . . . . . . . . . . . Wetten, decreten en besluiten . . . . . . Wlsselbrief . .. . . . .. . .. . . . . . . . . . . . . Wisselcontrole . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Woonplaats . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Wraking ... , .......................
241 241 242 249 250 250 253 253 253 253
w
z
195 196 197 197 197 198 202 202
Ziekte- en invaliditeitsverzekering .
254
NOTEN EN CONCLUSIES VAN HET OPENBAAR MINISTERIE ..... , . . . . . . . . PLECHTIGE OPENINGSREDES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . NAMEN DER PARTIJEN ................................................ · . .
257 295 301
167
INHOUD DERARRESTEN
HOOFDSTUK VI. - Bijzondere aansprakelijkheid Afdeling 1.- Voor zaken. Afdeling 2.- Voor gebouwen. AANSPRAKELUKHEID (BUITEN Afdeling 3.- Voor dieren. Afdeling 4.- Burenhinder. OVE'REENKOMST) Afdeling 5.- Wegverkeer. HOOFQSTUK I. - Daad Afdeling 9. - Allerlei. Afdeling 1. - Fout in 't algemeen. HOOFDSTUK VII. - Samenloop van Afdeling 2. - Nalatigheid. aansprakelijkheid van verschillende Afdeling 3. - Opzet. aard Afdeling 4. - Misdrijf. Afdeling 1. - Enkelvoudige en complexe HOOFDSTUK II. - Oorzaak aansprakelijkheid. Afdeling 1. - Begrip - Beoordeling Afdeling 2. - Aansprakelijkheid uit en buiten overeenkomst. door de rechter. Afdeling 2. - (On)middellijke oorzaak. HOOFDSTUK IX. Allerlei (LP.R.; Afdeling 3. - Overmacht. aard van de wet; enz.) HOOFDSTUK III. - Herstelplicht Afdeling 1. - Dader (voor eigen daad). HOOFDSTUKI Medeaansprakelijkheid Afdeling 2. DAAD van getroffene. Afdeling 3. - Verscheidene daders Afdeling 1. _ Fout in 't algemeen. Hoofdelijkheid. 1. Ongeval op een onbewaakte Afdeling 4. - Ouders. overweg - Beslissing die een deel van Afdeling 5. - Meesters. de aansprakelijkheid ten Jaste Jegt van Afdelirig 6. - Onderwijzers. de exploitant van de spoorweg - BeslisAfdeling 7. - Krankzinnigen. sing hierop gegrond dat deze overweg Afdeling 8. - Rechtspersonen. een abnormaal gevaar voor het verkeer Afdeling 9. - Staat en overheid. oplevert - Wettigheid. HOOFDSTUK IV. -Schade Wettig is de beslissing die de aanspraAfdeling 1. - Begrip - Onderscheiding kelijkheid voor een ongeval op een van vormen. onbewaakte overweg ten laste legt van Afdeling 2. - Beoordelingsbevoegdheid de exploitant van een spoorweg, op grond dat deze overweg een abnormaal - Raming, peildatum. Afdeling 3. - MateriEHe schade - Ele- gevaar voor het verkeer oplevert, aangezien er geen passende maatregelen zijn menten en grootte. genomen om bet uitzicht op de spoorweg Afdeling 4. - Morele schade - Id. Afdeling 5. - Billijkheid (krankzinni- op een behoorlijke afstand vrij te maken. (Artt. 1382 en 1384 B.W.) gen). Afdeling 6. - Rente. 10 oktober 1978 161 Afdeling 9.- Allerlei. 2. Wegverkeer Fout HOOFDSTUK V. - Overeenkomsten en, Manceuvre om een ongeval te vermijden regres - Wettigheid van de beslissing dat dit Afdeling 1. Verzekering manceuvre geen lout oplevert; hoewel zij lndeplaatsstelling. schade heeft veroorzaakt - Begrip. De rechter die vaststelt dat een bur Afdeling 2. - Bedingen van uitsluiting. Afdeling 3. - Regres. gerlijke partij als voorzichtig handelende
A
-6weggebruiker een manceuvre heeft uitgevoerd om een ongeval te vermijden, kan wettig eruit afleiden dat dit manceuvre geen fout oplevert, ook al is die partij ten gevolge daarvan in botsing gekomen met een ander voertuig. · 20 maart 1979 837 3. - Fout of grove tekortkoming van de verhuurder van een onroerend goed - Beoordeling door de feitenrechter Beoordelingscriteria. De fout of nalatigheid van de verhuurder vari een onroerend goed, waarvoor hij op grond van een misdrijf strafrechtelijk verantwoordelijk kan gesteld worden, moet, voor elk geval, in concreto en niet in abstracto worden beoordeeld, gelet op de omstandigheden van de zaak. 11 april 1979 967 4. - Fout- Begrip. Art. 22 K.B. 8 nov. 1967 houdende voor de vredestijd organisatie van de gemeentelijke en gewestelijke brandweerdiensten en coordinatie van de hulpverlening in geval van brand en de artt. 1 en 2 van het organiek reglement van de gemeentelijke brandweerdienst van La Louviere d.d. 22 februari 1933, leggen de hoofdofficier van de brandweerdienst van de gemeente verplichtingen op, die onafhankelijk zijn van de onderrichtingen van de burgemeester; w-ettelijk verantwoord is derhalve het arrest dat beslist dat die officier diende na te gaan of de in de wetten en verordeningen voorgeschreven maatregelen tot voorkoming van brand waren in acht genomen en dat hij een fout heeft begaan door dit niet te doen. 27 juni 1979 1292 Afdeling 2.- Nalatigheid. Afdeling 3. - Opzet. Afdeling 4. - Misdrijf.
schade, als niet wordt vastgesteld dat de schade, zoals zij zich heeft voorgedaan, zich ook zou hebben voorgedaan zonder de fout die ten laste van een ander is vastgesteld. (Artt. 1382 en 1383 B.W.) 1 december 1978 377 6. - Oorzakelijk verband tussen fout en schade - Werknemer arbeidsongeschikt ten gevolge van een ongeval Wettelijke verplichting van de werkgever tot betaling van de sociale zekerheidsbijdragen op het loon verschuldigd tijdens de arbeidsongeschiktheid - Vordering van de werkgever tot veroordeling van de verantwoordelijke veroorzaker van het ongeval, tot terugbetaling van de werkgever~bijdragen Vordering niet gegrond. · Bij gebrek aan oorzakelijk verband tussen de ~out van de verantwoordelijke veroorzaket van.een ongeval ten gevolge waarvan een werknemer arbeidsongeschikt is en de betaling door de werkgever van de sociale zekerheidsbijdragen op het loon, aan de werknemer tijdens diens arbeidsongeschiktheid verschuldigd, is niet gegrond de vordering van de werkgever tot terugbetaling van die bedragen door de verantwoordelijke veroorzaker van het ongeval, daar bedoelde betalingen hun oorzaak vinden in een wettelijke verplichting. (Art. 1382 B.W.; art, 14 wet 27 juni 1969.) 5 december 1978 399
7. - Wegverkeersongeval- Beslissing waarbij een bestuurder alleen aansprakelijk wordt verklaard voor de schade Geen vaststelling waaruit kan worden afgeleid dat de schade zich oak zou hebben voorgedaan zonder de fout die ten Jaste van het slachtoffer van het ongeval is vastgesteld - Niet wettelijk verantwoorde beslissing. Niet wettelijk verantwoord is de beslissing, waarbij een bestuurder aileen HOOFDSTUK II aansprakelijk wordt verklaard voor de OORZAAK gevolgen van een wegverkeersongeval, Afdeling 1. Begrip Beoordeling als zij niet vaststelt dat de schade, zoals zij zich heeft voorgedaan, ook zou verdoor de rechter. oorzaakt zijn zonder de fout die ten laste 5. Beslissing waarbij een enkele van het slachtoffer van het ongeval is persoon aansprakelijk wordt verklaard vastgesteld. (Artt. 1382 en 1383 B.W.) voor de schade - Geen vaststelling 13 februari 1979 684 waaruit kan worden afgeleid dat de schade, zoals zij zich heeft voorgedaan, 8. - Schade - Oorzakelijk verband zich oak zou hebben voorgedaan zonder tussen een fout en de schade - Wettede fout die ten laste van een ander is lijke bepalingen waarbij een openbare vastgesteld. overheid verplicht wordt de wrakken te Niet wettelijk verantwoord is de be-,Jichten van schepen die in bevaarbare slissing waarbij een enkele persoon waterlopen of havens zijn gezonken aansprakelijk wordt verklaard voor de Kosten gemaakt om zich van een derge-
-7Jijke verplichting te kwijten - Geen schade als bedoeld in art. 1382 B. W., veroorzaakt door de nalatigheid van de eigenaar om zijn gezonken schip te lichten. De kosten die een overheid maakt om zich te kwijten van haar wettelijke verplichtingen inzake de bevaarbare waterlopen of havens, o.m. de verplich- · ting het wrak van het gezonken schip te lichten, zijn, in de zin van art. 1382 B.W., geen schade welke die overheid lijdt ten gevolge van de nalatigheid van de eigenaar om zijn gezonken schip te lichten. (Art. 1382 B.W.) 7 maart 1979 796 9. - Oorzakelijk verband tussen tout en schade - Werknemer arbeidsongeschikt ten gevolge van een door. een derde veroorzaakt ongeval - Werkgever wettelijk verplicht bijdragen te betalen aan de Rijksdienst voor Maatschappelijke Zekerheid Vordering van · de werkgever tot terugbetaling van de aldus gestorte bedragen - Geen oorzakelijk verband tussen de betaling van de bijdragen en de tout van de dader - Niet wettig gegronde vordering. Daar er geen oorzakelijk verband bestaat tussen de fout van de dader van het ongeval ten gevolge waarvan een werknemer arbeidsongeschikt is en de wettelijke verplichting van diens werkgever bijdragen te betalen aan de Rijksdienst voor Maatschappelijke Zekerheid, is niet wettig gegrond de vordering van de werkgever tot terugbetaling van die bedragen door de dader van het ongeval. 16 maart 1979 829 Afdeling 2.- (On)middellijke oorzaak. Afdeling 3. - Overmacht.
HOOFDSTUK III HERSTELPLICHT
Afdeling 1. - Dader :(voor eigen daad). Afdeling 2. Medeaansprakelijkheid van getroffene. 10. - Beslissing waarbij de getroffene medeaansprakelijk wordt verklaard Nader omschreven tout van. de getroffene - Wettelijk verantwoorde beslissing. Wettelijk verantwoord is de beslissing waarbij de getroffene medeaansprakelijk wordt verklaard, wanneer de fout van de getroffene nader wordt omschreverr en het oorzakelijk verband tussen die fout en de schade wordt vastgesteld. (Artt. 1382 en 1383 B.W.) 23 mei 1979 1118
Afdeling 3. - Verscheidene daders Hoofdelijkheid.
Schade ten gevolge van een 11. gemeenschappelijke tout van verscheidene personen - Aandeel van een ieder in de schade - Beoordeling door de feitenrechter - Rechter die beslist dat een van de daders geen deel heeft in de schade - Onwettigheid. Hoewel de rechter op onaantastbare wijze oordeelt hoe ernstig de fout is van een ieder die schade heeft berokkend en op grond daarvan ieders aandeel in de schade in hun onderlinge verhouding bepaalt, kan hij echter niet beslissen dat in deze onderlinge verhouding een van de daders geen deel heeft in de schade, zonder meteen het oorzakelijk verband tussen de fout van die dader en de aan een derde veroorzaakte schade te negeren. (Artt. 1382 en 1383 B.W.) 18 januari 1979 567 12. Schade veroorzaakt door de respectieve fouten van verscheidene personen - Ieder van hen is t.a. v. de benadeelde gehouden tot volledige schadevergoeding. Wanneer door de respectieve fouten van verscheidene personen schade is veroorzaakt, is ieder van hen t.a.v. de benadeelde gehouden tot volledige schadevergoeding. (Artt. 1382 en 1383 B.W.) 23 februari 1979 757
Afdeling 4. -
Ouders.
Art. 1384, tweede lid, Burgerlijk Wetboek- Draagwijdte. De door art. 1384, tweede lid, B.W. bepaalde aansprakelijkheid van de vader en de moeder voor het door hun minderjarige met hen inwonende kind veroorzaakte schade, tegenover de derde benadeelde, onderstelt dat, op het ogenblik ·van de schadeverwekkende daad, het kind niet onder het toezicht stond van een onderwijzer aan wie de ouders de bewaking van het kind hadden toevertrouwd en overgedragen. 22 september 1978 96 13. -
Afdeling 5. - Meesters. Afdeling 6. - Onderwijzers. Afdeling 7.- Krankzinnigen. 14. Burgerlijk Wetboek, artikel 1386bis Krankzinnigheid, ernstige staat van geestesstoornis of geesteszwakheid- Begrip.
-8Toevallige en niet te voorziene bewusteloosheid, zoals een tijdelijk bewustzijnsverlies bij een hartaanval, is geen krankzinnigheid of ernstige staat van geestesstoornis of geesteszwakheid, als bedoeld in artikel 1386bis B.W. 20 juni 1979 1258 Afdeling 8. - Rechtspersonen. Afdeling 9.- Staat en overheid.
De vergoeding aan het slachtoffer verschuldigd door de materiiHe dader van een ongeval, die geen staatsorgaan is, wordt niet bei:nvloed door de omstandigheid dat het slachtoffer van het ongeval, ten gevolge hiervan, met toepassing van de bij Regentsbesl. 5 okt. 1948 gee. wetten op de vergoedingspensioenen, en de artt. 1 en 4 wet 9 maart 1953, wegens de blijvende arbeidsongeschiktheid waardoor het aangetast blijft een vergoedin~spensioen geniet. (Artt. 1382 en 1383 B.W.) 24 oktober 1978 212
15. - Staat - Orgaan van de Staat Begrip. Een onrechtmatige daad van een orgaan van de Staat kan als een 18. Onrechtmatige daad Te onrechtmatige daad van de Staat worden herstellen schade - Begrip - Aanbeschouwd, voor zover het orgaan tasting van een wettig belang. gehandeld heeft ter vervulling van de Hij die een onrechtmatige daad heeft hem opgedragen taak. begaan, is verplicht alle door zijn schuld 31 januari 1979 614 ontstane en vaststaande schade te vergoeden, maar niet het verlies van een onrechtmatig voordeel. (Artt. 1382 en 16. - Verkeersongeval - Fout van de Belgische Staat en eventuele tout van de 1383 B.W.) 19 december 1978 466 gemeente - Geen oorzakelijk verband tussen de eventuele tout van de gemeente en de schade - Valt niet at te 19. Schadevergoeding door een Jeiden uit de enkele omstandigheid dat, gehuwde VTOUW gevorderd van degene zonder de tout van de Belgische Staat, · die voor het overlijden van haar bijzit het ongeval zich niet zou hebben voorge- aansprakelijk is - Nadeel dat geen daan. verlies van een rechtmatig voordeel is Wanneer bij een verkeersongeval de Art. 1382 B. W. nieUoepasselijk. Belgische Staat en eventueel de De gehuwde vrouw kan geen schadegemeente een fout hebben begaan, kan vergoeding vorderen van de voor het de rechter de afwezigheid van oorzake- overlijden van haar bijzit aansprakelijke lijk verband tussen de eventuele fout dader, daar zij geen rechtmatig voordeel van de gemeente en de schade ten heeft verloren. (Artt. 1382 en 1383 B.W.) gevolge van het ongeval niet afleiden uit 19 december 1978 466 de enkele omstandigheid dat, zonder de fout van de Belgische Staat, het ongeval 20.- Beslissing waarbij de benadeelde zich niet zou hebben voorgedaan. voor dezelfde schade tweemaal wordt 23 februari 1979 757 vergoed - Onwettigheid. Onwettig is de beslissing waarbij de benadeelde partij voor dezelfde schade HOOFDSTUK IV tweemaal wordt vergoed. (Artt. 1382 en 1383 B.W.) SCHADE 14 februari 1979 697 Afdeling 1. - Begrip - Onderscheiding van vormen. Afdeling 2. - Beoordelingsbevoegdheid 17.- Beslissing die aan het slachtof- Raming, peildatum. fer van een ongeval vergoeding toekent wegens vermengde materiele en morele 21. - Schade - Raming ex aequo et schade voortspruitende uit een blijvende bono - Wettigheid - Voorwaarden. arbeidsongeschiktheid- Slachtoffer dat De rechter dient het bedrag van de vanwege de Staat een vergoedingspen- schade ex aequo et bono vast te stellen sioen geniet voo1· de fysieke schade die wanneer geen enkele partij gegevens het door het betrokken ongeval onder- verschaft of kan verschaffen voor een gaat - Omstandigheid zonder invloed juiste schatting van die schade; die wijze op de vergoeding aan het slachtoffer van schatting mag hij derhalve niet verschuldigd door de materiele dader aanwenden als de partij, die beweert van het ongeval, die geen staatsorgaan benadeeld te zijn, de gegevens niet wil is. voorleggen waarover zij beschikt en op
-9grond waarvan het bedrag van de schade leeftijd van de getroffene op juist kan worden vastgesteld, of die 1 januari 1972, nl. op de consolidatiedaertoe kunnen bijdragen het ex aequo et tum. bono te ramen bedrag zo juist mogelijk 27 september 1978 127 te schatten.. (Art. 1382 B.W.) 675 8 februari 1979 25. - Doden - Vaststelling van de schade die voor de rechtverkrijgenden 22. - Raming van de schade « ex van het slachtoffer voortvloeit uit het aequo et bono » - Wettigheid - Voor- verlies van zijn inkomsten - Rechter waarden. die, na de kosten voor het eigen onderDe door een onrechtmatige daad ver- houd van het slachtoffer te hebben oorzaakte schade wordt wettelijk « ex vastgesteld, rekening houdend met de aequo et bono » geraamd door de rechter gezamenlijke inkomsten van het gezin, die de redenen opgeeft waarom, ener- dit bedrag niet aftrekt van de inkomsten zijds, de door een partij voorgestelde van het slachtoffer maar van die van het betekeningswijze niet kan worden aan- gezin - Rechter die aan de weduwe van genomen en, anderzijds, de raming het slachtotier een hogere vergoeding enkel « ex aequo et bono » kan geschie- toekent dan de schade die zij werkelijk den. (Gw., art. 97; B.W., art. 1382.) heeft geleden - Onwettigheid. 794 6 maart 1979 Het arrest dat de kosten voor eigen onderhoud van het slachtoffer vaststelt 23. Raming van de schade - op de helft van de inkomsten van het Beoordeling van de omvang van de gezin en daarna dat bedrag aftrekt, niet schade op de dag van het overlijden van van de inkomsten van het slachtoffer de getroffene - Beslissing die in begin- maar van de inkomsten van het gezin, sel de gevolgen van eventuele bevorde- wijst daardoor de weduwe van het ringen van de getroffene en van de slachtoffer van een verkeersongeval een koopkrachtvermindering van de munt vergoeding toe voor een schade die zij buiten beschouwing Jaat - Onwettig- niet werkelijk heeft geleden en schendt heid. . Art. 1382 B.W. wordt geschonden door derhalve de artt. 1382 en 1383 B.W. 31 oktober 1978 253 de beslissing die, voor de raming van de omvang van de schade op de dag van het overlijden van de getroffene, beslist dat 26. Overlijden van een van de de rechter geen rekening mag houden ouders Materiele schade door de met de bevorderingskansen van de kinderen geleden Schade die kan getroffene of de muntontwaarding en zo, bestaan ongeacht de onderhoudsverin beginsel, de gevolgen van eventuele plichting van de overlevende vader of bevorderingen van de getroffene en van moeder. de koopkrachtvermiqdering van de munt De artikelen 203 en 337, tweede lid, buiten beschouwing laat. B.W., krachtens welke een verplichting 1072 tot onderhoud en opvoeding van de 9 mei 1979 minderjarige kinderen op de ouders en, Afdeling 3. - MaterHHe schade - Ele- in geval van overlijden van een van hen, menten en grootte. op de overlevende ouder rust, sluiten niet uit dat de kinderen, ten gevolge van 24. - Materiele -schade ten gevolge het overlijden van hun moeder, persoonvan blijvende arbeidsongeschiktheid - lijk stoffelijke schade kunnen lijden Raming van de schade - Schending van door het derven van het deel van de de artt. 1382 en 1383 B. W: - Begrip. door haar verworven inkomsten en van De artt. 1382 en 1383 B.W. worden de door haar verrichte huishoudelijke geschonden door de rechter die, bij de arbeid, die voor hun onderhoud en vaststelling van het bedrag om de mate- opvoeding werden besteed; een arrest is riele schade ten gevolge van de blijvende derhalve niet wettelijk verantwoord ongeschiktheid van de getroffene naar wanneer het beslist dat de kinderen ten gemeen recht te vergoeden, als ramings- gevolge van het overlijden van hun grondslag rekening houdt met de jaar- moeder geen materHHe schade hebben lijkse wedde die de getroffene op . geleden, op grond alleen dat zodanige 1 januari 1976 had moeten ontvangen, op · 1 d h d te die grondslag een kapitalisatie berekent verplichtmg tot evenson er ou n deze nog op de overlevende vader rust. en vervolgens op die berekeni~g de kapitalisatiecoefficient toepast d1e is (Artt. 1382, 1383 B.W.) aangegeven voor een persoon met de 7 november 1978 275
-1027. - Schade ten gevolge van verlies van vakantiegeld Arbeidsonderbreking wegens ongeval dat geen arbeidsongeval is - Geen aanspraak op schadevergoeding - Voorwaarden. De werknemer die de arbeid onderbreekt wegens een ongeval dat geen arbeidsongeval is, heeft geen recht op schadevergoeding wegens verlies van vakantiegeld gedurende de eerste twaalf maanden van de arbeidsonderbreking, in de mate waarin hij zijn aanspraak op vakantiegeld behoudt ingevolge de gelijkstelling van die dagen van inactiviteit met arbeidsdagen. (Artt., 1382 en 1383 B.W.; gecoordineerde wetteri van 28 juni 1971, artt. 9, 10, 11; artt. 16, 2", 18, 2", 41, 2", en 43, 2", K.B. 30 maart 1967 .) 5 december 1978 401 28. - Schade - Voertuig vernield Belasting over de toegevoegde waarde Schade die voor de benadeelde voortvloeit uit de betaling van de belasting bij de aankoop van een verv{lngingsvoertuig -Begrip. Wanneer een voertuig bij een ongeval is vernield, bestaat de schade, die voor de benadeelde voortvloeit uit de betaling van de belasting over de toegevoegde waarde bij de aankoop van een vervangingsvoertuig, slechts wanneer en voor zover genoemde belasting is betaald. 14 februari 1979 697 29. Doding Schade voor de rechtverkrijgende van het slachtoffer wegens het verlies van zijn bedrijfsinkomsten - Berekening van die schade Grondslag Bruto-inkomsten Voorwaarde. Indien de schade van de rechtverkrijgenden van een bij ongeval gedode wegens het verlies van zijn bedrijfsinkomsten wordt berekend op grond van zijn brutoloon, zonder aftrek van de lasten ervan, kan het deel van die inkomsten, waaruit de rechtverkrijgenden een voordeel haalden, daarvoor enkel in aanmerking komen indien de feitenrechter vaststelt dat het bedrag van de lasten die zij op de hun toe te kennen vergoeding te dragen hebben, even groot is als dat van de lasten die het loon van het slachtoffer bezwaarden. (Artt. 1382 en 1383 B.W.) · 21 maart 1979 847
De artt. 1382 en 1383 B.W. worden geschonden door de rechter die, om het bedrag vast te stellen dat de materiele schade ten gevolge van de blijvende ongeschiktheid van de getroffene naar gemeen recht zal vergoeden, uitgaat van de jaarlijkse wedde die de getroffene had moeten ontvangen in april 1977 en op die grondslag kapitaliseert met inachtneming van de kapitalisatiecoefficient die volgens de tabellen voor de vermoedelijke ' overlevingsduur geldt voor iemand van de leeftijd die de getroffene had op 4 mei 1971, nl. op de consolidatiedatum. 26 juni 1979 1284 Afdeling 4. - Morele schade - Id. Afdeling 5. Billijkheid (krankzinnigen). Afdeling 6. - Rente. Afdeling 9.- Allerlei.
HOOFDSTUKV OVEREENKOMSTEN EN REGRES
Afdeling 1. Verzekering Indeplaatsstelling. Afdeling 2. - Bedingen van uitsluiting. Afdeling 3. - Regres. 31. Werkgever die aan zijn bediende, slachtoffer van een verkeers::: ongeval, tijdens zijn arbeidsongeschiktheid een bezoldiging heeft betaald waartoe hij wettelijk niet was gehouden Bediende die van de veroorzaker van het ongeval vergoeding vordert voor het materiele nadeel wegens aantasting van zijn Jichamelijke gaafheid, maar die dat nadeel enkel subsidiair doet gelden ingeval niet wordt ingegaan op de vordering van zijn werkgever m.b.t. de bedragen die deze hem bij wijze van wedde heeft uitgekeerd - Afwijzing van de vordering op grond dat de bediende vergoeding vordert van de door anderen geleden schade en niet bewijst dat hij zelf een zekere, dadelijke en reeds ontstane schade heeft geleden - Wettige beslissing. Wanneer een werkgever aan zijn bediende, slachtoffer van een verkeersongeval, tijdens zijn arbeidsongeschiktheid een bezoldiging heeft betaald waartoe hij niet wettelijk was gehouden en die bediende van de veroorzaker van het 30. Materiele schade ten gevolge ongeval vergoeding vordert voor het van blijvende arbeidsongeschiktheid materiele nadeel wegens aantasting van Raming van de schade - Schending van zijn lichamelijke gaafheid, maar dat de artt. 1382 en 1383 B. W. - Begrip. nadeel enkel subsidiair doet gelden inge-
-11val niet wordt ingegaan op de vordering van de werkgever m.b.t. de bedragen die deze hem bij wijze van wedde heeft uitgekeerd, is wettelijk verantwoord de . beslissing tot afwijzing van die vordering, op grond dat de bediende vergoeding vordert van de door anderen geleden schade en niet bewijst dat hij een zekere, dadelijke en reeds ontstane schade heeft geleden. 30 november 1978 372
HOOFDSTUK VI BIJZONDERE AANSPRAKELIJKHEID
Afdeling 1.- Voor zaken. 32. - Aansprakelijkheid wegens de daad van een zaak die men onder zijn bewaring heeft - Art. 1384, eerste lid, B. W: - Onbekendheid van de bewaarder met het gebrek van de zaak - Geen invloed op zijn aansprakelijkheid. De aansprakelijkheid van de bewaarder van een zaak blijft bestaan, ook al was het gebrek van de zaak hem niet bekend of kon het hem niet bekend zijn. 21 maart 1979 839 Afdeling 2.- Voor gebouwen. Afdeling 3.- Voor dieren. 33.- Burgerlijk Wetboek, art. 1385De aansprakelijkheid rust op degene die het dier onder zijn bewaring heeft in de juridische zin van dit woord - Begrip. Wanneer een dier schade heeft veroorzaakt, rust de aansprakelijkheid ex art. 1385 B.W. op degene die ten tijde van de schade de juridische bewaring of het meesterschap over het dier heeft, d.w.z. de niet ondergeschikte macht van leiding en toezicht. 20 april 1979 993 Afdeling 4. - Burenhinder. Afdeling 5.- Wegverkeer. Afdeling 9.- Allerlei.
34. - Arbeidsbescherming - Werken door een aannemer uitgevoerd in de nabijheid van een ondergrondse elektrische kabel - Schade aan de kabel Vordering van de elektriciteitsmaatschappij tot schadeloosstelling - Vordering afgewezen op grand dat de aannemer geen tout heeft begaan en dat de schade enkel te wijten is aan de elektriciteitsmaatschappij die kabels heeft laten plaatsen zonder deze te vermelden op de plans en die, hoewel zij wist dat werken zouden worden uitgevoerd, geen schikkmgen heeft getroffen om de aan-
nemer in kennis te stellen van de aanwezigheid van de kabel Geen vaststelling dat de aannemer de bij art. 260bis, § 1, van het algemeen reglement voor de arbeidsbescherming bepaalde verplichtingen heeft nageleefd - Beslissing niet wettelijk verantwoord. Niet wettelijk verantwoord is de beslissing die de vordering van een elektriciteitsmaatschappij tot vergoeding van de door een aannemer, bij bet uitvoeren van werken, aan een ondergrondse elektrische kabel veroorzaakte schade afwijst op grond dat de aannemer geen fout heeft begaan en dat de schade enkel te wijten is aan de elektriciteitsmaatschappij die kabels heeft laten plaatsen zonder deze te vermelden op de plans en die, hoewel zij wist dat werken zouden worden uitgevoerd, geen schikkingen heeft getroffen om de aannemer in kennis te stellen van de aanwezigheid van de kabel, zonder echter te onderzoeken of de aannemer de bij artikel 260bis, § 1, van het algemeen reglement voor de arbeidsbescherming bepaalde verplichtingen heeft nageleefd. (Artt. 1382 en 1383 B.W.) 27 oktober 1978 232
HOOFDSTUK VII SAMENLOOP VAN AANSPRAKELIJKHEID VAN VERSCHILLENDE AARD
Afdeling 1. - Enkelvoudige en complexe aansprakelijkheid. Afdeling 2. - Aansprakelijkheid uit en buiten overeenkomst.
HOOFDSTUK IX ALLERLEI (I.P.R.; AARD VAN DE WET, ENZ.)
ADOPTIE Toestemniing van de geadopteerde die de leeftijd van vijftien jaar niet heeft bereikt op het ogenblik van de sluiting van de debatten, doch die leeftijd heeft bereikt op de dag van de uitspraak Rechter die de heropening van de debatten niet beveelt om die toestemming te vragen - Gevolg. Als een minderjarig geadopteerde de leeftijd van vijftien jaar niet had bereikt op het ogenblik van de sluiting van de debatten, maar die leeftijd had bereikt op de dag van de uitspraak, is zijn instemming vereist; afwezigheid van instemming wordt gesanctioneerd met
-12nietigheid van de adoptie. (Artt. 348, § 3, raad in tuchtzaken uitspraak doet; als de tuchtrechtelijke beslissing van een raad 353, §§ 3 en 5, en 369, tweede lid, B.W.) 22 februari 1979 754 van de Orde, die overeenkomstig art. 449 Ger.W. bestaat uit de stafhouder en veertien ledep, genomen is door de stafhouder en twaalf leden van die raad ADVOCAAT is zij derhalve gewezen door de bij de 1. - Dagvaarding van een advocaat wet vereiste meerderheid. voor de tuchtraad van beroep - Bepa5 januari 1979 505 Jingen van art. 465 Gerechtelijk Wetboek niet van toepassing. 5. - Tucht - Raad van de Orde en De bepalingen van art. 465 Ger.W. van beroep - Openbaarheid betreffende de termijn om een advocaat tuchtraad bij art. 6, § 1, Europees voor de raad van de Orde te dagvaardim, voorgeschreven Verdrag Rechten van de Mens - Bepazijn niet van toepassing op de rechtsple- ling niet toepasselijk. ging voor de tuchtraad van beroep; De bepaling van art. 6, § 1, Europees art. 469 van dat wetboek zegt enkel dat van het hoger beroep aan de secretaris Verdrag Rechten van de Mens betreffende de openbaarheid van het vonnis van de raad van de Orde bij ter post en de debatten is niet toepasselijk op aangetekende brief kennis wordt gegeven binnen vijftien dagen, te rekenen tuchtprocedures, o.a. niet op die voor de van de dag waarop de kennisgeving van )eden van de balie. 8 februari 1979 673 de beslissing is opgestuurd, dat de secretaris van het hoger beroep, bij ter 6. - Uitspraak van een tuchtraad van post aangetekende brief aangifte doet, beroep van de Orde van Advocaten over naargelang van het geval, aan de procu- een hoger beroep tegen een beslissing reur-generaal of aan de betrokken advo- van een raad van de Orde - Gerechtecaat en dat hij vervolgens het dossier lijk Wetboek, artikel 1068 Toe te stuurt aan de secretaris van de raad van passen wettelijke bepaling. beroep. De bepalingen van art. 1068 Ger.W. 5 januari 1979 505 luidens welke hoger beroep tegen een eindvonnis of tegen een vonnis, alvorens 2. lncidenteel beroep tegen een recht te doen, het geschil zelf aanhangig beslissing in tuchtzaken van de Raad maakt bij de rechter in hoger beroep, van de Orde Geen bij de wet zijn van toepassing op het hoger beroep voorgeschreven termijn. tegen een tuchtrechtelijke beslissing van Noch het Gerechtelijk Wetboek, noch een raad van de Orde van Advocaten, enige andere wettelijke bepaling schrijft gebracht voor de tuchtraad van beroep een termijn voor waarbinnen het inci- van die Orde. (Artt. 2 en 1068 Ger.W.) denteel beroep van de procureur-gene29 juni 1979 1327 raal of van de advocaat moet worden ingesteld tegen een tuchtrechtelijke beslissing van de Orde van Advocaten. 5 januari 1979 505 AFSTAND 3. - Raad van de Orde - SamenstelJing. De raad van de Orde van Advocaten bestaat uit de stafhouder en veertien leden, indien er meer dan honderd doch minder dan vijfhonderd advocaten ingeschreven zijn op het tableau en op de lijst van stagiairs. (Art. 449 Ger. W.). 5 januari 1979 505
4. - Ra'ad van de Orde - Beslissing in tuchtzaken - Bij de wet vere1ste meerderhe1d. · De bepaling van art. 453 Ger.W., volgens welke de raad van de Orde enkel dan kan beraadslagen wanneer de meerderheid van zijn l!'!den aanwez1g is, is mz. ook toepassehJk wanneer genoemde
1. - Afstand van een recht - Begrip. De afstand van een recht moet strikt worden gei:nterpreteerd en kan slechts worden afgeleid uit feiten die niet voor een andere interpretatie vatbaar zijn. 20 december 1978 472 2. - Burgerlijke zaken - Afstand van het recht zich te beroepen op de nietigheid van een handeling van een medecontractant - Afstand kan stilzwijgend gesch1eden op voorwaarde dat de wil om zulks te doen duidelJjk tot u1ting komt. De afstand van een recht moet strikt worden gei:nterpreteerd en kan slechts worden afgele1d u1t fe1ten die niet voor een andere mterpretat1e vatbaar zijn 20 december 1978 472
-133. - Afstand van een recht - Begrip. Krachtens een algemeen rechtsbeginsel waarvan o.m. art. 1045, derde lid, Ger .W. toepassing maakt, moet de afstand van een recht strikt worden uitgelegd en mag slechts worden afgeleid uit de feiten die voor geen andere uitle,gging vatbaar zijn. 7 februari 1979 661 4. - Strafzaken - Burgerlijke rechtsvordering - Uitdrukkelijke afstand door een advocaat bij het Hof van Cassatie Behoeft geen houder te zijn van een bijzondere volmacht. . Wanneer de afstand wordt gedaan door een advocaat bij het Hof van Cassatie behoeft deze geen houder te zijn van een bijzondere volmacht, zeHs indien het gaat om een afstand van een rechtsvordering. (Artt. 479, 1e lid, en 824, tweede lid, Ger.W.; wet 16 feb. 1961, gew. bij art. 6 wet 20 dec. 1974.) 694 13 februari 1979 5. - Afstand van een recht - Begrip. De afstand van een recht moet strikt worden uitgelegd en kan enkel worden afgeleid uit feiten welke voor geen andere uitlegging vatbaar zijn. 1019 26 april 1979
HOOFDSTUK V. Jigheid
Gezondheid en vei-
HOOFDSTUK VI. - Bijzondere regelingen {bouw, diamant, haven, ambachten en neringen)
HOOFDSTUK I ALGEMENE BEGRIPPEN BESCHEIDEN... )
(SOCIALE
1. - Algemene begrippen - BuitenJandse werknemers - Koninklijk besluit nr. 34 betreffende de tewerkstelling van werknemers van vreemde nationaliteit - Overtreding van art. 27, r, a, en 2•, a, van dat koninklijk besluit Toepassingsvoorwaarden. Niet wettelijk verantwoord is de veroordeling van een werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers, die arbeid hebben doen of Iaten verrichten door een persoon die niet van Belgische nationaliteit is, wanneer in die beslissing wordt vastgesteld dat de arbeidsvergunning van een buitenlandse werknemer, die niet behoort tot een van de in art. 2 van dat koninklijk besluit genoemde categorieen, regelmatig is toegekend overeenkomstig art. 2 bis K.B. 6 nov. 1967, en ·dat die vergunning op geen enkel ogenblik is ingetrokken. (Artt. 27, 1•, a, en 2•, a, K.B. nr. 34, 20 juli 1967 betreffende de ANATOCISME tewerkstelling van werknemers van vreemde nationaliteit.) Voorwaarden. 28 maart 1979 885 Vervallen interest van kapitalen kan slechts interest opbrengen als de kapita2. Algemeen reglement op de lisatie in een bijzondere overeenkomst is arbeidsbescherming of beslissingen en bepaald of in een gerechtelijke aanma- besluiten ter uitvoering van dat reglening wordt gevorderd; bovendien kun- ment - Strafvordering wegens overtrenen de overeenkomst of de aanmaning ding van die reglementering - Uitoefeslechts gevolgen hebben wanneer het ning van de strafvordering aileen door gaat om reeds vervallen interest die ten de Jeden van het arbeidsauditoraat als minste over een geheel jaar verschuldigd de beklaagde een werkgever is. is; de gekapitaliseerde interesten brenDe strafvordeiing wegens overtreding gen op hun beurt slechts interest op van de bepalingen Algemeen Reglewanneer de overeenkomst of de aanma- ment Arbeidsbescherming, goedgek. ning h~rnieuwd wordt en betrekking bij Regentsbesl. 11 feb. 1946 heeft op nieuw vervallen interest, die ten en 29 sept. 1947, of van de beslissingen minste over een geheel jaar verschuldigd en besluiten ter uitvoering van dat is. (Art. 1154 B.W.) algemeen reglement, kan door de leden 7 september 1978 18 van het arbeidsauditoraat enkel worden uitgeoefend als de beklaagde een werkgever is. (Artt. 155, eerste lid, en ARBEID 583 Ger.W.; artt. 1, 23•, 4, 5 en 19 Wet HOOFDSTUK I. - Algemene begrippen Administratieve Geldboeten 30 juni 1971.) (SO(:iale bescheiden...) 1103 HOOFDSTUK II. - Arbeids- en rust-. 22 mei 1979 tiJden HOOFDSTUK II HOOFDSTUK III. - Vrouwen l\RBEIDS EN RUS'ITIJDEN HOOFDSTUK IV - Jongeren
14HOOFDSTUK III VROUWEN
HOOFDSTUK IV JONGEREN
HOOFDSTUKV GEZONDHEID EN VEILIGHEID
wordt, is een arbeidsongeval, wanneer de werknemer de rusttijd doorbrengt op de plaats waar de arbeid wordt verricht of in de onmiddellijke omgeving ervan, tenzij het veroorzaakt is doordat hij persoonlijke bezighederi verricht die buiten de normale besteding van de rusttijd vallen. (Art. 7 wet 10 april 1971.) 546 15 januari 1979
HOOFDSTUK VI
2. - Ongeval overkomen tijdens de uitvoering van de arbeidsovereenkomst buiten het bedrijf- Begrip. Wanneer de uitvoering van de arbeidsovereenkomst van een werknemer ARBEIDSONGEVAL die een opdracht buiten het bedrijf uitvoert, eindigt met de terugkeer van de HOOFDSTUK I. - Algemene begrippen. werknemer bij zijn werkgever, dan is Aard van de wet het ongeval waardoor hij op die terugweg wordt getroffen, een arbeidsongeval, HOOFDSTUK II. - Toepassingssfeer · tenzij het ongeval is gebeurd op een person en dat de werknemer die uitvoeHOOFDSTUK III. Arbeidsongeval ogenblik ring heeft onderbroken. (Art. 7 Ar(begrip, bestaan, bewijs) beidsongevallenwet 1971.) HOOFDSTUK IV. - Ongeval op de weg 12 maart 1979 816 {begrip, bestaan, bewijs) BIJZONDERE REGELINGEN (BOUW, DIAMANT, HAVEN, AMBACHTEN EN NERINGEN) .
HOOFDSTUK V. -Schade HOOFDSTUK VI. - Aansprakelijkheid Afdeling 1.- Medewerkers of meester. Afdeling 2.- Medeambtenaar. Afdeling 3.- Derde. HOOFDSTUK VII. - Vergoeding Afdeling 1. - Basisloon. Afdeling 2. - Arbeidsongeschiktheid en wEilertewerkstelling. Afdeling 3. - Dodelijk ongeval. Afdeling 4. - Cumulatie en verbod. Afdeling 9. - Allerlei. HOOFDSTUK VIII. - Verzekering HOOFDSTUK IX. - Allerlei
HOOFDSTUK I ALGEMENE BEGRIPPEN- AARD VAN DE WET
HOOFDSTUK II TOEPASSINGSSFEER- PERSONEN
HOOFDSTUK III ARBEIDSONGEVAL BEWIJS)
(BEGRIP,
BESTAAN,
3. - Ongeval overkomen tijdens. de uitvoering van de arbeidsovereenkomst - Werknemer die een opdracht buiten het bedrijf uitvoert - Begrip. Wanneer de uitvoering van de arbeidsovereenkomst van een werknemer die een opdracht buiten het bedrijf uitvoert, eindigt met zijn terugkeer thuis, dan is het ongeval, waardoor hij op die terugweg wordt getroffen, een arbeidsongeval, tenzij het ongeval is gebeurd op een ogenblik dat de werknemer die uitvoering heeft onderbroken. (Art. 7. Arbeidsongevallenwet.) 12 maart 1979 818
4. - Bepalingen die vaststellen onder welke voorwaarden de arbeidsongevalJenwetgeving toepassing vindt - Bepalingen van openbare orde. De wetsbepalingen die vaststellen onder welke voorwaarden de arbeidsongevallenwetgeving toepassing vindt, raken de openbare orde. 14 mei 1979 1090
5. - Ongeval- Begrip - Bewijs. Om voor de toepassing van de Ar1. - Ongeval overkomen tijdens de beidsongevallenwet bet bestaan van een rustpauze Voorwaarden waaronder ongeval te bewijzen, moeten de getrofhet een arbeidsongeval is. fene of zijn rechthebbenden, benevens Een on~eval dat de werknemer over- het bestaan van een letsel, een plotsekomt in de loop van de rustpauze, linge gebeurtenis aanwijzen, maar moetijdens welkE> de arbeid onderbroken ten zij niet bewijzen dat de oorzaak of
-15een van de oorzaken van de gebeurtenis buiten .het organisme van de getroffene ligt. (Art. 9 wet 10 april 1971.) 1127 28 mei 1979 6. - Ongeval - Begrip - Val · Voorwaarde om als ongeval te worden ·beschouwd. De werknemer die ten val is gekomen en een letsel heeft opgelopen, wordt voor de toepassing van de Arbeidsongevallenwet vermoed door een ongeval te zijn getroffen, tenzij de verzekeraar bewijst dat het letsel niet door de val is veroorzaakt. (Art. 9 wet 10 april 1971.) 1127 28 mei 1979
reden gerechtvaardigd is; het traject is echter niet Ianger normaal, wanneer de onderbreking belangrijk is en niet door overmacht wordt verantwoord. 6 november 1978 · 266
HOOFDSTUK IV
HOOFDSTUK VII
ONGEVAL OP DE WEG (BEGRIP, BESTAAN, BEWIJS)
VERGOEDING
HOOFDSTUKV SCHADE
HOOFDSTUK VI AANSPRAKELIJKHEID
Mdeling 1.- Medewerkers of meester. Mdeling 2. - Medeambtenaar Mdeling 3. - Derde.
Mdeling 1. - Basisloon. 7.- Ongeval op de weg naar en van Mdeling 2. - Arbeidsongeschiktheid en wedertewerkstelling. het werk- Begrip. Onder de weg naar en van het werk 10. · - Blijvende gedeeltelijke arbeidswordt verstaan het normale traject dat ongeschiktheidBegrip. de werknemer moet afleggen om zich Voor de toepassing van de Arbeidsonvan zijn verblijfplaats te begeven naar de plaats waar hij werkt, en omgekeerd. gevallenwet moet de blijvende gedeeltearbeidsongeschiktheid worden (Art. 8, § 1, tweede lid, Arbeidsongeval- lijke beoordeeld ten aanzien van alle beroelenwet 10 april 1971.) pen die de getroffene op regelmatige 260 wijze nog zou kunnen uitoefenen en niet 6 november 1978 uitsluitend ten aanzien van het beroep 8. - Ongeval op de weg naar en van dat hij op het ogenblik van het ongeval het werk - Plaats waar de werknemer uitoefende. (Artt. 1 en 24, eerste lid, werkt- Begrip. Arbeidsongevallenwet.) Een plaats wordt niet meer beschouwd 22 januari 1979 572 als de plaats waar de werknemer werkt, ·. in de zin van art. 8, § 1, tweede lid, Arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, Mdeling 3. - Dodelijk ongeval. wanneer de werknemer, na het beeindi11. - Lijfrente verschuldigd aan de gen van zijn werk, Ianger dan gedurende een normale tijdsspanne, zonder wettige echtgenoot van de getroffene van een reden op die plaats verblijft en daar zich dodelijk arbeidsongeval - Schadeverniet onder het gezag van zijn werkgever goeding welke aan die echtgenoot door de ten valle voor het ongeval aansprakebevindt. lijke derde is verschuldigd, wegens der-. 6 november 1978 260 ving van het voo1·deel dat hij uit het loon van de getroffene had kunnen halen, 9. - Ongeval op de weg naar en van indien deze was blijven leven - Vergoehet werk - Onderbreking van het ding van een zelfde materiele schade. traject - Belangrijke onderbreking die De lijfrente die aan de echtgenoot van niet door overmacht verantwoord is - de getroffene van een dodelijk arbeidsTraject niet ]anger normaal. ongeval krachtens art. 4, 2", A, ArbeidsHet traject dat de werknemer moet ongevallenwet is verschuldigd, en die afleggen om zich van zijn verblijfplaats wordt berekend op basis van 30 pet. van te begeven naar de plaats waar hij het jaarloon van de getroffene, enerzijds, werkt, en omgekeerd, kan worden en de schadevergoeding welke aan die beschouwd als normaal in de zin van echtgenoot door de voor het ongeval artikel 8, § 1, tweede lid, van de aansprakelijke derde is verschuldigd en Arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, die wordt berekend op basis van het wanneer de onderbreking, waarvan de loon van de getroffene op het ogenblik duur niet belangrijk is, door een wettige van het ongeval, mits het deel, dat hij
-16nodig had voor zijn persoonlijk onderhoud, wordt afgetrokken en zijn waarschijnlijke winstgevende overlevingsduur wordt in acht genomen, anderzijds, vormen twee vergoedingswijzen, nl. een forfaitaire en een volledige, van een en dezelfde stoffelijke schade, die de betrokkene lijdt wegens het derven van de winst die hij anders had gehaald uit het loon van de getroffene, indien deze was blijven leven. 11 januari 1979 530 Afdeling 4. - Cumulatie en verbod. Afdeling 9. - Allerlei. 12. - Overeenkomst tussen partijen over de vergoedingen - Homologatie Opdracht van de rechter. Voordat de arbeidsrechtbank het proces-verbaal van homologatie van de overeenkomst tussen partijen over de vergoedingen voor een arbeidsongeval in uitvoerbare vorm uitgeeft, moet zij vaststellen dat het ongeval overeenkomstig de bepalingen van de wet is geregeld, wat een onderzoek insluit naar de juistheid van de vermeldingen nopens het basisloon, de aard van de letselen, de arbeidsongeschiktheidsgraad en de datum van de consolidatie. (Art. 65 Arbeidsongevallenwet.) 23 april 1979 996 13. - Overeenkomst tussen partijen over de vergoedingen - Homologatie Beslissing waarbij een deskundigenonderzoek wordt gelast om de graad van arbeidsongeschiktheid en de datum van de consolidatie na te gaan - Wettigheid. Een vordering tot homologatie van de overeenkomst tussen partijen over de vergoedingen voor een arbeidsongeval noopt de rechter voor wie zij is gebracht tot een onderzoek naar de juistheid van de vermeldingen nopens de arbeidsongeschiktheidsgraad van de getroffene en de datum van de consolidatie; daartoe kan hij een deskundigenonderzoek gelasten. (Art. 65 Arbeidsongevallenwet.) 23 april 1979 996
HOOFDSTUK VIII VERZEKERING
14. - Verzekeraar die betwi:St dat een ongeval is gebeurd op de weg naar en van het werk - Beslissing waarbij, overeenkomstig art. 879 Ger. W., neerleg-: ging wordt bevolen van een medisch dossier met de verklaringen van de getroffene aan een geneesheer aan-
gaande de omstandigheden van het ongeval en de medische gegevens over de patient en diens vroegere toestand Onwettigheid. Onwettig is de beslissing van de rechter die, om vast te stellen of een ongeval is gebeurd op de weg naar en van het werk, met toepassing van art. 879 Ger.W., beveelt dat ter griffie van het gerecht een medisch dossier wordt neergelegd met de verklaringen van de getroffene aan zijn geneesheer over de omstandigheden van het ongeval en de medische gegevens over die patient en zijn vroegere toestand. 30 oktober 1978 235 15. - Ongevalsaangifte bij de verzekeraar - Arbeidsinspecteur door de verzekeraar niet ervan verwittigd dat er twijfel bestaat over de toepassing van de arbeidsongevallenwet - Het bestaan of de aard van het ongeval kan door de verzekeraar worden betwist. De omstandigheid dat de verzekeraar van de werkgever de arbeidsinspecteur niet binnen twee weken na de ontvangst van de ongevalsaangifte ervan heeft verwittigd dat er naar zijn mening twijfel bestaat over de toepassing van de wet, neemt niet weg dat die verzekeraar het bestaan of de aard van het ongeval kan betwisten. (Art. 63, § 1, eerste lid, Arbeidsongevallenwet.) 30 oktober 1978 243
16.- Verhaal van de arbeidsongevallenverzekeraar op de aansprakelijke derde - Arbeidsongevallenverzekeraar die het kapitaal heeft gevestigd dat de Jijfrente vertegenwoordigt, verschuldigd aan de echtgenoot van de getroffene van een dodelijk ongeval - Rechtsvordering tot terugbetaling van dat kapitaal tegen de voor het ongeval volledig aansprakeJijke derde - Grenzen. De arbeidsongevallenverzekeraar, die het kapitaal heeft gevestigd van de lijfrente die aan de echtgenoot van de getroffene van een dodelijk arbeidsongeval is verschuldigd, kan zich, binnen de perken van de schadevergoeding die volgens het gemeen recht voor dezelfde ·materiele schade is verschuldigd door de voor het ongeval volledig aansprakelijke derde, tegen die derde een vordering instellen tot terugbetaling van het volledige bedrag van het voor de lijfrente gevestigde kapitaal,alsmede van alle bedragen die hij aan de rechthebbende heeft uitgekeerd. 11 januari 1979 530
-17HOOFDSTUK II
HOOFDSTUK IX BEGRIP BEWIJS
ALLERLEI
BESTAANSVEREISTEN
2. - Overeenkomst voor een bepaalde tijd - Opeenvolgende overeenkomsten - Geldigheid. HOOFDSTUK I. - Aard van de wet Het sluiten van opeenvolgende arToepassingssfeer beidsovereenkomsten voor een bepaalde Mdeling 1. Gemeenschappelijke tijd is niet als zodanig onwettig. {A.O.B., regels. artt. 2 en 2bis.) Mdeling 2. - Bijzondere regels. 20 november 1978 321 HOOFDSTUK II. - Begrip - BestaansGemeenschappelijke vereisten - Bewijs Mdeling 1. Mdeling 1. Gemeenschappelijke regels. regels. Mdeling 2. - Bijzondere regels. 3.-Begrip. Een overeenkomst tot het verrichten HOOFDSTUK III. - Verplichtingen bij van arbeid is geen arbeidsovereenkomst uitvoering wanneer degene die zich tot het verrich~ Mdeling 1. Gemeenschappelijke ten van arbeid verbindt de overeenkomst regels. uitvoert met de medewerking van door Mdeling 2. - Bijzondere regels. hem in dienst genomen en betaald HOOFDSTUK IV. - Schorsing van de personeel en wanneer de uitvoering van de overeenkomst door deze medewerovereenkomst Mdeling 1. Gemeenschappelijke king leidt tot de exploitatie van een eigen onderneming. regels. 23 oktober 1978 203 Mdeling 2. - Bijzondere regels
ARBEIDSOVEREENKOMST
HOOFDSTUK V. - Einde Afdeling 1. Gemeenschappelijke regels Mdeling 2. - Bijzondere regels
HOOFDSTUK I AARD VAN DE WET SFEER
TOEPASSINGS-
1. - Bediende - Personeel van het vrij onderwijs - Rechtspositie. De wetten betr~ffende het bediendencontract, gecoordineerd op 20 juli 1955, zijn niet meer toepasselijk op de gesubsidieerde personeelsleden van de door het Rijk gesubsidieerde inrichtingen van het vrij onderwijs vanaf de inwerkingtreding van het koninklijk besluit dat dient te worden genomen ter uitvoering van art. 12 bis, § 3, van de wet van 29 mei 1959 betreffende het bewaarschoolonderwijs, het lager, middelbaar, normaal-, technisch, kunst- en buitengewoon onderwijs, er ingevoegd bij de wet van 11 juli 1973. {Art. 35, § 1, Arbeidsovereenkomst Bedienden.) 25 juni 1979 1276
4. - Bewijs- Vermoedens. Het bewijs van een arbeidsovereenkomst kan worden geleverd door feitelijke vermoedens. {Art. 1353 B.W.; art. 2 Arbeidsovereenkomstenwet 3 juli 1978.) 28 februari 1979 771
5. - Bediende Gezagsverhouding -Begrip. Uit de vaststellingen dat iemand niet alleen voor een werkgever gewerkt heeft, maar dat hij, bij de uitoefening van zijn werkzaamheden, ook onder het gezag van die werkgever stond, kan de ·rechter wettig afleiden dat er een gezagsverhouding bestond, wat kenmerkend is voor een arbeidsovereenkomst voor bedienden. 28 februari 1979 771
6.- Begrip. Voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst is vereist dat een verbintenis tot het verrichten van een bepaalde arbeid, in ondergeschiktheid en tegen loon, is aangegaan. {Artt. 1108 en 1126 B.W.; wet 10 maart 1900 op de Mdeling 1. Gemeenschappelijke arbeidsovereenkomst, artt. 1, eerste lid, regels. en 5.) Afdeling 2. - Bijzondere regels. 12 maart 1979 813
-187. - Gezagsverhouding - Begrip. De gezagsverhouding, als kenmerk van de arbeidsovereenkomst, bestaat zodra iemand in feite gezag kan hebben over andermans handelingen. 19 maart 1979 830 8. - Gezagsverhouding - Begrip. De rechter kan wettig beslissen dat er tussen een instelling van prive-onderwijs en het onderwijzend personeel geen gezagsverhouding bestaat, welke verhouding vereist is om te zijn onderworpen aan de sociale zekerheid, wanneer hij erop wijst dat het verplichte lesgeven in de lokalen van de instelling op zichzelf niet kenmerkend is, dat niet is bewezen dat die lessen werden gegeven onder het gezag van de instelling, dat het normaal was dat die instelling aan de leerkrachten de door haar gekozen leerlingen voorstelde, dat de voorlegging van prestatiestaten, die noodzakelijk waren om betaling ervan te bekomen, op zichzelf geen kenmerk van een gezagsverhouding was, dat de leraars vrij waren al dan niet les te geven, hun werkzaamheden te beeindigen, al dan niet aanwezig te zijn en hun afwezigheid te verlengen. (Art. 1 Arbeidsovereenkomstenwet Bedienden, art. 1, § 1, Sociale Zekerheidswet Werknemers.) 2 april 1979 906 9. - Gezagsverhouding - Aanwerving en bezoldiging van een werknemer door een vereniging - Niet noodzakelijk een gezagsverhouding. Uit de enkele omstandigheid dat een vereniging zonder winstoogmerk een kinesist in dienst heeft genomen om een dienst van een door haar beheerde kliniek op te richten en te leiden, valt niet noodzakelijk af te leiden dat er tussen partijen een gezagsverhouding bestaat. 2 april 1979 908
10. - Gezagsverhouding- Begrip. De rechter kan wettig beslissen dat er geen gezagsverhouding bestaat tussen de kinesist en de vereniging zonder winstoogmerk door wie hij was in dienst genomen om een door haar beheerde dienst van een kliniek op te richten en te leiden, wanneer hij vaststelt dat die vereniging enkel bij het sluiten van die overeenkomst is opgetreden, dat de overste van de kliniek enkel optrad als tussenpersoon tussen het beheerscomite van de vereniging en de kliniek, dat die kinesist zich ertoe beperkte aan het
comite inlichtingen te geven over de aanwerving van zijn adjuncten en van hem enkel goedkeuring te vragen voor de aankoop van het door de kliniek te betalen materiaal, dat de verplichting van die kinesist in de lokalen en tijdens de openingsuren van de kliniek te werken voortvloeit uit zijn opdracht, dat hij recht had op een prive-clienteel en dat hij in feite zelfs bij een andere instelling zijn werkzaamheden uitoefende. 2 april 1979 908 11. - Gezagsverhouding- Begrip. De rechter kan wettig beslissen dat een als zaakvoerster bestempelde werkneemster onder gezagsverband bij een vennootschap werkzaam was, wanneer hij vaststelt dat het werk gebeurde in de lokalen die gratis te harer beschikking waren gesteld, dat de vennootschap zich het recht voorbehield de lokalen op elk ogenblik te bezoeken, dat die plaatsen steeds ordelijk en proper moesten zijn, dat de vennootschap zich het recht voorbehield de inventaris na te gaan van de koopwaar, de winkelinrichting en het meubilair die ter beschikking waren gesteld van de zaakvoerster, die gratis in het gebouw woonde, dat zij enkel de produkten van de vennootschap mocht verkopen, dat zij al haar tijd aan de verkoop moest besteden, dat zij de openings- en sluitingsuren van de winkel diende in acht te nemen en zich kon laten vervangen zonder voorafgaande toestemming, dat zij iedere week een bestelling moest opmaken waarin de aanvulling van de voorraad werd vastgesteld, voor zover zulks noodzakelijk was, maar dat elke gemiste verkoop een vermindering van commissieloon zou meebrengen voor de gehele daaropvolgende maand, dat zij aansprakelijk was voor elk verlies of beschadiging zelfs in geval van overmacht of toeval en dat zij geen enkele aankoop mocht verrichten zonder , de voorafgaande toestemming van de vennootschap. (Art. 1 Arbeidsovereenkomstenwet Bedienden.) 7 mei 1979 1059
12. - Hierarchie van de bronnen der verbintenissen in de arbeidsbetrekking - Geschreven arbeidsovereenkomst kan worden vervangen of gewijzigd door mondelinge overeenkomst. Art. 51 wet 5 dec. 1968, dat de hierarchie van de bronnen der verbintenissen in de arbeidsbetrekkingen tussen werkgevers en werknemers vaststelt, verbiedt partijen niet een geschreven
-19arbeidsovereenkomst te vervangen of te einde wordt gemaakt door de werkgever wijzigen door een mondelinge overeen- zonder dringende reden of door de komst. handelsvertegenwoordiger om een drin-· 28 mei 1979 1134 gende reden. 26 maart 1979 874 13. - Bewijs - Schuldvernieuwing16. Personeel in dienst van een Bewijs door getuigen toegelaten. Wanneer inzake arbeidsovereenkom- particuliere persoon of instelling - Persten geen gescbrift is opgemaakt van de soneel door de wet onder statuut overeenkomst die scbuldvernieuwing tot geplaatst- Rechtspositie. Personeel dat in dienst is van een stand brengt, is bet bewijs van die overeenkomst door getuigen of vermoe- particuliere persoon of instelling maar dens toegelaten, ook al is de oorspronke- door de wet onder statuut wordt lijke overeenkomst scbriftelijk vastge- geplaatst, blijft door een arbeidsovereensteld. (Art. 4bis Arbeidsovereenkomsten- komst verbonden, doch zijn recbtspositie wordt geregeld door van het arbeidswet Bedienden.) overeenkomstenrecht afwijkende regelen 28 mei 1979 1137 die door of kracbtens de wet zijn vastgesteld. Afdeling 2. - Bijzondere regels. 25 juni 1979 1276 14. - Arbeider die in dienst van een 17. - Personeel waarvan de toestand zelfde werkgever functiesvan manuele statutair geregeld is - Begrip. en van intellectuele aard uitoefent Wanneer personeel door de overheid Vaststelling van de voornaamste bezigonder statuut is geplaatst, maar alle heid- Begrip. Het arrest beslist wettig dat de werk- elementen van dat statuut nog niet zijn zaambeden die een werknemer bij een uitgevaardigd, is · de toepassing van de werkgever uitoefent boofdzakelijk van Arbeidsovereenkomstenwet Bedienden intellectuele aard waren, wanneer bet uitgesloten zo bet overbeidspersoneel, gegrond is op vaststellingen dat een maar niet zo het gaat om personeel dat ouvreuse in een bioscoop, wier bezigbe- in dienst is van een particuliere persoon den als dusdanig van manuele aard of instelling. waren, geregeld, al was bet minder lang, 25 juni 1979 1276 de functie van kassierster uitoefende, waarvoor zij een bijzondere bezoldiging HOOFDSTUK IV ontving en die voor baar een grotere SCHORSING VAN DE OVEREENKOMST verantwoordelijkbeid meebracbt, omdat zij daardoor verplicbt was de kas op te Afdeling 1. Gemeenschappelijke maken en verantwoording te geven. {Art. regels. 1 Arbeidsovereenkomstenwet Werklieden; art. 1 Arbeidsovereenkomstenwet Afdeling 2. - Bijzondere regels Bedienden.) HOOFDSTUKV 2 april 1979 903 EINDE
HOOFDSTUK III
Eenzijdige wijziging in essentiele bestanddelen van de overeenkomst VERPLICHTINGEN BIJ UITVOERING Niet belangrijke wijziging - Geen Afdeling 1. Gemeenscbappelijke -beeindiging. regels. De partij die een onbelangrijke wijziAfdeling 2. - Bijzondere regels. ging in een essentieel bestanddeel van de arbeidsovereenkomst aanbrengt, be15. Handelsvertegenwoordiger Uitwinningsvergoeding - Concurrentie- eindigt deze overeenkomst niet. 15 januari 1979 544 beding dat een vermoeden schept dat clienteel werd aangebracht - Vermoeden geldt wanneer het concurrentiebe- Afdeling 1. Gemeenschappelijke ding geen uitwerking heeft. regels Het concurrentiebeding scbept ten gunste van de bandelsvertegenwoordiger 19. - Eenzijdige wijziging van esseneen vermoeden dat bij clienteel beeft tiele bestanddelen van de overeenkomst aangebracbt, ook wanneer dit concur- - Onrechtmatige beeindiging. rentiebeding geen uitwerking heeft, Wanneer inzake arbeidsovereenkomomdat aan de arbeidsovereenkomst een sten een der partijen een essentieel 18. -
-20bestanddeel van de overeenkomst wij- het recht om zich te beroepen op de zigt, beeindigt zij die overeenkomst op beiHndiging van de overeenkomst door onrechtmatige wijze. de werkgever. 4 september 1978 1 4 september 1978 1 20. - Eenzijdige wijziging van essen24. - Bediende - Ontslag wegens een tiiHe bestanddelen van de overeenkomst dringende reden - Dringend karakter ·- Essentieel bestanddeel - Begrip. van de reden - Beoordeling door de De rechter die vaststelt dat een werk- feitenrechter. gever tijdens een proeftijd niet meer het De rechter beoordeelt in feite en beloofde werk aan zijn werknemer geeft, derhalve op oriaantastbare wijze het :beslist wettig dat de werkgever een dringend karakter van de reden die door :essentieel bestanddeel van de overeen- een partij wordt aangevoerd om een 'komst wijzigt. (Impliciet.) arbeidsovereenkomst voor bedienden 1 zonder opzegging te beeindigen. 4 september 1978 5 maart 1979 789 21. - Ontslag wegens dringende reden 25. - Bedienden - Clausule waarbij - Feit sedert ten minste drie dagen bekend - Kennis van het feit- Begrip. bedongen wordt dat het huwelijk een Het feit dat het ontslag wegens drin- einde maakt aan de overeenkomst gende reden rechtvaardigt, is aan de Gecoordineerde wetten betreffende het partij die ontslag geeft, bekend, wanneer bediendencontract, aangevuld bij de wet dez~ _O_I1ltrent het bestaan van het aange- van. 21 november 1969, art. 21bis Wettelijke bepaling die voerde feit en de omstandigheden die Nietigheid daarvan een dringende reden kunnen geen onderscheid maakt. Luidens art. 21bis Arbeidsovereenmaken, voldoende zekerheid heeft om met kennis van zaken een beslissing te komstenwet Bedienden, in deze wetten kunnen nemen. (Art. 18 Arbeidsovereen- ingevoegd bij de wet van 21 november 1969, zijn nietig de bedingen komstenwet Bedienden.) waarbij bepaald wordt dat o.m. het 14 mei 1979 1092 huwelijk een einde aan de overeenkomst maakt; deze dwingende wetsbepaling maakt geen onderscheid tussen de Mdeling 2. - Bijzonder~ regels bedingen waarbij wordt bepaald dat het 22. - Bedienden - Eenzijdige WlJZI- huwelijk van de bediende een einde aan ging van essentiiHe bestanddelen van de de overeenkomst maakt. overeenkomst - Onrechtmatige beeindi25 juni 1979 1276 ging- Gevolgen. Art. 20 Arbeidsovereenkomstenwet 20 juli 1955 is niet enkel van toepassing ARBITRAGE wanneer de werkgever of de werknemer 1. - Erkenning van een buitenlandse de wil te kennen geeft de arbeidsover- scheidsrechterlijke uitspraak - Geschil eenkomst te beeindigen, maar ook wan- waarvoor een scheidsrechter bevoegd is neer een der partijen de arbeidsvoor- - Voorwaarden voor de erkenning. waarden, namelijk essentiele bestandBuitenlandse scheidsrechterlijke -uitdelen van de overeenkomst, eenzijdig spraken worden in beginsel door de wijzigt. Belgische rechter erkend, als voor de 1 Belgische wet een geschil door arbitrage 4 september 1978 kan geregeld en aan de rechterlijke 23. Werkgever die eenzijdig een rechtsmacht onttrokken worden; die essentieel bestanddeel van de overeen- regel geldt ook als hij niet uitdrukkelijk komst wijzigt - Bediende die de over- voorkomt in het internationaal verdrag eenkomst om een dringende reden be- betreffende de erkenning en tenuitvoereindigt - Recht van de bediende zich te legging van scheidsrechterlijke uitspraberoepen op de beiHndiging van de ken van het land waarmee dat verdrag is overeenkomst door de werkgever - gesloten. Voorwaarden. 28 juni 1979 1303 Wanneer de werkgever de arbeids2. - Concessie van alleenverkoop voor overeenkomst heeft beeindigd, ontneemt Scheidsrechterlijk de omstandigheid dat de bediende ter onbepaalde tijd kennis brengt dat hij zelf de overeen- beding - Beding met als doel en gevolg komst beeindigt wegens een dringende dat een buitenlandse wet wordt toege-· reden, in de regel, aan de bediende niet past- Onwettigheid.
-21Een geschil over de beEHndiging door de concessiegever van een contract inzake concessie van alleenverkoop voor onbepaalde tijd met uitwerking voor het gehele Belgische grondgebied of een deel ervan kan niet door arbitrage worden beslecht als partijen zulks v66r het einde van het contract zijn overeengekomep. en zij daarbij de toepassing van een buitenlandse wet op het oog hebben gehad. 28 juni 1979 1303 3. - Buitenlandse scheidsrechterlijke uitspraak - Uitspraak die in Belgie niet wettig kan worden erkend - Uitspraak zonder gezag van gewijsde in Belgie. Een buitenlandse scheidsrechterlijke uitspraak die in Belgie niet wettig kan worden erkend, heeft er geen gezag van gewijsde. 28 juni 1979 1303
ARCHITECT (TUCHT EN ·BESCHERMING VAN DE TITEL) 1. - Strafzaken - Strafvordering Wet 20 februari 1939 op de bescherming van de titel en van het beroep van architect, artt. 1 en 10- Vaststelling dat een handelsvennootschap zich, zonder daartoe gerechtigd te zijn, in het openbaar de titel van architect heeft toegekend en dat de beklaagde het strafrechtelijk verantwoordelijk orgaan was van die vennootschap - Veroordeling van de beklaagde om zich, zonder daartoe gerechtigd te zijn, in het openbaar de titel van architect te hebben toegekend - Wettelijk verantwoorde beslissing. Wettelijk verantwoord is de beslissing die, na te hebben vastgesteld dat een handelsvennootschap zich, zonder daartoe gerechtigd te zijn, in het openbaar de titel van architect heeft toegekend en dat de beklaagde het strafrechtelijk verantwootdelijk orgaan van die vennootschap was, de beklaagde veroordeelt om zich, zonder daartoe gerechtigd te zijn, in het openbaar de titel van architect te hebben toegekend. (Artt. 1 en 10 wet 20 feb. 1939.) 12 juni 1979 1216
2. - Strafzaken - Strafvordering Wet 26 juni 1963 tot instelling van een Orde van Architecten, artt. 4, 5 en 53 Plans waarvoor de medewerking van een architect wettelijk was vereist - Vaststelling dat de aangestelden van een handelsvennootschap de bouwplans tekenden en de lastenboeken opstelden
en dat de aangezochte architect enkel zijn naam leende en de plans ondertekende zonder contact te hebben met de bouwheren en zonder toezicht op de werven uit te oefenen - Veroordeling van de beklaagde, strafrechtelijk veran·twoordelijk orgaan van de vennootschap - Wettelijk verantwoorde beslissing. Wettelijk verantwoord is de beslissing die, na te hebben vastgesteld dat de aangestelden van een handelsvennootschap de bouwplans tekenden, waarvoor de tussenkomst van een architect wettelijk was vereist, en de lastenboeken opstelden en dat de aangezochte architect enkel zijn naam leende en de plans ondertekende zonder contact te hebben met de bouwheren en zonder toezicht op de werven uit te oefenen, de beklaagde, als strafrechtelijk verantwoordelijk orgaan van die vennootschap, veroordeelt om, zonder ingeschreven te zijn op een tabel van de Orde van Architecten of op een lijst van stagiairs of zonder daartoe gemachtigd te zijn, plans te hebben opgemaal.d waarvoor wettelijk de medewerking van een architect was vereist. (Artt. 4, 5 en 53 wet 26 juni 1963.) 12 juni 1979 1216
B BELASTING Gelijkheid van allen voor de belasting -Begrip. De grondwetsregel van de gelijkheid van allen voor de belasting houdt in dat allen die in dezelfde toestand verkeren op dezelfde wijze behandeld worden, maar sluit niet uit dat een onderscheid wordt gemaakt naar bepaalde categorieen van personen mits dit onderscheid niet willekeurig is, d.w.z. dat het kan worden verantwoord. (Art. 112 Gw.) 18 december 1978 463
BELASTING OVER DE VOEGDE WAARDE
TOEGE-
1. Strafvordering - Gevolg ten aanzien van de borgsom gestort om teruggave van de in beslag genomen goederen te bekomen.
-22Door het instellen van de strafvorde4. - Verkoop van ingevoerde of hier ring wegens paging tot sluikinvoer van te Jande geproduceerde tabaksfabrikaten goederen, onderworpen aan de belasting - W. B.T. W., art. 58, § 1 - Verkoop aan over de toegevoegde waarde, neemt de de verbruikers tegen de op het fiscaJe rechter geen kennis van de vraag tot bandje vermeJde prijs - Geen onverterugbetaling van de borgsom die is enigbaarheid met de bepalingen van de· ge~;Jtort om teruggave te bekomen van de richtlijn nr. 72/464/E.E.G. 19 dec. 1972 goederen en van het voertuig die in van de Raad van Ministers van de E.E.G. beslag genomen zijn. Art. 58, § 1, W. B.T.W., volgens hetwelk 7 november 1978 272 kleinhandelaars hun tabak aan de verbruikers moeten verkopen tegen de op 2. - Verkoop van ingevoerde of hier het fiscale bandje vermelde prijs, is niet te Jande geproduceerde tabaksfabrika- strijdig met de bepalingen van de richtten, W. B.T.W., art. 58, § 1 - Verkoop lijn nr. 72/464/E.E.G. 19 dec. 1972 van de aan de verbruikers tegen de op het Raad van Ministers van de E.E.G. betreffiscaJe bandje vermeJde prijs - SJuit fende de belasting, andere dan omzetbeniet in dat fabrikanten en importeurs lasting, op het verbruik van tabaksfabri« bijzondere of uitsJuitende rechten » katen. 22 december 1978 485 hebben, in de zin van az·t. 90 E.E.G.-Verdrag. 5. Mogelijkheid om rechten en Als houders van « bijzondere >> of van boeten bij wege van dwangbeveJ in te << uitsluitende >> rechten, in de zin van vorderen - Geen beJetseJ om een burart. 90 E.E.G.-Verdrag, kunnen wettelijk gerlijke rechtsvordering in te stellen. niet worden aangemerkt de fabrikanten De mogelijkheid voor de Staat om en importeurs, bedoeld in art. 58 belasting over de toegevoegde waarde en W. B.T.W., naar luid waarvan de inge- wegens niet-betaling daarover verschulvoerde of hier te lande geproduceerde digde administratieve geldboeten bij tabaksfabrikaten aan de verbruikers wege van dwangbevel in te vorderen, moeten verkocht worden tegen de op het met toepassing van artikel 85 van het fiscale bandje vermelde prijs. Wetboek van de Belasting over de Toe22 december 1978 485 gevoegde Waarde, is geen beletsel om een burgerlijke rechtsvordering in te 3. - Verkoop van ingevoerde of hier stellen, wanneer de wanbetaling een te Jande geproduceerde tabaksfabrikaten misdrijf is. - W. B.T.W., art. 58,§ 1 - Verkoop aan 20 juli 1979 1340 de verbruiker tegen de op het fiscaJe bandje vermeJde prijs - Voorwaarden waaronder die bepaling een maatregeJ BEROEPSGEHEIM van gelijke werking aJs invoerbeperkin1. - Personen die uit hoofde van hun gen, in de zin van de artt. 30, 31 en 32 staat of beroep kennis dragen van geheiE.E.G.-Verdrag, kan zijn. De bepalingen van art. 58, § 1, men die hun zijn toevertrouwd W. B.T.W., volgens welke zowel de inge- Begrip. Art. 458 Sw. kan niet worden toegevoerde als de hier te lande geproduceerde tabaksfabrikaten moeten ver- past op degenen die alleen maar tot kocht worden tegen de op het fiscale discretie verplicht zijn; noch de aard van bandje vermelde prijs, die vrij gekozen de werkzaamheden van de bankier, noch is door de importeur of de fabrikant, enige wettelijke bepaling verlenen hem vormen slechts dan een maatregel van voor de uitoefening van zijn werkzaamgelijke werking als een kwantitatieve heden de hoedanigheid van iemand die invoerbeperking, in de zin van art. 30 uit hoofde van zijn staat of beroep E.E.G.-Verdrag, wanneer, mede gelet op verplicht is tot geheimhouding, in de zin de belemmeringen die inherent zijn aan van dat artikel. 25 oktober 1978 223 de verschillende, door de Staat toegepaste controlemethodes, inzonderheid 2. - Personen die uit hoofde van hun ter verzekering van de ontvangst van de staat of beroep kennis dragen van geheivan die produkten geheven belastingen, men die hun zijn toevertrouwd - Banzodanig stelsel van vaste prijzen de kiers - Geen beroepsgeheim. import tussen Lid-Staten al dan niet Art. 458 Sw. kan niet worden toegerechtstreeks, daadwerkelijk of potentieel past op degenen die alleen maar tot kan belemmeren. discretie verplicht zijn; noch de aard van' ~2 december 1978 485 de werkzaamheden van de bankier, noch~
-23enige wettelijke bepaling verlenen hem voor de uitoefening van zijn werkzaamheden de hoedanigheid van iemand die uit hoofde van zijn staat of beroep verplicht is tot geheimhouding, in de zin van dat artikel. 25 oktober 1978 223 3.- Medisch geheim - Omvang. Het beroepsgeheim van de geneesheren slaat enkel op feiten die uiteraard geheim zijn of die de geneesheer, uitdrukkelijk of stilzwijgend, beroepshalve is te weten gekomen. 30 oktober 1978 235
len van een medisch dossier met de verklaringen van de getroffene aan een geneesheer aangaande de omstandigheden van het ongeval en de medische gegevens over de patient en diens vroegere toestand- Onwettigheid.
Onwettig is de beslissing van de rechter die, om vast te stellen of een ongeval is gebeurd op de weg naar en van het werk, met toepassing van art. 879 Ger.W., beveelt dat ter griffie van het gerecht een medisch dossier wordt neergelegd met de verklaringen van de getroffene aan zijn geneesheer over de omstandigheden van het ongeval en de medische gegevens over die Beslissing patient en zijn vroegere toestand. 4. - Medisch geheim waarbij aan een geneesheer wordt bevo30 oktober 1978 235 Jen een stuk, dat hij onder zich heeft, ter griffie van het gerecht neer te Jeggen 8. - Dienstplicht - Door de Hoge
Weigering van de geneesheer zicht van de rechter.
Toe- Militieraad aangestelde geneeskundige - Mededeling door de geneeskundige De rechter moet nagaan of, volgens van zijn verslag aan de Hoge Militieraad het bewijsmateriaal, de weigering van de - Geen schending van het beroepsgegeneesheer, die zich op het beroepsge- heim.
heim beroept om, overeenkomstig art. 879 Ger.W., ter griffie van het gerecht stukken neer te leggen die hij onder zich heeft, het medisch geheim niet van zijn doel afwendt en verantwoord is door het geheim karakter van de in die stukken vastgestelde feiten. 30 oktober 1978 235
De geneeskundige die door de Hoge Militieraad is aangesteld, met toepassing van de artt. 28, § 3, en 37, § 2, Dienstplichtwet, om de gezondheidstoestand van een gezinslid van de dienstplichtige te onderzoeken, schendt het beroepsgeheim niet wanneer hij de uitslag van dit onderzoek aan de Hoge 5. - Medisch geheim - Patient die de Militieraad mededeelt. 20 juli 1979 1335 geneesheer van zijn verplichting tot
geheimhouding ontslaat - Geen verplichting voor de geneesheer het geheim BEROEPSZIEKTE in rechte bekend te maken. Overdracht van en beslag op de verDe omstandigheid dat de patient, die aan de geneesheer een geheim toever- goedingen, renten en toelagen betaald trouwt, deze van geheimhouding ont- krachtens de wetgeving op de vergoeslaat, verplicht hem niet om, zelfs in ding van schade uit beroepsziekten rechte, feiten bekend te maken die door Toepassing van de artt. 1409 en 1410, § 1, het medisch geheim zijn gedekt. 5", Ger.W. 30 oktober 1978 6. - Medisch geh(!im -
235
Geneesheer : directeur van een verpleeginrichting Geneesheer die door het beroepsgeheim is gebonden.
Overdracht van en beslag op de vergoedingen, renten en toelagen betaald krachtens de wetgeving op de vergoeding van schade uit beroepsziekten worden geregeld bij de artt. 1409 en 1410, § 1, 5", Ger.W., dit laatste artikel o.m. gewijzigd bij de wet van 12 mei 1971, en derhalve niet bij art. 43 van de wetten betreffende de schadeloosstelling voor beroepsziekten, gecoord. bij K.B. 3 juni 1970. 2 februari 1979 628
De geneesheer-directeur van een verpleeginrichting waar · de getroffene van een ongeval de eerste zorgen heeft gekregen, is door het beroepsgeheim gebonden, zoals ·de behandelende geneesheer van die getroffene. 30 oktober 1978 235 7.- Medisch geheim Verzekeraar BERUSTING
die op art.
betwist dat een ongeval is gebeurd de weg naar en van het werk 1. Burgerlijke zaken - Geding Beslissing waarbij, overeenkomstig· tussen de Rijksdienst voor Arbeidsvoor879 Ger. W., neerlegging wordt bevo- ziening en een gerechtigde op werkloos-
-24het geestesonderzoek waaraan die verdachten blijken te moeten worden onderworpen. 580 23 januari 1979 2. Inobservatiestellingen van de ·verdachten - Aanwijzing van de strafinrichting in de psychiatrische afdeling waarvan de inobservatiestelling zal worden uitgevoerd - Onbevoegdheid van de rechtscolleges bevoegd om de inobservatiestelling te gelasten. De bevoegdheid om de strafinrichting aan te wijzen in de psychiatrische aideling waarvan de inobservatiestelling zal worden uitgevoerd, wordt door de Wet Besch. Maatsch. niet verleend aan de onderzoeks- en vonnisgerechten die bevoegd zijn om de inobservatiestelling te gelasten. 23 januari 1979 580 3. Inobservatiestelling door een onderzoeksgerecht - Aanstelling van de deskundig(J (Jn bepaling van zijn opdracht Ultsli.Jitende bevoegdheid van de onderzoeksrechter. Wanneer de inobservatiestelling van BESCHERMING VAN DE MAAT- de verdachten door een onderzoeksgerecht is gelast, moet de onderzoeksrechSCHAPPIJ ter een of meer deskundigen aanstellen HOOFDSTUK I. - Algemene begrippen en hun opdracht bepalen. (Art. HOOFDSTUK II. - Inobservatiestelling 31 Wet Besch. Maatsch.) 23 januari 1979 580 HOOFDSTUK III. Internering van geestesgestoorden
heidsuitkering - Betaling van de proceskosten door de Rijksdienst - Sluit' niet noodzakelijk berusting in. In een geding tussen de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening en een gerechtigde op werkloosheidsuitkering volstaat de betaling van de kosten van eerste aanleg door de Rijksdienst, die daartoe in elk geval krachtens art. 1017, tweede lid, Ger.W. verplicht is, niet om aan te tonen dat deze partij afstand heeft gedaan van haar recht om hoger beroep in te stellen. (Art. 1045 Ger.W.) 15 januari 1979 543 2. - Burgerlijke zaken - UltdrukkeJijke berusting - Advocaat die namens zijn client in een rechterlijke beslissing berust - Bijzondere machtiging noodzakelijk. De advocaat kan namens zijn client niet geldig berusten in een rechterlijke beslissing, indien hij daartoe door hem niet bijzonder is gemachtigd. (Artt. 1044 en 1045, tweede lid, Ger.W.) 11 mei 1979 1084
HOOFDSTUK III HOOFDSTUK IV. Commissie tot INTERNERING VAN GEESTESGESTOORbescherming van de maatschappij DEN Afdeling 1. - Samenstelling. Afdeling 2. - Bevoegdheid. 4. - Internering - Raadkamer die Afdeling 3. - Rechtspleging. weigert de internering uit te spreken en beveelt dat de stukken naar de procuHOOFDSTUK V. - Hoge Commissie reur-generaal zullen worden gezonden HOOFDSTUK VI. - Terbeschikkingstel- - Geen boger beroep van het openbaar Jing van recidivisten ministerie - Kamer van inbeschuldigingstelling niettemin bevoegd om de HOOFDSTUK IX. - Allerlei internering uit te spreken. Het hof van beroep, kamer van inbeschuldigingstelling, waarbij de feiten HOOFDSTUK I regelmatig aanhangig zijn gemaakt door ALGEMENE BEGRIPPEN het toesturen van de stukken door de raadkamer overeenkomstig art. 133 Sv., kan, zelfs bij ontstentenis van hoger HOOFDSTUK II beroep van het openbaar ministerie tegen de beslissing van de raadkamer INOBSERVATIESTELLING waarbij de internering van de verdachte 1. - Inobservatiestelling van de ver- wordt geweigerd, diens internering bevedachten - Begrip. len. De inobservatiestelling van de ver14 maart 1979 826 dachten, bedoeld in hoofdstuk I 5. Internering Verdachte in Wet Besch. Maatsch., is de maatregel waardoor de meest gunstige materiele vrijheid ten tijde van de uitspraak van voorwaarden worden verwezenlijkt voor de beslissing tot internering- Onmid-
-25dellijke tenuitvoerlegging van de internering - De strafrechter kan niet beveJen dat die beslissing ten uitvoer zal worden gelegd. De strafrechter die de internering gelast van een verdachte die ten tijde van de uitspraak in vrijheid is, kan niet bevelen dat de internering onmiddellijk ten uitvoer zal worden gelegd. (Artt. 7 en 14 Wet Besch. Maatsch.) 19 juni 1979 1249
HOOFDSTUK IV COMMISSIE Tar BESCHERMING VAN DE MAATSCHAPPIJ
Afdeling 1. -
Samenstelling. ·
6. - Commissie tot bescherming van de maatschappij - Aard - Gerecht bij de wet ingesteld. De krachtens de wet 1 juli 1964 ingestelde commissies tot bescherming van de maatschappij zijn geen buitengewone rechtbanken of commissies in de zin van art. 94 Gw. 29 mei 1979 1142 7. - Commissie tot bescherming van de maatschappij die beslist over de {nvrijheidstelling van een gelnterneerde - Leden van de commissie die niet aile zittingen over de zaak hebben bijgewoond- Nietige beslissing. Nietig is de beslissing van de commissie tot bescherming van de maatschappij over de invrijheidstelling van een geinterneerde, wanneer niet al de leden van die commissie aanwezig waren op een zitting waarop de zaak werd behandeld. (Art. 779, eerste lid, Ger.W.) 28 november 1979 359 8. - Commissie tot bescherming van de maatschapp1j, uitspraak doende over de invrijheidstelling van een gelnterneerde - Samenstelling - Beslissing van de commissie. die het Hot van Cassatie niet in staat stelt te toetsen of de commissie bij de beraadslaging en de uitspraak regelmatig was samengesteld - Nietige beslissing. Nietig is de beslissing van de commissie tot bescherming van de maatschappij, die uitspraak doet over de invrijheidstelling van een gelnterneerde, en die zonder meer vaststelt dat « aanwezig » zijn de drie leden van de commissie, de secretaris, de procureur des Konings, een lid van de reclasserings- en voogdijdiensten en de adjunctdirecteur van de gevangenis te Jamioulx, welke vermelding het Hof niet in staat
stelt te toetsen of de comm1ss1e bij de beraadslaging en de uitspraak regelmatig was samengesteld. (Artt. 12, 16 en 18, Wet Besch. Maatsch. en art. 779 Ger.W.) 3 januari 1979 497 Afdeling 2. - Bevoegdheid. 9. - Verbetering van de geestestoestand van de gelnterneerde en vervulling van de voorwaarden voor reclassering Beoordeling door de commissie tot bescherming van de maatschappij. De commissie tot bescherming van de maatschappij beoordeelt op onaantastbare wijze, in feite, of de geestestoestand van de gei:nterneerde voldoende verbeterd is en of de voorwaarden voor zijn reclassering vervuld zijn. (Art. 18, eerste lid, wet tot bescherming van de maatschappij.) 31 oktober 1978 245 10. - Niet-nakomen van de aan de gefnterneerde opgelegde voorwaarden en mogelijkheid tot sociale reclassering Beoordeling door de commissie tot bescherming van de maatschappij. De commissie tot bescherming van de maatschappij beoordeelt in feite en derhalve op onaantastbare wijze het nietnakomen van de voorwaarden die aan de gei:nterneerde bij zijn invrijheidstelling op proef zijn opgelegd, alsmede de mogelijkheden tot sociale reclassering van de gei:nterneerde. 24 april1979 1009 11. - Verbetering geestestoestand van de gei'nterneerde en vervulling van de voorwaarden voor reclassering - Beoordeling door de commissie tot bescherming van de maatschappij. De commissie tot bescherming van de maatschappij oordeelt in feite en derhalve op onaantastbare wijze of de geestestoestand van de gei:nterneerde voldoende is verbeterd en of de voorwaarden voor zijn reclassering vervuld zijn. 8 mei 1979 1070 Afdeling 3. - Rechtspleging. 12. - Beslissing van de commissie tot bescherming van de maatschappij waarbij de invrijheidstelling van de gelnterneerde wordt geweigerd - Geen conclusie - Redengeving. Bij gebrek aan een conclusie is regelmatig met redenen omkleed de beslissing van de commissie tot bescherming van de maatschappij waarbij een ver-
-26zoek om voorlopige invrijheidstelling van de ge'interneerde wordt afgewezen op grond van de vaststelling dat zijn geestestoestand niet voldoende verbeterd is en de voorwaarden voor zijn reclassering niet vervuld zijn. (Art. 97 Gw. en art. 18, eerste lid, wet tot bescherming van de maatschappij.) 31 oktober 1978 245 13. - Commissie tot bescherming van de maatschappij, welke de inrichting aanwijst waarin de internering zal plaatsvinden - Cassatieberoep niet ontvankelijk. Geen cassatieberoep staat open tegen de beslissing van de commissie tot bescherming van de maatschappij, welke, ter uitvoering van een rechterlijke beslissing tot internering, de inrichting aanwijst waarin deze internering zal plaatsvinden. (Art. 608 Ger.W.; art. 14 wet tot bescherming van de maatschappij.) 31 oktober 1978 245 14. - Beslissing van de commissie tot bescherming van de maatschappij over het toestaan voor de gefnterneerde van het stelsel van beperkte vrijheid Cassatieberoep - Niet ontvankelijk cassatieberoep. Niet ontvankelijk is de voorziening van een ge'interneerde tegen de bes)issing van de commissie tot bescherming van de maatschappij over het toestaan voor hem van het stelsel van beperkte vrijheid. (Art. 15, derde lid, Wet Besch. Maatsch.) 22 november 1978 329 15. - Beslissing van de commissie tot bescherming van de maatschappij, waarbij de wederopneming van een op proef in vrijheid gestelde gefnterneerde wordt bevolen - Wettigheid - Voorwaarden. Wanneer een op proef in vrijheid gestelde ge'interneerde op vordering van de procureur des Konings weder opgenomen is in een psychiatrische afdeling, kan de commissie tot bescherming van de maatschappij de wederopneming van de betrokkene in een door haar aangewezen inrichting slechts bevelen als zij in haar beslissing vaststelt dat de voorwaarden voor de wederopneming vervuld zijn. (Art. 20 Wet Bescherm. Maatsch.). 28 november 1978 358 16. - Commissie tot bescherming van de maatschappij die beslist over de invrijheidstelling van een gefnterneerde - Geen vaststelling van het verhoor van
de gefnterneerde en de directeur of de geneesheer van de inrichting- Nietigheid van de beslissing. Nietig is de beslissing van de commissie tot bescherming van de maatschappij over de invrijheidstelling van een ge'interneerde, wanneer noch uit de beslissing noch uit enig ander stuk waarop het Hof vermag acht te slaan blijkt dat de ge'interneerde en de directeur of de geneesheer van de inrichting zijn gehoord. (Wet tot bescherming van de maatschappij, artt. 16 en 18.) 28 november 1979 359 17. - Beslissing van de commissie tot bescherming van de maatschappij, waarbij de wederopneming van een op proef in vrijheid gestelde gefnterneerde wordt gelast- Wettigheid - Voorwaarden. Wanneer een op proef in vrijheid gestelde ge'interneerde op vordering van de procureur des Konings weder opgenomen is in een psychiatrische afdeling, kan de commissie tot bescherming van de maatschappij de wederopneming van de betrokkene in een door haar aangewezen inrichting slechts gelasten als zij in haar beslissing vaststelt dat de voorwaarden voor de wederopneming vervuld zijn. (Art. 20 Wet Besch. Maatsch.) 21 februari 1979 751 18. - Beslissing van de commissie tot bescherming van de maatschappij waarbij de wederopneming van een op proef in vrijheid gestelde gei'nterneerde wordt gelast- Wettigheid - Voorwaarden. Wanneer een op proef in vrijheid gestelde ge'interneerde, op vordering van de procureur des Konings, weder opgenomen is in een psychiatrische afdeling kan de commissie tot bescherming van de maatschappij de wederopneming van de betrokkene in een door haar aangewezen inrichting enkel gelasten als zij in haar beslissing vaststelt dat de voorwaarden voor de wederopneming vervuld zijn. (Art. 20 Wet Besch. Maatsch.) 13 maart 1979 822 19. - Beslissing van de commissie tot bescherming van de maatschappij tot wederopneming van een op proef in vrijheid gestelde gelnterneerde - Wettigheid - Voorwaarden. Wanneer een op proef in vrijheid gestelde ge'interneerde, op vordering van de procureur des Konings, weder opgenomen is in een psychiatrische afdeling, kan de commissie tot bescherming van de maatschappij de wederopneming van de betrokkene in een door haar aange-
-27wezen inrichting slechts gelasten als zij haar beslissing vaststelt dat de voorin haar beslissing vaststelt dat de voor- waarden voor de wederopneming verwaarden voor de wederopneming ver- vuld zijn. (Art. 20 Wet Besch. Maatsch.) vuld zijn. (Art. 20 Wet Besch. Maatsch.) 24 april 1979 1009 21 maart 1979 858 24. - Beslissing van de commissie tot 20. - Beslissing van de commissie tot bescherming van de maatschappij tot bescherming van de maatschappij waar- wederopneming van een op proef in bijde aan de eiser toegestane verloven vrijheid gestelde gei'nterneerde - Wetworden ingetrokken - Cassatieberoep tigheid- Voorwaarde. - Niet ontvankelijk cassatieberoep. Wanneer een op proef in vrijheid Niet ontvankelijk is het cassatieberoep gestelde gei:nterneerde, op vordering van van een gei:nterneerde tegen de beslis- de procureur des Konings, weder opgesing van de commissie tot bescherming nomen is in een psychiatrische afdeling, van :'de maatschappij waarbij de hem kan de commissie tot bescherming van toegestane verloven worden ingetrokken. de maatschappij de wederopneming van 10 april 1979 966 de betrokkene in een door haar aangewezen instelling, slechts bevelen als zij 21. Gei'nterneerde wiens signale- in haar beslissing vaststelt dat de voorment is gegeven wegens niet terugkeren waarden voor de wederopneming veruit verlof- Beslissing van de commissie vuld zijn. (Art. 20 Wet Besch. Maatsch.) tot bescherming van de maatschappij tot 25 april 1979 1015 opneming van de gei'nterneerde in een 25. Commissie tot bescherming van bepaalde inrichting - Geen beslissing de maatschappij waarbij een verzoek tot over de handhaving van de internering invrijheidsstelling van de gei'nterneerde - Cassatieberoep - Niet ontvankelijk aanhangig is gemaakt - Verhoor van de cassatieberoep. Niet ontvankelijk is het cassatieberoep gei'nterneerde in aanwezigheid van de van een gei:nterneerde tegen de beslis- procureur des Konings niet vereist. De commissie tot bescherming van de sing van de commissie tot bescherming van de maatschappij dat die gei:nter- maatschappij waarbij een verzoek tot neerde wordt opgenomen in een invrijheidstelling van de gei:nterneerde bepaalde inrichting, na uitvoering van aanhangig is gemaakt moet de gei:nterhet bevel waarin hij voor opzoeking neerde horen, doch het is niet vereist wordt gesignaleerd wegens niet terugke- dat dit verhoor geschiedt in aanwezigren uit verlof, daar zodanige beslissing heid van de procureur des Konings. geen uitspraak doet over de handhaving (Artt. 16, derde lid, en 18, eerste en door het strafgerecht van de internering. derde lid, Wet Bescherm. Maatsch.) 8 mei 1979 1070 10 april 1979 966 26. - Beslissing van de commissie tot 22. Regels inzake de voorlopige bescherming van de maatschappij tot hechtenis - Regels niet van toepassing intrekking van een aan de gei'nterneerde op de wederopneming van een op proef toegestaan verlof - Cassatieberoep in vrijheid gestelde gei'nterneerde. Niet ontvankelijk cassatieberoep. lngevolge art. 20 Wet Besch. Maatsch. Niet ontvankelijk is het cassatieberoep zijn de regels inzake de voorlopige van een gei:nterneerde tegen de beslishechtenis niet toepasselijk op de weder- sing van de commissie tot bescherming opneming van een op proef in vrijheid van de maatschappij waarbij een hem gestelde gei:nterneerde. toegestaan verlof wordt ingetrokken. 24 april 1979 1009 29 mei 1979 1142 27.- Beslissing van de commissie tot 23. - Beslissing van de commissie tot bescherming van de maatschappij tot bescherming van de maatschappij waarwederopneming van een gei'nterneerde bij aan de gei'nterneerde verlof wordt geweigerd - Niet ontvankelijk cassatie- Wettigheid - Voorwaarden. Wanneer een op proef in vrijheid beroep. Niet ontvankelijk is het cassatieberoep gestelde gei:nterneerde, op vordering van de procureur des Konings, weder opge- van een gei:nterneerde tegen de beslisnomen is in een psychiatrische afdeling, sing van de commissie tot bescherming kan de commissie tot bescherming van van de maatschappij waarb~j hem verlof de maatschappij de wederopneming van wordt geweigerd. (Art. 18 Wet Bescherm. de betrokkene in een door haar aange- Maatsch.) wezen inrichting enkel gelasten als zij in 20 juni 1979 1263
-2828. - Beslissing van een commissie tot bescherming van de maatschappij Door de commissieleden niet ondertekende beslissing Gevolg voor de geldigheid van de beslissing.
een disciplinaire sanctie wordt opgelegd, aan die magistraat, overeenkomstig de artt. 32-1" en 1073 Ger.W., bij deurwaardersexploot kan worden betekend, om o.m. qe termijn van cassatieberoep tegen een detgelijke beschikking te doen lopen; die termijn gaat in bij de kennisgeving, o.m. aan een zittend magistraat, door de voorzitter van bet gerecht waarvan hij deel uitmaakt. 26 oktober 1978 227 2. - Opgave, in het exploot, van de .
Nietig is de beslissing van een commissie tot bescherming van de maatschappij, wanneer zij enkel door de secretaris van de commissie is ondertekend, en niet door de commissieleden, door wie zij is gewezen, hoewel niet is vastgesteld dat de leden in de onmogelijkheid verkeerden zulks te doen; met de vermelding « met verlof • kan niet benaming, het rechtskarakter en de worden volstaan om die onmogelijkheid maatschappelijke zetel van de rechtsper·vast te stellen. (Artt. 12, 16 en 31 Wet soon aan wie het exploot is gericht Besch. Maatsch.; artt. 782 en 785 Ger.W.) Onjuiste opgave van het rechtskarakter 17 augustus 1979 1348 van een. vennootschap - Onregelmatig-
HOOFDSTUKV HOGE COMMISSIE
heid waardoor de partij, die zich erop beroept, niet in haar belangen is geschaad - Geen nietigverklaring van de betekening mogelijk.
Het middel van niet-ontvankelijkheid dat door de verweerster, een gemeenTERBESCHIKKINGSTELLING VAN RECIDI- schappelijke verzekeringskas tegen VISTEN arbeidsongevallen, tegen bet cassatieberoep is opgeworpen, kan niet worden HOOFDSTUK IX aangenomen op grond alleen dat zij in ALLERLEI bet aan haar betekende cassatieverzoekschrift wordt vermeld als een naamloze vennootschap, aangezien de partij, die BESTENDIGE DEPUTATIE zich erop beroept, door die onregelmaniet in haar belangen is Gemeente- en provinciebelastingen - tigheid geschaad. (Artt. 703 en 861 Ger.W.) Bevoegdheid. 30 oktober 1978 235 Inzake directe gemeentebelastingen is de bestendige deputatie van de provin3. - Opgave, in het exploot, van de cieraad bevoegd om als administratief benaming, het rechtskarakter en de orgaan de belastingverordeningen goed maatschappelijke zetel van de rechtsperte keuren en de belastingkohieren uit- soon aan wie het exploot is gericht voerbaar te verklaren en om als rechts- Opgave van het vroegere rechtskarakter prekend orgaan over de bezwaren tegen - Onregelmatigheid waardoor de belande belastingen uitspraak te doen. gen niet werden geschaad van de partij (Artt. 77, 131, 135, 136 en 137 Gemeente- die zicl) erop beroept - Geen nietigverwet.) klaring van de betekening mogelijk. 11 juni 1979 1187 De eiseres aan wie een middel van niet-ontvankelijkheid, wegens te late indiening van haar cassatieberoep, wordt BETEKENING VAN EXPLOTEN tegengeworpen, kan zich niet beroepen 1. Tuchtzaken - Cassatieberoep op nietigheid van de betekening van de tegen een beschikking waarbij aan een bestreden beslissing op grond dat bet magistraat een disciplinaire sanctie exploot haar is betekend als personenwordt opgelegd - Betekening van de vennootschap met beperkte aansprakebestreden beslissing bij deurwaarders- lijkheid, hoewel zij in een naamloze exploot, als vertrekpunt van de termijn vennootschap omgezet was, tenzij ze - Ger. W., artt. 32-1" en 1073 - Geen door die onregelmatigheid in haar belantoepassing van die formaliteit in tucht- gen is geschaad. (Artt. 703 en 861 Ger.W.) zaken - Begrip. 19 maart 1979 833 Het algemeen rechtsbeginsel volgens hetwelk discretie geboden is bij bet 4. - Betekening aan een partij die in onderzoek, de procedure en de berechting van tuchtzaken impliceert dat geen het buitenland woont, maar in Belgie beschikking, waarbij aan een magistraat keuze van woonplaats heeft gedaan -
HOOFDSTUK VI
-29BEVOEGDHEID EN AANLEG
Gerechtelijk Wetboek, artikel 40 - Betekening in het buitenland niettegenstaande die keuze van woonplaats Gevolg. Ingevolge art. 40, vierde lid, Ger.W. is de betekening in het buitenland of aan de · procureur des Konings ongedaan, indien de partij, op wier verzoek ze veiricht is, de woonplaats of de verblijfplaats of de gekozen woonplaats van de geadresseerde in BelgiE~ of, in voorkomend geval, in het buitenland kende; de betekening van een beslissing in het buitenland, op verzoek van een partij die door ' de akte van hoger beroep de in Belgie gekozen woonplaats kende van degene aan wie wordt betekend, is ongedaan en doet tegen hem geen termijn lopen om een rechtsmiddel in te stellen. 28 juni 1979 1303
BETICHTING VAN VALSHEID
HOOFDSTUK I. - Algemene begrippen HOOFDSTUK II. - Belastingzaken Afdeling 1. Gemeente- en provinciebelastingen. Afdeling 2. - Inkomstenbelastingen. Afdeling 3. - Andere belastingen. HOOFDSTUK III. - Burgerlijke zaken Afdeling 1. - Aanleg. Afdeling 2. - Bevoegdheid. § 1. Volstrekte bevoegdheid. § 2. Plaatselijke bevoegdheid. Afdeling 3. Geschillen inzake bevoegdheid. Afdeling 4. - Sociaal procesrecht (bijzondere regels). HOOFDSTUK IV. - Dienstplichtzaken HOOFDSTUK V. - Strafzaken Afdeling 1. - Aanleg. Afdeling 2. - Bevoegdheid. Afdeling 3. - Geschil inzake bevoegdheid (zie : Regeling van rechtsgebied). Afdeling 4. - Burgerlijke rechtsvordering (bijzondere regels). HOOFDSTUK VI. - Tuchtzaken HOOFDSTUK VII. - Verkiezingszaken
1. - Strafzaken - Verzoekschrift tot betichting van valsheid tot staving van een niet ontvankelijk cassatieberoep Niet ontvankelijk verzoekschrift. Niet ontvankelijk is het verzoekschrift tot betichting van valsheid wanneer het cassatieberoep tot staving waarvan de HOOFDSTUK IX. - Allerlei eiser dit verzoekschrift heeft ingediend, niet ontvankelijk is. HOOFDSTUK I 13 juni 1979 1219
ALGEMENE BEGRIPPEN
2. - Vordering hierop gegrond dat de· gerechtsdeurwaarder, die het vonnis heeft betekend waartegen de eiser zich in cassatie heeft voorzien, in zijn exploot valselijk zou hebben vermeld dat de persoon, aan wie daarvan afschrift is ter hand gesteld, hem zou verklaard hebben een aanverwante van de geadresseerde te zijn - Vordering niet ontvankelijk bij gebrek aan belang - Begrip. Niet ontvankelijkheid, bij gebrek aan belang, is de vordering tot betichting van valsheid die is ingesteld ten einde te bewijzen dat een betekening niet rechtsgeldig is gedaan en hierop is gegrond dat de persoon, aan wie een vonnis is betekend, ontkent dat hij aan de gerechtsdeurwaarder heeft verklaard dat er tussen hem en de geadresseerde van dat exploot een familierechtelijke band of aanverwantschap bestaat, zoals in de akte is vermeld, aangezien de regelmatigheid van de betekening niet afhangt van de verklaring van de persoon aan wie de betekening is gedaan, maar van zijn werkelijke hoedanigheid. 15 juni 1979 1226
HOOFDSTUK II BELASTINGZAKEN
Afdeling 1. Gemeente- en provinciebelastingen. Afdeling 2. - Inkomstenbelastingen. Afdeling 3. - Andere belastingen. 1. - Douane en accijnzen - In-, uiten doorvoer van goederen - Burgerlijke rechtsvordering van de minister van Economische Zaken tot betaling van ontdoken heffingen die, bij invoe1; verschuldigd zijn met toepassing van de verordeningen en richtlijnen van de E.E.G. - Rechtsvordering die voor het strafgerecht kan worden gebracht waarbij vervolgingen wegens sluikinvoer rechtsgeldig aanhangig zijn. De burgerlijke rechtsvordering van de minister van Economische Zaken tot betaling van ontdoken heffingen die, bij invoer, verschuldigd zijn met toepassing van de verordeningen en richtlijnen van de E.E.G. kan voor het strafgerecht worden gebracht waarbij vervolgingen
-30wegens sluikinvoer rechtsgeldig aanhangig zijn. (Art. 249 wet 26 aug. 1822; artt. 1 en 4 wet 20 dec. 1897; artt. 2, 8 en 10 wet 11 sept. 1962; artt. 2, 3 en 7 K.B. 26 juli 1962, betreffende de toepassing van de verordeningen, richtlijnen, beschikkingen of besluiten, adviezen en aanbevelingen van de E.E.G. in verband met de landbouw; art. 1 K.B. 24 oktober 1962 betreffende de in-, uiten doorvoer van goederen. 10 oktober 1978 167
HOOFDSTUK III BURGERLIJKE ZAKEN
Afdeling 1. - Aanleg. Afdeling 2. - Bevoegdheid. § 1. Volstrekte bevoegdheid.
koophandel, noch tot de bevoegdheid van de arbeidsrechtbank behoort Bevoegdheid van de rechtbank van eerste aanleg. De vordering die niet rechtstreeks voor het hof van beroep of het Hof van Cassatie komt, waarvan het bedrag 25.000 frank te hoven gaat en die noch tot de. bijzondere bevoegdheid van de vrederechter, noch tot de bevoegdheid van de rechtbank van koophandel, noch tot die van de arbeidsrechtsbank behoort, valt onder de algemene bevoegdheid van de rechtbank van eerste aanleg. (Art. 568 Ger.W.) 11 mei 1979 1084 5. - Bevoegdheid « ratione materiae »
Burgerlijke zaken Rechtbank waarvoor een vordering aanhangig is gemaakt - Vordering tot tussenkomst 2. - Rechtbank van eerste aanleg - Rechtbank bevoegd om kennis te Bevoegdheid - Volheid van rechtsmacht nemen van de vordering tot tussen- Uitzonderingen - Gevolgen. komst.
Buiten de gevailen waarin het gaat om vorderingen die rechtstreeks voor het hof van beroep of het Hof van Cassatie komen, heeft de rechtbank van eerste aanleg, krachtens art. 568 Ger.W., voile rechtsmacht, behoudens het recht van de verweerder om de verwijzing te vorderen van de zaak naar een andere rechter die ook bevoegd is, zodat de arrondissementsrechtbank, waarbij de rechtbank van eerste aanleg de zaak ambtshalve aanhangig heeft gemaakt, kan volstaan met de vaststelling dat de verweerder geen verwijzing naar een andere rechter heeft gevorderd, om te beslissen dat die rechtbank bevoegd was en nog steeds is om kennis te nemen van de voor haar gebrachte vordering. 13 oktober 1978 180 3. - Bevoegdheid « ratione materiae »
Burgerlijke zaken Geschillen betreffende het herstel van mijnschade - Bevoegdheid van de vrederechter.
De rechtbank waarvoor de vordering aanhangig is gemaakt, is bevoegd om kennis te nemen van de vordering tot tussenkomst. (Art. 564 Ger.W.) 11 mei 1979 1084
Bevoegdheid « ratione materiae » Burgerlijke zaken - Art. 564 Ger. W. Vordering tot tussenkomst - Begrip.
6. -
-
De vordering die ertoe strekt de gedaagde partij te doen veroordelen tot betaling van een bedrag wegens schade veroorzaakt door foutief uitgevoerde wegeniswerken kan niet worden beschouwd als een vordering tot tussenkomst in de reeds aanhangig gemaakte zaak waarin dezelfde eiser een andere partij voor dezelfde rechter had gedagvaard tot vergoeding van mijnschade, zelfs indien in beide vorderingen het gevorderde bedrag hetzelfde is en de veroordeling van de eerstgenoemde gedaagde wordt gevorderd, solidair of althans in solidum met de andere, reeds voor de rechter staande partij. (Artt. 15 en 564 Ger.W.) 11 mei 1979 1084
De vrederechter neemt kennis, ongeacht het bedrag van de vordering, van aile geschillen betreffende het herstel van mijnschade, bepaald in de gecoord. wett. 15 sept. 1919 op de mijnen, groeven 7.- Bevoegdheid «ratione materiae » en graverijen. (Art. 591, 10", Ger.W.) Burgerlijke zaken - Rechtbank die 11 mei 1979 1084 vaststelt dat verschillende bij haar aan4. - Bevoegdheid « ratione materiae » hangige vorderingen, afzonderlijk inge-
- Burgerlijke zaken - Vordering waarvan het bedrag 25.000 frank te hoven gaat, die niet rechtstreeks voor het hof van beroep of het Hof van Cassatie komt en die noch tot de bijzondere bevoegdheid van de vrederechter, noch tot de bevoegdheid van de rechtbank van
steld, voor verschillende rechtbanken zouden moeten worden gebracht Art. 566 Ger. W. toepasselijk. Wanneer de rechtbank vaststelt dat verschillende vorderingen die bij haar aanhangig zijn gemaakt, afzonderlijk ingesteld, voor verschillende rechtban-
-31ken zouden moeten worden gebracht, worden die vorderingen, overeenkomstig de bepalingen van art. 566 Ger.W. en met inachtneming van art. 562, 2° tot 5°, van hetzelfde wetboek, voor dezelfde rechtbank samengevoegd. 11 mei 1979 1084 8. - Bevoegdheid in geval van aanhangigheid - Art. 565, S, Ger.W. Begrip. Art. 565, 5°, Ger.W. dat bepaalt dat, in geval van aanhangigheid, de rechtbank waartoe men zich voor het eerst wendt, voorrang heeft hoven die waarvoor de zaak later wordt aangebracht, onderstelt dat het gaat om rechtbanken van dezelfde rang. 11 mei 1979 1084 9. Bevoegdheid Burgerlijke zaken - Exceptie van onbevoegdheid Vordering tot verwijzing in geval van aanhangigheid en samenhang Artt. 854 en 856 Ger. W. - Draagwijdte. Zo krachtens art. 854 Ger.W. de onbevoegdheid van de rechter moet worden voorgedragen, en krachtens art. 856 van hetzelfde wetboek in geval van samenhang een vordering tot verwijzing moet worden ingesteld v66r alle exceptie of verweer, is zulks nochtans, krachtens genoemd art. 854, niet het geval wanneer de onbevoegdheid van openbare orde is. 11 mei 1979 1084 10. Bevoegdheid « ratione materiae » - Burgerlijke zaken - Bij de artt. 565, 2", en 566 Ger. W. bepaalde regels van voorrang bij verwijzing Bepalingen van openbare orde. De bepalingen van de art. 565, 2°, en 566 Ger.W., betreffende de voorrang bij verwijzing in geval van aanhangigheid van vorderingen, raken de openbare orde. 11 mei 1979 1084 11. Bevoegdheid « ratione materiae » Burgerlijke zaken Vordering tot herstel van mijnschade aanhangig gemaakt bij de vrederechter - Navolgende vordering tot vergoeding van dezelfde schade, voor een bedrag dat 25.000 frank te boven gaat, bij dezelfde vrederechter aanhangig gemaakt tegen een andere partij op grand van foutief uitgevoerde wegeniswerken en waarbij de veroordeling, solidair of in solidum, van de beide verweerders wordt gevraagd - Vonnis van de rechters in hager beroep dat de vonnissen bevestigt waarbij de vrederechter, na samenvoeging, met schen-
ding van de artt. 565, 2", en 566 Ger. W. beide vorderingen heeft aangehouden en erover heeft beslist Onwettelijkheid - Begl'ip. Wanneer een partij bij de vrederechter een vordering tot herstel van mijnschade aanhangig heeft gemaakt en die eiser naderhand bij dezelfde vrederech-· ter een vordering tot vergoeding van dezelfde schade, welke 25.000 frank te hoven gaat, tegen een andere gedaagde heeft ingesteld op grond van foutief uitgevoerde wegeniswerken, en de veroordeling van de beide gedaagden, soliclair, althans in solidum, heeft gevorderd, worden de bepalingen van de artt. 565, 2°, en 566 Ger.W. geschonden door de rechter in hoger beroep die de vonnissen van de vrederechter bevestigt waarbij deze beide vorderingen heeft aangehouden en erover heeft beslist. 11 mei 1979 1084 § 2. Plaatselijke bevoegdheid. Afdeling 3. bevoegdheid.
Geschillen
inzake
12. Bevoegdheid Burgel'lijke zaken - Beslissing van de al'l'ondissementsrechtbank dat het onderwezp van de vordering, zoals het door de eiser is gesteld, een geschil inzake een arbeidsovereenkomst is - Beslissing die geen uitspraak doet over het bestaan van een gezagsverhouding - Verwijzing van de zaak naar de ·arbeidsrechtbank - Wettelijk verantwoorde beslissing. Wettelijk verantwoord is de beslissing waarbij de arrondissementsrechtbank, na te hebben geoordeeld dat het onderwerp van de vordering, zoals het door de eiser is gesteld, een geschil is inzake een arbeidsovereenkomst, dat ingevolge art. 578, 1o, Ger.W. tot de uitsluitende bevoegdheid van de arbeidsrechtbank behoort, de zaak naar die rechtbank verwijst zonder uitspraak te doen over het bestaan Yan een gezagsverhouding tussen de partijen. 8 september 1978 26 13. - Burgerlijke zaken - Beslissing waarbij het hot van bel'oep zich onbevoegd verklaart - Hot van bei·oep dat de zaak naar de bevoegde rechter niet verwijst- Onwettigheid. Wanneer de rechter in hoger beroep, uitspraak doende over een exceptie van onbevoegdheid, beslist dat hij niet bevoegd is, moet hij de zaak naar de bevoegd~ rechter verwijzen (Ger.W., art. 643.) 20 april 1979 991
-3214. - Burgerlijke zaken - Gerechtelijk Wetboek, art. 660, eerste lid Bepaling niet toepasselijk op het Hoi van Cassatie wanneer het een vonnis van de arrondissementsrechtbank vernietigt om een andere reden dan schending van een regel inzake bevoegdheid. De bepaling van art. 660 Ger.W., eerste lid, is niet toepasselijk op het Hof van Cassatie wanneer het een vonnis van de arrondissementsrechtbank vernietigt om een andere reden dan schending van een regel inzake bevoegdheid. (lmpliciet.) 10 mei 1979 1082
neer een aan de krijgsrechtsmacht onderworpen persoon en een aan de gewone rechtsmacht onderworpen persoon voor de correctionele rechtbank afzonderlijk zijn vervolgd en na twee afzonderlijke procedures, bij twee opeenvolgende vonnissen zijn veroordeeld, en wanneer zij enkel wegens voeging van de zaken samen voor het hof van beroep zijn verschenen. 25 oktober 1978
224
17. - Bevoegdheid Strafzaken Overtreding inzake wegverkeer Afdeling 4. - Sociaal procesrecht (bij- Beklaagde die als militair dee] uitmaakt zondere regels). van een troep te velde - Bevoegdheid van het militair gerecht. Aileen het militair gerecht is bevoegd HOOFDSTUK IV voor de berechting van een militair die DIENSTPLICHTZAKEN deel uitmaakt van een troep te velde en die vervolgd wordt wegens overtreding van de wetten en reglementen inzake HOOFDSTUKV wegverkeer. (Art. 23, wet 15 juni 1899.) STRAFZAKEN
Afdeling 1. - Aanleg. Afdeling 2. - Bevoegdheid. 15. - Strafzaken - Aan de militaire rechtsmacht onderworpen persoon en aan de gewone rechtsmacht onderworpen persoon die, wegens samenhangende misdrijven, vervolgd worden Gewone rechtsmacht bevoegd - Voorwaarden. Wanneer een aan de krijgsrechtsmacht onderworpen persoon, wegens samenhang van misdrijven, samen met een aan de gewone rechtsmacht onderworpen persoon wordt vervolgd, is de gewone rechtbank slechts bevoegd om de aan de militaire rechtsmacht onderworpen persoon te berechten op voorwaarde dat de vervolging gelijktijdig geschiedt. (Art. 26, eerste lid, wet 15 juni 1899.) 224 25 oktober 1978 16. - Strafzaken - Aan de gewone rechtsmacht onderworpen persoon en aan de militaire rechtsmacht onderworpen persoon die voor de correctionele zechtbank afzonderlijk zijn vervolgd en na twee afzonderlijke procedures bij twee opeenvolgende vonnissen zijn veroordeeld - Gelijktijdig verschijnen voor het hoi van beroep enkel en aileen wegens voeging van de zaken - Voeging die niet Jeidt tot uitbreiding van de bevoegdheid van. het hoi van beroep. De samenhang tussen verschillende misdrijven is geen verantwoording voor een uitbreiding van bevoegdheid wan-
25 oktober 1978
224
18. - Bevoegdheid Strafzaken Niet-militair onderworpen aan de militaire rechtspraak - Gelijkstelling met een bepaalde rang t.a. v. voordelen en vergoedingen Gelijkstelling zonder verband met de bepaling van de gewone bevoegdheid van het militair gerechtshoi naar de officiersrang. De gelijkstelling van een niet-militair met een militair van een bepaalde rang in het leger, t.a.v. voordelen en vergoedingen, houdt geen verband met de bepaling van de gewone bevoegdheid van het Militair Gerechtshof naar de officiersrang. (Art. 104, Mil. Sv., en K.B. 1 maart 1977.) 378 1 dece~ber 1978 19. - Bevoegdheid Strafzaken Ontvankelijkheid van een cassatieberoep tegen een arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling - Geschil inzake de bevoegdheid van onderzoeksgerechten - Begrip. Wanneer de kamer van inbeschuldigingstelling beslist over een exceptie van een verdachte, die beweert dat het te zijnen laste gelegde misdrijf enkel kan vervolgd worden op benaarstiging van de administratie van douane en accijnzen en dat de onderzoeksgerechten niet ter zake bevoegd zijn, met name om v~rwij zing naar het vonnisgerecht te bevelen, spreekt zij zich niet enkel uit over de ontvankelijkheid van de strafvordering, maar ook over de bevoegdheid van de
-33onderzoeksgerechten en tegen die beslissing kan dus onmiddellijk cassatieberoep worden ingesteld. 12 december 1978 417 20. Strafzaken Bevoegdheid « ratione loci » Cheque zonder dekking - Uitgifte in het buitenland van een op een Belgische bank getrokken cheque Bestanddeel van het misdrijf in Belgie gepleegd - Bevoegdheid van de Belgische rechter. · De uitgifte van een cheque zonder dekking is een samengesteld misdrijf; het valt onder de bevoegdheid van de Belgische gerechten, als een van de bestanddelen van dat misdrijf geheel of ten dele in Belgie is gepleegd, i.e. het feit dat de cheque is getrokken op een rekening zonder dekking van een in Belgie gevestigde bank. 23 januari 1979 575 21. Bevoegdheid - Strafzaken Raadkamer die een beklaagde wegens een wanbedrijf, met aanneming van verzachtende omstandigheden, verwijst naar de bevoegde politierechtbank Wanbedrijf gepleegd buiten het arrondissement - Beklaagde die geen verblijfplaats heeft in het arrondissement en daar niet is gevonden - Onbevoegdheid van de raadkamer van dit arrondissement. De raadkamer van een rechtbank van eerste aanleg is niet bevoegd om een wanbedrijf te contraventionaliseren dat buiten haar arrondissement is gepleegd en dat toegeschreven wordt aan een beklaagde die daar geen verblijfplaats heeft en er niet is gevonden. (Sv., artt. 23, 29 en 63.) 14 februari 1979 710 22. Strafzaken Wegverkeer Vluchtmisdrijf - Gepleegd naar aanleiding van een ongeval dat voor een ander slagen, verwondingen of de dood ten gevolge had - Onbevoegdheid van de politierechtbank. De politierechtbank is niet bevoegd om kennis te nemen van een vluchtmisdrijf naar aanleiding van een ongeval dat voor een ander slagen, verwondingen of de dood ten gevolge heeft gehad. (Art. 138, 6", Sv.) 1169 6 juni 1979
De vraag of een partij de onbevoegdheid van het gerecht heeft opgeworpen, ·hangt niet af van de omschrijving die zij aan het verweermiddel heeft gegeven, maar van de werkelijke inhoud van de betwisting. 6 februari 1979 647 24. - Bevoegdheid Strafzaken Arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling tez· verwerping van het verzet van de verdachte tegen een beschikking van de raadkamer die, na vrijspraak van de telastlegging omschreven als moord en paging tot moord door het hof van assisen, hem naar de correctionele rechtbank verwijst wegens opzettelijke slagen of verwondingen zonder het oogmerk om te doden maar met de dood als gevolg - Arrest en beschikking die de conclusie verwerpen waarin werd betoogd dat voor de raadkamer de vordering tot verwijzing naar de correctionele rechtbank niet ontvankelijk was - Arrest niet gewezen over de bevoegdheid van de raadkamer - Begrip. Geen beslissing inzake de bevoegdheid van de onderzoeksgerechten is het arrest van de kamer van inbeschuldingstelling dat het verzet van de verdachte tegen een beschikking van de raadkamer waarbij, na vrijspraak van de telastlegging onischreven als moord en poging tot moord door het hof van assissen, de verdachte naar de correctionele rechtbank wordt verwezen wegens opzettelijke slagen of verwondingen zonder het oogmerk om te doden maar met de dood als gevolg, niet ontvankelijk verklaart en de conclusie verwerpt waarbij de verdachte deed gelden dat hij aldus niet kon worden verwezen naar de correctionele rechtbank, enerzijds, omdat de nieuwe vervolging gegrond was op het dossier van de vervolgingen voor het hof van assisen of op een ondervraging na de vrijspraak en, anderzijds, omdat de onderzoeksgcrechten gebonden waren door de omschrijving « moord » die in het vorig arrest tot verwijzing naar het hof van assisen was aangenomen. 6 februari 1979 647
Mdeling 4. - Burgerlijke rechtsvordering (bijzondere regels). 25. - Strafzaken - Eindbeslissing op de strafvordering en de burgerlijke Mdeling 3. - Geschil inzake bevoegd- rechtsvordering - Akteverlening aan de heid (zie : Regeling van rechtsgebied). burgerlijke partij van haar voorbehoud voor de toekomst - Later ingestelde 23. - Bevoegdheid - Strafzaken vorderjng van de burgerlijke partij Geschil inzake bevoegdheid - Begrip. Strafgerecht niet bevoegd.
-34Hoewel de beslissing van een strafgerecht, waarbij definitief uitspraak wordt gedaan op de strafvordering en op de vordering van de burgerlijke partij, aan deze laatste akte heeft verleend dat zij voorbehoud maakt voor de toekomst, is het strafgerecht niet meer bevoegd om kennis te nemen van een nadere vordering van die burgerlijke partij (Art. 4 wet 17 april 1878.) 37 12 september 1978
HOOFDSTUK II BELASTINGZAKEN
1. - Bewijs door geschrift - Bewijskracht van de akten - Directe gemeentebelastingen - Schriftelijk advies van een college van burgemeester en schepeneil - Uitlegging niet verenigbaar met de zin en de draagwijdte van die akte Miskenning van de bewijskracht van die akte. De bewijskracht van de akten wordt miskend door de beslissing die aan het HOOFDSTUK VI schriftelijk advies van een college van burgemeester en schepenen een uitlegTUCHTZAKEN ging geeft die niet verenigbaar is met de zin en de draagwijdte ervan. (Artt. 1319, HOOFDSTUK VII 1320 en 1322 B.W.) 13 november 1978 312 VERKIEZINGSZAKEN 2. - Directe belastingen - Bewijslast Belastingplichtigheid der niet-verHOOFDSTUK IX blijfhouders - Deze belasting wordt njet ALLERLEI geheven van de bezoldiging wegens een door de genieters uitgeoefende activiteit - Uitzondering op de regel van die belastingplichtigheid - De bewijslast BEWIJS rust op de niet verblijfhoudende belasHOOFDSTUK I. - Algemene begrippen tingplichtige. De bepaling van art. 141, 2", W.I.B., HOOFDSTUK II. - Belastingzaken volgens welke in de inkomsten waarvan sprake is in art. 140, § 1, van dat HOOFDSTUK III. - Burgerlijke zaken o.m. niet begrepen zijn de Mdeling 1. Bewijslast Beoor- wetboek bezoldigingen bedoeld in art. 20, 2", delingsvrijheid. waarvan de schuldenaar een vennootMdeling 2. - Geschriften. schap is met maatschappelijke zetel, § 1. Wettelijke bewijswaarde. voornaamste inrichting of zetel van § 2. (Miskenning van) bewijskracht. bestuur of beheer in Belgie, in zoverre Mdeling 3.- Getuigen. die bezoldigingen betaald worden voor Mdeling 4.- Vermoedens. een door de genieters in het buitenland Mdeling 5. - Bekentenis. uitgeoefende activiteit, stelt geen voorMdeling 6. - Eed. waarde vast voor de toepassing van de regel dat niet-tijksinwoners aan de beHOOFDSTUK IV. - Dienstplichtzaken lasting der niet-verblijfhouders onderHOOFDSTUK V. - Strafzaken worpen zijn uit hoofde van in Belgie Mdeling 1. Bewijslast Beoor- behaalde of verkregen inkomsten; derdelingsvrijheid. halve rust op de niet-verblijfhoudende Mdeling 2. - Geschriften. belastingplichtige de last van het bewijs § 1. Wettelijke bewijswaarde. dat hij die bezoldiging heeft ontvangen § 2. {Miskenning van) bewijskracht. voor in het buitenland uitgeoefende Mdeling 3. - Getuigen. werkzaamheden. (Artt. 139, 140, §§ 1 en Mdeling 4.- Vermoedens. 2, 4", en 141, 2•, W.I.B.) Mdeling 5. - Bekentenis. 5 maart 1979 787 Mdeling 6. - Eed. HOOFDSTUK VI. - Tuchtzaken HOOFDSTUK III HOOFDSTUK VII. - Verkiezingszaken BURGERLIJKE ZAKEN HOOFDSTUK IX. - Allerlei Mdeling 1. Bewijslast Beoordelingsvrijheid. 3. - Burgerlijke zaken - EchtgenoHOOFDSTUK I ten gehuwd onder het stelsel van scheiALGEMENE BEGRIPPEN ding van goederen - Huwelijkscontract
-35volgens hetwelk de goederen die op aan die stukken een interpretatie geeft naam van beide echtgenoten staan, die ermede niet onverenigbaar is. behoudens tegenbewijs, beschouwd wor- (Artt. 1319, 1320 en 1322 B.W.) den als voor de helft toebehoren~t; aan 10 november 1978 297 elke echtgenoot TegenbeWJJS 7.- Bewijs door geschrift- BewijsBegrip. Wanneer het huwelijkscontract van 1 kracht van de akten Burgerlijke onder het stelsel van scheiding van zaken - Verzoekschrift tot hoger beroep goederen gehuwde echtgenoten bepaalt - Rechter die dit verzoekschrift interdat de goederen die op naam van beide preteert aan de hand van de tekst ervan echtgenoten staan, behoudens tegenbe- en· van een begeleidende brief - Uitlegwijs, beschouwd worden als voor de helft ging verenigbaar met dit verzoekschrift toebehorende aan elke echtgenoot, kan - Geen miskenning van de bewijsde feitenrechter wettig beslissen dat de kracht van de akten. omstandigheid, dat de echtgenote geen De bewijskracht van een verzoekeigen inkomen genoot, niet zodanig schrift tot hoger beroep wordt niet tegenbewijs oplevert, omdat de echtge- miskend door de rechter die, aan de noot zijn vrouw heeft willen vergelden hand van de tekst ervan en van een voor haar huishoudelijk werk en voor de begeleidende brief, van dit verzoekkosten die hij aldus heeft kunnen bespa- schrift een uitlegging geeft welke met ren. deze akte verenigbaar is. (Artt. 1319, 20 oktober 1978 2o 1 1320 en 1322 B.W.) 480 22 december 1978 4. - Burgerlijke zaken - Deskundi8. - Bewijs door geschrift - Bewijsgenverslag - Vaststellingen en gevolgtrekkingen van de deskundige - Beoor- kracht van de akten - Burgerlijke delingsbevoegdheid van de feitenrechter. zaken - Beslissing waarbij aan iemand De feitenrechter beoordeelt in feite en een verklaring van een ander wordt derhalve op onaantastbare wijze de toegeschreven - Miskenning van de waarde van de vaststellingen en gevolg- bewijskracht van het proces-verbaal dat trekkingen van de deskundige, voor die verklaring bevat. De bewijskraj:!ht van het proces-verzover hij de bewijskracht niet miskent van de akte met het deskundigenverslag. baal dat iemands verklaring bevat, wordt 5 april 1979 931 miskend door de beslissing die deze verklaring, zonder opgave van enige reden, aan een ander toeschrijft. (Artt. 1319, 1320 en 1322 B.W.) Afdeling 2. - Geschriften. 498 4 januari 1979 § 1. Wettelijke bewijswaarde. § 2. (Miskenning van) bewijskracht. 5. - Bewijs door geschrift - BurgerJijke zaken Bewijskracht van de akten - Begrip. Uit de omstandigheid dat de feitenrechter een feit als niet bewezen beschouwt dat een partij aanbiedt te bewijzen, kan niet worden afgeleid dat hij de bewijskracht heeft geschonden van de conclusie waarin dit bewijsaanbod werd geformuleerd. (Artt. 1319 en 1320 B.W.) 186 16 oktober 1978 6. - Bewijs door geschrift - BurgerJijke zaken Miskenning van de bewijskracht van een akte - Begrip. De bewijskracht van de akten wordt niet miskend door het vonnis dat, bij het analyseren van de gemeenschappelijke bedoeling van de partijen in een overeenkomst op grond van het onderzoek van de ganse inhoud van die stukken en van extrinsieke omstandigheden,
9. - Bewijs door geschrift - Burgerlijke zaken - Bewijskracht van de akten - Uitlegging gegrond op gegevens die niet tot de akte zelf behoren - Geen miskenning van de bewijskracht van de akten. Een beslissing miskent de bewijskracht van een akte niet door het feit aileen dat zij, om die akte uit te leggen, gegrond is op uitwendige gegevens ervan. 4 januari 1979 500 10. - Bewijs door geschrift - Bewijskracht van de akten Burgerlijke zaken - Statuten van een vennootschap - Uitlegging door de feitenrechter Uitlegging verenigbaar met de betekenis en de draagwijdte van die statuten Geen miskenning van de bewijskracht van de akten. De bewijskracht van de akten wordt niet miskend door de beslissing die aan de statuten van een vennootschap een
-36uitlegging geeft welke verenigbaar is lijk stelt van de menselijke levensduur. met de betekenis en de draagwijdte (Artt. 1319, 1320 en 1322 B.W.) ervan. (Artt. 1319, 1320 en 1322 B.W.) 9 februari 1979 676 11 januari 1979 528 14. - Bewijs door geschrift - Bewijskracht- Burgerlijke zaken - Begrip. 11. - Bewijs door geschrift - BewijsDe bewijskracht van een akte tot kracht van de akten Burgerlijke vaststelling van een overeenkomst wordt zaken - Appelverzoekschrift en conclu- niet miskend door de rechter die daarsie - Uitlegging door de feitenrechter aan een uitlegging geeft welke verenigUitlegging niet verenigbaar met die baar is met de zin en de draagwijdte akten in hun geheel - Miskenning van_ ervan. de bewijskracht van de akten. 15 februari 1979 712 De bewijskracht van de akten wordt 15. Schriftelijk bewijs Bewijsmiskend door de beslissing die aan een Burgerlijke appelverzoekschrift en aan de conclusie kracht van de akten Beslissing die van een partij een uitlegging geeft welke zaken - Conclusie niet verenigbaar is met de betekenis en vaststelt dat de conclusie van een der de draagwijdte van alle gedingstukken; appellanten haar hoger beroep beperkt de rechter mag met name de draag- tot de ontvankelijkheid van een wewijdte van een aanbod van bewijs niet dereis en tot de daaruit voortvloeiende beperken door te steunen op een passus gevolgen - Conclusie die ook de granduit de motieven van de conclusie, zonder slag van de oorspronkelijke hoofdeis acht te slaan op het beschikkende betwist - Miskenning van de bewijsgedeelte van die conclusie en op ·dat van kracht van die conclusie. De bewijskracht van de conclusie van het appelverzoekschrift. (Artt. 1319, een der appellanten wordt miskend door 1320 en 1322 B.W.) de rechter die beslist dat haar hoger 570 beroep zich beperkt tot een · betwisting 22 januari 1979 van de ontvankelijkheid van haar 12. - Bewijs door geschdft - Bewijs- wedereis en de daaruit voor haar voortkracht van de akten Burgerlijke vloeiende gevolgen, terwijl die conclusie zaken Arrest dat zijn beslissing ook de grondslag van de oorspronkelijke steunt op een geheel van getuigenissen hoofdeis betwistte. - Beslissing die de inhoud van het 16 februari 1979 715 proces-verbaal over die getuigenissen 16. Bewijs door geschrift Bewijsniet betwist - Geen miskenning van de kracht van de akten Burgerlijke bewijskracht van de akten. De rechter die zijn beoordeling afleidt zaken - Arbeidsovereenkomst - Conuit het geheel van getuigenissen, zonder clusie waarb.ij een partij het dringend dat hij de inhoud van het proces-verbaal karakter betwist van de redenen van de van het verhoor van een bepaalde haar gedane opzegging van een argetuige betwist, miskent de bewijskracht beidsovereenkomst, met name beledigingen - Geen miskenning van de bewijsvan dat proces-verbaal niet. kracht van de akte waarin de conclusie 31 januari 1979 617 is vervat - Begrip. ·· . Wanneer een partij bij conclusie het 13. - Bewijs door geschrift - Bewijs- dringend karakter van de redenen van kracht van de akten Burgerlijke de haar gedane opzegging van een zaken - Verzekeringsovereenkomst - arbeidsovereenkomst, met name belediOngevallen Uitlegging verenigbaar gingen, heeft betwist, wordt de bewijsmet de betekenis en de draagwijdte van kracht van die conclusie niet miskend de akte - Geen miskenning van de door het arrest dat niet zegt dat die bewijskracht van de akten. partij het dringend karakter van de De bewijskracht van een akte tot opgegeven redenen van opzegging niet vaststelling van een verzekeringsover- heeft betwist, maar wel zegt dat die eenkomst tegen ongevallen met inbegrip partij niet heeft ontkend de beledigingen van dat waarbij de verzekerde de dood te hebben geuit. (Artt. 1319, 1320 en heeft gevonden, wordt niet miskend door 1322 B.W.) de rechter die, zonder een uitlegging te 12 maart 1979 820 geven welke met die akte niet verenigbaar is, beslist dat die verzekering niet 17.- Bewijs door geschrift- Bewijsgelijk te stellen is met de levensverzeke- kracht vim de akten Burgerlijke ring, die het verzekerde risico afhanke- zaken - Begrip.
-37Wanneer de rechter zegt hoe partijen een overeenkomst hebben uitgevoerd, zonder die overeenkomst uit te leggen op een wijze die strijdig is met de akte waarin zij wordt vastgesteld, miskent hij de bewijskracht van die akte niet. (Artt. 1319, 1320 en 1322 B.W.) 2 april 1979 908 18. - Bewijs door geschrift - Bewijskracht van de akten Burgerlijke zaken - Begrip. De bewijskracht van een akte tot vaststelling van een overeenkomst wordt niet miskend door de rechter die daaraan een uitlegging geeft welke verenigbaar is met de betekenis en de draagwijdte ervan. 26 april 1979 1019 19. - Burgerlijke zaken - Schriftelijk bewijs - Miskenning van de bewijskracht van de akten - Begrip. De bewijskracht van een akte wordt niet miskend door de rechter die aan de akte geen bepalingen of vermeldingen toeschrijft welke zij niet bevat. 27 april 1979 1023 20. - Bewijs door geschrift - BurgerJijke zaken - Bewijskracht van akten Akte waarin een partij Jasthebberbewaarnemer wordt genoemd en wordt vermeld dat zij niet onder gezagsverband werkzaam was - Andere vermeldingen van de akte aan de hand waarvan de rechter beslist dat de overeenkomst een gezagsverhouding insluit Geen miskenning van de bewijskracht van een akte. Niettegenstaande een partij lasthebber-bewaarnemer wordt genoemd in een akte waarin wordt vermeld dat er tussen partijen geen gezagsverhouding bestaat, wordt de bewijskracht van die akte niet miskend door de rechter die, op grond van andere bepalingen van die akte, beslist dat de overeenkomst het bestaan impliceert van een gezagsverhouding die kenmerkend is voor de arbeidsovereenkomst voor bedienden. (Artt. 1319, 1320 en 1322 B.W.) 7 mei 1979 1059
De bewijskracht van de conclusie van een partij waarin een feit wordt betwist, wordt miskend als de rechter beslist dat dit feit door die partij in haar conclusie niet wordt betwist. (Artt. 1319, 1320 en 1322 B.W.) 10 mei 1979 1082 22. - Bewijs door geschrift - Burgerlijke zaken - Uitlegging door de feitenrechter van een notariiHe akte tot regeJing van het huwelijksvermogensstelsel en van een latere notariiHe akte houdende vaststelling dat de echtgenoten dat stelsel wijzigen met toepassing van art. 1395 B. W. - Geen miskenning van de bewijskracht van die akten - Begrip. Het arrest, waarbij wordt vastgesteld dat echtgenoten, hoewel zij hun vroeger bij een v66r hun huwelijk verleden akte vastgestelde huwelijksstelsel, nl. « gemeenschap beperkt tot de aanwinsten », behielden, ingevolge art. 1395 B.W. bij notariele akte die gemeenschap aan de langstlevende echtgenoot hebben willen toekennen, ongeacht of uit het huwelijk kinderen worden geboren, en waarbij wordt beslist dat die eerste akte wordt gehomologeerd op grond dat « die wijziging » op zichzelf niet van die aard was dat zij principieel afbreuk deed aan de rechtmatige, huidige en toekomstige belangen van het gezin of van de kinderen, miskent de bewijskracht van die akten niet, daar het niet in strijd is met de betekenis of met de draagwijdte ervan, en schendt evenmin art. 1395 B.W., daar het zijn beslissing uitsluitend doet steunen op .een onaantastbare beoordeling van de 'feitelijke gevolgen van de wijziging van · het huwelijksvermogensstelsel. 1 juni 1979 1157 23. - Bewijs door geschrift - BewJjskracht van de akten Burgerlijke zaken - Conclusie - Beslissing die de conclusie verwerpt - Geen miskenning van de bewijskracht van de akten. De bewijskracht van een conclusie met opgave van feiten waaruit de eiser afleidt dat de tegenpartij op de hoogte was van gebreken van de zaak, wordt niet miskend door het arrest volgens hetwelk eisers stelling een loutere bewering is waarvan hij niet het bewijs Ievert. (Artt. 1319, 1320 en 1322 B.W.) 8 juni 1979 1181
21. - Bewijs door geschrift - Bewijskracht van de akten Burgerlijke zaken - Beslissing hierop gegrond dat een feit door een partij niet wordt betwist - Conclusie van deze partij 24. - Bewijs door geschrift - Bewijswaarin het bestaan van dat feit wordt Burgerlijke betwist - Miskenning van de bewijs- kracht van de akten zaken - Conclusie - Miskenning van kracht van die conclusie.
-38de bewijskracht van de conclucie --~ Begrip. . De bewijskracht van de conclusie waarin tot staving van een vordering tot terugneming van een winkelhuis een onderhaildse akte wordt aangevoerd i.v.m. de schenking van de beweerdelijk voor de aankoop van het huis gebruikte• geldsom wordt niet miskend door het arrest volgens hetwelk die akte geen betrekking heeft op het in de gemeenschap ingebrachte handelshuis, omdat tussen die beweerde schenking en de geldsom, waarmee het pand v66r het huwelijk zou zijn aangekocht, en die vordering geen verband bestond. 8 juni 1979 1187 25. - Bewijs door geschrift - Bewijskracht van de akten Burgerlijke zaken - Beslissing hierop gegrond dat een feit door een partij niet wordt betwist Conclusie van die partij waarin dat feit wordt betwist - Miskenning van de bewijskracht van die conclusie. De bewijskracht van de conclusie van een partij tot weerlegging van een feit wordt miskend door de rechter die beslist dat die partij het feit niet betwist. (Artt. 1319, 1320 en 1322 B.W.) 22 juni 1979 1274 Afdeling 3. - Getuigen .. 26. Burgerlijke zaken Bewijs door getuigen - Nieuw getuigenverhoor in hager beroep - Toelaatbaarheid. De rechter in hoger beroep mag een nieuw getuigenverhoor bevelen tot bewijs van een feit waaromtrent de eerste rechter, bij vonnis alvorens recht te doen, reeds een getuigenverhoor heeft bevolen, ook al heeft de partij die de ,onderzoeksmaatregel heeft gevraagd aileen tegen het eindvonnis en niet 'tegen het vonnis alvorens recht te doen, hoger beroep ingesteld, en ook al heeft diezelfde partij tijdens het door de eerste rechter bevolen getuigenverhoor van het horen van bepaalde getuigen afgezien. (Art. 1042 en 1068, eerste lid, Ger.W.) 25 september 1978 106 27. - Bewijs door getuigen - Burgerlijke zaken Getuigenverhoor Tegenverhoor - Artt. 51 en 921 Ger. W: -- Geen tegenverhoor gevraagd binnen de bij art. 921, derde lid, Ger. W. voorgeschreven termijn, eventueel verlengd overeenkomstig art. 51 van dat wetboek - Geen tegenverhoor meer mogelijk op verzoek van de betrokken partij.
Nu de bij art. 921, derde lid, Ger.W. voorgeschreven termijn van dertig dagen om een verzoek tot tegenverhoor in te dienen niet op straffe van verval is bepaald, kan de rechter overeenkomstig art. 51 Ger.W. die termijn v66r zijn vervaltijd, verkorten of verlengen; wanneer derhalve de rechter beslist dat een tegenverhoor niet meer kan gehouden worden omdat de betrokken partij dat verhoor niet heeft gevraagd binnen de termijn van art. 921, derde lid, Ger.W. en die termijn evenmin werd verlengd of verkort v66r zijn vervaltijd, beslist hij niet, met overtreding van art. 860 van dat wetboek, dat een proceshandeling nietig is indien de wet de nietigheid ervan niet heeft bevolen, doch handelt hij overeenkomstig de wet door vast te stellen dat een procedure, waarvan de voltrekking niet was gevraagd binnen de wettelijke termijn, niet meer kon plaats, hebben. 8 februari 1979 673 Afdeling 4.- Vermoedens. 28. Vermoedens Burgerlijke zaken - Feitelijk vermoeden - BurgerJijk Wetboek, art. 1353 - Vermoeden overgelaten aan het oordeel of aan het beleid van de rechter. Vermoedens waarin de wet niet voorziet, worden ingevolge art. 1353 B.W. overgelaten aan het oordeel en aan het beleid van de rechter. (Impliciet.) 1181 8 juni 1979
Afdeling 5. - Bekentenis. 29. - Bekentenis - Burgerlijke zaken - Onsplitsbare bekentenis - Burger]ijk Wetboek, art. 1356 - Begrip. Art. 1356 B.W. wordt niet geschonden door de rechter die een samengestelde of gekwalificeerde bekentenis splitst en, op grond van andere verklaringen van de partij die bekent, beslist dat een deel van die bekentenis niet geloofwaardig is. 20 oktober 1978 199 30. - Bekentenis - Burgerlijke zaken - Gerechtelijke bekentenis - Partij die zich voor de feitenrechter op de complexe en onsplitsbare aard van haar bekentenis niet heeft beroepen - Partij die dit niet kan aanvoeren voor het Hoi. De partij die, in burgerlijke zaken, een bekentenis heeft afgelegd en zich voor de feitenrechter op de complexe en
-39ken heeft bewezen en de beklaagde niet het tegenbewijs ]evert - Beslissing die de bewijslast niet omkeert. De bewijslast wordt niet omgekeerd door de beslissing die, rechtdoende op 31. Bewijs door bekentenis de burgerlijke rechtsvordering van de Burgerlijke zaken - Bewijs van het minister van Economische Zaken tot bestaan van een schuldvordering betaling van ontdoken heffingen die, bij Bewijs door bekentenis toegelaten. invoer, verschuldigd zijn met toepassing Wettelijk verantwoord is de veroorde- van de verordeningen en richtlijnen van ling tot betaling van 130.000 frank, de E.E.G., vaststelt dat het Bestuur zijn wanneer zij is gegrond op de door de aanspraken heeft bewezen en dat de veroordeelde bij conclusie gedane beklaagde niet het tegenbewijs !evert. bekentenis dat hij een bedrag van 10 oktober 1978 167 155.000 frank heeft ontvangen waarvan hij 25.000 frank heeft terugbetaald._ 35. - Strafzaken - Geval waarin de 23 maart 1979 870 wet geen bijzonder bewijsmiddel voorschrijft Onaantastbare beoordeling 32. - Burgerlijke zaken - Bekentenis door de feitenrechter - Grenzen. - Begrip - Zaken waarover de wet niet In strafzaken, wanneer de wet geen toelaat te beschikken en betreffende bewijsmiddel voorschrijft, welke het verboden is een dading aan te bijzonder de rechter in feite en dergaan - Vallen buiten het gebied van de beoordeelt halve op onaantastbare wijze de draagbekentenis. De bekentenis, zo gerechtelijke als wijdte, de bewijswaarde en de juistheid van de verklaringen van een medebebuitengerechtelijke, kan niet slaan op klaagde, mits hij de bewijskracht niet zaken waarover de wet niet toelaat te miskent van de akte waarin die verklabeschikken en betreffende welke het ringen zijn overgenomen. verboden is een dading aan te gaan. 18 oktober 1978 191 (B.W., art. 1354.) ·14 mei 1979 1090 36. - Strafzaken - Geval waarin de Mdeling 6. - Eed. wet geen bijzonder bewijsmiddel voorschrijft Onaantastbare beoordeling HOOFDSTUK IV door de feitenrechter. DIENSTPLICHTZAKEN In strafzaken, wanneer de wet geen bijzonder bewijsmiddel voorschrijft, beoordeelt de rechter in feite en derHOOFDSTUKV halve op onaantastbare wijze de bewijsSTRAFZAKEN waarde van de hem voorgelegde gegevens. Mdeling l. Bewijslast Beoor31 oktober 1978 250 delingsvrijheid.
onsplitsbare aard ervan niet heeft beroepen, is niet ontvankelijk om dit voor het Hof te doen. 12 maart 1979 820
33. - Strafzaken - Gevallen waarin de wet geen bijzonder bewijsmiddel voorschrijft - Ona{fntastbare beoordeJing door de feitenrechter. . In strafzaken, wahneer de wet geen bijzonder bewijsmiddel voorschrijft, beoordeelt de rechter in feite en derhalve op onaantastbare wijze de bewijswaarde van de hem voorgelegde gegevens. 27 september 1978 120 34. - Algemene begrippen - Strafzaken - Burgerlijke rechtsvordering van de minister van Economische Zaken tot betaling van ontdoken heffingen die, bij invoer, verschuldigd zijn met toepassing van de verordeningen en richtlijnen van de E.E.G. - Beslissing waal'in wordt vastgesteld dat het Bestuur zijn aanspra-
37. - Strafzaken - Geval waarin de wet geen bijzonder bewijsmiddel voorschrijft Onaantastbare beoordeling door de feitenrechter. Wanneer, in strafzaken, de wet geen bijzonder bewijsmiddel voorschrijft, beoordeelt de rechter in feite en derhalve op onaantastbare wijze de bewijswaarde van de elementen waarop zijn overtuiging berust. 8 november 1978 284 38. - Strafzaken - Overspel - Toegelaten bewijsmiddelen. Het bewijs van het misdrijf « overspel » kan worden geleverd door aile bewijsmiddelen rechtens. (Art. 387 Sw., gew. bij art. 1 wet 28 oktober 1974.) 21 november 1978 326
-4039. - Strafzaken - Geval waarin de wet geen bijzonder bewijsmiddel oplegt - Onaantastbare beoordeling door de feitenrechter - Grenzen. Wanneer de wet, in strafzaken, geen bijzonder bewijsmiddel voorschrijft, beoordeelt de rechter op onaantastbare wijze in feite de bewijswaarde van de hem regelmatig voorgelegde gegevens op grond waarvan hij tot zijn overtuiging is gekomen en waarover partijen verweer hebben kunnen voeren. 21 november 1978 326 40. - Strafzaken - Geval waarin de wet geen bijzonder bewijsmiddel voorschrijft Onaantastbare beoordeling door de feitenrechter. Wanneer, in strafzaken, de wet geen bijzonder bewijsmiddel voorschrijft, beoordeelt de rechter in feite en derhalve op onaantastbare wijze de bewijswaarde van de elementen waarop hij zijn overtuiging grondt. 13 februari 1979 688 41. - Strafzaken - Strafvordering Onopzettelijk toebrengen van slagen of verwondingen en vluchtmisdrijf - Beslissing volgens welke de beklaagde de schade aan zijn voeduig niet kan verklaren - Beslissing die, om de telastleggingen bewezen te verklaren, bovendien op de andere gegevens van de zaak steunt - Geen omkering van de bewijslast. De regel inzake de bewijslast wordt niet geschonden door de rechter die, om de telastleggingen « onopzettelijk toebrengen van slagen of verwondingen » en « vluchtmisdrijf » bewezen te verklaren, niet enkel steunt op de negatieve overwegingen dat de beklaagde de schade aan zijn voertuig niet kan verklaren, maar ook op de andere gegevens van de zaak. 13 februari 1979 688 42. - Strafzaken - Geval waarin de wet geen bijzonder bewijsmiddel voorschrijft Onaantastbare beoordeling door de feitenrechter - Grenzen. Ingeval de wet geen bijzonder bewijsmiddel oplegt, mag de rechter zijn overtuiging gronden op aile voorgelegde gegevens die de partijen vrij hebben kunnen bespreken, o.a. op de verklaring, van de klager. 20 februari 197!:1 735 43. Wetboek van Strafvordering, artt. 145, 189 en 211 - Niet beperkende bepalingen.
De artt. 154, 189 en 211 Sv. zijn slechts van enuntiatieve aard en beletten niet dat de feitenrechter, ingeval door de wet geen bijzonder bewijsmiddel wordt opgelegd, zijn overtuiging laat steunen op aile regelmatig bekomen en door partijen vrij besproken gegevens van de zaak. 28 februari 1979 775 44. - Strafzaken Geval waarin de wet geen bijzonder bewijsmiddel oplegt - Onaantastbare beoordeling door de feitenrechter. Wanneer de wet in strafzaken geen bijzonder bewijsmiddel oplegt, beoordeelt de rechter in feite en derhalve op onaantastbare wijze de gegevens waarop hij zijn overtuiging laat steunen en waarover partijen tegenspraak hebben kunnen voeren. 28 februari 1979 775 Bewijslast -:45. Strafzaken Begrip. De rechter die, op grond van de door hem gegeven overwegingen, zegt dat in de door de verdachte tot staving van zijn verweermiddelen aangevoerde beweringen niets geloofswaardigs te vinden is, omkleedt zijn beslissing regelmatig met redenen en maakt een juiste toepassing van de regels betreffende de bewijslast in strafzaken. 28 februari 1979 777 46. - Strafzakeri - Geval waarin de wet geen bijzonder bewijsmiddel oplegt - Onaantastbare beoordeling door de feitenrechter. Wanneer de wet, in strafzaken, geen bijzonder bewijsmiddel oplegt, beoordeelt de rechter in feite en derhalve op onaantastbare wijze de bewijswaarde van de hem voorgelegde gegevens waarover partijen tegenspraak hebben kunnen voeren. 28 februari 1979 777 47. - Strafzaken Onaantastbare beoordeling door de feitenrechter van de bewijswaarde van de overgelegde gegevens - Geen onverenigbaarheid met de regel volgens welke de bewijslast op het openbaar ministerie rust. De onaantastbare beoordeling in feite door de rechter van de bewijswaarde van de gegevens op grond waarvan hij tot zijn overtuiging komt en die door de partijen zijn besproken, is niet onverenigbaar met de regel volgens welke de bewijslast op het openbaar ministerie rust. 6 maart 1979 791
-4148. Strafzaken Bewijslast Begrip. De rechter die, op grond van de door hem aangegeven vaststellingen, beslist dat de door de beklaagde tot staving van zijn verweer aangevoerde stelling niets geloofwaardigs inhoudt, omkleedt regelmatig zijn beslissing en maakt een juiste toepassing van de regels inzake de bewijslast in strafzaken. 21 maart 1979 857
49. - Strafzaken - Geval waarin de wet geen bijzonder bewijsmiddel voorschrijft Onaantastbare beoordeling door de feitenrechter - Grenzen. Wanneer de wet, in strafzaken, geen bijzonder bewijsmiddel voorschrijft, beoordeelt de rechter in feite en derhalve op onaantastbare wijze de draagwijdte en de juistheid van de verklaringen van de partijen, mits hij de bewijskracht niet miskent van de akte waarin zij zijn opgenomen. 27 maart 1979 883 50. Strafzaken Bewijslast Beklaagde die feiten aanvoert welke een bestanddeel van het misdrijf uitsluiten - Beslissing die vaststelt dat het om een loutere bewering gaat die geen steun vindt in de gegevens van het onderzoek Geen oplegging van bewijslast aan de beklaagde. Aan de beklaagde wordt geen bewijs opgelegd van het bestaan van door hem aangevoerde feiten die een bestanddeel van het misdrijf uitsluiten, door de beslissing die dat verweer verwerpt op grond dat het om een loutere bewering gaat welke geen steun vindt in de gegevens van het onderzoek. 3 april 1979 913 51. - Strafzaken Geval waarin de wet geen bijzonder bewijsmiddel oplegt - Onaantastbare beoordeling door de feitenrechter- Grenzen. Wanneer de wet, in strafzaken, geen bijzonder bewijsmiddel oplegt, beoordeelt de rechter op onaantastbare wijze in feite de bewijswaarde van de gegevens op grond waarvan hij tot zijn overtuiging komt en waartegen de partijen verweer hebben kunnen voeren. 3 april 1979 913
52. pij waarde door de
De rechter oordeelt op onaantastbare wijze over de bewijswaarde van een deskundigenverslag, in zoverre hij de bewijskracht ervan niet miskent. 8 mei 1979 1070 53. Strafzaken Burgerlijke rechtsvordering - Bewijs door vermoedens toegelaten - Bestaan van vermoedens - Beoordeling in Ieite door de rechter - Onaantastbare beoordeling. Wanneer de wet het bewijs door vermoedens toelaat, oordeelt de feitenrechter op onaantastbare wijze, in feite, of uit sommige gegevens, waaromtrent de partijen vrij verweer hebben kunnen voeren, gewichtige, bepaalde en met elkaar overeenstemmende vermoedens voortvloeien die het bewijs leveren, ook indien zekere van die gegevens, afzonderlijk genomen, geen voldoende zekerheid verstrekken. 12 juni 1979 1210 54. Strafzaken - Bewijslast Begrip. W anneer een beklaagde een rechtvaardigingsgrond aanvoert en zijn stelling een geloofwaardig element bevat, moet het openbaar ministerie, de vervolgende partij of de burgerlijke partij de onjuistheid daarvan bewijzen. Het arrest dat op grond van de feitelijke gegevens die het aanhaalt, oordeelt dat een beklaagde, officier-hoofd van dienst van de brandweer, zich niet in de door hem aangevoerde materii:He onmogelijkheid bevond de inrichtingen te bezichtigen waarvan het toezicht hem is opgedragen, keert de bewijslast niet om, doch stelt op wettige wijze vast dat de aangevoerde rechtvaardigingsgrond niet bewezen is. 27 juni 1979 1292 55. - Strafzaken - Hoi van assisen - Verklaringen van een beschuldigde op band opgenomen door een officier van gerechtelijke politie voor wie zij werden afgelegd - Bewijswaarde - Onaantastbare beoordeling door het hoi van assisen. Het hof van assisen beoordeelt in feite en derhalve op onaantastbare wijze de wettelijke bewijswaarde van de hem overgelegde gegevens, met name die van de verklaringen van de beschuldigde die op band zijn opgenomen door de officier van gerechtelijke politie voor wie zij werden afgelegd. 17 augustus 1979 1341
Bescherming van de maatschapDeskundigenverslag - Bewijs- Afdeling 2. - Geschriften. Onaantastbare beoordeling § 1. Wettelijke bewijswaarde. feitenrechter.
-42~
56. - Bewijs door geschrift - Bewijskracht van de akten - Strafzaken Arrest gegrond op alle gegevens van de zaak - Beslissing waarin niet speciaal melding gemaakt wordt van enig gedingstuk en de inhoud ervan niet wordt betwist - Geen miskenning van de bewijskracht van de akten. De bewijskracht van de stukken van een strafdossier wordt niet miskend door de rechter die zijn beslissing grondt op alle gegevens van de zaak, zonder van enig gedingstuk speciaal melding te maken en de inhoud ervan te betwisten. 28 februari 1979 771 57. - Strafzaken - Waters Wet
60. - Bewijs door geschrift - Bewijskracht van de akten - Strafzaken Strafvordering - Middel waarin miskenning van de bewijskracht van een akte wordt aangevoerd - Beslissing niet gegrond op die akte Middel dat feitelijke grondslag mist. Feitelijke grondslag mist het middel waarin miskenning van de bewijskracht van een akte wordt aangevoerd, als de beslissing op die akte niet is gegrond. (Artt. 1319, 1320 en 1322 B.W.) 31 oktober 1978 254
61. - Bewijs door geschrift - Bewijskracht van de akten - Strafzaken Plaatsbeschrijving - Uitlegging door de van 26 maart 1971 op de bescherming feitenrechter - Uitlegging verenigbaar van de oppervlaktewateren tegen ver- met de aanwijzingen van de situatieteGeen miskenning van de ontreiniging - Gemeenrechtelijke be- kening wijsmiddelen Deskundigenverslag bewijskracht ervan. De bewijskracht van de akten wordt - Bewijswaarde.
Art. 36 Wet Bescherming Verontreiniging Oppervlaktewateren 26 maart 1971 voorziet in een bijzonder bewijsmiddel, maar sluit de andere bewijsmiddelen van het gemeen recht niet uit en nl. het deskundigenonderzoek, zoals dit is geregeld bij de artt. 43 en 44 Sv. 10 april 1979 953
niet miskend door de rechter die aan een bij een proc~s-verbaal gevoegde situatieschets een uitlegging geeft die met de aanwijzingen ervan verenigbaar is. (Artt. 1319, 1320 en 1322 B.W.) 31 oktober 1978 254
62. - Bewijs door geschrift - Bewijskracht van de akten - Strafzaken § 2. (Miskenning van) bewijskracht. 'Proces-verbaal waarin de verklaring van 58. - Bewijs door geschrift - Bewijs- de beklaagde is opgenomen - Beslissing
kracht van de akten zaken - Begrip.
Burgerlijke die aan deze verklaring een daarmee verenigbare draagwijdte toekent - Geen De bewijskracht van een akte tot miskenning van de bewijskracht van de vaststelling van een overeenkomst wordt akten. niet miskend door de rechter die er een uitlegging aan geeft welke verenigbaar is met de betekenis en de draagwijdte ervan. 29 september 1978 136
De bewijskracht van het proces-verbaal met de weergave van de verklaring van de beklaagde wordt niet miskend door de beslissing die aan deze verklaring geen uitlegging toekent welke niet verenigbaar is. (Artt. 1319, 59. - Bewijs door geschrift - Bewijs- hiermee 1320 en 1322 B.W.) kracht van de akten - Strafzaken 31 oktober 1978 254 Strafvordering - Miskenning van de
bewijskracht van een proces-verbaal Begrip. Wanneer een getuige achtereenvolgens tweemaal door de politie ondervraagd is en daarbij verklaringen heeft afgelegd die verschillen vertonen, wordt de bewijskracht van het eerste proces-verbaal, waarin een summiere verklaring is opgenomen, niet miskend door de rechter die, na te hebben vastgesteld dat de verklaringen ten dele verschillen, de verklaring welke in het tweede procesverbaal opgenomen is in aanmerking neemt omdat zij uitvoerig en nauwkeurig is. 31 oktober 1978 250
63. - Bewijs door geschrift - Bewijskracht van de akten - Strafzaken Processen-verbaal van een getuigenverhoor - Uitlegging van die processenverbaal verenigbaar met de betekenis en de draagwijdte van die akten - Geen miskenning van de bewijskracht van de akten. De bewijskracht van de processen-verbaal van een getuigenverhoor wordt niet miskend door de beslissing die aan die akten een uitlegging geeft welke verenigbaar is met de betekenis en de draagwijdte ervan. 12 december 1978 428
-4364. - Bewijs door geschrift - Bewijskracht van de akten - Conclusie Strafzaken - Beslissing waarbij deze conclusie wordt verworpen - Geen miskenning van de bewijskracht van de conclusie.
De bewijskracht van de conclusie wordt niet miskend door de recbter die de :middelen van die conclusie verwerpt, door ze tegen te spreken. {Artt. 1319, 1320 en 1322 B.W.) 28 februari 1979 771
65. - Bewijs door geschrift - Bewijskracl# van de akten - Strafzaken Vonnis dat zijn beslissing stoelt op het geheel van de gegevens van de zaak, zonder in het bijzonder te verwijzen naar een van de in het strafrechtelijk dossier opgenomen stukken en zonder de inhoud van enig stuk te betwisten Geen miskenning van de bewijskracht van de akten. Het vonnis dat zijn beslissing stoelt op bet gebeel van de gegevens van de zaak, zonder in bet bijzonder te verwijzen naar een van de in bet strafrecbtelijk dossier opgenomen stukken en zonder de inboud van enig stuk te betwisten, beeft de bewijskracbt van de stukken van bet strafrecbtelijk dossier niet kunnen miskennen. (Artt. 1319, 1320 en 1322 B.W.) 913 3 april 1979
Onaantastbare beoordeling door de feitenrechter. Als in de strafzaken de wet geen bijzonder bewijsmiddel oplegt, beoordeelt de rechter in feite en derbalve op onaantastbare wijze de bewijswaarde van de opeenvolgende verklaringen van een verbalisant. 7 februari 1979 657 Afdeling 4.- Vermoedens. Afdeling 5. - Bekentenis. Afdeling 6. - Eed.
HOOFDSTUK VI TUCHTZAKEN
HOOFDSTUK VII VERKIEZINGSZAKEN
HOOFDSTUK IX ALLERLEI
BEZIT 1. - Bezitsvordering heid - Voorwaarden.
Toelaatbaar-
Om over de toelaatbaarbeid van de bezitsvordering te oordelen, moet de recbter, ingevolge art. 1370 Ger.W. onderzoeken of bet gaat om een onroe. rend goed of een onroerend recbt dat kan worden verkregen door verjaring. 66. - Strafzaken - Schriftelijk bewijs 8 december 1978 409 - Miskenning van de bewijskracht van de akten - Begrip. 2. - Bezitsvordering - ToelaatbaarDe bewijskracbt van een akte wordt heid - Betwisting - Bezwaar hieruit niet miskend door bet vonnis dat aan afgeleid dat het onroerend goed dat tot die akte geen bepalingen of vermeldin- het openbaar domein behoort niet meer gen toescbrijft die de akte niet zou door verjaring kon worden verkregen bevatten. {Artt. 1319, 1320, 1322 B.W.) Verplichting voor de rechter de exceptie 11 april 1979 970 van « domanialiteit » te onderzoeken. Wanneer de. partij tegen wie een Afdeling 3. - Getuigen. bezitsvordering is gericbt, om de toelaat67.- Bewijs door getuigen- Strafza- baarbeid van die vordering te betwisten, ken Geval waarin de wet geen tegenwerpt dat bet onroerend goed tot bijzonder bewijsmiddel oplegt - Getui- bet openbaar domein beboort en dergenissen - Onaantastbare beoordeling balve niet kan worden verkregen door verjaring, moet de recbter de exceptie door de feitenrechter - Grenzen. Wanneer, in strafzaken, de wet geen van « domanialiteit » onderzoeken, ook bijzonder bewijsmiddel oplegt, beoor- al mocbt bij, in bet kader van die deelt de recbter op onaantastbare wijze, bezitsvordering, over bet eigendomsrecbt in feite, de bewijswaarde van de verkla- geen uitspraak doen. 8 december 1978 409 ringen van de getuigen, mits hij de bewoordingen ervan niet miskent. 6 februari 1979 641 BOSS EN 68. - Bewijs door getuigen - Strafza-1 Overtreding van het Boswetboek ken - Opeenvolgende verklaringen van Telastlegging dat iemand zonder daareen verbalisant Bewijswaarde voor gegronde redenen te kunnen doen
-44gelden, buiten de gewone wegen en paden en in het bezit van zagen of soortgelijke werktuigen, is aangetroffen in een gemeentelijk bos - Beklaagde die betwist dat de gemeente enig onroerend zakelijk recht op het bas heeft Bevoegdheid van de strafrechter. Wanneer een beklaagde, die wordt vervolgd ter zake dat hij, zonder daarvoor gegronde redenen te kunnen doen gelden, buiten de gewone wegen en paden en in het bezit van zagen of soortgelijke werktuigen is aangetroffen in een gemeentelijk bos, zich beroept ··op een eigendomsrecht of een ander zakelijk recht en, aldus, betwist dat de gemeente enig onroerend zakelijk recht op het bos heeft, moet de strafrechter bij wie die prejudicH\le exceptie aanhangig is, hetzij de exceptie verwerpen indien ze volgens hem niet gegrond is op een deugdelijk schijnende titel of op welbepaalde feiten waardoor het feit, waarop de vervolging gegrond is, elk karakter van misdrijf verliest, hetzij de exceptie aannemen en de partijen verwijzen naar de burgerlijke rechter; zelf mag hij het geschil niet beslechten. (Art. 143 Bosw.; artt. 17 en 18 wet 17 april 1878.) 1167 6 juni 1979
BURGERLIJK PENSIOEN 1. Gemeentepensioen Wet 25 april 1933 betreffende het pensioen van het gemeentepersoneel - Wet van subsidiaire aal'd. De wet van 25 april 1933 betreffende het pensioen van het gemeentepersoneel is maar van subsidiaire aard en heeft aan de gemeenten het recht niet ontnomen om, krachtens een verordening, aan hun ambtenaren een groter pensioen toe te kennen dan het pensioen dat die wet hun waarborgt. 16 november 1978 315 2. - Gemeentepensioen lnstelling door de gemeente van een gunstiger pensioenregeling dan de wettelijke Perekwatie van de wettelijke pensioenen - De gemeente kan een minder gunstige perekwatie van pensioenen aannemen - Grenzen. Hoewel de perekwatie, zoals zij bij de wet van 9 juli 1969, met verwijzing naar de wet van 14 juli 1951, is geregeld voor de ambtenaren die een pensioen ten laste van de Schatkist genieten, ook van toepassing is op de !eden van het gemeente:personeel die een pensioen als
bedoeld in de wet van 25 april 1933 genieten, kan de gemeente, die een voordeliger pensioenregeling dan de wettelijke heeft ingesteld, op die pensioenen een minder voordelige perekwa.tie toepasseri, indien de als zodanig gewijzigde pensioenen even groot of groter zijn dan de wettelijke. (Art. 1 wet 25 april 1933 omtrent de vergoedingen en pensioenen ten laste van de provincien en de gemeenten.) 16 november 1978 315 3. - Gemeentepensioen - Beslissing dat art. 10 K.B. nr. 125 van 28 feb. 1935 omtrent de bezoldigingen en pensioenen ten Jaste van de provincien en de gemeenten onwettig is - Beslissing dat art. 3 Gemeenteverord. 7 feb. 1972 van de stad Brussel tot beperking van de gevolgen van de perekwatie der gemeentepensioenen wettelijk is Geen strijdigheid. De rechter kan, zonder tegenstrijdigheid, enerzijds, beslissen dat art. 10 K.B. nr. 125 van 28 feb. 1935 omtrent de bezoldigingen en pensioenen ten laste ·van de provincien en de gemeenten, krachtens hetwelk de gemeentepensioenen niet meer mogen bedragen dan drie vierden van het gemiddeld loon van de laatste vijf jaren, onwettelijk · is en, ;anderzijds, toepassing maken van i art. 3 van de verordening van de stad Brussel van 7 feb. 1972, krachtens hetwelk de perekwatie van de pensioenen, bedoeld in de wet van 9 juli 1969, niet tot gevolg kan hebben dat het nominaal bedrag van de rustpensioenen meer zou bedragen dan hetgeen zou uitgekeerd worden, indien het oorspronkelijk bedrag was berekend met toepassing van de. regels tot vaststelling van het maximum rustpensioen volgens de wettelijke pensioenregeling van het gemeentepersoneel. (Art. 97 Gw.) 16 november 1978 315
BURGERLIJKE RECHTEN, POLITIEKE RECHTEN Disciplinaire vervolgingen en tuchtsancties - In beginsel Vl'eemd aan de betwistingen ovel' een burgerlijk recht. Disciplinaire vervolgingen en het uitspreken van tuchtsancties hebben in beginsel niets uit te staan met de geschillen die krachtens art. 92 Gw. bij uitsluiting tot bevoegdheid van de rechtbanken behoren. 15 juni 1979 1232
-45BURGERLIJKE RING
RECHTSVORDE-
1. - Burgerlijke rechtsvordering van de minister van Economische Zaken tot betaling van ontdoken heffingen die, bij invoer, verschuldigd zijn met toepassing van· de verordeningen en richtlijnen van de E.E.G. - Dertigjarige ver.iaring. De burgerlijke rechtsvordering van de minister van Economische Zaken tot betaling van ontdoken heffingen die, bij invoer, verschuldigd zijn met toepassing van de verordeningen en richtlijnen van de E.E.G. is gebaseerd op een bijzondere bepaling van de wetgeving inzake douane en accijnzen en niet op een misdrijf; zij verjaart na dertig jaar. (Art. 249 wet 26 aug. 1822; artt. 1 en 4 wet 20 dec. 1897; artt. 2, 8, en 10 wet 11 sept. artt. 2, 3 en 7 K.B. 1962; 26 juli 1962 betreffende de toepassing van de verordeningen, richtlijnen, beschikkingen of besluiten, adviezen en aanbevelingen van de E.E.G. in verband met de landbouw; art. 1 K.B. 24 okt. 1962 betreffende de in-, uit- en doorvoer van goederen; art. 2262 B.W.) 10 oktober 1978 167 2. - Douane en accijnzen - In-, uiten doorvoer van goederen - Burgerlijke rechtsvordering van de minister van Economische Zaken tot betaling van ontdoken heffingen die, bij invoer, verschuldigd zijn met toepassing van de verordeningen en richtlijnen van de E.E.G. - Rechtsvordering die voor het strafgerecht kan worden gebracht waarbij vervolgingen wegens sluikinvoer rechtsgeldig aanhangig zijn. De burgerlijke rechtsvordering van de minister van Economische Zaken tot betaling van ontdoken heffingen die, bij invoer, verschuldigd zijn met toepassing van de verordeningen en richtlijnen van de E.E.G. kan voor het strafgerecht worden gebracht waarbij vervolgingen wegens sluikinvoer rechtsgeldig aanhangig zijn. (Art. 249 wet 26 aug. 1822; artt. 1 en 4 wet 20 dec. 1897; artt. 2, 8 en 10 wet 11 sept. 1962; artt. 2, 3 en 7 K.B. 26 juli 1962 betreffende de toepassing van de verordeningen, richtlijnen, beschikkingen of besluiten, adviezen en aanbevelingen van de E.E.G. in verband met de landbouw; art. 1 K.B. 24 oktober 1962 betreffende de· in-, uiten doorvoer van goederen. 10 oktober 1978 167
3. - Vordering tot vergoeding van de door een misdrijf veroorzaakte schade Ontvankelijkheid - Voorwaarden. :Wanneer een werkgever aan zijn bediende, slachtoffer van een verkeersongeval, tijdens zijn arbeidsongeschiktheid een bezoldiging heeft betaald waartoe hij niet wettelijk was gehouden en die bediende van de veroorzaker van het ongeval vergoeding vordert voor het materiele nadeel wegens aantasting van zijn lichamelijke gaafheid, maar dat nadeel enkel subsidiair doet gelden ingeval niet wordt ingegaan op de vordering van de werkgever m.b.t. de bedragen die deze hem bij wijze van wedde heeft uitgekeerd, is wettelijk verantwoord de beslissing tot afwijzing van die vordering, op grond dat de bediende vergoeding vordert van de door anderen geleden schade en niet bewijst dat hij een zekere, dadelijke en reeds ontstane schade heeft geleden. 30 november 1978 372 4. - Rechtsvordering tot vergoeding van de door een misdrijf veroorzaakte schade - Keuze voor de benadeelde partij tussen het burgerlijk gerecht en het strafgerecht - Die keuze impliceert dat dezelfde rechtsvordering niet tegelijkertijd voor beide gerechten mag worden gebracht. Artikel 4 wet 17 april 1878 dat aan de door een misdrijf benadeelde partij de keuze laat de rechtsvordering tot vergoeding van de door haar geleden schade te vervolgen hetzij voor het burgerlijk gerecht hetzij tegelijkertijd met de strafvordering voor het strafgerecht, impliceert dat die partij de rechtsvordering tot vergoeding van dezelfde schade niet tegelijkertijd voor beide gerechten mag brengen. 16 januari 1979 559 5. - Rechtsvordering tot vergoeding van de door een misdrijf veroorzaakte schade - Rechtsvordering voor het burgerlijk gerecht gebracht - Afstand en optreden als burgerlijke partij voor het strafgerecht - Toelaatbaarheid. Het slachtoffer van een misdrijf kan, nadat het zijn rechtsvordering voor het burgerlijk gerecht heeft gebracht, daarvan afstand doen en zich voor het strafgerecht burgerlijke partij stellen, en omgekeerd. (lmpliciet.) 16 januari 1979 559 6. - Door een misdrijf veroorzaakte schade - Begrip.
-46Vermits overtreding van artt. 25 K.B. 8 sept. 1969 betreffende de bestrijding van de runderbrucellose, zoals dat gewijzigd werd bij K.B. 20 sept. 1972, en 41 K.B. 10 mei 1963 houdende maatregelen tot bestrijding van de rundertuberculose niet uitsluit dat de overeenkomstig art. 20 van voormeld K.B. van 8 sept. 1969 verschuldigde vergoedingen voor het slachten van door brucellose aangetaste of tot een brucellosehaard behorende runderen worden toegekend, is elke beslissing onwettelijk die, na ... de beklaagde wegens overtreding van ' de artt. 25 van voormeld K.B. 8 sept. 1969 en 41 van voormeld K.B. 10 mei 1963 te hebben veroordeeld, de burgerlijke rechtsvordering, die erop gericht is de beklaagde tot betaling van die vergoedingen te doen veroordelen, toewijst op grond dat de door hem gepleegde misdrijven tot gevolg zouden hebben gehad dat de burgerlijke partij die vergoedingen heeft moeten derven. 28 juni 1979 1321 7. - Belasting over de toegevoegde
Afdeling 3. Kamers Voltallige zitting - Algemene vergadering
Vorderingen tot vernietiging en cassatieberoep in het belang van :de wet HOOFDSTUK III. - Arresten - Vorm HOOFDSTUK II. -
Afdeling 1.- Vorm. Afdeling 2.- Voeging; rechtspleging. HOOFDSTUK IV. -
Vernietiging
Omvang
Afdeling 1. - Algemene begrippen. Afdeling 2. - Belastingzaken. Afdeling 3.- Burgerlijke zaken. Afdeling 4. - Dienstplichtzaken. Afdeling 5. - Strafzaken. § 1. Strafvordering Beklaagde is in cassatie. § 2. Strafvordering - Openbaar ministerie is (mede) in cassatie. § 3. Burgerlijke rechtsvordering tegen beklaagde. § 4. Andere burgerlijke rechtsvorderingen. Afdeling 6. - Tuchtzaken. waarde - Mogelijkheid om rechten en Afdeling 7.- Verkiezingszaken. boeten bij wege van dwangbevel in te Afdeling 9. - Allerlei. vorderen - Geen beletsel om een bur- HOOFDSTUK V. - Bindendverklaring
gerlijke rechtsvordering in te stellen. De mogelijkheid voor cie Staat om Inleiding belasting over de toegevoegde waarde en OPDRACHT EN BESTAANSREDEN VAN wegens niet-betaling daarover verschulHET HOF - AARD VAN HET CASSATIEdigde administratieve geldboeten bij 'GEDING wege van dwangbevel in te vorderen, 1. - Opdracht van het Hof- Strafzamet toepassing van artikel 85 van het ken - Burgerlijke rechtsvordering Wetboek van de Belasting over de Toe- Bestreden beslissing die haar beschikgevoegde Waarde, is geen beletsel om kende gedeelte grondt op een door het een burgerlijke rechtsvordering in te cassatieberoep bestreden reden stellen, wanneer de wanbetaling een Bevoegdheid van het Hof om een rechtsmisdrijf is. grond aan te vullen waardoor het
beschikkende gedeelte woord.
c CAS SATIE Opdracht en bestaansreden van het Hof - Aard van het cassatiegeding HOOFDSTUK I. - Bevoegdheid van het Hof
Inleiding. -
Afdeling 1. -
Algemeen.
wordt verant-
Wanneer de bestreden beslissing haar beschikkende gedeelte grondt op een door het cassatieberoep bestreden reden, kan het Hof een rechtsgrond aanvullen waardoor die beslissing wordt verantwoord. 10 oktober 1978 167 2. - Opdracht van het Hof- Burger-
Jijke zaken -'- Bestreden beslissing waarvan het beschikkende gedeelte gegrond is op een door de voorziening bekritiseerde reden - Bevoegdheid van het Hof deze reden te vervangen door een rechtsgrond die het beschikkende gedeelte verantwoordt.
Afdeling 2. - Ambtshalve op te werpen Indien het beschikkende gedeelte van middelen en gronden van de bestreden beslissing gegrond is op niet-ontvankelijkheid. een door de voorziening bekritJ.seerde
-47reden, mag het Hof deze vervangen door Afdeling 1. - Algemeen. een rechtsgrond die het beschikkende 6. Bevoegdheid Burgerlijke gedeelte verantwoordt. zaken Arbeidsovereenkomst 257 Gezagsverhouding - Toezicht van het 3 november 1978 Hoi. Het Hof van Cassatie is bevoegd om 3. - Taak van het Hot - Strafzaken na te gaan of de feitenrechter uit de Burgerlijke rechtsvordering Bestreden beslissing waarvan het door hem vastgestelde feiten · wettig beschikkende gedeelte is gegrond op een heeft kunnen afleiden of er al dan niet door het cassatieberoep gekritiseerde een gezagsverhouding tussen de contracreden - Bevoegdheid van het HoP om terende partijen bestaat en dezen dereen rechtsgrond in de plaats te stellen halve al dan niet door een arbeidsoverwaardoor het beschikkende gedeelte eenkomst gebonden zijn. wordt verantwoord. 29 11 september 1978 Wanneer het beschikkende gedeelte 7. Bevoegdheid Strafzaken van een bestreden beslissing gegrond is op een door het cassatieberoep gekriti- Rechtvaardigingsgrond - Onoverkomeseerde reden, kan het Hof die reden lijke dwaling - Besluiten die de rechter vervangen door een rechtsgrond waar- uit door hem gedane vaststellingen heeft door het beschikkende gedeelte van de afgeleid - Toezicht van het Hoi. Het Hof van Cassatie gaat na of uit de beslissing wordt verantwoord. (Implifeiten en omstandigheden die de feitenciet.) rechter op onaantastbare wijze heeft 23 januari 1979 581 vastgesteld, het bestaan van een rechtvaardigingsgrond wettig kan worden 4. - Opdracht van het Hot - Tucht- afgeleid. zaken - Bestreden beslissing waarvan 12 september 1978 39 het beschikkende gedeelte is gegrond op 8. - Bevoegdheid - Strafzaken een door het cassatieberoep bekritiseerde reden - Bevoegdheid van het Verschrijving in de bestreden beslissing Hot een rechtsgrond in de plaats te - Bevoegdheid van het Hot om ze te stellen waardoor het beschikkende verbeteren. Het Hof is, bij de beoordeling van een gedeelte wordt verantwoord. Wanneer het beschikkende gedeelte cassatiemiddel, bevoegd om in de bestrevan de bestreden beslissing op een door den beslissing een verschrijving te verhet cassatieberoep bekritiseerde reden is beteren, die duidelijk blijkt uit de congegrond, kan het Hof een rechtsgrond in text ervan. de plaats stellen waardoor het beschik176 11 oktober 1978 kende gedeelte wordt verantwoord. 9. Procedure Strafzaken 946 10 april 1979 Verzoek tot uitstel van de· zaak, hierop gegrond dat voor de Europese Commissie van de Rechten van de Mens een procedure aanhangig is - Verwerping HOOFDSTUK I van het verzoek. BEVOEGDHEID VAN HET HOF Wanneer de eiser tot cassatie, die bij de bestreden beslissing is veroordeeld wegens omH'ttige uitoefening van de 5. - Bevoegdheid - Bevoegdheids- geneeskunst, vraagt dat de zaak wordt conflict - Strijdigheid tussen een wet uitgesteld op grond dat voor de Europese en een decreet - Strijdigheid vastge- Commissie van de Rechten van de Mens steld door het Hot - Verzending naar een procedure aanhangig is over zijn de Wetgevende Kamers. schrapping op de lijst van de Orde van Wanneer het Hof vaststelt dat een Geneesheren; verwerpt het Hof het verwetsbepaling strijdig is met een decreet, zoek tot uitstel, indien het oordeelt dat zendt het, alvorens verder over de voor- voor het vereiste van een goede rechtsziening uitspraak te doen, het ontstane bedeling de procedure in Belgie geen prejudicieel geschil voor beslissing over uitstel behoeft. aan de Wetgevende Kamers. (Wet 3 juli 24 oktober 1978 206 1971, art. 20, als art. 45 ingevoegd in de wetten op de Raad van State, gecoi:irdi10. - Bevoegdheid Strafzaken neerd op 12 januari 1973.) StJ·afvordering - Bevoegdheid van het 1192 Hot om na te gaan of er regelmatig 11 juni 1979
-48overgelegde processtukken bestaan waaruit blijkt dat de verjaring van de strafvordering is gestuit. Het Hof van Cassatie is bevoegd om na te gaan of er onder de regelmatig overgelegde processtukken stukken zijn waaruit blijkt dat de verjaring van de strafvordering is gestuit. (Impliciet.) 24 oktober 1978 219
15. Bevoegdheid Burgerlijke zaken - Verschrijving in de bestreden beslissing - Het Hof kan die verschrijving verbeteren. Bij de beoordeling van het cassatieberoep kan het Hof een verschrijving in de bestreden beslissing verbeteren die duidelijk uit de context ervan blijkt. 23 februari 1979 757
11. Bevoegdheid Burgerlijke zaken Arbeidsovereenkomst Gezagsverhouding - Toezicht van het Hoi. Het Hof van Cassatie is bevoegd om na te gaan of de feitenrechter uit de door hem vastgestelde feiten wettig heeft kunnen afleiden of er al dan niet een gezagsverhouding tussen de contracterende partijen bestaat en dP.ze derhalve al dan niet door een arbeidsovereenkomst verbonden zijn. 20 november 1978 322
16. Bevoegdheid Burgerlijke zaken - Uitlegging van een overeenkomst- Hof niet bevoegd. Het Hof is niet bevoegd zelf een overeenkomst uit te leggen. (Art. 95 Gw.) 877 26 maart 1979
12. Bevoegdheid Burgerlijke zaken - Verschrijving in de bestreden beslissing - Bevoegdheid van het Hof om ze te verbeteren. Bij de beoordeling van een cassatiemiddel is het Hof bevoegd om een verschrijving te verbeteren, wanneer zij duidelijk blijkt uit de context. 4 januari 1979 498
13. - Bevoegdheid - Gemeenteverordening - Bekendmaking - Het Hof mag de aanplakkingsformulieren uit de gedingstukken in aanmerking nemen om na te gaan of de bekendmaking is gebeurd. Wanneer het Hof van Cassatie kennis neemt van een middel ten betoge dat de door de bestreden beslissing toegepaste gemeenteverordening niet wettig is bekendgemaakt, mag het Hof de aanplakkingsformulieren uit de gedingstukken in aanmerking nemen om na te gaan of de bekendmaking overeenkomstig de wet is gebeurd. 29 januari 1979 590 14. - Bevoegdheid - Strafzaken Middel ten betoge dat de rechter de gegevens van de zaak verkeerd heeft beoordeeld - Het Hof is niet bevoegd om daarvan kennis te nemen. Het Hof is niet bevoegd om na te gaan of de rechter de hem voorgelegde gegevens van de zaak al dan niet verkeerd heeft beonrdeeld. (Art. 95 Gw.). 7 februari 1979 657
17. Bevoegdheid Incidentele aangifte in een akte van wraking van Jeden van het Hof van Cassatie of van magistraten van het openbaar ministerie bij het Hof- Misdaden of wanbedrijven door die leden van het Hof of magistraten van het openbaar ministerie, in de uitoefening van hun ambt gepleegdBevoegdheid van het Hoi. Het Hof van Cassatie is bevoegd om kennis te nemen van de aangifte, die incidenteel in een akte van wraking van leden van het Hof of van magistraten van het openbaar ministerie bij het Hof wordt gedaan, van misdaden of wanbedrijven welke door die leden van het Hof of die magistraten van het openbaar ministerie in de uitoefening van hun ambt zouden zijn gepleegd. (Artt. 483, 485, 486 en 494 Sw.) 27 april 1979 1025
18. - Rechtspleging Incidentele aangifte in een akte van wraking van ]eden van het Hof van Cassatie of van magistraten van het openbaar ministerie bij het Hof- Aangifte gebracht voor de kamer die van de wraking kennis neemt. De aangifte, die incidenteel wordt gedaan in een akte tot wraking van leden van het Hof van Cassatie of magistraten van het openbaar ministerie bij het Hof, wordt gebracht voor de kamer die van de wraking kennis neemt. (Artt. 486, tweede lid, en 493 Sw.) 27 april 1979 1025 19. - Rechtstreekse aangifte, incidenteel gedaan in een bij het Hof van Cassatie aanhangige zaak - Onduidelijkheid - Niet ontvankelijke aangifte. Niet ontvankelijk, wegens onduidelijkheid, is de rechtstreekse aangifte, die incidenteel wordt gedaan m een bij het Hof van Cassatie aanhangige zaak en
-49waarin de verzoeker op verwarde en onbegrijpelijke wijze onsamenhangende beschuldigingen uit. 27 april 1979 1025 20. Bevoegdheid Ontdekking door het Hot, bij het onderzoek van een vordering tot verhaal op de rech~er ?! enige andere zaak, van een mzsdnjf waarvoor een rechtbank of een rechter, van de hoedanigheid in art. 479 Sv. omschreven, strafrechtelijk kan worden vervolgd - Verwijzing van de strafkamer naar de burgerlijke kamer en omgekeerd. Wanneer een van de kamers van het Hof van Cassatie, bij het onderzoek van een vordering tat verhaal op de rechter of enige andere zaak, en zonder dat er een rechtstreekse of incidentele aangifte bestaat, een misdrijf ontdekt waarvoor een rechtbank of een rechter van de hoedanigheid in art. 479 Sv. omschreven strafrechtelijk kan worden vervolgd, kan zij ambtshalve verwijzing bevelen; de kamer die kennis neemt van het cassatieberoep in criminele, correctionele of politiezaken beveelt de verwijzing naar de kamer die kennis neemt van het cassatieberoep in burgerlijke zaken en omgekeerd. (Artt. 493 en 494 Sv.) 29 mei 1979 1142 21. - Bevoegdheid - Strafzaken Verzoek tot teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen en invrijheidstelling van een gelnterneerde - Het Hof is niet bevoegd om er kennis van te nemen. Het Hof van Cassatie is niet bevoegd om te bevelen dat de inbeslaggenomen voorwerpen zullen worden teruggegeven, dat een einde zal worden gemaakt aan de internering of dat een ge'interneerde in vrijheid zal worden gesteld. 29 mei 1979 1142 22. - Bevoegdheid - Feit waarvan de regelmatigheid van de cassatierechtspleging afhangt - Familierechtelijke band of aanverwantschap tussen de persoon aan wie het afschrift van een deurwaardersexploot is ter hand gesteld en .de geadresseerde van dat exploot Afwezigheid van die band brengt nietigheid van de betekening van de bestreden beslissing met zich - Bevoegdheid van het Hof om erover te beslissen. Het Hof van Cassatie is bevoegd om de feiten te beoordelen waarvan de regelmatigheid van de rechtspleging voor het Hof afhangt en met name om te beslissen of er al dan niet een familierechtelijke band of aanverwantschap
bestaat tussen de persoon aan wie het afschrift van het exploot van betekening van de beslissing is ter hand gesteld en de geadresseerde van dat exploot. 15 juni 1979 1226 23. - Bevoegdheid - Directe belastingen - Verschrijving in de bestreden beslissing- Bevoegdheid van het Hof om die verschrijving te verbeteren. Bij de beoordeling van een cassatiemiddel is het Hof bevoegd om een verschrijving in de bestreden beslissing te verbeteren, wanneer die duidelijk blijkt uit de gedingstukken. 28 juni 1979 1319
Mdeling 2. - Ambtshalve op te werpen middelen en gronden van niet-ontvankelijkheid. 24. Bevoegdheid - Ambtshalve dpgeworpen middelen - Strafzaken Cassatieberoep van het openbaar ministerie tegen de beklaagde en tegen de burgerrechtelijk aansprakelijke partij Cassatieberoep tegen de beschikkingen van de beslissing ·waarbij een partij burgerrechtelijk aansprakelijk wordt verklaard voor de veroordeling tot betaling van de geldboeten en/of kosten van de strafvordering - Het Hof kan ambtshalve een middel opwerpen. Op het cassatieberoep van het openbaar ministerie tegen de beslissing op de strafvordering zowel t.a.v. de beklaagde als van de burgerrechtelijk aansprakelijke partij, d.w.z. in zoverre deze partij burgerrechtelijk aansprakelijk wordt verklaard voor de veroordeling van de beklaagde tot betaling van de geldboete en/of van de kosten van de strafvordering, kan het Hof ambtshalve een middel opwerpen. (Impliciet.) 19 juni 1979 1246
Mdeling 3. Kamers Voltallige zitting - Algemene vergadering
HOOFDSTUK II VORDERINGEN TOT VERNIETIGING EN CASSATIEBEROEP IN HET BELANG VAN DE WET
25. - Strafzaken - Voorziening van de procureur-generaal - Wetboek van Strafvordering, art. 441 - Vonnis waarbij #m veroordeling wordt uitgesproken wegens een verfaard misdrijf - Vernietiging zonder verwijzing.
-50Op de voorziening van de procureurgeneraal, ingesteld met toepassing van art. 441 Sv., vernietigt bet Hof, zonder verwijzing, bet vonnis waarbij een veroordeling wordt uitgesproken wegens een misdrijf dat was verjaard. 66 19 september 1978 26. - Strafzaken - Voorziening in cassatie van de procureur-generaal Wetboek van Strafvordering, art. 441 Vonnis van de correctionele rechtbank tot veroordeling van de beklaagde tot een straf die het wettelijke maximum te boven gaat - Vernietiging en verwijzing. Op de voorziening van de procureurgeneraal, ingesteld met toepassing van art. 441 Sv., vernietigt bet Hof bet vonnis van de correctionele rechtbank dat de beklaagde veroordeelt tot een straf die bet wettelijk maximum te boven gaat, en verwijst bet de zaak naar een andere correctionele recbtbank. (Artt. 427 en 441 Sv.) 19 september 1978 70 27. - Strafzaken - Voorziening van de procureur-generaal - Wetboek van Strafvordering, art. 441 - Strafvordering vervallen wegens betaling van een geldbedrag - Veroordelend vonnis - Vernietiging zonder verwijzing. 0p de voorziening van de procureurgeneraal, ingesteld met toepassing van art. 441 Sv., vernietigt bet Hof zonder verwijzing bet vonnis dat een veroordeling uitspreekt wegens een feit ten aanzien van betwelk de strafvordering vervallen was door betaling van een geldsom onder de voorwaarden van art. 166 Sv. 19 september 1978 71 28. - Strafzaken - Voorziening van de procureur-generaal - Wetboek van Strafvordering, art. 441 - Veroordeling wegens een teit dat geen misdrijt oplevert - Vernietiging zonder veiWJjzing. Op de voorziening van de procureurgeneraal, ingesteld met toepassing vanart. 441 Sv., vernietigt bet Hof zonder verwijzing bet vonnis tot veroordeling wegens een feit dat geen misdrijf oplevert. (Artt. 7, tweede lid, 9, Gw.) 19 september 1978 72 29. - Strafzaken - Voorziening van de procureur-generaal - Wetboek van Strafvordering, art. 441 - Strafvordering vervallen wegens betaling van een geldsam - Veroordelend vonnis - Vernietiging zonder verwijzing.
Op de voorziening van de procureurgeneraal, ingesteld met toepassing van art. 441 Sv., vernietigt het Hof zonder verwijzing bet vonnis dat een veroordeling uitspreekt wegens een feit ten aanzien van betwelk de strafvordering vervallen was door betaling van een geldsom onder de voorwaarden omscbreven bij art. 166 Sv. 20 september 1978 75 30. - Strafzaken - Voorziening van de procureur-generaal- Wetboek van Strafvordering, art. 441 - Strafzaken Veroordeling van de beklaagde vernietigd Gevolg ten aanzien van de burgerrechtelijk aansprakelijke partij. Wanneer, op de voorziening van de procureur-generaal, ingesteld met toepassing van art. 441 Sv., de veroordeling van de beklaagde vernietigd wordt, strekt die vernietiging zich uit tot het bescbikkende gedeelte van bet vonnis waarbij de burgerrecbtelijk aanprakelijke partij is veroordeeld. 20 september 1978 75 31. Strafzaken - Cassatieberoep van de procureur-generaal - Wetboek van Strafvordering, art. 441- Vonnis tot veroordeling wegens een verjaard misdrijt- Vernietiging zonder verwijzing. Op bet cassatieberoep van de procureur-generaal, ingesteld met toepassing van art. 441 Sv., vernietigt bet Hof, zonder verwijzing, bet vonnis dat een veroordeling uitspreekt wegens een door verjaring gedekt misdrijf. 20 september 1978 77 .32. - Strafzaken - Voorziening van de procureur-generaal - Wetboek van Strafvordering, art. 441 - Vonnis tot veroordeling van een beklaagde die reeds vroeger wegens hetzeltde teit is veroordeeld - Vernietiging zonder verwijzing. Op de voorziening in cassatie van de procureur-generaal, met toepassing van artikel 441 van bet Wetboek van Strafvordering, vernietigt bet Hof zonder verwijzing bet vonnis van de correctionele recbtbank tot veroordeling van een beklaagde wegens een feit · waarvoor deze reeds vroeger is veroordeeld. 20 september 1978 84 33. - Cassatieberoep in het belang van de wet - Arrest van het hot van beroep inzake echtscheiding door onderlinge toestemming - Cassatieberoep van de procureur-generaal bij het Hot van Cassatie in het belang van de wet Voorwaarde.
-51De procureur-generaal bij het Hof van Cassatie kan zich in cassatie voorzien in het belang van de wet tegen een arrest van het hof van beroep waarbij echtscheiding door onderlinge toestemming wordt toegestaan en waartegen geen enkel beroep van de partijen of de procureur-generaal bij het hof van beroep meer mogelijk is. 14 december 1978 445 34. - Strafzaken - Voorziening van de procureur-generaal - Wetboek van Strafvordering, art. 441 - Vonnis van de politierechtbank waarbij de beklaagde wegens een regelmatig gecontraventionaliseerd wanbedrijf tot een correctionele straf wordt veroordeeld - Vernietiging en verwijzing. Op de voorziening van de procureurgeneraal, ingesteld met toepassing van art. 441 Sv., vernietigt het Hof het vonnis van de politierechtbank waarbij de beklaagde wegens een regelmatig gecontraventionaliseerd wanbedrijf tot een correctionele straf wordt veroordeeld en verwijst de zaak naar een andere politierechtbank. (Artt. 427 en 441 Sv.) 30 januari 1979 611 35. - Strafzaken - Voorziening van de procureur-generaal - Wetboek van Strafvordering, art. 441 - Vonnis van de correctionele rechtbank waarbij de beklaagde is veroordeeld zonder dat de zaak regelmatig bij de rechtbank aanhangig is gemaakt - Vernietiging zonder verwijzing. Op de voorziening van de procureurgeneraal, ingesteld met toepassing van art. 441 Sv., vernietigt het Hof, zonder verwijzing, het vonnis waarbij de correctionele rechtbank de beklaagde veroordeelt zonder dat de zaak regelmatig bij de rechtbank aanhangig is gemaakt door een beslissing tot verwijzing van een onderzoeksgerecht gevolgd van een dagvaarding, door een dagvaarding of door de vrijwillige verschijning van de beklaagde. (Artt. 130, 182 en 441 Sv.; art. 15, eerste lid, wet 1 juni 1849.) 30 jan,uari 1979 612 36. Strafzaken - Voorziening in cassatie van de procureur-generaal Wetboek van Strafvordering, art. 441 Vonnis van de politierechtbank tot veroordeling van de beklaagde tot een straf die uitgaat boven het wettelijke maximum - Verjaring van de strafvordering - Vernietiging. Op het cassatieberoep van de procureur-generaal, ingesteld met toepassing van art. 441 Sv., vernietigt het Hof het
vonnis van de politierechtbank dat de beklaagde veroordeelt tot een straf die uitgaat boven het wettelijke maximum. (Artt. 429 en 441 Sv.) 30 januari 1979 613 37. - Cassatieberoep van de procureur-generaal Strafzaken Sv., art. 441 - Vonnis waarbij de beklaagde is veroordeeld tot een straf beneden het wettelijke minimum - Cassatie zonder verwijzing. Wanneer op het cassatieberoep van de procureur-generaal, ingesteld met toepassing van art. 441 Sv., het Hof een vonnis waarbij de beklaagde is veroordeeld tot een straf beneden het wettelijke minimum vernietigt, geschiedt de vernietiging zonder verwijzing en wordt de vernietigde beslissing gehandhaafd, in zoverre zij aan de veroordeelde ten goede komt. (Art. 441 Sv.) 14 februari 1979 698 38. - Cassatieberoep van de procureur-generaal Strafzaken Art. 441 Wetboek van Strafvordering Vonnis waarbij de houder van een buitenlands rijbewijs veroordeeld wordt wegens overtreding van art. 47 Wegverkeerswet, v66r de wijziging van dat artikel door de wet van 9 juli 1976 Art. 47 is niet van toepassing op de houder van een buitenlands rijbewijs en de tegen hem uitgesproken vervallenverklaring van het recht tot sturen is geeindigd - Cassatie zonder verwijzing. Op het cassatieberoep van de procureur-generaal, ingesteld overeenkomstig art. 441 Sv., vernietigt het Hof, zonder verwijzing, het vonnis waarbij de houder van een buitenlands rijbewijs, wiens vervalvan het recht tot sturen geeindigd was, veroordeeld wordt wegens overtreding van art. 47 Wegverkeerswet. (Art. 47 Wegverkeerswet, v66r de wijziging ervan door de wet van 9 juli 1976; art. 441 Sv.) 14 februari 1979. 700 39. - Cassatieberoep van de procureur-generaal - Strafzaken - Wetboek van Strafvordering, art. 441 - Vonnis tot veroordeling van een beklaagde die reeds vroeger wegens hetzelfde feit is veroordeeld - Vernietiging zonder verwijzing. Op het cassatieberoep van de procureur-generaal, ingesteld met toepassing van art. 441 Sv., vernietigt het Hof zonder verwijzing het vonnis van de correctionele rechtbank waarbij een beklaagde is veroordeeld wegens een feit
-52waarvoor hij reeds vroeger is veroordeeld. (Art. 441 Sv.) 14 februari 1979 701 40. - Strafzaken Cassatieberoep van de procureur-generaal - Wetboek van Strafvordering, art. 441 - Vonnis van de correctionele rechtbank tot veroordeling van een minderjarige van beneden de Jeeftijd van achttien jaar op de datum van het feit- Vernietiging. Op het cassatie'Jeroep van de procureur-generaal, ingesteld met toepassing van art. 441 Sv., vernietigt het Hof het vonnis waarbij de correctionele rechtbank een beklaagde veroordeelt die, toen het feit werd gepleegd waarop de veroordeling was gegrond, nog geen achttien jaar oud was. (Art. 441 Sv.; art. 36, 4°, Jeugdbeschermingswet 8 april 1965.) 14 februari 1979 706 41. - Strafzaken - Voorziening van de procureur-generaal - Wetboek van Strafvordering, art. 441 - Vonnis waarbij een veroordeling wordt uitgesproken voor een verjaard misdrijf - Vernietiging zonder verwijzing. Op de voorziening van de procureurgeneraal, ingesteld met toepassing van art. 441 Sv., vernietigt het Hof, zonder verwijzing, het vonnis waarbij een veroordeling is uitgesproken wegens een overtreding.die verjaard was. 14 februari 1979 707 42. - Strafzaken - Voorziening van de procureur-generaal - Wetboek van Strafvordering, art. 441 - Vonnis van de politierechtbank waarbij de beklaagde wordt veroordeeld tot een straf die het wettelijke maximum te hoven gaat Vernietiging van het vonnis. Op de voorziening van de procureurgeneraal, ingesteld met toepassing van art. 441 Sv., vernietigt het Hof het vonnis van de politierechtbank waarbij de beklaagde wordt veroordeeld tot een straf die het wettelijke maximum te hoven gaat. 23 mei 1979 1111
Wanneer verscheidene partijen tegen dezelfde beslissing voorziening in cassatie hebben ingesteld, voegt het · Hof de voorzieningen samen. (Art. 1083 Ger.W.) 22 september 1978 96 44. Procedure - Strafzaken Cassatieberoep van een beklaagde tegen twee arresten waarbij hij wordt veroordeeld - Indiening van een enkel verzoekschrift tot staving van twee cassatieberoepen - Voeging van beide zaken. Als de beklaagde, tot staving van de cassatieberoepen die hij in twee afzonderlijke akten tegen twee te zijnen laste gewezen veroordelende arresten heeft ingesteld, slechts een enkel verzoekschrift indient, kan het Hof beide beroepen samenvoegen. 13 februari 1979 695 45. Rechtspleging Burgerlijke zaken - Cassatieberoep tegen een beslissing en betichting van valsheid van dezelfde beslissing - Voeging van het cassatieberoep en van het verzoekschrift tot betichting van valsheid. Wanneer een partij zich in cassatie heeft voorzien tegen een beslissing en zij het exploot waarbij haar dezelfde beslissing werd betekend, van valsheid beticht, voegt het Hof ambtshalve het cassatieberoep en het verzoekschrift tot betichting van valsheid samen. (Art. 1083 Ger.W.) 15 juni 1979 1226
HOOFDSTUK IV VERNIETIGING -
OMVANG
46. - Omvang - Strafzaken - Burgerlijke rechtsvorderingen - Eindbeslissing op een van de rechtsvorderingen en geen eindbeslissing op de andere Veroordelingen door dezelfde onwettigheid aangetast - Voorziening van het Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds, vrijwillig tussengekomen partij Afstand van de voorziening tegen de niet definitieve beslissingen zonder berusting - Vernietiging van de eindbeslissing HOOFDSTUK III brengt vernietiging van de niet definitieve beslissingen mee. ARRESTEN- VORM Wanneer de rechter, bij wie meerdere Afdeling 1.- Vorm. burgerlijke rechtsvorderingen tegen het Afdeling 2.- Voeging; rechtspleging. Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds, vrijwillig tussengekomen partij, 43. Rechtspleging - Burgerlijke aanhangig zijn, beslissingen heeft gewezaken - Voorziening in cassatie door zen welke door dezelfde onwettigheid verscheidene partijen tegen dezelfde zijn aangetast, een van deze beslissingen beslissing- Samenvoeging. een eindbeslissing is en de andere niet,
-53brengt de inwilliging van de voorziening van het Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds tegen de eerste beslissing vernietiging van de andere mee, zelfs indien het Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds, zonder erin te berusten, afstand gedaan heeft van zijn voorziening tegen deze laatste beslissingen . 278 8 november 1978 Afdeling 1. Afdeling 2. Afdeling 3. -
Algemene begrippen. Belastingzaken. Burgerlijke zaken.
47. - Omvang- Burgerlijke zaken Beschikkend gedeelte niet te onderscheiden ten opzichte van de vernietiging- Begrip. In burgerlijke zaken is, ten opzichte van de omvang van de vernietiging, geen beschikkend gedeelte dat onderscheiden is van het door het cassatieberoep bestreden beschikkende gedeelte, datgene waartegen door geen van de partijen in het cassatiegeding een ontvankelijke voorziening kon worden ingesteld. 22 september 1978 103 48. - Omvang - Burgerlijke zaken - Cassatie beperkt tot het dee] van het arrest waarop het door het cassatiearrest aangenomen middel betrekking heeft. Wanneer meerdere punten van het bestreden arrest in afzonderlijke middelen worden aangevochten en maar een enkel middel wordt aangenomen of wanneer de aangenomen middelen slechts op een enkel punt betrekking hebben, slaat de cassatie enkel op die delen of op dat deel van de bestreden beslissing waarop de aangenomen middelen of het aangenomen middel betrekking hebben. 22 december 1978 485 49. - Omvang- Burgerlijke zaken Vernietiging van een beslissing Brengt vernietiging mee van de beslissing die voortvloeit uit de eerste beslissing. Vernietiging ten gevolge van de aanneming van een middel brengt verni~ti ging mee van de beslissingen die voortvloeien uit het vernietigde beschikkende gedeelte. 1 maart 1979 781 50. - Omvang- Burgerlijke zaken Vernietiging van een beslissing Brengt vernietiging mede van de beslissing die slechts het gevolg is van de eerste.
Vernietiging van een beslissing leidt tot vernietiging van de beslissing die slechts het gevolg is van de eerste beslissing. 918 4 april 1979 Afdeling 4. - Dienstplichtzaken. Afdeling 5. - Strafzaken. 51. - Omvang - Strafzaken - Burgerlijke rechtsvordezing Beslissing waarbij de aansprakelijkheid voor aan de burgerlijke partij veroorzaakte schade tussen de beklaagde en de burgerlijke partij ten belope van een derde en van twee derde wordt verdeeld Vernietiging, op de voorziening van de beklaagde, van de beslissingen op de strafvordering en op de burgerlijke rechtsvordering Vernietiging welke niet geldt voor de beschikking die de aansprakelijkheid van de burgerlijke partij vaststelt. Wanneer de rechter de aansprakelijkheid voor aan de burgerlijke partij veroorzaakte schade heeft verdeeld tussen de beklaagde en die partij, en het Hof de beslissingen op de strafvordering en op de burgerlijke rechtsvordering ten laste van de beklaagde op diens voorziening vernietigt, geldt die vernietiging niet voor de beschikking dat de burgerlijke partij voor ten minste twee derde aansprakelijk is voor het ongeval en de gevolgen daarvan. 6 september 1978 12
§ 1. Strafvordering in cassatie.
Beklaagde is
52. - Omvang- Strafzaken - Onwettige gevangenisstraf- Volledige cassatie met verwijzing. De ontwettigheid van de gevangenisstraf tast de gehele straf aan en heeft vernietiging van de gehele veroordeling op de strafvordering tot gevolg. 5 september 1978 7 53. - Omvang - Strafzaken - Niet beperkte voorziening van de beklaagde - Vernietiging van de beslissing op de strafvordering - Brengt dientengevolge vernietiging mede van de eindbeslissing op de tegen de beklaagde ingestelde burgerlijke rechtsvordering, zelfs in geval van vernietiging van de beslissing op een ambtshalve voorgedragen middel. Vernietiging, op de niet beperkte voorziening van de beklaagde, van de veroordeling op de strafvordering brengt vernietiging mede van de eindbeslissing op
-54de tegen hem ingestelde burgerlijke beschikking volgens welke de eerste rechtsvordering, die het gevolg is van de bestuurder een fout heeft begaan waareerste, zelfs in geval van vernietiging voor hij aansprakelijk is. van de beslissing op een ambtshalve 27 september 1978 122 voorgedragen middel. 56. Omvang Strafzaken 5 september 1978 7 Onwettige geldboete - Volledige vernie54. - Omvang - Strafzaken - Bou- tiging. De vernietiging van een veroordeling wen zonder voorafgaande schriftelijke en uitdrukkelijke vergunning van het wegens onwettigheid van de geldboete college van burgemeester en schepenen die samen met een hoofdgevangenisstraf - Een enkele straf, nl. een geldboete, en stuurverbod is opgelegd, is volledig wegens dit misdrijt en een ander mis- en geschiedt met verwijzing. drijt- Straf wettelijk verantwoord door 5 december 1978 398 dit ander misdrijt - Beslissing waarbij bovendien wegens het eerste misdrijt 57. Omvang Stratzaken wordt bevolen dat de plaats in de vorige Bedrieglijke bankbreuk - Een enkele staat zal worden hersteld - Beslissing straf, t. w. een hootdgevangenisstraf en dienaangaande niet wettelijk verant- een geldboete, wegens die gecorrectionawoord - Cassatie en verwijzing beperkt Jiseerde misdaad en een wanbedrijf tot het beschikkende gedeelte waarbij « oplichting » - Straf wettelijk verantwordt bevolen de plaats in de vorige woord door dat wanbedrijt - Beslissing waarbij boyendien, wegens bedrieglijke staat te herstellen. In geval van aanneming van het bankbreuk, wordt bevolen dat aile middel dat hieruit is afgeleid dat niet bedrieglijk weggenomen goederen, rechwettelijk verantwoord is de veroordeling ten en aandelen aan de gezamenlijke om te hebben gebouwd zonder vooraf- schuldeisers worden teruggegeven en dat gaande, schriftelijke en uitdrukkelijke de veroordeling bij uittreksel wordt vergunning van het college van burge- bekendgemaakt - Beslissing dienaanmeester en schepenen, welk misdrijf is gaande niet wettelijk verantwoord omschreven bij de artt. 44 en 64 wet Vernietiging en verwijzing beperkt tot houdende organisatie van de ruimtelijke het beschikkende gedeelte waarbij ordening en van de stedebouw, en wan- teruggave aan de massa en bekendmaneer slechts een enkeie straf, nl. een king worden bevolen. In geval van aanneming van het geldboete, is uitgesproken wegens dit wanbedrijf en een ander misdrijf, en middel dat hieruit is afgeleid dat niet deze straf wettelijk verantwoord blijft wettelijk verantwoord is de veroordeling door dit laatste misdrijf, blijven cassatie wegens bedrieglijke bankbreuk en een en verwijzing beperkt tot het beschik- enkele straf is uitgesproken, t.w. een kende gedeelte waarbij, wegens dit wan- hoofdgevangenisstraf en een geldboete, bedrijf, is beslist dat de plaats in de wegens die gecorrectionaliseerd,e misdaad en een wanbedrijf « oplichting », vorige staat moet worden hersteld. 67 nu die straf wettelijk verantwoord blijft 19 september 1978 door dat wanbedrijf, zijn vernietiging en 55. - Omvang - Stratzaken - Bur- verwijzing beperkt tot het beschikkende gerlijke rechtsvorderingen - Beslissing gedeelte waarbij, wegens bedrieglijke waarbij alle aansprakelijkheid voor een bankbreuk, wordt bevolen dat aile ongeval ten laste van de bestuurder van bedrieglijk weggenomen goederen, recheen voertuig wordt gelegd - Cassatie op ten en aandelen aan de gezamenlijke grand dat de rechter onwettig heeft schuldeisers worden teruggegeven en de bij uittreksel wordt beslist dat de bestuurder van het andere veroordeling bekendgemaakt. voertuig geen tout heeft begaan Cassatie die zich niet uitstrekt tot de 455 18 december 1978 beschikking volgens welke de eerste 58. - Omvang - Strafvordering bestuurder een tout heeft begaan waarTwee verschillende beslissingen over de voor hij aansprakelijk is. Wanneer in een beslissing .aile aan- schuld en de strat - Voorziening tegen Voorziening sprakelijkheid voor een ongeval ten laste de tweede beslissing van de bestuurder van een voertuig waardoor de eerste beslissing noodzakewordt gelegd omdat de rechter onwettig lijk aan het onderzoek van het Hot heeft beslist dat de bestuurder van het wordt voorgelegd. Wanneer de rechter in correctionele andere voertuig geen fout heeft begaan, strekt de cassatie zich niet uit tot de en politiezaken afzonderlijk heeft beslist
-=- 55 ...;..;.. over de schuld, enerzijds, en de straf, anderzijds, brengt de voorziening tegen de tweede beslissing noodzakelijk mee dat het Hof de wettigheid van de eerste beslissing moet onderzoeken. 8 mei 1979 1066 59. - Omvang - Strafzaken - Strafvordering - Veroordeling tot een geldboete en een vervangende gevangenisstraf wegens een eerste telastlegging en tot verschillende geldboeten en vervangende gevangenisstraffen wegens andere telastleggingen - Vermindering van het totaal van de vervangende gevangenisstraffen tot zes maanden Niet beperkte voorziening van de beklaagde - Vernietiging van de beslissing op de eerste telastlegging Vervangende gevangenisstraffen voor de overige telastleggingen overschrijden niet zes maanden - Vernietiging strekt zich uit tot de beslissing waarbij het totaal van de vervangende gevangenisstraffen wordt verminderd tot zes maanden. Wanneer de rechter, na een beklaagde te hebben veroordeeld, enerzijds, tot een geldboete en een vervangende gevangenisstraf wegens een eerste telastlegging, en, anderzijds, tot verschillende geldboeten en vervangende gevangenisstraffen wegens andere telastleggingen, met toepassing van de artikelen 40 en 60 van het Strafwetboek, het totaal van de vervangende gevangenisstraffen heeft verminderd tot zes maanden, strekt de vernietiging van de beslissing op de eerstgenoemde telastlegging, op de niet beperkte voorziening van de beklaagde, zich uit tot de beslissing waarbij het totaal van de vervangende gevangenisstraffen wordt verminderd tot zes maanden, indien het totaal van de vervangende gevangenisstraffen, uitgesproken wegens de andere telastleggingen, de zes maanden niet bereikt. 12 juni 1979 1214 60. - Verzet - Strafzaken - Verwerping arrest - Bepalingen van art. 420ter Sv. inachtgenomen - Verzet niet ontvankelijk. Niet ontvankelijk is het verzet tegen een arrest van het Hof van Cassatie waarbij het cassatieberoep van de verzetdoende partij tegen een arrest in strafzaken is verworpen met inachtneming van art. 420ter Sv. 13 juni 1979 1219
61. - Omvang - Strafzaken - Inter-~ nering - Nietigverklaring van de beslissing tot onmiddellijke tenuitvoerlegging
van die internering - Nietigverklaring zonder invloed op de eigenlijke interneringsbeslissing. De nietigverklaring van de beslissing tot onmiddellijke tenuitvoerlegging van de internering van een verdachte die in vrijheid is, heeft geen invloed op de eigenlijke interneringsbeslissing. 1249 19 juni 1979 § 2. Strafvordering - Openbaar ministerie is (mede) in cassatie.
62. - Omvang - Strafzaken - Voorziening van het openbaar ministerie tegen de beklaagde en de voor deze burgerrechtelijk aansprakelijke partij Vernietiging van de beslissing waarbij de beklaagde wordt veroordeeld - Die vernietiging brengt vernietiging mede van het beschikkende gedeelte m.b.t. de burgerrechtelijk aansprakelijke partij. Vernietiging op de voorziening van het openbaar ministerie tegen de beklaagde en de voor hem burgerrechtelijke aansprakelijke partij van de veroordeling van de beklaagde brengt vernietiging mede van de beslissing waarbij deze partij burgerrechterlijk aansprakelijk wordt verklaard voor de veroordeling van de beklaagde. 20 september 1978 73 63. - Omvang - Strafzaken Beslissing van onbevoegdverklaring op de strafvordering en op de burgerlijke rechtsvordering - Cassatieberoep van het openbaar ministerie - Omvang van de cassatie. Wanneer de bestreden beslissing de rechter, die kennis heeft genomen van de strafvordering en van de burgerlijke rechtsvordering, ten onrechte onbevoegd verklaart, vernietigt het Hof de beslissing, in zoverre zij op beide rechtsvorderingen recht doet, ook al heeft het openbaar ministerie tegen die beslissing geen cassatieberoep ingesteld. 23 januari 1979 577 64. - Omvang - Strafzaken - Voorziening van het openbaar ministerie tegen de beklaagde en de voor hem burgerrechtelijk aansprakelijke - Vernietiging van de beslissing waarbij de beklaagde wordt veroordeeld Die vernietiging brengt vernietiging mede van het beschikkende gedeelte m.b.t. de burgerrechtelijk aansprakelijke partij. Vernietiging op de voorziening van het openbaar ministerie tegen de beklaagde en de voor deze burgerrechtelijke aansprakelijke partij van de veroordeling
-56§ 3. Burgerlijke rechtsvordering van de beklaagde brengt vernietiging tegen beklaagde. mede van de beslissing waarbij die partij burgerrechtelijk aansprakelijk 68. B_trafzaken Burgerlijke wordt verklaard voor de veroordeling rechtsvordermgen - Beslissing waarbij van de beklaagde. 880 alle aansprakelijkheid voor een aan een 27 maart 1979 derde veroorzaakt ongeval ten Jaste van ef!n beklaagde wordt gelegd, met uitslui65. - Omvang - Strafzaken- Voor- ti.nlf van de andere beklaagde - Vernieziening van het openbaar ministerie van de beslissing op de burgerVernietiging van het beschikkende tipng rechtsvordering van de eerste gedeelte wat de strafvordering betreft - li;ke bekll!ag_de tegen ~e tweede beklaagde Strekt zich niet uit tot het beschikkende tot vnjspraak van de tweede gedeelte waarin uitspraak wordt gedaan Beslissmg bekl~agde en tot afwijzing van de burover de burgerlijke rechtsvorderingen. rechtsvordering van een derde Wanneer op de voorziening aileen van gerlijke tegen deze beklaagde ook onwettig het openbaar ministerie het Hof het Onbeperkte voorziening van de eerste beschikkende gedeelte van een vonnis bf!klaagde - Vernietiging van de beslisop de strafvordering vernietigt, strekt smg tot .veroo!deling van die beklaagde die vernietiging zich niet uit tot het z.~ch wt tot de beslissing op de beschikkende gedeelte waarin uitspraak strekt burgerlijke rechtsvordering van de derde wordt gedaan over de burgerlijke rechts- tegen de tweede beklaagde - Grens. vorderingen. Wanneer een beslissing de aansprake3 april 1979 911 lijkheid voor een aan een derde veroorzaakt ongeval helemaal ten laste van een beklaagde legt met uitsluiting van de 66. - Omvang - Strafzaken - Straf- andere en de vernietiging van deze vordering - Veroordeling tot een enkele ~esli~sing gegrond is op dezelfde onwetgevangenisstraf en een geldboete wegens tigheid als de beslissing tot afwijzing versche!dene misdrijven - Veroordeling van de rechtsvordering van die derde bovend1en tot vervallenverklaring van tegen de tweede beklaagde, strekt de het recht een voertuig te besturen vernietiging, op de onbeperkte voorziewegens een van die misdrijven alleen - nin~ ":an de eerste beklaagde, van de Onwettigheid . va!! de veroordeling b.eshssmg op de burgerlijke rechtsvordewegens dat misdrijf - Gehele vernieti- rmg tegen he~ zich uit tot de beslissing ging. op de burgerhJke rechtsvordering ·van de Wanneer de beklaagde wegens ver- derde tegen de tweede beklaagde, in scheidene misdrijven tot een enkele zoverre deze beslissing t.a.v. de eerste gevangenisstraf en een geldboete wordt beklaagde is gewezen. veroordeeld en de rechter bovendien als 20 september 1978 77 straf vervailenverklaring van het recht e~~ voertui~ te besturen oplegt en erop 69. - Omvang - Strafzaken - Niet WIJSt dat ZlJ aileen wordt uitgesproken wegens . e~n. van die misdrijven, brengt beperkte_ v_o~rziening van de beklaagde de vermet1gmg wegens onwettigheid van - Vermeti1png van de beslissing op de Brengt vernietiging de veroordeling voor dit laatste misdrijf strafvordermg vernietiging mede van de gehele veroor- D?~e van de eindbeslissing op de burgerhike rechtsvordering tegen de beklaagde d~ling en dus ook in zoverre zij betrek- Z,elf_s indien de vernietiging van de kmg heeft op de andere misdrijven. beslissmg op de strafvordering ambts19 juni 1979 1246 halve wordt uitgesproken. . Vt:;rnietiging, op de niet beperkte voorz~emng van de beklaagde, van de beslis67. Omvang Strafzaken s;n.g op de strafvordering brengt vernieOnwettige vervangende gevangenisstraf tigmg mee _van de eindbeslissing op de - Vernietiging en verwijzing beperkt tot tegen ?em I_Ligestelde burgerlijke rechtsdat punt van het beschikkende gedeelte. vor~er~ng, d1e het gevolg is van de eerste Wanneer een veroordelend arrest z:elfs. indien die vernietiging wordt vernietigd omdat de rechter beshssmg, ambtshalve 1s mtgesproken. · onwettige vervangende gevangenisstraf20 september 1978 80 fen heeft uitgesproken, zijn vernietiging en verwijzing beperkt tot dat beschik70:.- Omvang - Strafzaken - Burkende gedeelte. gerlij~e z:echtsvordering - Niet beperkte 1264 voorz1enmg van de beklaagde - Vernie20 juni 1979
-57tiging van de beslissing op de strafvordering - Brengt vernietiging mee van de eindbeslissing op de burgerlijke rechtsvordering tegen de beklaagde, ook al wordt die vernietiging uitgesproken op een middel van ambtswege. Vernietiging, op de niet beperkte voorziening van de beklaagde, van de beslissing op de strafvordering brengt vernietiging mee van de eindbeslissing op de tegen hem ingestelde burgerlijke rechtsvordering, welke het gevolg is van de eerste, ook al wordt die vernietiging uitgesproken op een middel van ambtswege. 10 oktober 1978 165 71. - Omvang - Strafzaken - Burgerlijke rechtsvordering - Voorziening van de beklaagde - Vernietiging van de beslissing op de strafvordering - Brengt vernietiging mede van de niet definitieve beslissing op de burgerlijke rechtsvordering die· het gevolg is van de eerste Zelfs indien het cassatieberoep tegen die laatste beslissing voorbarig is. Vernietiging, op het cassatieberoep van de beklaagde, van de beslissing op de strafvordering brengt vernietiging mede van de niet definitieve beslissing op de burgerlijke rechtsvordering, die het gevolg is van de eerste, hoewel het cassatieberoep tegen laatstgenoemde beslissing vooralsnog niet ontvankelijk is. 18 oktober 1978 193 72. - Omvang - Strafzaken - Burgerlijke rechtsvordering - Vernietiging met verwijzing van de beslissing op de strafvordering wegens de onmogelijkheid van het Hof te toetsen of die vordering al dan niet verjaard was Vernietiging van de beslissing op de burgerlijke rechtsvordering die het gevolg is van de eerste. Vernietiging van de beslissing op de strafvordering, die met verwijzing is uitgesproken omdat het Hof niet kan nagaan of die rechtsvordering al dan niet verjaard was, brengt vernietiging mede van de beslissing op de burgerlijke rechtsvordering die het gevolg is van de eerste beslissing. 360 29 november 1978
Cassatieberoep van de eiser als burgerIijke partij - Vernietiging van de beslissing op de rechtsvordering van die burgerlijke partij - Beslissing vernietigd omdat de aan de verweeder verweten fout op onwettige wijze niet bewezen is verklaard - Burgerlijke rechtsvordering van de verweerder tegen de eiser Beslissing op die rechtsvordering geen eindbeslissing - Beslissing niet bestreden en niet vatbaar voor cassatieberoep - Beslissing op dezelfde onwettigheid gegrond als die waarop de door de voorziening bestreden beslissing berust - Vernietiging mede van die beslissing -Grens. Wanneer een partij met uitsluiting van de andere partij volledig aansprakelijk wordt gesteld voor een ongeval en de beslissing op de burgerlijke rechtsvordering van de eiser in cassatie vernietigd wordt, omdat de aan de verweerder verweten fout op onwettige wijze niet bewezen is verklaard, geldt de vernietiging van de beslissing op die rechtsvordering voor de niet definitieve en door dezelfde onwettigheid aangetaste beslissing op verweerders burgerlijke rechtsvordering tegen de eiser, ook al is tegen die beslissing geen cassatieberoep ingesteld, doch de vernietiging geldt niet voor de beslissing dat de eiser een fout heeft begaan die in oorzakelijk verband staat met het ongeval en evenmin voor de beslissing waarbij het bedrag van de door de verweerder geleden schade wordt vastgesteld. 10 januari 1979 520
74.- Omvang- Strafzaken- Niet beperkt cassatieberoep van de beklaagde - Vernietiging van de beslissing op de strafvordering - Brengt dientengevolge vernietiging mede van de definitieve en niet definitieve beslissingen op de tegen hem ingestelde burgerlijke J'echtsvorderingen, die het gevolg zijn van de eerste beslissing. Vernietiging, op het niet beperkte cassatieberoep van de beklaagde, van de beslissing op de strafvordering brengt vernietiging mede van de definitieve en niet definitieve beslissingen op de tegen hem ingestelde burgerlijke rechtsvorderingen die het gevolg zijn van de eerste 73. - Omvang - Strafzaken - Bur- beslissing, hoewel het cassatieberoep gerlijke rechtsvorderingen Rechts- tegen de niet definitieve beslissingen vordering van de eiser, beklaagde en · t tv k l"k · 1 ·''k rt·· t d on an e lJ 1s. burgenJ] e pa IJ, egen e verwee.l'd er, voora. snog me . 23 Januan 1979 578 beklaagde en burgerlijke partij - Beslissing waarbij de eiser volledig aan-~ sprakelijk wordt gesteld voor een onge75. - Omvan_g -:- Strafzaken - Niet val met uitsluiting van de verweerder beperkte voorz1emng van de beklaagde
.,--- 58 - Vernietiging van de beslissing op de strafvordering - Vernietiging dientengevolge van de eindbeslissing op de tegen de beklaagde ingestelde burgerlijke rechtsvordering, zelfs indien de vernietiging van de beslissing op de strafvordering ambtshalve is uitgesproken. De vernietiging, op de niet beperkte voorziening van de beklaagde, van de beslissing op de strafvordering brengt vernietiging mede van de eindbeslissing op de tegen die eiser ingestelde burgerlijke rechtsvordering die het gevolg is. van de eerste beslissing, ook al is die vernietiging ambtshalve uitgesproken. 7 februari 1979 655 76. - Omvang - Strafzaken - Vernietiging van de beslissing waarbij de beklaagde wordt veroordeeld - Burgerrechtelijk aansprakelijke partij die zich niet of althans onregelmatig in cassatie heeft voorzien - Gevolgen van de vernietiging t.a. v. die partij. Wanneer de beslissing tot veroordeling van de beklaagde op diens voorziening wordt vernietigd en de burgerrechtelijk aansprakelijke partij zich niet of althans onregelmatig in cassatie heeft voorzien, heeft de beslissing, waarbij die partij voor de veroordeling van de beklaagde burgerrechtelijk aansprakelijk wordt verklaard, geen bestaansreden meer. 7 februari 1979 655 77.- Omvang- Strafzaken- Buz·gerlijke rechtsvordering - Beslissing waarbij aile aansprakelijkheid voor een ongeval ten laste van de beklaagde wordt gelegd- Geen antwoord op de conclusie waarin aan het slachtoffer een tout wordt toegeschreven waardoor het ongeval mede is veroorzaakt - Vernietiging die zich niet uitstrekt tot de beslissing dat de beklaagde een tout heeft begaan waarvoor hlj aansprakelijk is. Wanneer een beslissing, waarbij alle aansprakelijkheid voor een ongeval ten laste van de beklaagde wordt gelegd, vernietigd wordt op grond dat de rechter niet geantwoord heeft op de conclusie waarin aan het slachtoffer een fout wordt toegeschreven waardoor het ongeval mede is veroorzaakt, strekt de vernietigii~g zich niet uit tot de beslissing dat de beklaagde een fout heeft begaan waarvoor hij aansprakelijk is. 13 februari 1979 684 78. - Omvang - Strafzaken - Burgerlijke rechtsvorderingen - VeroordeJende beslissingen die lijden aan
dezelfde onwettigheid - Eindbeslissing op de ene rechtsvordering en geen eindbeslissing op de andere - Cassatieberoep van de beklaagde - Vernietiging van de eindbeslissing - Cassatie die Jeidt tot vernietiging van de niet definitieve beslissing. Wanneer de rechter, die kennis heeft genomen van twee burgerlijke rechtsvorderingen tegen de beklaagde, beslissingen heeft gewezen die aan dezelfde onwettigheid lijden en de ene beslissing een eindbeslissing is en de andere niet, heeft de aanneming van het cassatieberoep van de beklaagde tegen de eerste beslissing vernietiging van de tweede ten gevolge, zelfs indien het cassatieberoep tegen die tweede beslissing vooralsnog niet ontvankelijk is. 21 februari 1979 747 79. - Omvang Strafvordering Burgerlijke rechtsvordering Niet beperkte voorziening van de beklaagde - Vernietiging van de beslissing op de strafvordering Brengt vernietiging mee van de eindbeslissing op de burgerJijke rechtsvordering tegen de beklaagde. Vernietiging, op de niet beperkte voorziening van de beklaagde, van de beslissing op de strafvordering brengt vernietiging mee van de eindbeslissing op de tegen hem ingestelde burgerlijke rechtsvordering, welke het gevolg is van de eerste. 14 maart 1979 825 80. - Omvang - Strafzaken - Burgerlijke rechtsvorderingen - Veroordelingen die aan dezelfde onwettigheid Jijden - Eindbeslissing op efm van de rechtsvorderingen en geen eindbeslissing op de andere - Cassatieberoep van de beklaagde - Cassatie van de eindbeslissing - Cassatie die vernietiging meebrengt van de tweede beslissing, zelfs indien het cassatieberoep tegen deze laatste beslissing vooralsnog niet ontvankelijk is. Wanneer de rechter, die kennis .heeft genomen van twee burgerlijke rechtsvorderingen, de ene ingesteld door de beklaagde tegen de medebeklaagde en de andere ingesteld door de medebeklaagde tegen de beklaagde, beslissingen heeft gewezen welke aan dezelfde onwettigheid lijden en een van de beslissingen een eindbeslissing is en de andere niet, brengt de inwilliging van het cassatieberoep van de verzekeraar tegen de eerste beslissing vernietiging mede van de tweede, zelfs indien het
-59cassatieberoep tegen deze laatste beslissing vooralsnog niet ontvankelijk is. 930 4 april 1979 81. - Omvang - Strafzaken - Burgerlijke rechtsvorderingen - VeroordeJende beslissingen waaraan dezelfde onwettigheid kleeft - Eindbeslissingen op·· twee van die rechtsvorderingen en geen eindbeslissingen op de andere Cassatieberoep van de verzekeraar van de beklaagde, eigenaar van het voertuig - Afstand van het cassatieberoep tegen de niet definitieve beslissingen, zonde.~ beru'sting - Vernietiging van de eindbeslissingen - Cassatie die leidt tot vernietiging van de niet definitieve beslissingen. Wanneer de rechter, die kennis heeft genomen van verschillende burgerlijke rechtsvorderingen tegen de beklaagde en de W A.M.-verzekeraar van het door de beklaagde bestuurde voertuig, beslissingen heeft gewezen waaraan dezelfde onwettigheid kleeft, zekere van die beslissingen eindbeslissingen zijn en de andere niet, brengt aanneming van het cassatieberoep van de verzekeraar tegen de eerste beslissingen vernietiging mede van de tweede beslissingen, ook al heeft de verzekeraar, zonder erin te berusten, afstand gedaan van zijn cassatieberoep tegen die laatste beslissingen. 24 april 1979 999
82. - Onwang - Strafzaken - Burgerlijke rechtsvordering - Cassatieberoep van de beklaagde - Cassatie van de beslissing op de strafvordering Brengt vernietiging mede van de niet definitieve beslissing op de burgerlijke rechtsvorderingdie het gevolg is van de eerste, zelfs indien het cassatieberoep tegen die laatste beslissing voorbarig is. Vernietiging, op het cassatieberoep van de beklaagde, van de beslissing op de strafvordering brengt vernietiging mede van de niet definitieve beslissing op de burgerlijke rechtsvordering, die het gevolg is van de eerste, hoewel het cassatieberoep .tegen laatstgenoemde beslissing vooralsnog niet ontvankelijk is. 1044 2 mei 1979 83. - Omvang - Strafzaken - Cassatieberoep van de beklaagde - Vernietiging van de beslissing op de strafvordering - Brengt vernietiging mede van de niet definitieve beslissing op de tegen hem ingestelde burgerlijke rechtsvordering - Zelfs indien de vernietiging van de beslissing op de strafvordering ;s
uitgesproken op een middel van ambts:_ wege. Vernietiging, op het cassatieberoep van de beklaagde, van de beslissing op de strafvordering brengt vernietiging mede van de niet definitieve beslissing op de tegen hem ingestelde burgerlijke rechtsvordering, ook al is die eerste vernietiging uitgesproken op een middel van ambtswege. 16 mei 1978 1096 84. - Omvang - Strafzaken - Niet beperkte voorziening van de beklaagde - Vernietiging van de beslissing op de strafvordering Brengt vernietiging mede van de definitieve en niet definitieve beslissingen op de tegen hem ingestelde burgerlijke rechtsvorderingen die het gevolg zijn van de eerste Niettegenstaande afstand, zonder berusting, van de voorziening tegen die Jaatste beslissingen. Cassatie, op de niet beperkte voorzie:qing van de beklaagde, van de beslissing op de strafvordering brengt vernietiging mede van de definitieve en niet definitieve beslissingen op de tegen hem ingestelde burgerlijke r·echtsvorderingen, die het gevolg zijn van de eerste, zelfs indien de eiser afstand heeft gedaan van zijn voorziening tegen de niet definitieve beslissing, zonder erin te berusten. 22 mei 1979 1103 85. - Omvang - Strafzaken - Niet beperkte voorziening van de beklaagde - Vernietiging van de beslissing op de stran·ordering Brengt vernietiging met zich voor de niet definitieve beslissing op de rechtsvordering van de burgerlijke partij, niettegenstaande de nietontvankelijkheid van de voorziening tegen deze beslissing en de afstand van deze voorziening zonder berusting Zelfs indien de vernietiging van de beslissing op de strafvordering op een middel van ambtswege is uitgesproken. Vernietiging, op de niet beperkte voorziening van de beklaagde, van de beslissing op de strafvordering brengt de vernietiging mede van de niet definitieve beslissing op de tegen hem ingestelde burgerlijke rechtsvordering, die het gevolg is van de eerste beslissing, hoewei de voorziening tegen de beslissing op de burgerlijke rechtsvordering vooralsnog niet ontvankelijk is en de beklaagde van deze voorziening afstand heeft gedaan zonder in die beslissing te berusten, ook al is de vernietiging van
-60de beslissing op de strafvordering uitge- die op dezelfde onwettigheid is gegrond sproken op een middel van ambtswege. en waartegen hij zich regelmatig in 22 mei 1979 1107 cassatie heeft voorzien, zelfs indien de vernietiging van de beslissing op de strafvordering ambtshalve is uitgespro86. - Omvang - Strafzaken - Bur- ken. gerlijke rechtsvorderingen Rechts20 september 1978 80 vordering van de beklaagde tegen de medebeklaagde en rechtsvordering tegen 88. - Omvang - Strafzaken - Voorde beklaagde - Niet definitieve beslissing op de tweede rechtsvordering en ziening van de beklaagde tegen de definitieve beslissing op de eerste beslissing op de strafvordering en tegen rechtsvordering Beslissingen op de eindbeslissingen op de tegen en door dezelfde onwettige reden gegrond - hem ingestelde burgerlijke rechtsvordeCassatieberoep van de beklaagde tegen ringen - Vernietiging van de beslissinbeide beslissingen Cassatieberoep gen op de strafvordering en de tegen de tegen de eerste beslissing ontvankelijk beklaagde ingestelde burgerlijke rechts- Afstand van het cassatieberoep tegen vordering - Brengt vernietiging mee de tweede beslissing - Afstand die geen van de beslissing op de door de berusting is in die beslissing - Vernieti- beklaagde ingestelde burgerlijke rechtsging van de eerste beslissing - Brengt vordering die aan dezelfde onwettigheidvernietiging mede van de tweede beslis- Jijdt. Vernietiging, op de voorziening van de sing. Wanneer de beslissing op de burger- beklaagde, van de beslissing op de lijke rechtsvordering van de verdachte strafvordering en van de eindbeslissing tegen een medeverdachte en de beslis- op de tegen hem ingestelde burgerlijke brengt vernietiging sing op de burgerlijke rechtsvordering rechtsvordering tegen de verdachte op dezelfde onwettig- mede van de eindbeslissing op de door heid zijn gegrond, en de verdachte zich hem ingestelde burgerlijke rechtsvordein cassatie heeft voorzien tegen de ring die aan dezelfde onwettigheid lijdt eerste beslissing die een eindbeslissing en waartegen hij zich regelmatig in is, in de zin van art. 416 Sv., en hij zich cassatie heeft voorzien. 20 september 1978 82 ook in cassatie heeft voorzien tegen de tweede beslissing, die geen eindbeslissing is, doch, zonder in die beslissing te 89. - Omvang - Strafzaken - Verberusten, afstand heeft gedaan van het nietiging van de beslissing tot veroordecassatieberoep daartegen, brengt de ver- Jing van de beklaagde - Burgerrechtenietiging van de eerste beslissing vernie- Jijk aansprakelijke partij die zich niet tiging mede van de tweede. regelmatig in cassatie heeft voorzien 19 juni 1979 1251 Gevolgen van de vernietiging t.a. v. die partij. Wanneer de beslissing tot veroordeling § 4. Andere burgerlijke rechtsvordevan de beklaagde vernietigd wordt op ringen. diens voorziening en de burgerrechtelijk 87. - Omvang - Voorziening van de aansprakelijke partij zich niet dan onrebeklaagde tegen de beslissing op de gelmatig in cassatie heeft voorzien, heeft strafvordering en tegen de eindbeslissin- de beslissing, waarbij die partij burgergen op de tegen en de door hem rechtelijk aansprakelijk wordt verklaard, ingestelde burgerlijke rechtsvorderingen voor de veroordeling van de beklaagde - Vernietiging van de beslissingen op geen bestaansreden meer. de tegen de beklaagde ingestelde burger8 november 1978 293 lijke rechtsvordering en strafvordering Brengt vernietiging mee van de 90. - Omvang - Strafzaken - Burbeslissing op de door de beklaagde gerlijke rechtsvordering - Voorziening ingestelde burgerlijke rechtsvordering van de beklaagde - Cassatie van de die op dezelfde onwettigheid is gegrond. beslissing waarbij de beklaagde wordt Vernietiging, op de voorziening van de veroordeeld - Verzekeraar van de burbeklaagde, van de beslissing op de gerrechtelijke aansprakelijkheid van de strafvordering en van de eindbeslissing beklaagde, die in solidum met de op de tegen hem ingestelde burgerlijke beklaagde is veroordeeld en die zich niet rechtsvordering brengt vernietigin:g mee of onregelmatig in cassatie heeft voorvan de eindbeslissing op de door hem zien - Gevolgen van de cassatie t.a. v. de ingestelde burgerlijke rechtsvordering, verzekeraar
-61Wanneer een beslissing, waarbij de beklaagde op de burgerlijke rechtsvordering is veroordeeld, op diens voorziening wordt vernietigd en de verzekeraar van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid inzake motorrijtuigen van die beklaagde, die voor de feitenrechter is tussengekom~n, zich niet of onregelmatig in cassatie heeft voorzien, heeft de beslissing waarbij die verzekeraar in solidum met de beklaagde tot vergoeding van de burgerlijke partij is veroordeeld, geen bestaansreden meer. 19 december 1978 466 91. - Omvang - Strafzaken - Burgerlijke rechtsvordering - Burgerrechtelijk aansprakelijke partij die zich niet of onregelmatig in cassatie heeft voorzien - Gevolg t.a. v. de burgerrechtelijk aansprakelijke partij. Indien de beslissing waarbij de beklaagde op de burgerlijke rechtsvordering is veroordeeld, op diens voorziening wordt vernietigd en de burgerrechtelijk aansprakelijke partij zich niet of onregelmatig in cassatie heeft voorzien, heeft de beslissing waarbij de voor die veroordeling burgerrechtelijk aansprakelijke partij is veroordeeld, geen bestaansreden meer. 14 februari 1979 697 92. - Omvang - Strafzaken - Burgerlijke rechtsvordering - Cassatieberoep van de beklaagde - Burgerrechtelijk aansprakelijke partij die zich niet of onregelmatig in cassatie heeft voorzien - Vernietiging op het cassatieberoep van de beklaagde - Gevolg t.a. v. de burgerrechtelijk aansprakelijke partij. Wanneer de beslissing waarbij de beklaagde op de burgerlijke rechtsvordering wordt veroordeeld op diens cassatieberoep vernietigd wordt en de burgerrechtelijk aansprakelijke partij zich niet of zich onregelmatig in cassatie heeft voorzien, heeft de beslissing waarbij die partij burgerrechtelijk aansprakelijk wordt verklaard voor de veroordeling van de beklaagde geen bestaansreden meer. 21 februari 1979 747
93. - Omvang - Strafzaken - Burgerlijke rechtsvorderingen - Beslissing waarbij de aansprakelijkheid bij helften wordt verdeeld tussen de twee beklaagden - Cassatie op de voorziening van een van beide beklaagden van de beslissingen op de wederzijdse burgerlijke rechtsvorderingen - Cassatie die zich niet wtstrekt tot de beschikkmg waarbij
het dee] in de aansprakelijkheid van de andere beklaagde minstens op de helft wordt vastgesteld. Wanneer de rechter de aansprakelijkheid voor de gevolgen van een ongeval bij helften verdeeld heeft tussen de twee beklaagden, strekt de cassatie van de beslissingen op de wederzijdse burgerlijke rechtsvorderingen, die op de voorziening van een van heiden wordt uitgesproken en hierop gegrond is dat de eiser onwettig aansprakelijk werd verklaard, zich niet uit tot de beslissing volgens welke de andere beklaagde minstens voor de helft aansprakelijk is. 930 4 april 1979 94. - Omvang - Strafzaken - Burgerlijke rechtsvordering - Burgerlijke rechtsvordering gericht tegen een beklaagde en tegen een verzekeraar en, subsidiair, tegen het Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds, vrijwillig tussengekomen partij - Burg~rlijke rechtsvorderingen tegen de beklaagde en tegen de verzekeraar aangenomen Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds buiten de zaak gesteld - Beslissingen waarbij de verzekeraar wordt veroordeeld en het Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds buiten de zaak wordt gesteld, gegrond op dezelfde onwettige reden - Cassatieberoep van de verzekeraar gericht tegen de burgerlijke partij, de beklaagde en het Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds - Cassatie van de beslissing tot veroordeling van de verzekeraar, die Jeidt tot vernietiging van het beschikkende gedeelte waarbij het Geineenschappelijk Motorwaarborgfonds buiten de zaak wordt gesteld. Wanneer een burgerlijke partij zich heeft gesteld tegen een beklaagde en tegen de verzekeraar van de eigenaar van het voertuig en, subsidiair, voor het geval dat zou worden beslist dat de beklaagde niet was verzekerd, tegen het Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds, vrijwillig tussengekomen partij, waarna de burgerlijke rechtsvordering is aangenomen tegen de beklaagde en de verzekeraar terwijl het Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds buiten de zaak is gesteld, brengt cassatie op de voorziening van de verzekeraar tegen de burgerlijke partij, de beklaagde en het Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds, van de veroordeling van de verzekeraar jegens die burgerlijke partij, vernietiging mede van het op dezelfde onwettige reden gegronde beschikkende gedeelte, waarbij het Gemeenschappelijk
-62Motorwaarborgfonds wordt gesteld. 24 april 1979
buiten
de
Afdeling 6. - Tuchtzaken. Afdeling 7.- Verldezingszaken. Afdeling 9. - Allerlei.
HOOFDSTUKV BINDENDVERKLARING
CASSATIEMIDDELEN Inleiding. -
Begrip - Aard
HOOFDSTUK I. Jen
zaak Afdeling 3. - Burgerlijke zaken. Afdeling 4. - Dienstplichtzaken. 999 Afdeling 5. - Strafzaken. Afdeling 6. - Tuchtzaken. Afdeling 7. -.Verkiezingszaken. HOOFDSTUK VII. - Ambtshalve voorgedragen Afdelirtg 1. - Algemene begrippen. Afdelirtg 2. - Belastingzaken. Afdeling 3. - Burgerlijke zaken. Afdeling 4. - Dienstplichtzaken. Afdeling 5. - Strafzaken. Afdeling 6. - Tuchtzaken. Afdeling 7.- Verkiezingszaken.
Onduidelijke midde-
HOOFDSTUK II. - Vereiste vermeldingen en bij te voegen stukken Afdeling 1. - Algemene begrippen. Afdeling 2. - Belastingzaken. Afdeling 3. - Burgerlijke zaken. Afdeling 4. - Dienstplichtzaken. Afdeling 5. - Strafzaken. Afdeling 6. - Tuchtzaken. Afdeling 7.- Verkiezingszaken. HOOFDSTUK III. - Gemis aan feiteJijke grondslag Afdeling 1. - Algemene begrippen. Afdeling 2. - Belastingzaken. Afdeling 3. - Burgerlijke zaken. Afdeling 4. - Dienstplichtzaken. Afdeling 5. - Strafzaken. Afdeling 6. - Tuchtzaken. Afdeling 7.- Verkiezingszaken. HOOFDSTUK IV. - Nieuwe en louter juridisahe middelen Afdeling 1. - Algemene begrippen. Afdeling 2. - Belastingzaken. Afdeling 3. - Burgerlijke zaken. Afdeling 4. - Dienstplichtzaken. Afdeling 5. - Strafzaken. Afdeling 6. - Tuchtzaken. Afdeling 7.- Verkiezingszaken.
Inleiding BEGRIP - AARD
1. - Burgerlijke zaken - Middel dat een feitelijke beoordeling van de feitenrechter bekritiseert - Niet ontvankelijk middel. Niet ontvankelijk is het middel waarin een feitelijke vaststelling van de feitenrechter wordt bekritiseerd. (Art. 95 Gw.) 21 september 1978 85 2. - Strafzaken - Middel waarin feiten en recht zijn vermengd - Nietontvankelijkheid. Niet ontvankelijk, wegens vermenging van feiten en recht, is het middel dat het Hof zou verplichten feitelijke gegevens nate gaan. 26 september 1978 117
3. - Strafzaken - Middel beperkt tot het betwisten van een feitelijke omstandigheid die in de bestreden beslissing enkel is vastgesteld door het bewezen verklaren van de aan eiser ten Jaste gelegde feiten in de bewoordingen van de wet:_ Niet ontvankelijk middel. · Niet ontvankelijk is het middel dat zich ertoe beperkt een feitelijke omstandigheid te betwisten die in de bestreden beslissing enkel is vastgesteld door het HOOFDSTUK V. - Gemis aan belang bewezen verklaren van de aan eiser ten laste gelegde feiten in de bewoordingen voor eiser van de wet. Afdeling 1. - Algemene begrippen. 143 3 oktober 1978 Afdeling 2. - Belastingzaken. Afdeling 3.- Burgerlijke zaken. 4. - Strafzaken - Middel waarin het Afdeling 4. - Dienstplichtzaken. Hof wordt verzocht feitelijke gegevens te Afdeling 5. - Strafzaken. onderzoeken - Niet-ontvankelijkheid. Afdeling 6. - Tuchtzaken. Niet ontvankelijk is het middel dat het Afdeling 7.- Verkiezingszaken. Hof zou verplichten feitelijke gegevens te onderzoeken. HOOFDSTUK VI. - Geen betrekking op 10 oktober 1978 174 de bestreden beslissing Afdeling 1. - Algemene begrippen. 5. - Strafzaken - Burgerlijke rechtsvordering - Middel dat · enkel kritiek Afdeling 2. - Belastingzaken.
-63oefent op een feitelijke beoordeling van de rechter - Niet ontvankelijk cassatiemiddel. Niet ontvankelijk is het middel dat enkel kritiek oefent op een feitelljke beoordeling van de rechter. (Art. 97 Gw.) 10 oktober 1978 174 6.- Strafzaken- Eenvoudige vraag aan het Hof- Geen cassatiemiddel. Een eenvoudige vraag die men aan het Hof stelt, is geen cassatiemiddel. 18 oktober 1978 196
7.- Burgerlijke zaken- Voorrechten en hypotheken - Middel door de curator in een faillissement afgeleid uit het feit dat het bestreden arrest onwettig heeft beslist dat hij geen belang had bij het aanvoeren van het gebrek aan de bij de wet 16 dec. 1851, art. 5, bepaalde vermeldingen op de kant van een hypothecaire inschrijving - Middel waarvan de gegrondheid enkel kan worden afgeJeid uit het bestaan van feiten die door de bestreden · beslissing niet werden vastgesteld - Niet ontvankelijk middel. Wanneer een arrest heeft beslist dat, hoewel een schuldeiser van een naderhand failliet verklaarde koopman, die een andere hypothecaire schuldeiser had betaald, en· met toepassing van art. 1251, 1•, B.W. in diens plaats was gesteld, de vermeldingen bepaald bij art. 5 wet 16 dec. 1851 niet had doen aanbrengen op de kant van de hypothecaire inschrijving, de curator zich niet kon beroepen op het ontbreken van die vermeldingen, op grond dat de chirographaire schuldeisers daartoe geen enkel wettig belang konden aanvoeren « daar het voor hen geen :belang heeft dat de gefailleerde veeleer aan deze moet betalen dan aan gene », is niet ontvankelijk het door de · bedoelde curator aangevoerde middel, hieruit afgeleid dat « de door de curator vertegenwoordigde chirographaire schuldeisers een wettig belang hadden bij de uitsluiting van de wettelijke indeplaatsstelling die niet werd vermeld op de kant van de hypothecaire inschrijving, daar de opneming van laatstgenoemde in het bevoorrecht passief de evenredige uitkering aan de chirographaire schuldeisers kon verminderen », nu uit de bestreden beslissing onder meer niet volgt dat er geen andere hypothecaire schuldeisers waren die bij het ontbreken van de genoemde inschrijving baat konden hebpen. (Artt. 1 en 5 wet 16 dec. 1851.) 19 oktober 1978 197
8. - Strafzaken - Middel dat kritiek oefent op een vaststelling van de bestreden beslissing waaraan de rechter geen enkel gevolg heeft verbonden - Niet ontvankelijk. Niet ontvankelijk, bij gebrek aan belang, is het middel dat kritiek oefent op een vaststelling van de bestreden beslissing, waaraan de rechter geen enkel gevolg heeft verbonden. 31 oktober 1978 250 9. - Strafzaken - Middel dat kritiek oefent op een feitelijke beoordeling door de rechter- Niet ontvankelijk middel. Niet ontvankelijk is het middel dat kritiek oefent op de feitelijke beoordeling van de gegevens van de zaak door de rechter. 31 oktober 1978 250 10. - Strafzaken - Middel waarin feiten en recht vermengd zijn - Niet ontvankelijk cassatiemiddel. Niet ontvankelijk, wegens vermenging van feiten en recht, is het middel dat het Hof ertoe zou verplichten feitelijke gegevens nate gaan. (Art. 95 Gw.) 8 november 1978 284 11. - Strafzaken - Middel dat enkel· de feitelijke beoordeling van de rechter bekritiseert - Niet ontvankelijk cassatiemiddel. Niet ontvankelijk is het cassatiemiddel dat enkel de feitelijke beoordelin~ van de rechter bekritiseert. (Art. 95 Gw.) .. 8 november 1978 284 12. Rechtstreekse gemeentebelastingen - Middel gericht tegen een · beslissing die overeenstemt met een vroeger in die zaak door het Hof uitgesproken arrest - Niet ontvankelijk middel. Niet ontvankelijk is het middel dat gericht is tegen een beslissing van de bestendige deputatie van een provincie, raad die overeenstemt met een vroeger ·in die zaak voor het Hof uitgesproken ·arrest. (Art. 1119, tweede lid, Ger.W.) · 13 november 1978 307
13. - Directe gemeentebelastingen Middel dat kritiflk oefent op de feitelijke beoordeling van de bestendige deputatie van de provincieraad - Niet-ontvankeJijkheid. Niet ontvankelijk is het cassatiemiddel dat enkel kritiek oefent op een feitelijke .beoordeling van de bestendige deputat1e van een provincieraad. 13 november 1978 307
-64Gemeente- en provinciebelastingen - Middel waarin teiten en recht vermengd zijn - Niet ontvankelijk middel. Niet ontvankelijk, wegens vermenging van feiten en recht, is het middel dat het Hof ertoe zou verplichten feitelijke gegevens nate gaan. (Art. 95 Gw.) 13 november 1978 310 15. - Strafzaken - Beroep in cassatie tegen een beslissing van de commissie tot bescherming van de maatschappij waarbij een verzoek om invrijheidstelJing op proet van een gei'nterneerde wordt afgewezen - Middel dat kritiek oetent op een teitelijke beoordeling van de commissie - Niet ontvankelijk middel. Niet ontvankelijk is het middel dat kritiek oefent op een feitelijke beoordeling van de commissie tot bescherming van de maatschappij waarbij een verzoek tot invrijheidstelling op proef wordt afgewezen. (Art. 95 Gw.) 22 november 1978 329 16. - Strafzaken - Middel dat kritiek oetent op een teitelijke beoordeling van de rechter - Niet ontvankelijk middel. Niet ontvankelijk is het middel dat kritiek oefent op een feitelijke beoordeling van de rechter. 12 december 1978 423 17. Burgerlijke zaken - Middel waardoor het Hot verplicht is teitelijke gegevens na te gaan - Niet ontvankelijk middel. Niet ontvankelijk is het middel dat het Hof ertoe zou verplichten gegevens van · feitelijke aard nate gaan. (Art. 96 Gw.) 11 januari 1979 530 18. - Burgerlijke zaken - Middel dat bet Hot ertoe zou verplichten teitelijke gegevens na te gaan - Niet ontvankelijk middel. Niet ontvankelijk is het middel dat het Hof zou verplichten feitelijke gegevens nate gaan. 17 januari 1979 562 19.- Strafzaken- Middel dat kritiek oetent op een beoordeling van de teitenrechter - Niet ontvankelijk middel. Niet ontvankelijk is het middel dat kritiek oefent op een feitelijke beoordeling van de rechter. (Art. 95 Gw.) 13 februari 1979 688 20. - Strafzaken - Middel waarin wordt aangevoerd dat de eenheid van rechtspraak is geschonden - Niet ontvankelijk middel. 14. -
Niet ontvankelijk is het middel waarin wordt aangevoerd dat de eenheid van rechtspraak is geschonden. 20 februari 1979 735 21. - Strafzaken - Middel tot aanvoering van een rechtvaardigingsgrond afgeleid uit overmacht - Middel dat het Hot zou verplichten teitelijke gegevens. na te sporen - Niet ontvankelijk cassatiemiddel - Begrip. Niet ontvankelijk is het middel hieruit afgeleid dat de bestreden beslissing de eiser had moeten vrijspreken op grond van overmacht, als het het Hof zou . verplichten feitelijke gegevens na te' sporen en vast te stellen. 27 februari 1979 768 22. - Strafzaken - Strafvordering Cassatieberoep van de beklaagde die veroordeeld is tot een straf wegens overtredingen van het Wegverkeersreglement en alcoholintoxicatie aan het stuur, op de enkele grand dat die telastleggingen opgeleverd zijn door eenzeltde teit - Middel, hieruit afgeleid dat niet werd geantwoord op de conclusie waarin eiser, met omstandige opgave van redenen, vroeg dat onderscheidene straffen zouden worden uitgesproken - Ontvankelijk middel. Wanneer de beklaagde is veroordeeld tot elm straf wegens overtredingen van het Wegverkeersreglement en openbare alcoholintoxicatie aan het stuur, op de enkele grond dat die telastleggingen opgeleverd zijn door eenzelfde feit, is het middel ontvankelijk dat hieruit is afgeleid dat het vonnis niet antwoordt op de conclusie waarin eiser, met omstandige opgave van redenen, vroeg dat onderscheidene straffen zouden worden uitgesproken. (Impliciet.) 6 maart 1979 794 23. - Burgerlijke zaken - Middel hieruit afgeleid dat de rechter in de bestreden beslissing uit een vaststelling in feite geen rechtsgevolg heeft kunnen afleiden - Middel afgeleid uit schending van art. 97 Gw. -'- Niet ontvankelijk cassatiemiddel. Wanneer de rechter in de bestreden beslissing uit een vaststelling in feite geen rechtsgevolg heeft kunnen afleiden, heeft hij die beslissing, in de regel, niet laten steunen op tegenstrijdige redenen of op een door een reden tegengesproken beschikkende gedeelte, maar heeft hij de wettelijke bepaling betreffende die deductie geschonden; niet ontvankelijk is, derhalve, het op een dergelijke
-65~
grief gegrond middel, dat enkel de schending van art. 97 Gw. aanvoert of in zoverre het, uit dien hoofde, schending van dat artikel aanvoert. 7 maart 1979 796 24. - Strafzaken - Middel waarin het Hot wordt verzocht feitelijke gegevens na te gaan .,- Niet ontvankelijk middel. Niet ontvankelijk is het middel dat het Hof ertoe noopt feitelijke gegevens na te gaan. (Art. 95 Gw.) 27 maart 1979 883 25. - Burgerlijke zaken - Middel afgeleid uit schending van de bepalingen van een koninklijk besluit volgens h'etwelk zekere gronden moeten onteigend worden door de procedure bij dringende omstandigheden Niet ontvankelijk middel - Middel afgeleid uit de miskenning van de bewijskracht van dat koninklijk besluit- Ontvankelijk middel. Het middel afgeleid uit schending van een koninklijk besluit volgens hetwelk zekere gronden moeten onteigend worden door de procedure bij dringende omstandigheden, wat geen wet is in de zin van art. 608 Ger.W., is niet ontvankelijk; maar ontvankelijk is wei het middel dat is afgeleid uit miskenning van de bewijskracht van dat koninklijk besluit. (Impliciet.) 939 6 april 1979 26. - Strafzaken - Middel dat kritiek oefent op een beoordeling van de feitenrechter - Niet ontvankelijk cassatiemiddel. · Niet ontvankelijk is het middel dat kritiek oefent op een feitelijke beoordeling van de rechter. 24 april 1979 1009 27. - Strafzaken Commissie tot bescherming van de maatschappij Middel gegrond op beweringen die strijdig zijn met de authentieke vaststellingen van het proces-verbaal van de terechtzitting Geen betichting van valsheid- Niet ontvankelijk cassatiemiddel. Niet ontvankelijk is het middel ten betoge dat, in strijd met de authentieke vaststellingen van het proces-verbaal van de terechtzitting van de commissie tot bescherming van de maatschappij, het openbaar ministerie niet aanwezig was op de terechtzitting, terwijl de eiser het proces-verbaal waarin was vermeld dat het openbaar ministerie zijn advies heeft uitgebracht, niet van valsheid heeft beticht. 1070 8 mei 1979
28. - Directe belastingen - MiddeJ· dat enkel kritiek oefent op feitelijke vaststellingen van de rechter - Niet ontvankelijk middel. Niet ontvankelijk is het cassatiemiddel dat enkel kritiek oefent op de feitelijke , vaststellingen. (Art. 95 Gw.) · 10 mei 1979 1084 29. - Burgerlijke zaken - Middel dat' het Hot ertoe zou vezplichten feitelijke gegevens na te gaan - Niet ontvankelijk middel. Niet ontvankelijk is het middel dat het. Hof ertoe zou verplichten feitelijke gegevens na te gaan. 8 juni 1979 1177 30. Strafzaken Burgerlijke rechtsvordering - Middel dat enkel de feitelijke beoordeling van de rechter bekritiseert- Niet ontvankelijk middel. Niet ontvankelijk is het cassatiemiddel dat enkel de feitelijke beoordeling van de rechter bekritiseert. 12 juni 1979 1210 31. - Burgerlijke zaken - Grief van dubbelzinnigheid - Beslissing vatbaar voor tweeerlei uitlegging - Beslissing onwettig volgens beide uitleggingen Middel afgeleid uit schending van art. 97 Gw. - Niet ontvankelijk middel. Niet ohtvankelijk is het uit schending van art. 97 Gw. afgeleide middel waarbij enkel wordt aangevoerd dat de bestreden beslissing voor tweeerlei uitlegging vatbaar is, als die beslissing volgens beide uitleggingen onwettig is, daar zodanige dubbelzinnigheid geen verband houdt met de grondwetsbepaling waarvan schending wordt aangevoerd. 21 juni 1979 1270 32. - Gemeente- en provinciebelastingen - Gemeenteverordening - Verordeningen en besluiten van de raad of het college van een agglomeratie of federatie van gemeenten Bekendmaking Middel dat kritiek oefent op de feitelijke omstandigheden betretfende de bekendmaking, omstandigheden die niet uit de bestreden beslissing blijken - Niet ontvankelijk middel. Het middel dat de feitelijke omstandigheden bekritiseert waarin de aanplakking van een besluit van een agglomeratie van gemeenten ten zetel van de agglomeratie is gebeurd, terwijl die omstandigheden niet blijken uit de bestreden beslissing en evenmin uit de gedingstukken, verplicht ertoe het Hof
-66feitelijke gegevens te onderzoeken en is afwijst of weigert in aanmerking te derhalve niet ontvankelijk. nemen wegens dilatoire bedoeling, moet 28 juni 1979 1314 de redenen opgeven waarom hij meent dat zijn rechten van verdediging niet zijn in acht genomen. 1 december 1978 378 HOOFDSTUKI ONDUIDELIJKE MIDDELEN 38. - Strafzaken - Vaag middel Niet ontvankelijk middel. Niet ontvankelijk is het middel dat 33. Burgerlijke zaken - Middel waarin strijdigheid van de redenen schending aanvoert van een algemeen wordt aangevoerd - Vaagheid - Niet- rechtsbeginsel zonder nader te bepalen waarin die schending bestaat. ontvankelijkheid. Wegens vaagheid is niet ontvankelijk 883 27 maart 1979 bet middel waarin strijdigheid van de 39. Burgerlijke zaken Middel redenen wordt aangevoerd, zonder te vermelden waarin die strijdigheid waarin schending van een wettelijke bepaling wordt aangevoerd, zonder te bestaat. bepalen waarin die schending bestaat 15 september 1978 50 Niet ontvankelijk middel. Niet ontvankelijk is bet middel waarin 34. - Burgerlijke zaken - Middel dat d_e schending van een wettelijke bepa- schending van een wettelijke bepaling ling aanvoert, zonder te preciseren wordt aangevoerd, zonder te vermelden waarin die schending bestaat - Niet waarin die schending bestaat. (Art. 1080 Ger.W.) ontvankelijk middel. Niet ontvankelijk is bet middel dat de 19 april 1979 988 schending van een wettelijke bepaling 40. Strafzaken Onduidelijk mid-. aanvoert, zonder te preciseren waarin die schending bestaat. (Art.1080 Ger.W.) del- Niet ontvankelijk middel. Niet ontvankelijk is bet middel waar21 september 1978 90 van de onduidelijkheid bet Hof in de 35. Burgerlijke zaken - Middel onmogelijk stelt de aangevoerde onwetwaarin schending van art. 97 Gw. wordt tigheid te onderscheiden. aangevoerd zonder dat nauwkeurig 9 mei 1979 1079 wordt bepaald waarin die schending 41. :Strafzaken Onduidelijk midbestaat Niet-ontvankelijkheid del - Niet ontvankelijk middel. Begrip. Niet ontvankelijk is bet middel aan de Niet ontvankelijk is bet middel dat is afgeleid uit schending van art. 97 Gw., hand waarvan bet Hof onmogelijk kan waarin enkel wordt aangevoerd dat de uitmaken waarin de aangevoerde onwetbestreden beslissing « niet is met rede- tigheid bestaat. 16 mei 1979 1098 nen omkleed » of « niet voldoende naar techt is gemotiveerd ». 42. - Strafzaken - Middel waarbij 29 september 1978 136 gebrek .'lan antwoord op de conclusie wordt aangevoerd - Vaagheid - Niet 36. Strafzaken Vaagheid ontvankelijk middel. Niet-ontvankelijkheid. Wegens vaagheid is niet ontvankelijk Niet ontvankelijk is bet middel dat de schending van een wettelijke bepaling bet middel dat een gebrek aan antwoord aanvoert, zonder nader te bepalen op de conclusie aanvoert, zonder te vermelden op welke eis', wee"r of excepwaarin die schending bestaat. tie niet is geantwoord. 24 oktober 1978 219 16 mei 1979 1100 37. - Strafzaken - Vaag middel 43. Burgerlijke zaken OnduideNiet ontvankelijk middel. Niet ontvankelijk is het middel waarin lijk middel - Niet ontvankelijk middel. Niet ontvankelijk is bet middel waarmiskenning van de rechten van de verdediging wordt aangevoerd zonder van de onduidelijkheid bet Hof verhinverdere aanduiding waarin die misken- dert na te gaan waarom een antwoord ning bestaat; de beklaagde die zich op een conclusie onvoldoende, onduideberoept op miskenning van zijn rechten lijk of in strijd zou zijn met de bepalinvan verdediging, doordat de rechter gen van bet Burgerlijk Wetboek die bet bepaalde door hem, geheel op bet einde vermeldt. 8 juni 1979 1177 van de debatten ingediende stukken
-67ding wordt aangevoerd · en niet zou hebben gepreciseerd waarin die schending bestaat - Middel dat tegen de twee arresten een grief aanvoert die op dezelfde wettelijke bepalingen gegrond is en nauwkeurig is geformuleerd Verwerping van het middel van niet-ontvankelijkheid. Het middel van niet-ontvankelijkbeid dat gericbt is tegen twee opeenvolgende arresten en bieruit is afgeleid dat bet · middel, ten aanzien van elk van beide arresten waartegen bet is gericbt, niet , afzonderlijk de wettelijke bepalingen zou vermelden waarvan die scbending wordt aangevoerd en niet zou preciseren waarin die scbending bestaat, moet verworpen worden wanneer bet middel tegen beide arresten een enkele grief aanvoert die gegrond is op dezelfde wetsbepalingen en nauwkeurig is geformuleerd. (Art. 1080 Ger.W.) 21 september 1978 92 49. - Directe belastingen - Verplichting voor elk middel afzonderlijk de wettelijke bepalingen te vermelden waarvan schending wordt aangevoerd. Inzake directe belastingen wordt in bet cassatieverzoekscbrift dat verscbillende en onderscbeiden grieven opgeeft, voor elke grief afzonderlijk, melding gemaakt van de wettelijke bepaling waarvan de scbending wordt aangevoerd. (Art. 289 W.I.B., art. 1080 Ger.W.) 10 mei 1979 1084 50. - Directe belastingen - Middel waarin slechts schending wordt aangevoerd van wettelijke bepalingen die geen betrekking hebben op de voorgedragen grief- Niet ontvankelijk middel. Inzake directe belastingen is niet ontvankelijk bet middel bieruit afgeleid dat de eiser die ter zake van de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen is aangeslagen, niet om dezelfde redenen in de inkomstenbelastingen kan worden belast, als bet HOOFDSTUK II enkel scbending aanvoert van de artt. VEREISTE VERMELDINGEN EN BIJ TE 45 en 52 W.I.B. en van art. 220 E.E.G.VOEGEN STUKKEN Verdrag. Afdeling 1. - Algemene begrippen. 28 juni 1979 1319 Afdeling 2. - Belastingzaken. Afdeling 3. - Burgerlijke zaken. 48. - Middel van niet-ontvankelijk51. - Burgerlijke zaken - Middel heid - Directe gemeentebelastingen Voorziening tegen twee opeenvolgende waarin slechts melding wordt gemaakt arresten - Middel van niet-ontvanke- van een wettelijke bepaling zonder verJijkheid hieruit afgeleid dat het enige band met de aangevoerde grief - Niet middel, ten aanzien van elk van beide ontvankelijk middel. In burgerlijke zaken is niet ontvankearresten, niet de wettelijke bepalingen zou hebben vermeld waarvan de schen- lijk bet middel waarin melding wordt 44. Burgerlijke zaken - Middel waarin schending van een wettelijke bepaling wordt aangevoerd zonder te vermelden waarin die schending bestaat ...:.... Niet ontvankelijk middel. Niet ontvankelijk is bet middel waarin scbending van een wettelijke bepaling wordt aangevoerd, zonder te vermelden waarin die scbending bestaat. (Art. 1080 Ger.W.) 1177 8 juni 1979 45. - Gemeente- en provinciebelastingen - Middel afgeleid uit de miskenning van de bewijskracht van de akten - Geen nadere bepaling - Niet ontvankelijk middel. Niet ontvankelijk wegens gebrek aan nadere bepaling is bet middel afgeleid uit de miskenning van de bewijskracbt van een akte, dat bet stuk niet aanduidt waarvaq de bewijskracbt miskend zou zijn. 11 juni 1979 1187 46. Strafzaken Burgerlijke rechtsvordering Vaagheid - Niet ontvankelijk middel. Niet ontvankelijk is bet middel dat de scbending van een wettelijke bepaling aanvoert zonder nader te bepalen waarin die scbending bestaat. 12 juni 1979 1210 47. - Burgerlijke zaken Middel waarin schending van een bepaling van een internationaal verdrag wordt aangewend zonder dat nader wordt bepaald waarin die schending bestaat - Niet ontvankelijk middel. Niet ontvankelijk is bet middel waarin scbending van een bepaling van bet Europees Verdrag Recbten van de Mens wordt aangevoerd zonder dat nader wordt bepaald waarin die scbending bestaat. (Art. 1080 Ger.W.) 15 juni 1979 1232
-68gemaakt van een wettelijke bepaling die geen verband houdt met de aangevoerde grief. 23 november 1978 332
52. Burgerlijke zaken - Middel afgeleid uit de schending van het gezag van gewijsde - Aangevoerde beslissing noch b1j het cassatieberoep gevoegd noch overgenomen in de regelmatig aan het Hof voorgelegde stukken - Vaststellingen van de bestreden beslissing waardoor het Hof de grondslag van de in het middel aangevoerde grieven kan beoordelen - Ontvankelijk middel. Hoewel het middel afgeleid uit de miskenning van het gezag van gewijsde ,in de regel niet ontvankelijk is, wanneer de beslissing waarvan het gezag miskend is, niet bij het cassatieberoep is gevoegd en het bestreden arrest of de regelmatig aan het Hof voorgelegde stukken de bewoordingen ervan niet overnemen, kan het daartegen opgeworpen middel van niet-ontvankelijkheid niet worden aangenomen, wanneer het Hof aan de hand van de vaststellingen in de bestreden beslissing de grondslag van de in het middel aangevoerde grieven kan beoordelen. 1053 3 mei 1979 53. - Burgerlijke zaken - Middel dat de wettelijke verantwoording van de bestreden beslissing betwist, maar enkel melding maakt van art. 97 Gw. - Niet ontvankelijk middel. Niet ontvankelijk in burgerlijke zaken is het middel dat de wettelijke verantwoording van de bestreden beslissing betwist, als het enkel schending van art. 97 Gw. aanvoert. 8 juni 1979 1185 Afdeling 4. -
Dienstplichtzaken.
54. - Dienstplicht - Middel gegrond op stukken die niet aan de Hoge Militieraad zijn overgelegd - Niet ontvankelijk middel. Niet ontvankelijk is het cassatiemiddel dat gegrond is op stukken die niet aan de Hoge Militieraad zijn overgelegd. 22 januari 1979 573 55. - Dienstplicht - Middel gegrond op stukken die niet aan de Hoge Militieraad zijn overgelegd - Niet ontvankelijk middel. Niet ontvankelijk is het cassatiemiddel dat gegrond is op stukken die niet aan de Hoge Militieraad zijn overgelegd. 20 juli 1979 1339
Afdeling 5. -
Strafzaken.
56. - Strafzaken - Middel afgeleid uit de miskenning van de bewijskracht van de akten - Akte niet voorgelegd Tekst van die akte niet uit de bestreden beslissing noch uit enig gedingstuk af te Jeicien - Niet ontvankelijk middel. :Niet ontvankelijk is het middel dat is afgeleid uit miskenning van de bewijskracht van een akte, wanneer die akte niet bij het cassatieberoep is gevoegd en noch de bestreden beslissing noch enig ander gedingstuk de bewoordingen ervan overnemen. 12 december 1978 423 Afdeling 6. - Tuchtzaken. Afdeling 7.- Verkiezingszaken.
HOOFDSTUK III GEMIS AAN FEITELIJKE GRONDSLAG
57. - Strafzaken - Middel waarin schending van een koninklijk besluit wordt aangevoerd - Rechter die zijn beslissing op een ander koninklijk besluit grondt en wettig beslist dat het eerste koninklijk besluit ten deze niet van toepassing is - Middel dat feitelijke grondslag mist. Feitelijke grondslag mist het middel dat is afgeleid uit schending van een koninklijk besluit, wanneer de rechter zijn beslissing op een ander koninklijk besluit grondt en wettelijk beslist dat het eerste koninklijk besluit ten deze niet van toepassing is. 378 1 december 1978 Afdeling 1. Afdeling 2. Afdeling 3. -
Algemene begrippen. Belastingzaken. Burgerlijke zaken.
58. - Burgerlijke zaken - Middel van niet-ontvankelijkheid Middel van niet-ontvankelijkheid gegrond op een onjuiste uitlegging van de bestreden beslissing - Middel van niet-ontvankelijkheid dat feitelijke grondslag mist. Feitelijke grondslag mist het middel van niet-ontvankelijkheid dat tegen een middel is opgeworpen, wanneer dit middel van niet-ontvankelijkheid gegrond is op een onjuiste interpretatie van de beslissing. 8 november 1978 278
59. Burgerlijke zaken - Middel waarbij aan de rechter wordt verweten een beslissing te hebben gewezen die op
tegenstrijdige redenen is gegrond Geen tegenstrijdige beslissing - Middel dat feitelijke grondslag mist. Feitelijke grondslag mist het middel dat aan de rechter verwijt een op tegenstrijdige redenen gegronde beslissing te hebben gewezen, als die redenen niet tegenstrijdig zijn. 7 december 1978 406 60. Burgerlijke zaken - Middel met de onderstelling dat de bestreden beslissing een niet bestaande wetsbepaling heeft toegepast - Beslissing die zodanige toepassing niet heeft gemaakt - Middel dat feitelijke grondslag mist. Feitelijke grondslag mist het middel waarinWordt ondersteld dat de bestreden beslissing een niet bestaande wettelijke bepaling heeft toegepast, terwijl zij zodanige toepassing niet heeft gemaakt. 11 december 1978 410 61. - Burgerlijke zaken - Middel dat op een verkeerde uitlegging van de bestreden beslissing berust - Middel dat feitelijke grondslag mist. Feitelijke grondslag mist het middel dat op een verkeerde uitlegging van de bestreden beslissing berust. 15 december 1978 454 62. - Burgerlijke zaken Middel gegrond op een verschrijving in de' bestreden beslissing - Middel dat feitelijke grondslag mist. Feitelijke grondslag mist het middel dat gegrond is op een verschrijving van de bestreden beslissing, die door het Hof wordt verbeterd. 4 januari 1979 498 63. - Burgerlijke zaken - Middel ten betoge dat op de conclusie niet is geantwoord- Conclusie wel beantwoord - Middel dat feitelijke grondslag mist. Feitelijke grondslag mist het middel ten betoge dat op de conclusie niet is geantwoord, hoewel in de bestreden beslissing daarop is geantwoord. 8 juni 1979 1177 Mdeling 4. Mdeling 5. -
Dienstplichtzaken. Strafzaken.
64. - Strafzaken - Middel dat op een onjuiste uitlegging van de bestreden beslissing berust - Middel dat feitelijke grondslag mist. Feitelijke grondslag mist het middel dat op een onjuiste uitlegging van de bestreden beslissing berust. 26 september 1978 109
65. - Strafzaken - Middel dat op een onjuiste uitlegging van de bestreden beslissing berust - Middel dat feitelijke grondslag mist. Feitelijke grondslag mist het middel dat op een onjuiste uitlegging van de bestreden beslissing berust. 10 oktober 1978 161
66.- Strafzaken- Middel dat op een onjuiste uitlegging van de bestreden beslissing berust- Middel dat feitelijke grondslag mist. Feitelijke grondslag mist het middel dat op een onjuiste uitlegging van de bestreden beslissing berust. 10 oktober 1978 167 67. - Strafzaken - Middel ten betoge dat de beslissing enkel gegrond is op een welbepaalde reden - Beslissing waarin die reden niet voorkomt, maar wei andere redenen - Middel dat feiteJijke grondslag mist. Feitelijke grondslag mist het middel ten betoge dat de bestreden beslissing enkel op een bepaalde reden steunt, wanneer die reden daarin niet voorkomt, maar wel andere redenen. 24 oktober 1978 206 68. - Strafzaken- Middel ten betoge dat op de conclusie niet is geantwoord - Beslissing waarin op de conclusie wordt geantwoord - Middel dat feitelijke grondslag mist. Feitelijke grondslag mist het middel dat aan de rechter verwijt op de conclusie niet te hebben geantwoord, wanneer de bestreden beslissing zulks wel heeft gedaan. (Art. 97 Gw.) 24 oktober 1978 206 69. - Strafzaken - Middel dat op een onjuiste uitlegging van de bestreden beslissing berust - Middel dat feitelijke grondslag mist. Feitelijke grondslag mist het middel dat op een onjuiste uitlegging van de bestreden beslissing berust. 8 november 1978 284 70. - Strafzaken - Middel ten betoge dat op de conclusie geen antwoord is gegeven - Antwoord - Middel dat feitelijke grondslag mist. Feitelijke grondslag mist het middel dat aan de rechter verwijt niet te hebben geantwoord op een conclusie, als in de bestreden beslissing hierop wel is geantwoord. (Art. 97 Gw.) 13 december 1978 433
-7071. - Strafzaken - Middel afgeleid uit de nietigheid van de rechtspleging op grond dat haar wettigheid, wat betreft de openbaarheid van een terechtzitting en de samenstelling van het rechtscollege door het Hot niet kan worden getoetst - Middel hieruit afgeleid dat in het proces-verbaal van een terechtzitting vermeld staat dat de zaak voor verdere behandeling verdaagd wordt naar een buitengewone terechtzitting, terwijl het dossier geen desbetreHend proces-verbaal bevat - Buitengewone terechtzitting die niet heeft plaatsgehad en debatten die zijn hervat op een latere terechtzitting - Middel dat niet kan worden aangenomen. Het middel afgeleid uit de nl.etigheid van de rechtspleging op grond dat de wettigheid ervan t.o.v. de openbaarheid van de terechtzitting en de samenstelling van bet rechtscollege door bet Hof niet kan worden getoetst, en ook hieruit dat in bet proces-verbaal van een terechtzitting vermeld staat dat de zaak voor verdere behandeling verdaagd is tot een buitengewone terechtzitting, kan niet worden aangenomen als bet dossier geen desbetreffend proces-verbaal bevat, door de eiser n:iet wordt aangevoerd dat die terechtzitting heeft plaatsgehad en uit de gedingstukken blijkt dat de behandeling van de zaak tijdens een latere terechtzitting regelmatig werd vervolgd. 13 december 1978 437 72. - Strafzaken - Middel ten betoge dat op de conclusie niet is geantwoord, hoewel daarop wei is· geantwoord Middel dat feitelijke grondslag mist. De conclusie van een beklaagde waarin wordt aangevoerd dat een medebeklaagde in vrijheid is gesteld, hoewel hij gezond van geest was, en dat het tegenstrijdig zou zijn dat de verdachte verder in hechtenis zou blijven, niettegenstaande zijn geestestoestand en de weigering van de commissie tot bescherming van de maatschappij hem weder op te nemen, is beantwoord door de beslissing die erop wijst dat in de beschikkingen betreffende de voorlopige hechtenis rekening moet worden gehouden met aile ernstige en uitzonderlijke omstandigheden in verband met de openbare veiligheid, terwijl de commissie tot bescherming van de maatschappij, bij haar beslissing over de wederopneming, enkel moet nagaan of de gedragingen of de geestestoestand van de betrokkene gevaar opleveren voor de maatschappij, inz. of hij de voorwaarden
voor zijn invrijheidstelling op proef heeft in acht genomen. 9 januari 1979 510 73. - Strafzaken - Middel waarbij aan de rechter wordt verweten een beslissing te hebben gewezen die op tegenstrijdige of dubbelzinnige redenen is gegrond - Geen tegenstrijdigheid of dubbelzinnigheid - Middel dat teitelijke grondslag mist. Feitelijke grondslag mist bet middel waarbij aan de rechter wordt verweten een beslissing te hebben gewezen die op tegenstrijdige of dubbelzinnige redenen is gegrond, wanneer de beslissing niet tegenstrijdig of dubbelzinnig is. 27 juni. 1979 1292 74. - Strafzaken - Middel dat op een onjuiste uitlegging van de bestreden beslissing berust - Middel dat teitelijke grondslag mist. Feitelijke grondslag mist bet middel dat op een onjuiste uitlegging van de bestreden beslissing berust. 27 juni 1979 1292 75. - Strafzaken - Middel ten betoge dat op de conclusie geen antwoord is gegeven - Antwoord - Middel dat feitelijke grondslag mist. Feitelijke grondslag mist bet middel dat aan de rechter verwijt niet te hebben geantwoord op een conclusie, als in de bestreden beslissing hierop wel is geantwoord. (Art. 97 Gw.) 27 juni 1979 1292 Afdeling 6. - Tuchtzaken. Afdeling 7.- Verkiezingszaken.
HOOFDSTUK IV NIEUWE EN LOUTER JURIDISCHE MIDDELEN
76. - Strafzaken - Rechten van de verdediging - Middel hieruit afgeleid dat een in een vreemde taal gesteld en bij het dossier gevoegd stuk niet is vertaald - Middel voor het eerst voor het Hot voorgedragen - Niet ontvankelijk middel. Het middel hieruit afgeleid dat een stuk, d~t in een vreemde taal is gesteld en gevoegd is bij bet aan bet Militair Hof voorgelegd dossier, met miskenning van de rechten van verdediging niet is vertaald, kan niet voor bet eerst voor bet Hof worden voorgedragen. 1 december 1978 378
-71Afdeling 1. - Algemene begrippen. Afdeling 2. - Belastingzaken. Afdeling 3.- Burgerlijke zaken. 77. - Burgerlijke zaken - Middel gegrond op wettelijke bepalingen die noch van openbare orde noch dwingend zijn - Middel niet voorgelegd aan de feitenrechter en waarover hij evenmin op eigen initiatief heeft beslist - Nieuw middel- Niet ontvankelijk. Nieuw en derbalve niet ontvankelijk tot staving van een voorziening in burgerlijke zaken is bet middel dat gegrond is op wettelijke bepalingen die nocb van openbare orde nocb dwingend zijn, dat niet aan de feitenrecbter is .voorgelegd en waarover bij niet op eigen initiatief heeft beslist. 18 7 september 1978
In burgerlijke zaken kan een middel, dat de openbare orde raakt, voor bet eerst in cassatie worden voorgedragen. 10 november 1978 299 81. - Nieuw middel Burgerlijke zaken - Eiser in cassatie die aan de rechter in hoger beroep verwijt dat hij is ingegaan op een punt van de vordering waarvan de verweerder voor de eerste rechter had afgezien - Verweerder die dat\ punt van de vordering weer ter sprake heeft gebracht voor de rechter in hoger beroep - Geen verweer of exceptie tegen die vordering vanwege de eiser 'in cassatie - Middel niet ontvankelijk. De eiser in cassatie kan niet voor bet eerst voor bet Hof aan de recbter in boger beroep verwijten dat hij is ingegaan op een punt van de vordering waarvan de verweerder voor de eerste recbter had afgezien, als die verweerder zijn vordering dienaangaande in boger beroep weer heeft voorgebracbt, zonder dat de eiser in cassatie daartegen is opgekomen. 8 januari 1979 507
78. Burgerlijke zaken - Middel nieuw in zoverre schending van een bepaalde wettelijke bepaling wordt aangevoerd - Middel waarin ook schending wordt aangevoerd van andere wettelijke bepalingen, maar waarin deze schending slechts wordt afgeleid uit de schending van de wettelijke bepaling waaruit de grief is afgeleid die een nieuw middel 82. - Burgerlijke zaken - Middel _uitmaakt- Niet ontvankelijk. gegrond op wettelijke bepalingen of een Niet ontvankelijk is een middel · rechtsbeginsel die noch de openbare waarin schending van zekere wettelijke orde raken noch dwingend zijn - Midbepalingen wordt aangevoerd, als die del niet voorgelegd aan de feitenrechter schending slecbts kan worden afgeleid en waarover hij evenmin op eigen initia.:. uit de schending van een andere wette- tiel heeft beslist - Nieuw middel lijke bepaling die weliswaar ook tot Niet ontvankelijk middel. staving van dat middel wordt aangeNieuw, .en derhalve niet ontvankelijk, voerd, maar enkel in zoverre bet nieuw is bet tot staving van een cassatieberoep en derhalve niet ontvankelijk is. in burgerlijke zaken aangevoerde middel 18 dat gegrond is op wettelijke bepalingen 7 september 1978 of een rechtsbeginsel die nocb de open79. Burgerlijke zaken - Nieuw orde raken nocb dwingend zijn, dat middel - Middel gegrond op wettelijke bare niet aan de feitenrecbter is voorgelegd bepalingen die noch van openbare orde en waarover hij niet op eigen initiatief noch dwingend zijn Middel niet voorgelegd aan de· feitenrechter en beeft beslist. 1 februari 1979 619 waarover deze niet .:op eigen initiatief heeft beslist - Niet ontvankelijk middel. 83. - Burgerlijke zaken - Middel Nieuw en derbalve niet ontvankelijk tot staving van een voorziening in bur- gegrond op bepalingen of rechtsbeginsegerlijke zaken is bet middel, gegrond op Jen die noch van openbare orde noch wettelijke bepalingen die nocb van dwingend zijn - Middel niet voorgelegd openbare orde nocb dwingend zijn, dat aan de feitenrechter en waarover deze niet aan de feitenrecbter is voorgelegd op eigen initiatief niet heeft beslist en waarover deze niet op eigen initiatief Nieuw middel - Niet ontvanke]ijk middel. heeft beslist. Nieuw en derhalve niet ontvankelijk 22 september 1978 96 tot staving van een voorziening in bur80. - Burgerlijke zaken - Nieuw gerlijke zaken is het middel, gegrond op middel - Middel dat de openbare orde wettelijke bepalingen of recbtsbeginseraakt - Middel dat voor het eerst voor len die noch van openbare orde nocb het Hoi kan worden voorgedragen. dwingend zijn, dat niet aan de feiten-
-72rechter is voorgelegd en waarover deze opgeeft ter verantwoording van zijn niet op eigen initiatief heeft beslist. beslissing. 7 februari 1979 661 29 maart 1979 897 88. Burgerlijke zaken Middel 84. Burgerlijke zaken - Nieuw middel - Gerechtelijke bekentenis - gegrond op wettelijke bepalingen die Voor de feitenrechter geen beroep op de noch van openbare orde noch dwingend complexe en onsplitsbareaard van een zijn - Middel dat niet aan de feitenrechter is voorgelegd en waarover deze bekentenis - Niet ontvankelijk middel. De partij die, in burgerlijke zaken, een niet op eigen initiatief heeft beslist bekentenis heeft afgelegd en zich voor Nieuw middel - Niet ontvankelijk midde feitenrechter op de complexe en del. Nieuw en derhalve niet ontvankelijk is onsplitsbare aard ervan niet heeft beroepen, is niet ontvankelijk om dit voor het het tot staving van een cassatieberoep in burgerlijke zaken voorgedragen middel, Hof te doen. dat gegrond is op wettelijke bepalingen 12 maart 1979 820 die noch de openbare orde raken noch dwingend zijn, dat niet aan de feiten85. - Burgerlijke zaken - Middel rechter is voorgelegd en waarover deze gegrond op wettelijke bepalingen die niet op eigen initiatief heeft beslist. noch van openbare orde noch dwingend 4 april 1979 915 zijn - Middel niet voorgelegd aan de 89. Burgerlijke zaken Nieuw feitenrechter en waarover deze evenmin op eigen initiatief heeft beslist - Nieuw middel - Middel gegrond op schending van een rechtsrege] die door de feitenmiddel - Niet ontvankelijk middel. Nieuw en derhalve ni~t ontvankelijk rechter diende te worden onderzocht in burgerlijke zaken is het tot staving Geen nieuw middel. Ontvankelijk is het middel, dat van een cassatieberoep aangevoerde middel dat gegrond is op wettelijke gegrond is op de schending van een .bepalingen die noch van openbare orde rechtsregel die door de feitenrechter noch dwingend zijn, dat niet aan de diende te worden onderzocht, gelet op de feitenrechter is voorgelegd en waarover aard van het door de oorspronkelijke deze evenmin op eigen initiatief heeft eiser opgeworpen middel tegen het verweer van de oorspronkelijke verweerder. beslist. 4 april 1979 918 22 maart 1979 865 90. - Nieuw middel - Burgerlijke 86. - Burgerlijke zaken - Middel zaken - Middel niet overgelegd aan de gegrond op wettelijke bepalingen die feitenrechter doch dat de openbare orde noch van openbare orde noch dwingend raakt - Kan voor het eerst worden zijn - Middel niet voorgelegd aan de voorgedragen voor het Hot. feitenrechter en waarover deze evenmin Het middel afgeleid uit de schending op eigen initiatief heeft beslist - Nieuw van de artt. 562, 2•, en 566 Ger.W. raakt middel - Niet ontvankelijk cassatiemid- de openbare orde en kan dus voor het del. eerst in cassatie worden voorgedragen. Nieuw en derhalve niet ontvankelijk is 11 mei 1979 1084 het tot staving van een cassatieberoep in burgerlijke zaken aangevoerde middel 91.- Burgerlijke zaken - Nieuw middat gegrond is op wettelijke bepalingen del Middel waarbij de schending die noch van openbare orde noch dwin- wordt aangevoerd van een door de gend zijn, dat niet aan de feitenrechter bestreden beslissing toegepaste wetteis voorgelegd en waarover deze evenmin lijke bepaling - Geen nieuw middel. op eigen initiatief heeft beslist. In beginsel is niet nieuw het middel 29 maart 1979 897 dat, zelfs indien het de openbare orde niet raakt, schending aanvoert van een 87. Burgerlijke zaken - Nieuw wettelijke bepaling waarvan de bestremiddel - Middel dat, ook al raakt het den beslissing toepassing heeft gemaakt. de openbare orde niet, kritiek oefent op 15 juni 1979 1237 een reden die de rechter opgeeft ter 92. Burgerlijke zaken - Nieuw verantwoording van zijn beslissing middel - Middel dat, al heeft het geen Geennieuw middel. Niet nieuw is het middel dat, ook al betrekking op de openbare ·orde of een raakt het de openbare orde niet, kritiek dwingende bepaling, kritiek oefent op oefent op een reden die de rechter een reden die de rechter opgeeft ter
-73verantwoording van zijn beslissing Geen nieuw middel. In de regel is niet nieuw het middel dat, al heeft het geen betrekking op de openbare orde of een dwingende bepaling, kritiek oefent op een reden die de rechter opgeeft ter verantwoording van zijn beslissing. 21 juni 1979 1268 93. - Burgerlijke zaken - Middel ten betoge dat het hager beroep niet ontvankelijk is - Middel ontvankelijk ook al was de eiser appellant. De eiser in cassatie heeft het recht zich voor het Hof te beroepen op de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep, ook al was hij appellant. 29 juni 1979 1330 Afdeling 4. -
Dienstplic~tzaken.
94. - Dienstplichtzaken - Hoge Militieraad - Schending van de rechten van de verdediging - Middel hieruit afgeleid dat de dienstplichtige niet vooraf kennis heeft gekregen van het verslag van de secretaris-verslaggever - Middel voor het eerst voor het Hot voorgedragen Niet ontvankelijk middel. Het middel dat hieruit is afgeleid dat de dienstplichtige, met schending van de rechten van de verdediging, niet vooraf kennis heeft gekregen van het verslag van de secretaris-verslaggever van de Hoge Militieraad, kan niet voor het eerst voor het Hof worden voorgedragen. (Art. 37 Dienstplichtwet.) 11 december 1978 412 95. - Dienstplicht - Middel gesteund op een geneeskundige verklaring die niet aan de herkeuringsraad is overgeJegd - Niet ontvankelijk middel. Niet ontvankelijk is het middel dat steunt op een geneeskundige verklaring die niet aan de herkeuringsraad is overgelegd. 26 maart 1979 873 96. - Dienstplicht - Hoge Militieraad - Rechten van de verdediging - Middel hieruit afgeleid dat de dienstplichtige geen inzage van de verslagen van een geneeskundige heeft gekregen - Middel voor het eerst voor het Hot voorgedragen - Niet ontvankelijk middel. Het middel dat, met schending van de rechten van de verdediging, de dienstplichtige geen inzage heeft gekregen van de verslagen van een door de Hoge Militieraad aangestelde geneeskundige over de gezondheidstoestand van een
gezinslid van de dienstplichtige, kan niet voor het eerst voor het Hof worden voorgedragen. (Artt. 28, § 3, en 37, § 2, Dienstplichtwet.) 20 juli 1979 1335 Afdeling 5. - Strafzaken.
97. Strafzaken Burgerlijke rechtsvordering - Middel niet voor de teitenrechter aangevoerd en hieruit afgeleid dat het strafgerecht onbevoegd was om kennis te nemen van die rechtsvordering- Ontvankelijk middel. Aangezien de regels betreffende de bevoegdheid van de strafgerechten de openbare orde raken, kan het middel, waarbij wordt aangevoerd dat de rechter onbevoegd was om kennis te nemen van de burgerlijke rechtsvordering, voor het eerst voor het Hof worden voorgedragen. 12 september 1978 37 98. - Strafzaken -Middel dat kritiek oetent op de vorderingen van het openbaar ministerie v66r een arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling van een hot van beroep over de handhaving van de voorlopige hechtenis - Niet-ontvankelijkheid. Niet ontvankelijk is het middel dat enkel kritiek oefent op de vorderingen van het openbaar ministerie v66r een arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling van een hof van beroep over de handhaving van de voorlopige hechtenis. 27 september 1978 121 99.- Strafzaken- Voorziening tegen een arrest over de handhaving van de voorlopige hechtenis - Middel dat uitsluitend betrekking heeft op de regelmatigheid van het voorbereidend onderzoek - Middel dat geen betrekking heeft op de bevoegdheid Niet-ontvankelijkheid. Niet ontvankelijk, tot staving van een voorziening die enkel gericht is tegen een arrest tot handhaving van de voorlopige hechtenis, is een middel dat geen betrekking heeft op de bevoegdheid maar wel en uitsluitend op de regelmatigheid van het voorbereidend onderzoek. 27 september 1978 121 100. Strafzaken Burgerlijke rechtsvordering - Middel dat de openbare orde niet raakt en niet aan de teitenrechter is voorgelegd noch door die rechter, van ambtswege, is opgeworpen - Niet-ontvankelijkheid.
-74Niet ontvankelijk is het middel, gericht tegen de beslissing op de burgerlijke rechtsvordering, dat de openbare orde niet raakt en niet aan de feitenrechter werd voorgelegd noch door die rechter, van ambtswege, werd opgeworpen. 24 oktober 1978 219 101. - Strafzaken - Middel hieruit afgeleid dat stukken niet bij het dossier gevoegd werden dat aan de rechter in hager beroep werd voorgelegd - Middel voor heteerst voor het Hof voorgedragen - Niet ontvankelijk. Het middel dat hieruit is afgeleid dat stukken niet gevoegd werden bij het dossier dat aan de rechter in hoger beroep werd voorgelegd, kan niet voor het eerst voor het Hof worden voorgedragen. 31 oktober 1978 247 102. - Strafzaken - Middel dat enkel betrekking heeft op de procedure voor de eerste rechter - Middel dat geen betrekking heeft op de bevoegdheid en niet aan de rechter in hager beroep is voorgelegd - Niet ontvankelijk middel. Een middel dat geen betrekking heeft op de bevoegdheid, doch enkel op de procedure voor de eerste rechter, en dat niet aan de rechter in hoger beroep is overgelegd, kan niet voor het eerst voor het Hof worden voorgedragen. 31 oktober 1978 247 103. - Strafzaken - Middel dat op een onjuiste uitlegging van de bestreden beslissing steunt - Middel dat feitelijke grondslag mist. Feitelijke grondslag mist het middel dat op een onjuiste uitlegging van de bestreden beslissing berust. 31 oktober 1978 247 104. - Strafzaken - Strafvordering Cassatieberoep van de beklaagde Middel hieruit afgeleid dat de appelrechter, met bevestiging van de beslissing van de eerste rechter, onwettig beslist heeft dat de inbeslaggenomen voorwerpen aan de beklaagde toebehoorden en bijgedragen hebben tot het plegen van het misdrijt - Middel niet voorgelegd aan de teitenrechter - Niet ontvankelijk middel. Het middel hieruit afgeleid dat de appelrechter, met bevestiging van de beslissing van de eerste rechter, onwettig beslist heeft dat de in beslag genomen voorwerpen aan de beklaagde toebehoorden en bijgedragen hebben tot het plegen van het misdrijf, mag niet
voor het eerst voor het Hof worden aange voerd. 12 december 1978 423 Strafzaken - StrafvorderingCassatieberoep tegen de beslissing van het vonnisgerecht - Middel dat enkel betrekking heeft op het voorbereidend onderzoek en niet op de bevoegdheid van het gerecht - Niet ontvankelijk middel. Niet ontvankelijk, tot staving van een cassatieberoep tegen de beslissing van het vonnisgerecht, is een middel dat enkel betrekking heeft op het voorbereidend onderzoek en niet op de bevoegdheid. 7 februari 1979 657 106. - Strafzaken - Hot van assisen - Middel ten betoge dat de rechten van de verdediging zijn geschonden wegens weigering een stuk bij het dossier te voegen - Middel dat niet voor het eerst voor het Hot kan worden voorgedragen. . Niet ontvankelijk · is het middel dat door de beschuldigde is afgeleid uit de schending van de rechten van de verdediging, daar werd geweigerd een stuk bij het dossier te voegen, als die beschuldigde zich over de zaak zelf heeft verdedigd zonder te zeggen dat zijn rechten van verdediging waren geschonden. 14 februari 1979 702 105. -
107.- Strafzaken- Rechten van de verdediging - Middel hieruit afgeleid dat de beklaagde tijdens het voorbereidend onderzoek niet is verhoord Middel voor het eerst voor het Hot voorgedragen - Niet ontvankelijk middel. Het middel hieruit afgeleid dat de rechten van de verdediging zijn geschonden omdat de beklaagde tijdens het voorbereidend onderzoek niet is verhoord, kan niet voor het eerst voor het Hof worden voorgedragen. 10 april 1979 960 108. - Strafzaken - Schending van de rechten van verdediging - Middel hieruit afgeleid dat de door de beklaagde aan de onderzoeksrechter gezonden stukken niet bij het dossier zijn gevoegd - Middel voor het eerst voor het Hot voorgedz·agen - Niet ontvankelijk middel. Het middel hieruit afgeleid dat de door de beklaagde aan de onderzoeksrechter gezonden stukken, met schending van de rechten van verdediging,
-75niet bij het dossier werden gevoegd, kan Afdeling 7.- v'erkiezingszaken. niet voor het eerst voor het Hof worden voorgedragen. HOOFDSTUKV 16 mei 1979 1098 GEMIS AAN BELANG VOOR ElSER 109. - Strafzaken - Middel dat enkel betrekking heeft op de procedure voor de . eerste rechter - Middel dat geen betrekking heeft op de bevoegdheid en niel aan de rechter in hager beroep is overgelegd - Niet ontvankelijk middel. Een middel dat geen betrekking heeft op de bevoegdheid, doch enkel op de · procedure voor de eerste rechter, en niet aan :de rechter in hoger beroep is overgelegd, kan niet voor het eerst voor het Hof worden voorgedragen. 22 mei 1979 1108 110. - Strafzaken - Schending van de rechten van de verdediging - Middel hieruit afgeleid dat de feitenrechter geweigerd heeft in te gaan op een verzoek van de beklaagde om een getuigenverhoor - Middel voor het eerst voor het Hot voorgedragen Niet ontvankelijk.middel. Het middel dat hieruit is afgeleid dat de feitenrechter, met schending van de rechten van de verdediging, geweigerd heeft in te gaan op een door de beklaagde gevraagd getuigenverhoor, kan niet voor het eerst voor het Hof worden voorgedragen. 6 juni 1979 1172 Afdeling 6. -
113. - Strafzaken - Middel afgeleid uit tegenstrijdigheid van redenen Beslissing die wettelijk verantwoord blijft, ook al is het middel gegrond Niet ontvankelijk middel. Niet ontvankelijk, wegens gebrek aan belang, is het middel dat uit tegenstrijdigheid van redenen is afgeleid en dat, ook al was het gegrond, geen invloed heeft op de wettigheid van de uitgesproken veroordeling. 1 december 1978 378 114. - Strafzaken - StrafvorderingEen enkele straf uitgesproken wegens verscheidene misdrijven - Middel dat enkel betrekking heeft op een van deze misdrijven - Straf wettelijk verantwoord door een ander misdrijf - Niet ontvankelijk middel. Wanneer wegens verscheidene misdrijven een enkele straf is uitgesproken, is de vordering tot vernietiging van de beslissing op de strafvordering, gegrond op een middel dat enkel betrekking heeft op een van deze misdrijven, niet ontvankelijk, wegens het ontbreken van belang, als de uitgesproken straf wettelijk verantwoord blijft door een ander misdrijf. (Artt. 411 en 414 Sv.) 641 6 februari 1979
Tuchtzaken.
111. - Tuchtzaken - Nieuw middel - Middel dat niet aan de teitenrechter is voorgelegd, maar dat de openbare orde raakt- Ontvankelijk middel. Het middel afgeleid uit de schending van een wettelijke bepaling die nietnaleving van regels inzake strafrechtelijke procedure met nietigheid sanctioneren, raakt de openbare orde en kan, derhalve, voor het eerst in cassatie worden voorgedragen. 22 december 1978 478 112. - Tuchtzaken Nieuw middel - Middel niet voorgelegd aan de teitenrechter, maar dat de openbare orde raakt - Ontvankelijk middel. H;et middel afgeleid uit de schending van de regel van de wet van 26 juni 1963, inzake het recht op hoger beroep, raakt de openbare orde, zodat het voor het eerst voor het Hof kan worden voorgedragen. 10 april 1979 946
Afdeling 1. - Algemene begrippen. Afdeling 2. - Belastingzaken. Afdeling 3. - Burgerlijke zaken.
115. - Burgerlijke zaken - Middel dat zonder belang is geworden wegens de beslissing vim het Hot over een ander middel - Niet ontvankelijk middel. Niet ontvankelijk is het middel dat voor de eiser zonder belang is geworden wegens de beslissing van het Hof over een ander middel. 7 september 1978 16 116. - Burgerlijke zaken - Middel dat kritiek oetent op een ten overvloede gegeven reden - Niet-ontvankelijkheid. Niet ontvankelijk, bij gebrek aan belang, is het middel dat kritiek oefent op een ten overvloede gegeven reden van de bestreden beslissing. 21 september 1978 90 117. - Burgerlijke zaken Middel dat enkel kritiek oetent op redenen die
-76geen invloed hebben op de wettigheid van de bestreden beslissing - Middel zonder belang. Zonder belang is het middel dat, in burgerlijke zaken, slechts kritiek oefent op redenen die geen invloed hebben op de wettigheid van de bestreden beslissing. 257 3 november 1978 118. - Burgerlijke zaken - Middel dat kritiek oefent op een beschikking van de bestreden beslissing waardoor de eiser niet kon benadeeld worden - Niet ontvankelijk middel. · Niet ontvankelijk wegens het ontbreken van belang is het middel dat kritiek oefent op een beschikking van de bestreden beslissing waardoor de eiser niet kon benadeeld zijn. 661 7 februari 1979 119. - Burgerlijke zaken Middel zonder belang geworden wegens de beslissing van het Hof over een ander middel - Niet ontvankelijk middel. Niet ontvankelijk is het middel dat voor de eiser zonder belang is geworden wegens de beslissing van het Hof over een ander middel. 21 maart 1979 841 120. - Burgerlijke zaken - Middel waarbij aan de rechter wordt verweten de bewijskracht van een akte te hebben miskend - Miskenning zonder invloed op het bestreden beschikkende gedeelte - Niet ontvankelijk middel. Niet ontvankelijk, bij gebrek aan belang, is het middel waarbij aan de rechter wordt verweten dat hij de bewijskracht van een akte heeft miskend, als die miskenning geen invloed heeft op het beschikkende gedeelte van zijn beslissing. 5 april 1979 931 121. - Burgerlijke zaken - Middel voor de eiser zonder belang geworden wegens de beslissing van het Hof op het cassatieberoep van «Jn andere partij Niet ontvankelijk middel. Niet ontvankelijk is het middel dat voor de eiser zonder belang is geworden wegens de beslissing van het Hof op het cassatieberoep van een andere partij. 8 juni 1979 1181
enkel betrekking heeft op een van die misdrijven Straf wettelijk verantwoord door een ander misdrijf - Nietontvankelijkheid. Wanneer wegens verscheidene misdrijven een enkele straf is uitgesproken, is niet ontvankelijk, bij gebrek aan belang, de vordering tot vernietiging van de beslissing op de strafvordering, die gegrond is op een middel dat enkel betrekking heeft op een van die misdrijven, als de uitgesproken straf wettelijk verantwoord blijft door een ander misdrijf. (Artt. 411 en 414 Sv.) 27 september 1978 120 123. - Strafzaken - Voorziening in cassatie van de beklaagde - Middel hieruit afgeleid dat tegen de eiser lijfsdwang had moeten uitgesproken zijn Middel niet ontvankelijk bij gebrek aan belang. Niet ontvankelijk, bij gebrek aan belang, is het door de beklaagde, eiser in cassatie, voorgedragen middel dat hieruit is afgeleid dat te zijnen laste lijfsdwang had moeten uitgesproken zijn. 27 september 1978 120 124. Strafzaken Middel dat kritiek oefent op een ten overvloede gegeven reden - Niet ontvankelijk middel. Niet ontvankelijk wegens gebrek aan belang is het middel dat kritiek oefent op een ten overvloede gegeven reden van de bestreden beslissing. 10 oktober 1978 167 125. - Strafzaken - StrafvorderingEen enkele straf uitgesproken wegens verscheidene misdrijven - Middel dat enkel betrekking heeft op een van die misdrijven Straf wettelijk verantwoord door een ander misdrijf - Nietontvankelijkheid. Wanneer wegens verscheidene misdrijven een enkele straf is uitgesproken, is niet ontvankelijk, bij gebrek aan belang, de vordering tot vernietiging van de beslissing op de strafvordering, die gegrond is op een middel dat enkel betrekking heeft op een van die misdrijven, als de uitgesproken straf wettelijk verantwoord blijft door een ander misdrijf. (Artt. 411 en 414 Sv.) 18 oktober 1978 190 Afdeling 4. - Dienstplichtzaken. 126. Strafzaken Middel dat Afdeling 5. -· Strafzaken. kritiek oefent op een ten overvloede 122. - Strafzaken - Strafvordermg- gegeven reden - Niet-ontvankelijkheid. Een enkele straf uitgesproken wegens Niet ontvankelijk, wegens het ontbreverscheipene misdrijven - Middel dat ken van belang, is het middel dat kritiek
-77oefen,t op een ten overvloede gegeven reden van de bestreden beslissing. 24 oktober 1978 217 127. - Strafzaken - Strafvordering Een enkele straf uitgesproken wegens verscheidene misdrijven - Middel dat enkel betrekking heeft op een van die mi~drijven Straf wettelijk verantwoord door een ander misdrijf - Niet ontvankelijk. Wanneer wegens verscheidene misdrijven een enkele straf is uitgesproken, is niet ontvankelijk, wegens het ontbreken van belang, de eis tot vernietiging van de beslissing op de strafvordering, die gegrond is op een middel dat slechts op een van deze misdrijven betrekking heeft, als de uitgesproken straf wettelijk verantwoord blijft door een ander misdrijf. (Artt. 411 en 413 Sv.) 31 oktober 1978 247 128. - Strafzaken - Strafvordering Een enkele straf uitgesproken wegens verscheidene misdrijven - Middel dat enkel betrekking heeft op bepaalde misdrijven - Straf wettelijk verantwoord door de andere misdrijven - Niet ontvankelijk middel. Wanneer wegens verscheidene misdrijven een enkele straf is uitgesproken, is niet ontvankelijk, bij gebrek aan belang, de vordering tot vernietiging van de beslissing op de strafvordering, gegrond op een middel dat !mkel betrekking heeft op bepaalde misdrijven, als de uitgesproken straf wettelijk verantwoord blijft door de andere misdrijven. (Artt. 411 en 414 Sv.) 13 december 1978 437 129. - Strafzaken - Middel gegrond op een rechtsdwaling van de rechterDwaling waardoor de wettigheid van het beschikkende gedeelte niet wordt bei'nvloed - Middel zonder belang. Niet ontvankelijk, bij gebrek aan belang, is het middel dat aan de rechter verwijt een rechtsdwaling te hebben begaan, wanneer die rechtsdwaling de wettigneid van het bestreden beschikkende gedeelte niet be1nvloedt. 13 februari 1979 691 130. - Strafzaken - Voorziening in cassatie van de dader van een ongeval, die aileen aansprakelijk is verklaard en veroordeeld is tot volledige schadevergoeding - Voorziening tegen de benadeelde .. gericht . Middel dat enkel betrekking heeft op de beslissing dat een derde niet aansprakelijk is - Niet ontvankelijk middel.
Niet ontvankelijk, bij gebrek aan belang, is het middel dat, tot staving van een voorziening welke tegen de benadeelde van een ongeval is gericht door degene die aileen aansprakelijk is verklaard en veroordeeld is tot volledige schadevergoeding, wanneer het slechts betrekking heeft op de beslissing dat een derde geen fout heeft begaan die in oorzakelijk verband staat met het ongeval. (Artt. 1382 en 1383 B.W.) 23 februari 1979 757 131.- Douane en accijnzen- Middel dat kritiek oefent op een ten overvloede gegeven reden - Niet ontvankelijk middel. Niet ontvankelijk, bij gebrek aan belang, is het middel dat kritiek oefent op een ten overvloede gegeven reden van de bestreden beslissing. 8 maart 1979 811 132. - Strafzaken - StrafvorderingMiddel dat, zelfs indien het gegrond is, geen cassatie kan meebrengen - Niet ontvankelijk middel. Niet ontvankelijk, wegens gebrek aan . belang, is het middel dat, zelfs indien het gegrond is, geen cassatie van de bestreden beslissing kan meebrengen. 22 mei 1979 1108
133. Strafzaken Middel dat kritiek oefent op een ten overvloede gegeven reden - Niet ontvankelijk middel. Niet ontvankelijk, wegens het ontbreken van belang, is het middel dat kritiek oefent op een ten overvloede gegeven reden van beslissing. 27 juni 1979 1292 134. Strafzaken Middel dat kritiek oefent op een beschikking van de bestreden beslissing waardoor de eiser niet kan benadeeld zijn - Niet ontvankelijk middel. Niet ontvankelijk, wegens het ontbreken van belang, is het middel dat kritiek oefent op een beschikking van de bestreden beslissing waardoor de eiser niet kan benadeeld zijn. 1347 17 augustus 1979 Afdeling 6. - Tuchtzaken.
135. Tuchtzaken Voorziening tegen een beslissing van de raad van beroep van de Orde van Geneesheren Een enkele straf uitgesproken wegens verscheidene tekortkomingen - Middel dat enkel betrekking heeft op de beslis-
-78sing betreHende een van die tekortkomingen - Straf wettelijk verantwoord door een. andere tekortkoming - Niet .ontvankelijk middel. Wanneer een beslissing van de raad van beroep van de Orde van Geneesheren een enkele tuchtrechtelijke straf uitspreekt wegens verscheidene tekortkomingen is niet ontvankelijk het middel dat enkel betrekking heeft op een van die tekortkomingen, indien de uitgesproken straf wettelijk verantwoord blijft door een andere tekortkoming. 22 december 1978 478 136. '- Tuchtzaken - Middel gericht tegen een beslissing die wettelijk verantwoord blijft, ook al is het middel gegrond- Niet ontvankelijk middel. Niet ontvankelijk is het middel dat gericht is tegen de beslissing van de raad van beroep van de Orde van Architecten waarbij de vordering tot voortzetting van de procedure in het Frans wordt afgewezen omdat zij te laat is ingesteld, wanneer die beslissing wettelijk verantwoord blijft, ook al ware het middel gegrond. 10 april 1979 946
Wanneer de raad van beroep van de Orde van Geneesheren een enkele straf heeft uitgesproken wegens verscheidene tekortkomingen aan de plichtenleer en het tuchtgere~ht vaststelt dat de ernst of de aard van de uitgesproken sanctie vooral te wijten is aan een of meer van die tekortkomingen, zijn ontvankelijk de middelen die enkel betrekking hebben op een of meer van die tekortkomingen, daar de uitgesproken straf in dit geval niet wettelijk yerantwoord is door een andere tekortkoming, hoewel die ook door de enkele straf is gesanctioneerd. 19 april 1979 976 Afdeling .7.- Verkiezingszaken.
HOOFDSTUK VI GEEN BETREKEJNG OP DE BESTREDEN BESLISSING Afdeling 1. - Algemene begrippen. Afdeling 2. - Belastingzaken. Afdeling 3. - Burgerlijke zaken.
139. - Burgerlijke zaken - Middel dat geen betrekking heeft op de bestreden beslissing - Niet ontvankelijk middel. Niet ontvankelijk is het middel dat geen betrekking heeft op de bestreden beslissing. 7 februari 1979 661 140. - Burgerlijke zaken - Middel vreemd aan de beschikking van de beslissing waartegen het gericht is Niet ontvankelijk middel. Niet ontvankelijk is het middel dat vreemd is aan de beschikking van de beslissing waartegen het is gericht. 8 juni. 1979 1177
137.- Tuchtzaken - Cassatieberoep tegen een beslissing van de raad van beroep van de 01·de van Geneesheren Een enkele straf uitgesproken wegens verscheidene tekortkomingen inzake de plichtenleer - Middel dat enkel betrekking heeft op sommige van die tekortkomingen - Straf wettelijk verantwoord door een andere tekortkoming - Niet ontvankelijk middel. Wanneer een beslissing van de raad van beroep van de Orde van Geneesheren een enkele tuchtstraf uitspreekt wegens verscheidene tekortkomingen is niet ontvankelijk het middel dat enkel Afdeling 4. - Dienstplichtzaken. betrekking heeft op sommige van die tekortkomingen, als de uitgesproken 141. Dienstplicht - Middel dat straf wettelijk verantwoord blijft door geen verband houdt met de bestreden een andere tekortkoming. beslissing - Niet-ontvankelijkheid. 19 april 1979 976 Niet ontvankelijk is het middel dat geen verband houdt met de bestreden 138. - Tuchtzaken - Cassatieberoep beslissing. tegen een beslissing van de raad van 156 9 oktober 1978 beroep van de Orde van Geneesheren Een enkele straf uitgesproken wegens 142. - Beslissing van de herkeuringsverscheidene tekortkomingen aan de raad - Middel betreHende vrijlating van plichtenleer Middelen die enkel dienst op morele grand - Niet ontvanbetrekking hebben op sommige van die kelijk middel. tekortkomingen Beslissing waarin Niet ontvankelijk, tot staving van een wordt vastgesteld dat de sanctie noodza- voorziening tegen een beslissing van de kelijk zwaar moest zijn wegens de door herkeuringsraad, is het middel ten het middel bekritiseerde tekortkomingen betoge dat de dienstplichtige vrijlating - Ontvankelijke middelen. van dienst op morele grond kon genie-
-79ten, wanneer die beslissing daarover geen uitspraak beeft gedaan, nu de berkeuringsraad daartoe trouwens niet bevoegd was. (Art. 39 Dienstplicbtwet.) 27 november 1978 355 143. Dienstplicht - Middel dat enkel betrekking heeft op de betekening van de bestreden beslissing - Niet-ontvankelijkheid. Niet ontvankelijk, tot staving van een voorziening tegen een beslissing van de Hoge Militieraad, is bet middel dat enkel betrekking beeft op de betekening van de bestreden beslissing. 12 februari 1979 680 144. Dienstplicht - Middel dat enkel betrekking heeft op de betekening van de bestreden beslissing - Niet-ontvankelijkheid. Niet ontvankelijk, tot staving van een voorziening tegen een beslissing van de berkeuringsraad, is bet middel dat enkel betrekking beeft op de betekening van de bestreden beslissing. 26 maart 1979 873 145. Dienstplicht - Middel dat geen verband houdt met de bestreden beslissing - Niet ontvankelijk middel. Niet ontvankelijk is bet middel dat geen verband boudt met de bestreden beslissing. 27 juni 1979 1297 146. Dienstplicht Middel dat enkel betmkking heeft op de betekening van de bestreden beslissing - Niet-ontvankelijkheid. Niet ontvankelijk, tot staving van een voorziening tegen een beslissing van de Hoge Militieraad, is bet middel dat enkel betrekking beeft op de betekening van de bestreden beslissing. 20 juli 1979 1335
Afdeling 5. -
Strafzaken.
147. - Strafzaken - StrafvorderingVoorziening tegen de beslissing van het vonnisgerecht - Middel dat uitsluitend betrekking heeft op het voorbereidend onderzoek - Middel dat geen betrekking heeft op de bevoegdheid - Niet ontvankelijk middel. Niet ontvankelijk tot staving van een voorziening welke aileen tegen de beslissing van bet vonnisgerecbt is gericbt, is bet middel dat niet op de bevoegdbeid, docb uitsluitend op bet voorbereidend onderzoek betrekking beeft. 13 september 1978 42
148. - Strafzaken - Voorziening in cassatie van de burgerlijke partij tegen een arrest van· buitenvervolgingstelling - Buitenvervolgingstelling gegrond op de verjaring van de strafvordering Middel dat de beschikking tot buitenvervolgingstelling betwist - Niet ontvankeJijk. Niet ontvankelijk, tot staving van een voorziening van de burgerlijke partij tegen de bescbikking van een arrest van buitenvervolgingstelling, waarbij zij wordt veroordeeld tot scbadevergoeding jegens de verdacbte of in de kosten van de strafvordering of van de burgerlijke recbtsvordering, is bet middel dat de bescbikking van buitenvervolgingstelling betwist, zelfs wanneer de buitenvervolgingstelling steunt op de ver~aring van de strafvordering. (Art. 135 Sv.). 19 september 1978 60 149. Strafzaken Voorziening tegen een arrest dat het verzet wegens niet-verschijning ongedaan verklaart Middelen gericht tegen het arrest waartegen verzet- Niet-ontvankelijkheid. Niet ontvankelijk, tot staving van de voorziening tegen een arrest dat bet verzet wegens niet-verscbijning ongedaan verklaart, zijn de middelen die enkel gericbt zijn tegen bet arrest waartegen verzet. 19 september 1978 65
150. - Strafzaken - Middel dat enkel gericht is tegen een beslissing waartegen geen cassatieberoep is ingesteld - Nietontvankelijkheid. Niet ontvankelijk, bij gebrek aan voorwerp, is bet middel dat enkel betrekking beeft op een beslissing waartegen bet cassatieberoep niet is gericbt. 24 oktober 1978 206 151. Strafzaken Middel dat betrekking heeft op een beslissing waartegen geen cassatiebez·oep is gericht Niet ontvankelijk middel. Niet ontvankelijk, bij gebrek aan bestaansreden, is bet middel dat betrekking beeft op een beslissing waartegen bet cassatieberoep niet is gericbt. 12 december 1978 428 152. Strafzaken Middel dat kritiek oefent op de vorderingen van het openbaar ministerie voor het arrest tot internering - Niet ontvankelijk middel. Niet ontvankelijk is bet middel dat kritiek oefent op de vorderingen van bet
-80openbaar ministerie voor het veroorde- CHEQUE lend arrest. Uitgifte in het buitenland van een 14 maart 1979 826 cheque zonder dekking Cheque 153. - Strafzaken - Strafvordering getrokken op een Belgische bank -
Cassatieberoep gericht tegen het arrest waarbij eisers verzoek tot ontheffing van de gevolgen van de terbeschikkingstelJing van de Regering door het veroordeJend arrest wordt verworpen - Middel dat enkel de terbeschikkingstelling van de Regering bekritiseert - Middel dat geen betrekking heeft op de bestreden beslissing- Niet ontvankelijk cassatiemiddel.
Overtreding strafbaar in Belgie.
De uitgifte van een cheque zonder dekking is een samengesteld misdrijf; het valt onder de bevoegdheid van de Belgische gerechten, als een van de bestanddelen van dat misdrijf geheel of ten dele in Belgie is gepleegd, i.e. het feit dat de cheque is getrokken op een rekening zonder dekking van een in Belgie gevestigde bank. Niet ontvankelijk is het middel tot 23 januari 1979 575 staving van een cassatieberoep tegen de beslissing tot verwerping van het door ARBEIDSOVERde eiser overeenkomstig art. 26 Wet COLLECTIEVE Besch. Maatschappij ingestelde verzoek EENKOMST tot ontheffing van de gevolgen van de Koninklijk besluit tot algemeen verterbeschikkingstelling van de Regering voor een termijn van tien jaar, na afloop bindendverklaring van een in paritair van zijn straf, wanneer dat middel enkel comite gesloten collectieve arbeidsover-gericht is tegen het arrest waarbij de eenkomst - Terugwerking - Beperterbeschikkingstelling van de Regering king. Het koninklijk besluit tot algemeen was bevolen, daar het geen betrekking verbindendverklaring van een collectieve heeft op de bestreden beslissing. 11 april1979 974 arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van de datum waarop de 154. Strafzaken Middel dat overeenkomst in werking treedt, zonder betrekking heeft op een beslissing waar- dat het evenwel meer dan een jaar v66r tegen geen cassatieberoep is gericht de bekendmaking ervan in het Belgisch Niet ontvankelijk middel. Staatsblad kan terugwerken. (Art. 32 Niet ontvankelijk, bij gebrek aan CA.O.-Wet.) bestaansreden, is het middel dat betrek726 19 februari 1979 king heeft op een beslissing waartegen het cassatieberoep niet is gericht. 24 april 1979 1009 155. - Strafzaken - Middel dat geen betrekking heeft op de bestreden beslissing - Niet ontvankelijk middel. Niet ontvankelijk is het middel dat geen betrekking heeft op de bestreden beslissing. 16 mei 1979 1098 Afdeling 6. - Tuchtzaken. Afdeling 7.- Verkiezingszaken.
HOOFDSTUK VII AMBTSHALVE VOORGEDRAGEN Afdeling 1. - Algemene begrippen.
Afdeling Afdeling Afdeling Afdeling Afdeling Afdeling
2. 3. 4. 5. 6. 7. ...::..
Belastingzaken. Burgerlijke zaken. Dienstplichtzaken. Strafzaken. Tuchtzaken. Verkiezingszaken.
D DADING Derde - Geen afstand van zijn rechten - Zonder invloed op de toegevingen van de partijen in de dading. Het feit dat een derde, die geen partij is in de overeenkomst, van zijn rechten geen afstand doet, belet niet dat de partijen wederzijds toegevingen hebben kunnen doen en dus een dading hebben kunnen aangaan. (Art. 2044 B.W.) 1177 8 juni 1979
DEELNEMING AAN MISDRUVEN 1. - Deelneming op een van de in artikel 66 van het Strafwetboek omschreven wijzen - Dader van het misdrijf.
-81Als dader van een misdaad of van een wanbedrijf is strafbaar, niet aileen hij die het misdrijf uitvoert, doch ook hij die aan de uitvoering ervan heeft deelgenomen op een van de in artikel 66 van het Strafwetboek omschreven wijzen. 26 september 1978 113 2. Veroordeling van de dader van een misdrijf - Wettigheid hangt niet a1 van de vervolging of veroordeling van andere daders. De wettigheid van de veroordeling van een dader van een misdrijf hangt niet af van de vervolging of veroordeling van andere personen die eraan hebben deelgenomen. 26 september 1978 113 3. Valsheid en gebruik van valse stukken - Veroordeling wegens deelneming aan dat misdrijf - Wettigheid Voorwaarde. Om een beklaagde wettig te kunnen veroordelen als mededader van het misdrijf « valsheid in geschriften en gebruik van valse stukken » is niet vereist dat alle bestanddelen van het misdrijf aanwezig zijn in de daden van deelneming; het is voldoende dat wordt bewezen dat een dader het misdrijf « valsheid in geschriften en gebruik van valse stukken » heeft gepleegd en dat de mededader bewust meegewerkt heeft aan de uitvoering ervan op een van de wijzen van deelneming, bepaald in het tweede en derde lid van art. 66 Sw. (Artt. 66, 193, 196, 197 en 213 Sw.) 18 oktober 1978 191
wegens dat misdrijf omdat de door hem verleende hulp noodzakelijk was voor de uitvoering van het misdrijf - Wettelijk verantwoorde veroordeling. Regelmatig met redenen omkleed en derhalve wettelijk verantwoord is de beslissing waarbij de beklaagde wegens het bezit van verdovende middelen wordt veroordeeld, wanneer zij vaststelt dat de door hem verleende hulp noodzakelijk was voor de uitvoering van het misdrijf. (Art. 66 Sw.) 653 7 februari 1979 6. - Valsheid en gebruik van valse stukken - Veroordeling wegens deelneming aan dat misdrijf - Wettigheid Voorwaarden. Om een beklaagde wettig te kunnen veroordelen als mededader van het misdrijf << valsheid in geschriften en gebruik van valse stukken » behoeven niet alle bestanddelen van het misdrijf in de deelnemingshandelingen aanwezig te zijn; het is voldoende dat vaststaat dat een dader het misdrijf « valsheid in geschriften en gebruik van valse stukken » heeft gepleegd en dat de mededader van de uitvoering van dat misdrijf heeft deelgenomen op een der wijzen bepaald in art. 66, tweede en derde lid, Sw. (Artt. 66, 193, 196, 197 en 213 Sw.) 21 maart 1979 851 7. Beklaagde vervolgd om het misdrijf te hebben uitgevoerd of aan de uitvoering rechtstreeks te hebben meegewerkt of door enige daad tot de uitvoering zodanige hulp te hebben verleend dat de misdaad of het wanbedrijf zonder zijn bijstand niet had kunnen worden gepleegd - Voorwerp van de telastlegging. . De beklaagde die vervolgd wordt om een misdrijf te hebben uitgevoerd of aan de uitvoering rechtstreeks te hebben meegewerkt of door enige daad tot de uitvoering van zodanige hulp te hebben verleend dat de misdaad of het wanbedrijf zonder zijn bijstand niet had kunnen worden gepleegd, wordt daardoor vervolgd zowel voor een daad van rechtstreekse uitvoering van het misdrijf als voor een der daden van deelneming, bepaald in art. 66, tweede en derde lid, Sw. 21 maart 1979 851
4. Valsheid, gebruik van valse stukken en oplichting - Veroordeling van de beklaagde wegens deelneming aan die misdrijven Wettigheid Voorwaarde. Om een beklaagde wettig te kunnen veroordelen als mededader van valsheid in geschriften, gebruik van valse stukken en oplichting, behoeven niet aile bestanddelen van het misdrijf in de deelnemingshandelingen aanwezig te zijn; het is voldoende dat vaststaat dat een dader de valsheid in geschriften, het gebruik van valse stukken en oplichting heeft gepleegd en dat de mededader aan de uitvoering van die misdrijven heeft deelgenomen op een der wijzen bepaald in art. 66, tweede en derde lid, Sw. (Impliciet.) (Artt. 66, 193, 196, 213 en 496 Sw.) 13 december 1978 437 DESKUNDIGENONDERZOEK 5. - Bezit van verdovende middelen 1. - Burgerlijke zaken - Schade aan Veroordeling van de beklaagde velden, vruchten en oogsten - Deskun-
-82digenonderzoek door de vrederechter HOOFDSTUK III. - Militierechtscollege bevolen op eenzijdig verzoekschrift § 1. Samenstelling en bevoegdheid Draagwijdte. Rechtspleging.
De vrederechter die op eenzijdig ver§ 2. Vorm van de beslissingen. zoekschrift van degene die konijnenHOOFDSTUK IV. - Dienstweigeraar op schade heeft geleden een deskundige grond van gewetensbezwaar aanstelt, mag deze enkel belasten met materiele constateringen, doch hij mag HOOFDSTUK V. - Allerlei hem geen adviezen vragen over de oorzaak en de omvang van de schade. (Artt. 591-13°, 594-1°, 1025 tot HOOFDSTUK I 1034 Ger.W.) 841 lliTSTEL EN VRIJLATING VAN DIENST OP 21 maart 1979 MORELE GROND 2. - Burgerlijke zaken - Deskundi1. - Uitstel en vrijlating van dienst op genonderzoek door de vrederechter
bevolen op eenzijdig verzoekschrift - morele grond - Kostwinner van het Wettelijke voorwaarden die Geldigheid beperkt tot de materiele vast- gezin moeten vervuld zijn voor het verstrijken stellingen van de deskundige - Begrip. Een deskundigenopdracht die de van de termijn waarin de aanvraag om vrederechter op eenzijdig verzoekschrift uitstel of vrijlating moet worden ingeheeft gegeven met toepassing van de diend. artt. 594, 1•, en 1025 tot 1034 Ger.W., is geldig in zoverre zij materiele constateringen tot doel heeft, niettegenstaande dezelfde opdracht nietig is in zoverre zij het vaststellen van de oorzaak en de omvang van de schade tot doel heeft. 21 maart 1979 841
Het verlenen van uitstel of vrijlating van dienst, onder meer als kostwinner van zijn vader en moeder of van andere bij art. 10, § 1, 1•, Dienstplichtw. bedoelde personen, is, onder het voorbehoud van het bij art. 11 van dezelfde wetten bepaalde geval, afhankelijk gesteld van de voorwaarde dat de dienstplichtige de bij dat artikel bepaalde voorwaarde reeds vervulde v66r het verstrijken van de termijn waarin de aanvraag om uitstel of vrijlating van dienst moet worden ingediend. 156 9 oktober 1978
3. - Strafzaken - Hof van assisen Deskundige die kritiek oefent op de verdediging van de beschuldigde Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, artikel 6.1 - Beschuldigde die voor het hof van assisen de vaststellingen en besluiten van het deskundigen2. - Uitstel en vrijlating van dienst op verslag heeft mogen betwisten - EerJijke behandeling van de zaak als morele grond - Afstand van uitstel -Definitieve afstand. bedoeld in art. 6.1 van dat verdrag. Uit het feit alleen dat een deskundige op een bepaald ogenblik kritiek heeft geoefend op het systeem van verdediging van de beschuldigde, kan niet worden afgeleid dat die deskundige niet meer de vereiste waarborg van onpartijdigheid bood en dat de zaak dus niet eerlijk is behandeld, als vereist bij art. 6.1 Europees Verdrag Rechten van de Mens, wanneer de beschuldigde voor het hof van assisen de vaststellingen en besluiten van de deskundige heeft mogen betwisten. 17 augustus 1979 l341
DIENSTPLICHT
De afstand van een dienstplichtige van het hem verleende uitstel is definitief. (Art. 54, tweede lid, Dienstplichtwet.) 412 11 dec<;!mber 1978
3. - Uitstel en vrijlating van dienst op morele grond - Samenstelling van het gezin - Aantal kinderen - Mindervalide - Begrip. Voor het bepalen van het aantal kinderen van een gezin wordt niet voor twee geteld het kind wiens blijvende arbeidsongeschiktheid voor de toepassing van de wetgeving op de tegemoetkomingen aan minder-validen op 65 t.h. is vastgesteld. (Art. 17, § 3, Dienstplichtwet.) 15 januari 1979 548
4. - Vrijlating van dienst op morele Uitstel en vrijlating van dienst op morele grond grond- Broederdienst en groot gezin lnkomsten van de ouders - VermoedeHOOFDSTUK II. - Vrijstelling en voor- Jijke inkomsten van het lopende jaar Jopige afkeuring op Jichamelijke grond Begrip. HOOFDSTUK I. -
-83 Om uitspraak te doen over een vraag om vrijlating van dienst van een dienstplichtige van wie een broer zijn werkelijke dienst heeft volbracht en die behoort tot een gezin dat ten minste vier kinderen in Ieven telt, mag de Hoge Militieraad niet weigeren de samengevoegde inkomsten van vader en moeder van het lopende jaar in aanmerking te nemen om de enkele reden dat die inkomsten nog niet definitief door de bevoegde administratie van de directe belastingen werden gecontroleerd. (Artt. 10, § 1, 1•, en 12, § 1, 5"bis Dienstplichtwet; M.B. 15 dec. 1976.) 15 januari 1979 549 5. - Uitstel en vrijlating van dienst op morele grond Te Jaat ingediende aanvraag - Opheffing van het verval om uitzonderlijke redenen - Onaantastbare beoordeling door de militiegerechten. De militiegerechten oordelen op onaantastbare wijze over de uitzonderlijke redenen aangevoerd tot opheffing van het verval van een te laat inge-. diende aanvraag om uitstel of vrijlating van dienst op morele grond. (Art. 20, § 3, Dienstplichtwet.) 12 februari 1979 680
6. - Uitstel en vrijlating van dienst op morele grond - Opgenomen kinderen - Met voile broeders en zusters gelijkgesteld - Voorwaarden van gelijkstelling. De kinderen die door de ouders van de dienstplichtige of door. een hunner zijn opgenomen en op het ogenblik van de aanvraag om uitstel of vrijlating van dienst op morele grond sinds ten minste vijf jaar fiscaal ten laste van het gezin zijn, worden met voile broeders en zusters van de dienstplichtige gelijkgesteld, indien zij op het ogenblik van de aanvraag ongehuwd zijn en re~elmatig deel uitmaken van het gezin. (Art. 17, § 1, 1" en 2", Dienstplichtwet.) 12 februari 1979 682 7. - Uitstel en vrijlating van dienst op morele grond - Onmisbaarheid voor een bedzijf - In cassatie onaantastbare beoordeling. De feitelijke beoordeling of een dienstplichtige al dan niet onmisbaar is voor een landbouw-, nijverheids- of handelsbedrijf, dat hij voor eigen rekening of voor rekening van zijn ouders drijft, is in cassatie onaantastbaar. (Art. 10, § 1, 7", Dienstplichtwet.) 20 juli 1979 1339
HOOFDSTUK II VRIJSTELLING EN VOORLOPIGE AFKEURING OP LICHAMELIJKE GROND
8. - Keuringscriteria inzake lichamelijke geschiktheid voor de militaire dienst, de dienstnemingen en wederdienstnemingen - Als bijlage 1 bij KB. 5 nov. 1971 gevoegde tabel, punt 3, deel I - Dwingend karakter van de tabel en van de bijkomende preciseringen en onderrichtingen. lngevolge punt 3 van het eerste deel van de tabel, die als bijlage 1 is gevoegd bij K.B. 5 nov. 1971 tot wijziging van de· reglementering betreffende de keurings- · criteria inzake lichamelijke geschiktheid van de militaire dienst, de dienstnemingen en wederdienstnemingen, vertonen zowel de inhoud van die tabel als de bijkomende preciseringen en onderrichtingen een dwingend karakter. 8 september 1978 24 9. Dienstplichtwet 30 april 1962, art. 98, § 2 - Draagwijdte. De bepaling van art. 98, § 2, Dienstplichtwet, luidens welke, behoudens de gevallen waarin er geneeskundige tegenaanwijzingen zijn, de militairen kunnen worden verplicht preventieve vaccinaties en inentingen te ondergaan waarvan het aantal, de aard en de toepassingsmodaliteiten door de Koning worden bepaald, houdt niet in dat de militairen, nadat zij in het recruteringsen selectiecentrum de vereiste geneeskundige onderzoeken hebben ondergaan, aan een nieuw volledig geneeskundig onderzoek moeten worden onderworpen, alvorens te worden ingeent. 24 oktober 1978 214
HOOFDSTUK III
I
MILITIERECHTSCOLLEGE
§ 1. Samenstelling en - Rechtspleging.
bevoegdheid
10. - Militiegerechten - Toepassing van de taalwet in bestuurszaken. Op de militiegerechten zijn de regelen op het gebruik van de talen in bestuurszaken toepasselijk die gelden voor de centrale diensten. (Artt. 1, § 1, 1", 17, § 1, en 39, § 1, wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoordineerd op 18 juli 1966.) 12 februari 1979 680 11. - Hoge Militieraad- Taalregeling' - Dienstplichtige van de gemeente Voeren - Aanvraag om vrijlating op morele grond - Gebruik van het Nederlands.
-84In het Nederlands gewezen wordt de beslissing van de Hoge Militieraad over een aanvraag om vrijlating op morele grond, ingediend door een dienstplichtige die op de militielijsten van de gemeente Voeren is ingeschreven. (Artt. 3, § 1, 1•, 17, § 1, 1•, en 39, § 1, wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoordineerd op 18 juli 1966.) 12 februari 1979 680 12. - Herkeuringsraad - Inobservatiestelling - Verplichting - Voorwaarden. De herkeuringsraad is niet verplicht de inobservatiestelling van de dienstplichtige te bevelen, indien de tabellen van de geschiktheidscriteria het niet vereisen. (Art. 45, § 1, Dienstplichtwet.) 26 maart 1979 873 13. Hoge Militieraad Hoger beroep van de dienstplichtige tegen een beslissing van de militieraad - Tennijn. Om ontvankelijk te zijn moet de akte van hoger beroep van de dienstplichtige tegen de beslissing van de militieraad, behalve in geval van overmacht, aan de voorzitter van de Hoge Militieraad worden gezonden binnen vijftien dagen vanaf de dag waarop de kennisgeving van de bestreden beslissing ter bestemming is gekomen. (Art. 32, 4•, Dienstplichtwet.) 26 maart 1979 879 14. - Hoge Militieraad - Bevoegdheid - Militieraad die een aanvraag om uitstel ontvankelijk maar niet gegrond verklaart - Beroep van de dienstplichtige - Bevoegdheid van de Hoge Militieraad om de aanvraag niet ontvankelijk te verklaren. Wanneer de militieraad de aanvraag ·om uitstel ontvankelijk maar niet gegrond verklaart, is de Hoge Militieraad, ingevolge het beroep van de dienstplichtige die de door de militieraad aangenomen reden van verwerping aanvecht, bevoegd om de aanvraag niet ontvankelijk te verklaren. 30 april 1979 1030 15. - Militiegerechten - Dienstplichtige die de voorwaarden, vermeld in art. 10, § 1, 1", Dienstplichtwet voor het verlenen van uitstel of vrijlating van dienst, niet vervult - Zaak die door de militieraad niet wegens speciale omstandigheden aan de Hoge Militieraad werd voorgelegd - Hoge Militieraad vermag niet over dergelijke omstandigheden uitspraak te doen.
Wanneer de militieraad, die vaststelt dat uitstel of vrijlating van dienst wegens kostwinnerschap niet kan worden verleend, omdat de voorwaarden, vermeld in art. 10, § 1, 1•, Dienstplichtwet, niet vervuld zijn, de aanvraag heeft afgewezen zonder de zaak wegens Speciale omstandigheden, die voor inwilliging van de aanvraag pleiten, aan de Hoge Militieraad voor te leggen, vermag de Hoge Militieraad niet over het bestaan van dergelijke omstandigheden uitspraak te doen. (Artt. 28, § 4, en 37, § 3, Dienstplichtwet.) 11 juni 1979 1191 16. - Door de Hoge Militieraad aangestelde geneeskundige - Mededeling door de geneeskundige van zijn verslag aan de Hoge Militieraad - Geen schending van het beroepsgeheim. De geneeskundige die door de Hoge Militieraad is aangesteld, met toepassing van de artt. 28, § 3, en 37, § 2, Dienstplichtwet, om de gezondheidstoestand van een gezinslid van de dienstplichtige te onderzoeken, schendt het beroepsgeheim niet wanneer hij de uitslag van dit onderzoek aan de Hoge Militieraad mededeelt. 20 juli 1979 1335 17.- Hoge Militieraad- Geen verplichting de dienstplichtige te horen alvorens een geneeskundige aan te stelJen. De Hoge Militieraad is niet ertoe verplicht de dienstplichtige te horen alvorens hij een geneeskundige aanstelt met toepassing van de artt. 28, § 3, en 37, § 2, Dienstplichtwet om de gezondheidstoestand van een gezinslid van de dienstplichtige te onderzoeken. (Art. 37, § 1, Dienstplichtwet.) 20 juli 1979 1335 18. - Hoge Militieraad - Geen verplichting de aanstelling van een geneeskundige aan de dienstplichtige te betekenen. Het bepaalde in art. 37, § 4, Dienstplichtwet, luidens hetwelk de beslissingen van de Hoge Militieraad binnen acht dagen ter kennis van de betrokkene worden gebracht, is niet toepasselijk op de aanstelling van een geneeskundige, met toepassing van de artt. 28, § 3, en 37, § ~· van dezelfde wetten, om de gezondheidstoestand van een gezinslid van de dienstplichtige te onderzoeken. 20 juli 1979 1335
-85Hoge Militieraad - Openbaar- pige afkeuring, vrijstelling of afstand heid van de uitspraak - Vermelding in van uitstel of van vrijlating. de beslissing. 11 december 1978 412 19. -
De vermelding « openbare vergadering van », gevolgd door een datum, bovenaan de beslissing van de Hoge Militieraad, .dekt ook de uitspraak van de beslissing. (Art. 37, § 4, Dienstplichtwet.) 20 juli 1979 1335 § 2. Vorm van de beslissingen. 20. - Herkeuringsraad - Dienstplich-
23. - Definitieve militietoestand Verkrijging- Begrip.
De dienstplichtige die afstand heeft gedaan van het hem verleende uitstel en die door het recruterings- en selectiecentrum geschikt is verklaard voor de dienst, verkrijgt een definitieve militietoestand en wordt voor de dienst aangetige die om vervroegde dienstneming wezen, voor de lichting waarvoor de heeft verzocht en op Jichamelijke grond verrichtingen aan de gang waren op het ongeschikt schijnt te zijn voor de dienst ogenblik dat hij geschikt werd verklaard. - Te nemen beslissing. (Art. 23 Dienstplichtwet.) Wanneer de herkeuringsraad beslist 11 december 1978 412 dat een dienstplichtige, die om vervroegde dienstneming heeft verzocht, op lichamelijke grond ongeschikt is voor de 24. - Mannelijke tijdelijke dienstnedienst, mag hij enkel uitspraak doen in mer - Definitieve ambtsontneming door de volgende bewoordingen « niet toege- verbreking van ambtswege van de laten tot vervroegde dienstneming ». dienstneming - Dienstnemer die niet (Artt. 9, tweede lid, en 43, § 4, Dienst- ten minste twee jaar dienst heeft volplichtwet 30 april 1962.) bracht, de vormingsperioden niet inbe5 februari 1979 638 grepen - Gevolgen. De mannelijke tijdelijke dienstnemer 21. Militierechtscollege Hoge aan wie het ambt definitief is ontnomen Militieraad - Verplichting te antwoor- wegens verbreking van ambtswege van den op de door een dienstplichtige bij de dienstneming, voordat hij niet ten memorie voorgedragen middelen, ook al mi:hste twee jaar dienst heeft volbracht, verschijnt hij niet ter terechtzitting de vormingsperioden niet inbegrepen, is waarvoor hij was opgeroepen. onderworpen aan de militieverplichtinDe Hoge Militieraad is verplicht te gen van de lichting waarbij hij is antwoorden op de middelen die een ingeschreven, indien hij nog mag deeldienstplichtige in een memorie voor- nemen aan de militieverrichtingen van draagt, ook al verschijnt hij niet ter die lichting, of aan de militieverrichtinterechtzitting waarvoor hij was opgeroe- gen van de lichting met welke hij reeds pen. (Art. 37, §§ 1, tweede lid, en 4, een definitieve militietoestand mocht Dienstplichtwet.) verkregen hebben, zoniet gelden voor 23 april 1979 998 hem de verplichtingen van de dienstplichtigen der eerstvolgende lichting. (Artt. 14, § 1, en 15, § 4, wet HOOFDSTUK IV 13 juli 1976 betreffende de getalsterkte DIENSTWEIGERAAR OP GROND VAN aan officieren en de statuten van het GEWETENSBEZWAAR personeel van de krijgsmacht.) 11 december 1978 412 HOOFDSTUKV ALLERLEI
22. - Opneming in het contingent Dienstplichtwet, art. 23 - Draagwijdte. Art. 23 Dienstplichtwet, volgens hetwelk de in het contingent op te nemen dienstplichtigen voor de dienst worden aangewezen, tenzij zij een andere militietoestand verkrijgen, stelt als principe de ambtshalve aanwijzing voor het contingent van de tot de bepaalde lichting behorende dienstplichtigen, behalve wanneer zij een andere militietoestand hebben verkregen door vervroegde dienstneming, uitstel, vrijlating, voorlo:
25. - Opneming in het contingent Dienstplichtige bij de Jichting ingedeeld wegens verbreking van vrijwillige dienstneming - Begrip. De tijdelijke dienstnemer, bedoeld in art. 6 wet 13 juli 1976 betreffende de getalsterkte aan officieren en de statuten van het personeel van de krijgsmacht, wiens dienstneming van ambtswege is verbroken met toepassing van die wet, is geen vrijwillige dienstnemer wiens dienstneming is verbroken in de zin van art. 8 Dienstplichtwet. 11 december 1978 412
-8626. - Keuring in het buitenland Besluit van de geneesheer-keurder Herkeuringsraad niet gebonden door dat advies. Het besluit van een geneesheer-keurder die door de diplomatieke of consulaire ambtenaar is aangewezen voor de keuring van een dienstplichtige die zijn werkelijke en gewone verblijfplaats buiten het land heeft, is slechts een advies; de herkeuringsraad is door dat besluit niet gebonden. (Art. 46, §§ 1 en 4, Dienstplichtwet.) 27 juni 1979 1297 27. - Herkeuringsraad Noodzaak of gepastheid van een maatregel van art. 46 Dienstplichtwet- Onaantastbare beoordeling. · De herkeuringsraad beoordeelt op onaantastbare wijze in feite de noodzaak of gepastheid van een der bij art. 46, § 5, Dienstplichtwet voorgeschreven maatregelen. 27 juni 1979 1297
DOUANE EN ACCUNZEN 1. - In-, uit- en doorvoer van goederen - Burgerlijke rechtsvordering van de minister van Economische Zaken tot betaling van ontdoken heffingen die, bij invoer, verschuldigd zijn met toepassing van de verordeningen en richtlijnen van de E.E.G. - Rechtsvordering die voor het strafgerecht kan worden gebracht waarbij vervolgingen wegens sluikinvoer rechtsgeldig aanhangig zijn. De burgerlijke rechtsvordering van de minister van Economische Zaken tot betaling van ontdoken heffingen die, bij invoer, verschuldigd zijn met toepassing van de verordeningen en richtlijnen van de E.E.G. kan voor het strafgerecht worden gebracht waarbij vervolgingen wegens sluikinvoer rechtsgeldig aanhangig zijn. (Art. 249 wet 26 aug. 1822; artt. 1 en 4 wet 20 dec. 1897; artt. 2, 8 en 10 wet 11 sept. 1962; artt. 2, 3 en 7 K.B. 26 juli 1962 betreffende de toepassing van de verordeningen, richtlijnen, beschikkingen of besluiten, adviezen en aanbevelingen van de E.E.G. in verband met de landbouw; art. 1 K.B. 24 oktober 1962 betreffende de in-, uiten doorvoer van goederen. 10 oktober 1978 167 2. - In-, uit- en doorvoer van goederen - Burgerlijke rechtsvordering van de minister van Economische Zaken tot betaling van ontdoken heffingen die, bij
invoer, verschuldigd zijn met toepassing van de verordeningen en richtlijnen van de E.E.G. - Dertigjarige verjaring. De burgerlijke rechtsvordering van de minister van Economische Zaken tot betaling van ontdoken heffingen die, bij invoer, verschuldigd zijn met toepassing van de verordeningen en richtlijnen van de E.E.G. is gebaseerd op een bijzondere bepaling van de wetgeving inzake douane en accijnzen en niet op een misdrijf; zij verjaart na dertig jaar. (Art. 249 wet 26 aug. 1822; artt. 1 en 4 wet 20 dec. 1897; artt. 2, 8 en 10 wet 11 sept. 1962; artt. 2, 3 en 7 K.B. 26 juli 1962 betreffende de toepassing van de verordeningen, richtlijnen, beschikkingen of besluiten, adviezen en aanbevelingen van de E.E.G. in verband met de iandbouw; art. 1 K.B. 24 okt. 1962 betreffende de in-, uit- en doorvoer van goederen; art. 2262 B.W.) 10 oktober 1978 167 3. Strafvordering - Gevolg ten aanzien van de borgsom om teruggave van de in beslag genomen goederen te bekomen. Door het instellen van de strafvordering wegens poging tot sluikinvoer van goederen, onderworpen aan de belasting over de toegevoegde waarde, neemt de rechter geen kennis van de vraag tot terugbetaling van de borgsom die is gestort om teruggave te bekomen van de goederen en van het voertuig die in beslag genomen zijn. 7 november 1978 272 4. - Algemene wet van 26 augustus 1822 over de heffing van rechten van inen uitvoer en van de accijnzen, art. 317- Draagwijdte. Art. 317 Algemene wet van 26 aug. 1822 over de heffing van rechten van inen uitvoer en van de accijnzen regelt de· verplichtingen van de douanebeambten jegens de personen waarmee zij bij de uitoefening van hun ambt in contact komen en het geven van informatie omtrent zaken van de ene particulier tot de andere; het heeft geen verband met de betrekkingen van de douanediensten van de Belgische Staat met de douanediensten van andere Staten. 8 maart 1979 811 5. '- Verjaring van de strafvordering - Geen gevolg op de verjaring van de rechtsvordering tot invordering van de ontdoken rechten. Verjaring van de strafvordering wegens overtreding van de wet inzake douane en accijnzen heeft geen verja-
-87ring van de rechtsvordering tot invorde- grond van aile omstandigheden van de ring van de ontdoken rechten ten zaak, o.m. van hun krenkend karakter t.o.v. de echtgenoot. (Art. 231 B.W.) gevolge. (Wet van 26 aug. 1822, art. 249.) 6 oktober 1978 154 4 april 1979 927 2. - Echtscheiding - Echtscheiding 6. - Burgerlijke vordering tot betaling van rechten en strafvordering - Ver- door onderlinge toestemming - Echtplichting voor de strafrechter om zelfs in scheiding tussen echtgenoten van vergeval van vrijspraak van de verdachte schillende vreemde nationaliteiten over de burgerlijke rechtsvordering uit- Toe te passen wet. Ingevolge art. 3, derde lid, B.W., volspraak te doen. gens hetwelk, behoudens de gevallen die Inzake douane en acdjnzen is de in andere wetten mochten zijn vastgestrafrechter, die de verdachte vrij- steld en met name in de wet spreekt, niettemin verpli<;:ht uitspraak te van 27 juni 1960, de staat en de doen over de burgerlijke vordering tot bekwaamheid van de personen zijn betaling van rechten die samen met de geregeld overeenkomstig de nationale strafvordering bij hem aanhangig is wet van die personen, moet de toepasgemaakt. (Art. 249 wet inzake douane en sing van de regel, voortvloeiende uit het accijnzen.) personeelsstatuut van een der echtgeno927 ten die echtscheiding door onderlinge 4 april 1979 toestemming toestaat, worden uitgeslo7. - Rechtsvordering tot invordering ten omdat een regel van het personeelsvan de rechten - Geen regelmatige statuut van de andere echtgenoot echtaangifte - Dertigjarige verjaring. scheiding verbiedt. (Art. 3, derde lid, Wanneer inzake douane en accijnzen B.W.) geen regelmatige aangifte van de goede14 december 1978 445 ren is geschied, verjaart de rechtsvordering tot invordering van de rechten door HOOFDSTUK II verloop van dertig jaar. (B.W., art. 2262.) RECHTSPLEGING 927 4 april 1979 3. Echtscheiding op grond van bepaalde feiten Voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg die in kort geding uitspraak heeft gedaan over de E voorlopige maatregelen - Hij kan zijn beschikking niet intrekken of wijzigen tenzij de omstandigheden veranderd ECHTSCHEIDING EN SCHEIDING zijn. De voorzitter van de rechtbank van VAN TAFEL EN BED eerste aanleg die in kort geding uitspraak doet over de voorlopige maatreHOOFDSTUK I. - Gronden gelen inzake echtscheiding op grond van HOOFDSTUK II. - Rechtspleging bepaalde feiten kan zijn beschikking HOOFDSTUK III. - Gevolgen t.a.v. de niet intrekken of wijzigen, tenzij de person en omstandigheden veranderd zijn. HOOFDSTUK IV. ......,. Gevolgen t.a. v. de (Artt. 23 tot 28, 1280 Ger.W.) 28 septemer 1978 131 goederen 4. - Echtscheiding - Echtscheiding HOOFDSTUK I door onderlinge toestemming - Termijn GRONDEN om zich in cassatie te voorzien. De termijn om zich in cassatie te 1. - Grove belediging - Beledigend voorzien tegen het arrest van het hof karakter dat niet noodzakelijk voort- van beroep inzake echtscheiding door vloeit uit de loutere tekortkoming aan de onderlinge toestemming is twintig dagen huwelijksverplichtingen - Beoordeling te rekenen van de uitspraak van dat door de feitenrechter. arrest. (Art. 1302 Ger.W.) Het beledigend karakter van de gedra.,. 445 14 december 1978 ging van een echtgenoot en de ernst van dat beledigend karakter vloeien niet 5. -· Grove belediging - Beledigend noodzakelijk voort uit de loutere tekort- karakter dat niet noodzakelijk voortkoming aan de huwelijksverplichtingen, vloeit uit de loutere tekortkoming aan de maar zij moeten beoordeeld worden op . huwelijksverplichtingen.
-88· Eis betreffende het onderhoud van de gemeenschappelijke kinderen - Aard van die eis. Wanneer voor de feitenrechter twee wederzijdse eisen tot echtscheiding aanhangig gemaakt zijn en het beschikkende gedeelte van het eindvonnis of -arrest op elm van deze eisen, waarbij de echtscheiding wordt toegestaan, overgeschreven is in de registers van de burgerlijke stand terwijl de andere eis nog steeds hangende is, is de vordering 6. Echtscheiding op grand van van een van de partijen tot vaststelling bepaalde feiten - Minderjarige kinde- van de verplichtingen van de andere ren van uit de echt gescheiden echtgeno- partij betreffende het onderhoud van de ten - Bestuur over de persoon en over gemeenschappelijke kinderen noodzakede goederen van de minderjarige kinde- lijk een voorlopige vordering die samenren - Vordering gegrond op art. 302, gaat met de eis tot echtscheiding. derde lid, B. W. ~ Beslissing op die 3 mei 1979 1050 vordering - Beoordelingsvrijheid van de rechter - Grenzen. 9. Echtscheiding Wederzijdse Overeenkomstig art. 302, derde lid, eisen tot echtscheiding - Beslissing op B.W. oordeelt de rechter, die kennis etm der eisen overgeschreven in de heeft genomen van de in dat artikel registers van de burgerlijke stand bedoelde vordering, of die vordering E{m der eisen aanhangig gebleven na gegrond is, gelet op het belang van de overschrijving van de echtscheiding kinderen; hij past die bepaling dus Voorlopige maatregelen betreffende de wettig toe, als hij de vordering ten dele gemeenschappelijke kinderen definitief toewijst en bovendien beslist dat de wanneer bij een in kracht van gewijsde bestaande toestand in het belang van de gegane beslissing uitspraak is gedaan kinderen moet worden gehandhaafd. over beide eisen. 26 april1979 1016 De voorlopige maatregelen betreffende de gemeenschappelijke kinderen, die 7. - Echtscheiding Wederzijdse worden bevolen alvorens definitief uiteisen tot echtscheiding - Beslissing op spraak is gedaan over de wederzijdse een der eisen overgeschreven in de eisen tot echtscheiding, worden pas defiregisters van de burgerlijke stand - nitief, in de zin van art. 302 B.W., zoals Een der eisen aanhangig gebleven na die bepaling is vastgelegd bij overschrijving van de echtscheiding art. 16 Jeugdbeschermingswet, wanneer Eis in de zin van B. W., boek I, titel VI, bij een in kracht van gewijsde gegane en Ger. W., vierde dee], boek IV; beslissing uitspraak is gedaan over beide hoofdstuk XL eisen tot echtscheiding. Wanneer voor de feitenrechter twee 3 mei 1979 1050 wederzijdse eisen tot echtscheiding aan10. - Echtscheiding Wederzijdse hangig gemaakt zijn en het beschikkende gedeelte van het eindvonnis of tot echtscheiding - Beslissing op -arrest op een van die eisen, waarbij de een der eisen overgeschreven in de echtscheiding wordt toegestaan, overge- registers van de burgerlijke stand schreven is in de registers van de Efm der eisen aanhangig gebleven na burgerlijke stand terwijl de andere eis overschrijving van de echtscheiding nog steeds hangende is, blijft Jaatstge- Voorlopige maatregelen betreffende de kinderen noemde vordering een eis tot echtschei- gemeenschappelijke ding in de zin van B.W., boek I, titel VI, Bevoegdheid. Wanneer een eis tot echtscheiding en Ger.W., vierde deel, boek IV, aanhangig is gebleven na de ontbinding hoofdstuk XI. 3 mei 1979 1050 van het huwelijk ten gevolge van een eindbeslissing op een van de wederzijdse 8. Echtscheiding Wederzijdse eisen tot echtscheiding, is de voorzitter eisen tot echtscheiding - Beslissing op van de rechtbank van eerste aanleg een der eisen overgeschreven in de alleen bevoegd om uitspraak te doen over de voorlopige maatregelen die registers van de burgerlijke stand Een der eisen aanhangig gebleven na eventueel nodig zijn wegens de eis tot echtscheiding die blijft bestaan, met overschrijving van de echtscheiding Het beledigend karakter van de gedraging van een echtgenoot en de ernst van dat beledigend karakter vloeien niet uitsluitend voort uit de loutere tekortkoming aan de huwelijksverplichtingen, maar zij moeten beoordeeld worden op grond van alle omstandigheden van de zaak, met name van hun krenkend karakter t.a.v. de echtgenoot. (Art. 231 B.W.) 31 januari 1979 617
eise'n
-89name de maatregelen betreffende de persoon, de goederen en het onderhoud van de gemeenschappelijke kinderen, alsmede de wijziging van de bijdrage van de partijen in het onderhoud van die kinderen. 3 mei 1979 1050
HOOFDSTUK III GEVOLGEN TA.V. DE PERSONEN
11. Echtscheiding Vonnis of arrest waarbij echtscheiding op grand van bepaalde feiten wordt toegestaan Overschrijving in de registers van de burgerlijke stand - Latere · verklaring waarbij de echtgenoot, die de echtscheiding heeft verkregen, van elke vordering van persoonlijk onderhoudsgeld afstand doet - Geldigheid Na overschrijving in de registers van de burgerlijke stand van het vonnis of het arrest, waarbij echtscheiding op grond van bepaalde feiten wordt toegestaan, kan de echtgenoot die de echtscheiding heeft verkregen rechtsgeldig verklaren dat hij van elke vordering van persoonlijk onderhoudsgeld afstand doet. (Art. 301 B.W.) 17 november 1978 319 12. Uitkering tot Jevensonderhoud na echtscheiding- Bedrag- Vaststelling -Criteria. De uitkering waarop de echtgenoot, die de echtscheiding heeft verkregen, uit de goederen en inkomsten van de andere echtgenoot aanspraak kan maken, moet worden vastgesteld volgens de inkomsten van de partijen op de dag van de overschrijving van de echtscheiding, maar zij mag niet uitgaan hoven hetgeen noodzakelijk is om de rechthebbende gelijkwaardige bestaansmiddelen te verzekeren als tijdens het samenleven; de rechter mag rekening houden met de verhoging van de inkomsten van de schuldenaar, voor zover zulks noodzakelijk is om de rechthebbende gelijkwaardige bestaansmiddelen te verzekeren als tijdens het samenleven, gelet op de stijging van de kosten van levensonderhoud en op de meeruitgaven ten gevolge van de scheiding. (Art. 301. B.W.} 23 november 1978 332 Uitkering bedoeld in 13. art. 301 B. W:, vervangen bij art. 1 wet 9 juli 1975, ten gunste van de echtgenoot die de echtscheiding heeft verkregen Uitkeringsverhoging · Voorwaarden.
Indien de uitkering, bedoeld in art. 301, § 1, B.W., ingevolge omstandigheden onafhankelijk van de wil van de uitkeringsgerechtigde, in ruime mate ontoereikend is geworden om laatstgenoemde, rekening houdend met zijn inkomsten en mogelijkheden, in staat te stellen in zijn bestaan te voorzien op een gelijkwaardige wijze als tijdens het samenleven, kan de rechtbank de uitkering verhogen; niet wettelijk verantwoord is dan ook de beslissing van de rechter dat die uitkering wordt verhoogd op grond aileen dat de inkomsten van de uitkeringsplichtige zijn verhoogd. (Art. 301, §§ 1 en 3, B.W.) 711 15 februari 1979 14. - Echtscheiding op grand van bepaalde feiten - Minderjarige kinderen van uit de echt gescheiden echtgenoten - Beslissing van de jeugdrechtbank betreffende het bestuur over de persoon en over de goederen van de minderjarige kinderen Beslissing waarbij aan degene aan wie dat bestuur is toevertrouwd de verplichting wordt opgelegd de kinderen onder de feitelijke bewaring van een derde te laten - Grondslag Burgerlijk Wetboek, art. 302, derde lid Artt. 30 en 31 Jeugdbeschermingswet niet toepasselijk. Wanneer, na de ontbinding van een huwelijk door echtscheiding op grond van bepaalde feiten, de jeugdrechtbank, uitspraak doende over het bestuur van de persoon en over de goederen van de minderjarige kinderen, beslist dat degene a an wie dat bestuur wordt ·toevertrouwd de feitelijke bewaring van de kinderen aan een derde moet overlaten, doet zij die beslissing steunen op art. 302, derde lid, B.W. en niet op de artt. 30 en 31 Jeugdbeschermingswet. 26 april 1979 1016
HOOFDSTUK ·IV GEVOLGEN TA.V. DE GOEDEREN
EIGENLIJKE RECHTSPRAAK 1. -Onderzoek van de zaak en uitspraak van de beslissing in openbare terechtzitting - Voorwaarde. De openbaarheid van de terechtzittingen en de uitspraak van de vonnissen in openbare zitting, voorgeschreven bij de artt. 96 en 97 Gw., zijn alleen rechtens toepasselijk op de rechtbanken, in de zin van dit woord in de artt. 92 en 93 Gw., dit is op de rechtbanken van de rechterlijke macht; zij zijn op een tuchtgerecht
-90enkel toepasselijk als een bijzondere wettelijke bepaling zulks voorschrijft. 19 april 1979 976
2. Onderzoek van de zaak en uitspraak van de beslissing in openbare terechtzitting - Voorwaarden. De openbaarheid van de terechtzittingen en de uitspraak van vonnissen in openbare terechtzitting, voorgeschreven bij artt. 96 en 97 Gw., zijn aileen rechtens toepasselijk op de rechtbanken, in de zin van dat woord in de artt. 92 en 93 Gw., d.i. op de rechtbanken van de rechterlijke macht; zij zijn op een tuchtgerecht enkel toepasselijk als een bijzondere wettelijke bepaling zulks voorschrijft. 15 juni 1979 1232 3. Onderzoek van de zaak en
uitspraak van de beslissing in openbare terechtzitting - Voorwaarde. De openbaarheid van de terechtzittingen en de uitspraak van de vonnissen in openbare terechtzitting, voorgeschreven bij de artt. 96 en 97 Gw., zijn rechtens aileen toepasselijk op de rechtbanken in de zin van de artt. 92 en 93 Gw., d.i. op de rechtbanken van de rechterlijke macht; zij zijn op een tuchtgerecht enkel toepasselijk als een bijzondere wettelijke bepaling zulks voorschrijft. 20 juni 1979 1256
4. Onderzoek van de zaak en uitspraak van de beslissing in openbare terechtzitting - Toepassingsvoorwaarde. De openbaarheid van de terechtzittingen en de uitspraak van de vonnissen in openbare terechtzitting, voorgeschreven bij de artt. 96 en 97 Gw., zijn rechtens aileen toepasselijk op de rechtbanken in de zin van dat woord in de artt. 92 en 93 Gw., dit is op de rechtbanken van de rechterlijke macht; zij zijn op een tuchtgerecht slechts toepasselijk wanneer een bijzondere wettelijke bepaling zulks voorschrijft. 29 juni 1979 1333
ENERGIE
der deze te vermelden op de plans en die, hoewel zij wist dat werken zouden worden uitgevoerd, geen schikkingen heeft getroffen om de aannemer in kennis te stellen van de aanwezigheid van de kabel - Geen vaststelling dat de aannemer de bij art. 260bis, § 1, van het algemeen reglement voor de arbeidsbescherming bepaalde verplichtingen heeft nageleefd - Beslissing niet wettelijk verantwoord. Niet wettelijk verantwoord is de beslissing die de vordering van een elektriciteitsmaatschappij tot vergoeding van de door een aannemer, bij het uitvoeren van werken, aan een ondergrondse elektrische kabel veroorzaakte schade afwijst op grond dat de aannemer geen fout heeft begaan en dat de schade enkel te wijten is aan de elektriciteitsmaatschappij die kabels heeft laten plaatsen zonder deze te vermelden op de plans en die, hoewel zij wist dat werken zouden worden uitgevoerd, geen schikkingen heeft getroffen om de aannemer in kennis te stellen van de aanwezigheid van de kabel, zonder echter te onderzoeken of de aannemer de bij artikel 260bis, § 1, van het algemeen reglement voor de arbeidsbescherming bepaalde verplichtingen heeft nageleefd. (Artt. 1382 en 1383 B.W.) 27 oktober 1978 232
ERFENISSEN Kleine nalatenschappen - Landbouwbedrijf - Overname in twee fasen Voorwaarden. Hoewel geen enkele bepaling van de wet van 16 mei 1900 op de erfregeling van de kleine nalatenschappen voorschrijft dat de overname van het hele landbouwbedrijf in haar geheel en op hetzelfde tijdstip moet gebeuren, en hoewel het o.a. aan een der erfgenamen wijstaat eerst de woning van zijn medeerfgenamen af te kopen en nadien de overneming te vragen van de landerijen, het gereedschap en de veestapel, wordt echter steeds vereist dat die goederen, met inbegrip van de woning, volledig behoren tot de huwgemeenschap of tot van de nalatenschap van de de cujus en dat zij bij het overlijden van deze laatste aan aile erfgenamen in onverdeeldheid toebehoren. 4 april 1979 918
Arbeidsbescherming Werken door een aannemer uitgevoerd in de nabijheid van een ondergrondse elektrische kabel - Schade aan de kabel - Vordering van de elektriciteitsmaatschappij tot schadeloosstelling - Vordering afgewezen op grand dat de aannemer geen tout heeft begaan en dat de schade enkel te EUROPESE GEMEENSCHAPPEN wijten is aan de elektriciteitsmaatschap- HOOFDSTUK I. - Prejudiciele geschilpij die kabels heeft laten plaatsen zonlen
-91HOOFDSTUK II. -
Verdragsbepalingen
I
HOOFDSTUK I PREJUDICIELE GESCHILLEN
1. - Prejudicieel geschil - Hof van Justitie van de gemeenschappen Gezag van de arresten van dat hof. De nationale rechter is gebonden door de uitlegging van het E.E.G.-Verdrag en van de verordeningen van die gemeenschap, welke door het Hof van Justitie van de Gemeenschappen op zijn verzoek is gEigeven. (Art. 177 E.E.G.-Verdrag goedgekeurd bij wet van 2 dec. 1957.) (Impliciet.) 4 september 1978 3 2. - Sociale zekerheid - Werkloosheid - Betrokkenen - Proeftijd Tijdvak van arbeid vervuld in een LidStaat - Tijdvak dat door de wetgeving van die Staat wordt omschreven of aangemerkt als een tijdvak van verzekering - Tijdvak dat niet afhangt van de voorwaarde van art. 67, § 1, in fine, van de verordening nr. 1408/71 van de Raad van de Europese Gemeenschappen betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op de loontrekkenden en hun gezinnen, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen. Een tijdvak van arbeid dat vervuld is in een Lid-Staat van de E.E.G. en door de wetgeving van dat land als een tijdvak van verzekering wordt omschreven of aangemerkt, hangt niet af van de voorwaarde van art. 67, § 1, in fine, van de verordening nr. 1408/71 van de Raad van de Europese Gemeenschappen betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op de loontrekkenden en hun gezinnen, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, volgens welke voorwaarde met een dergelijk tijdvak van arbeid slechts rekening wordt gehouden wanneer het als een tijdvak van verzekering zou zijn beschouwd indien het vervuld was krachtens d~ wetgeving van de Lid-Staat waartoe de instelling behoort waarvan uitkeringen worden gevorderd. 4 september 1978 3 3. Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, art. 177- Vraag om uitlegging van een bepaling van genoemd verdrag - Uitlegging noodzakelijk voor een uitspraak door het Hof van Cassatie - Hof van Cassatie, in beginsel, ertoe gehouden zich tot het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen te wenden.
Wanneer een vraag om uitlegging van een bepaling van het E.E.G.-Verdrag voor het Hof van Cassatie wordt opgeworpen, en het Hof een beslissing over dit punt noodzakelijk acht voor het wijzen van zijn arrest, moet het zich in beginsel, tot het Hof van Justitie vad de Europese Gemeenschap wenden dat over die vraag bij wijze van prejudiciEHe beslissing een uitspraak zal doen. (Art. 177, E.E.G.-Verdrag, goedgekeurd bij wet 2 dec. 1957.) 514 9 januari 1979 4. - E.E.G.- Vel'drag Prejudicieel geschil - Vraag over de uitlegging van 574/72 van vel'ol'dening nr. 21 maart 1972 van de Raad van de Europese Gemeenschappen betreffende de toepassing van de sociale zekel'heidsregelingen op Joontrekkenden en hun gezinnen, die zich binnen de Gemeen~chap veplaatsen Vl'aag opgeworpen m een biJ het Hof van Cassatie aanhangige zaak - Hof van Cassatie in de I"egel ertoe gehouden de zaak bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen aanhangig te maken. Wanneer een vraag over de uitlegging van het E.E.G.-Verdrag of van een akte van de E.E.G.-instellingen, o.a. van verordening nr. 574/72 van 21 maart 1972 van de Raad van de Europese Gemeenschappen betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op loontrekkenden en hun gezinnen, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, voor het Hof van Cassatie wordt opgeworpen, moet dit Hof in ~~ regel de zaak aa_nhangig maken biJ het Hof van Justltie van de Europese Gemeenschappen. (Art. 177 E.E.G.-Verdrag, goedgekeurd bij handeling van de wetgevende macht van 2 dec. 1957.) 19 maart 1979 834
HOOFDSTUK II VERDRAGSBEPALINGEN
5. - Burgerlijke rechtsvordering van de minister van Economische Zaken tot ~etaling van ontd_oken,!leffingen die, bij 1nvoer, verschuld1gd ziJn met toepassing van de verordeningen en richtlijnen van de E.E.G. - Dertigjarige verjaring. De burgerlijke rechtsvordering van de minister van Economische Zaken tot ?etaling van ont~oke~ .heffingen die, bij mvoer, verschuld1gd ZIJn met toepassing van de ve~ordeningen en richtlijnen van de E.~.G. IS gebaseerd op een bijzondere bepalmg van de wetgeving inzake
-92douane en accijnzen en niet op een misdrijf; zij verjaart na dertig jaar. (Art. 249 wet 26 aug. 1822; artt. 1 en 4 wet 20 dec. 1897; artt. 2, 8 en 10 wet 11 sept. 1962; artt. 2, 3 en 7 K.B. 26 juli 1962 betreffende de toepassing van de verordeningen, richtlijnen, beschikkingen of besluiten, adviezen en aanbevelingen van de E.E.G. in verband met de landbouw; art. 1 K.B. 24 okt. 1962 betreffende de in-, uit- en doorvoer van goederen; art. 2262 B.W.) 10 oktober 1978 167 6. - Burgerlijke rechtsvordering van de minister van Economische Zaken tot betaling van ontdoken heffingen die, bij invoer, verschuldigd zijn met toepassing van de verordeningen en richtlijnen van de E.E.G. - Rechtsvordering die voor het strafgerecht kan worden gebracht waarbij vervolgingen wegens sluikinvoer rechtsgeldig aanhangig zijn. De burgerlijke rechtsvordering van de minister van Economische Zaken tot betaling van ontdoken heffingen die, bij invoer, verschuldigd zijn met toepassing van de verordeningen en richtlijnen van de E.E.G. kan voor het strafgerecht worden gebracht waarbij vervolgingen wegens sluikinvoer rechtsgeldig aanhangig zijn. (Art. 249 wet 26 aug. 1822; artt. 1 en 4 wet 20 dec. 1897; artt. 2, 8 en 10 wet 11 sept. 1962; artt. 2, 3 en 7 K.B. 26 juli 1962 betreffende de toepassing van de verordeningen, richtlijnen, beschikkingen of besluiten, adviezen en aanbevelingen van de E.E.G. in verband met de landbouw; art. 1 K.B. 24 oktober 1962 betreffende de in-, uiten doorvoer van goederen. 10 oktober 1978 167
7.- Misbruik van een machtspositie op de gemeenschappelijke markt of op een wezenlijk dee] daarvan - E.E.G.Verdrag, art. 86, nationaalrechtelijke bepaling, met name een wet; waardoor een dergelijk misbruik, volgens dat recht; in de regel wettelijk wordt gemaakt of waardoor zodanig misbruik enkel in bepaalde gevallen wordt begunstigd - Gevolg. Onverenigbaar met de bepalingen van het E.E.G.-Verdrag - zodat de rechter ze niet mag toepassen - is een wettelijke bepaling van nationaal recht waardoor het misbruik van een machtspositie, dat volgens art. 86 E.E.G.-Verdrag onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt en daarom verboden is, volgens dat nationaal recht, onvermijdelijk als regel toegelaten wordt, geregle-
menteerd wordt of gewoon wettelijk gemaakt wordt; als daarentegen een wettelijke bepaling van nationaal recht enkel in bepaalde gevallen begunstiging van een dergelijk misbruik tot gevolg heeft, kan zij" niet beschouwd worden als strijdig met de bepalingen van het gemeenschapsrecht, maar het feitelijk misbr4ik maken van een machtspositie op de gemeenschappelijke markt of op een wezenlijk deel daarvan, waardoor de handel tussen Lid-Staten kan worden bei:nvloed, zou niettemin o.g.v. vorenvermeld art. 86 verboden blijven. 22 december 1978 485 8.- E.E.G.-Verdrag, art. 90- Bijzondere of uitsluitende rechten door LidStaten verleend aan bedrijven en ondernemingen - Begrip. Als houders van << bijzondere » of van « uitsluitende » rechten, in de zin van art. 90 E.E.G.-Verdrag, kunnen wettelijk niet worden aangemerkt de fabrikanten en importeurs, bedoeld in art. 58 W. B.T.W., naar luid waarvan de ingevoerde of hier te Iande geproduceerde tabaksfabrikaten aan de verbruikers moeten verkocht worden tegen de op het fiscale bandje vermelde prijs. 22 december 1978 485
9. - E.E.G.- Verdrag, artt. 30, 31 en 32 - Maatregelen van gelijke werking als invoerbeperkingen - Begrip. De bepalingen van art. 58, § 1, W. B.T.W., volgens welke zowel de ingevoerde als de hier te lande geproduceerde tabaksfabrikaten moeten verkocht worden tegen de op het fiscale bandje vermelde prijs, die vrij gekozen is door de importeur of de fabrikant, vormen slechts dan een maatregel van gelijke· werking als een kwantitatieve invoerbeperking, in de zin van art. 30 E.E.G.-Verdrag, wanneer, mede gelet op de belemmeringen die inherent zijn aan de verschillende, door de Staat toegepaste controlemethodes, inzonderheid ter verzekering van de ontvangst van de van die produkten geheven belastingen, zodanig stelsel van vaste prijzen de import tussen Lid-Staten al dan niet rechtstreeks, daadwerkelijk of potentieel kan belemmeren. 22 december 1978 485 10. PrejudiciiHe vraag Middel met een vraag om uitlegging van het E.E.G.- Verdrag en van de verordeni11Cen van de Raad van Ministers van de Gemeenschap - Geen uitlegging vereist - Geen verwijzing naar het Hof van
-93Justitie van de Europese Gemeenschappen. Wanneer het Hof van Cassatie vaststelt dat de bepalingen van het E.E.G.Verdrag of van de verordeningen van de Raad van Ministers van de Gemeenschap, waarvan schending wordt aangevoerd, tot geen vraag om uitlegging noj)en, is het niet gehouden zich tot het Hof van Justitie te wenden, overeenkomstig art. 177, laatste lid, van dat verdrag. 507 8 januari 1979 11. - Verdrag van Brussel betreffende de rechterlijke bevoegdheid, artikel 5, 1" - Geschil over de gevolgen van de niet-nakoming door de concessiegever van een concessie van alleenverkoop voor onbepaalde tijd Verbintenis waarnaar moet worden verwezen voor de toepassing van genoemd artikel 5, 1". In een geschil over de gevolgen van de niet-nakoming door de concessiegever van een concessie van alleenverkoop voor onbepaalde tijd moet voor de toepassing van art. 5, 1", Verdrag van Brussel betreffende de rechterlijke bevoegdheid worden verwezen naar de verbintenis die uit de overeenkomst ten laste van de coricessiegever voortvloeit en waarvan diens niet-nakoming door de concessiehouder wordt aangevoerd tot staving van zijn vordering tot schadevergoeding of tot beeindiging van de overeenkomst. 28 juni 1979 1303
niet behoeft vast te stellen - Geen vermelding wettelijke bewijswaarde tot betichting van valsheid. De vermelding van een deurwaardersexploot volgens hetwelk tussen de persoon aan wie het afschrift van het exploot ter hand gesteld is en de geadresseerde van dat exploot een familierechtelijke band of aanverwantschap bestaat, behoeft niet te worden vastgesteld door de gerechtsdeurwaarder en is dan ook geen gegeven dat wettelijke bewijswaarde heeft tot betichting van valsheid; de vermelding dat de persoon aan wie het afschrift van het exploot is ter hand gesteld, verklaard heeft een familielid of aanverwante te zijn van de geadresseerde van dat exploot kan echter wei valsheid opleveren. 15 juni 1979 1226
F FAILLISSEMENT, FAILLISSEMENTSAKKOORD EN GERECHTELIJK AKKOORD HOOFDSTUK I. - Begrip - vereisten HOOFDSTUK II. Bevoegdheid en rechtspleging tot benoeming curator HOOFDSTUK III. Afwikkeling (rechtspleging)
EXPLOOT VAN GERECHTSDEURWAARDER HOOFDSTUK IV.- Gevolgen voor per1. Aide van hoger beroep Origineel en afschrift van het exploot die een verschillende datum vermelden - Nietigheid - Voorwaarden. De akte van de gerechtsdeurwaarder waarbij hoger beroep wordt ingesteld, is niet nietig, hoewel het origineel van het exploot en het aan de partij afgegeven afschrift een verschillende datum vermelden, wanneer de juiste datum van het afschrift kan worden afgeleid uit de vergelijking van de vermeldingen van dit afschrift met die van het origineel. (Artt. 43, 45, 862, § 1, en 1057 Ger.W.) 649 7 februari 1979 2. - Vermelding volgens welke tussen de persoon aan wie het afschrift van het exploot is ter hand gesteld en de geadresseerde een familierechtelijke band of aanverwantschap bestaat Gegeven dat de gerechtsdeurwaarder
sonen en verbintenissen HOOFDSTUK V. Bevoorrechte en hypothecaire schuldeisers HOOFDSTUK VI. Gerechtelijk akkoord HOOFDSTUK IX. - Allerlei
HOOFDSTUK I BEGRIP - VEREISTEN
HOOFDSTUK II BEVOEGDHEID EN RECHTSPLEGING TOT BENOEMING CURATOR
HOOFDSTUK III AFWIKKELING (RECHTSPLEGING)
1. - Faillissement- Voorwaarden. Om te beslissen of de staat van faillissement bestaat, moet de rechter
-94nagaan of de koopman opgehouden recht, tussen de teruggehouden goederen heeft te betalen en of zijn krediet aan en de schuldvorderingen waarvan betahet wankelen is gebracht; hij is er niet ling wordt geiHst, beslist wettig dat de toe gehouden het juiste bedrag van de schuldeiser zich t.o.v. de failliete boedel schulden vast te steilen. (Artt. 437 en van zijn schuldenaar niet kan beroepen 442 Kh.} op een recht van retentie op de goederen 17 november 1978 320 die hem tijdens het verdachte tijdperk werden afgegeven en waarvoor hem geen enkel bedrag verschuldigd is. HOOFDSTUK IV 5 april 1979 936
GEVOLGEN VOOR PERSONEN EN VERBINTENISSEN
Wetboek van Koophandel, art. 445, eerste en tweede lid - Overeenkomsten door de gefailleerde gesloten tijdens de verdachte periode Nietigheid- Voorwaarde. Nietig en zonder gevolg ten aanzien van de boedel, wanneer zij gedaan zijn in de bij art. 445, eerste lid, bepaalde omstandigheden, zijn o.a. aile handelingen waardoor de· eigendom van roerende of onroerende goederen om niet worden · overgedragen, alsmede de handelingen, verrichtingen of overeenkomsten, vergeldend of onder bezwarende titel, indien de waarde van hetgeen door de gefailleerde is gegeven aanzienlijk groter is dan de waarde van hetgeen hij daarvoor heeft gekregen. (Art. 445, eerste en tweede lid, Kh.) 17 januari 1979 562 3. Wetboek van Koophandel, art. 445, eerste en tweede lid - Huurovereenkomst en merkoverdracht door de gefailleerde gesloten tijdens de verdachte periode - Vaststelling dat de door de medecontractant betaalde prijs beduidend lager lag dan de handelswaarde van de bij de overeenkomsten verworven goederen - Nietigverklaring van de overeenkomsten - Wettigheid. Wettelijk verantwoord is het arrest waarbij de door de gefailleerde vennootschap tijdens de verdachte periode gesloten huurovereenkomst en merkover·dracht nietig en zonder gevolg worden ·verklaard, als het vaststelt dat de prijs van de door de medecontractant verworven goederen beduidend lager lag dan de handelswaarde van die goederen ten tijde van de overeenkomsten. (Art. 445, eerste en tweede lid, Kh.} 17 januari 1979 562 4. - Faillietverklaring - Retentierecht - Het retentierecht kan aan de failliete boedel van de schuldenaar worden tegengesteld - Voorwaarden. Het arrest dat in feite vaststelt dat er geen samenhang bestaat, wat noodzakelijk is voor het bestaan van het retentie2.
5. - Arrest waarbij wordt beslist dat de staat van faillissement van een zaakvoerder van een eveneens in staat van faillissement verklaarde personenvennootschap met beperkte aansprakelijkheid ook moet worden vastgesteld op grand alleen van de omstandigheid dat de vermogens van de zaakvoerder en van de vennootschap vermengd zijn · Onwettigheid- BegHp. Uit de omstandigheid aileen dat het vermogen van een failliet verklaarde p.v.b.a. en dat van een van haar zaakvoerders vermengd zijn, valt niet wet't!-g af te leiden dat die zaakvoerder ook m staat van faillissement is, omdat iemand· aileen dan in staat van faillissement kan worden verklaard als bewezen is dat die zaakvoerder handelaar is, dat hij heeft opgehouden te betalen en dat zijn krediet aan het wankelen is gebracht. 1 juni 1979 1153 6. - Luchtvaart Startverbod van een Juchtvaartuig waarvoor de vergoedingen niet binnen de gestelde termijnen werden vereffend - Art. 37, tweede lid, wet 27 juni 1937, houdende herziening van de wet van 16 november 1919 betreffende de regeling van de luchtvaart en art. 21 KB. 24 oktober 1972 houdende vaststelling van de vergoedingen te heffen door de Regie der Luchtwegen - Faillissement van de schuldenaar - Gevolgen. Het bij de artt. 37, tweede lid, wet 27 juni 1937; houdende herziening van de wet van 16 november 1919 betreffende· de regeling van de luchtvaart, en 21 K.B. 24 oktober 1972, houdende vaststelling van de vergoedingen te heffen door de Regie der Luchtwegen, bepaalde startverbod van een luchtvaartuig waarvoor de bij de reglementen bepaalde vergoedingen niet binnen de gestelde termijnen werden vereffend, verschaft, in geval van faillissement van de schuldenaar van 'die vergoedingen, geen voorrang op de bevoorrechte schuldeisers, maar is tegenstelbaar '!an de massa van
-95de schuldeisers en is geen tenuitvoerleg3. - Agglomeratie of federatie van ging die met toepassing van art. 453 Kh. gemeenten - Bevoegdheid - Bouw- en vervalt. verkavelingsverordening - Verordening 22 juni 1979 1271 inzake aanplakborden - Wettigheid. Nu de bevoegdheden van de gemeenten inzake bouw- en verkavelingsverorHOOFDSTUKV deningen, als bepaald bij art. 60 wet BEVOORRECHTE EN HYPOTHECAIRE 29 maart 1962 Ruimtelijke Ordening en SCHULDEISERS Stedebouw, zijn overgedragen aan de agglomeratie of aan de federatie van HOOFDSTUK VI gemeenten, krachtens art. 4, § 2, 4", wet GERECHTELIJK AKKOORD 26 juli 1971 houdende organisatie van de agglomeraties en federaties van gemeenHOOFDSTUK IX ten, kunnen de verordeningen van die agglomeraties en federaties met name ALLERLEI betrekking hebben op de aanplakborden, daar die aanplakborden reclame-inrichtingen zijn in de zin van art. 59 van voornoemde wet van 29 maart 1962. 28 juni 1979 1314 G
GEMEENTE 1. Gemeenteraad Gemeenteraadslid dat deelneemt aan een beraadslaging in verband met de aanneming van een plan van aanleg en dat eigenaar is van een terrein dat in het plan is gelegen Gebrek aan rechtstreeks belang. Het belang dat, luidens art. 68, 1", van de Gemeen:tewet van 30 maart 1836, een gemeenteraadslid verbiedt tegenwoordig te zijn bij een beraadslaging of besluit is een persoonlijk en rechtstreeks, reeds verkregen en dadelijk belang; door tegenwoordig te zijn bij de beraadslaging of besluit van de gemeenteraad over de goedkeuring van een plan van aanleg, nu het eigenaar is van een terrein dat in het aldus goedgekeurde plan van aanleg is gelegen, beslist een gemeenteraadslid niet over zaken waarbij het een rechtstreeks belang heeft maar over zaken van collectief belang. 15 december 1978 454 2. Begroting van ontvangsten Belasting op de niet bebouwde percelen in een niet vervallen verkaveling - In de begroting aan te brengen vermeldingen. In de begroting van de gemeente moet, onder de ontvangsten, wel de, opbrengst van een belasting op de niet bebouwde percelen in een niet vervallen verkaveling worden opgetekend, maar die begroting moet de straten niet vermelden waarin de aan die belasting onderworpen percelen gelegen zijn. (Art. 134 Gemeentewet.) 11 juni 1979 1187
GEMEENTE- EN PROVINCIEBELASTINGEN HOOFDSTUK I. - Algemene begrippen HOOFDSTUK II. - Rechtspleging HOOFDSTUK III. gen
Gemeentebelastin-
HOOFDSTUK IV. gen
Provinciebelastin-
HOOFDSTUK lastingen
V.
-
Agglomeratiebe-
HOOFDSTUK I ALGEMENE BEGRIPPEN
1. - Gemeentebelasting - Belastingverordening - Opheffing - Geen terugwerkende kracht. De belastingverordening die de bestaande verordening vervangt ten einde een groter aantal belastingplichtigen aan te slaan en die bedoelde verordening opheft, heeft geen terugwerkende kracht; de vroegere toestanden blijven geregeld door de oude verordening. 13 november 1978 307 2. - Gemeentebelasting - Belastingverordening ter vervanging van de vroegere verordening Toestanden van v66r de nieuwe verordening - Toestanden geregeld door de oude verordening. De belastingverordening die de bestaande verordening vervangt ten emde een groter aantal belastingplichtigen aan te slaan en die bedoelde verordening opheft, heeft geen terugwerkende
-96kracht; de vroegere toestanden blijven Een kohier betreffende een gemeentegeregeld door de oude verordening. belasting wordt rechtsgeldig uitvoerbaar 13 november 1978 307 verklaard door de bestendige deputatie. van een provincieraad die wordt voorgezeten door een van haar leden ter HOOFDSTUK II vervanging van de provinciegouverneur RECHTSPLEGING die verhinderd is. (Art. 137 Gemeentewet; art. 104 Provinciewet.) 3. - Directe gemeentebelastingen 13 november 1978 310 Ontwateringsbelasting Terugvordering van het onverschuldigd betaalde Rechter die kennis neemt van een 6. - Directe gemeentebelastingen rechtsvordering die steunt op een onwet- Bestendige deputatie van een provincietigheid van de inhoud van de gemeente- raad - Bevoegdheid - Gemengd karakverordening waarbij de belasting wordt ter. ingevoerd Verordening schijnbaar Inzake directe gemeentebelastingen wettig naar de vorm en niet vernietigd heeft de bestendige deputatie van de door een arrest van de Raad van State provincieraad een tweevoudige taak; als - Belastingaanslag waartegen voor de administratief orgaan moet zij de bevoegde overheid binnen de wettelijke gemeenteverordeningen betreffende de termijn geen beroep is ingesteld - gemeentebelastingen goedkeuren en de Belastingplichtige niet ontvankelijk in door de gemeenteraad opgemaakte zijn eis tot terugvordering van hetgeen kohieren uitvoerbaar verklaren; als hij beweert ten onrechte te hebben rechtsprekend orgaan beslist zij over de beta ald. bezwaarschriften tegen die belastingen. Wanneer een verordening waarbij een (Artt. 77, 131, 135, 136 en 137 Gemeentedirecte gemeentebelasting wordt inge- wet.) voerd, schijnbaar wettig is naar de vorm 13 november 1978 310, en door de Raad van State niet nietig verklaard is, kan na het verstrijken van 7. Gemeentelijke omslagbelasting de beroepstermijnen geen bezwaarschrift meer in aanmerking worden - Gemeentewet, artt. 135 en 136 genomen en kan de belastingplichtige Bezwaarschrift ingediend bij de bestenniet meer ontvankelijk worden verklaard dige deputatie - Bezwaarschrift niet in zijn eis tot terugvordering van het- ontvankelijk, tenzij het bewijs van betageen hij beweert ten onrechte te hebben ling erbij gevoegd is. Een aan de bestendige deputatie van betaald, zelfs wanneer de Raad van State de nietigverklaring zou hebben de provincieraad gericht bezwaarschrift uitgesproken van een identieke belas- tegen een gemeentelijke omslagbelasting tingverordening, doch die betrekki:(lg kan, ingevolge art. 136 Gemeentewet had op een ander dienstjaar. (Art. enkel worden aangenomen als het 107 Gw.; art. 136 Gemeentewet, bewijs van betaling erbij gevoegd is. artt. 1235, 1376 en 1377 B.W.) 389 4 december 1978 92 21 september 1978 8. - Directe gemeentebelastingen 4. - Directe belastingen - Bezwaar Uitvoerbaarverklaring van het kohier - Bestendige deputatie van een provin- Vorm. cieraad - Aanwezigheid van de partijen Inzake directe gemeentebelastingen tijdens de behandeling van de zaak moet het kohier zelf niet doen blijken Bij de wet niet voorgeschreven formali- dat het uitvoerbaar is verklaard ter teit. zitting van de bestendige deputatie. Generlei wet vereist dat de partijen 18 december 1978 463 worden opgeroepen voor de behandeling van belastinggeschillen die aan de 9. - Directe gemeentebelastingen bestendige deputatie van een provincieBestendige deputatie van de provincieraad zijn onderworpen. raad - Bevoegdheid. 13 november 1978 307 Inzake directe gemeentebelastingen is 5. - Uitvoerbaar verklaard kohier - de bestendige deputatie van de provinKohier uitvoerbaar verklaard door de cieraad bevoegd om als administratief bestendige deputatie van een provincie- orgaan de belastingverordeningen goed raad onder voorzitterschap van een te keuren en de kohieren uitvoerbaar te harer ]eden die de provinciegouverneur verklaren en om als rechtsprekend orgaan over de bezwaren tegen de belasverving - Geldigheid
-97tingen uitspraak te doen. (Artt. 77, 131, 135, 136 en 137 Gemeentewet.) 18 december 1978 463 10. - Directe gemeentebelastingen Bezwaar - Bestendige deputatie van de provincieraad Rechtsmacht Omvang. Wanneer de bestendige deputatie van de provincieraad uitspraak doet over een bezwaar tegen de heffing van een directe gemeentebelasting, is zij als rechtsprekend orgaan niet gebonden door de uitvoerbaarverklaring die zij als administratief orgaan aan het kohier heeft verleend. 18 december 1978 463
Directe gemeentebelasting 11. Aanslag en inkohiering - Inkohiering heeft betrekking op de invorderbaarheid en niet op het bestaan zelf van de belastingschuld. · Inkohiering van een directe gemeentebelasting heeft betrekking op de· invorderbaarheid en niet op het bestaan zelf van de belastingschuld. 29 januari 1979 590 12. - Directe gemeentebelastingen Bezwaarschrift bij de bestendige deputatie van de provincieraad - Termijn Begint te ]open vanaf de afgifte van het aanslagbiljet, zelfs in geval van nietigheid van de aanslag. De termijn om bij de bestendige deputatie van een provincieraad een bezwaar inzake directe gemeentebelastingen in te dienen, bedraagt drie maanden te rekenen van de afgifte van het aanslagbiljet, ook al is de aanslag nietig. (Art. 8 wet 5 juli 1871.) 29 januari 1979 590 13. Directe · gemeentebelasting Bezwaar bij de bestendige deputatie ingediend - Termijn - « Afgifte » van het aanslagbiljet Betekenis van « afgifte ». De termijn om bij de bestendige deputatie van een provincieraad een bezwaar in te dienen tegen de aanslag in een directe gemeentebelasting bedraagt drie maanden vanaf de afgifte van het aanslagbiljet, d.i. vanaf de overhandiging van het biljet aan de belastingplichtige of de aanbieding ervan aan zijn woning. (Artt. 8 en 13 wet van 5 juli 1871.) 29 januari 1979 590 14. Directe gemeentebelasting Bezwaar bij de bestendige deputatie ingediend - Termijn - Afgifte van het aanslagbJ1jet - Bewijs van afgifte.
Het bewijs van de afgifte van een aanslagbiljet aan de belastingplichtige kan worden bijgebracht door aile middelen naar recht en o.m. door gewichtige, bepaalde en met elkaar overeenstemmende vermoedens, ook al zijn sommige als dusdanig in acht genomen handelingen verricht door de partij die zich erop beroept. 29 januari 1979 590 15. - Directe gemeentebelasting Belasting op het aanleggen en verbreden van straten Datum van aanslag bepaald door de datum waarop de verrichtingen tot verwerving van gronden zijn voleindigd - Bewijs van de datum waarop die verrichtingen zijn voleindigd. Als een gemeenteverordening tot invoering van belasting op het aanleggen en verbreden van straten bepaalt dat die belasting verschuldigd is vanaf de 1e januari volgend op de voltooiing van de verrichtingen tot verwerving van gronden, beslist de bestendige deputatie van een provincieraad wettig dat bij de aanslag rekening moet worden gehouden met de datum waarop de verwervingsverrichtingen werkelijk zijn voleindigd en dat het besluit van het college van burgemeester en schepenen tot vaststelling van de voltooiing van die verrichtingen slechts een weerlegbaar bewijsmiddel is. 29 januari 1979 603 16. - Directe gemeentebelastingen Bezwaar Bestendige deputatie Bevoegdheid- Omvang. De bestendige deputatie, waarbij aanhangig is een bezwaar tegen een directe gemeentebelasting, neemt kennis van alle betwistingen waartoe de aanslag aanleiding geeft; geen enkele wettelijke bepaling beperkt haar bevoegdheid tot de in het bezwaar aangevoerde grieven. 29 januari 1979 605 17.- Directe gemeentebelastingenUitvoerbaarverklaring van het kohier Vorm. Inzake directe gemeentebelastingen moet het kohier zelf niet ervan doen blijken dat het uitvoerbaar verklaard is ter zittfng van de bestendige deputatie. 11 juni 1979 1187 18. - Directe gemeentebelastingen Bezwaar - Bestendige deputatie van de provincieraad Rechtsmacht Omvang. Wanneer de bestendige deputatie van de provincieraad uitspraak doet over een
-98bezwaar tegen een directe gemeentebe- aanslag wettig verantwoordt. (Wet van lasting is zij als rechtsprekend orgaan 22 juni 1865; art. 136 Gemeentewet.) niet gebonden door de uitvoerbaarver25 juni 1979 1281 klaring die zij als administratief orgaan 23. Directe gemeentebelasting aan het kohier heeft verleend. Bezwaar - Bestendige deputatie van 11 juni 1979 1187 een provincieraad Advies van de gemeenteraad - Mogelijkheid voor de 19. - Directe gemeentebelastingen belastingplichtige om ervan kennis te Bestendige deputatie van de provincie- krijgen. raad - Bevoegdheid. Het advies van de gemeenteraad omInzake directe gemeentebelastingen is trent een bezwaarschrift tegen een de bestendige deputatie van de provin- directe gemeentebelasting behoeft aan cieraad bevoegd om als administratief de belastingplichtige niet te worden orgaan de belastingverordeningen goed meegedeeld; inzage ervan behoeft hem te keuren en de belastingkohieren uit- aileen te worden gegeven als hij erom voerbaar te verklaren en om als rechts- vraagt. · prekend orgaan over de bezwaren tegen 25 juni 1979 1281 de belastingen uitspraak te doen. 24. - Gemeentebelastingen - Belas(Artt. 77, 131, 135, 136 en 137 Gemeenteting analoog met het patent - Begrip. wet.) Een met het patent analoge belasting 11 juni 1979 1187 is een belasting die, op grond van aanwijzingen, de belastingplichtige treft 20. - Directe gemeentebelasting wegens de uitoefening van zijn nijverAanslagbiljet- Verzending. heid, handel of beroep, ongeacht de Het bepaalde in art. 11 van bet daarbij behaalde winsten of baten. koninklijk besluit nr. 4 van 22 augustus (Tweede zaak.) 1934, luidens hetwelk de aanslagbiljetten 28 juni 1979 1314 per ter post aangetekende brief worden verzonden wanneer zij belastingen HOOFDSTUK III betreffen die ten minste 1.000 frank in hoofdsom bereiken, is niet op straffe van GEMEENTEBELASTINGEN nietigheid voorgeschreven. 25. - Gemeentebelasting op de onge25 juni 1979 1281 bouwde duingronden geheven bij de verordening van 3 juli 1973 van de stad 21. Directe gemeentebelasting Nieuwpoort - Belasting slechts gedeelAanslagbiljet- Vorm. telijk verantwoord door de onderhoudsInzake directe belastingen en directe kosten van de wegen, meer bepaald door gemeentebelastingen moet het aanslag- de kosten van het wegruimen van zand. biljet alle vermeldingen bevatten .die De bij de verordening 3 juli 1973 van nodig zijn om op bet bestaan van een de stad Nieuwpoort geheven belasting op vaststaande en opeisbare belastingschuld de ongebouwde duingronden is niet te wijzen en om de belastingplichtige in enkel gel1even tot dekking van de onderstaat te stellen een reclamatie in te houdskosten van de wegen, meer dienen; bet behoeft niet ondertekend te bepaald van de kosten voor het wegruizijn. men van het zand. 1281 25 juni 1979 6 november 1978 262 26. Gemeentebelasting op de onge22. Directe gemeentebelasting Bezwaarschrift - Verplichting voor de bouwde duingronden geheven bij de bestendige deputatie om binnen de gren- verordening van 3 juli 1973 van de stad zen van het bij haar aanhangig geschil Nieuwpoort - Eigendommen die palen aan de openbare weg - Openbare weg de aanslag zelf te beoordelen - Begrip. De bestendige deputatie van de pro- hoewel geen deel van de gemeentewevincieraad, waarbij een regelmatig gen. De openbare weg, waaraan een eigenbezwaarschrift tegen een directe gemeentebelasting aanhangig is, heeft dom moet palen en waarvan sprake is m de macht en tot plicht, zonder gehouden de verordening 3 juli 1973 van de stad te zijn door de conclusie van de Nieuwpoort, is niet noodzakelijk een gemeente, na te gaan welke verordening openbare weg die deel uitmaakt van de tot rechtsgrond voor de betwiste belas- gemeentewegen. 6 november 1978 262 tmg d1ent en of deze verordening de
-9927.- Gemeentebelasting op de ongebouwde duingronden geheven bij de verordening van 3 juli 1973 van de stad Nieuwpoort - Belasting die geen vergelding is voor een dienst. De belasting op de ongebouwde duingronden geheven bij de verordening 3 juli 1973 van de stad Nieuwpoort kan niet beschouwd worden als een vergelding voor de tegenwaarde van de kosten die de gemeente bij het onderhoud van wegen heeft opgemaakt voor het wegruimen van zand. 6 november 1978 262
Gemeentebelasting op de niet bebouwde percelen in een niet vervalJen verkaveling Art. 70bis wet 29 maart 1982 op de ruimtelijke ordening, gew. bij de wet van 22 dec. 1970Doel van die wetsbepaling. Art. 70 bis wet 29 maart 1962 op de ruimtelijke ordening, gew. bij de wet van 22 dec. 1970, krachtens welke de gemeenten een jaarlijkse belasting op de niet bebouwde percelen in een niet vervallen verkaveling mogen heffen, had tot doel de gemeenten in staat te stellen een grondbeleid te voeren. 6 november 1978 264 28. -
29. - Gemeentebelasting op de ongebouwde duingronden geheven bij de verordening van 3 juli 1973 van de stad Nieuwpoort - Belasting slechts gedeeltelijk verantwoord door de onderhoudskosten van de wegen, meer bepaald door de kosten voor het wegruimen van zand. De bij de verordening van 3 juli 1973 van de stad Nieuwpoort geheven belasting op de ongebouwde duingronden is niet enkel geheven tot dekking van de onderhoudskosten van de wegen, meer bepaald van de kosten voor het wegruimen van zand.
4 december 1978
391
30. -'- Gemeentebelasting op de ongebouwde duingronden geheven bij de verordening van 3 juli 1973 van de stad NieuWPoort - Ei~?endommen die palen aan de openbare weg - Openbare weg, hoewel geen dee] van de gemeentewegen. De openbare weg waaraan een eigendom moet palen en waarvan sprake is in de verordening van 3 juli 1973 van de stad Nieuwpoort is niet noodzakelijk een openbare weg die deel uitmaakt van de gemeentewegen. 4 december 1978 391
31. - Gemeentebelasting op de ongebouwde duingronden geheven bij de verordening van 3 juli 1973 van de stad Nieuwpoort - Belasting die geen vergelding is voor een dienst. De belasting op de ongebouwde duingronden geheven bij de verordening van 3 juli 1973 van de stad Nieuwpoort kan niet beschouwd worden als een vergelding voor de tegenwaarde van de kosten die de gemeente bij het onderhoud van de wegen heeft opgemaakt voor het wegruimen van zand. 391 4 december 1978 32. - Gemeentelijke wegenbelasting - Kosten die in aanmerking komen voor de vaststelling van· de belasting Aan de gemeente toegekende toelagen - Geen vermindering van de kosten Voorwaarden. Wettelijk verantwoord is de beslissing van de bestendige deputatie van de provincieraad dat de kosten die in aanmerking komen voor de vaststelling van de belasting op het uitvoeren van wegenwerken, 'behoudens andersluidende bepaling in de belastingverordening, niet verminderd worden met de aan de gemeente toegekende toelagen die aile inwoners van de gemeente ten goede komen en die de financiering van andere investeringsuitgaven mogelijk maken en aldus de leninglast ervan verminderen. 18 december 1978 463 33. - Geineentelijke wegenbelasting - Kosten die in aanmerking komen voor de vaststelling van de belasting Kosten wegens technische moeilijkheden bij het uitvoeren van werken Begrip. Wanneer de gemeentelijke belastingverordening op de wegenaanleg bepaalt dat voor de vaststelling van de belasting, o.m. in aanmerking komen de kosten die voortspruiten uit de technische moeilijkheden welke ondervonden worden bij het uitvoeren van de werken ingevolge de toestand van de bodem of om welke andere oorzaak ook, kan de bestendige deputatie van de provincieraad wettig beslissen dat de kosten van de profileringswerken daarin begrepen zijn. 18 december 1978 463 34. Directe gemeentebelasting Gemeenteverordening - Bekendmaking - Vaststelling van de bekendmaking der goedkeuring van de verorde11ing Gevolg wat het bewijs van de bekend"making van de verordening zelf betreft.
-100Uit de enkele vaststelling dat de goedkeuring, bij koninklijk besluit, van de verordening van een gemeenteraad is bekendgemaakt, kan niet wettig worden afgeleid dat de verordening zelf is bekendgemaakt. ~9 januari 1979 590 35. - Directe gemeentebelasting Gemeentelijke belastingsverordening Bekendmaking - Geen bewijs van die bekendmaking - Gevolgen. Niet wettig is de beslissing van de bestendige deputatie van een provincieraad over een bezwaar inzake directe gemeentebelastingen, dat gegrond is op een gemeenteverordening waarvan niet bewezen is dat ze overeenkomstig de wet is bekendgemaakt. 29 januari 1979 590
bekendmaking van die gemeenteveror-, deningen. 29 januari 1979 598 39. Directe gemeentebelasting -· Gemeentebelasting op de niet bebouwde peTcelen gelegen in het woongebied van een dooT de Koning goedgekeuTd oi vastgesteld plan van aanleg Wet 29 maarl 1962, arl. 70bis, § 1 Bebouwd en niet bebouwd perceel Begrippen. Als bebouwde grand, in de zin van artikel 70bis, § 1, wet 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en de stedebouw, moet worden beschouwd het perceel dat, hoewel erop niet is gebouwd, een geheel vormt met een ander perceel, waarop een waning staat, wanneer beide percelen zodanig in functie van elkaar zijn aangelegd en van elkaar afhangen dat, indien ze geschei36. Directe gemeentebelasting Gemeenteverordening - Bekendmaking den worden, de voorwaarden van bewoning van het gebouw, in de staat waarop - Voorwerp van de bekendmaking. Art. 102 Gemeentewet schrijft de het werd opgevat en gebouwd, grondig bekendmaking voor van de tekst zelf van zouden worden gewijzigd. de gemeenteverordeningen; aan die ·ver600 29 januari 1979 plichting is dus niet voldaan wanneer alleen de goedkeuring en niet de tekst 40. Directe gemeentebelasting zelf van de verordening is bekendge- Gemeentebelasting op de niet bebouwde maakt. percelen gelegen in het woongebied van 29 januari 1979 598 een door de Koning goedgekeurd of vastgesteld plan van aanleg 37. - DiTecte geme{mtebelasting Wet 29 maal't 1962, art. 70bis - Niet Gemeenteverordening - Bekendmaking bebouwd perceel - BegTip. Vaststelling van de bekendmaking Niet wettig is de beslissing van de van de goedkeuTing van de veTordening bestendige deputatie van een provincie- Gevolg wat het bewijs van de bekend- raad die, zonder in feite· na te gaan of making van de verordening zelf betTeft. twee percelen of gronden moeten worUit de vaststelling dat de goedkeuring, den beschouwd als een geheel in de zin bij koninklijk besluit, van een verorde- van art. 70bis, wet 29 maart 1962 houning van een gemeenteraad is bekendge- dende organisatie van de ruimtelijke maakt, kan niet wettig worden afgeleid ordening en de stedebouw, oordeelt dat dat de verordening zelf is bekendge- iedere grond waarop het mogelijk is te bouwen een ongebouwde grand is, tenzij maakt. 29 januari 1979 598 een overheidsbeslissing hem van zijn in het bijzonder plan van aanleg vermelde bestemming onttrekt of een aanvraag 38. Directe gemeentebelasting Gemeenteverordening - Bekendmaking om te bouwen werd geweigerd. - Mogelijkheid vooT de inwoneTs van de 29 januari 1979 600 gemeente inzage te nemen van de be41. Directe gemeentebelasting sluiten van de gemeenteTaad Gemeentewet, arl. 69 - Mogelijkheid Belasting op het verweTVep van de die het gebrek van de bij art. 102 van de « zate » van de openbaTe weg Gemeentewet voorgeschTeven bekend- Verwei'Vingsverrichtingen - BegTip. Als een belastingverordening van een making niet veThelpt. De omstandigheid dat, overeenkomstig gemeente op het verwerven van de art. 69 Gemeentewet, aan de inwoners « zate » van de openbare weg bepaalt dat van de gemeente niet mag geweigerd zij toepasselijk is vanaf de voltooiing worden op het gemeentehuis inzage te van de verwervingsverrichtingen, beslist nemen van de gemeenteverordeningen, de bestendige deputatie van een provinverhelpt geenszins het gebrek van de bij cieraad wettig dat onder verwervingsverart. 102 van dezelfde wet voorgeschreven richtingen moet worden verstaan de
-101 verrichtingen waardoor de gemeente het recht zal verkrijgen om over de gronden te beschikken ten einde wegen te kunnen aanleggen, met name de verrichtingen om aan een landbouwer, die deze gronden bewerkt, vergoedingen te betalen die vooraf moeten worden betaald om over die gronden te kunnen beschikken. 29 januari 1979 605 42. Directe gemeentebelasting Belasting op het verwerven van de " zate » van de openbare weg Jaarlijkse belasting - Totaal te spreiden bedrag, duur en voorwaarden van belastbaarheid bepaald vanaf de voltooiing van de verwervingsverrichtingen. Wanneer een belastingverordening van een gemeente op het verwerven van de « zate » van de openbare weg bepaalt dat zij toepasselijk is op de verwervingsverrichtingen waarvan de voltooiing valt tijdens een van de opgegeven dienstjaren en de termijn van terugbetaling van de verhaalbare uitgaven wordt vastgesteld op twintig jaar, beslist de bestendige deputatie van een provincieraad wettig dat de gemeente, ingevolge die verordening, de belastingplichtigen kan onderwerpen aan een gedurende twintig jaar te heffen jaarlijkse belasting waarvan het totaal te spreiden bedrag uiteraard van bij de eerste betaling vaststaat en waarvan de voorwaarden van belastbaarheid worden bepaald naar de toestand op het ogenblik dat de verrichtingen voleindigd zijn. 605 29 januari 1979 43.- Bevoegdheid van de gemeenteraad om vrij de grondslag en het bedrag van de gemeentebelastingen vast te stelJen.
De gemeenteraden hebben, wegens hun autonomie en behoudens de bij de wet bepaalde uitzonderingen, de bevoegdheid om vrij, onder het toezicht van de hogere overheid, de grondslag en het bedrag van de gemeentebelastingen, alsmede de vrijstellingen, vast te stellen. 6 juni 1979 1165
~
paling houdt een beperking in van het recht van de gemeenten om een belasting te heffen van de nieuwe gebouwen die het voordeel genieten van de kwijtschelding van de onroerende voorheffing. 1165 6 juni 1979 45. - Gemeentebelasting op de niet bebouwde percelen in een niet vervallen verkaveling Omschrijving in de begroting van de gemeente. In de begroting van de gemeente moet, onder de ontvangsten, wei de opbrengst van een belasting op de niet bebouwde percelen in een niet vervallen verkaveling worden opgetekend, maar die begroting moet de straten niet vermelden waarin de aan die belasting onderworpen percelen gelegen zijn. (Art. 134 Gemeentewet.) 11 juni 1979 1187 46. Belastingverordening van een gemeente betreffende de niet bebouwde percelen in een niet vervallen verkaveJing Verordening gesteund op art. 70bis wet 20 maart 1962 - Verordening genomen met het doe] uitgaven te dekken en een grondbeleid te voeren Geen machtsafwending. Niet door machtsafwending aangetast is de belastingverordening van een gemeente, gesteund op art. 70bis Wet Ruimtelijke Ordening en Stedebouw die, behoudens het verwerven van inkomsten tot dekking van uitgaven van de gemeente, mede het voeren van een grondbeleid tot doel heeft. 11 juni 1979 1187 47. Directe gemeentebelasting Verordening die voorziet in een jaarlijkse rechtstreekse belasting om de kosten voor werken terug te vorderen Draagwijdte. Wanneer een gemeenteverordening voorziet in de mogelijkheid de kosten die de gemeente voor bepaalde uitgevoerde werken heeft gemaakt, terug te vorderen bij wijze van een jaarlijkse rechtstreekse belasting en zij de duur ~an .~e terugbetaling bepaalt, mag die JaarhJkse belasting voor de werken die binnen de geldingsperiode van de verordening voltooid worden, worden gevestigd tijdens de ganse duur van de voor de terugbetaling bepaalde periode. 25 juni 1979 1281
44. - Gemeenteverordening tot heffing van belasting op de nieuwe gebouwen die het voordeel genieten van kwijtschelding van de onroerende voorheffing - Wettigheid. Geen enkele bepaling van de wet van 10 juni 1928 tot bevordering van het bouwen van nieuwe woningen door tij48. - Gem~entebelasting - Belasting delijke kwijtschelding van onroerende Verordenmg van een agglomeratie voorheffing, noch enige andere wetsbe- van gemeenten - Verordening tot hef-
-102fing van belasting op de aanplakborden - Draagwijdte. Een belasting op de aanplakborden wordt niet geheven van de reclame of de aanplakking als dusdanig. 28 juni 1979 1314
HOOFDSTUK IV
Uit de vaststelling dat de goedkeuring, bij koninklijk besluit, van een verordening van een gemeenteraad is bekendgemaakt, kan niet wettig worden afgeleid dat de verordening zelf is bekendgemaakt. 29 januari 1979 598
6. - Bekendmaking- Bewijs. Bij gebrek aan koninklijk besluit waarbij de wijze wordt bepaald waarop AGGLOMERATIEBELASTINGEN het feit en de datum van de bekendmaking van de gemeentereglementen moeGEMEENTEVERORDENING ten worden vastgesteld, mag het bewijs van deze bekendmaking door alle wette1. - Bekendmaking - Gemeentewet, lijke bewijsmiddelen worden geleverd; art. 102, eerste lid- Draagwijdte. de bestendige deputatie mag het getuigAan het bepaalde in art. 102, eerste lid, Gemeentewet is niet voldaan wan- schrift van bekendmaking en het register van de bekendmakingen als zulk neer aileen de goedkeuring en niet de bewijs beschouwen. tekst zelf van de reglementen en veror11 juni 1979 1187 deningen van de gemeenteraad is bekendgemaakt. 7. - Verordeningen en besluiten van 13 november 1978 314 een raad of een college van een agglo2. - Bekendmaking - Gemeentewet, meratie of federatie van gemeenten art. 102, eerste lid- Draagwijdte. Koninklijk besluit 26 mei 1972 betrefAan het bepaalde in art. 102, eerste fende de bekendmaking van die verordelid, Gemeentewet is niet voldaan wan- ningen en besluiten - Wettigheid. neer aileen de goedkeuring en niet de Door fe bepalen dat de bekendmaking tekst zelf van de reglementen en verordeningen van de gemeenteraad is van de verordeningen en besluiten van de raad of het college van een agglomebekendgemaakt. ratie of een federatie van gemeenten 18 december 1978 461 gebeurt door aanplakking ten zetel van 3. Bekendmaking Vaststelling de agglomeratie of federatie en het van de bekendmaking der goedkeuring voorwerp en de datum van de beslissing van de verordening - Gevolg wat het omvat en, in voorkomend geval, de bewijs van de bekendmaking van de datum van de goedkeuring door de verordening zelf betreft. toezichthoudende overheid of van het Uit de enkele vaststelling dat de verstrijken van de termijn voor goedgoedkeuring, bij koninklijk besluit, van keuringsonthouding, alsmede de vermelde verordening van een gemeenteraad is ding dat het publiek kennis en afschrift bekendgemaakt, kan niet wettig worden van de tekst kan nemen ter secretarie afgeleid dat de verordening zelf is van de agglomeratie of federatie, is het K.B. 26 mei 1972 (dat de wijze -van bekendgemaakt. . 29 januari 1979 590 bekendmaking voorschrijft) niet strijdig met art. 129 Gw. en evenmin met art. 45, 4. - Bekendmaking - Voorwerp van § 2, wet 26 juli 1971 houdende organisade bekendmaking. tie van de agglomeraties en federaties Art. 102 Gemeentewet schrijft de van gemeenten. bekendmaking voor van de tekst zelf van 28 juni 1979 1314 de gemeenteverordeningen; aan die verplichting is dus niet voldaan wanneer aileen de goedkeuring en niet de tekst zelf van de verordening is bekendge- GENEESKUNST maakt. 29 januari 1979 598 HOOFDSTUK I. - Geneesmiddelen PROVINCIEBELASTINGEN
HOOFDSTUKV
5. - Bekendmaking Vaststelling van de bekendmaking van de goedkeu- HOOFDSTUK II. - Uitoefening van de geneeskunst ring van de verordening - Gevolg wat het bewijs van de bekendmaking van de verordening zelf betz·eft. HOOFDSTUK III. - Orden
103HOOFDSTUK I GENEESMIDDELEN
1. Verhandelen van verdovende middelen - Koninklijke besluiten ter uitvoering van de wet van 24 feb. 1921 betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, ontsmettingsstoffen en antiseptica - Overtreding van die koninklijke besluiten gepleegd na de inwerkingtreding van de wet van 9 juli 1975 tot wijziging van de wet van 24 feb. 1921 - Toe te passen straffen. De overtredingen van de bepalingen van de koninklijke besluiten ter uitvoering van de wet van 24 feb. 1921 betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, ontsmettingsstoffen en . antiseptica, die zijn gepleegd na de inwerkingtreding van de wet van 9 juli 1975 tot wijziging van de wet van 24 feb. 1921, worden gestraft met de straffen gesteld bij de wijzigende wet van 9 juli 1975 en niet bij die van de gewijzigde wet van 24 feb. 1921, ook al zijn de overtreden koninklijke besluiten genomen v66r de wijziging van de wet van 24 feb. 1921 door de wet van 9 juli 1975. 17 augustus 1979 1346
HOOFDSTUK II UITOEFENING VAN DE GENEESKUNST
2. - Feiten waarover een gerechtelijk onderzoek kan worden ingesteld - Aangifte bij de rechterlijke overheid KB. 31 mei 1885, art. 20 - Draagwijdte van die bepaling. Art. 20 K.B. 31 mei 1885, luidens hetwelk elke geneesheer, geroepen in gevallen die aanleiding kunnen geven tot een gerechtelijk onderzoek, daarvan ogenblikkelijk kennis moet geven, heeft de afwijkingen op de regel inzake het beroepsgeheim niet uitgebreid buiten de bij die wettelijke bepaling gestelde grenzen. 30 oktober 1978 235
HOOFDSTUK III ORDEN
3. - Orde van Apothekers - Tuchtvordering - Beroepsvereniging van apothekers die een regeling heeft vastgesteld voor een wachtdienst, voor de sluitingsuren van de officina's en de vakantieperioden - Apotheker die geen lid is van die vereniging en zonder wettige redenen systematisch niet
samenwerkt met zijn confraters, zoals zulks vereist is, zodat hij de toepassing van deze regeling bemoeilijkt - Overtreding van de regels inzake de plichtenJeer. Hoewel hij geen lid is van een beroepsvereniging die een regeling heeft vastgesteld voor een wachtdienst, voor de diensturen van de officina's en de vakantieperioden, toch kan hij de regels inzake de plichtenleer overtreden de apotheker die, zonder wettige reden en misbruik makend van zijn recht om zijn beroep vrij uit te oefenen, systematisch niet samenwerkt met zijn confraters, zoals zulks vereist is, zodat hij de toepassing van een dergelijke regeling bemoeilijkt. 15 september 1978 54 4. - Orde van Geneesheren - Raden van de Orde - Bevoegdheid van die raden om een geneesheer te bevelen het aantal van zijn raadplegingscabinetten te verminderen - Voorwaarden. De provinciale raden en de raden van beroep van de Orde van Geneesheren zijn bevoegd om individuele maatregelen zonder disciplinair karakter te bevelen, o.m. om aan een geneesheer verbod op te leggen verder meer dan een medisch cabinet te bedienen op verschillende plaatsen, als die toestand gevaar oplevert voor de continui:teit van de verzorging der patienten. 6 oktober 1978 150 5. - Orde van Geneesheren - Raden van de Orde - Bevoegdheid van die raden om te bevelen dat een dokter het aantal van zijn raadplegingscabinetten vermindert - Voorwaarden. De provinciale raden en de raden van beroep van de Orde van Geneesheren zijn bevoegd om individuele maatregelen zonder disciplinair karakter te bevelen, ten einde elke overtreding van de regels inzake medische tuchtleer te voorkomen; bij de uitoefening van die opdracht zijn zij ertoe gehouden de hun voorgelegde toestanden in concreto te onderzoeken en o.m. wanneer zij het aantal raadplegingscabinetten van een geneesheer willen verminderen; zij dienen vooraf, telkens als het nodig is, na te gaan of het voor die geneesheer in feite mogelijk is zijn patienten behoorlijk te onderzoeken en of hij zijn beroep nog degelijk zou kunnen uitoefenen indien hij een groot aantal clienten behoudt. (Artt. 6, 2", en 13, eerste lid, K.B. 10 nov. 1967, nr. 79.) 10 april 1979 949
~
104-
6. - Orde van Geneesheren - Tucht-~ van art. 21 K.B. nr. 79, 10 nov. procedure voor de raden van de Orde 1967 betreffende de Orde der GeneesheK.B. 6 feb. 1970, art. 19 - Gesloten ren. deuren. 29 juni 1979 1333 Art. 19 K.B. 6 feb. 1970 tot regeling van de organisatie en de werking der raden van de Orde van Geneesheren GERECHTSKOSTEN bepaalt dat de raden van de Orde van HOOFDSTUK 1. _ Algemene begrippen Geneesheren met gesloten deuren zitting houden. HOOFDSTUK II. - Belastingzaken 19 april 1979 976 Afdeling 1. Procedure voor de 7.- Orde van Geneesheren- Tuchtfeit_enrechter. . procedure voor de raden van de Orde _ 1Afdelmg 2. - In cassatie. Koninklijk besluit van 6 februari 1970, HOOFDSTUK III.- Burgerlijke zaken artikel19 - Gesloten deuren. . Afdeling 1. Procedure voor de Art. 19 K.B: 6 . feb. 1970 tot ~egelmg feitenrechter. van de orgamsat1e en de werkmg der Afdeling 2. _ Procedure in cassatie. raden van de Orde van Geneesheren Afdeling 3. _ Sociaal procesrecht (bijbepaalt dat de raden van de Orde van zondere regels). Geneesheren met gesloten deuren zitting houden. HOOFDSTUK IV. - Dienstplichtzaken 15 juni 1979 1232 Afdeling 1. Procedure voor de feitenrechter. 8. - Orde van Geneesheren - Tucht- Afdeling 2. - In cassatie procedure voor de raden van de Orde Koninklijk besluit van 6 februari 1970, HOOFDSTUK V. - Strafzaken artikel19 - Gesloten deuren. Afdeling 1. Procedure voor de Art. 19 K.B. van 6 feb. 1970 tot feitenrechter. regeling van de organisatie en de wer- Afdeling 2. - In cassatie. king der raden van de Orde van Geneesheren bepaalt dat de raden van de Orde HOOFDSTUK VI. - Tuchtzaken Procedure voor de van Geneesheren met gesloten deuren Afdeling 1. feitenrechter. zitting houden. 1256 Afdeling 2. - In cassatie. 20 juni 1979 9. - Orde van Geneesheren - Tucht HOOFDSTUK VII. - Verkiezingszaken Procedure voor de - Raad van de Orde - Openbaarheid Afdeling 1. feitenrechter. voorgeschreven bij art. 6.1 Europees Verdrag Rechten van de Mens - Bepa- Afdeling 2. - In cassatie. Jing niet toepasselijk. De bepaling van art. 6.1 Europees Verdrag Rechten van de Mens betrefHOOFDSTUK I fende de openbaarheid van het vonnis ALGEMENE BEGRWPEN en de debatten is niet toepasselijk op een tuchtprocedure en met name niet op 1. - Strafzaken - Veroordeling van de tuchtprocedure voor de geneesheren. verschillende beklaagden wegens 29 juni 1979 1333 afzonderlijke misdrijven - Hoofdelijke in de kosten van de straf10. - Orde van Geneesheren - Be- veroordeling vordering - Onwettigheid. slissing van de provinciale raad dat er Onwettig is de hoofdelijke veroordeeen beletsel bestaat dat de tuchtvervol- ling van verschillende beklaagden in de ging opschort en de raad niet bevoegd is kosten van de strafvordering, wanneer om een deskundigenonderzoek te bevelen - Eindbeslissing in de zin van de beklaagden wegens afzonderlijke misdrijven zijn veroordeeld. (Art. 50 Sw.) art. 21 KB. nr. 79, 10 nov. 1967. 10 april 1979 965 De provinciale raad van de Orde van Geneesheren die beslist dat er een HOOFDSTUK II beletsel bestaat dat de tuchtvervolging opschort en dat hij niet bevoegd is om BELASTINGZAKEN een deskundigenonderzoek te bevelen, Afdeling 1. Procedure voor de oefent zijn rechtsmacht volledig uit feitenrechter. m.b.t. qie geschilpunten, zodat zijn beslissing een eindbeslissing is in de zin Afdeling 2. - In cassatie.
105HOOFDSTUK III BURGERLIJKE ZAKEN Afdeling 1. Procedure voor
Hof te zijnen laste gelegd. {Art. 1111, vierde lid, Ger.W.) 11 mei 1979 1084 Afdeling 3. - Sociaal procesrecht {bijzondere regels).
de feitenrechter. 2. - Burgerlijke zaken - Partij die m.b.t. enig punt in het ongelijk is gesteld HOOFDSTUK IV -Begrip. DIENSTPLICHTZAKEN De rechter die eisers vordering tot betaling van achterstallig pensioen ver- Afdeling 1. Procedure voor werpt, verwijst de eiser wettelijk in de feitenrechter. kosten, zonder dat zij tussen partijen Afdeling 2. - In cassatie worden omgeslagen. (Art. 1017 Ger.W.) 16 november 1978 315 HOOFDSTUKV Afdeling 2. - Procedure in cassatie.
3. - Burgerlijke zaken - Cassatiegeding - Tegemoetkoming voor minder-· validen - Voorziening van een minder-. valide tegen de beslissing over zijn aanvraag - Verwerping van de voorziening - Veroordeling van de Belgische Staat in de kosten. Wanneer het Hof de voorziening van een minder-valide tegen de beslissing over een aanvraag op basis van de wetgeving betreffende het toekennen van tegemoetkomingen aan minder-validen verwerpt, veroordeelt het de Belgische Staat in de kosten. (Artt. 582, 1", 1017, tweede lid, en 1111, vierde lid, Ger.W.) 57 18 september 1978 4. - Burgerlijke zaken - Wraking Beslissing tot verwerping - Wrakende partij dient te worden veroordeeld in de kosten, met inbegrip van de kosten van betekening van de beslissing aan de partijen in het incident. De beslissing waarbij een vordering tot wraking wordt verworpen, veroordeelt de wrakende partij in de kosten van het incident, met inbegrip van de kosten van betekening van die beslissing. 27 april 1979 1025 5. - Burgerlijke zaken - Cassatiegeding - Middel van niet-ontvankelijkheid, door de verweerder tegen de voorziening opgeworpen, niet aangenomen Memorie van wederantwoord - Kosten in beginsel ten Jaste van de verweerder in de voorziening - Beslissing van het Hoi Wanneer een middel van niet-ontvankelijkheid, door de verweerder opgeworpen tegen een voorziening in cassatie, niet wordt aangenomen, moeten de kosten van de memorie van wederant.woord, in beginsel, door de verweerder ~worden gedragen en worden zij door het
de
STRAFZAKEN
Afdeling 1. feitenrechter.
Procedure
voor
de
6. - Strafzaken - Strafvordering Hoger beroep van de beklaagde gedeeltelijk gegrond - Veroordeling in alle kosten van de strafvordering - Wettigheid. De rechter in hoger beroep die de telastlegging bewezen verklaart, kan de beklaagde, appellant, in aile kosten van de strafvordering veroordelen, zelfs al wijzigt hij op sommige punten en ten gunste van laatstgenoemde de veroordeling die de eerste rechter heeft uitgesproken. {Art. 3, tweede lid, wet van 1 juni 1849; artt. 194 en 211 Sv.) 27 september 1978 120 7. - Strafzaken - Beklaagden vervolgd wegens verschillende feiten Veroordeling van de ene en vrijspraak van de andere - Veroordeling van de eerstgenoemde in alle kosten van de strafvordering - Voorwaarde. Wanneer twee beklaagden, wegens verschillende feiten, vervolgd worden en de ene veroordeeld en de andere vrijgesproken wordt, kan de rechter de gezamenlijke kosten van de strafvordering slechts ten laste van de veroordeelde leggen, mits hij vaststelt dat ze aile veroorzaakt zijn door het misdrijf dat de veroordeelde heeft gepleegd. (Artt. 162 en 176 Sv.) 10 oktober 1978 167 8. - Strafzaken - Strafvordering Hoger beroep van het openbaar ministerie aileen - Bevestiging van de beroepen beslissing - Veroordeling van de beklaagde in de kosten van het hager beroep - Onwettigheid. Wanneer de appelrechter op het enkel hoger beroep van het openbaar ministerie de beslissing van de eerste rechter bevestigt, kunnen de kosten van bet
-106GEZONDHEIDSPOLITIE OVER DE HUISDIEREN
hoger beroep, zelfs niet gedeeltelijk, ten laste van de beklaagde worden gelegd. (Art. 3, eerste lid, wet 1 juni 1849.) 14 februari 1979 697 Mdeling 2. - In cassatie. 9. - Strafzaken - Cassatiegeding -
Voorziening in cassatie tegen een beslissing betreffende de toepassing van de wet tot bescherming van de maatschappij - Geen begrootbare kosten.
Runderbrucellose Vergoedingen· bij art. 20 van het bepaald KB. 8 sept 1969 betreffende de bestrijding van de runderbrucellose, zoals dit KB. gewijzigd werd bij KB. 20 sept. 1972, voor het slachten van door brucellose aangetaste runderen of van tot een brucellosehaard behorende runderen die moeten worden Vergoedingen betaald voor zover de afslachting werd uitgevoerd in de bij de artikelen 22, 23, 24 en 26, eerste lid, van het genoemde; KB. bepaalde voorwaarden.
De voorziening in cassatie tegen een beslissing betreffende de toepassing van de Wet Besch. Maatsch. brengt geen begrootbare kosten mee. (Artt. 162, 6"bis, 279', 1", 2792 , 1", en 280, 1", W.Reg.) De vergoedingen bepaald bij (Impliciet.) art. 20 K.B. 8 september 1969 betreffende 13 december 1978 435 de bestrijding van de runderbrucellose, 10. - Strafzaken - Cassatiegeding - zoals dit K.B. gewijzigd werd bij K.B. Cassatieberoep gericht tegen een beslis- 20 september 1972, voor het slachten van sing over de uitvoering van de wet tot door brucellose aangetaste runderen of bescherming van de maatschappij van tot een brucellosehaard behorende Niet te begroten kosten. runderen, moeten worden betaald voor Het cassatieberoep tegen een beslis- zover de. afslachting werd uitgesing over de uitvoering van de wet tot voerd in de bij de artikelen 21 bescherming van de maatschappij brengt tot 24 en 26, eerste lid, van het geen te begroten kosten mede. (Artt. 162, genoemde K.B. bepaalde voorwaarden. 6"bis, 279', 1", 279 2 , 1", 280, 1" W.Reg.) 28 juni 1979 1321 (Impliciet.) 14 maart 1979 826 11. - Strafzaken - Cassatiegeding Cassatie, op het cassatieberoep van de beklaagde, van de beslissing op de strafvordering - Vernietiging van de vooralsnog niet voor cassatieberoep vatbare beslissing op de burgerlijke rechtsvordering tegen de beklaagde - Kosten ten Jaste van de Staat. Wanneer, op het cassatieberoep van de beklaagde, de beslissing op de strafvordering wordt vernietigd en die cassatie vernietiging medebrengt van de vooralsnog niet voor cassatieberoep vatbare beslissing op de burgerlijke rechtsvordering tegen die beklaagde blijven de kosten ten laste van de Staat. 1044 2 mei 1979
HOOFDSTUK VI TUCHTZAKEN
Mdeling 1. Procedure feitenrechter. Mdeling 2. - In cassatie.
voor
HOOFDSTUK VII VERKIEZINGSZAKEN
Mdeling 1. Procedure feitenrechter. Mdeling 2. - In cassatie.
voor
GRONDWET HOOFDSTUK I Mdeling 1. - Art. 1. Mdeling 2. - Art. 2. Mdeling 3. - Art. 3. Mdeling 99. - Art. 99. HOOFDSTUK 11 Mdel~ng 1. - Art. 100 Mdel~ng 2.- Art. 101
Mdehng 3. -
I ··········:····
Art. 102.
Mdelmg 41.- Art. 140.
HOOFDSTUK I
Art. 1. Art. 2. Art. 3. Art. 4. Art. 5. Art. 6. Artikel 6 - Gelijkheid voor de wet Begrip. De in art. 6 van de Grondwet vervatte de regel van de gelijkheid van de Belgen voor de wet houdt in dat allen die in dezelfde toestand verkeren op dezelfde
Mdeling 1. Mdeling 2. de Mdeling 3. Mdeling 4. Mdeling 5. Mdeling 6. -
-107wijze worden behandeld, maar sluit niet uit dat een onderscheid wordt gemaakt naar bepaalde categorieen van personen, op voorwaarde dat dit onderscheid niet willekeurig is, dit wil zeggen dat het kan wo~den verantwoord. 26 september 1978 109 Mcleling 7. - Art. 7. Mdeling 8. - Art. 8. Mdeling 9.- Art. 9. Mdelling 99. -
Art. 99.
HOOFDSTUK II Mdeling 1.- Art. 100. Mdeling 2. - Art. 101. Mdeling 3. - Art. 102. Mdeling 41.- Art. 140.
H HANDELSREGISTER
Feitelijke grondslag mist het middel ten betoge dat de feitenrechter ten onrechte verwijst naar « herhaling », zoals ze in de wet is omschreven, wanneer uit de context van de beslissing blijkt dat die rechter het woord « recidivist » niet heeft gebruikt in de zin van de artt. 54 tot 57 Sw., maar wel in zijn gewone en tevens criminologische betekenis van « persoon die opnieuw een misdrijf pleegt of die er reeds verscheidene gepleegd heeft », dat de uitgesproken strafmaat niet zwaarder is dan de straf voor een eerste misdrijf en dat uit de beslissing niet blijkt dat de rechters de straf hebben toegemeten op grond van wettelijke herhaling. 29 november 1978 365 2. - Rechter die de beklaagde een onverbeterlijke recidivist » noemt en, om de door hem opgegeven redenen, afgeleid uit gegevens die door het dossier en het onderzoek van de zaak aan het licht zijn gekomen, zegt dat in zijn geval een strenge straf onontbeerlijk blijkt te zijn - Schending noch van de algemene rechtsbeginselen noch van art. 6, Jeden 1 en 2, Europees Verdrag Rechten van de Mens. Wanneer de rechter zegt dat de beklaagde een onverbeterlijke recidivist is, beslist dat een strengere straf geboden is, en de beslissing over de straf motiveert aan de hand van gegevens die door het dossier en het onderzoek van de zaak aan het licht zijn gekomen, ove. welk dossier en onderzoek partijen verweer hebben kunnen voeren, doet hij geen afbreuk aan de onpartijdigheid die hem is geboden ingevolge de algemene rechtsbeginselen en ingevolge het Europees Verdrag Rechten van de Mens, goedgekeurd bij de wet van 13 mei 1955. 365 29 november 1978 «
Rechter die vaststelt dat de oorspronkelijke eiser in een geding handelaar is of, althans, zich als dusdanig voordoet, zonder te betwisten handelaar te zijn Geen vermelding van het nummer van het handelsregister in het exploot van KB. 20 juli 1964, dagvaarding artt. 40 en 41 - Gevolgen. Wanneer de rechter vaststelt dat de oorspronkelijke eiser handelaar is, of zich als dusdanig voordoet, en dat hij evenwel het nummer van zijn inschrijving in het handelsregister in het. exploot van dagvaarding niet heeft vermeld, moet de rechter de eis van ambtswege onontvankelijk verklaren, tenzij de eiser, binnen de door de rechter gestelde termijn, bedoelde inschrijving, op de datum waarop de eis werd ingesteld, verantwoordt. (Artt. 40 · en 41 K.B. HERSTEL IN EER EN RECHTEN 20 juli 1964). 587 26 januari 1979 Arrest dat het verzoek tot herstel in eer en rechten niet ontvankelijk verklaart Arrest dat op tegenstrijdige motieven HERHALING steunt - Niet met redenen omkleed 1. - Middel ten betoge dat herhaling arrest. onwettig in aanmerking is gekomen Tegenstrijdig en derhalve niet regelBeslissing waarin het woord matig met redenen omkleed is het arrest « recidivist » in een andere betekenis dat, bij de uitspraak over een verzoek word( gebruikt dan die van iemand tot herstel in eer en rechten en het waarop de artt. 54 tot 57 Sw. van vaststellen van de aanvang van de proeftoepassing zijn - Middel dat feitelijke tijd, na erop te hebben gewezen dat krachtens artikel 49 Sw. de ontvanger grondslag mist.
-108
~
van de geldboete de door de veroor- Hof de aanvraag in en beveelt dat deze' deelde gedane betaling in de eerste door een hof van beroep zal worden plaats op de gerechtskosten moet toere- onderzocht. (Artt. 443, 3•; 445, al. 3, Sv.) kenen, oordeelt dat de ontvanger van de 20 februari 1979 726 geldboete volgens diezelfde wetsbepaling 3. Veroordeling tot een enkele straf een betaling van een bepaald bedrag op de geldstraf mocht toerekenen, terwijl wegens verscheidene misdrijven - Aanhij nochtans vaststelt dat de veroor- voeren van een nieuw feit waaruit de deelde dit bedrag heeft betaald nog onschuld van de veroordeelde schijnt ie voordat hij de gerechtskosten volledig volgen m.b.t. een van die misdrijven Strafwettelijk verantwoord door de gekweten had. (Art. 96 Gw.) Aanvraag tot 8 november 1978 289 andere misdrijven herziening ontvankelijk. Als wegens verscheidene misdrijven een enkele straf is uitgesproken, dan is HERZIENING een regelmatig voorgedragen aanvraag HOOFDSTUK I. - Verzoek en verwij- tot herziening, die gegrond is op eim nieuw feit waaruit schijnt te volgen dat zing om advies de veroeirdeelde onschuldig is m.b.t. een HOOFDSTUK II. Advies en verwij- van die misdrijven, ontvankelijk voor zing tot herziening dat ene misdrijf, ook al is de straf wettelijk verantwoord door de andere misdrijven. (Artt. 443, 3•, 444 en 445 Sv.) HOOFDSTUK I (Impliciet.) VERZOEK EN VERWIJZING OM ADVIES 20 februari 1979 726 1. - Veroordeling uitgesproken door 4. - Nieuw feit - Feit waaruit het een hot van beroep - Aanvraag tot bewijs niet zou volgen dat de veroorherziening wegens een nieuw feit - Met deelde onschuldig is of dat een strengere redenen omkleed gunstig advies van het strafwet is toegepast - Niet ontvankehot van beroep belast met het onderzoek lijke aanvraag. van de aanvraag - Regelmatige rechtsNiet ontvankelijk is de aanvraag tot pleging - Vernietiging van de veroorde- herziening gegrond op de aanvoering Jing - Verwijzing naar een ander hoi van een nieuw feit, wanneer uit dit feit van beroep dan datgene dat het vernie- het bewijs niet volgt dat de aanvrager tigd arrest heeft gewezen. onschuldig is of dat een strengere strafWanneer het hof van beroep belast is wet is toegepast dan die welke hij met het onderzoek van de aanvraag tot werkelijk heeft overtreden. (Sv., art. 443, herziening, wegens een nieuw feit, van een door een hof van beroep uitgespro- 39.) 20 februari 1979 726 ken veroordeling, het met redenen omkleed advies heeft uitgebracht dat er 5. Veroordeelde wettelijk onbegrond bestaat tot herziening, vernietigt kwaam verklaard - Benoeming van een bet Hof van Cassatie de veroordeling als curator voor zijn verdediging. het vaststelt dat de rechtspleging regelWanheer de aanvrager tot herziening matig is, en verwijst de zaak naar een wettelijk onbekwaam is verklaard, ander hof van beroep dan datgene dat benoemt het Hof een curator voor zijn het vernietigde arrest heeft gewezen. verdediging, die hem bij de rechtsple(Art. 445 Sv.) ging in herziening zal vertegenwoordi5 december 1978 392 gen. (Art. 444, lid 4, Sv.) 20 februari 1979 .726 2. Veroordeling door het militair gerecht - Nieuw feit - Verwijzing voor onderzoek naar een hot van beroep. HOOFDSTUK II Wanneer in een regelmatig voorgedraADVIES EN VERWLJZING TOT HERZIEgen verzoekschrift tot herziening, tegen NING een door een militair gerecht uitgespro6. - Nieuw feit - Arrest waarbij het ken beslissing, een feit wordt aangevoerd dat zich heeft voorgedaan sedert hot van beroep, belast met het onderde veroordeling of dat de aanvrager ten zoek van de aanvraag, zijn advies uittijde van het geding niet heeft kunnen brengt - Toezicht van het Hot van aantonen, waaruit bet bewijs schijnt te Cassatie op de wettigheid van het advies. Het Hof van Cassatie gaat na · of het volgen, en naar verzoekers bewering volgt, dat hij onschuldig is, willigt het advies van het hof van beroep, · dat met
-109 bet ~mderzoek van een aanvraag tot HOOFDSTUK I berziening is belast, overeenkomstig de RECHTSPLEGING TOT DE VERWIJZING wet is. NAARHETHOF 5 december 1978 392 1. - Arrest van verwijzing van de 7,; Motiveringsverplichting bij kamer van inbeschuldigingstelling art. 445, derde lid, opgelegd aan het hoi Cassatieberoep van de beschuldigde binvan beroep dat advies moet uitbrengen nen tien vrije dagen na betekening van dat arrest- Onderzoek door het Hoi over de aanvraag tot herziening Op het cassatieberoep dat de beschulDraagwijdte van die verplichting. · De motiveringsverplichting die bij digde tegen het arrest van verwijzing art. 445, vierde lid, Sv. is opgelegd aan naar het hof van assisen heeft ingesteld het hof van beroep dat belast is met het v66r het verstrijken van de termijn van uitbrengen van een advies over de tien vrije dagen na de betekening en van aanvraag tot herziening, sluit de ver- de termijn van art. 296 is 's Hofs plichting in dat op de conclusies van de onderzoek beperkt tot de schending van partijen moet worden geantwoord; aan de wetten inzake de bevoegdheid van de die verplichting moet evenwel aileen onderzoeksgerechten en van het hof van worden voldaan in zoverre het antwoord assisen en tot de nietigheden waarvan geen onderzoek vergt dat buiten de aan sprake is in art. 299 Sv. of die voorthet hof van beroep toevertrouwde vloeien uit niet-inachtneming van de wetten tot invoering van een debat op opdracht valt. 5 december 1978 392 tegenspraak voor de kamer van inbeschuldigingstelling en tot regeling van 8. Veroordeling wegens verschei- het taalgebruik voor die kamer. (Artt. dene telastleggingen - Advies van drie 299 en 416 Sv.) 2!! november 1978 advocaten - Gunstig advies over de 368 herziening voor een enkele telastlegging Aanvraag ontvankelijk voor die 2. - Verwijzingsarrest van de kamer enkele telastlegging en niet ontvankelijk van inbeschuldigingsteHing - Cassatievoor de andere telastleggingen. beroep van de beschuldigde binnen tien Indien tot staving van een verzoek- vrije dagen na de betekening van dit schrift tot berziening van een door bet arrest ~ Onderzoek door het Hoi militair gerecht uitgesproken veroordeOp het cassatieberoep dat de beschulling wegens verscbillende telastleggin- digde tegen het arrest tot verwijzing gen enkel voor de berziening van een naar bet bof van assisen beeft ingesteld van die telastleggingen een gunstig v66r het verstrijken van de termijn van advies van drie advocaten is voorgedra- tien vrije dagen na de betekening en van gen, verklaart het.Hof de aanvraag m.b.t. de termijn van art. 296 Sv., doet bet Hof die telastlegging ontvankelijk en niet enkel uitspraak over de schending van ontvankelijk voor zover zij betrekking. de wetten inzake bevoegdheid van de beeft op de veroordeling wegens de on~erzoeksgerechten en van bet hof van feiten van de andere telastleggingen. ass1sen en onderzoekt het de nietighe20 februari 1979 726 den waarvan sprake is in art. 299 Sv. of die voortvloeien uit niet-inachtneming van de wetten tot invoering van een debat op tegenspraak voor de kamer van HOF VAN ASSISEN inbeschuldigingstelling en tot regeling van het taalgebruik voor die kamer. HOOFDSTUK I. - Rechtspleging tot de (Artt. 299 tot 416 Sv.). verwijzing naar het hoi 16 januari 1979 556 HOOFDSTUK II. - Samenstelling van 3. - Verwijzingsarrest - Voorziening de jury en van het hoi in cassatie van de beschuldigde binnen tien vrije dagen na de betekening van HOOFDSTUK III. - Behandeling ter het arrvst- Onderzoek door het Hoi zitting en tussenarresten Het Hof verwerpt de voorziening die door de beschuldigde tegen het arrest tot HOOFDSTUK IV. - Eindarrest verwijzing naar het hof van assisen is HOOFDSTUK V. - Burgerlijke rechts- ingesteld v66r het verstrijken van de termijn van tien vrije dagen na de vordering betekening van het arrest, wanneer dat arrest geen van de schendingen van de HOOFDSTUK IX. - Allerlei"
I
-110wet bevat en niet is aangetast door een van de nietigheden die, in de huidige stand van het geding, voor onderzoek aan het Hof worden onderworpen. (Artt. 299 en 416 Sv.) 4 april 1979 925
4. - Arrest tot verwJJZing door de kamer van inbeschuldigingstelling Cassatieberoep van de beschuldigde binnen tien vrije dagen na de betekening van dat arrest - Onderzoek door het Hof. , Op het cassatieberoep dat de beschuldigde tegen het arrest tot verwijzing naar het hof van assisen heeft ingesteld v66r het verstrijken van de termijn van tien vrije dagen na de betekening en van de termijn van art. 296 Sv. doet het Hof enkel uitspraak over de schending van de wetten inzake bevoegdheid van de onderzoeksgerechten en van het hof van assisen en onderzoekt het de nietigheden waarvan sprake is in art. 299 Sv. of die voortvloeien uit niet-inachtneming van de wetten tot invoering van een behandeling op tegenspraak voor de kamer van inbeschuldigingstelling en tot regeling van het taalgebruik voor die kamer. (Artt. 299 en 416 Sv.) 20 juni 1979 1262
HOOFDSTUK II SAMENSTELLING VAN DE JURY EN VAN HET HOF
mogen tussenkomen en die aan hun toezicht ontsnappen. 30 november 1978 374
7,- Gerechtelijk Wetboek, art. 121Samenstelling van het hof van assisen AsseS$Oren. , - Aanwijzing door de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg in de zetel waarvan· de assisen worden gehouden - Begrip. Uit de enkele vermelding van het beginsel van de keuze der assessoren tussen de oudst benoemde ondervoorzitters en de rechters laat art. 121 Ger.W. de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg in de zetel waarvan de assisen worden gehouden, oordelen welke aanwijzingen, gelet op de behoeften van de dienst zowel in het hof van assisen als in de rechtbank, het best de · rechtsbedeling kunnen verzekeren; daaruit volgt dat de voorzitter, wanneer hij niet de oudstbenoemde magistraten aanwijst, niet moet vaststellen dat deze verhinderd zijn wegens hun dienst of wegens een andere gewettigde oorzaak. 21 februari 1979 737 8.- Gerechtelijk Wetboek, art. 121Samenstelling van het hof van assisen Assessoren - Aanwijzing - Assessoren, rechters in de rechtbank van eerste aanleg in de zetel waarvan de assisen worden gehouden Assessoren die moeten worden geacht door de voorzitter· van deze rechtbank te zijn aangewezen. De rechters die behoren tot de rechtbank van eerste aanleg in de zetel waarvan de assisen worden gehouden en die als assessoren zitting hebben in het hof van assisen moeten worden geacht door de voorzitter van de vorenvermelde rechtbank te zijn aangewezen. (Art. 121, eerste lid, Ger.W.) 21 februari 1979 737
5. - Arrest dat de lijst van gezworenen verbetert- Aard van die beslissing. De arresten waarbij het hof van assisen de geboortedatum, de schrijfwijze van de namen en de vermelding van de woonplaats van werkende of toegevoegde gezworenen verbetert, of beveelt dat de naam van een overleden gezworene van de lijst van de werkende gezworenen wordt geschrapt, zijn !outer administratieve handelingen waarin de beschuldigden niet mogen tussenkomen en die aan hun toezicht ontsnappen. 9. - Gerechtelijk Wetboek, art. 243 30 november 1978 374 Arresten waarbij opgeroepen werkende en toegevoegde gezworenen worden vrij6. - Arrest dat opgeroepen werkende gesteld - Aard van die beslissingen. De arresten waarbij het hof van assiof toegevoegde gezworenen vrijstelt Gerechtelijk Wetboek, art. 243 - Aard sen, met toepassing van art. 243 Ger.W., de opgeroepen werkende of toegevoegde van die beslissing. De arresten waarbij het hof van assi- gezworenen ambtshalve of op aansen, met toepassing van art. 243 Ger.W., vraag vrijstelt, zijn !outer admiopgeroepen werkende of toegevoegde nistratieve handelingen waarin de gezwore:qen ambtshalve of op aanvraag beschuldigden niet mogen tussenkomen vrijstelt, zijn !outer administratieve han- en die aan hun toezicht ontsnappen. delingen waarm de beschuldigden niet 21 februan ·1979 737
-
111
10. Gerechtelijk Wetboek, artt. 243 en vlg. - Reden van vrijstelling van de gezworenen bekend nadat de naam van de gezworene in een bus is gelegd - Uitspraak van het hot over de vrijstelling - Voorwaarden. lndien de reden van vrijstelling pas bekend is als de naam van de gezworene in de bus is gelegd, mag het hof van assisen over de vrijstelling uitspraak ' doen voor zover de beschuldigde en de procureur-generaal over een wettig aantal wrakingen beschikken. (Art. 243 en vlg. Ger.W.} 21 februari 1979 737
HOOFDSTUKIII BEHANDELING TER ZITTING EN TUSSENARRESTEN
13. Verzoek om een onderzoeksmaatregel - Stilzwijgende a/stand Voorwaarden. De afstand door de beschuldigde van een verzoek tot voeging van stukken kan stilzwijgend gebeuren en kan worden afgeleid uit feiten die voor geen andere uitlegging vatbaar zijn, zoals de verdere voortzetting van de debatten tot de sluiting ervan zonder enig verzet van de beschuldigde of van zijn raadsman tegen de verwerping van het verzoek tot voe11. Gerechtelijk Wetboek, ging. 14 februari 1979 702 art. 127 - Magistraat die in de zaak als openbaar ministerie is opgetreden 14. - Recht van de voorzitter van het Die magistraat mag de assisen niet hot van assisen de beschuldigde te voorzitten. Op straffe van nietigheid mogen de ondervragen na de replieken en v66r het magistraten die als openbaar ministerie sluiten van de debatten. Noch uit art. 335 Sv. noch uit enige zijn opgetreden de assisen niet voorzitandere wettelijke bepaling blijkt dat de ten. (Art. 127 Ger.W.} voorzitter van het hof van assisen de 21 februari 1979 737 beschuldigde niet meer mag ondervragen na de replieken en v66r het sluiten 12. Gerechtelijk Wetboek, van de debatten. 21 februari' 1979 737 art. 127 - Onderzoeksrechter die aan de procureur des Konings een kantschrift 15. Wetboek- van Strafvordering, heeft gezonden met de vermelding « ter attentie » van een magistraat van het art. 335 - Recht van de beschuldigde openbaar ministerie met diens naam het laatste woord te hebben. De beschuldigde of zijn raadsman erbij - Die enkele omstandigheid sluit niet in dat die magistraat in de zaak als hebben altijd het laatste woord. (Art. 335, derde lid, Sv.) openbaar ministerie is opgetreden 21 februari 1979 737 Arrest gewezen door het hoi van assisen, toen het werd voorgezeten door die 16. Wetboek van Strafvordering, magistraat die ondertussen tot raadsheer art. 341 - Aan de gezworenen mogen in het hot van beroep was benoemd geen schriftelijke verklaringen van de Geen nietigheid. Uit het enkele feit dat de onderzoeks- getuigen worden overhandigd. Art. 341 Sv. verbiedt aileen dat schrifrechter aan de procureur des Konings een kantschrift heeft overgezonden met telijke verklaringen van de getuigen aan de vermelding « ter attentie » van een de gezworenen worden overhandigd. 21 februari 1979 737 magistraat van het openbaar ministerie met diens naam erbij, waarin aan de 17.- Beluisteren van een band waarprocureur des Konings wordt gevraagd zijn beslissing te doen kennen over de op verklaringen van een beschuldigde aangifte van de feiten door het parket voor een officier van gerechtelijke politie aan de buitenlandse overheid, betref- zijn opgenomen en die regelmatig bij de fende een medeverdachte, volgt niet gedingstukken is gevoegd - Wettigheid noodzakelijk dat de met name vermelde · - Voorwaarden. De mondelinge behandeling van een magistraat in de zaak als openbaar ministerie is opgetreden, zodat het zaak voor het hof van assisen verzet zich arrest dat in dezelfde zaak is gewezen niet tegen het beluisteren van een band door het hof van assisen, toen het werd waarop verklaringen van een beschulvoorgezeten door die magistraat die digde voor een officier van gerechtelijke ondertussen tot raadsheer in het hof van politie zijn opgenomen en die regelmatig bij de gedingstukken is gevoegd. beroep was benoemd, niet nietig is. 17 augustus 1979 1341. 21 februari 1979 737
-112HOOFDSTUK IV
HOOFDSTUK II
EINDARREST
BELASTINGZAKEN
18. Wetboek van Strafvordering, Mdeling 1. Gemeenteen art. 343 - De gezworenen mvgen de provinciebelastingen. beraadslagingskamer niet verlaten Mdeling 2. - Andere belastingen. Begrip. Art. 343 Sv. verbiedt aileen dat de HOOFDSTUK III gezworenen de beraadslagingskamer verlaten nadat de beraadslaging is BURGERLIJKE ZAKEN begonnen. 21 februari 1979 737 Mdeling 1. - Beslissingen en partijen. 1. - Burgerlijke zaken - Belang om HOOFDSTUKV hager beroep in te stellen - Impliceert BURGERLIJKE RECHTSVORDERING niet noodzakelijk een veroordeling van de appellant door de eerste rechter. HOOFDSTUK IX Het reeds verkregen en dadelijk ALLERLEI belang dat overeenkomstig de artt. 17, 18 en 1042 Ger.W. is vereist om hoger beroep in te stellen, impliceert niet noodzakelijk dat de appellant door de HOGER BEROEP eerste rechter is veroordeeld. HOOFDSTUK I. - Algemene begrippen 29 juni 1979 1330 HOOFDSTUK II. - Belastingzaken Mdeling 2.- Principaal beroep- Vorm - Termijn - Onsplitsbaar geschil. Mdeling 1. Gemeenteen provinciebelastingen. 2. - Burgerlijke zaken - Aide van Mdeling 2. - Andere belastingen. hager beroep - Hoger beroep ingesteld op een andere wijze dan bij conclusie HOOFDSTUK III. - Burgerlijke zaken Gerechtelijk Wetboek, art. 1057, 3' Mdeling 1. - Beslissingen en partijen. Wetsbepaling die geen bepaalde formuleMdeling 2.- Principaal beroep- Vorm ring van de vereiste vermeldingen - Termijn - Onsplitsbaar geschil. oplegt. Mdeling 3. - Incidenteel beroep. Zo art. 1057, 3', Ger.W. bepaalt dat, Mdeling 4. - Gevolgen - Bevoegdheid met uitzondering van het geval waarin van de rechter. hoger beroep bij conclusie wordt ingeMdeling 5. Rechtspleging in hoger steld, de akte van hoger beroep, op beroep. Mdeling 6. Uitbreiding van eis en straffe van nietigheid, de naam, de voornaam en de woonplaats of, bij nieuwe eis. Mdeling 7. - Sociaal procesrecht (bij- gebreke van een woonplaats, de verblijfplaats van de gedaagde in hoger beroep zondere regels ). moet vermelden, legt die wetsbepaling HOOFDSTUK IV. - Dienstplichtzaken hiervoor geen bepaalde formulering op. 22 december 1978 480 HOOFDSTUK V. - Strafzaken Mdeling 1. - Beslissingen en partijen. 3. Burgerlijke zaken Hoger Mdeling 2.- Principaal beroep- Vorm beroep ingesteld bij akte van een - Termijn. gerechtsdeurwaarder Origineel en Mdeling 3. - Incidenteel beroep. afschrift van het exploot die een verMdeling 4. - Gevolgen - Bevoegdheid schillende datum vermelden - Nietigvan de rechter. heid - Voorwaarden. Mdeling 5. - Rechtspleging in hoger De akte van de gerechtsdeurwaarder beroep - Eenparigheid. waarbij hoger beroep wordt ingesteld, is Mdeliilg 6. - Burgerlijke rechtsvorde- niet nietig, hoewel het origineel van het rmg (bijzondere regels). exploot en het aan de partij afgegeven afschrift een verschillende datum verHOOFDSTUK VI. - Tuchtzaken melden, wanneer de juiste datum van het afschrift kan worden afgeleid uit de HOOFDSTUK VII. - Verkiezingszaken vergelijking van de vermeldingen van dit afschrift met die van het origineel. (Artt. HOOFDSTUK I 43, 45, 862, § 1, en 1057 Ger.W.) 649 7 februari 1979 ALGEMENE BEGRIPPEN
-1134. - Burgerlijke zaken - Vonnis dat de vordezing van een partij heeft verworpen - Hoger beroep van de verweerder Niet ontvankelijk hager beroep. Het door de verweerder ingesteld boger beroep tegen de beslissing tot verwerping van de oorspronkelijke vordering is niet ontvankelijk bij gebrek aan belang. (Artt. 17, 1042, Ger.W.} 19 februari 1979 725 5. - Burl[erlijke zaken - Gerechtelijk Wetboek, art. 1063, 2• - De akte van hager beroep moet de plaats, de dag en het uur van verschijning vermelden wanneer de bestreden beslissing een beslissing alvorens recht te doen of een voorlopige maatregel inhoudt - Begrip. Wanneer het bestreden vonnis of arrest een beslissing alvorens recht te doen inhoudt of een voorlopige maatregel beveelt, moet de akte van boger beroep de plaats, de dag en het uur van de verschijning vermelden, zelfs als in bedoeld vonnis of arrest definitieve beslissingen voorkomen; in dat geval moet de akte van boger beroep bovendien de grieven vermelden. (Artt. 1057, 7•, en 1063, 2•, Ger.W.) 1040 2 mei 1979
6.- Burgerlijke zaken - Konijnenschade - Vonnis van de vrederechter niet in tegenwoordigheid van de partijen uitgesproken - Jachtwet, art. 7bis Aan partijen is, binnen drie dagen na de uitspraak, geen kennis gegeven van het vonnis bij ter post aangetekende briefKorte termijn van hager beroep bepaald bij genoemd art. 7bis niet toepasselijk. Wanneer aan ·partijen binnen drie dagen bij ~r post aangetekende brief geen kenms werd gegeven van het beschikkende gedeelte van het vonnis inzake konijnenschade dat door de vrederechter niet in hun tegenwoordigheid is gewezen, is de korte termijn van boger beroep van veertien dagen te rekenen van de uitspraak, bepaald bij art. 7bis Jachtwet, niet toepasselijk. 2 mei 1979 1042 7. - Burgerlijke zaken - Keuze van woonplaats m de akte van hager beroep -Gevolgen. De keuze van woonplaats door de appellant in de akte van boger 'beroep geldt niet enkel voor de procedure in hoger beroep doch ook voor de tenuitvoerlegging van de beslissing in boger
· beroep en het instellen van een rechtsmiddel tegen die beslissing. 28 juni 1979 1303 8. Burgerlijke zaken Regels inzake de ontvankelijkheid van het hager beroep - Regels van openbare orde. De wettelijke regels inzake de ontvankelijkheid van het boger beroep in burgerlijke zaken raken de openbare orde. 29 juni 1979 1330 9. - Burgerlijke zaken - Recht voor de eiser in cassatie zich te beroepen op niet-ontvankelijkheid van het hager beroep, ook al was hij appellant. De eiser in cassatie heeft het recht zich voor het Hof te beroepen op de niet-ontvankelijkheid van het boger beroep, ook al was hij appellant. 29 juni 1979 1330 ·Afdeling 3. - Incidenteel beroep. 10. - Burgerlijke zaken - Incidenteel beroep Gerechtelijk Wetboek, art. 1054- Begrip. Naar luid van art. 1054 Ger.W. kan de gedaagde j.n boger beroep te allen tijde incidenteel beroep instellen tegen aile partijen die in het geding zijn voor de rechter in boger beroep, zelfs indien hij het vonnis zonder voorbehoud heeft betekend of er v66r de betekening in berust heeft; hieruit volgt dat de gedaagde in boger beroep, ten aanzien van de partijen die voor de rechter in boger beroep in het geding zijn, in boger - beroep al de beschikkingen van het beroepen vonnis, waardoor hij zich gegriefd acht, zonder onderscheid en ongeacht of het principaal boger beroep beperkt is, mag aanvechten. 22 december 1978 480 Afdeling 4. - Gevolgen van de rechter
Bevoegdheid
11. - Burgerlijke zaken - GerechteJijk Wetboek, art. 1068, tweede lid Onderzoeksmaatregel- Begrip. De beslissing waarbij de eerste rechter, na de vereffening en verdeling van een nalatenschap te hebben bevolen, om die verrichtingen twee notarissen aanstelt, is geen onderzoeksmaatregel, in de zin van art. 1068, tweede lid, Ger.W. 12 januari 1979 540 12. - Burgerlijke zaken - Devolutieve kracht van het hager beroep Gerechtelijk Wetboek, art. 1068 Draagwijdte van die bepaling.
-114Hoger beroep tegen een eindvonnis of tegen een vonnis alvorens recht te doen maakt het geschil zelf aanhangig bij de rechter in hoger beroep; deze verwijst de zaak alleen dan naar de eerste rechter indien hij, zelfs gedeeltelijk, een in het aangevochten vonnis bevolen onderzoeksmaatregel bevestigt. (Art. 1068 Ger.W.) 12 januari 1979 540 13. - Burgerlijke zaken - Beslissing van de eerste rechter die twee notarissen heeft aangesteld voor de vereHening en verdeling van een nalatenschap Hoger beroep tegen die beslissing Devolutieve kracht van het hager beroep - Gevolg. Nu de beslissing, waarbij de eerste rechter twee notarissen aanstelt voor de vereffening en verdeling van een nalatenschap, geen onderzoeksmaatregel is in de zin van art. 1068, tweede lid, Ger.W., moet en kan het hof van beroep, waarbij het geschil zelf aanhangig is ingevolge het hoger beroep tegen die beslissing, de zaak niet wettig verwijzen naar de eerste rechter, na gehele of gedeeltelijke bevestiging van die beslissing. (Art. 1068, tweede lid, Ger.W.) 12 januari 1979 540 14. - Strafzaken - Strafvordering Geen hager beroep door het openbaar ministerie noch door de beklaagde Strafvordering niet aanhangig bij de rechter in hager beroep. . Wanneer noch door het openbaar ministerie noch door de beklaagde hoger beroep is ingesteld, is de tegen de beklaagde ingestelde strafvordering niet aanhangig bij de rechter in hoger beroep. (Art. 202 Sv.) 911 3 april 1979
maakt, staat het evenwel aan de partijen, door het hoofdberoep en het incidenteel beroep, de perken te bepalen waarbinnen de rechter in hoger beroep over de aan de eerste rechter voorgelegde betwistingen uitspraak moet doen. 29 juni 1979 1330 Mdeling 5. - Rechtspleging in hoger beroep. 17. Burgerlijke zaken - Nieuw getuigenverhoor- Toelaatbaarheid De rechter in hoger beroep mag een nieuw getuigenverhoor bevelen tot bewijs van een feit waaromtrent de eerste rechter, bij vonnis alvorens recht te doen, reeds een getuigenverhoor heeft bevolen, ook al heeft de partij die de onderzoeksmaatregel heeft gevraagd aileen tegen het eindvonnis en niet tegen het vonnis alvorens recht te doen hoger beroep ingesteld, en ook al heeft diezelfde partij tijdens het door de eerste rechter bevolen getuigenverhoor van het horen van bepaalde getuigen afgezien. (Artt. 1042 en 1068, eerste lid, Ger.W.) 106 25 september 1978 Afdeling 6. - Uitbreiding van eis en nieuwe eis. Mdeling 7. - Sociaal procesrecht (bijzondere regels).
HOOFDSTUK IV DIENSTPLICHTZAKEN
HOOFDSTUKV STRAFZAKEN
Mdeling 1. - Beslissingen en partijen. 15. - Burgerlijke zaken - Devolu- Mdeling 2.- Principaal beroep- Vorm tieve kracht van het hager beroep. - Termijn. Hoger beroep tegen een eindvonnis of 18. - Strafzaken - Termijn - Vertegen een vonnis alvorens recht te doen maakt het geschil zelf aanhangig bij de oordeling bij verstek - Vonnis waarbij rechter in hoger beroep. (Art. 1068, het verzet ongedaan wordt verklaard Hoger beroep van de beklaagde - De eerste lid, Ger.W.) 1330 appeltermijn begint te lopen de dag na 29 juni 1979 de betekening van het vonnis. Wanneer het verzet van de beklaagde 16. Burgerlijke zaken - Devolutegen het vonnis, waarbij hij bij verstek tieve kracht van het hager beroep Gerechtelijk Wetboek, art. 1068, eerste wordt veroordeeld, wegens niet-verschijning ongedaan wordt verklaard, begint lid - Draagwijdte van die bepaling. Hoewel luidens art. 1068, eerste lid, de termijn om tegen het vonnis op dat Ger.W. het hoger beroep tegen een verzet hoger beroep in te stellen, te eindvonnis of tegen een vonnis, alvorens lopen de dag nadat hem dat vonnis op recht te doen, het geschil zelf bij de verzet is betekend. rechter in hoger beroep aanhangig 11 april 1979 974
115Afdeling 3. -
lncidenteel beroep.
19. Suafzaken Incidenteel beroep - Begrip. Wanneer de burgerlijke partij zich tegen twee beklaagden heeft gesteld en slechts een van hen tegen die burgerlijke partij in boger beroep is gekomen, maakt het incidenteel beroep dat de burgerlijke partij verklaart in te stellen « tegen bet bestreden vonnis » de burgerlijke rechtsvordering die zij voor de eerste rechter tegen de andere beklaagde had ingesteld, niet aanhangig bij de rechter in boger beroep. 12 september 1978 35 Afdeling 4. - Gevolgen - Bevoegdheid van de rechter. 20. - Vonnis dat het verzet ongedaan verklaart - Hoger beroep - Rechter in hager beroep neemt kennis van de zaak zelf. Het boger beroep van een beklaagde tegen een vonnis dat diens verzet tegen een verstekvonnis ongedaim heeft verklaard, maakt de zaak zelf aanhangig bij de rechter in boger beroep. (Artt. 188, 202 en 203 Sv.) 27 september 1978 124 21. Suafzaken Burgerlijke rechtsvordering - Vrijsprekend vonnis Hoger beroep van de burgerlijke partij ontvankelijk - Bevoegdheid van de rechter in hager beroep. Op het ontvankelijk boger beroep van de burgerlijke partij tegen een vrijsprekend vonnis is de rechter in boger beroep bevoegd om na te gaan, m.b.t. de burgerlijke rechtsvordering, of bet misdrijf dat aan die vordering ten grondslag ligt, bewezen is en of het aan de burgerlijke partij schade heeft berokkend. (Art. 202 Sv.) 12 december 1978 432 22.- Suafzaken- SuafvorderingHoger beroep van het openbaar ministerie - Draagwijdte. Het boger beroep van bet openbaar ministerie ingesteld zonder enig voorbehoud, maakt de strafvordering in heel haar omvang aanhangig bij de rechter in boger beroep, zonder dat deze kan gebonden zijn door bet gezag van gewijsde van de beslissing van de eerste rechter waarbij de burgerlijke rechtsvordering wordt verworpen. 28 februari 1979 771 23. - Suafzaken - Strafvordering Hoger beroep van het openbaar ministerie alleen - Niet ontvankelijk hager
beroep - Strafvordering niet aanhangig" bij de rechter in hager beroep Gevolgen. Wanneer bet boger beroep van bet openbaar ministeri~ niet ontvankelijk is, neemt de rechter m hoger beroep geen kennis van de strafvordering tegen de beklaagde die niet in boger beroep is gegaan, en kan hij geen uitspraak doen over de zaak zelf. (Art. 202 Sv.) 21 maart 1979 856 24. - Suafzaken - Hoger beroep van het openbaar ministerie - Vernietiging van de beslissing op de vordering van de burgerlijke partij tegen de tussenkomende partij - Onwettigheid. Op het enkele boger beroep van bet openbaar ministerie kan de rechter in boger beroep de beslissing van de eerste techter waarbij de rechtsvordering van de burgerlijke partij tegen de tussenkomende partij gegrond is verklaard, niet vernietigen. (Art. 202 Sv.) 1073 9 mei 1979 25. - Suafzaken - Strafvordering en burgerlijke rechtsvordering - Devolutieve kracht van het hager beroep -. Rechter in hager beroep die vanwege een partij kennis krijgt van een beslissing die haar op de suafrechtelijke en op de burgerrechtelijke vordering veroordeelt - Rechter in hager beroep die de omvang van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van deze partij beoordeelt zon.der inachtneming van de vrijspraak van een medebeklaagde, die in kracht van gewijsde is gegaan - Wettigheid. Het boger beroep dat een partij heeft ingesteld tegen bet vonnis dat haar veroordeelt zowel op de strafvordering als op de burgerlijke rechtsvordering die tegen haar door een vrijgesproken medebeklaagde is ingesteld, verhindert dat de zelfs in kracht van gewijsde gegane vrijspraak van deze medebeklaagde haar kan worden tegengeworpen bij de beoordeling van de burgerlijke rechtsvordering die tegen haar was ingesteld, aangezien de rechter in boger beroep, door de devolutieve kracht van bet boger beroep, uitspraak moet doen zowel over de strafrechtelijke als over de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de appellant en met name oordelen of deze aileen aansprakelijk is voor de schade. 22 mei 1979 1106 26. Suafzaken Burgerlijke rechtsvordering - Vrijsprekend vonnis - Hoger beroep van de burgerlijke
-116partij ontvankelijk - Bevoegdheid van de rechter in hoger beroep. Op het ontvankelijk hoger bero~:p van de burgerlijke partij tegen een vriJsprekend vonnis is de rechter in hoger beroep bevoegd om, wat de burgerlijke rechtsvordering betreft, na te gaan of het misdrijf dat ten grondslag ligt aan die rechtsvordering bewezen is en of het aan de burgerlijke partij schade heeft berokkend. 29 mei 1979 1140
27. - Strafzaken - Strafvordering Veroordelend verstekvonnis waarbij de beklaagde, onder meer, voorgoed vervallen wordt verklaard van het recht tot het bestudm van aile motorvoertuigen van de categorieen A tot F - Geen hoger beroep van het openbaar ministerie Verzet van de beklaagde - VeroordeJing, op verzet, tot dezelfde straffen Hoger beroep van de beklaagde en van het openbaar ministerie tegen het vonnis op verzet - Rechters in hoger beroep die de beklaagde voorgoed vervallen verklaren van het recht tot het besturen van eender welk voertuig of Juchtschip en het geleiden van eende_r welk rijdier, en het beroepen vonms voor de overige straffen bevestigt Verzwaring van de straf - Onwettigheid. · Wanneer het openbaar ministerie geen hoger beroep heeft ingesteld tegen een veroordelend verstekvonnis waarbij de beklaagde, onder meer, voorgoed vervallen werd verklaard van het recht tot het besturen van aile motorvoertuigen van de categorieen A tot F, en de beklaagde op zijn verzet werd veroordeeld t?t dezelfde straffen, kunnen de rechters m .hoger beroep, op de hogere . beroepen van de beklaagde en van het openbaar ministerie tegen het vonnis op verzet, de beklaagde niet voorgoed vervallen verklaren van het recht tot het besturen van eender welk voertuig of luchtschip en eender welk rijdier, en het beroepe_n vonnis voor de overige straffen bevestlgen. (Artt. 187, 188, 202 en 203 Sv.) 12 juni 1979 1214
niet aanhangig bij de rechter in hoger beroep. 19 juni 1979 1251 Afdeling 5. - Rechtspleging in hoger beroep - Eenparigheid. 29. - Strafzaken - Strafvordering Hoger beroep van het openbaar ministerie - Draagwijdte.
Het hoger beroep van het openbaar ministerie, ingesteld zonder e:rtig voorbehoud, maakt de strafvordering in heel haar omvang aanhangig bij de rechter in hoger beroep. 6 september 1978 15 30. - Strafzaken - Politierechter die de beklaagde wegens verscheidene misdrijven tot een enkele straf veroordeelt en hem wegens andere misdrijven vrijspreekt - Correctionele rechtbank die de beklaagde ook schuldig verklaart aan die Jaatste misdrijven - Een enkele straf niet zwaarder dan de door de eerste rechter uitgesproken straf- Eenstemmigheid niettemin vereist.
lngeval de correctionele rechtbank de schuldigverklaring van de beklaagde wegens bepaalde misdrijven bevestigt, maar zijn vrijspraak wegens andere misdrijven wijzigt, kan de rechtbank geen wijziging uitspreken dan met eenparige stemmen van haar leden, ook al spreekt zij met toepassing van art. 65 Sw. voor aile misdrijven slechts een enkele straf uit die niet zwaarder is dan de enige door de. eerste rechter uitgesproken straf. 10 januari 1979 518 31. Strafzaken . Vrijsprekend
vonnis van de politierechtbank - Veroordelend vonnis van de correctionele rechtbank- Vermelding van art. 211bis Wetboek van Strafvordering maar ·eenparigheid niet vastgesteld - Onwettige veroordeling. De correctionele rechtbank kan zonder eenparigheid en zonder deze in het vonnis vast te steilen de beklaagde niet veroordelen wegens een strafbaar feit waarvoor hij door de politierechtbank is vrijgesproken; de vermelding van art. 211bis Sv. volstaat niet. 6 maart 1979 790
28. - Strafzaken - Strafvordering 32. - Strafzaken - Eenstemmigheid Geen hoger beroep van het openbaar ministerie of van de beklaagde - Straf- - Hoofdgevangenisstraf minder zwaar vordering niet aanhangig bij de rechter en zwaardere geldboete - Geen eenstemmigheid vereist. in hoger beroep.
Geen eenstemmigheid wordt vereist Als noch het openbaar ministerie noch de beklaagde hoger beroep instellen, is voor de beslissing van het gerecht in de strafvordering tegen de beklaagde hoger beroep, dat, met wijziging van een
-117vonnis van veroordeling van de beklaagde tot een hoofdgevangenisstraf en tot een geldboete, een zwaardere geldboete, doch een minder zware hoofdgevangenisstraf uitspreekt. (Art. 2llbis Sv.) 28 maart 1979 893 33.- Eenstemmigheid- Vonnis van de correctionele rechtbank dat de beklaagde wegens verscheidene misdrijven veroordeelt en hem van een ander Vl'ijspreekt - Wijziging door het hot van, beroep van het door de eerste rechter uitgesproken Vl'ijsprekend vonnis -· Eenstemmigheid vereist oak al spreekt het hoi van bemep de beklaagde Vl'ij van sommige van de door de eerste rechter bewezen verklaarde tenlasteleggingen en verminderl het de stl'af. Wanneer de correctionele rechtbank de beklaagde wegens verscheidene misdrijven tot een enkele straf heeft veroordeeld en van een ander misdrijf heeft vrijgesproken, kan het hof van beroep de door de eerste rechter wegens dat misdrijf uitgesproken vrijspraak niet wijzigen, zonder vast te stellen dat die uitspraak met eenparige stemmen van zijn leden is geschied, ook al spreekt het de beklaagde vrij van enkele door de eerster rechter bewezen verklaarde mis- • drijven en vermindert het de door hem uitgesproken straf. 28 maart 1979 893
34. - Stl'afzaken - Eenstemmigheid Wetboek van Stl'afvordering, ad. 211bis - Draagwijdte. De in art. 211bis Sv. vastgestelde regel van de eenstemmigheid is van toepassing telkens wanneer de toestand van de beklaagde in hoger beroep wordt verzwaard zonder uitzondering, zelfs als de rechter in hoger beroep, overeenkomstig art. 215 Sv., het hem overgebrachte. vonnis teniet doet en over de grond van de zaak beslist. 28 maart 1979 893 35. - Stl'afzaken - Stl'afvordering Correctionele rechtbank die de beklaagde tot een straf veroordeelt wegens bepaalde telastleggingen en hem Vl'ijspreekt van andere Hot van beroep dat de beklaagde oak schuldig verklaarl aan sommige van laatstbedoelde telastleggingen - Enkele stl'af die niet zwaarder is dan de door de eerste rechter uitgesproken stl'af- Eenstemmigheid niettemin vereist. Wanneer het hof van beroep de schuldigverklaring van de beklaagde wegens
bepaalde telastleggiilgen bevestigt, doch , hem ook schuldig verklaart aan sommige van de telastleggingen waarvan hij door de correctionele rechtbank werd vrijgesproken, kan die wijziging slechts worderi uitgesproken met eenparige stemmen, zelfs wam'reer het hof van beroep, met toepassing van art. 65 Sw., voor aile aangehouden telastleggingen slechts een straf uitspreekt die niet zwaarder is dan de enige door de correction~le rechtbank uitgesproken straf. 22 mei 1979 1107
36. Sti'afzaken Burgerlijke rechtsvordering Vonnis waarbij de burgerlijke pal'tij buiten de zaak wordt gesteld - Ontvankelijk hager beroep van de burgerlijke pal'tij alleen - Wijziging en toekenning van schadevergoeding door het hoi van bemep - Eenstemmigheid. Het arrest van het hof van beroep dat op het enkel ontvankelijke hoger beroep van de burgerlijke partij tegen een vonnis waarbij die partij buiten de zaak wordt gesteld en haar schadevergoeding wordt toegekend, moet vaststellen dat het met eenstemmigheid is gewezen, in zoverre het het misdrijf bewezen verklaart, grondslag van de burgerlijke rechtsvordering. (Art. 211bis Sv.) 1163 5 juni 1979 37. Strafzaken Burgerlijke rechtsvordering - Vrijspraak door de politierechtbank - Ontvankelijk hager beroep van de burgerlijke pal'tij aileen Wijziging en toekenning van schadevergoeding door de coiTectionele rechtbank - Eenstemmigheid vereist. Het vonnis van de correctionele rechtbank dat, op het enkele ontvankelijk hoger beroep van de burgerlijke partij tegen een vrijsprekend vonnis van de politierechtbank, aan die partij schadevergoeding heeft toegekend, moet vaststellen dat het met eenstemmigheid is gewezen, in zoverre het dit misdrijf, grondslag van de burgerlijke rechtsvordering, bewezen verklaart. (Art. 211bis Sv.) 20 juni 1979 1260 Afdeling 6. - Burgerlijke rechtsvordering (bijzondere regels) 38. Strafzaken Burgerlijke rechtsvordering - Vrijsprekend vonnis f!.oger bero~l! van de burgerlijke parti; ontvankelljk - Bevoegdheid van de rechter in hager beroep.
-118Op het ontvankelijk hoger beroep van de burgerlijke partij tegen een vrijsprekend vonnis kan de rechter in hoger beroep nagaan, m.b.t. de burgerlijke rechtsvordering, of het aan die vordering ten grondslag liggend misdrijf bewezen is en of het aan de burgerlijke partij schade heeft berokkend. (Art. 202 Sv.) 10 januari 1979 520 39. Strafzaken Burgerlijke rechtsvordering - Beslissing van de rechter in hoger beroep waarbij een door de eerste rechter afgewezen burgerlijke rechtsvordering wordt ingewil-. ligd Geen hoger beroep van de burgerlifke partij tegen de beslissing van de eerste rechter - Onwettigheid. lngeval de burgerlijke partij niet in hoger beroep is gekomen tegen het vonnis van de eerste rechter waarbij haar vordering wordt afgewezen, worden de kracht van het gewijsde van de beslissing van de eerste rechter en de devolutieve kracht van het hoger beroep van de andere partijen miskend door de rechter in hoger beroep die deze rechtsvordering aanneemt en aldus uitspraak doet over niet gevorderde zaken. (Art. 202 Sv., artt. 3 en 4 wet 17 april1878, art. 1138, 2", Ger.W.) 1046 2 mei 1979
HOOFDSTUK VI TUCHTZAKEN
40. - Tuchtzaken - Orde van Advocaten - Beslissing van een 1·aad van de Orde - Hoger beroep - Gerechtelijk Wetboek, artikel 1068 - Toe te passen wettelijke bepaling. De bepalingen van art. 1068 Ger.W. luidens welke hoger beroep tegen een eindvonnis of tegen een vonnis, alvorens recht te doen, het geschil zelf aanhangig maakt bij de rechter in hoger beroep, zijn van toepassing op het hoger beroep tegen een tuchtrechtelijke beslissing van een raad van de Orde van Advocaten, gebracht voor de tuchtraad van beroep van die Orde. (Artt. 2 en 1068 Ger.W.). 29 juni 1979 1327
HOOFDSTUK VII. VERKIEZINGSZAKEN
HOOFDELIJKHEID Schuldenaars die handelaars, door een zelfde verbintenis verbonden, zijn Hoofdelijkheid rechtens aanwezig.
Hoofdelijkheid is rechtens aanwezig tussen handelaars die gebonden zijn door een zelfde contractuele verbintenis. 26 januari 1979 587
HUUR VAN DIENSTEN Aannemingscontract - Eenzijdige beeindiging van het contract door de opdrachtgever - Verplichting van de opdrachtgever tot schadeloosstelling van de aannemer - Verplichting niet afhankelijk van een aanmaning de reeds uitgevoerde werken in ontvangst te nemen. De opdrachtgever die het contract eenzijdig beeindigt, is verplicht de aannemer schadeloos te stellen; die verplichting hangt niet af van een aanmaning vanwege de aannemer ten einde de reeds uitgevoerde werken inontvangst te nemen. (Art. 1794 B.W.) 406 7 december 1978
HUUR VAN GOEDEREN HOOFDSTUK I. - Algemene begrippen HOOFDSTUK II. - Huishuur Afdeling 1. Begrip Aard van wetgeving. Afdeling 2. Verplichtingen van partijen. Afdeling 3. - Onderverhuring. .1.\.fdeling 4. - Betrekkingen met derden. Afdeling 5.- Einde (opzegging, enz.) HOOFDSTUK III. - Pacht Afdeling 1. Begrip Aard van wetgeving. Afdeling 2. Verplichtingen van partijen. Afdeling 3. - Onderverhuring. Afdeling 4. - Betrekkingen met derden. Afdeling 5.- Einde (opzegging, enz.). Afdeling 6.- Voorkooprecht. HOOFDSTUK IV. - Handelshuur Afdeling 1. Begrip Aard van wetgeving. Afdeling 2. Verplichtingen van partijen. Afdeling 3. - Onderverhuring en huuroverdracht. Afdeling 4. - Betrekkingen met derden. Afdeling 5.- Einde (opzegging, enz.). HOOFDSTUK V. - Andere huurovereenkomsten
119 HOOFDSTUK I ALGEMENE BEGRIPPEN
~.
goederen, zijn niet toepasselijk op de schadevergoeding, die door degene, die een onroerend goed betrekt zonder recht of titel, is verschuldigd wegens winstderving ten gevolge van de onbeschikbaarheid van dat goed. 10 november 1978 299 4. - Huurovereenkomst in het algemeen - Huurovereenkomst betreftende onroerend goed - Burgerlijk Wetboek, art. 1743 - Draagwijdte van die bepaling. Onverminderd de regels betreffende de pacht en de handelshuurovereenkomsten in het bijzonder, is art. 1743 B.W., zonder onderscheid, van toepassing op alle huurovereenkomsten die betrekking hebben op onroerende goederen of gedeelten daarvan, zoals o.m. de puntgevel van een gebouw die gebruikt wordt om er aanplakbiljetten op te bevestigen. 14 december 1978 448
1. - Huurovereenkomst in het algemeen - Tiideljfke beperkin!{ van de huurprijzen - Wet van 30 maart 1976 betreffende de economische herstelmaatregelen, art. 38, §§ 2 en 3 Verlenging van de huurovereenkomst en nieuwe huurovereenkomst - Begrip. De rechter kan wettig beslissen dat, voor de toepassing van art. 38 wet 30 maart 1976 betreffende de economische herstelmaatregelen, krachtens hetwelk de huurprijzen van 1 april tot 31 december 1976 beperkt werden, een huurovereenkomst die, behoudens een wijziging van de huurprijs, de bepalingen van een vorige overeenkomst hpofdzakelijk overneemt en deze laatste overeenkomst na de bei\indiging ervan voortzet, een verlenging van de overeenkomst in de zin van § 2 van dit artikel tot gevolg heeft en geen nieuwe huurover5. - Huurovereenkomst in het algeeenkomst in de zin van § 3 van hetzelfde meen - Pacht - Geen prijs of zeer lage artikel is. prijs vastifesteld - Overeenkomst die 3 november 1978 257 geen huurovereenkomst is. De overeenkomst waarbij het genot 2. - Huurovereenkomst in het alge- van een onroerend goed wordt toegemeen - Wet van 30 maart 1976 betref- kend zonder vaststelling van een prijs of fende de economische herstelmaatrege- · tegen een zeer lage prijs is geen huur~ len en wet van 24 december 1976 betref- overeenkomst in de zin van artt. fende het behoud van de tewerkstelling, 1709 B.W. en 1 Pachtwet. de koopkracht en het concurrentiever4 januari 1979 500 mogen van de economie, artt. 5 en 9 6. Huurovereenkomst in het algeBepalingen van openbare orde. meen - Huurder die zijn huurgeld niet n~ bepalingen van de artt. 38, § 1, 2 en 3, en 40 wet 30 maart 1976 betreffende betaalt - Rechter die beslist dat het feit de economische herstelmaatregelen en 5 een zware tekortkoming van de huurder en 9 wet 24 december 1976 betreffende aan zijn verplichtingen oplevert - Wethet behoud van de tewerkstelling raken telijkheid. De rechter die vaststelt dat de huurder de essentiiHe belangen van de Staat of bepalen, in het privaatrecht, de juridi- de huurprijzen niet heeft betaald, kan sche grondslagen waarop de economi- · wettig beslissen dat zulks een zware sche orde van de sainenleving berust en tekortkoming van de huurder uitmaakt, ook al heeft die huurder een tijdelijke raken derhalve de openbare orde. genotsderving ondergaan, die de ver10 november 1978 299 huurder zo snel mogelijk heeft verholpen. 3. - Huurovereenkomst in het alge7 februari 1979 661 meen - Wet van 30 maart 1976 betreffende de economische herstelmaatrege7. - Huurovereenkomst in het algeJen en wet van 24 december 1976 betref- meen - Huurder van zijn eigen goed fende het behoud van de tewerkstelling, Geen strijdigheid tussen de hoedanigde koopkracht en het concurrentiever- heid van eigenaar van een goed en van onderhuurder van datzelfde goed. mogen van de economie, artt. 5 en 9 Draagwijdte van die bepalingen. Een zelfde persoon kan tegelijkertijd De bepalingen van de artt. 38 en eigenaar en onderhuurder van een goed 40 van de wet van 30 maart 1976 betref- zijn, wanneer hij als eigenaar niet het fende de economische maatregelen en genot van dat goed heeft ten gevolge van 5 en 9 wet 24 december 1976 betreffende een met een hoofdbestuurder aangegane het behoud van de tewerkstelling die huurovereenkomst. betrekking hebben op de huur van 14 juni 1979 1223
-1208. - Huurovereenkomst in het alge- om gevolg te hebben, aan elk der echtgenoten afzonderlijk worden gezonmeen - Huur van andermans zaak den of betekend. (Art. 215, § 2, B.W.) Geldigheid. Men behoeft niet noodzakelijk eige152 6 oktober 1978 naar van een goed te zijn om zich rechtsgeldig ertoe te verbinden dat het HOOFDSTUK III door een derde wordt gebruikt. PACHT 14 juni 1979 1223 Mdeling 1. Begrip Aard van wetgeving. HOOFDSTUK II Mdeling 2. Verplichtingen van partijen. HUISHUUR 11. - Pacht Wet van 4 novemMdeling 1. Begrip Aard van ber 1969, artt. 4 en 8 - Eerste en tweede wetgeving. gebruiksperiode - Begrip. De eerste gebruiksperiode van een Mdeling 2. Verplichtingen van pachtgoed kan niet korter zijn dan partijen. negen jaar; wanneer de partijen een Mdeling 3. - Onderverhuring. pacht hebben bedongen voor een periode 9. - Handelshuur - Onderverhuring van achttien opeenvolgende jaren mag of huuroverdracht- Onderverhuring of die periode niet worden gelijkgesteld huuroverdracht door de overeenkomst met twee opeenvolgende gebruiksperioverboden - Overdracht van de huur des van negen jaar.. (Artt. 4 en 8 Pachtsamen met de overdracht van de han- wet.) delszaak - Art. 10 Handelshuurwet 22 7 september 1978 30 april 1951 - Verzet van de verhuur12. Pacht Regels betreffende de der - Wettige reden - Begrip. · Om uitspraak te doen over de geldig- pacht in het bijzonder, art. 25 - Pachter heid van het met redenen omkleed die het recht heeft aile werken uit te verzet van de verhuurder tegen . de voeren die noodzakelijk zijn voor de overdracht van de handelshuurovereen- bewoonbaarheid van het gepachte goed komst of tegen de onderverhuring die of dienstig zijn voor de exploitatie van samen geschiedt met de overdracht of de dat goed en die stroken met de bestemverhuring van de handelszaak en slaat ming ervan - Werken - Begrip. De werken die de pachter, krachtens op de gezamenlijke rechten van de hoofdhuurder, heeft de rechter de door art. 25 van de afdeling van het B.W. over de partijen ten aanzien van een derde de regels betreffende de pacht in het aangegane verbintenis wettig kunnen bijzonder, gerechtigd is uit te voeren beschouwen als een element ter beoor- omdat zij noodzakelijk zijn voor de deling van de << wettige reden » bedoeld bewoonbaarheid van het gepachte goed in art. 10, derde lid, Handelshuurwet of dienstig voor de exploitatie van dat goed en stroken met de bestemming 30 april 1951. ervan, omvat aile werken, ook de her15 februari 1979 712 stellingswerken, die aan de genoemde voorwaarden voldoen. Mdeling 4. - Betrekkingen met derden. 15 juni 1979 1237 Mdeling 5.- Einde (opzegging, enz.). 13. - Pacht - Regels betreffende de 10. - Huurovereenkomst - Onroe- pacht in het bijzonder, artt. 25 en 26, In dit rend goed dat het gezin geheel of eerste en vijfde lid gedeeltelijk tot voornaamste waning art. 25 bepaalde werken, door de pachter dient - Opzegging door de verhuurder uitgevoerd zonder toestemming van de - Van de opzegging moet aan beide verpachter en zonder machtiging van de echtgenoten kennis worden gegeven vrederechter - Vergoeding door de verHet verzoek om geldigverklaring moet pachter aan de pachter verschuldigd bij aan elk der echtgenoten worden gezon- het verstrijken van de pacht. den. · De pachter is gerechtigd de werken, Opzeggingen, kennisgevingen en bepaald in art. 25 van de afdeling van exploten betreffende de huur van een het B.W. over de regels betreffende de door de echtgenoten gehuurd onroerend pacht in het bijzonder, uit te voeren goed, dat het gezin geheel of gedeeltelijk zonder toestemming van de verpachter tot voornaamste woning dient, moeten, en zonder machtigingvan de vrederech-
r,
-121ter en, in dat geval, is de vergoeding die, bij het verstrijken van de pacht, deswege toekomt aan de pachter, gelijk aan de waardevermeerdering welke het goed door die werken heeft verkregen, zonder dat zij hoger mag zijn dan hetgeen de pachter tijdens de laatste drie jaren in het geheel aan pacht heeft betaald voor de gezamenlijke goederen die hij van dezelfde verpachter in huur had. (Artt. 25 en 26.1, eerste en vijfde lid, van de afdeling van het B.W. over de regels betreffende de pacht in het bijzonder.) 15 juni 1979 1237
menterende ambtenaar met vermelding van de voorwaarden en van de prijs van de verkoop. 18 januari 1979 565
17. - Pacht - Opzegging door de verpachters om het goed zelf te exploiteren - Ernst en oprechtheid van dat voornemen - Beoordeling door de feitenrechter. Krachtens de wet mag de verpachter van een pachtgoed de pachter opzeggen als hij voornemens is het goed zelf te exploiteren, op voorwaarde dat dit voornemen ernstig en oprecht is; de feiten14. - Pacht - Exploitatie van het rechter oordeelt in feite en derhalve op gepachte goed - Vrijheid van de pach- onaantastbare wijze of zulks het geval is. ter omtrent de wijze van bebouwing van (Artt. 7 en 8 Pachtwet.) de gepachte grand - Begrip. 31 mei 1979 1148 De vrijheid van de pachter omtrent de wijze, van bebouwing van de . gepachte grond waarvoor een pacht bestaat, impli- Afdeling 5.- Einde (opzegging, enz.). ceert niet dat de huurder altijd het recht 18. _ Pacht _ Opzeaaina _ Q'Pzeaheeft bestaande fruitbomen te doen ,,. "' "' gingstermijn - Opzegging door de ververd~ij~en. (Art. 24 Pachtwet. ) pachter in de gevallen bedoeld in 29 JUm 1979 1328 art. 7, 1" tot 8°, Pachtwet - Opzeggingstermijn van ten minste twee jaar en ten 15. - Pacht - Exploitatie van het hoogste vier jaar. gepachte goed- Besliss~I!g die de eiser 1 Wanneer de verpachter ee~. ei~?e wil als lout aanrekent dat hiJ van een Joods maken aan de pacht waarblJ hlJ doet een stal heeft gemaakt en dat hij die blijken van een der ernstige redenen Joods daardoor heeft beschadigd- Geen bedoeld in art. 7, lo tot 8°, kan hij aan de schending van artikel 24 Pachtwet. pachter slechts opzegging doen met een Art. 24 Pachtwet wordt niet geschon- opzeggingstermijn van ten minste twee den door de beslissing die de pachter als jaar en ten hoogste vier jaar. (Art. fout aanrekent dat hij van een loods een 11-2 Pachtwet.) stal heeft gemaakt en dat hij die loods 21 maart 1979 846 daardoor heeft beschadigd. 29 juni 1979 1328 19. - Pacht - Opzegging bij ter pos. aangetekende brief - Aanvang van dE opzeggingstermijn - Datum waarop dt Afdeling 3. - Onderverhuring. geadresseerde kennis kon krijgen van dE Afdeling 4. - Betrekkingen met derden. aangetekende brief. Wanneer, zoals inzake pacht, opzeg16. - Pacht - T/erkoop uit de hand van het gepachte gi:J,ed - Verkoop met ging bij ter post aangetekende briel miskenning van de· rechten van voor- wordt gedaan, komt voor de berekening koop van de pachter - Vordering tot .van de opzeggingstermijn. niet de datum naasting en indeplaatsstelling - Verja- van afgifte ter post in aanmerking, maar ring door verloop van drie maanden te wel de datum waarop de geadresseerde rekenen van de kennisgeving van de van de brief kennis kon krijgen, inz. door het aanbieden te zijnen huize. verkoop - Kennisgeving - Begrip. Wanneer art. 51, vierde lid, vervat in (Impliciet.) 21 maart 1979 art. 1 Pachtwet 4 nov. 1969 bepaalt dat, 846 bij verkoop uit de hand, de vordering tot naasting en indeplaatsstelling verjaart 20. - Pacht - Opzegging - Opzeg« door verloop van drie maanden te gingstermijn van ten minste twee jaaz rekenen van de kennisgeving van deze en ten hoogste vier jaar verkoop aan de pachter "• verwijst het Art 58 Pachtwet - Wettelijke bepaling noodzakelijk naar de kennisgeving, zoals volgens welke aan de pacht niet eerdez zij is geregeld bij art. 48.1, vijfde lid, een einde mag gemaakt worden dan op d.w.z. de kennisgeving door de instru- de in de opzegging vermelde datum.
-122Ingevolge art. 58 Pachtwet kan o.m., Afdeling 2. Verplichtingen van wanneer overeenkomstig art. 11-2 Pachtpartijen. wet opzegging van ten minste twee jaar 23. - Handelshuurovereenkomsten en ten hoogste vier jaar is gedaan, aan de pacht niet eerder een einde gemaakt Overeengekomen ontbinding - Akkoord worden dan op de in de opzegging van de partijen - Bewijsmiddelen. Het akkoord waardoor de partijen een vermelde datum. handelshuurovereenkomst beeindigen, 21 maart 1979 846 kan afgeleid worden uit het feit dat de verhuurder het goed weer in bezit heeft 21. - Pacht - Gerechtelijk Wetboek, genomen toen hij de sleutels van het artikel 1345 - Ingevolge die bepaling door de huurster verlaten pand ontving kunnen de rechtsvorderingen inzake en dat hij het door haar in dat pand pacht enkel toegelaten worden indien de achtergelaten e:xploitatiemeubilair heeft verweerder vooraf tot minnelijke schik- gekocht. king is opgeroepen Oproeping tot 21 september 1978 90 minnelijke schikking na de dagvaarding tot geldigverklaring van de opzegging 24. - Handelshuurovereenko1nsten der pacht - Niet toelaatbare rechts- Verbodsbepaling inzake overdracht van vordering. het recht van huur en van onderverhuIngevolge art. 1345 Ger.W. wordt ring - Wettigheid. inzake pacht geen enkele rechtsvordeWettelijk is de bepaling van een ring toegelaten, indien de eiser niet handelshuurovereenkomst volgens welke tevoren aan de rechter een schriftelijk of de partijen zijn overeengekomen de mondeling verzoek heeft gedaan om de ' overdracht van het recht van huur en toekomstige verweerder ter minnelijke van onderverhuring te verbieden. schikking te doen oproepen, zodat de 10 november 1978 299 oproeping tot minnelijke schikking die na de dagvaarding tot geldigverklaring van de opzegging is geschied en niet tevoren, niet toelaatbaar is; is een rechtsvordering geschrapt dan kan evenwei een nieuwe rechtsvordering worden toegelaten, op voorwaarde dat daaraan een oproeping tot minnelijke schikking voorafgaat. 20 juni 1979 1253 Afdeling 6.- Voorkooprecht.
HOOFDSTUK IV HANDELSHUUR
Afdeling 1. wetgeving.
Begrip -
Aard van
22. - Handelshuurovereenkomsten Overeengekomen ontbinding Vormvereisten - Dwingende wettelijke bepaling in het voordeel van de huurder Art. 3, derde lid, wet 30 april 1951 Afstand door de huurder- Wettigheid. De regel van artikel 3, vierde lid, vervat in de wet van 30 april 1951 op de handelshuurovereenkomsten luidens welke de partijen te allen tijde een handelshuur kunnen beeindigen, op voorwaarde dat hun akkoord wordt vastgesteld bij een authentieke akte of bij een verklaring voor de rechter is van dwingende aard; die regel is nochtans enkel ingevoerd ten voordele van de huurders aileen. (Impliciet.) 21 september 1978 90
25. - Handelshuurovereenko1nsten Art. 11, II, vervat in de Handelshuurwet 30 april 1951 - Niet-naleving van de vorinvereisten van dit artikel - Gevolgen. De onderhuurder kan zich niet beroepen op de bepalingen van art. 1~, II vervat in de Handelshuurwet 30 apnl l!i51, wanneer het bij overeenkomst vastgestelde verbod van huuroverdracht of onderverhuring blijft gelden, omdat de huurder de vormvereisten van art. ~0, derde lid, van de genoemde wet met heeft nageleefd. 10 november 1978
299
26. - Handelshuurovereenko1nsten Art. 10, derde lid, vervat in de Handelshuurwet 30 april 1951 - Niet-naleving door de huurder van de vorJnvereisten van die bepaling - Gevolgen t.a. v. de onderhuurders. De rechter die vaststelt dat de huurder de vormvereisten niet heeft nageleefd van art. 10, derde lid, vervat in de Handelshuurwet 30 april 1951, kan daaruit wettig afleiden- dat de door de onderhuurders geleden schade te wijten is aan het foutieve verzuim van de huurder. 10 november 1978 299 27.- Handelshuurovereenko1nstenHuurder die geen recht heeft op huurhernieuwing - Huurder die enkel en
-123eventueel recht heeft op een vergoeding, wegens uitwinning - Partijen hebben het recht in de overeenkomst te bepalen dat de verhuurder zich niet tegen huurhernieuwing mag verzetten. De huurder van een handelsovereenkomst als bedoeld in de afdeling van het Burgerlijk Wetboek houdende de regels betreffende de handelshuurovereenkomsten heeft in de regel niet het recht op huurhernieuwing, maar enkel en eventueel op betaling van een uitwinningsvergoeding; hebben de partijen echter bij overeenkomst erin voorzien dat tegen de huurhernieuwing niet mag worden opgekomen, dan kan de rechter niet, zonder miskenning van de verbindende kracht van die overeenkomst, beslissen tot verwerping van · de aanvraag om huurhernieuwing van de huurder, op grond dat de wet niet voorziet in het recht op zodanige huurhernieuwing. 5 april 1979 934 Afdeling 3. - Onderverhuring en huuroverdracht. 28. - Handelshuurovereenkomsten Huuroverdracht en ~nderverhuring -~ Artt. 10 en 11. vervat m de Handelshuurwet 30 aP.'-?1 1951. - . Overeenko:;nst tussen parti}en - 0.t1egE(mg - Begnp. Wanneer de partiJen m een handelshuurovereenkomst andere woorden gebruiken dan die van de wet van 30 april 1951, o.m. van de erin vervatte artt. 10 en 11, moet de rechter de gemeenschappelijke bedoeling van de partijen nagaan om de draagwijdte ervan te bepalen. 299 10 november 1978 29. - Handelshuurovereenkomsten Art. 11. II. vervat in de Handelshuurwet 30 april 1951 - Onderhuurder die zich niet kan beroepen op de bepalingen van dat artikel Onderhuurder die het onroerend goed betrekt zonder recht of titel. Wanneer de rechter wettig beslist dat een onderhuurder zich niet kan beroe,pen op de bepalingen van art. 11, II, vervat in de Handelshuurwet 30 april 1951, omdat de huurder de vormvereisten van art. 10, derde lid, van de genoemde wet niet heeft nageleefd, leidt · hij daaruit wettig af dat de onderhuurder of het onroerend goed betrekt zonder recht of titel. 10 november 1978 299
zaak. - Verzet van de verhuurder Verplichting een met redenen omkleed verzet aan huurder te betekenen Geen verplichting de huur op te zeggen. Wanneer de huurder van een handelshuur aan de verhuurder een antwerp van een akte van overdracht van de huurovereenkomst en van de handelszaak heeft betekend, overeenkomstig art. 10,. derde lid, Handelshuurwet, is de verhuurder die meent geldige redenen te hebben om zich tegen de overdracht te verzetten, ertoe gehouden zijn met redenen omkleed verzet aan de huurder te betekenen. Hij is niet verplicht, bovendien, de huur op te zeggen. 12 januari 1979 539 31.- Handelshuurovereenkomsten Art. 11, II, Handelshuurwet 30 april 1951 - Onderhuurder die ingevolge de wet
rechtstreekse huurder van de verhuurder wordt - Mogelijkheid van de onderhuurder zich t.a. v. de verhuurder te beroepen op de door de Handelshuurwet aan de huurder verleende rechten. Krachtens art. 11, II, Handelshuurwet 30 april 1951, gew. bij de wet 29 juni 1955, kan de onderhuurder die ingevolge de wet rechtstreekse huurder van de verhuurder wordt, zich t.a.v. de verhuurder beroepen op de door de Handelshuurwet aan de huurder verleende rechten. . 619 1 februan 1979
32. - Handelshuur - Art. 11, III, vervat in de wet 30 april 1951 Verplichtingen van de hoofdhuurder en van de onderhuurder tegenover de verhuurder - Gevolgen van de tussen de hoofdhuurder en onderhuurder gesloten overeenkomst op hun verplichtingen tegenover de verhuurder. De bepaling van art. 11, III, Handelshuurwet 30 april 1951, vervangen bij art. 1, 3", wet 29 juni 1955, luidens welke de hoofdhuurder gehouden blijft tot aile uit de aanvankelijke huur voortvloeiende verplichtingen, is slechts toepasselijk op de betrekkingen van de verhuurder, enerzijds, met de hoofdhuurder en de onderhuurder, anderzijds, maar vindt geen toepassing op de betrekkingen tussen de hoofdhuurder en de onderhuurder; wanneer de hoofdhuurder de onderhuurder vrijstelt van aile verplichtingen die deze tegenover 30. - Handelshuurovereenkomsten Overdracht door de huurder van de hem (de hoofdhuurder) had aangegaan, huurovereenkomst en van de handels- kan die overeenkomst geen afbreuk
-124doen aan de verplichtingen van de hoofdhuurder en de onderhuurder tegen de ver)murder. 7 februari 1979 · 661 33. - Handelshuur - Recht van de huurder, hoofdhuurder, op huurhernieuwing - Dat recht kan door de hoofdhuurder worden uitgeoefend, oak al is hij geen eigenaar of huurder van de in het pand geexploiteerde handelszaak. Luidens art. 1, 1" en 2", Handelshuurwet kan de hoofdhuurder, in geval van onderverhuring van een handelszaak', in beginsel, huurhernieuwing vragen, ook al is hij geen eigenaar of huurder van de in het verhuurde pand geexploiteerde handelszaak. 14 juni 1979 1223 Afdeling 4. - Betrekkingen met derden. . Afdeling 5.- Einde (opzegging, enz.).
34.- HandelshuurovereenkomstenHandelshuurwet, art. 14, derde lid Geen afwijking van de regel volgens welke, wanneer een opzegging is betekend, de huurder, hoewel hij in het genot is gebleven, zich niet kan beroepen op een stilzwijgende wederinhuring - Gevolg. Art. 14, derde lid, Handelshuurwet 30 april 1951 doet geen afbreuk aan de regel volgens welke, wanneer een opzegging is betekend, de huurder, hoewel hij in het genot is gebleven, zich niet kan beroepen op een stilzwijgende wederinhuring, en om deze wederinhuring te beletten behoeft de verhuurder de huurder niet te dagvaarden tot ontruiming van het pand v66r het verstrijken van de huur. (Art. 1739 B.W.; art. 14, derde lid, Handelshuurwet 30 april 1951.) 7 maart 1979 799
om, bij het verstrijken van elke driejarige periode, de huur te beiJindigen, mits hij een jaar tevoren opzegt Die bepaling vindt evenwel geen toepassing bij het einde .van de bedongen huurtijd. Ingevolge art. 3, vijfde lid, Handelshuurwet 30 april 1951 kan de huurover· eenkomst aan de verhuurder het recht toekerinen om; bij het verstrijken van elke driejarige periode, de huur te beeindigen, mits hij een jaar tevoren opzegt; deze bepaling verplicht de verhuurder niet zulk een opzegging te doen bij het einde van de huur. 7 maart 1979 799 37. Handelshuurovereenkomst Einde van de handelshuurovereenkomst - Geen huurhernieuwing - Huurder door de eigenaar toegelaten het pand te gebruiken zolang geen ander handelspand is gevonden- Geen recht voor de huurder op hernieuwing van de handelshuurovereenkomst. Wanneer de rechter vaststelt dat het in de bedoeling lag van de partijen in een handelshuurovereenkomst die ten einde is de huurders enkel toe te laten het handelspand verder te gebruiken om hun de gelegenheid te geven een ander pand te zoeken, beslist hij wettig dat dit geen nieuwe handelshuurovereenkomst is waarop de dwingende bepalingen van de Handelshuurwet toepassing vinden. 25 mei 1979 1123 38. Handelshuurovereenkomst Wetten van 30 maart en 24 november 1976 - Handelshuurovereenkomst ten einde zonder hernieuwing - Huurder door de eigenaar toegelaten het pand te gebruiken zolang geen ander handelspand is gevonden - Wetten niet toepasselijk op dat gebruik. De · artt. 38, § 1, en 40 wet 30 maart 1976, 5 en 9 wet 24 dec. 1976 hebben enkel betrekking op de lopende huurovereenkomsten en zijn niet toepasselijk als de verhuurder de huurder, bij het einde van een handelshuurovereenkomst, het pand verder laat gebruiken om hem de gelegenheid te geven een ander handelspand te zoeken. 25 mei 1979 1123
35. - Handelshuurovereenkomsten Huurovereenkomst aangegaan voor negen jaar - De huur eindigt van rechtswege bij het verstrijken van die tijd. De handelshuurovereenkomst aangegaan voor de tijd van negen jaar eindigt yan rechtswege wanneer die tijd verstreken is, zonder dat een opzegging vanwege de verhuurder is vereist. (Art. 1737 B.W.; art. 3, eerste lid, Handelshuurwet HOOFDSTUKV 30 april 1951.) ANDERE HUUROVEREENKOMSTEN 799 7 maart 1979 36. - Handelshuurovereenkomsten Huurovereenkomsten aangegaan voor HUWELIJK negen jaar - Handelshuurwet, art. 3, 1. ...,.. Wederzijdse rechten en verplichvijfde lid - De huurovereenkomst kan aan de verhuurder het recht toekennen tingen van de echtgenoten - Overspel
-125- Scbending van wettelijke bepalingen die de openbare orde raken - Begrip. Overspelige betrekkingen die in strijd zijn met de verplichtingen uit het huwelijk schenden wetsbepalingen van openbare orde. {Artt. 212 en 213 B.W.; art.387 Sw.) 1,9 december 1978 466 2·. - Respectieve rechten en verplichtingeil van de echtgenoten - Verplichting tot hulpverlening en bijdrage in de lasten van het huwelijk Feitelijk gescheiden echtgenoten - Aanvraag om uitkering tot onderhoud van een der echtgenoten - BeWJjslast rust op de echtgenoot die de echtscheiding aanvraagt. De feitelijk gescheiden echtgenoot die een uitkering tot onderhoud van zijn echtgenoot. vordert, moet bewijzen dat de echtscheiding aan de andere echtgenoot te wijten is. {Artt. 210 en 221 B.W.) 12 januari 1979 537 3. - Respectieve rechten en verplichtingen van de echtgenoten - Verplichting tot hulpverlening en bijdrage in de lasten van het huwelijk Feitelijk gescheiden echtgenoten - Aanvraag om uitkering tot onderhoud van een der echtgenoten gegrond op het voortduren van de feitelijke scheiding - Door de aanvrager te leveren bewijs. Wanneer de scheiding tussen feitelijk gescheiden echtgenoten voortduurt, moet de echtgenoot die van de andere echtgenoot een uitkering tot onderhoud vordert, bewijzen dat de verdere scheiding aan de scbuld van deze echtgenoot te wijten is. (Artt. 213 en 221 B.W.) 12 januari 1979 537
noot zijn vrouw heeft willen vergelden voor haar huishoudelijk werk en voor de ·kosten die hij aldus heeft kunnen besparen. 20 oktober 1978 201 2. - Huwelijksstelsel van v66r de wet van 14 juli 1976 - Overeenkomst over de vereffening van de gemeenschap en de regeling van de terugnemingen en vergoedingen van de echtgenoten, door de echtgenoten gesloten v66r de ontbinding van de gemeenschap - Overeenkomst nietig wegens strijdigheid met de bepalingen van openbare orde inzake de onveranderlijkheid van de huwelijksstelsels. De overeenkomst over de vereffening van de gemeenschap en de regeling van de terugnemingen en vergoedingen van de echtgenoten, die de echtgenoten v66r de ontbinding van de gemeenschap hebben gesloten, is nietig wegens strijdigheid met de toe te passen bepalingen van openbare orde betreffende de onveranderlijkheid van de huwelijksstelsels. 1 maart 1979 781
3. Gemeenschap Hoofdelijke verbintenis van de eclitgenoten - Vermoeden - Burgerlijk Wetboek, art. 1431. Art. 1431 B.W., zoals het luidde v66r de wet van 14 juli 1976, en volgens hetwelk « de vrouw die zich met haar man hoofdelijk verbindt voor zaken van de gemeenschap of van de man, ten · aanzien van de laatstgenoemde, geacht wordt zich alleen als borg te hebben verbonden », doet geen afbreuk aan de beginselen tot regeling van de vergoedingen en de bijdragen in de schulden onder echtgenoten; derhalve wettig is de beslissing die zegt dat die wettelijke bepaling slechts toepasselijk is op de HUWELIJKSCONTRACT schulden die de vrouw uitsluitend in het belang van de man of van de gemeen1. Scheiding van goederen Huwelijkscontract volgens hetwelk de schap van aanwinsten heeft aangegaan. goederen die op naam van beide echtge19 april 1979 988 noten staan, behoudens tegenbewijs, 4. Wijziging van bet huwelijksverbeschouwd worden als voor de helft mogensstelsel bij overeenkomst - Burtoebehorende aan elke echtgenoot gerlijk Wetboek, art. 1395 - De wijziTegenbewijs - Begrip. Wanneer het huwelijkscontract van gingsakte moet door beide echtgenoten onder het stelsel van scheiding van aan de rechtbank van eerste aanleg ter goederen gehuwde echtgenoten bepaalt homologatie worden voorgelegd- Tegen dat de goederen die op naam van beide de weigering van homologatie kan hager echtgenoten staan, behoudens tegenbe- beroep worden ingesteld bij verzoekwijs, beschouwd worden als voor de helft schrift, ondertekend door beide echtgetoebehorende aan elke echtgenoot, kan noten. De notarHHe akte waarbij de partijen de feitenrechter wettig beslissen dat de omstandigheid, dat de echtgenote geen overeenkomen hun huwelijksvermogenseigen inkomen genoot, niet zodanig stelsel tijdens het huwelijk te wijzigen, tegenbewijs oplevert, omdat de echtge- moet aan de rechtbank van eerste aan-
-126leg ter homologatie worden voorgelegd, hij een verzoekschrift ondertekend door heide echtgenoten, die in persoon v66r de rechter verschijnen en de akten overleggen houdende heschrijving van hun goederen en schulden en regeling van hun wederzijdse rechten; wordt de homologatie geweigerd, dan kan hoger heroep worden ingesteld hij verzoekschrift ondertekend door heide echtgenoten. (Art. 1395 B.W.) 1035 2 mei 1979 5. - Wijziging van het huwelijksvermogensstelsel bij overeenkomst - Burgerlijk Wetboek, art. 1395 - Overlijden van een der echtgenoten voordat de rechtbank van eerste aanleg zich heeft uitgesproken over het verzoek tot homoJogatie van de akte houdende wijziging van het huwelijksvermogensstelsel Verzoek dat geen reden van bestaan meerheeft. Wanneer een van de echtgenoten die besloten hadden hun huwelijksvermogensstelsel te wijzigen, overlijdt voordat de rechthank van eerste aanleg zich heeft uitgesproken over het verzoek dat zij heiden hij de rechthank hadden ingediend tot homologatie van de akte houdende wijziging van hun huwelijksvermogensstelsel, heeft dat verzoek geen reden van hestaan meer en is niet ontvankelijk het hoger heroep van de overlevende echtgenoot tegen het vonnis tot weigering van de homologatie. (Art. 1395 B.W.) 1035 2 mei 1979
6. - Wijziging van het huwelijksvermogensstelsel Burgerlijk Wetboek, art. 1395 - Homologatie van de akte houdende vaststelling van die wijziging - Rechter die enkel op grand van feitelijke omstandigheden van de zaak zelf beslist dat die wijziging geen afbreuk kan doen aan de rechtmatige, huidige en toekomstige belangen van het gezin en van de kinderen Geen schending van art. 1395 B. W: Het arrest waarhij wordt vastgesteld dat echtgenoten, hoewel zij hun vroeger hij een v66r hun huwelijk verleden akte vastgestelde huwelijksstelsei, nl. « gemeenschap heperkt tot de aanwinsten >>, hehielden, ingevolge art. 1395 B.W. hij notarHHe akte die gemeenschap aan de langstlevende echtgenoot hehben willen toekennen, ongeacht of uit het huwelijk kinderen worden geboren, en waarbij wordt beslist dat die eerste akte wordt gehomolpgeerd op grond dat « die wijziging » op zichzelf niet van die aard was
dat zij principieel afbreuk deed aan de rechtmatige, huidige en toekomstige belangen van het gezin of van de kinderen, miskent de hewijskracht van die akten niet, daar het niet in strijd is met de betekenis of met de draagwijdte ervan, en schendt evenmin art. 1395 B.W., cj.aar het zijn beslissing uitsluitend doet ·steunen op een onaantastbare beoordeling van de feitelijke gevolgen van de wijziging van het huwelijksvermogensstelsel. 1 juni 1979 1157
I IDENTITEITSKAART Geen overlegging van een identiteits· kaart op vordering van de politie Koninklijk besluit van 26 januari 1967, artt. 1 en 9 - Toepasselijke straf. Onwettig is de veroordeling van een heklaagde tot een correctionele straf omdat hij zijn identiteitskaart niet heeft voorgelegd op vordering van de politie, zoals zulks is voorgeschreven hij art. 1 K.B. 26 jan. 1967, nu die overtreding enkel wordt gestraft met een geldhoete die 25 frank niet mag te hoven gaan. (Artt. 1 en 9 K.B. 26 jan. 1967 en art. 6 wet 2 juni 1856.) 30 januari 1979 613
INGEBREKESTELLING Zaken van koophandel - Verzekering - Indienen bij de verzekeraar van een ongevalsverklaring binnen de termijn en naar de vormvereisten van de verzekeringsovereenkomst - Ingebrekestelling -Begrip. Uit het feit dat de verzekerde bij de verzekeraar, die een vast bedrag moet betalen, een ongevalsverklaring binnen de termijn en naar de vormvereisten van verzekeringsovereenkomst heeft ingediend, leidt de feitenrechter wettig af dat er ten deze in~ebrekestelling is geweest. (Art. 1139 B.W.) 3 mei 1979 1056
INKOMSTENBELASTINGEN HOOFDSTUK I. ·_ Algemene begrippen {annufteit, gelijkheid, realiteit, legaliteit, enz.}
-127HOOFDSTUK II. - Personenbelasting Afdeling 1. Belastingplichtigen Rijksinwoner. Afdeling 2. - Inkomsten uit onroerende goederen. Afdeling 3. - Inkomsten uit roerende goederen. Afdeling 4. - Bedrijfsinkomsten. § 1. Winsten. § 2. Bezoldigingen. § 3. Baten uit vrije beroepen en uit winstgevende bezigheden. § 4. Pensioenen. § 5. Stopzettingsvergoedingen. § 6. Meerwaarden. § 7. Bedrijfslasten. § 8. Andere aftrekbare posten. § 9. Bedrijfsverliezen. § 10. Inkomsten uit personenvennootschappen onderworpen aan personenbelasting. Afdeling 5. - Diverse inkomsten. Afdeling 6. - Van het totaal belastbaar netto-inkomen aftrekbare lasten. Afdeling 7.- Gezamenlijke aanslag van echtgenoten en hun kinderen. Afdeling 8. Berekening van de aanslag. § 1. Gewoon stelsel van aanslag. § 2. Voorafbetalingen. § 3. Afzonderlijke aanslagen. HOOFDSTUK III. - VennootschapsbeJasting Afdeling 1. - Algemene begrippen. Afdeling 2. Vaststelling van hef ' belastbaar netto-inkomen § 1. Winsten. § 2. Meerwaarden. § 3. Bedrijfslasten. § 4. Bedrijfsverliezen. § 5. Definitief belaste inkomsten Afdeling 3. - Belastbaar netto-inkomen van personenvennootschappen onder-· worpen aan vennootschapsbelasting. Afdeling 4. - Bijzondere aanslagen. § 1. Inkoop van eigen aandelen. § 2. Meerwaarden. § 3. Fusie, splitsing, opslorping. § 4. Verdeling. Belasting op HOOFDSTUK IV. rechtspersonen HOOFDSTUK V. - Niet-verblijfhouders
HOOFDSTUK VII. - Aanslagprocedure Afdeling 1. - Aanslagtermijnen. Afdeling 2. - Belastingaangifte. Afdeling 3. - Aanslag en inkohiering. Afdeling 4. - Aanslagbiljet. Afdeling 5. - Wijziging door de administratie van een aangifte. Afdeling 6. - Fiscale commissie. Afdeling 7. - Aanslag van ambtswege. Afdeling 8. - Bewijsvoering. § 1. Geschriften. § 2. Vermoedens. § 3. Tekenen of indicien van gegoedheid. § 4. Vergelijking met soortgelijke belastingplichtigen. Afdeling 9. - Sancties : verhogingen, administratieve boeten, straffen. Afdeling 10.- Bezwaar. Afdeling 11. Beslissing van de directeur. Afdeling 12. - Ontheffing. HOOFDSTUK VIII. - Voorziening voor het hot van beroep HOOFDSTUK IX. Voorziening in cassatie HOOFDSTUK X. - Rechten en voorrechten van de Schatkist HOOFDSTUK XI. - Kadastraal inkomen HOOFDSTUK XII. - Internationale verdiagen HOOFDSTUK XIII. - Stelsel v66r het Wetboofr .v.d. Inkomstenbelastingen
HOOFDSTUKI ALGEMENE BEGRIPPEN (ANNUITEIT, GELIJKHEID, REALITEIT, LEGALITEIT, ENZ.)
HOOFDSTUK II PERSONENBELAsTING
Afdeling 1. Belastingplichtigen Rijksinwoner. 1. - Personenbelasting - Aan de belasting onderworpen personen Rijksinwoners. · De natuurlijke personen die hun woonplaats of de « zetel van hun » in Belgie hebben gevestigd, zijn HOOFDSTUK VI. - Voorheffingen en fortuin rijksinwoners en derhalve onderworpen belastingkred1et aan de personenbelasting. (Art. 3, 1", Afdeling 1. -'Onroerende voorheffing. W.I.B.) Afdeling 2. - Roerende voorheffing. 651 7 februari 1979 Afdeling 3. - Bedrijfsvoorheffing. Afdeling 4. - Aanrekening en terugbe2. Wetboek van de Inkomstenbetaling van de voorheffingen. lastingen, art. 3, 1" - Personenbelasting - Woonplaats- Begrip. Afdeling 5. - Belastingkrediet.
-128In de zin van art. ·a, 1•, W.I.B. is de woonplaats de plaats waar iemand vrijwel bestendig of ononderbroken gevestigd is. 7 februari 1979 651 3. - Wetboek van de Inkomstenbelastingen, art. 3, 1" - Personenbelasting « Zetel van het fortuin » - Begrip. In de zin van art. a, 1•, W.I.B. is de « zetel van het fortuin » de plaats waaruit het fortuin beheerd wordt. 7 februari 1979 651 Afdeling 2. - Inkomsten uit onroerende goederen.
artt. a4 tot a6 wn dat wetboek vrijgestelde meerwaarden. 26 oktober 1978 2aO § 7. Bedrijfslasten. § 8. Andere aftrekbare posten. 6. - Aftrek van andere uitgaven dan bedrijfsuitgaven - Sommen besteed tot aflossing of herstelling van hypothecaire leningen voor het bouwen van een onroerend goed, het verwerven of het verbouwen van een gebouwd onroerend goed - Lening met het doel een woning te kopen, te bouwen of te verbouwen, die als middelgroot wordt beschouwd krachtens de Huisvestingscode Afdeling a. - Inkomsten uit roerende Onroerend goed waarvan de verkoopgoederen. waarde niet hoger is dan het maximum Afdeling 4. - Bedrijfsinkomsten. bepaald in art. 5 KB. 20 april 1959 tot § 1. Winsten. bevordering van de bouw, de aankoop en § 2. Bezoldigingen. de verbouwing van middelgrote wonin§ a. Eaten uit vrije beroepen en uit gen, gew. bij art. 3 KB. 7 dec. 1967 winstgevende bezigheden. Maximum verhoogd volgens de voor§ 4. Pensioenen. waarden van art. 6 KB. 20 april 1959, . aangevuld bij art. 4 KB. 7 dec. 1967 § 5. Stopzettingsvergoedmgen. Voorwaarden die moeten Zl'J.'n vervuld bij § 6 Meerwaarden. · het aangaan van de lening. 4. - Wetboek van de InkomstenbeOm wettig te beslissen dat een woning lastingen, art. 40 - Personenbelasting- als middelgroot kan worden beschouwd Meerwaa:rden die voortvloeien uit aande- krachtens de Huisvestingscode, en, dat len in een vennootschap, verkregen ter derhalve, luidens de artt. 54, a•, vergoeding van de inbreng van een ·tot 56 W.I.B., de sommen -besteed tot bedrijfstak - Begrip. aflossing of herstelling van een hypotheDe meerwaarden die voortvloeien uit caire lening voor het bouwen van een aandelen in een vennootschap verkregen onroerend goed, het verwerven of het ter vergoeding van de inbreng van een verbouwen van een gebouwd onroerend bedrijfstak, en die verwezenlijkt zijn goed en gewaarborgd door een tijdelijke door de verkoop van die aand~len, verzekering bij overlijden, met afneworden, met toepassing van de niend kapitaal, zullen afgetrokken worartt. 21 en a4 W.I.B., berekend aan de den van het totaal bedrijfsinkomen, hand van de waarde die de voor de moet de rechter het tijdstip in acht verkrijging van de effecten bestede goe- nemen waarop de lening is aangegaan deren in het vermogen van de inbren- om te beoordelen of de voorwaarden van gende vennootschap hadden, d.i. de art. 6 K.B. 20 april 1959, aangevuld bij waarde die op de datum van de inbreng art. 4 K.B. 7 dec. 1967, vervuld zijn en van de ingebrachte elementen nog moet inzonderheid of een ascendent van de afgeschreven worden, eventueel verme- aanvrager of zijn echtgenote sedert ten nigvuldigd met de revalorisatiecoeffi-. minste zes maanden met de aanvrager cient van art. 119 W.I.B. . samenwoont, nu die voorwaarden een 14 september 1978 45 verhoging van 5 pet. van de maximumverkoopwaarde meebrengen. 5. Wetboek van ae Inkomstenbeao januari 1979 609 lastingen - Personenbelasting - Vennootschapsbelasting - Stelsel van de § 9. Bedrijfsverliezen. meerwaarden -Art. 37 van dat wetboek § 10. Inkomsten uit personenvennoot- Vennindering van de aanslag van niet schappen onderworpen aan vrijgestelde meerwaarden - Begrip. personenbelasting. lngevolge art. a7 W.I.B. kan de Koning, wanneer de economische omstandighederl. zulks rechtvaardigen, Afdeling 5. - Diverse inkomsten. onder de voorwaarden en binnen de grenzen die Hij bepaalt, de aanslag Afdeling 6. - Van het totaal belastbaar verminderen van de niet krachtens de netto-inkomen aftrekbare Jasten.
-129Mdeling 7. - Gezamenlijke aanslag van echtgenoten en hun kinderen. Mdeling 8. Berekening van de aanslag. § 1. Gewoon stelsel van aanslag. § 2. Voorafbetalingen. § 3. Afzonderlijke aanslagen. 7. - Wetboek van de Inkomstenbelastingen - Personenbelasting - Speciale aanslagi·egeling - Art. 93, § 1, 3", b, W.LB. - Uitbetaling of toekenning van bezoldigingen, pensioenen, renten of uitkeringen, na het verstrijken van het belastbaar tijdperk waarop zij betrekking hebben - Uitbetaling of toekenning vertraagd wegens het bestaan van een geschil- Geschil- Begrip. Krachtens art. 93, § 1, 3•, b, W.I.B .. zijn afzonderlijk belastbaar tegen de gemiddelde aanslagvoet die het vaststelt, de bezoldigingen, pensioenen, renten of uitkeringen bedoeld in art. 20, 2•, a, en 5•, van dat wetboek en waarvan de uitbetaling of de toekenning wegens het bestaan van een geschil slechts heeft plaatsgehad na het verstrijken van het belastbaar tijdperk waarop zij in werkelijkheid betrekkingen hebben; dat artikel vereist echter niet dat het geschil aan een gerecht is voorgelegd. 4 december 1978 387
HOOFDSTUK III VENNOOTSCHAPSBELASTING Mdeling 1. - Algemene begrippen. Mdeling 2. Vaststelling van het belastbaar netto-inkomen § 1. Winsten. § 2. Meerwaarden. 8. - Wetboek van de Inkomstenbelastingen, art. 40 - Vennootschapsbelasting- Meerwaarden - Meerwaarden die voortvloeien uit aandelen in een vennootschap verkregen ter vergoeding van de inbreng van een bedrijfstak Begrip. De meerwaarden die voortv1oe1en uit aandelen in een vennootschap verkregen ter vergoeding van de inbreng van een bedrijfstak, en die verwezenlijkt zijn · 'door de verkoop van die aandelen, worden, met toepassipg van de artt. 21. en 34 W.I.B., berekend aan de hand van de waarde die de voor de verkrijging van de effecten bestede goederen in het vermogen van de inbrengende yen~oot schap hadden, d.i. de waarde d1e op de datum van de inbreng van de ingeprachte elementert nog moet afgeschre-
ven worden, eventueel vermenigvuldigd met de revalorisatiecoefficient van art. 119 W.I.B. 14 september 1978 45 9. - Wetboek van de Inkomstenbelastingen - Personenbelasting - Vennootschapsbelasting - Steisel van de meerwaarden -Art. 37 van dat wetboek - De wet van 30 dec. 1970 betreffende de economische expansie voorziet in een mogelijke vermindering van de aanslag op bepaalde niet krachtens de artt. 34 tot 36 van dat wetboek vrijges~elde meenv.a.ard(;!n - Begrip. Art. 15, § 2, wet 30 dec. 1970 betreffende de economische expansie voorziet in de mogelijkheid om binnen de daarin gestelde termijn de aanslag van de meerwaarden te verminderen, op voorwaarde dat de realisatieprijs gei:nvesteerd wordt in de bij die wet gestelde termijn en in de bij een in ministerraad overlegd koninklijk besluit te bepalen ontwikkelingszones, na advies van verschillende raadgevende overheden. (Artt. 11 en 15 wet 30 dec. 1970.) 26 oktober 1978 230 10. - Wetboek van de lnkomstenbelastingen - Personenbelasting - Vennootschapsbelasting - Stelsel van de meerwaarden -Art. 31 van dat wetboek -De wet van 30 dec. 1970 betreffende de economische expansie voorziet in een mogelijke vermindering van de aanslag van bepaalde niet krachtens de artt. 34 tot 36 van dat wetboek vrij;gestelde meerwaarden KB. 6 jan. 1971 ter uitvoering van die wet van 30 dec. 1970 en tot handhaving van de koninklijke besluiten van 21 sept. 1966 en van 17 feb. 1967. Het K.B. 6 jan. 1971 heeft de uitvoeringsmaatregelen van § 2 van art. 15 wet 30 dec. 1970 betreffende de economische expansie vastgesteld door handhaving van de koninklijke besluiten van 21 sept. 1966 en van 17 feb. 1967 ter uitvoering van. een vroegere gelijkaardige wet en door vaststelling, enerzijds, van de regeling inzake aanslag van de meerwaarden en, anderzijds; van de ontwikkelingszones waarin de realisatieprijs opnieuw moet worden gei:nvesteerd. 26 oktober 1978 230 § 3. Bedrijfslasten. 11. - Aftrek van bedrijfsuitgaven en -Jasten Vennootschapsbelasting Naamloze vennootschap die aandelen koopt voor een prijs die de werkelijke
~
130-
waarde van de aandelen te boven gaat geheven over het totale bedrag van de - Betaalde prijs afgetrokken van de inkomsten uit onroerende goederen en winsten - Uitgave die als niet-aftJ:ek- bedrijfsinkomsten, wanneer de belasbaar moet worden verworpen in zoverre tingplichtige in Belgie beschikt over een zij de werkelijke waarde van de aande- of meer inrichtingen als bedoeld in len te boven gaat. . a1-t. 140, § 3, W.LB. - Begrip. Wanneer een naamloze ve~~10ot~chap~ De niet-verblijfhouders die in Belgie aandel~_n koopt voor een pnJS die de 1 beschikken over inrichtingen in de zin werkehJke waarde van de aandelen te van art. 139, W.I.B. zijn, ingevolge ~qven gaat en zij, om haar belastba.~e art. 148 van dat wetboek, onderworpen :mkomen te bep~len, de beta~lde. PriJS aan de belasting over het totale bedrag aftrel.d van de wmsten, moet die uitga':'e van de inkomsten uit onroerende goedeals met ~ekbaar w«;>~den verworpen m ren en de inkomsten die zij in Belgie zoverre ZIJ de werkehJke waarde van de verkrijgen; onder die inrichtingen woraandelen t:e boven gaat. (Artt~ 44 en den verstaan inrichtingen die, zelfs bij 98 W.I.B., art. 65, A, 2 • K.B. gebreke van elke vertegenwoordiging, 4 maart 1965.) bekwaam zijn om de buitenlandse 24 november 1978 338 onderneming te verbinden, de zetels van werkelijk bestuur, bijhuizen, fabrieken, § 4. Bedrijfsverliezen. werkhuizen, werkplaatsen, agenturen, § 5. Definitief belaste inkomsten magazijnen, burelen, laboratoria, aan- of Afdeling 3. - Belastbaar netto-inkomen verkoopkantoren, depots, zomede alle van personenvennootschappen onder- vaste inrichtingen van produktieve aard; worpen aan vennootschapsbelasting. om genoemd art. 148 toe te passen is niet vereist dat de niet-rijksinwoner op Afdeling 4. - Bijzondere aanslagen. een dergelijke inrichting een persoonlijk § 1. Inkoop van eigen aandelen. recht van eigendom, huur, vruchtgebruik § 2. Meerwaarden. of enig ander soortgelijk recht heeft en § 3. Fusie, splitsing, opslorping. evenmin dat hij er naar eigen goeddun§ 4. Verdeling. ken enig werk zou kunnen verrichten, want t.d.a. is het voldoende dat hij in HOOFDSTUK IV feite over de inrichting geregeld kan beschikken voor de uitoefening van een BELASTING OP RECHTSPERSONEN beroepswerkzaamheid. (Artt. 140, § 3, en
HOOFDSTUKV NIET-VERBLIJFHOUDERS
12. - Wetboek van de InkomstenbeJastingen - Belasting vim· niet-verblijfhouders - Belasting geheven over het totale bedrag van de inkomsten uit onroerende goederen en bedrijfsinkomsten, die in Belgie zijn verkregen W.LB., art. 148 - Begrip. , De belasting van niet-verblijfhouders · wordt geheven over het totale bedrag van de inkomsten uit onroerende goede-· ren en bedrijfsinkomsten die in Belgie · zijn verkregen door de aan die belasting onderworpen personen, wanneer deze in Belgie voor de uitoefening van een beroepswerkzaamheid beschikken over. een of meer inrichtingen als bedoeld in art. 140, § 3, W.I.B. of in Belgie inkomsten verkrijgen in een van de hoedanigheden bedoeld in art. 148, 2°, van dat wetboek. (Art. 148 W.I.B., gew. bij wet 25 juni 1973.) 30 november 1978 368 13. - Wetboek van de InkomstenbeJastingen - Belasting van niet-verblijlhouders - W LB., art. 148 - Belasting
148.) 30 november 1978 368 14. - Wetboek van de Inkomstenbe-
Jastingen - Belasting der niet-verblijfhouders - In Belgie behaalde of verkregen inkomsten - Bezoldigingen ten Jaste van een vennootschap met maatschappelijke zetel, voornaamste inrichting, of zetel van bestuur of beheer in Belgie - Daarin zijn niet begrepen bezoldigingen van een in het buitenland door de genieters uitgeoefende activiteif? - Uitzondering op de regel dat niet-verblijfhouders aan de belasting onderworpen zijn. De bepaling van art. 141, 2°, W.I.B., volgens welke in de inkomsten waarvan sprake is in art. 140, § 1, van dat wetboek o.m. niet begrepen zijn de bezoldigingen bedoeld in art. 20, 2°, waarvan de schuldenaar een vennootschap is met maatschappelijke zetel, voornaamste inrichting of zetel van bestuur of beheer in Belgie, in zoverre die bezoldigingen betaald worden voor een door de genieters in het buitenland uitgeoefende activiteit, stelt geen voorwaarde vast voor de toepassing van de
-131regel dat niet-rijksinwoners aan de be- Mdeling 8. - Bewijsvoering. lasting .der niet-verblijfhouders onder§ 1. Geschriften, worpen zijn uit hoofde van in Belgie § 2. Vermoedens. behaalde of verkregen inkomsten; der§ 3. Tekenen of indicien van halve rust op de niet-verblijfhoudende gegoedheid. belastingplichtige de last van het bewijs § 4. Vergelijking. met soortgelijke ,dat hij die bezoldiging heeft ontvangen belastingplichtigen. voor in het buitenland uitgeoefende werkzaamheden. (Artt. 139, 140, §§ 1 en Mdeling 9. - Sancties : verhogingen, administratieve boeten, straffen. 2, 4•, en 141, 2•, W.I.B.) 5 maart 1979 787 Mdeling 10.- Bezwaar. Mdeling 11. Beslissing van de directeur. HOOFDSTUK VI Mdeling 12. - Ontheffing. VOORHEFFINGEN DIET
EN
BELASTINGKRE-
Mdeling 1. - Onroerende voorheffing, Mde)ing 2. - Roerende voorheffing. Mdeling 3. - Bedrijfsvoorheffing. Mdeling 4. - Aanrekening en terugbetaling van de voorheffingen. Mdeling 5. - Belastingkrediet.
HOOFDSTUK VII AANSLAGPROCEDURE
Mdeling 1. - Aanslagtermijnen. Mdeling 2. - Belastingaangifte. Mdeling 3. - Aanslag en inkohiering. Mdeling 4. - A~mslagbiljet. 15. - Aanslagbiljet- Verzending. Het bepaalde in art. 11 van het koninklijk besluit nr. 4 van 22 augtustus 1934, luidens hetwelk de aanslagbil.jetten per ter post aangetekende. brief worden verzonden wanneer zij belastingen betreffen die ten minste 1.000 frank in hoofdsom bereiken, is niet op straffe van nietigheid voorgeschreven. 25 juni 1979 1281 16. - Aanslagbiljet - Vorm. lnzake directe belastingen en directe gemeentebelastingen moet het aanslagbiljet alle vermeldingen bevatten die nodig zijn om op het bestaan van een vaststaande en opeisbare belastingschuld te wijzen en om de belastingplichtige in staat te stellen een reclamatie in te dienen; het behoeft niet ondertekend te zijn. 25 juni 1979 1281 Mdeling 5. - Wijziging door de administratie van een aangifte. Mdeling 6. - Fiscale commissie. Mdeling 7. - Aanslag van ambtswege.
HOOFDSTUK VIII VOORZIENING BEROEP
VOOR
HET
HOF
VAN
17. - Beroep voor het hof van beroep - Gerechtelijk Wetboek, art. 774, tweede· lid - Toe te passen wettelijke bepaling. Nu die materie niet wordt geregeld door bijzondere, niet uitdrukkelijk opgeheven wettelijke bepalingen inzake de procedure voor het hof van beroep, rechtdoende 'OP een beroep inzake directe belastingen en de toepassing daarop van art. 774, tweede lid, Ger.W. door geen enkel rechtsbeginsel wordt uitgesloten, moet dat hof, ingevolge die· wettelijke bepaling, de heropeningvan de debatten bevelen alvorens het beroep geheel of gedeeltelijk af te wijzen op grond van een exceptie die de partijen voor hem niet hadden ingeroepen. · (Artt. 2 en 774, 2e lid, Ger.W.) 390 4 december 1978 18. - Beroep voor het hof van beroep - Niet aan de directeur der directe belastingen onderworpen kwestie Directeur die geen uitspraak heeft gedaan over die kwestie, zelfs wanneer ·hij ze ambtshalve had moeten onderzoeken - Kwestie niet aan het hof van beroep voorgelegd in de voorwaarden van de artt. 278, tweede lid, en 279, tweede lid, W.LB. - Kwestie waarvan het hof van beroep geen kennis kan nemen. Onder het stelsel van de wet van 16 maart 1976 waarbij art. 278 W.I.B. is aangevuld, kan het hof van beroep waarvoor het beroep van de belasting- · plichtige tegen de beslissing van de directeur der directe belastingen aanhangig is, geen kennis nemen, zonder zijn bevoegdheden te overschrijden en behoudens verval van het recht tot' aanslag of rechterlijk gewijsde, van een kwestie die bij de reclamatie niet aan de
-132INTERNATIONALE VERDRAGEN
·directeur is voorgelegd overeenkomstig art. 273 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen, of waarover de directeur geen uitspraak heeft gedaan zelfs wanneer hij ze ambtshalve had ~oeten onderzoeken; het hof van beroep kan evenwel kennis nemen van grieven die noch in de reclamatie naar voren gebracht, noch ambtshalve door de directeur onderzocht zijn, mits door die .grieven een overtreding van de wet of een schending van de op straffe van nietigheid voorgeschreven rechtsplegingsvormen wordt opgeworpen. 16 januari 1979 550
HOOFDSTUK IX
1. Conflict tussen een interne rechtsregel en een internationale ver-· dragsregel die rechtstreekse gevolgen heeft in de interne rechtsorde - Voorrang van de door het verdrag bepaalde rechtsregel. In geval van conflict tussen een interne rechtsregel en een internationale verdragsregel die rechtstreekse gevolgen heeft in de interne rechtsorde, zoals een regel die valt af te leiden uit de artt. 5 en 8 Europees Verdrag Rechten van de Mens, heeft de door het verdrag bepaalde rechtsregel vootrang. 26 september 1978
VOORZIENING IN CASSATIE
HOOFDSTUKX RECHTEN EN VOORRECHTEN VAN DE SCHATKIST
HOOFDSTUK XI KADASTRAALINKOMEN
HOOFDSTUK XII INTERNATIONALE VERDRAGEN
19. Internationale verdragen OvereenkOJI?St tot voorkoming van dubbele belasting tussen Belgie en Frankrijk, gesloten op 10 .maart 1964 en gewijzigd bij avenant van 15 februmi - 1971 -Art. 15, §§ 1 en 2 - Door Belgie, geheven roerende voorheffing, beperkt to_t _10 pet van het brutobedrag van de Berekening van het diVJdenden bedrag van die voorheffing.
116
2. Benelux-Overeenkomst betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen Bijlage bij die Overeenkomst - Protocol van ondertekening bij die Overeenkomst Voor de toepassing van hoofdstukken III, IV en V van het Verdrag Benelux-Gerechtshof zijn of kunnen de bepalingen van die akten voor Belgie, Luxemburg en Nederland gemeenschappelijke rechtsregels zijn. De bepalingen van de Benelux-Overeenkomst betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen, van de bijlage bij die Overeenkomst en het Protocol van ondertekening, welke akten te Luxemb~rg zijn ondertekend op 24 mei 1966, ZlJn goedgekeurd bij de wet van 19 feb. en in werking getreden 1968 op 1 juni 1976, zijn ingevolge art. 1 van het Protocol bij die Overeenkomst, dat te Brussel op 26 sept. 1968 ondertekend, bij .de wet van 2 feb. 1971 goedgekeurd en op 1 juli 1976 in werking getrede~ i"' zijn voor de toepassing van hoofdstukken III, IV en V van het Verdrag betreffende de instelling en het statuut van een Benelux-Gerechtshof aangewezen als voor Belgie, Luxemburg en Nederland gemeenschappelijke rechtsregels, voor zover, wat betreft de bepalingen van de bijlage, de inhoud ervan is opgenomen in de wetgeving van de Staat, waar de vraag om uitlegging is gesteld. 29 juni 1979 1324
Om te berekenen of de roerende voorheffing, die in Belgie wordt geheven op de door een Belgische vennootschap betaalde en aan een niet-verblijfhouder uitgekeerde dividenden, meer bedraagt dan 10 pet., wat is toegestaan bij art. 15, §§ 1 en 2, van de Overeenkomst tussen Belgie en Frankrijk tot voorkoming van dubbele belasting, gesloten op 10 maart 1964 en goedgekeurd bij de wet van 14 april 1965, welk artikel 15 is gewijzigd op 15 februari 1971 door een avenant, die is goedgekeurd bij de wet van 12 april 1973, moet daarbij rekening worden gehouden met de voorheffing op het brutobedrag van de dividenden, zonder aftrek van de reeds belaste inkomsten. 3. - Verdrag betreffende de instelling 21 februari 1979 744 en het statuut van een Benelux-
HOOFDSTUK XIII STELSEL VOOR HET WETBOEK INKOMSTENBELASTINGEN
Gerechtshof - WA.M-verzekering Wet van 1 juli 1956, artikel 4, § 1, 2• V.D. De regel van die bepaling is een voor Belgie, Luxemburg en Nederland
-133gemeenschappelijke rechtsrt§gel die als dusdanig wordt aangewezen kuwbtens art. 1 van dat verdrag. De regel van art. 4, § 1, 2", WA.M.-wet, dat de echtgenoot van de sub 1" vermelde personen alsmede hun bloed- en aanverwanten in de rechte lijn van het recht op uitkering kunnen worden uitgesloten, mits zij bij hen inwonen en door hen worden onderhouden, is sinds 1 juli 1976 een voor Belgie, Luxemburg en Nederland gemeenschappelijke rechtsregel, die is aangewezen krachtens art. 1 van het Verdrag betreffende de instelling en het statuut van een Benelux-Gerechtshof. 29 juni 1979 1324 4. - Verdrag betreffende de instelling en het statuut van een BeneluxGerechtshof, artikel 6 - Prejudicieel geschil - Vraag om uitlegging van een voor Belgie, Luxemburg en Nederland gemeenschappelijke rechtsregel die als dusdanig is aangewezen krachtens art. 1 van dat verdrag - Vraag opgeworpen in een bij het Hot van Cassatie aanhangige zaak - Het Hot van Cassatie moet in de regel de vraag voorleggen aan het Benelux-Gerechtshoi Wanneer een vraag om uitlegging van een voor Belgie, Luxemburg en Nederland gemeenschappelijke rechtsregel, die als dusdanig is aangewezen krachtens art. 1 Verdrag betreffende de instelling en het statuut van een BeneluxGerechtshof, voor het Hof van Cassatie is opgeworpen, moet het Hof die vraag in de regel aan het Benelux-Gerechtshof voorleggen. (Art. 6 Verdrag betreffende de instelling en het statuut van een Benelux-Gerechtshof, te Brussel ondertekend op 31 maart 1965 en goedgekeurd bij de wet van 18 juli 1969.) 29 juni 1979 1324
J JACHT 1. Verboden tuigen Tuigen geschikt om het wild te vangen of te doden - Betekenis van deze woorden. In art. 8 Jachtwet 28 feb. 1882, gew. bij art. 5 K.B. 10 · juli 1972, wordt met de woorden « tuigen geschikt om het wild te vangen of te doden » niet aileen bedoeld de tuigen die normaal dienen om het vangen of doden van het wild te vergemakkelijken, maar ook die welke
normaal een andere bestemming hebben, maar door hun bezitter van die bestemming worden afgewend om te worden gebruikt voor het vangen of ~oden van wild, met uitzondering evenwei van de jachttuigen die de wet uitdrukkelijk bepaalt of die zij toelaat door het feit zelf dat zij de jacht toestaat. 6 september 1978 9 2. Verboden tuigen Auto gebruikt om wild te vangen en te doden - Tuig verboden bij art. 8 van de wet van 28 februari 1882, gew. bij art. 5 KB. 10 juli 1972- Wettig geboden verbeurdverklaring. De verbeurdverklaring van een auto als tuig, verboden bij art. 8 J achtwet 28 feb. 1882, gew. bij art. 5 K.B. 10 juli 1972, wordt wettig bevolen door het arrest dat vaststelt dat de beklaagde die wagen heeft gebruikt om wild te vangen en te doden. 9 6 september 1978 3. - Jachtwet 28 feb. 1882, art. 6 Recht van de eigenaar of pachter om, zelfs met vuurwapens, wilde dieren die schade zouden toebrengen aan zijn eigendom terug te drijven of te doden Houtduif - Wild dier in de zin van die bepaling. Daar de houtduif wild is, kan de eigenaar of pachter ze, zelfs met vuurwapens, als wild dier terugdrijven of doden, indien zij schade toebrengt aan zijn eigendom. (Artt. 1bis, tweede lid, d, en 6 Jachtwet.) 7 maart 1979 804
4. - Vonnis van de vrederechter niet in tegenwoordigheid van de partijen uitgesproken - Jachtwet, art. 7bis Aan partijen moet, binnen drie dagim na de uitspraak, bij ter post aangetekende brief kennis worden gegeven van het vonnis - Begrip. Door in art. 7bis J achtwet te bepalen dat, wanneer een vrederechter een vonnis inzake konijnenschade « niet in tegenwoordigheid van de partijen » heeft gewezen, hen binnen drie dagen na de uitspraak bij ter post aangetekende brief kennis wordt gegeven van het beschikkende gedeelte van dat vonnis, schrijft de wetgever voor dat genoemde brief binnen die termijn op de woon- of verblijfplaats van de partijen wordt afgegeven; bijgevolg is het niet voldoende de aangetekende brief op het postkantoor af te geven binnen die termijn van drie
-134Krachtens art. 36bis, tweede lid, dagen om aan die wetsbepaling te volJeugdbeschermingswet 8 april 1965 heeft doen. 1042 m.b.t. de daarin bedoelde misdrijven het 2 mei 1979 onderzoek van de vervolgingen ten laste 5. - Vonnis van de vrederechter niet van minderjarigen van meer dan zestien in tegenwoordigheid van de partijen jaar en minder dan volle achttien jaar uitgesproken - Jachtwet, art. 7bis - voor de gemeenrechtelijk bevoegde Aan partijen is, binnen drie dagen na de gerechten in raadkamer plaats; dit artiuitspraak, van het vonnis geen kennis kel is van toepassing op die minderjarigegeven bij ter post aangetekende brief gen, zelfs als meerderjarigen samen met Korte termijn van hager beroep hen bij een zelfde exploot voor die bepaald bij genoemd art. 7bis niet toe- gerechten worden gedagvaard en verpasselijk. _ .volgd. (Art. 96 Gw.; art. 36bis Wanneer aan partijen binnen drie wet 8 april 1965, gew. bij wet dagen bij ter post aangetekende brief' 9 mei 1972). geen kennis werd gegeven van het 7 februari 1979 655 beschikkende gedeelte van het vonnis inzake konijnenschade dat door de 3. - . Onde~zoeksgerecht dat op groJ?:d vrederechter niet in hun tegenwoordig- van fe1ten d1e d_o_or een . verdlfch_te ZlJn heid is gewezen, is de korte termijn van gepleegd, toen hlJ ee_n mmder1_ar1ge was boger beroep van veertien dagen te van J?leer. dan zestien ~n mmder dan rekenen van de uitspraak, bepaald bij achtti.en )aar . oud, be~llst dat, wef!ens art 7bis Jachtwet niet toepasselijk. ernstige en wtzonderlljke omstandJghe' 1979 42 den, d!e de openbare veiligheid ralf_en e!l mel die mgen zlJn aan de persoonlljkhe1d ·van de verdachte, diens hechtenis moet worden gehandhaafd - Wettigheid. JEUGDBESCHERMING · Noch de artt. 31f en 38 Jeugdbescher1. - Overtredingen van de wetten en mingswet, noch enige andere wettelijke vemrdeningen betreHende de politie bepaling verbieden dat een onderzoeksover het wegverkeer - Vervolgingen ten. gerecht zijn beslissing, dat wegens ernJaste van een lllinderjarige van meer dan: stige en uitzonderlijke omstandigheden, zestien jaar en minder dan voile achttien die de openbare veiligheid raken en die jaar en ten Jaste van meerderjarigen - eigen zijn aan de persoonlijkheid van de Openbaarheid van de terechtzitting - verdachte, diens voorlopige hechtenis Toe te passen regels. moet worden gehandhaafd, laat steunen Het onderzoek van de vervolgingen op feiten welke door die verdachte als ten laste van een minderjarige van meer minderjarige van meer P,an zestien en dan zestien jaar en minder dan volle minder dan achttien jaar zijn gepleegd. achttien jaar voor de krachtens het (Artt. 36 en 38 Jeugdbeschermingswet; gemeen recht bevoegde gerechten inge-. art. 5 Wet Voorlopige Hechtenis.) steld in de gevallen bij art. 36bis Jeugd7 maart 1979 806 beschermingswet 8 april 1965 bepaald, onder meer in geval van overtredingen 4. - Overtredingen van de wetten en van de wetten en verordeningen betref- verordeningen betreffende de pqlitie fende de politie over het wegverkeer, over het wegverkeer - Vervolgingen ten heeft plaats in de raadkamer; deze Jaste van minderjarigen van meer dan rechtspleging mag niet worden uitge- zestien jaar en minder dan voile achttien breid tot andere personen die tegelijker- jaar en ten laste van meerderJa;if[en tijd voor datzelfde gerecht worden Openbaarheid van de terechtz1tting gebracht, zelfs al zijn de laatstge- Toe te passen regels. noemden en de minderjarige bij hetvan de vervolgingen zelfde exploot gedagvaard. (Art. 96 Gw.; dieHettenonderzoek laste van minderjarigen van art. 36bis wet 8 april 1976, gew. bij de meer dan zestien jaar en minder dan wet 9 mei 1972.) volle achttien jaar voor de krachtens het 20 september 1978 73 gemeen recht bevoegde gerechten zijn 2. Overtredingen van wetten en ingesteld in de gevallen bij art. 36bis Jeugdbescherniingswet bepaald, onderverordeningen inzake wegverkeer Vervolgingen ten laste van minderjari- meer in geval van overtreding van de gen van meer dan zestien jaar en wetten en verordeningen betreffende de minder dan voile achttien jaar en van politie over het wegverkeer, heeft plaats meerderjarigen - Openbaarheid van de in raadkamer; deze rechtspleging mag niet worden uitgebreid tot andere perso-. terechtzitting- Toe te passen regels.
2 ·
io
-135'nen die tegelijkertijd voor datzelfde7. Overtreding van de artt. 418, gerecht worden vervolgd, ook al zijn de 419 en 420 Sw. - Beklaagde meer dan laatstgenoemden en de minderjarigen bij zestien jaar en minder dan achttien jaar hetzelfde exploot gedagvaard. (Art. 96. op het tijdstip van de feiten - BevoegdGw.; art. 36bis Jeugdbeschermingswet 1·heid. 8 april1965, gew. bij wet 9 mei 1972.) De gemeenrechtelijke rechtscolleges 2 "1 ·1010 zijn in de regel niet bevo~gd om kennis 5 apn 1979 te nemen van de vordermgen van het openbaar ministerie inzake overtreding 5. - Minderjarige kinderen van op van de artt. 418, 419 en 420 Sw. ten laste grond van bepaalde feiten uit de echt van minderjarigen van meer dan zestien gescheiden echtgenoten - Beslissing jaar en minder dan achttien jaar op het van de jeugdrechtbank betreffende het tijdstip van de feiten, tenzij die overtrebestuur over de persoon en over de ding samenhangt met een overtreding goederen van die kinderen - Beslissing inzake de politie over het wegverkeer; waarbij aan degene aan wie dat bestuur zulks onderstelt dat een vervolging is is toevertrouwd de verplichting wordt ingesteld voor het laatste misdrijf. opgelegd de kinderen onder de feitelijke (Artt. 36, 4", 36bis, eerste lid, 1" en 2", en bewaring van een derde te laten - 38 Jeugdbeschermingswet.) Grondslag Burgerlijk Wetboek, 26 juni 1979 1286 Artt. 30 art. 302, derde lid en 31 Jeugdbeschermingswet niet toepasselijk. Wanneer, na de ontbinding van een huwelijk door echtscheiding op grond van bepaalde feiten, de jeugdrechtbank, K uitspraak doende over het bestuur van de persoon en over de goederen van de minderjarige kinderen, beslist dat degene aan wie dat bestuur wordt toevertrouwd de feitelijke bewaring van de KONIJNEN (KONIJNENSCHADE) kinderen aan een derde moet overlaten, 1. Jachtwet 28 februari 1882, doet zij die beslissing steunen op Wettelijke bepaling niet art. 302, derde lid, B.W. en niet op de art. 7bis opgeheven bij de wet van 10 oktober artt. 30 en 31 Jeugdbeschermingswet. 1967 houdende het Gerechtelijk Wet26 april 1979 1016 hoek. Art. 7bis J achtwet tot regeling van de 6. - Overtreding van de wetten en inzake konijnen- . verordeningen betreffende de politie vergoedingsprocedure schade is niet opgeheven door het over het wegverkeer - Vervolgingen ten Gerechtelijk Wetboek. Jaste van een minderjarige van meer dan 21 maart 1979 841 zestien jaar en minder dan volle achttien jaar en ten laste van meerderjarigen 2. - Vergoeding van konijnenschade Openbaarheid van de terechtzitting - Procedure. Toe te passen regels. Hij die konijnenschade heeft geleden Het onderzoek van de vervolgingen -mag kiezen tussen de procedure van ten laste van een minderjarige van meer art. 7bis, leden 1 tot 6, J achtwet en de dan zestien jaar e11· minder dan voile _gemeenrechtelijke procedure. achttien jaar, voor ·een krachtens het 21 maart 1979 841 gemeen recht bevoegd gerecht ingesteld in een geval als bepaald bij art. 36bis 3. - Deskundigenonderzoek door de Jeugdbeschermingswet 8 april 1965, vrederechter bevolen op eenzijdig veronder meer in geval van overtreding van zoekschrift- Draagwijdte. De vrederechter die op eenzijdig verde wetten en verordeningen betreffende de politie over het. wegverkeer, heeft zoekschrift van degene die konijnenplaats in de raadkamer; die rechtsple- schade heeft geleden een deskundige ging mag niet worden uitgebreid tot een aanstelt, mag deze enkel belasten met andere persoon die tegelijkertijd voor materii:He constateringen, doch hij mag datzelfde gerecht wordt gebracht, zelfs al hem geen adviezen vragen over de zijn deze en de minderjarige bij het-. oorzaak en de omvang van de schade. 591-13",. 594-1", 1025 tot zelfde exploot gedagvaard. (Art. 96 Gw.; (Artt. art. 36bis Jeugdbeschermingswet.) 1034 Ger.W.) 21 maart 1979 841 16 mei 1978 1096
136-
KOOP
inzake de koopvernietigende gebreken, dat helemaal niets te maken heeft met 1. - Verkochte zaak die vruchten of de sanctie op de leveringsverplichting. andere inkomsten oplevert- Interest op 21 september 1978 95 de verkoopprijs verschuldigd tot het 5. - Concessie van alleenverkoop voor kapitaal is betaald- Vo01waarden. Opneming in het De rechter die vaststelt dat de ver- onbepaalde tijd kochte zaak vruchten of andere inkom- contract van een uitdrukkelijk commissten heeft opgeleverd, beslist wettig dat soir beding- Wettigheid. de koper interest op de verkoopprijs Geen enkele bepaling van de wet van verschuldigd is tot het kapitaal is 27 juli 1961 betreffende de eenzijdige betaald. (Art. 1652 B.W.) bei:Hndiging van de voor onbepaalde tijd 15 september 1978 50 verleende concessies van alleenverkoop, gewijzigd bij de wet van 13 april 1971, 2. Verborgen gebreken van de verbiedt dat partijen in hun overeenverkochte zaak - Wagen verkocht ... in komst een uitdrukkelijk commissoir de staat waarin hij zich bevindt, door de beding opnemen. koper gekend » - Wagen waarvan de 19 april 1979 984 gebreken zo grot zijn dat hij totaal ongeschikt was voor het normaal 6. - Gebreken van de verkochte zaak
gebruik - Gevolgen. De rechter die vaststelt dat een occasiewagen die is verkocht « in de staat waarin hij zich bevindt, door de koper gekend » gebreken vertoont die zo grof zijn dat hij totaal ongeschikt is voor het normaal gebruik en dat de verkoop in dergelijke omstandigheden, door een beroepsverkoper, van kwade trouw getuigt, veroordeelt die verkoper wettig tot terugbetaling van een gedeelte van de prijs. (Artt. 1134 en 1641 B.W.) 15 september 1978 52 3. Verborgen gebreken van de
verkochte zaak - Koper die slechts terugbetaling van een gedeelte van de prijs vordert - Koper niet verplicht de zaak terug te geven.
- A/stand door de koper van het recht zich te beroepen op gebreken die hij kent - Wetenschap waardoor de toepassing van art. 1792 B. W. wordt uitgesloten. De afstand · door de koper van het recht zich te beroepen op gebreken die hij kent, heeft tot gevolg dat de verkoper niet aansprakelijk is voor die gebreken en dat art. 1792 B.W. niet van toepassing is. 8 juni 1979 1177 7.- Verkoop van een onroerend goed
- Wet 9 juli 1971 tot regeling van de woningbouw en de verkoop van de te bouwen of in aanbouw zijnde woningen - Geen toepassing van die wet op de overeenkomsten aangegaan door een verkrijger of opdrachtgever wiens geregelde werkzaamheid erin bestaat huizen ·of appartementen op te richten of te laten oprichten om ze onder bezwarende titel te vervreemden.
Wanneer de verkoper tot vrijwaring is gehouden wegens verborgen gebreken van de verkochte zaak behoeft de koper, die verkozen heeft slechts een gedeelte van de prijs terug te vorderen, de zaak niet terug te geven. (Art. 1644 B.W.) De wet tot regeling van de woning15 september 1978 52 bouw en de verkoop van de te bouwen of in aanbouw zijnde woningen 4. - Levering van een zaak die, wat 9 juli 1971 vindt geen toepassing op de haar herkomst betrett, niet overeenstemt overeenkomsten aangegaan door een met de overeengekomen zaak - Niet- verkrijger of opdrachtgever wiens gerenakoming van de leveringsverplichting gelde werkzaamheid er in bestaat huizen - Instelling van de rechtsvordering - of appartementen op te richten of te Termijn. laten oprichten om ze onder bezwarende De verkoper komt zijn leveringsver- titel te vervreemden. (Art. 2, 3•, wet plichting, die erin bestaat de overeenge- 9 juli 1971.) komen zaak in de macht en het bezit 1177 8 juni 1979 van de nieuwe eigenaar over te dragen, niet na wanneer hij een zaak !evert 8. - Concessie van alleenverkoop voor welke, met name wat haar herkomst onbepaalde tijd - Wet 27 juli 1961, gew. betreft, niet overeenstemt met de over- bij wet 13 april 1971 Dwingende eengekomen zaak; de rechtsvordering tot bepalingen - Strekking. herstel van die tekortkoming moet niet De dwingende bepalingen van de wet worden ingesteld binnen de korte tljd 27 juli 1961 betreffende eenzijdige bewaarvan sprake is in art. 1648 B.W. eindiging van de voor or.bepaalde tijd
-137verleende concessies strekken ertoe in aile gevallen aan de concessiehouder het recht te verzekeren zich te beroepen op de bescherming van de Belgische wet, tenzij hij daarvan heeft afgezien in een overeenkomst na het einde van het contract waarbij de concessie is verleend. 28 juni 1979 1303 9. - Concessie van alleenverkoop voor onbepaalde tijd - Arbitrage - Scheidsrechterlijk beding - Beding met als doel en gevolg dat een buitenlandse wet wordt toegepast - Onwettigheid. Een geschil over de beeindiging door de concessiegever van een contract inzake concessie van alleenverkoop voor onbepaalde tijd met uitwerking voor het gehele Belgische grondgebied of een deel ervan kan niet door arbitrage worden beslecht als partijen zulks v66r het einde van het contrac-t zijn overeengekomen en zij daarbij de toepassing van een buitenlandse wet op het oog hebben gehad. 28 juni 1979 1303 10. Concessie van alleenverkoop voor onbepaalde tijd - Eenzijdige beeindiging door een der partijen - Verplichting voor die partij ·aan de andere partij een redelijke opzeggingstermijn toe te kennen - Geen opzeggingstermijn - Gevolg. De wet 27 juli 1961 betreffende eenzijdige beeindiging van de voor onbepaalde tijd verleende concessies van alleenverkoop bepaalt dat, wanneer een der partijen een voor onbepaalde tijd verleende concessie van alleenverkoop beeindigt, een redelijke opzeggingstermijn moet worden verleend en dat, zo niet, een bedrag tot vergoeding van de voordelen van een opzegging moet worden toegekend, waarbij rekening wordt gehouden met het verlies van die voordelen. 28 juni 1979 1303 11. - Concessie van alleenverkoop voor onbepaalde tijd - Eenzijdige beeindiging door de concessiegever Vergoeding - Verplichting tot betaling van die vergoeding .,---- Contractuele verplichting. De verplichting tot betaling van de opzeggingsvergoeding, bepaald bij art. 2 wet 27 juli 1961 betreffende eenzijdige beiHndiging van de voor onbepaalde tijd verleende concessies, vervangt de niet nagekomen contractuele verbintenis om een redelijke opzeggings-
termijn te geven, d.w.z. de voortzetting tijdens de opzeggingstermijn van de uitvoering door de concessiegever van zijn verbintenis om de aan de concessiehouder verleende alleenverkoop in het in concessie gegeven gebied te eerbiedigen. 28 juni 1979 1303
KOOPHANDEL-KOOPMAN 1. - Rechter die vaststelt dat de oorspronkelijke eiser in een geding handelaar is of, althans, zich als dusdanig voordoet, zonder te betwisten handelaar te zijn - Geen vermelding van het nummer van het handelsregister in het exploot van dagvaarding KB. 20 juli 1964, artt. 40 en 41 Gevolgen. Wanneer de rechter vaststelt dat de oorspronkelijke eiser handelaar is, of zich als dusdanig voordoet, en dat hij evenwel het nummer van zijn inschrijving in het handelsregister in het exploot van dagvaarding niet heeft v,ermeld, moet de rechter de eis van ambtswege onontvankelijk verklaren, tenzij de eiser, binnen de door de rechter gestelde termijn, bedoelde inschrijving, op de datum waarop de eis werd ingesteld, verantwoordt. (Artt. 40 en 41 K.B. 20 juli 1964). 26 januari 1979 587 2. Schuldenaars die handelaars, door eenzelide verbintenis gebonden, zijn - Hoofdelijkheid. Hoofdelijkheid is rechtens aanwezig tussen handelaars die gebonden zijn door een zelfde contractuele verbintenis. 26 januari 1979 587
KORT GEDING Voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg die in kort geding uitspraak heeft gedaan over de voorlopige maatregelen inzake echtscheiding op grond van bepaalde feiten - Hij kan zijn beschikking niet intrekken of wijzigen tenzij de omstandigheden veranderd zijn. De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, die in kort geding uitspraak doet over de voorlopige maatregelen inzake echtscheiding op grond van bepaalde feiten, kan zijn beschikking niet intrekken of wijzigen, tenzij de omstandigheden veranderd zijn. (Artt. 23 tot 28, 1280 Ger.W.) 28 septemer 1978 131
138-
L LASTGEVING :B.. - Verbod voor de lasthebber als tegenpartij van de lastgever op te treden - Relatieve nietigheid van de handeling van de Jasthebber. Nietig is de handeling die in strijd is met het rechtsbeginsel neergelegd in art. 1596 B.W., volgens hetwelk een lasthebber niet als tegenpartij van zijn lastgever mag optreden; die nietigheid is evenwel slechts relatief en zij kan worden gedekt door de lastgever wanneer die met kennis van zaken heeft gehandeld. 7 december 1978 407 2. Schijnvertegenwoordiging Begrip. Er is sprake van een schijnvertegenwoordiging wanneer iemand valselijk aan zijn medecontractant of aan derden doet geloven dat hij die de litigieuze handeling heeft verricht als lasthebber is opgetreden. 30 mei 1980 1145
bverlijden van een van de ouders Materiele schade door de kinderen gele-. den - Schade die kan bestaan ongeacht de onderhoudsveiplichting van de overlevende vader of moeder. De artikelen 203 en 337, tweede lid, B.W., krachtens welke een verplichting tot onderhoud en opvoeding van de minderjarige kinderen op de ouders en, in geval van overlijden van een van hen, op de overlevende ouder rust, sluiten niet uit dat de kinderen, ten gevolge van het overlijden van hun moeder, persoonlijk stoffelijke schade kunnen lijden door het derven van het deel van de door haar verworven inkomsten en van de door haar verrichte · huishoudelijke arbeid, die voor hun onderhoud en opvoeding werden besteed; een arrest is derhalve niet wettelijk verantwoord wanneer het beslist dat de kinderen ten gevolge van het overlijden van h,un moeder geen materHHe schade hebben geleden, op grond aileen dat zodanige verplichting tot levensonderhoud ten deze nog op de overlevende vader rust. (Artt. 1382, 1383 B.W.) 7 november 1978 275
LEVENSONDERHOUD
LIJFSDWANG
1. Uitkering toegekend aan de echtgenoot die de echtscheiding heeft verkregen Burgerlijk Wetboek, art. 301, gewijzigd bij de wet 9 juli 1975 - Vermindering of opheffing van de uitkering- Begrip. Wanneer de rechtbank aan de echtgenoot die de echtscheiding heeft verkregen een uitkering tot levensonderhoud en een vergoedingspensioen uit de goederen en inkomsten van de andere echtgenoot heeft toegekend, kan zij later, naar gelang van het geval, die uitkering verminderen of o'pheffen, indien, ten gevolge van een ingrijpende wijziging van de toestand van de uitkeringsgerechtigde, het bedrag van de uitkering niet meer verantwoord is; de toestand van de uitkeringsgerechtigde, die in aanmerking moet worden genomen, is de toestand die, rekening houdend met zijn inkomsten en mogelijkheden, hem in staat kan stellen in zijn bestaan te voorzien op een gelijkwaar-. dige wijze als tijdens het samenleven. (Art. 301 B.W., gew. bij wet 9 juli 1975, inz. 301, § 3.) 29 september 1978 133 2. Burgerlijk Wetboek, artikelen 203 en 337, tweede lid -
1. - Strafzaken - Vernietiging van de ve1-oordeling in de kosten van de strafvordering Brengt vernietiging mede van de veroordeling tot lijfsdwang die daarvan het gevolg is. Vernietiging van de veroordeling in de kosten van de strafvordering brengt vernietiging mede van de veroordeling tot lijfsdwang die daarvan het gevolg is. (Artt. 2, 3, 4 en 5 wet 27 juli 1871.) 10 oktober 1978 167 2. - Strafzaken - Strafvordering Veroordeelde die zijn zeventigste jaar heeft bereikt op de datum van het arrest - Veroordeling tot lijfsdwang - Onwettelijkheid. Lijfsdwang mag niet worden uitgesproken tegen de· veroordeelde die op het ogenblik van de uitspraak van de beslissing zijn zeventigste jaar heeft bereikt. (Art. 6 wet van 27 juli 1871.) 16 januari 1979 552 3. - Strafzaken - Beklaagde minderjarig op de dag van de feiten Veroordeling tot Jijfsdwang - Onwettige veroordeling. Lijfsdwang mag niet worden uitgesproken tegen een veroordeelde wegens misdrijven welke hij heeft gepleegd toen
-139bij nog minderjarig (ArC was. 6 wet 27 juli 1871.) 641 6 februari 1979 4. - Strafzaken - Beklaagde minder-. jarig op de dag van de feiten Veroordeling tot Jijfsdwang - Onwettigheid. Lijfsdwang mag niet worden uitgesproken tegen een veroordeelde wegens misdrijven die hij heeft gepleegd toen hij nog minderjarig was. (Art. 6 wet van 27 juli 1871.) 14 maart 1979 824 5. "'- Beslissing waarbij internering van de verdachte wordt bevolen Veroordeling van de verdachte in de kosten van de strafvordering - Beslis·sing dat die kosten bij wege van lijfsdwang van de verdachte zullen worden teruggevorderd - Onwettigheid. Wanneer het rechtscollege waarbij de strafvordering aanhangig is de internering van een verdachte heeft gelast en hem in de kosten van die rechtsvorde- · ring heeft veroordeeld, kan het niet bevelen dat die kosten bij wege van lijfsdwang van de verdachte zullen worden teruggevorderd. 19 juni 1979 1249
LOON (BESCHERMING LIJKHEID)
GE-
1.- Begrip. . Loon is de tegenprestatie van arbeid die ter uitvoering van een arbeidsovereenkomst wordt verricht. 156 9 oktober 1978
2. - Begrip - Opzeggingsvergoeding. Opzeggingsvergoeding, die geen te_ge~: 'prestatie voor verrichte arbeid is, is geen loon behalve voor de toepassing van een wet die, zoals wet 12 april 1965, in art. 2, het begrip loon uitbreidt tot de voordelen in geld of in geld waardeerbaar, waarop ingevolge de dienstbetrekking ten laste van de werkgever aanspraak :bestaat, hoewel zij niet worden toegeikend als tegenprestatie voor verrichte •arbeid. 156 9 oktober 1978 3. - Vakantiegeld - Geen hestanddee] van de bezoldiging in de zin van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 juli 1975 betreffende de waarborg van een gemiddeld maandinkomen, verbindend verklaard bij KB. 9 sept. 1975. Het vakantiegeld is een bestanddeel van de bezoldiging in de zin van de door
de· Nationale Arbeidsraad gesloten colarbeidsovereenkomst van lectieve 25 juli 1975 betreffende de waarborg van een gemiddeld maandinkomen, verbindend verklaard bij K.B. 9 sept. 1975. (Artt. 3 en 4 CA.O.-wet 25 juli 1975.) 29 november 1978 360 4. - Einde van de dienstbetrekking Verplichting voor de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber, het verschuldigde loon aan de werknemer uiterlijk op de eerste betaaldag, die volgt op het einde van de dienstbetrekking, uit te betalen - Werknemer die zich op de eerste betaaldag niet aanmeldt Wanneer bestaat de overtreding? Wanneer de dienstbetrekking van een werknemer een einde neemt, moet de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber, hem het verschuldigde loon uiterlijk op de eerste betaaldag, die volgt op het einde van de dienstbetrekking, uitbetalen; wanneer de werknemer zich op de datum van de eerste betaaldag niet aanmeldt om zijn loon in ontvangst te nemen, bestaat de overtreding wanneer de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber, zijn verplichting niet nakomt bij het eerste verzoek van de werknemer. (Art. 11 wet 12 april 1965.) 13 december 1978 433 5.- Begrip. Loon is de tegenprestatie van arbeid die ter uitvoering van een arbeidsovereenkomst wordt verricht. (Eerste en tweede zaak.) 26 februari 1979 761 6. - Bescherming Eindejaarspremie - Loon in de zin van de wet van 12 april 1965. Eindejaarspremies, die aan werknemers worden toegekend wegens ter uitvoering van hun arbeidsovereenkomst verrichte arbeid, zijn loon in de zin van art. 2 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers. (Eerste en tweede zaak.) 26 februari 1979 761 7.- Bescherming- Voordelen toegekend wegens persoonlijke genegenheid of waardering van de werkgever - Geen loon in de zin van de wet van 12 april 1965. Voordelen die de werkgever aan zijn werknemers niet wegens ter uitvoering van hun arbeidsovereenkomst verrichte arbeid toekent, maar wegens zijn persoonlijk~ genegenheid of waardering,
-140zijn geen loon in de zin van art. 2 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers. {Eerste en tweede zaak.) 26 februari 1979 761,
LUCHTVAART 1. - Recht van de overheden om onder de bij de reglementen bepaalde voorwaarden luchtvaartuigen aan te houden waarvoor de rechten, taksen, vergoedingen of gelden, bij de reglementen bepaald, niet zijn betaald - Art. 37, tweede lid, wet 27 juni 1937 houdende herziening van de wet van 16 november 1919 betreffende de regeling van de luchtvaart - Luchthavenmeester of zijn gemachtigde kan het starten verbieden van elk luchtvaartuig waarvoor de vergoedingen niet binnen de gestelde termijnen werden vereffend -Art. 21 KB. 24 oktober 1972. Krachtens art. . 37, tweede lid, wet 27 juni 1937, houdende herziening van de wet van 16 november 1919 betreffende de regeling van de luchtvaart, kunnen de overheden, belast met het toezicht op de politie van de luchtvaart, de luchtvaartuigen waarvoor de bij de reglementen bepaalde rechten, taksen, vergoedingen of gelden niet werden betaald, onder de bij de reglementen bepaalde voorwaarden aanhouden totdat die voorschriften zijn nagekomen;. krachtens artikel 21 K.B. 24 oktober 1972, houdende vaststelling van de vergoedingen te heffen door de Regie der .Luchtwegen, genom en op grond van de genoemde wet, kan de luchthavenmeester of :ajn gemachti.gde het starten verbieden van het luchtvaartuig waarvoor de vergoedingen niet binnen de gestelde termijnen werden vereffend. 22 juni 1979 l!f71 ·
21 K.B. 24 oktober 1972, houdende vaststelling van de vergoedingen te heffen door de Regie der Luchtwegen, bepaalde startverbod van een luchtvaartuig waarvoor de bij :de reglementen bepaalde vergoedingen niet binnen de gestelde termijnen werden vereffend, verschaft, in geval van faillissement van de schuldenaar van die vergoedingen, geen voorrang op de bevoorrechte schuldeisers, maar is tegenstelbaar aan de massa van de schuldeisers. en is geen tenuitvoerlegging die met toepassing van art. 453 Kh. vervalt. 22 juni 1979 1271
M MACHTSOVERSCHRIJDING
1. - Machtsafwending- Begrip. Machtsafwending, een vorm van machtsoverschrijding, onderstelt het optreden van een overheid die een tot haar bevoegdheid behorende handeling verricht, met inachtneming van de bij de wet voorgeschreven vormen, doch haar macht gebruikt voor andere doeleinden dan die waarvoor deze haar is verleend. 6 november 1978 264 2. - Machtsafwending - Belasting. verordening van een gemeente betreffende de niet bebouwde percelen in een niet vervallen verkaveling - Verordening gesteund op art. 70bis wet 20 maart 1962- Verordening genomen met het doe] uitgaven te dekken en een grondbeleid te voeren - Geen machtsafwending. Niet door machtsafwending aangetast 2. - Startverbod van een luchtvaar- is de belastingverordening van een tuig waardoor de vergoedingen niet bin- gemeente, gesteund op art. 70bis Wet nen de gestelde termijnen werden veref- Ruimtelijke Ordening en Stedebouw die, fend Art. 37, tweede lid, · behoudens het verwerven van inkomsten wet 27 juni 1937 houdende herziening' tot dekking van uitgaven van de van de wet van 16 november 1919 betref- gemeente, mede het voeren van een fende de regeling van de luchtvaart en grondbeleid tot doel heeft. 11 juni 1979 1187 art. 21 KB. 24 oktober 1972 houdimde vaststelling van de vergoedingen te heffen door de Regie der Luchtwegen MANDELIGHEID Faillissement van de schuldenaar Gevolgen. 1. - Gemene muur - Gebruik door Het bij de artt. 37, tweede lid, een medeiHgenaar - Burgerlijk Wetwet 27 juni 1937, houdende herziening hoek, art. 657- Draagwijdte. van de wet 16 november 1919 betrefHoewel blijkens art. 657 B.W. iedere fende de regeling van de luchtvaart, en medeeigenaar gerechtigd is gebruik te
-141maken van de gemene muur om er'. tegen aan te bouwen en daarin balken of ribben te doen plaatsen, hetgeen impliceert dat de gemene muur een zekere steun voor de bouwwerken mag bieden met ,inachtneming yan het gelijke recht van de nabuur en van de normale best;emming van de muur, impliceert zulks echter niet dat een gebouw op zodanige wijze mag worden opgericht dat, afgezien van de in de gemene muur gevonden steun, het enkel door het blijven bestaan van het aanpalend gebouw in stand kan worden gehouden. 8 september 1978 28 2. Gemene muur - Herstel- en herbouwkosten - Kosten ten laste van de medeiHgenaars naar evenredigheid van ieders recht - B. W:, art. 655 Draagwijdte. Art. 655 B.W., volgens hetwelk de kosten voor het herstel en de herbouw van de gemene muur ten laste komen van de medeeigenaars naar evenredigheid van ieders recht, is niet van toepassing wanneer het herstel of de herbouw noodzakelijk was wegens de fout van een van de medeeigenaars. 12 oktober 1978 178
verkregen heb\:ien, zoniet gelden voor hem de verplichtingen van de dienstplichtigen der eerstvolgende lichting. (Artt. 14, § 1, en 15, § 4, . wet 13 juli 1976 betreffende de getalsterkte aan officieren en de statuten van het personeel van de krijgsmacht.) 11 december 1978 412
MINDER-VALID EN Tegemoetkomingen - Berekening van de bestaansmiddelen - Verwerving van onroerende goederen tegen betaling van een Jijfrente - A/trek van de helft van het bedrag van die rente - Toepassing door de rechter van de vermindering tot de helft op het totaal bedrag van de bestaansmiddelen - Onwettigheid. Bij de berekening van de bestaansmiddelen van een minder-valide die een onroerend goed heeft verworven tegen betaling van een lijfrente heeft de vermindering tot de helft, bepaald bij art. 25, derde lid, K.B. van 24 dec. 1974 betreffende de gewone en de bijzondere tegemoetkomingen aan mindervaliden, aileen betrekking op die rente en niet op het totaal bedrag van de bestaansmiddelen van de minder-valide. 18 juni 1979 1245
MILITAIR 1. - Dienst in de Belgische strijdkrachten in Duitsland - Militair die· dee] uitmaakt van een troep te velde. De militair die dienst doet bij de Belgische Strijdkrachten in Duitsland, maakt deel uit van een troep te velde. 25 oktober 1978 224 2. - Mannelijke tijdelijke dienstnemer - Definitieve ambtsontneming door verbreking van ambtswege van de dienstneming - Dienstnemer die niet ten minste twee jaar dienst heeft volbracht, de vormingsperioden niet inbegrepen - Gevolg op de militieverplichtingen. De mannelijke tijdelijke dienstnemer aan wie het ambt definitief is ontnomen wegens verbreking van ambtswege van de dienstneming, voordat hij niet ten minste twee jaar dienst heeft volbracht, de vormingsperioden niet inbegrepen, is onderworpen aan de militieverplichtingen van de lichting waarbij hij is ingeschreven, indien hij nog mag deef:nemen aan de militieverrichtingen van die lichting, of aan de militieverrichtingen van de lichting met welke hij reeds een definitieve militietoestand mocht
MISBRUIK VAN VERTROUWEN Verduistering door een ambtenaar Begrip. De openbaar ambtenaar of officier, de met een openbare dienst belast persoon die te zijnen voordele geld verduistert dat bestemd is voor de bezoldiging van . ten gunste van derden te verrichten arbeid, maakt zich schuldig aan ht~t misdrijf bedoeld in art. 240 Sw. 1 december 1978 378
MISDRIJF HOOFDSTUK I. - Algemene begrippen
materieel en moreel bestanddeel HOOFDSTUK II. - Soorten Afdeling 1. Aflopend, voortgezet, voortdurend misdrijf. Afdeling 2. - Gewoontemisdrijf. HOOFDSTUK III. - Toerekenbaarheid Afdeling 1.- Natuurlijke personen. Afdeling 2. - Rechtspersonen. HOOFDSTUK IV. - Gepleegd in het
buitenland
-142HOOFDSTUK V. - Rechtvaardiging en. aileen en, anderzijds, dat de geldboete verschoning zoveel maaf wordt toegepast als er werknemers zijn t.a. v. wie bepalingen Afdeling 1. - Rechtvaardiging. zijn overtreden, zonder dat evenwel het Afdeling 2.- Verschoning. totaal van de·geldboeten een vastgesteld HOOFDSTUK VI. Verzachtende en mtv(imum mag overschrijden - Misdrijf verzwarende omstandigheden dat met een enkele straf wordt gestraft. Wanneer de wet in sociale zaken HOOFDSTUK VII. - Poging bepaaft, enerzijds, dat een overtreding HOOFDSTUK IX. - Allerlei van haar bepalingen wordt gestraft met . een gevangenisstraf en een geldboete of HOOFDSTUK I met een van die straffen aileen en, anderzijds, dat de geldboete zoveel maal ALGEMENE BEGRIPPEN, MATERIEEL EN wordt toegepast als er werknemers zijn MOREEL BESTANDDEEL t.a.v. wie de bepalingen zijn overtreden, 1. - Sociale zaken Wet waarin zonder dat evenwel het totaal van de wordt bepaald, enerzijds, dat een over- geldboeten een vastgesteld maximum treding van haar bepalingen wordt mag overschrijven, stelt zij op dat misgestraft met een gevangenisstraf en een drijf een enkele straf; het feit dat de geldboete of met een van die straffen en, geldboete vastgesteld moet worden, hetanderzijds, dat de geldboete zoveel maal zij samen met een gevangenisstraf, hetwordt toegepast als er werknemers zijn. · zij afzonderlijk, naar gelang van het t.a.v. wie bepalingen zijn overtreden, aantal werknemers t.a.v. wie de wet is zonder dat evenwel het totaal van de overtreden, zonder evenwel een vastgegeldboete een vastgesteld maximum mag steld maximum te mogen overschrijden, overschrijden - Misdrijf dat met een belet niet dat het bier een enkele straf enkele straf wordt gestraft. betreft. Wanneer de wet in sociale zaken 20 juni 1979 1264 bepaalt, enerzijds, dat een overtreding van haar bepalingen wordt gestraft met HOOFDSTUK II een gevangenisstraf en een geldboete of SOORTEN met een van die straffen alleen en, Afdeling 1. _ Aflopend, voortgezet, anderzijds, dat de geldboete zoveel maal voortdurend misdrijf. wordt toegepast als er werknemers zijn t.a.v. wie de bepalingen zijn overtreden, 4. - Verscheidene misdrijven - Bezonder dat evenwel het totaal van de slissing van de feitenrechter dat de geldboeten een vastgesteld maximum feiten de uitvoering van een zelfde mag overschrijden, stelt zij op dat mis- strafbaar opzet zijn - Aanvang van de drijf een enkele straf. verjaringstermijn - Laatst gepleegde Het feit dat de geldboete vastgesteld feit - Voorwaarde. moet worden, hetzij samen met een Wanneer de rechter vaststelt dat vergevangenisstraf, hetzij afzonderlijk, scheidene misdrijven de uitvoering van naargelang van het aantal werknemers een ze.U:de strafbaar opzet zijn, neemt de t.a.v. wie de wet is overtreden, zonder verjaring van de strafvordering pas een evenwel een vastgesteld maximum te aanvang vanaf het laatste gepleegde feit, mogen overschrijden, belet niet dat het op voorwaarde nochtans dat elk van de een enkele straf betreft. vroegere feiten van het daaropvolgend 8 november 1978 291 feit niet gescheiden is, behoudens stuiting of schorsing van de verjaring, door 2.- Aanzetten tot het plegen van een een langere termijn dan de verjaringsmisdrijf- Begrip. termijn. (Artt. 21 tot 25 wet Aanzetten tot het plegen van een 17 april 1878.) misdrijf bestaat erin misdadig opzet te 8 mei 1979 1062 doen ontstaan of dat opzet aan te moedigen bij hem die het misdrijf zal 5. Vobrtgezet misdrijf - Sociaal uitvoeren. strafrecht - Wettelijke vezplichting voor 7 februari 1979 rechter de geldboete zoveel keer toe 653 de te passen als er werknemers bij het 3. Sociale zaken - Wet waarin misdrijf betrokkeil zijn - Geen wettewordt bepaald, enerzijds, dat een over- lijk beletsel dat de rechter beslist dat treding van haar bepalingen wordt verschillende overtredingen van die wetgestraft Iflet een gevangen1sstraf en een ten wegens eenhe1d van opzet een voortgeldboete of met een van d1e straffen gezet misdriJf vormen.
-143 De bepalingen van sociaal strafrecht verplichten de rechter zoveel keer een geldboete toe te passen als er bij het misdrijf werknemers betrokken zijn, maar beletten niet dat de rechter beslist dat verschillende overtredingen van die wetten samen, wegens eenheid van opzet, een voortgezet misdrijf vormen. 5 juni 1979 1159 Afdeling 2. - Gewoontemisdrijf.
HOOFDSTUK III TOEREKENBAARHEID
Afdeling 1.- Natuurlijke personen. Afdeling 2. - Rechtspersonen.
HOOFDSTUKV RECHTVAARDIGING EN VERSCHONING
Afdeling 1. -
Rechtvaardiging.
9. Rechtvaardigingsgrond - Onoverkomelijke dwaling - Vaststellingen van de feitenrechter - Toezicht van het Hoi. Het Hof van Cassatie gaat na of uit de feiten en omstandigheden die de feitenrechter op onaantastbare wijze heeft vastgesteld het bestaan van een rechtvaardigingsgrond wettig kan worden afgeleid. 12 september 1978 39 10. - Rechtvaardigingsgrond - Zedelijke dwang- Bestanddelen. De zedelijke dwang, als rechtvaardigingsgrond, onderstelt dat de vrije wil van de dader daardoor vernietigd is of nog dat de dader, geplaatst voor een ernstig en dreigend kwaad, niet anders de belangen heeft kunnen vrijwaren die hij verplicht of gerechtigd was v66r alle andere te beschermen. 12 december 1978 419
6. - Rechtspersoon - Handelsvennootschap die een misdrijf heeft gepleegd - Strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de natuurlijke personen door wier toedoen de vennootschap optreedt. Wanneer een handelsvennootschap een misdrijf heeft gepleegd, rust haar strafrechtelijke verantwoordelijkheid op de natuurlijke personen, organen of 11. Misdrijf gepleegd door een aangestelden door wier toedoen zij is ambtenaar - Bevel van een meerdere opgetreden. - Rechtvaardigingsgrond - Voorwaar12 december 1978 423 den. Gehoorzaamheid van een onderge7. - Rechtspersoon Handelsven- schikt beambte aan de door een meernootschap die een misdrijf heeft dere gegeven richtlijnen en bevelen gepleegd - Strafrechtelijke verantwoor- levert slechts de bij art. 260 Sw. delijkheid van de natuurlijke personen bepaalde rechtvaardigingsgrond op, wanneer die gehoorzaamheid het gevolg is die voor de vennootschap optreden. Wanneer een handelsvennootschap geweest van een schulduitsluitende een misdrijf heeft gepleegd, rust haar dwang of vergissing. strafrechtelijke verantwoordelijkheid op 13 december 1978 437 de natuurlijke personen, organen of 12. - Rechtvaardigingsgrond - Zedeaangestelden door wier toedoen zij is Jijke dwang - Bestanddelen. opgetreden. Zedelijke dwang, als rechtvaardigings10 april 1979 953 grond, onderstelt dat de wilsvrijheid van de dader van het misdrijf verloren is 8. - Rechtspersoon Handelsven- gegaan of nog dat de dader, geplaatst voor een ernstig en dreigend kwaad, niet nootschap, dader van een ·::misdrijf Strafrechtelijke aansprakelijJrheid van anders de belangen heeft kunnen vrijde natuurlijke persoon dooj, wiens toe- waren die hij verplicht of gerechtigd was v66r alle andere te beschermen. doen de vennootschap is opgetreden. Wanneer een handelsvennootschap 21 maart 1979 859 een misdrijf heeft gepleegd, rust haar strafrechtelijke verantwoordelijkheid op 13. - Rechtvaardigingsgrond - Zedede natuurlijke persoon door wiens toe- Jijke dwang - Geldt voor alle misdrijven doen zij is opgetreden. (Impliciet.) ,...-- Gevolg. Zedelijke dwang is een rechtvaardi12 juni 1979 1216. gingsgrond van algemene aard die voor aile misdrijven geldt, ook al hebben zij HOOFDSTUK IV schade tot gevolg gehad. GEPLEEGD IN RET BUITENLAND 21 maart 1979 859
-144Rechtvaardigingsgrond - Overmacht- Begrip. De overmacht kan enkel voortvloeien uit een gebeurtenis buiten 's mensen wil die door deze wil niet kon worden voorzien of vermeden. 10 april 1979 951 15. - Rechtvaardigingsgrond - Overmacht - Beoordeling door de feitenrechter - Toezicht van het Hof. Het Hof van Cassatie gaat na of uit de door de feitenrechter op onaantastbare wijze vastgestelde feiten en omstandigheden in rechte overmacht valt af te lei den. 10 april 1979 951 16. - Rechtvaardigingsgrond - Overmacht of noodtoestand - Beoordeling door de feitenrechter - Toezicht van het Hof. Het Hof van Cassatie gaat na of uit de door de feitenrechter op onaantastbare wijze vastgestelde feiten en omstandigheden wettig het bestaan van overmacht of van een noodtoestand valt af te lei den. 24 april 1979 1007 Afdeling 2.- Verschoning. 14. -
HOOFDSTUK VI VERZACHTENDE EN OMSTANDIGHEDEN
door een langere termijn dan de verjaringstermijn. (Artt. 21 tot 25 wet 17 april 1878.) 552 16 januari 1979
MUNTEN EN BANKBILJETrEN Strafwetboek, artt. 177 en 178 Uitgifte en in omloop brengen o.a. van nagemaakte of vervalste bankbiljetten Dat misdrijf kan worden opgeleverd door uitgifte of in omloop brengen van een enkel nagemaakt of vervalst bankbiljet. De artikelen 177 en 178 Sw. stellen straf op de uitgifte en het in omloop brengen o.m. van nagemaakte of vervalste bankbiljetten, ongeacht het aantal of de waarde van de gebruikte -valse biljetten; uitgifte of in omloop brengen van slechts een enkel nagemaakt of vervalst bankbiljet Ievert dus een overtreding op van die bepalingen. 17 augustus 1979 1347
N
VERZWARENDE:
HOOFDSTUK VII POGING
HOOFDSTUK IX ALLERLEI
17. Smaad aan de politie Bestanddelen. Voor het misdrijf beteugeld bij art. 276 Sw. is niet vereist dat de smaad op een openbare plaats gepleegd werd. 31 oktober 1978 247 · 18. Verscheidene misdrijven Feitenrechter die oordeelt dat de feiten de uitvoering van een zelfde strafbaar opzet zijn - Aanvangspunt van de verjaringstermijn - Laatste gepleegd feit - Voorwaarde. Wanneer de rechter vaststelt dat verscheidene misdrijven de uitvoering van een zelfde strafbaar opzet zijn, neemt de verjaring van de strafvordering pas· een . aanvang vanaf het laatst gepleegde feit, onder voorwaarde nochtans dat elk van de vroegere fe1ten van het daaropvolgend fe1t met gesche1den 1s, behoudens stUitmg of schorsmg van de verJarmg,
NIEUWE VORDERING 1. - Burgerlijke zaken - Uitbreiding of wijziging van de bij de rechter aanhangige vordering Ger. W., art. 807 - Uitbreiding of wijziging die berust op een feit of akte in de dagvaarding aangevoerd- Begrip. Wanneer de rechter kennis neemt van een vordering tot nietigverklaring, wegens benadeling voor meer dan een vierde van een ouderlijke boedelverdeling, is een nieuwe vordering bij een nieuwe op tegenspraak genomen conclusie, strekkende tot nietigverklaring van de ouderlijke boedelverdeling wegens gebrek aan toestemming, slechts ontvankelijk als het feit, waaruit het gebrek aan toestemming was afgeleid, in de dagvaarding was aangevoerd. (Art. 807 Ger.W.) 23 november 1978 335 2. - Burgerlijke zaken - Door de verweerder ingestelde tussenvordering -Art. 807 Ger. W. met toepasselijk. De bepaling van artikel 807 van het Gerechtelijk Wetboek, lUidens welke de tussenvordering moet berusten op een
-145feit of akte in de dagvaarding aangeDe rechter oordeelt in feite en dervoerd, is niet toepasselijk op de door de halve op onaantastbare wijze of ververweerder ingestelde tussenvordering. scheidene feiten wegens eenheid van 30 maart 1979 900 opzet een enkel strafbaar feit opleveren; hij beslist wettig dat twee feiten niet gepleegd zijn met een zelfde misdadig inzicht door vast te stellen dat ze onder verschillende omstandigheden werden gepleegd en dat, wanneer de beklaagde het eerste feit heeft gepleegd, hij nog 0 geen doel had opgevat dat bij hem de bereidheid inhield om het laatste feit te plegen. 8 mei 1979 1068 ONAANTASTBARE BEOORDELING DOOR DE FEITENRECH6. - Sti·afzaken - Een enkel strafTER baar opzet - Onaantastbare beoordeling 1. - Strafzaken - Noodzaak of raad- in feite. De rechter oordeelt in feite en derzaamheid van een onderzoeksmaatregel halve op onaantastbare wijze of ver- Onaantastbare beoordeling. De rechter beoordeelt op onaantast- scheidene feiten wegen..; eenheid van bare wijze de noodzaak of raadzaamheid opzet een enkel strafbaar feit opleveren. 9 mei 1979 1077 van een ·onderzoeksmaatregel, o.m. van een getuigenverhoor ter terechtzitting. 7. - Strafzaken - Noodzaak of raad21 november 1978 326 zaamheid van een onderzoeksmaatregel 2. - Voorlopige hechtenis - Handha- - Onaantastbare beoordeling. De rechter beoordeelt op onaantastving van de hechtenis Wet van 20 april 1874, art. 5 - Nog ernstige bare wijze de noodzaak of raadzaamheid en uitzonderlijke omstandigheden aan- van een onderzoeksmaatregel, o.m. van wezig - Beoordeling door de feitenrech- een getuigenverhoor ter terechtzitting. 16 mei 1979 1098 ter. Het onderzoeksgerecht beoordeelt op onaantastbare wijze in feite of er nog ernstige en uitzonderlijke omstandighe- ONDERWUS den aanwezig zijn die de openbare Vrij onderwijs - Personeel - Rechtsveiligheid raken en waardoor de voorlo- positie. pige hechtenis moet worden gehandDe wetten betreffende het bediendenhaafd. contract, gecoordineerd op 20 juli 1955, 13 februari 1979 695 zijn niet meer toepasselijk op de gesubsidieerde personeelsleden van de door 3. - Burgerlijke zaken - Noodzaak of het Rijk gesubsidieerde inrichtingen van opportuniteit van .een onderzoeksmaat- het vrij onderwijs vanaf de inwerkingregel- Onaantastbare beoordeling. treding van het koninklijk besluit dat De feitenrechter oordeelt op onaan- dient te worden genomen ter uitvoering tastbare wijze of, gelet op de gegevens van art. 12bis, § 3, van de wet van 29 mei van de zaak, de persoonlijke verschij- 1959, betreffende het bewaarschoolning van de partijen al dan niet moet onderwijs, het lager, middelbaar, norworden bevolen. maal-, technisch, kunst- en buitenge16 februari 1979 721 woon onderwijs, er ingevoegd bij de wet 4. - Strafzaken - Een enkel straf- van 11 juli 1973. (Art. 35, § 1, Arbeidsbaar opzet - Onaantastbare beoordeling overeenkomst Bedienden.) in feite. 25 juni 1979 1276 De rechter beoordeelt soeverein in feite en derhalve op onaantastbare wijze ONDERZOEK (IN STRAFZAKEN) of verscheidene feiten wegens eenhe1d Bloedafneming - Mate waarin het van opzet een enkel strafbaar feit oplealcoholgehalte in het bloed is veranderd veren. (Art. 65 Sw .) tussen het ogenblik waarop degene van 8 mei 1979 1062 WJe bloed is afgenomen een voertu1g 5. - Strafzaken - Een enkel straf- bestuurde en het ogenblik waarop het baar opzet - Onaantastbare beoordeling bloed IS afgenomen - Onaantastbare m fe1te - Begnp. beoordeling.
-146De feftenrechter beoordeelt op onaan- ONTEIGENING TEN ALGEMENEN tastbare wijze de mate waarin het alcoNU'ITE holgehalte· in het bloed van een bestuurder van een voertuig op een openbare 1. Art. 6 wet 27 mei 1870 weg is veranderd tussen het ogenblik Gemeenteraad die zich ertoe beperkt waarop hij dat voertuig bestuurde en het vast te stellen dat een ingebracht ogenblik waarop het bloed is afgenomen. bezwaar ongegrond is bevonden door het 4 april 1979 922 college van burgemeester en schepenen - Gemeenteraad die aldus niet voldoet aan de genoemde wetsbepaling. 1 Wanneer, inzake onteigening ten algemenen nutte, de gemeenteraad, met ONDERZOEKSGERECHTEN toepassing van art. 6 wet 27 mei 1870, Kamer van inbeschuldigingstelling die, een beoordeling dient uit te brengen, in na het arrest van verwijzing naar het een met redenen omklede beslissing, hof van assisen, de gevangenneming met betreffende de bezwaren die overeenonmiddellijke tenuitvoerlegging beveelt komstig de artikelen 3 tot 5 van van de in vrijheid gelaten of gestelde genoemde wet zijn ingebracht tegen het beschuldigde - Als dusdanig geen uit- · ontwerp van onteigening, voldoet hij niet spraak als appelgerecht, maar krachtens aan de bepaling van genoemd art. 6, indien hij zich ertoe beperkt vast te eigen bevoegdheden. stellen dat een ingebrachte klacht ongeDe kamer van inbeschuldigingstelling grond is bevonden door het college van die, overeenkomstig art. 9, tweede lid, burgemeester en schepenen. wet 20 april 1874 op de voorlopige 24 november 1978 339 hechtenis, na het arrest van verwijzing naar het hof van assisen, een beschik2. Onteigening bij « hoogking tot gevangenneming geeft met Wet onmiddellijke tenuitvoerlegging ten laste dringende » omstandigheden de rechtspleging bij van een in vrijheid gelaten of gestelde betreffende beschuldigde, doet geen uitspraak als « hoogdringende » omstandigheden appelgerecht, maar krachtens haar eigen inzake onteigening ten algemenen nutte, bevoegdheid; zij moet in dat geval dus vervat in artikel 5 van de wet geen rekening houden met de bij van 26 juli 1962 betreffende de onteigeart. 21lbis Sv. voorgeschreven eenstem- ningen ten algemenen nutte en de concessies voor de bouw van autosnelmigheid. wegen - Koninklijk besluit dat vaststelt 23 mei 1979 1116 dat de onmiddellijke inbezitneming van een onroerend goed ten algemenen nutte onontbeerlijk is - Verzoekschrift van de onteigenende overheid om de rechterONDERZOEKSRECHTER Jijke fase van de onteigeningsprocedure bij « hoogdringende » omstandigheden in Vervanging van een verhinderde te leiden _ Beoordeling van de onderzoeksrechter door een andere « hoogdringendheid " door de admionderzoeksrechter - Geen aanwijzing nistratieve overheid Gevolgen _ door de voorzitter van de rechtbank Grenzen. vereist. Hoewel de administratieve overheid in De regel van art. 322, eerste lid, principe de noodzaak en de Ger.W., luidens welke de rechters in de « hoogdringendheid » van een onteigerechtbank van eerste aanleg elkaar ver- ning moet vaststellen en de onteigevangen in geval van verhindering, geldt nende overheid die oorzaak en die ook voor de onderzoeksrechters onder urgentie dus niet behoeft aan te tonen elkaar in een rechtbank waar er twee of voor het gerecht, zal de rechter evenwel meer zijn. Art. 80 Ger.W. beoogt enkel· · moeten oordelen of de uitvoerende de gevallen waarin, wegens de behoeften macht of de administratieve overheid van de dienst, een beroep moet worden hun macht zo niet overschreden dan wel gedaan op een gewone rechter om het afgewend hebben door ze te gebruiken ambt, hetzij voor de duur van de ver- voor andere doeleinden dan die waarhindering van een onderzoeksrechter, voor zij was verleend. (Art. 107 Gw.; artt. hetzij voor een bepaalde periode, waar 1 en 8 wet van 26 juli 1962 betreffende te nemen. de onteigeningen ten algemenen nutte.) 22 mei 1979 1108 8 maart 1979 808
-1473. Onteigening bij « hoogdringende » omstandigheden - Onteigenende instelling die door een feitelijkheid in het bezit komt van het onteigende goed - Feitelijkheid die de gevolgen van de onteigening niet kan doen ontstaan, en die evenmin afbreuk kan doen aan de noodzaak en de urgentie van de onteigening. De feitelijkheid waardoor de instelling, voor wier rekening onteigend wordt, in het bezit komt van het onteigende goed, heeft niets te maken met het onteigeningsrecht van die instelling; zij kan door die feitelijkheid de gevolgen van de onteigening ten algemenen nutte niet bekomen, maar die feitelijkheid kan ook geen afbreuk doen aan de noodzaak en de urgentie van de onteigening. 8 maart 1979 808
ONTUCHT EN I'ROSTITUTIE Souteneur- Begrip. Souteneur, in de zin van art. 380bis, ·3•, Sw., is hij die profijt trekt uit een deel van de opbrengst van de onzedelijke handel van een prostituee en geheel of ten dele op haar kosten leeft; om strafbaar te zijn behoeft de souteneur niet noodzakelijk deel te nemen aan de exploitatie van een huis van ontucht of prostitutie. 28 februari 1979 775
OPENBAAR MINISTERIE 1. - Strafzaken - Strafvordering Overtreding van wetten en verordeningen inzake aangelegenheden die behoren tot de bevoegdheid van de arbeidsgerechten - In de regel, voor de politierechtbanken en voor de correctionele rechtbanken door de Jeden van het arbeidsauditoraat te vervolgen. Luidens art. 155 Ger.W. zijn, in ·de regel, enkel de leden van het arbeidsauditoraat bevoegd om voor de politierechtbank en de correctionele rechtbank, de strafvordering uit te oefenen wegens overtreding inzake aangelegenheden die behoren tot de bevoegdheid van de arbeidsgerechten. 22 mei 1979 1103 2. - Strafzaken - Algemeen reglement op de arbeidsbescherming of beslissingen en besluiten ter uitvoering van dat algemeen reglement - Strafvordering wegens overtreding van die reglementering - Uitoefening van de strafvordering aileen door de Jeden van
het arbeidsauditoraat als de beklaagde een werkgever is. De strafvordering wegens overtreding van de bepalingen Algemeen Reglement Arbeidsbescherming, goedgek. bij Regentsbesl. 11 feb. 1946 en 29 sept. 1947, of van de beslissingen en besluiten ter uitvoering van dat algemeen reglement, kan door de leden van het arbeidsauditoraat enkel worden uitgeoefend als de. beklaagde een werkgever is. (Artt. 155, eerste lid, en 583 Ger.W.; artt. 1, 23•, 4, 5 en 19 Wet Administratieve Geldboeten 30 juni 1971.) 22 mei 1979 1103
OI'ENBARE DIENST 1. - Centra belast met de bevordering en de coordinatie van de technische vooruitgang van de verschillende takken van s lands bedrijfsleven door het wetenschappelijk onderzoek - Art. 10, 2", Besluitwet van 30 januari 1947 Verplichting vooz: de bedrijven die onder het centrum ressorteren een jaarlijkse 'bijdrage te betalen - Begrip. In art. 10, 2• Beslw. 30 januari 1947 tot vaststelling van het statuut van oprichting en werking van de centra belast met de bevordering en de coordinatie van de technische vooruitgang van de verschillende takken van 's lands bedrijfsleven door het wetenschappelijk onderzoek, volgens hetwelk de geldmiddelen van dat centrum onder meer bestaan uit « een jaarlijkse bijdrage te betalen door al de bedrijven uit het gebied, in evenredigheid van hun belang », wordt met « al de bedrijven uit het gebied » bedoeld de bedrijven van het « afgebakende gebied » van een bepaalde tak, d.w.z. alle bedrijven die in Belgie ressorteren onder de bedrijfstak van het betrokken opzoekingscentrum en niet enkel de Belgische of in Belgie ·gevestigde ondernemingen. 2 maart 1979 782 2. Opzoekingscentrum voor de wegenbouw -Art. 4 KB. 5 mei 1952 Verplichting voor de firmas die onder het centrum ressorteren een jaarlijkse bijdrage te betalen - Begrip. In art. 4 K.B. 5 mei 1952 waarbij het verzoekschrift van het Verbond der Belgiselle Aannemers van Wegeniswerken, strekkende tot het erkennen van het Opzoekingscentrum voor de Wegenbouw en het goedkeuren van zijn statuten, wordt ingewilligd, wordt onder « alle firma's die onder het Centrum
-148ressorteren » verstaan alle firma's die tot de werkkring van bet Opzoekingscentrum voor de Wegenbouw beboren en niet enkel de Belgiscbe en in Belgie gevestigde ondernemingen. 2 maart 1979 782
OPENBARE ORDE 1.- Begrip. De bepalingen van de artt. 38, §§ 1, 2 en 3, en 40 wet 30 maart 1976 betreffende de economiscbe berstelmaatregelen en 5 en 9 wet 24 december 1976 betreffende bet beboud van de tewerkstelling raken de essentiele belangen van de Staat of bepalen, in bet privaatrecbt, de juridiscbe grondslagen waarop de economiscbe orde vart de samenleving berust en raken derbalve de openbare orde. 10 november 1978 299
strafvordering maar doet vervallen als deze binnen de gestelde termijn plaatsbeeft, is van openbare orde; daarva:h kan niet worden afgeweken. 4 april 1979 925
6. Bepalingen van de wet van 26 juni· 1963 tot instelling van een Orde van Architecten, inzake het recht op hager beroep - Wettelijke bepalingen die de openbare orde raken. De bepalingen van de wet van 26 juni 1963 tot opricbting van een Orde van Arcbitecten, inzake bet recbt op boger beroep, raken de openbare orde. 10 april 1979 946
'7.- Burgerlijke zaken- Artt. 565, 2", en 566 Ger. W. - Bepalingen van openbare orde.
De bepalingen van de art. 565, 2", en 566 Ger.W. betreffende de voorrang bij verwijzing in geval van aanbangigbeid van vorderingen raken de openbare 2. - Wederzijdse rechten en verplich- .orde. tingen van de echtgenoten - Wettelijke 11 mei 1979 1084
bepalingen die de openbare orde raken -Begrip. Overspelige betrekkingen die in strijd zijn met de verplicbtingen uit bet buwelijk scbenden wetsbepalingen van openbare orde. (Artt. 212 en 213 B.W.; art. 387 Sw.) 19 december 1978 466 3. Wettelijke bepalingen die niet-
8. - Arbeidsongeval - Wetsbepalingen die vaststellen onder welke voorwaarden de arbeidsongevallenwetgeving Bepalingen van toepassing vindt openbare orde.
De wetsbepalingen die vaststellen onder welke voorwaarden de arbeidsongevallenwetgeving toepassing vindt, raken de openbare orde. naleving van regels inzake strafrechte14 mei 1979 1090 Jijke procedure met nietigheid sanctio9. Burgerlijke zaken Regels neren Wettelijke bepalingen van
openbare orde. Het middel afgeleid uit de scbending van een wettelijke bepaling die nietnaleving van regels inzake strafrecbtelijke procedure met nietigbeid sanctioneren, raakt de openbare orde en kan, derbalve, voor bet eerst in cassatie worden voorgedragen. 22 december 1978 478
betreffende de ontvankelijkheid van het hager beroep - Regels van openbare orde.
De wettelijke regels inzake de ontvankelijkbeid van bet boger beroep in burgerlijke zaken raken de openbare orde. 29 juni 1979 1330
4. - Schuldvergelijking openbare orde.
Niet van OPLICHTING Scbuldvergelijking raakt de openbare 1. - Bestanddelen - Begrip.
orde niet en moet aan de recbter gevraagd worden. (Art. 1289 B.W.) 19 februari 1979 722 5. - Strafzaken - Betaling van een
Hij die, met bet oogmerk om zicb een zaak toe te eigenen die aan een ander toebeboort, door bet aanwenden van listige kunstgrepen aanzet om zicb gelden te doen afgeven, maakt zicb scbulgeldsom waardoor de strafvordering dig aan oplicbting. (Art. 496 Sw.) maar vervalt als zij binnen de gestelde 12 december 1978 428 termijn heeft plaatsgehad - Bepaling
van openbare orde.
2. - Deelneming aan misdrijven De bepaling van art. 166 Sv., kracbtens Veroordeling van de beklaagde als betwelk de betaling van een door bet mededader aan dat misdrijf - Wettigopenbaar ministerie bepaalde som de heid- Voorwaarde.
-149Om een beklaagde wettig te kunnen veroordelen als me~edader van valsheid in geschriften, gebruik van valse stukken en oplichting, behoeven niet alle bestanddelen van het misdrijf in de deelnemingshandelingen aanwezig te zijn; het is voldoende dat vaststaat dat een dader de valsheid in geschriften, het gebruik van valse stukken en oplichting heeft gepleegd en dat de mededader aan de uitvoering van die misdrijven heeft deelgenomen op een der wijzen bepaald in art. 66, tweede en derde lid, Sw. (Impliciet.) (Artt. 66, 193, 196, 213 en 496 Sw.) 13 december 1978 437 3. - Deelneming aan misdrijven Veroordeling van de beklaagde als mededader aan een misdrijf - Wettigheid- Voorwaarde. Om een beklaagde wettig te kunnen veroordelen als mededader van valsheid in geschriften, gebruik van valse stukken en oplichting, behoeven niet alle bestanddelen van het misdrijf in de deelnemingshandelingen aanwezig te zijn; voldoende is dat vas'tstaat dat een dader de . valsheid in geschriften, het gebruik van valse stukken en oplichting heeft gepleegd err dat de mededader aan de uitvoering van die misdrijven heeft deelgenomen op een der wijzen bepaald in art. 66, tweede en derde lid, Sw. 8 mei 1979 1062 4. - Bedrieglijk opzet - Onaantastbare beoordeling in feite door de rechter. Het bestaan van bedrieglijk opzet, bestanddeel van het misdrijf oplichting, wordt in feite en derhalve op onaantastbare wijze door de feitenrechter beoordeeld. 8 mei 1979 1062
OVEREENKOMST HOOFDSTUK I. - Begrip, vereisten Afdeling 1. - Begrip. Afdeling 2. - Toestemming. Afdeling 3. - Oorzaak. Afdeling 4.- Voorwerp. Afdeling 5. - Vorm. HOOFDSTUK II. - Rechten en verplichtingen van partijen Afdeling 1. - Tussen partijen. Afdeling 2.- T.a.v. derden. HOOFDSTUK III. - Uitlegging HOOFDSTUK IV. Verbindende kracht, niet-uitvoering
HOOFDSTUK V. - Einde HOOFDSTUK VI. Internationaal recht HOOFDSTUK IX. - Allerlei
HOOFDSTUK I BEGRIP, VEREISTEN
Afdeling 1. - Begrip. Afdeling 2. - Toestemming. Afdeling 3. - Oorzaak. Afdeling 4.- Voorwerp. 1. - Gewoonte en gebruik - Beslissing van de rechter dat de partijen, bij overeenkomst, van een gewoonte machten afwijken - Wettigheid Voorwaarde. De rechter beslist wettig dat bij overeenkomst mag worden afgeweken van de gewoonte volgens welke, in de haven van Antwerpen, de door de inlader gedane kosten om de goederen tot aan het schip te brengen, ten laste van de vervoerder zijn, nu geen enkele regel van openbare orde zulks verbiedt. 16 februari 1979 717 2. - Ontduiking van de wet - Beding dat beoogt door middel van een kunstgreep de Belgische wet te ontduiken Beslissing van de rechter dat het beding nietig is wegens ontduiking van de wet - Wettige beslissing. Wettig is de beslissing volgens welke het beding van een contract inzake concessie van alleenverkoop voor onbepaalde tijd, waarin wordt vastgesteld dat de verbintenis in het buitenland zal worden uitgevoerd, de wet ontduikt en dus nietig is, aangezien het tot doel had een buitenlands element te simuleren en de toepassing van de Belgische wet uit te schakelen door middel van een kunstgreep. 28 juni 1979 1303 Afdeling 5.- Vorm.
HOOFDSTUK II RECHTEN EN PARTIJEN
VERPLICHTINGEN
VAN
Afdeling 1. - Tussen partijen.
3. " Exceptio non adimpleti contractus " - Draagwijdte van de regel. De « exceptio non adimpleti contractus • is niet meer dan een tijdelijke exceptie die een partij de mogelijkheid geeft de uitvoering van haar verbintenissen uit te stellen tot op
-150het ogenblik dat de andere partij haar verbintenissen uitvoert of aanbiedt uit te voeren en voor zover die wanprestatie aan die partij te wijten is. 7 februari 1979 661
4. - Afstand van het recht zich te beroepen op de nietigheid van een handeling van een medecontractant Stilzwijgende afstand- Begrip. De afstand van het recht zich te beroepen op de nietigheid van een handeling van een medecontractant kan · weliswaar stilzwijgend geschieden, maar dan op voorwaarde dat hij die verricht heeft inderdaad de bedoeling heeft gehad afstand te doen van het recht zich op die nietigheid te beroepen en derhalve dat hij de onregelmatigheid van die handeling kende. 20 december 1978 472 5. - Contractuele aansprakelijkheid - Schade veroorzaakt door samenlopende fouten van verschillende partijen - Aile partijen jegens de schadelijder gehouden tot . volledig herstel van de schade - Beslissing waarbij een enkele· schadeveroorzaker wordt veroordeeld om de andere veroorzakers te vrijwaren voor het geheel van de te hunnen laste uitgesproken veroordelingen - Onwettigheid. Wanneer de oorzaak van schade te vinden is in de samenlopende fouten die verschillende partijen hebben begaan bij de uitvoering van hun contractuele verplichtingen en allen jegens de schadelijders gehouden zijn tot vergoeding van de volledige schade, is onwettig de beslissing waarbij een enkele veroorzaker wordt veroordeeld om de andere te vrijwaren voor het geheel van de te hunnen laste uitgesproken veroordelingen. (Artt. 1146 en 1151 B.W.) 2 februari 1979 626 6. - Verenigingscontract - Overeenkomst tussen de Jeden van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid en een derde - Rechten en verplichtingen uit zodanige overeenkomst - Begrip. · Wanneer de leden van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid een overeenkomst aangaan met een derde worden aileen de vennoten schuldeiser en schuldenaar van de eruit voortvloeiende rechten en verplichtingen, die in de regel onder hen verdeeld en in hun vermogen opgenomen worden. 10 mei 1979 1080
7. Contractuele aansprakelijkheid - Vervanging van een der partijen voor de uitvoering van een contractuele verbintenis - Aansprakelijkheid van de contractant. Wanneer degene door wie een contractant zich laat vervangen voor de uitvoering van een contractuele verbintenis, daarbij een fout begaat, is de contractant zelf aansprakelijk voor de schade die de medecontractant daardoor heeft geleden. 21 juni 1979 1268 Afdeling 2. - T.a.v. derden.
HOOFDSTUK III UITLEGGING
8. - Uitlegging door de feitenrechter - Uitlegging gegrond op de gemeenschappelijke bedoeling van de partijen - In cassatie onaantastbare uitlegging -Grens. De uitlegging die de feitenrechter, steunend op de gemeenschappelijke bedoeling der partijen, aan een overeenkomst geeft, is in cassatie onaantastbaar, wanneer zij de bewijskracht van de akte niet miskent. 9 oktober 1978 156 9. - Partij die in een overeenkomst andere woorden gebruikt dan die van de wet - Rechter verplicht de gemeenschappelijke bedoeling van partijen na te gaan. Wanneer de partijen in een handelshuurovereenkomst andere woorden gebruiken dan die van de wet van 30 april 1951, o.m. van de erin vervatte artt. 10 en 11, moet de rechter de gemeenschappelijke bedoeling van de partijen nagaan om de draagwijdte ervan te bepalen. 10 november 1978 299 10. - Uitlegging - Twijfel - BurgerJijk Wetboek, art. 1162- Begrip. In geval van twijfel over de zin of de draagwijdte van een overeenkomst, d.w.z. als uit de gegevens uit of buiten de akte niet kan worden opgemaakt wat de zin of de draagwijdte van die overeenkomst is, wordt de overeenkomst, krachtens art. 1162 B.W., door de rechter uitgelegd ten nadele van hem die bedongen heeft en ten voordele van hem die zich verbonden heeft. 22 maart 1979 860
-15111. - Uitlegging - Twijfel - Burgerlijk Wetboek, art. 1162 - Schuldenaar van de verbintenis Verbintenis Begrip. In de zin van art. 1162 B.W. is degene die in een overeenkomst het voordeel van een beding. tot vrijstelling van aansprakelijkheid geniet, de partij die, m.b.t. dat beding, bedongen heeft, terwijl de andere partij zich verbonden heeft. 22 maart 1979 860 12. - Uitlegging door de feitenrechter - Uitlegging waarbij de bewijskracht van de akten niet miskend wordt Onaantastbare uitlegging. De feitenrechter beoordeelt op onaantastbare wijze de gemeenschappelijke bedoeling van de partijen in een overeenkomst voor zover hij de bewijskracht niet miskent van de akte tot vaststelling van die overeenkomst. 22 maart 1979 860 13. - Uitlegging - Twijfel - BurgerJijk Wetboek, art. 1162- Partij die zich verbonden heeft - Begrip. Hij die zich in een overeenkomst ertoe verbonden heeft de door een partij geleden schade te vergoeden, is, in het kader van art. 1162 B.W., de partij die zich m.b.t. dat beding verbonden heeft, terwijl de andere partij bedongen heeft. 27 april 1979 1022 14.- Burgerlijk Wetboek, art. 1156Rechter verplicht na te gaan welke de gemeenschappelijke bedoeling van partijen is. De rechter moet, ingevolge ·art. 1156 B.W., nagaan welke de gemeenschappelijke bedoeling van de contracterende partijen is geweest. 27 april 1979 1023
HOOFDSTUK IV VERBINDENDE RING
KRI\CHT,
NIET-UITVOE-
15. - Verbindende kracht tussen partijen - Rechter die aan een overeenkomst het gevolg toekent dat zij, volgens de uitlegging welke hij eraan geeft, wettelijk tussen partijen heeft - Geen schending van art. 1134 B. W: De verbindende kracht van een overeenkomst wordt niet miskend door de rechter die aan de overeenkomst het gevolg toekent dat zij, volgens de uitlegging welke hij eraan geeft, wettelijk tussen partijen heeft. (Art. 1134 B.W.) 21 september 1978 85
16. - Verbindende kracht tussen partijen - Rechter die aan de overeen-; ,komst het gevolg toekent dat zij, volgens de uitlegging die hij eraan geeft, wettelijk tussen partijen heeft - Geen schending van artikel1134 B. W: De verbindende kracht van een overeenkomst wordt niet miskend door de rechter die aan een overeenkomst het gevolg toekent dat zij, volgens de uitlegging die hij eraan geeft, wettelijk tussen partijen heeft. (Art. 1134 B.W.) 10 november 1978 299
17.- Verbindende kracht tussen partijen · - Rechter die aan de overeenkomst het gevolg toekent dat zij, volgens de uitlegging die hij eraan geeft, wetteJijk tussen de partijen heeft - Geen schending van art. 1134 B. W: De verbindende kracht van een overeenkomst wordt niet miskend door de rechter die aan de overeenkomst het gevolg toekent dat zij, volgens de uitleg'ging die hij eraan geeft, wettelijk tussen de partijen heeft. (Art. 1134 B.W.) 15 februari 1979 712 18. - Verbindende kracht - Schending van art. 1134 Burgerlijk WetboekBegrip. De verbindende kracht van een overeenkomst wordt niet miskend door de rechter die zegt hoe die overeenkomst door de partijen is uitgevoerd. (Art. 1134 B.W.) 2 april 1979 908 19. - Verbindende kracht - Beslissing waarin aan een clausule van een handelsovereenkomst i.v.m. de huurvernieuwing niet het gevolg wordt toegekend dat het beding wettig tussen partijen heeft - Miskenning van de verbindende kracht van de overeenkomst. De huurder van een handelsovereenkomst als bedoeld in de afdeling van het Burgerlijk Wetboek houdende de regels betreffende de handelshuurovereenkomsten heeft in de regel niet het recht op huurhernieuwing, maar enkel en eventueel op betaling van een uitwinningsvergoeding; hebben de partijen echter bij overeenkomst erin voorzien dat tegen de huurhernieuwing niet mag worden opgekomen, dan kan de rechter niet zonder miskenning van de verbindende kracht van die overeenkomst beslissen tot verwerping van de aanvraag om huurhernieuwing van de huurder, op grond dat de wet niet voorziet in het recht op zodanige huurhernieuwing. 5 april 1979 · 934
-15220. - Verbindende kracht tussen partijen - Rechter die aan de overeenkomst het gevolg toekent dat zij, volgens de uitlegging die hij eraan geeft, wetteJijk tussen de partijen heeft - Geen schending van art. 1134 B. W: De verbindende kracht van een overeenkomst wordt niet miskend door de rechter die aan de overeenkomst het gevolg toekent dat zij, volgens de uitlegging die hij eraan geeft, wettelijk tussen de partijen heeft. (Art. 1134 B.W.) 26 april 1979 1019 21. - Verbindende kracht tussen partijen - Rechter die aan de overeenkomst het gevolg toekent dat zij, volgens de uitlegging die hij eraan geeft, wettelijk tussen partijen heeft - Geen schending van art. 1134 B. W: De verbindende kracht van een overeenkomst wordt niet m1skend door de rechter die aan die overeenkomst het gevolg toekent dat zij, volgens de uitlegging die hij eraan geeft, wettelijk tussen partijen heeft. (Art. 1134 B.W.) 25 mei 1979 1123
HOOFDSTUKV
ken, bijlage bij KB. 14 okt. 1964 Termijn om een rechtsvordering in te stellen - Verlenging van die termijn Voorwaarde. Onder de gelding van art. 18, B en C, M.B. 14 okt. 1964 aangaande de administratieve en technische contractuele bepalingen die het algemeen lastenkohier van de overeenkomsten van de Staat uitmaken, is de termijn voor het instellen van een rechtsvordering enkel vastgesteld ter vrijwaring van de staatsbelangen in contractuele betrekkingen, zodat die termijn rechtens verlengd wordt in de gevallen waarvan sprake is in genoemd artikel, lett. C; in alle andere gevallen kan die termijn worden verlengd bij overeenkomst tussen partijen. 22 maart 1979 865
OVERSPEL Bewijs - Toegelaten bewijsmiddelen. Het bewijs van het misdrijf « overspel » kan worden gelt:iverd door aile bewijsmiddelen rechtens. (Art. 387 Sw., gew. bij art. 1 wet 28 oktober 1974.) 21 november 1978 326
EINDE
22. - Contractuele aansprakelijkheid - Schade - Raming « ex aequo et bono » - Voorwaarden. De schade ten gevolge van een contractuele fout is door de rechter niet wettig « ex aequo et bono » geraamd, wanneer hij niet duidelijk zegt waarom hij geen rekening houdt met de door partijen voorgestelde raming of waarom hij die schade niet kan bepalen met vaststaande gegevens. 15 juni 1979 1226
HOOFDSTUK VI INTERNATIONAAL RECHT
HOOFDSTUK IX
OVERTREDING 1. - Strafwetboek, art. 556, 2" Kwaadaardig dier - Begrip. Van een misdrijf in de zin van art. 556, 2", Sw., is er sprake als het dier kwaadaardig is op het ogenblik van de feiten; zulks behoeft geen bestendigheid. 20 februari 1979 735 2. Strafwetboek, art. 556, :!' Kwaadaardig dier Bewaring Begrip. Het misdrijf bedoeld in art. 556, 2", Sw. vereist niet dat de eigenaar of de bewaarder gewoonlijk het dier zonder bewaking Iaten. 20 februari 1979 735
ALLERLEI
OVERHEIDSOPDRACHTEN (WERKEN, LEVERINGEN EN DIENSTEN)
p
Overeenkomsten betreffende aannemingen van werken, Ieveringen en vervoer voor rekening van de Staat Ministerieel besluit van 14 okt. PREJUDICIEEL GESCHIL 1964 aangaande de administratieve en technische contractuele bepalin- Telastlegging. dat iemand, zonder daargen die het algemeen lastenkohier van voor gegronde redenen te kunnen doen de overeenkomsten van de Staat uitma- gelden, buiten de gewone wegen en
-153paden en in het bezit van zagen of soortgelijke werktuigen, is aangetroffen in een gemeentelijk bos - Beklaagde die betwist dat de gemeente enig onroerend zakelijk recht op het bos heeft Prejudicieel geschil over de bevoegdheid. van de burgerlijke rechter Voorwaarde. Wanneer een beklaagde, die wordt vervolgd ter zake dat hij, zonder daarvoor gegronde redenen te kunnen doen gelden, buiten de gewone wegen en paden en in het bezit van zagen of soortgelijke werktuigen is aangetroffen in een gemeentelijk bos, zich beroept op een eigendomsrecht of een ander ·zakelijk recht en, aldus, betwist dat de gemeente enig onroerend zakelijk recht op het bos heeft, moet de strafrechter bij wie die prejudiciEHe exceptie aanhangig is, hetzij de exceptie verwerpen indien ze volgens hem niet gegrond is op een deugdelijk schijnende titel of op welbepaalde feiten waardoor het feit, waarop de vervolging gegrond is, elk karakter van misdrijf verliest, hetzij de exceptie aannemen en de partijen verwijzen naar de burgerlijke rechter; zelf mag hij het geschil niet beslechten. (Art. 143 Bosw.; artt. 17 en 18 wet 17 april 1878.} · 6 juni 1979 1167
R RECHTBANKEN HOOFDSTUK I. - Algemene begrippen HOOFDSTUK II. - Belastingzaken HOOFDSTUK III. - Burgerlijke zaken Afdeling 1. - Algemene regels. Afdeling 2. - Sociale zaken. HOOFDSTUK IV. __: Dienstplichtzaken
Uit bevoegdheden en opdrachten die aan de raden van de Orde van Geneesheren zijn toegekend, de samenstelling van die raden, het statuut van hun leden en de andere rechtsregels waaraan zij zijn onderworpen, blijkt dat die rechtscolleges geen buitengewone rechtbanken of commissies zijn in de zin van art. 94 Gw. 15 juni 1979 1232 2. Buitengewone rechtbanken Raden van de Orde van Geneesheren De raden zijn geen buitengewone J·echtbanken. Uit de ·bevoegdheden en opdrachten die aan de raden van de Orde van Geneesheren zijn toegekend, de samenstelling van die raden, het statuut van hun leden en de andere rechtsregels waaraan zij zijn onderworpen, blijkt dat die rechtscolleges geen buitengewone .rechtbanken of commissies zijn in de zin van art. 94 Gw. 20 juni 1979 1256 3. - Onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter - Algemeen rechtsbeginsel. Hoewel art. 6 Europees Verdrag Rechten van de Mens niet toepasselijk is in belastingzaken, is de regel dat de rechter onafhankelijk en onpartijdig moet zijn, als algemeen rechtsbeginsel, van toepassing op alle rechtscolleges. 28 juni 1980 1319
HOOFDSTUK II BELASTINGZAKEN
HOOFDSTUK III BURGERLIJKE ZAKEN
Afdeling 1. - Algemene regels. 4. - Burgerlijke zaken - Vordering ex artt. 1382 en 1383 B. W. - Aanneming van de vordering door de rechter na HOOFDSTUK V. --- $trafzaken ambtshalve aanvulling van de door partijen aangevoerde redenen Geen Afdeling 1. - Strafvordering. Afdeling 2. Burgerlijke rechtsvor- machtsoverschl'ijding - Begrip. De rechter die, op een vordering ex dering. artt. 1382 en 1383 B.W., ambtshalve HOOFDSTUK VI. - Tuchtzaken beslist dat een feit, dat niet tot staving van de vordering was aangevoerd, een HOOFDSTUK VII. - Verkiezingszaken fout oplevert die in oorzakelijk verband HOOFDSTUK IX. - Allerlei staat met de schade, schendt het algemeen rechtsbeginsel dat de rechten van de verdediging moeten worden geeerbieHOOFDSTUKI digd en maakt zich schuldig aan ALGEMENE BEGRIPPEN machtsoverschrijding; die r~chter beslist daarentegen wettelijk dat het feit 1. Buitengewone rec.htbanken dat ten grondslag ligt aan een dergelijke Raden van de Orde van Geneesheren vordering bewezen is op grond van Geen buitengewone rechtbanken.
-154redenen die hij ambtshalve heeft toegevoegd aan die welke de eiser had aangevoerd, wanneer hij zijn redenen afleidt uit regelmatig uit zijn beoordeling onderworpen gegevens. (Impliciet.) 29 september 1978 140 5. - Burgerlijke zaken - Oorzaak van de vordering - Vordering op grond van een overeenkomst - Omschrijving gegeven door de eiser - Rechte1· die een ande1·e omschrijving aan de overeenkomst geeft - Geen wijziging van de oorzaak van de vordering. De rechter bij wie een rechtsvordering tot uitvoering van een overeenkomst aanhangig is gemaakt, wijzigt de oorzaak van die vordering niet wanneer hij zich ertoe beperkt aan de overeenkomst haar juiste omschrijving te geven, die verschilt van die welke door de eiser was voorgedragen. (Artt. 702, 807, 808. en 1042 Ger.W.) 30 maart 1979 900 Afdeling 2. - Sociale zaken.
De rechter die kennis neemt van de 'strafvordering wegens poging tot sluikinvoer van goederen onderworpen aan de belasting over de toegevoegde waarde, doet uitspraak over een niet gevorderde zaak wanneer hij ambtshalve terugbetaling beveelt van de borgsom die aan het bestuur is gestort om teruggave van de in beslag genomen goederen te bekomen. (Art. 1138, 2", Ger.W.) 7 november 1978. 272 Afdeling 2. Burgerlijke rechtsvordering.
HOOFDSTUK VI TUCHTZAKEN
HOOFDSTUK VII VERKIEZINGSZAKEN
HOOFDSTUK IX ALLERLEI
RECHTEN VAN DE MENS HOOFDSTUK IV DIENSTPLICHTZAKEN
HOOFDSTUKV STRAFZAKEN
Afdeling 1. - Strafvordering. 6. - Strafzaken - Arrest waarbij de door de eerste rechter toegepaste opdecimes worden verhoogd - Wijziging van de datum van de tenlastegelegde feiten - Beklaagde niet verwittigd - Geen verweer van de beklaagde over de aldus gewijzigde kwalificering - Schending van de rechten van verdediging. De rechten van de verdediging worden geschonden door de rechter in boger beroep die, zonder de beklaagde te verwittigen, de datum van de tenlastegelegde feiten zodanig wijzigt dat deze onder de toepassing vallen van de wet 25 juni 1975 betreffende de opdecimes, wanneer de beklaagde over de aldus gewijzigde kwalificering geen verweer heeft kunnen voeren. 18 oktober 1978 193 7. Strafzaken Strafvordering wegens poging tot sluikinvoer van goederen, onderworpen aan de belasting over de toegevoegde waarde - Rechter die ambtshalve uitspraak doet over de teruggave van de borgsom die is gestort om teruggave van de in beslag genomen goederen te bekomen - Onwettigheid.
1. - Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, artt. 5 en 8 - Bepalingen met rechtstreekse gevolgen in de Belgische interne rechtsorde. De artt. 5 en 8 van het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden hebben rechtstreekse gevolgen in de Belgische interne rechtsorde. 26 september 1978 116 2. - Verdrag tot BescheJ'lning van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, art. 8 Recht op eerbiediging van het prive-leven Inmenging van het openbaar gezag in de uitoefening van dit recht- Voorwaarde. Zo artikel 8, lid 1, van bet Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de 'Mens en de Fundamentele Vrijheden aan een ieder het recht erkent op eerbiediging van zijn prive-leven, zijn gezinsleven, zijn huis en zijn briefwisseling, staat lid 2 van hetzelfde artikel nochtans de inmenging van bet openbaar gezag in de uitoefening van dat recht toe wanneer deze inmenging bij de wet is voorzien en een maatregel is die in een democratische samenleving nodig is in bet belang van 's lands veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, de bescherming van de openbare orde en het voorkomen van strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de.
-155goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. 26 september 1978 117
beschuldigingen: die in de zin van het Verdrag tegen hem zijn ingebracht. 4 oktober 1978 144
3. ::- Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, art. 8 - Huiszoeking die do01: de onderzoeksrechter op regelmatige wijze werd bevolen ove1·eenkomstig de wet en het tussen het Koninkrijk BelgN!, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden op 27 juni 1962 gesloten Verdrag aangaande de uitlevering en de rechtshulp in strafzaken, ter uitvoering van een rogatoire opdracht van een rechter-com'missaris uit Nederland met betrekking tot in Nederland gepleegde strafbare feiten - Geen aanslag op het recht op eerbiediging van het prive-leven. De huiszoeking die door de onderzoeksrechter op regelmatige wijze werd bevolen overeenkomstig de wet en het tussen het Koninkrijk Belgie, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden op 27 juni 1962 gesloten Verdrag aangaande de uitlevering en de rechtshulp in strafzaken, ter uitvoering van de rogatoire opdracht. van een rechter-commissaris uit Nederland met betrekking tot in Nederland gepleegde strafbare feiten, maakt een door artikel 8, lid 2, van het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden toegestane inmenging van het openbaar gezag uit in de uitoefening van het bij artikel 8, lid 1, van het laatstgenoemde Verdrag erkende recht op eerbiediging van het prive-leven. 26 september 1978 117
5. - Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, art. 6.1 - Draagwijdte van die bepaling. Art. 6.1 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens kent aan een ieder, bij het vaststellen van zijn burgerlijke rechten en verplichtingen of bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde strafvordering,, o.m. het recht toe op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke termijn, door een onafhankelijke en onpartijdige rechterlijke instantie welke bij de wet is ingesteld, maar belet niet dat de rechter op onaantastbare wijze mag oordelen of een bijkomende onderzoeksmaatregel noodzakelijk is, met name of een getuige zowel a decharge als a charge nog moet worden gehoord om tot zijn overtuiging te komen. 21 november 1978 326
6. - Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, art. 6.3, lett. d - Draagwijdte van die bepaling. Art. 6.3, lett. d, Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens kent aan de beklaagde het recht toe getuigen op te roepen en ze onder dezelfde voorwaarden te doen ondervragen als de getuigen a charge, maar belet niet dat de rechter op onaantastbare wijze oordeelt of een bijkomende onderzoeksmaatregel noodzakelijk is, met name of een getuige zowel a decharge als a charge nog moet worden gehoord om tot zijn overtuiging 4. - Verdrag tot Bescherming van de te komen. Rechten van de Mens en de Fundamen21 november 1978 326 tele Vrijheden, art. 6.1 - Recht van een' 7. - Rechter die de beklaagde een ieder op behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn - Rede- " onverbeterlijke recidivist » noemt en, lijke termijn - Begrip. om de door hem opgegeven redenen, Bij de beoordeling van de redelijke afgeleid uit gegevens die door het dostermijn waarbinnen, krachtens art. 6.1 sier en het onderzoek van de zaak aan Europees Verdrag Rechten van de Mens, het licht zijn gekomen, zegt dat in zijn een zaak dient te worden behandeld, geval een strenge straf onontbeerlijk moet o.m. worden gelet op de aard en de blijkt te zijn - Schending noch van de gevolgen van het aan de beklaagde algemene rechtsbeginselen, noch van tenlastegelegde misdrijf, de bescherming art. 6, Jeden 1 en 2, Verdrag tot Bescherdoor korte verjaring van de strafvorde- ming van de Rechten van de Mens en de ring, alsmede op het feit dat de « rede- Fundamentele Vrijheden. lijke termijn » bij het vooronderzoek' Wanneer de rechter zegt dat de enkel ingaat in zoverre de betrokkene beklaagde een onverbeterlijke recidivist ten gevolge van dat vooronderzoek ver- is, beslist dat een strengere straf geboplicht is geweest maatregelen te nemen den is, en de beslissing over de straf om zich te verdedigen tegen de motiveert aan de hand van gegevens die
-156door het dossier en het onderzoek van de zaak aan het Iicht zijn gekomen, over welk dossier en onderzoek partijen verweer hebben kunnen voeren, doet hij geen afbreuk aan de onpartijdigheid die hem is geboden ingevolge de algemene rechtsbeginselen en ingevolge het Europees Verdrag Rechten van de Mens, goedgekeurd bij de wet van 13 mei 1955. 365 29 november 1978 8. - Art. 6, § 1, Europees Verdrag Rechten van de Mens - Openbaarhf:!id - Bepaling niet toepasselijk op tuchtprocedures en o.a. niet op die .voor de }eden van de balie. De bepaling van art. 6, § 1, Europees Verdrag Rechten van de Mens betreffende de openbaarheid van het vonnis en de debatten is niet toepasselijk op tuchtprocedures, o.a. niet op die voor de leden van de balie. 673 8 februari 1979 9. - Hof van assisen Verdrag tot Bescherming van ·de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden Art. 6, § 3 - Schending van die bepaling niet af te Jeiden uit het feit dat het hoi van assisen bepaalde getuigen niet ondervraagd, doen ondervragen of opgeroepen heeft, als de beschuldigde om die onderzoeksdaden niet heeft gevraagd. Schending van art. 6, § 3, d, Verdrag Rechten van de Mens kan niet hieruit worden afgeleid dat het hof van assisen bepaalde getuigen niet ondervraagd, doen ondervragen of opgeroepen heeft, als uit de gedingstukken niet blijkt dat de beschuldigde om die onderzoeksdaden heeft gevraagd. 14 februari 1979 702 10. Verdrag tot Beschermiiig van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, art. 6.1 - Recht op een onpartijdige rechterlijke instantie Begrip. lngevolge art. 6.1 Verdrag Rechten van de Mens en krachtens het algemeen rechtsbeginsel van de onpartijdigheid van de rechter is iedere rechter van wie men terecht kan vermoeden dat hij niet de onpartijdigheid aan de dag zal leggen waarop ieder beschuldigde recht heeft, ertoe gehouden zich van deelneming aan de beslissing te onthouden. 21 februari 1979 737 11. - Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vnjheden, art. 6.1 - Recht op een onpartJjdige rechterlijke instantie Begnp.
Opdat kan worden geoordeeld dat een rechter eventueel niet onpartijdig zar zijn nadat hij vroeger in dezelfde zaak als magistraat van het openbaar ministerie is opgetre.den, behoeft hij niet nood. zakelijk te zijn opgetreden om een persoonlijk standpunt in te nemen of een beyaalde daad van vervolging of onderzoek te verrichten. 21 februari 1979 737 12. - Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, art. 6.1 - Recht op een onpartijdige rechterlijke instantie Kantschrift door de onderzoeksrechter aan een met name vermeld magistraat van het .openbaar ministerie gezonden, waaruit niet blijkt dat hij het heeft ontvangen of dat hij zich daardoor met de zaak heeft beziggehouden - Die · enkele omstandigheid sluit niet in dat die magistraat in de zaak is opgetreden in de uitoefening of naar aanleiding van de uitoefening van zijn ambt als magistraat van het openbaar ministerie Arrest gewezen door het hof van assisen toen het werd voorgezeten door die magistraat die ondertussen tot raadsheer in het hof van beroep was benoemd Geen schending van het recht op een onpartijdige rechterlijke instantie. Uit het enkele feit dat een kantschrift door een onderzoeksrechter aan een met name vermelde magistraat van het openbaar ministerie is gezonden, waaruit niet blijkt dat deze h_et heeft ontvangen of dat hij zich daardoor met de. zaak, al was het onrechtstreeks, heeft beziggehouden, valt niet af te leiden dat hij in de uitoefening of naar aanleiding van de uitoefening van zijn ambt als magistraat van het openbaar ministerie is opgetreden; art. 6.1 Verdrag Rechten van de Mens en het algemeen rechtsbeginsel van de onpartijdigheid van de rechter zijn dus niet geschonden door het arrest dat is gewezen door het hof van assisen, toen het werd voorgezeten door die magistraat die ondertussen tot raadsheer in het hof van beroep was benoemd. 21 februari 1979 737 13. - Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, art. 8 Draagwijdte. De b1j art. 35.1 K.B. 1 dec. 1975 aan
-157door de Koning kracbtens de wet vastgestelde maatregel welke zijn verantwoording vindt in de noodzaak de veiligbeid te waarborgen van de autobestuurders en van de vervoerde personen; die verplicbting is derbalve niet strijdig met art. 8 Europees Verdrag Recbten van de Me:Q,s, volgens betwelk bet openbaar gezag zicb mag mengen in de uitoefening van bet recbt op eerbiediging van bet prive-leven wanneer die inmenging een maatregel is die in een democratiscbe samenleving nodig is voor de openbare veiligbeid en de bescberming van de gezondbeid. 11 april 1979 971
14. - Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden - Openbaarheid voorgeschreven bij art. 6, § 1 - Niet toepasseJijk op tuchtprocedures. De bepalingen van art. 6,. § 1, Europees Verdrag Recbten van de Mens, kracbtens welke de zaak openbaar moet bebandeld worden en de beslissing, in de regel, in bet openbaar moet worden gewezen, is niet toepasselijk op de tucbtprocedure; bovendien is die openbaarbeid niet te verenigen met bet recbtsbeginsel dat, zowel in bet algemeen belang als in bet belang van de tucbtrecbtelijk vervolgde, discretie oplegt bij bet onderzoek en de berecbting van tucbtzaken. 19 april 1979 976
15. - Europees Verdrag Rechten van de Mens - Openbaarheid voorgeschre~ ven bij art 6.1 - Niet toepasselijk op tuchtprocedures. De bepalingen van art. 6.1 Europees Verdrag Recbten van de Mens, kracbtens welke een ieder recbt beeft op een openbare bebandeling van zijn zaak en bet vonnis in de regel in bet openbaar moet worden gewezen, zijn niet van toepassing op de tucbtprocedures; die openbaarbeid is bovendien niet verenigbaar met bet recbtsbeginsel dat zowel in bet algemeen belang als in bet belang van ieder die bij bet tucbtrecbtelijk proces is betrokken, discretie moet worden in acbt genomen bij de bebandeling en de uitspraak in tucbtzaken. 15 juni 1979 1232
De bepalingen van art. 6.1 Europees Verdrag Recbten van de Mens, kracbtens welke een ieder recbt beeft op een openbare bebandeling van zijn zaak en bet vonnis in de regel in bet openbaar moet worden gewezen, zijn niet van toepassing op de tucbtprocedures; die openbaarbeid is bovendien niet verenigbaar met bet recbtsbeginsel dat, zowel in bet algemeen belang als in bet belang van ieder die bij bet tucbtrecbtelijk proces is betrokken, discretie moet worden in acbt genomen bij de bebandeling en de uitspraak in tucbtzaken. 20 juni 1979 1256 17.- Europees Verdrag tot Beschermihg van de Rechten van de Mens en de· Fundamentele Vrijheden, artt. 5 en 8 Draagwijdte.
De bij art. 35.1 K.B. 1 dec. 1975 aan de bestuurder en de passagier van de aan bet portier grenzende voorzitplaats van de personenauto's opgelegde verplicbting de veiligbeidsgordel te dragen, is een kracbtens de wet door de Koning vastgestelde maatregel, die de licbamelijke integriteit, de vrijbeid, de veiligbeid of bet recbt op eerbiediging van bet priveleven niet aantast en geen wederrecbtelijke inmenging van een openbaar gezag in de uitoefening van dat recbt, maar is integendeel verantwoord door de noodzaak de veiligbeid van de bestuurders van personenauto's en van de vervoerde personen te waarborgen; die verplicbting is niet strijdig met de bepaling van art. 8 Europees Verdrag Recbten van de Mens, nu deze bepaling wel inmenging van een openbaar gezag in de uitoefening van bet recbt tot eerbiediging van bet prive-leven toestaat, wanneer die inmenging een maatregel uitmaakt die in een democratiscbe samenleving nodig is in bet belang van de openbare veiligbeid en de bescberming van de gezondheid. 27 juni 1979 1290 18.- Europees Verdrag Rechten van de ·Mens, arl. 6.1 - openbaarheid Bepaling niet toepasselijk op de tuchtprocedures en met name niet op de tuchtprocedure voor geneesheren.
De bepaling van art. 6.1 Europees Verdrag Rechten van de Mens betreffende de openbaarheid van het vonnis 16. - Europees Verdrag Rechten van en de debatten is niet toepasselijk op de Mens - Openbaarheid voorgeschre-, een tuchtprocedure en met name niet op ven b1j art. 6.1 - Met toepasselijk op de tucbtprocedure voor de geneesheren. tuchtprocedures. 29 juni 1979 1333
-15819. - Europees Verdrag Rechten van de Mens, art. 6.1 - Eerlijke behandeling van de zaak - Begrip. Uit het feit aileen dat een deskundige op een bepaald ogenblik kritiek heeft geoefend op het systeem van verdediging van de beschuldigde, kan niet worden afgeleid dat die deskundige niet meer de vereiste waarborg van onpartijdigheid bood en dat de zaak dus niet eerlijk is behandeld, als vereist bij art. 6.1 Europees Verdrag Rechten van de Mens, wanneer de beschuldigde voor het hof van assisen de vaststellingen en besluiten van de deskundige heeft mogen betwisten. 17 augustus 1979 1341
RECHT VAN VERDEDIGING
voorgedragen, wanneer die beklaagde zich over de zaak zelf heeft verdedigd zonder zodanige schending aan te voeren. 142 3 oktober 1978 3. - Strafzaken - Arrest waarbij de door de eerste rechter toegepaste opdecimes worden verhoogd Wijziging daartoe van de datum van de ten laste gelegde feiten - Beklaagde niet verwittigd - Geen verweer van de beklaagde over de aldus gewijzigde kwalificeringSchending van de rechten van de verdediging. De rechten van de verdediging worden geschonden door de rechter in hoger beroep die, zonder de beklaagde te verwittigen, de datum van de tenlastegelegde feiten zodanig wijzigt dat deze onder de toepassing vallen van de wet . 25 juni 1975 betreffende de opdecimes, wanneer de beklaagde over de aldus gewijzigde kwalificering geen verweer heeft kunnen voeren. 18 oktober 1978 193
1. - Burgerlijke zaken - Vordering ex artt. 1382 en 1383 B. W: - Aanneming van de vordering door de rechter na ambtshalve aanvulling van de door partijen aangevoerde· redenen Geen schending van de rechten van de verde4. - Strafzaken - Militair Gerechtsdiging- Begrip. De rechter die, op een vordering ex hof dat in Ieite vaststelt dat, gelet op de datum waarop de vernietiging werd toeartt. 1382 en 1383 B.W., ambtshalve gestuurd en op de omstandigheden, de beslist dat een feit, dat niet tot staving beklaagde en zijn raadsman over volvan de vordering was aangevoerd, een doende tijd hebben beschikt om de fout oplevert die in oorzakelijk verband verdediging voor te bereiden - Geen staat met de schade, schendt het alge- schending van de rechten van de verdemeen rechtsbeginsel dat de rechten van diging. de verdediging moeten worden geeerWanneer de beklaagde aanvoert dat biedigd en maakt zich schuldig aan machtsoverschrijding; die rechter beslist hij en zijn raadsman niet tijdig werden daarentegen wettelijk dat het feit dat verwittigd van de terechtzitting waarop ten grondslag ligt aan een dergelijke de zaak door het Militair Gerechtshof zou worden behandeld, worden de rechvordering bewezen is op grond van ten van de verdediging niet miskend redenen die hij ambtshalve heeft toege- door het arrest dat, gelet op de datum voegd aan die welke de eiser had waarop .de verwittiging werd toegestuurd aangevoerd, wanneer hij zijn redenen en op de omstandigheden, oordeelt dat afleidt uit regelmatig aan zijn beoorde- de beklaagde en zijn raadsman over ling onderworpen gegevens. (Impliciet.) ,voldoende tijd hebben beschikt om de 29 september 1978 140 verdediging voor te bereiden. 24 oktober 1978 214 2. - Strafzaken - Beklaagde die zich 5. - Strafzaken - Weigering van de over de zaak zelf heeft verdedigd zonder te zeggen dat de gevolgde procedure zijn verbalisanten eerst eiser te verhoren, rechten van verdediging heeft geschon- ofschoon hij klager was - Omstandigden - Schending voor het Hot aange- heid die geen schending van de rechten van de verdediging impliceert. voerd - Niet-ontvankelijkheid. De weigering van de verbalisanten in Het middel dat hieruit is afgeleid dat de rechten van de verdediging geschon- de eerste plaats eiser te verhoren, den zijn doordat de raadsman van de ofschoon hij klager was, levert geen beklaagde te laat kennis heeft gekregen schending van de rechten van de verdevan een bijkomend onderzoek en door- diging op. dat hij het dossier niet behoorlijk heeft 247 31 oktober 1978 kunnen inzien en evenmin een schrifte6. - Gemeente- en provinciebelastinlijke conclusie heeft kunnen nemen, kan niet voor het eerst in cassatie worden gen - Directe belastingen - Bezwaar
-159- Bestendige deputatie van een provincieraad - Beslissing dat de belastingplichtige de mogelijkheid heeft. gehad inzage te nemen van het dossier en een memorie in te dienen - Geen schending van de rechten .van de verdediging. De bestendige deputatie van een provincieraad schendt de rechten van de verdediging niet wanneer zij, bij de uitspraak over het bezwaar van een belastingplichtige, in haar beslissing vaststelt dat de belastingplichtige de mogelijkheid is geboden inzage . te nemen van het dossier en een memorie in te dienen, maar dat de belastingplichtige die mogelijkheid niet heeft benut. 13 november 1978 307 7. - Strafzaken - Verzoek om een bijkomend onderzoek - Weigering door de rechter op grand dat hij die maatregel niet noodzakelijk acht om tot zijn overtuiging te komen Beslissing waaruit niet noodzakelijk valt af te Jeiden dat de rechten van de verdediging zijn geschonden. Het Hof kan uit de loutere afwijzing door de rechter van een verzoek om een bijkomende onderzoeksmaatregel op grond dat die maatregel niet noodzakelijk was om tot zijn overtuiging te komen, niet afleiden dat de rechten van de verdediging zijn geschonden. 21 november 1978 326 8. Strafzaken - Recht van de beklaagde stukken in te dienen tot bij de sluiting van de debatten - Modaliteiten. Geen enkele wetsbepaling verbiedt de beklaagde nog stukken voor te leggen tot bij de sluiting van de debatten of verplicht hem, alvorens die stukken neer te leggen, daarvan inzage te geven aan het openbaar ministerie en de burgerlijke partij, onverminderd het recht van die partijen inzage ervan te vragen; de rechter kan, mits hij . de rechten van verdediging in acht neemt, op onaantastbare wijze in feite oordelen dat de indiening, geheel op het einde van de debatten, met louter dilatoire bedoeling is geschied en dientengevolge beslissen dat die stukken worden geweigerd dan wel dat ze worden aangenomen maar buiten beschouwing gelaten. 1 december 1978 378 9. - Strafzaken - Rechter die, op grond van de dilatoire bedoeling van de beklaagde, stukken afwijst of weigert in acht te nemen die de beklaagde op het einde van de .debatten heeft ingediend
- Middel uit miskenning van de rechten van de verdediging De redenen · waarom de rechten van de verdediging niet zijn inachtgenomen, moeten worden gepreciseerd. Niet ontvankelijk is het middel waarin miskenning van de rechten van de verdediging wordt aangevoerd zonder verdere aanduiding waarin die miskenning bestaat; de beklaagde die zich beroept op miskenning van zijn rechten van verdediging doordat de rechter bepaalde door hem, geheel op het einde van de debatten ingediende stukken afwijst of weigert in aanmerking te nemen wegens dilatoire bedoeling, moet de redenen opgeven waarom hij meent dat zijn rechten van verdediging niet zijn inachtgenomen. 1 december 1978 378 10. - Dienstplichtzaken - Hoge Militieraad - Middel hieruit afgeleid dat de dienstplichtige niet vooraf kennis heeft gekregen van het verslag van de secretaris-verslaggever - Middel voor het eerst voor het hoi voorgedragen - Niet ontvankelijk middel. Het middel dat hieruit is afgeleid dat de dienstplichtige, met schending van de rechten van de verdediging, niet vooraf kennis heeft gekregen van het verslag van de secretaris-verslaggever van de Hoge Militieraad, kan niet voor het eerst voor het Hof worden voorgedragen. (Art. 37 Dienstplichtwet.) 11 december 1978 412 11. - Strafzaken - Hoi van assisen - Schending van de rechten van de verdediging - Middel hieruit afgeleid dat geweigerd werd een stuk bij het dossier te voegen - Beschuldigde die zich over de zaak zelf heeft verdedigd zonder te zeggen dat zijn rechten van verdediging waren geschonden Schending voor het Hoi aangevoerd Niet ontvankelijk middel. Niet ontvankelijk is het middel dat door de beschuldigde is afgeleid uit de schending van de rechten van de verdediging, daar werd geweigerd een stuk bij het dossier te voegen, als die beschuldigde zich over de zaak zelf heeft verdedigd zonder te zeggen dat zijn rechten van verdediging waren geschonden. 14 februari 1979 702 12. Strafzaken Verhoor als getilige, tijdens het onderzoek ter terechtzitting, van een buiten vervolging gestelde medeverdachte - Geen schending van de rechten van de verdediging.
-160De rechten van de verdediging worden niet geschonden door de rechter die tijdens bet onderzoek ter terechtzitting een buiten vervolging gestelde medever-. dachte als getuige hoort. 21 februari 1979 737: 13. - Strafzaken - Heropening van de debatten bevolen in afwezigheid van de beklaagde - Beslissing niet tei kennis gebracht - Advocaat van de beklaagde tijdens een Jatere zitting in, kennis gesteld van de reden tot heropening van de debatten, nl. een andere omschrijving van het strafbaar teit ___.; Advocaat van de beklaagde die omtrent de nieuwe omschrijving verweer heeti gevoerd - Veroordelend vonnis - Geen: schending van de rechten van de verdediging. De rechten van de verdediging worden. niet geschonden door de feitenrechter1 die, nadat hij de heropening van de.' debatten heeft bevolen in afwezigheid' van de beklaagde, zonder dat die beslis-' sing hem ter kennis werd gebracht, een • veroordeling uitspreekt, wanneer de. advocaat van de beklaagde tijdens een latere zitting in kennis is gesteld van de , reden tot die heropening, nl. een andere• omschrijving van bet ten laste gelegde, feit, en hij daarover verweer heeft gevoerd zodra hij daartoe de gelegenheid . heeft gekregen. 27 februari 1979· 768.
14. - Strafzaken - Verval van het recht tot sturen gegrond op de JichameJijke ongeschiktheid - Ongeschiktheid geen bestanddeel van de ten Jaste gelegde overtreding - Verplichting voor de rechter de beklaagde te verwittigen dat hij dienaangaande verweer kan voeren. Verval van het recht tot sturen op grond van art. 42 Wegverkeerswet kan worden uitgesproken naar aanleiding van een veroordeling wegens overtreding van de politie over bet wegverkeer of wegens een verkeersongeval dat aan de dader zelf te wijten is, zelfs als de lichamelijke ongeschiktheid geen bestanddeel is van het ten laste gelegde misdrijf, op voorwaarde dat de beklaagde ervan verwittigd wordt dat hij daarover verweer heeft te voeren. 27 februari 1979 768
zijn tege'nwoordigheid, na afwijzing van zijn verzoek - Geen schending van het beginsel inzake eerbiediging van de rechten van de verdediging. Wanneer een architect, die disciplinair vervolgd wordt, wegens de telastleggingen voor de provinciale raad van de Orde van Architecten moet verschijnen en hij zijn verdediging vrijwillig beperkt tot een verzoek om verandering van de proceduretaal, is er geen sprake van schending van de regel van de rechtspraak in twee instanties, of van bet algemeen rechtsbeginsel van de eerbiediging van de rechten van de verdediging, als zijn zaak zelf, buiten zijn tegenwoordigheid wordt behandeld, na afwijzing van dat verzoek. 10 april 1979 946 16. - Strafzaken - Middel hieruit afgeleid dat de door de beklaagde aan de onderzoeksrechter gezonden stukken niet bij het dossier zijn gevoegd Beklaagde die zich over de zaak zelf heeft verdedigd zonder aan te voeren dat zijn rechten van verdediging waren geschonden - Schending voor het Hot aangevoerd- Niet ontvankelijk middel. Niet ontvankelijk is het middel dat door de beklaagde hieruit is afgeleid dat zijn rechten van verdediging zijn geschonden doordat de door hem aan de onderzoeksrechter gezonden stukken niet bij het dossier zijn gevoegd, wanneer de beklaagde zich over de zaak zelf heeft verdedigd zonder .schending van zijn rechten van verdediging aan te voeren. 16 mei 1979 1098 17. - Strafzaken - Schending van de rechten van de verdediging - Middel hieruit afgeleid dat de teitenrechter geweigerd heeft in te _gaan op een verzoek van de beklaagde om een getuigenverhoor - Middel voor het eerst voor het Hot voorgedragen Niet ontvankelijk middel. Het middel dat hieruit is afgeleid dat de feitenrechter, met schending van de rechten van de verdediging, geweigerd heeft in te gaan op een door de beklaagde gevraagd getuigenverhoor, kan niet voor bet eerst voor bet Hof worden voorgedragen. 6 juni 1979 1172
15. - Tuchtzaken - Orde van Archi18, - Strafzaken - Strafvordering tecten - Architect wiens verdediging vrijwillig beperkt is tot een vordering tot Arrest dat de hoedanigheid preciseert waarin de beklaagde het misdrijt heeft verandering van proceduretaal Behandeling van zijn zaak zelf, buiten gepleegd - Geen wijziging in de teiten
-161van de telastlegging noch in de omschrijving ervan - Geen schending van de rechten van de verdediging. Het arrest dat de hoedanigheid preciseert waarin de beklaagde het misdrijf heeft gepleegd, wijzigt noch de feit~!-'1 van de telastlegging noch de omschriJving ervan en schendt hierdoor niet de rechten van de verdediging. 12 juni 1979 1216 19. - Strafzaken - Wijziging van de kwalificatie van het feit door de rechter in hager beroep - Beklaagde die niet is verwittigd en zich over de nieuwe kwalificatie niet heeft verdedigd - Miskenning van de rechten van· de verdediging. De rechten van de verdediging worden miskend door de rechter in hoger beroep die, zonder de beklaagde te hebben verwittigd, de kwalificatie van het ten laste gelegde feit, zoals het was vermeld in de akte waardoor de zaak bij de eerste rechter aanhangig gemaakt werd, vervangt door een nieuwe kwalificatie waarover de beklaagde zich niet heeft verdedigd. 19 juni 1979 1246 20. - Gemeente- ell.provinciebelastingen - Directe gemeentebelasting, Bezwaar - Bestendige deputatie van een provincieraad - Advies van de gemeenteraad - Mogelijkheid voor de belastingplichtige om ervan kennis te krijgen. Het advies van de gemeenteraad omtrent een bezwaarschrift tegen een directe gemeentebelasting behoeft aan de belastingplichtige niet te worden meegedeeld; inzage ervan behoeft hem aileen te worden gegeven als hij erom vraagt. 25 juni 1979 1281 21. - Dienstplicht - Hoge Militieraad - Middel hieruit afgeleid dat de dienstplichtige geen inzage van de verslagen van een geneeskundige heeft gekregen - Middel voor het eerst voor het Hot voorgedragen - Niet ontvankelijk middel. Het middel dat, met schending van de rechten van de verdediging, de dienstplichtige geen inzage heeft gekregen van de verslagen van een door de Hoge Militieraad aangestelde geneeskundige over de gezondheidstoestand van een gezinslid van de dienstplichtige, kan niet voor het eerst voor het Hof worden voorgedragen. (Artt. 28, § 3, en 37, § 2, Dienstplichtwet.) 20 juli 1979 1335
RECHTERLIJK GEWIJSDE (KRACHT EN GEZAG VAN) HOOFDSTUK I. - Algemene begrippen HOOFDSTUK II. - Belastingzaken HOOFDSTUK III. - Burgerlijke zaken HOOFDSTUK IV. - Dienstplichtzaken HOOFDSTUK V. - Strafzaken HOOFDSTUK VI. - Tuchtzaken HOOFDSTUK VII. - Verkiezingszaken HOOFDSTUK IX. - Allerlei
HOOFDSTUK I ALGEMENE BEGRIPPEN
1. - Gezag van gewijsde - Begrip. Het gezag van gewijsde geldt niet enkel voor hetgeen in een vonnis uitdru:kkelijk is beslist over een geschilpunt, maar ook voor alles waar.op, m.b.t. de betWlsting voor de rechter, diens beslissing noodzakelijk, zij het impliciet, berust. (Art. 23 Ger.W.) 4 oktober 1978 148
HOOFDSTUK II BELASTINGZAKEN
HOOFDSTUK III BURGERLIJKE ZAKEN
2. - Burgerlijke zaken - Voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg diein kort geding uitspraak heeft gedaan ·over de voorlopige maatregelen inzake echtscheiding op grand van bepaalde feiten - Hij kan zijn beschikking niet intrekken of wijzigen tenzij de omstandigheden veranderd zijn. De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg die in kort geding uit-· spraak doet over de voorlopige maatregelen inzake echtscheiding op grond van bepaalde feiten kan zijn beschikking niet intrekken of wijzigen, tenzij de omstandigheden veranderd zijn. (Artt. 23 tot 28, 1280 Ger.W.) 28 septemer 1978 131 3. - Burgerlijke zaken - Gezag van · het gewijsde - Begrip. Een vonnis miskent het gezag van het rechterlijk gewijsde van een vroeger gewezen vonnis niet, wanneer het voorwerp en de oorzaak van de vorderingen waarover elk van die vonnissen uitspraak doet, niet dezelfde zijn en het
-162laatstgewezen vonnis niet onverenigbaar ciat beslist dat de eiser geen fout van de is met het eerste. (Art. 23 Ger.W.) verweerder i.v.m. die uitvoering aan257 toont. 3 november 1978 29 maart 1979 897 4. - Burgerlijke zaken Beslissin8. Arbitrage Buitenlandse gen van de voorzitter van de rechtbank Uitvan koophandel, in kort geding, uit- scheidsrechterlijke uitspraak spraak doende inzake handelspraktijken spraak die in Belgie niet wettig kan Uitspraak zonder - Beslissingen met gezag van gewijsde. worden erkend De voorzitter van de rechtbank van gezag van gewijsde in Belgie. Een buitenlandse scheidsrechterlijke koophandel in kort geding uitspraak doende, inzake handelspraktijken, be- uitspraak die in Belgie niet wettig kan slist over de zaak zelf en de aldus door worden erkend, heeft er geen gezag van hem gewezen beslissingen hebben gezag gewijsde. 28 juni 1979 1303 van gewijsde. (Artt. 55 tot 59 wet 14 juli 1971.) HOOFDSTUK IV 15 december 1978 451 DIENSTPLICHTZAKEN
5. - Burgerlijke zaken - Gezag van gewijsde - Eerste vonnis, een eindvonnis over een punt en een vonnis alvorens recht te doen over een ander punt - Bevoegdheid van de rechter die de zaak verder behandelt, om van het geschil kennis te nemen - Grenzen. Wanneer een eerste vonnis definitief uitspraak doet over sommige geschilpunten en het vonnis voor het overige een vonnis alvorens recht te doen bevat, kan de rechter die de zaak verder behandelt en over het geschil beslist het eerste vonnis, in zoverre het een eindvonnis bevat, niet wijzigen, op straffe van schending van het gezag van het rechterlijk gewijsde. 7 februari 1979 661
HOOFDSTUKV STRAFZAKEN
9. - Strafzaken - Beslissing van een commissie tot bescherming van de maatschappij over de wederopneming van een op proef in vrijheid gestelde gei'nterneerde - Weigering tot wederopneming - Beslissing niet bindend voor het onderzoeksgerecht dat uitspraak doet over de handhaving van de voorlopige. hechtenis. Het onderzoeksgerecht dat uitspraak doet over de handhaving van de voorlopige hechtenis is niet gebonden door de beslissing van een commissie tot bescherming van de maatschappij de op proef in vrijheid gestelde gei:nterneerde niet weder op te nemen in een psychia6. - Burgerlijke zaken - Enkele, ten trische afdeling. overvloede door de rechter geuite 510 9 januari 1979 mening zonde1· te beslissen over een geschilpunt- Geen gezag van gewijsde. 10. - Strafzaken - Gezag van het De enkele mening die de rechter ten' strafrechtelijk gewi}sde t.o.v. het latere overvloede uit, zonder over een geschil- burgerlijk proces - Beslissing van de punt te beslissen, heeft geen gezag van burgerlijke rechter niet verenigbaar met gewijsde. · het door het strafgerecht gewezen von16 februari 1979 715 nis - Miskenning van het gezag van gewijsde. Het gezag van gewijsde van een be7. - Gezag van gewijsde -BurgerJijke zaken - Eerste arrest waarbij slissing op de strafvordering wordt miswordt beslist dat de verweerder fouten kend door het 'arrest dat, met betrekking heeft begaan bij de uitvoering van de tot een voor de burgerlijke rechter tussen partijen gesloten concessie van gebrachte burgerlijke rechtsvordering alleenverkoop - Tweede arrest waarbij waarbij de militair die voor het ongeval wordt beslist dat de eiser geen fout van aansprakelijk is en de Staat tegenparverweerster aantoont - Miskenning van tijen zijn van het slachtoffer van het het gewijsde van het eerste arrest. · verkeersongeval, beslist dat die militair, Wanneer een eerste arrest heeft be- hoewel hij veroordeeld is ter zake dat slist dat de verweerder fouten heeft hij een door hem bestuurd en aan de begaan bij de uitvoering van de tussen Staat toebehorend voertuig voor een partijen gesloten concessie van al1een- tijdelijk gebruik had gestolen, gehandeld verkoop, wordt het gewijsde van dit heeft ter vervulling van de hem opgedraarrest miskend door het tweede arrest gen taak, op grond dat niet bekend is of
-163die militair, nadat hij zijn korpsoverste naar huis had gevoerd, het bevel had gekregen langs een welbepaalde reisweg rechtstreeks naar de kazerne terug te rijden. (Art. 4 wet 17 april 1878). 31 januari 1979 614
11. Strafzaken Gezag · van gewijsde in strafzaken voor het Jatere burgerlijke geding - Beslissing van de burgerlijke rechter niet verenigbaar met een vonnis van een strafgerecht Miskenning van het gewijsde. Het gezag van gewijsde van een strafrechtelijke vrijspraak wordt miskend, wanneer de burgerlijke rechter, in een zaak waarin de vrijgesproken bestuurder en een andere bij hetzelfde ongeval betrokken bestuurder partijen zijn, de tweede pestuurder van alle aansprakelijkheid ontslaat op grond van overwegingen volgens welke de vrijgesproken bestuurder een fout zou hebben begaan die door de beslissing van vrijspraak is uitgesloten. 1053 3 mei 1979 12. - Strafzaken Vrijspraak van een beklaagde in kracht van gewijsde gegaan - Beslissing die geen kracht van gewijsde heeft ten aanzien van een veroordeelde medebeklaagde die boger beroep heeft ingesteld zowel tegen de beslissing op de tegen hem ingestelde strafvordering als tegen de beslissing op de burgerlijke rechtsvordering van de vrijgesproken beklaagde tegen hem. Het hoger beroep dat een partij heeft ingesteld tegen het vonnis dat haar veroordeelt zowel op de strafvordering als op de burgerlijke rechtsvordering die tegen haar door een vrijgesproken medebeklaagde is ingesteld, verhindert dat de zelfs in kracht van gewijsde gegane vrijspraak van deze medebeklaagde haar kan worden tegengeworpen bij de beoordeling van de burgerlijke rechtsvordering die tegen haar was ingesteld, aangezien de rechter in hoger beroep, door de devolutieve kracht van het hoger beroep, uitspraak moet doen zowel over de strafrechtelijke als over de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de appellant en met name oordelen of deze alleen aansprakelijk is voor de schade. 22 mei 1979 1106 13. Strafzaken Burgerlijke rechtsvordering - Beslissing van de rechter in boger beroep dat de burgerlijke partij recht heeft op schadevergoeding - Tweede beslissing van de rechter
in boger beroep waarin hij verklaart dat hij de vordering van de burgerlijke partij tot herstel van diezelfde schade niet kan inwilligen - Miskenning van het gezag van gewijsde. De rechter in hoger beroep kan niet, zonder het gezag van gewijsde te miskennen, verklaren dat hij de vordering van de burgerlijke partij tot herstel van de door haar opgelopen schade niet kan inwilligen, als hij in een vroegere beslissing heeft beslist dat de burgerlijke partij recht had op vergoeding van diezelfde schade. 20 juni 1979 1263
HOOFDSTUK VI TUCHTZAKEN
HOOFDSTUK VII VERKIEZINGSZAKEN
HOOFDSTUK IX ALLERLEI
RECHTERLIJKE ORGANISATIE HOOFDSTUK I. - Algemene begrippen HOOFDSTUK II. - Belastingzaken HOOFDSTUK III. - Burgerlijke zaken HOOFDSTUK IV. - Dienstplichtzaken HOOFDSTUK V. - Strafzaken HOOFDSTUK VI. - Tuchtzaken HOOFDSTUK VII. - Verkiezingszaken HOOFDSTUK IX. - Allerlei
HOOFDSTUK I ALGEMENE BEGRIPPEN
HOOFDSTUK II BELASTINGZAKEN
HOOFDSTUK III BURGERLIJKE ZAKEN
1. - Arbeidshof- Openbaar ministerie - Uitoefening van het ambt. De advocaten-generaal en substitutengeneraal die deel uitmaken van het auditoraat-generaal bij het arbeidshof oefenen het ambt van openbaar ministerie uit onder het toezicht en de leiding van de procureur-generaal bij het hof van beroep van de zetel en, derhalve, in diens naam. (Impliciet.) (Artt. 143 en 145 Ger.W.) 27 november 1978 351
-164Samenstelling van het rechtscollege - Burgerlijke zaken - Beslissing alvorens recht te doen - Latere beslissing over de gegrondheid van de vordering - Beslissing die niet door dezelfde rechters moet worden gewezen. Ingevolge art. 779 Ger.W. behoeft een · voilnis, dat na een vonnis, alvorens recht te doen in dezelfde zaak, wordt gewezen, niet te worden uitgesproken door dezelfde rechters als degenen die tijdens de debatten v66r -- en bij de uitspraak van - dit vonnis alvorens recht te doen zitting hebben gehad. 22 februari 1979 752 3. - Samenstelling van het rechtscollege - Burgerlijke zaken - Beslissing van heropening van de debatten over een onderwerp dat zij vaststelt - Latere beslissing die uitspraak doet over de vordering zelf - Beslissing die door dezelfde rechters moet worden uitgesproken of door de rechters voor wie de debatten volledig worden hernomen. Na een beslissing van heropening van de debatten over een ondel'Werp dat zij vaststelt, moet de beslissing over de grond van de zaak worden uitgesproken door de rechters die de vorige terechtzittingen hebben bijgewoond of anders door de rechters voor wie de debatten volledig zijn hernomen. 22 februari 1979 752 2. -
HOOFDSTUK IV DIENSTPLICHTZAKEN
HOOFDSTUKV STRAFZAKEN
4. - Strafzaken - Samenstelling van het rechtscollege - Rechter die de zaak ter terechtzitting van de correctionele rechtbank heeft behandeld - Medewerking aan het arrest op het hager beroep - Onwettigheid. De rechter die de zaak ter terechtzitting van de correctionele rechtbank heeft behandeld, kan niet, zelfs niet wanneer het vonnis door een andere rechter is gewezen, als raadsheer medewerken aan het arrest op het hoger beroep. (Art. 292 Ger.W.) 34 12 september 1978
6. - Strafzaken - Samenstelling van het rechtscollege Vonnis van de correctionele rechtbank - Aanwezigheid van het openbaar ministerie bij de uitspraak blijkt noch uit de vermeldingen van het proces-verbaal noch uit die van het vonnis - Nietigheid. Nietig is het vonnis van de correctionele rechtbank, wanneer noch uit het proces-verbaal van de terechtzitting noch uit het vonnis zelf blijkt dat het openbaar ministerie bij de uitspraak aanwezig was. (Artt. 153, 172, 190 en 210 Sv.; artt. 138, 150 en 151 Ger.W.) 5 december 1978 397
7. - Strafzaken - Beslissing van de. commissie tot bescherming van de maat-· schappij - Leden van de commissie die niet allen een zitting over de zaak hebben bijgewoond - Nietigheid van de beslissing. Nietig is de beslissing van de commissie tot bescherming van de maatschappij gewezen door leden van die commissie waarvan een lid een van de zittingen over de zaak niet heeft bijgewoond. (Art. 779, eerste lid, Ger.W.). 13 december 1978 435 8. - Strafzaken - Samenstelling van het rechtscollege - Rechter die aan de uitspraak van de correctionele rechtbank heeft deelgenomen - Deelneming aan het arrest van het hot van beroep Onwettigheid. De rechter die heeft deel genomen aan de uitspraak van de correctionele rechtbank mag niet als raadsheer deelnemen aan de uitspraak van het arrest van het hof van beroep. (Art. 292 Ger.W.) 19 december 1978 465 9. - Samenstelling van het gerecht Strafzaken - Correctionele rechtbank - Samenstelling van de rechtbank in het proces-verbaal van de terechtzitting anders dan in het door de griffier eensluidend verklaard afschrift van het vonnis - Nietig vonnis. Wanneer volgens de vermeldingen van het proces-verbaal van de terechtzitting, enerzijds, en volgens die van het door de griffier eensluidend verklaard afschrift van het vonnis, anderzijds, de rechters die het vonnis hebben gewezen niet dezelfde zijn, is het vonnis nietig. (Art. 779, eerste lid, Ger.W.) 23 januari 1979 578
5. - Strafzaken - Samenstelling van het rechtscollege - Gerechtelijk Wethoek, art. 779 - Toepasselijk in strafzaken. Art. 779 Ger.W. is toepasselijk in 10. Gerechtelijk Wetboek, strafzaken. (Impliciet.) art. 127 - Magistraat die in de zaak als 28 november 1978 359 openbaar ministerie is opgetreden -:
-165Die magistraat mag de assisen niet voorzitten. . Op straffe van nietigheid mogen de magistraten die als openbaar ministerie zijn opgetreden de assisen niet voorzitten. (Art. 127 Ger.W.) 737 21 februari 1979 11. Gerechtelijk Wetboek, art. 127- Onderzoeksrechter die aan de procureur des Konings een kantschrift heeft gezonden met de vermelding .. ter ·attentie » van een magistraat van het openbaar ministerie met diens naam erbij - Die enkele omstandigheid sluit niet in dat die magistraat in de zaak als openbaar ministerie is opgetreden Arrest gewezen door het hot van assisen, toen het werd voorgezeten door die magistraat die ondertussen tot raadsheer in het hot van beroep was benoemd Geen nietigheid. Uit het enkele feit dat de onderzoeksrechter aan de procureur des Konings een kantschrift heeft overgezonden met de vermelding « ter attentie » van een magistraat van het openbaar ministerie met diens naam erbij, waarin aan de procureur des Konings wordt gevraagd zijn beslissing te doen kennen over de aangifte van de feiten door het parket aan de buitenlandse overheid, betreffende een medeverdachte, volgt niet noodzakelijk dat de met name vermelde magistraat in de zaak als openbaar ministerie is opgetreden, zodat het arrest dat in dezelfde zaak is gewezen door bet Hof van Assisen, toen het werd voorgezeten door die magistraat die ondertussen tot raadsheer in het hof van beroep was benoemd, niet nietig is. 21 februari 1979 737
13. - Strafzaken - Openbaar ministerie - Ondeelbaarheid - Magistraten: van het parket bij de rechtbank van. eerste aanleg die elkaar in dezelfde zaak kunnen vervangen. De procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg en zijn substituten maken ondeelbaar het openbaar ministerie van dit gerecht uit; wegens de ondeelbaarheid van hun instelling kunnen zij elkaar in dezelfde zaak vervangen. 8 mei 1979 1070 14. Gerechtelijk Wetboek, art. 292 - Rechter die deelneemt aan. een beslissing waarbij het hot van: beroep de zaak tot een latere terechtzit-. ting uitstelt - Rechter die in de zaak• als onderzoeksrechter was opgetreden Geen nietigheid. Noch art. 292 Ger.W. noch enige andere wettelijke bepaling verbiedt de rechter deel te nemen aan een beslissing waarbij bet hof van beroep een zaak,' waarin die rechter als onderzoeksrechter was opgetreden, tot een latere terechtzit-, ting uitstelt. 9 mei 1979 1077 15. - Strafzaken - Strafvordering Overtreding van wetten en verordeningen inzake aangelegenheden die behoren tot de bevoegdheid van de arbeids-· gerechten - Voor de politierechtbanken. en de correctionele rechtbanken in de: regel door de leden van het arbeidsauditoraat te vervolgen. Luidens art. 155 Ger.W. zijn, in de regel, enkel de leden van het arbeidsauditoraat bevoegd om voor de politierechtbank en de correctionele rechtbank de strafvordering uit te oefenen wegens overtreding inzake aangelegenheden die behoren tot de bevoegdheid van de arbeidsgerechten. 22 mei 1979 1103
12. - Strafzaken - Samenstelling van het rechtscollege Vonnis van de correctionele rechtbank, zitting houdende in hager beroep - Vermeldingen van het vonnis en van het proces-verHOOFDSTUK VI baal van de terechtzittingen waaruit niet TUCHTZAKEN kan worden opgemaakt of de rechters, die het vonnis hebben uitgesproken, aile HOOFDSTUK VII terechtzittingen van de zaak hebben VERKIEZINGSZAKEN bijgewoond - Gevolgen. HOOFDSTUK IX Het Hof vernietigt de bestreden beslissing als noch uit .de vermeldingen ALLERLEI van die beslissing, noch uit die van het proces-verbaal ·van de terechtzittingen kan worden opgemaakt hoe het rechts- RECHTSBEGINSELEN (ALGEMENE) college was samengesteld ten tijde van het onderzoek van de zaak en van de 1. - Strafzaken - Tweede veroordeuitspraak. {Art. 97 Gw.) ling wegens een zelfde feit - Schending 28 februari 1979 778 van het beginsel .. non bis in idem ».
-166Ben algemeen rechtsbeginsel is het verbod volgens hetwelk de rechter een beklaagde niet mag veroordelen wegens een feit waarvoor deze reeds vroeger is veroordeeld. 20 september 1978 84 2. - Discretie bij het onderzoek, de procedure, de berechting van tuchtzaken - Algemeen rechtsbeginsel. Discretie in acht nemen bij het onderzoek, de procedure en de berechting van tuchtzaken is geboden bij een algemeen rechtsbeginsel. 227 26 oktober 1978 3. Afstand van een recht kan slechts worden afgeleid uit feiten die voor geen andere uitlegging vatbaar zijn - Algemeen 1·echtsbeginsel. Krachtens een algemeen rechtsbeginsel waarvan, o.m. art. 1045, derde lid, Ger.W., toepassing maakt, moet de afstand van een recht strikt worden uitgelegd en mag slechts worden afgeleid uit de feiten die voor geen andere uitlegging vatbaar zijn. 7 februari 1979 661
4. Strafzaken Tweede veroordeling wegens een zelfde feit Schending van het beginsel « non bis in idem». Een algemeen rechtsbeginsel is het verbod volgens hetwelk de rechter een beklaagde niet mag veroordelen wegens · een feit waarvoor deze reeds vroeger is veroordeeld. 14 februari 1979 701 5. - Algemeen beginsel van het recht op de onpartijdigheid van de rechter Begrip. Ingevolge art. 6.1 Verdrag Rechten van de Mens en krachtens het algemeen rechtsbeginsel van de onpartijdigheid van de rechter is iedere rechter van wie men terecht kan vermoeden dat hij niet de onpartijdigheid aan de dag zal leggen waarop ieder beschuldigde recht heeft, ertoe gehouden zich van deelneming aan de beslissing te onthouden. 21 februari 1979 737 6. - Algemeen beginsel van het recht op de onpartijdigheid van de rechter Begrip. Opdat kan worden geoordeeld dat een rechter eventueel niet onpartijdig zal zijn nadat hij vroeger in dezelfde zaak als magistraat van het openbaar ministerie is opgetreden, behoeft hij niet noodzakelijk te zijn opgetreden om een persoonlijk standpunt in te nemen of
een bepaalde daad van vervolging of onderzoek te verrichten. 21 februari 1979 737 7.- Algemeen beginsel van het recht op de onpartijdigheid van de rechter Kantschrift door de onderzoeksrechter aan een met name vermeld magistraat van het openbaar ministerie gezonden, waaruit niet blijkt dat hij het heeft ontvangen of dat hij zich daardoor met de zaak heeft beziggehouden - Die enkele omstandigheid sluit niet in dat die magistraat in de zaak is opgetreden in de uitoefening van zijn ambt als magistraat van het openbaar ministerie - Arrest gewezen door het hof van assisen toen het werd voorgezeten door die magistraat die ondertussen tot raadsheer in het hof van beroep was benoemd - Geen schending van het algemeen rechtsbeginsel van de onpartijdigheid van de rechter. Uit het enkele feit dat een kantschrift door een onderzoeksrechter aan een met name vermelde magistraat van het openbaar ministerie is gezonden, waaruit niet blijkt dat deze het heeft ontvangen of dat hij zich daardoor met de zaak, al was het onrechtstreeks, heeft beziggehouden, valt niet af te leiden dat hij in de uitoeferting van zijn ambt als magistraat van het openbaar ministerie is opgetreden; art. 6.1 Verdrag Rechten van de Mens en het algemeen rechtsbeginsel van de onpartijdigheid van de rechter zijn dus niet geschonden door het arrest dat is gewezen door het hof van assisen, toen het werd voorgezeten door die magistraat die ondertussen tot raadsheer in het hof van beroep was benoemd. 737 21 februari 1979 8. - Onafhankelijkheid en onpaJ:tijdigheid van de rechtbank - Algemeen rechtsbeginsel toepasselijk op alle rechterlijke instanties. Ook al zijn niet aile bepalingen van art. 6.1 Europees Verdrag Rechten van de Mens toepasselijk in tuchtzaken, toch is de regel dat de rechtbank onafhankelijk en onpartijdig moet zijn niettemin een algemeen rechtsbeginsel dat toepassing vindt op aile rechtelijke instanties. 15 juni 1979 1232
9. - Recht op een onafhankelijke en onpartijdige rechterlijke instantie Onafhankelijke en onpartijdige rechterlijke instantie - Begrip. Uit de enkele omstandigheid dat een tuchtcollege geheel of ten dele is samen-
-167gesteld uit leden die hetzelfde of een gelijkaardig beroep uitoefenen, of dezelfde professionele hoedanigheid hebben als de personen die voor hen verschijnen, kan niet worden afgeleid dat dit college niet onafhankelijk en onpartijdig is. 15 juni 1979 1232 10. - Onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechtbank - Algemeen rechtsbeginsel toepasselijk op aile rechterlijke instanties. . Ook al zijn niet alle bepalingen van art. 6.1 Europees Verdrag Rechten van de Mens toepasselijk in tuchtzaken, .toch is de regel dat de rechtbank onafhankelijk en onpartijdig moet zijn niettemin een algemeen rechtsbeginsel dat toepassing vindt op alle rechterlijke instanties. 20 juni 1979 · 1256 11. - Recht op een onafhankelijke en onpartijdige rechterlijke instantie Onafhankelijke en onpartijdige rechterJijke instantie - Begrip. Uit de enkele omstandigheid dat een tuchtcollege geheel of ten dele is samengesteld uit leden die hetzelfde of een gelijkaardig beroep uitoefenen, of hoedanigheid dezelfde professionele hebben als de personen die voor hen verschijnen, kan niet worden afgeleid dat dit college niet onafhankelijk en onpartijdig is. 20 juni 1979 1256 12. - Onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter - Algemeen rechtsbeginsel. Hoewel art. 6 Europees Verdrag Rechten van de Mens niet toepasselijk is in belastingzaken, is de regel dat de rechter onafhankelijk en onpartijdig moet zijn, als algemeen rechtsbeginsel, van toepassing op alle rechtscolleges. 28 juni 1979 1319
HOOFDSTUK III. - Op conclusie Afdeling 1. Algemeen, begrip conclusie. Afdeling 2. - Belastingzaken. Afdeling 3. - Burgerlijke zaken. Afdeling 4. - Dienstplichtzaken. Afdeling 5. - Strafzaken. Afdeling 6. - Tuchtzaken. Afdeling 7.- Verkiezingszaken. Afdeling 9.- Allerlei.
HOOFDSTUK I ALGEMENE BEGRIPPEN RECHTSGROND ...
RED EN,
1. - Burgerlijke zaken - Geen logische motivering - Geen schending van art. 97 Grondwet- Begrip. De verplichting vonnissen en arresten te motiveren beantwoordt aan een vormvoorschrift; niet ontvankelijk is dan ook een middel waarin enkel wordt gezegd dat de redengeving van de bestreden beslissing niet logisch is. (Art. 97 Gw.) 21 september 1978 85 2. - Strafzaken - Burgerlijke rechtsvordering - « Wat aannemelijk is » Draagwijdte - Hangt at van de context. De woorden « wat aannemelijk is », die voorkomen in de redenen van een rechterlijke beslissing, moeten volgens de context worden uitgelegd; door te zeggen dat de door de burgerlijke partij aangevoerde hoofdpijn aannemelijk is en dat zij, met het oog op haar vermoedelijke overlevingsduur van circa dertig jaar, bijgevolg terecht haar schade raamt op 100.000 frank, oordeelt de beslissing dat de aangevoerde hoofdpijn wel bestaat en dat de daaruit voortvloeiende schade vaststaat. 27 september 1978 125 3. Burgerlijke zaken - Motiveringsverplichting Vormregel REDENEN VAN DE VONNISSEN Begrip. De verplichting vonnissen en arresten EN ARRESTEN met redenen te omkleden beantwoordt HOOFDSTUK I. Algemene aan een vormregel; het middel dat begrippen : reden, rechtsgrond... hieruit is afgeleid dat « tussen de HOOFDSTUK II. - Bij afwezigheid van redenen en het beschikkende gedeelte » van de bestreden beslissing geen logisch conclusie verband bestaat zonder dat daarin wordt Mdeling 1. - Algemeen. aangevoerd dat de redenen en het Mdeling 2. - Belastingzaken. beschikkende gedeelte tegenstrijdig zijn, Mdeling 3. - Burgerlijke zaken. heeft niets te maken met die verplichMdeling 4. - Dienstplichtzaken. ting en zou dus niet kunnen leiden tot Mdeling 5. - Strafzaken. cassatie wegens schending van Mdeling 6. - Tuchtzaken. art. 97 Gw. Mdeling 7.- Verkiezingszaken. 29 september 1978 136 Mdeling 9.- Allerlei.
-1684. Dienstplicht - Tegenstrijdige redenen - Begrip. De beslissing waarvan een motief strijdig is met het motief van een andere beslissing steunt niet op tegenstrijdige redenen. 9 oktober 1978 156 5. - Strafzaken - Veroordeling op de strafvordering - Geen vermelding van een wettelijke bepaling die een straf stelt- Niet gemotiveerde beslissing. Niet in rechte gemotiveerd is de veroordelende beslissing op de strafvordering waarin geen melding wordt gemaakt van een wettelijke bepaling, die . op het bewezen verklaarde misdrijf een straf stelt. (Art. 97 Gw.) 10 oktober 1978 165 6. - Strafzaken - Burgerlijke rechtsvordering - Tegenstrijdige redenen Niet gemotiveerde beslissing. Tegenstrijdig en derhalve niet regelmatig gemotiveerd is het vonnis dat, enerzijds, de beklaagde veroordeelt wegens onopzettelijk toebrengen van slagen of verwondingen en dat, anderzijds, rechtdoende op de burgerlijke rechtsvordering van de getroffenen, beslist dat er geen oorzakelijk verband bestaat tussen de schade welke de getroffenen hebben geleden en de fout van de beklaagde. (Art. 97 Gw.) 11 oktober 1978 176
7. Strafzaken Tegenstrijdige redenen - Begrip. Een rechterlijke beslissing is tegenstrijdig niet aileen wanneer de redenen van de beslissing op de strafvordering elkaar tegenspreken, maar ook wanneer deze redenen strijdig zijn met die van de beslissing op de burgerlijke rechtsvordering. (Art. 97 Gw.) (Impliciet.) 11 oktober 1978 176 8. - Strafzaken - Veroordeling op de strafvordering - Geen vermelding van de wettelijke bepalingen waarin de bestanddelen van het misdrijf zijn opgegeven - Niet gemotiveerde beslissing. Om naar recht gemotiveerd te zijn moet de veroordelende beslissing op de strafvordering de wettelijke bepalingen vermelden waarin de bestanddelen van het ten laste van de beklaagde gelegde misdrijf worden opgegeven. (Art. 97 Gw.) 17 oktober 1978 188 9. - Strafzaken - Burgerlijke rechtsvordering Beschikkend gedeelte gegrond op tegenstrijdige redenen -
Geen regelmatig gemotiveerde beslissing. Niet regelmatig met redenen omkleed is de beslissing waarvan het beschikkende gedeelte op tegenstrijdige motieven berust. (Art. 97 Gw.). 278 8 november 1978 10. - Strafzaken - Arrest dat een verzoek tot herstel in eer en rechten verwezpt - Tegenstrijdige motieven Begrip. Tegenstrijdig en derhalve niet regelmatig met redenen omkleed is het arrest dat, bij de uitspraak over een verzoek tot herstel in eer en rechten en het vaststellen van de aanvang van de proeftijd, na erop te hebben gewezen dat krachtens artikel 49 Sw. de ontvanger van de geldboete de door de veroordeelde gedane betaling in de eerste plaats op de gerechtskosten moet toerekenen, oordeelt dat de ontvanger van de geldboete volgens diezelfde wetsbepaling een betaling van een bepaald bedrag op de geldstraf mocht toerekenen, terwijl hij nochtans vaststelt dat de veroordeelde dit bedrag heeft betaald nog voordat hij de gerechtskosten volledig gekweten had. (Art. 96 Gw.) 8 november 1978 289 11. - Burgerlijke zaken - Tegenstrijdige beschikkingen - Begrip. De rechter kan, zonder tegenstrijdigheid, enerzijds, beslissen dat art. 10 K.B. nr. 125 van 28 feb. 1935 omtrent de bezoldigingen en pensioenen ten laste van de provincien en de gemeenten, krachtens hetwelk de gemeentepensioenen niet meer mogen bedragen dan drie vierden van het gemiddeld loon van de laatste vijf jaren, onwettelijk is en, anderzijds, toepassing maken van art. 3 van de verordening van de stad Brussel van 7 feb. 1972, krachtens hetwelk de perekwatie van de pensioenen, bedoeld in de wet van 9 juli 1969, niet tot gevolg kan hebben dat het nominaal bedrag van de rustpensioenen meer zou bedragen dan hetgeen zou uitgekeerd worden, indien het oorspronkelijk bedrag was berekend met toepassing van de regels tot vaststelling van het maximum rustpensioen volgens de wettelijke pensioenregeling van het gemeentepersoneel. (Art. 97 Gw.) 16 november 1978 315 12. - Burgerlijke zaken - Beschikkend gedeelte gegrond op tegenstrijdige redenen - Niet regelmatig gemotiveerde beslissing.
-169Niet regelmatig gemotiveerd is de beslissing waarvan het beschikkende gedeelte op tegenstrijdige redenen is gegrond. (Art. 97 Gw.) 1 december 1978 377 13. - Strafzaken - Geen redengeving in bet arrest dat het advies bevat van bet hot van beroep dat met het onderzoek van een aanvraag tot herziening is belast - Geen schending van art. 97 Gw. Nu het advies van het hof van beroep, dat belast is met het onderzoek van een aanvraag tot herziening, geen vonnis is in de zin van art. 97 Gw., kan het gebrek aan redenen in het arrest dat het bedoelde advies bevat, geen schending van die grondwettelijke bepaling opleveren. 5 december 1978 392 14. - Strafzaken Motiveringsverplichting- Vormvereiste. De verplichting vonnissen en arresten met redenen te omkleden is een vormvereiste; de omstandigheid dat een reden naar recht onjuist is, levert geen schending op van art. 97 Gw. 12 december 1978 423 15. - Strafzaken - Veroordeling van de beklaagde als mededader of medeplichtige aan een misdaad of een wanbedrijf- Geen vermelding van de artt. 66, 67 en 69 Sw. vereist De rechter die een beklaagde veroordeelt als mededader of medeplichtige van een misdaad of een wanbedrijf, welke deelneming hij in de bewoordingen van de wet omschrijft, behoeft in zijn beslissing geen melding te maken van de artt. 66, 67 en 69 Sw. 13 december 1978 437 16. Strafzaken - Dubbelzinnige redenen - Niet gemotiveerde beslissing. Niet regelmatig · gemotiveerd is de beslissing waarvoor het beschikkende gedeelte op dubbelzinnige redenen is gegrond. (Art. 97 Gw.) 20 december 1978 472 17.- Strafzaken- StrafvorderingVeroordeling op de strafvordering Geen vermelding van een wettelijke bepaling welke een. straf stelt - Niet met redenen omklede beslissing. Niet met redenen omkleed is de veroordelende beslissing op de strafvordering, waarin geen melding wordt gemaakt van een wettelijke bepaling, welke op het bewezen verklaarde misdrijf straf stelt. (Art. 97 Gw.) 9 januari 1979 518
18. - Directe belastingen - Motiveringsverplichting - Vormvereiste. De verplichting vonnissen en arresten met redenen te omkleden is een vormvereiste; de omstandigheid dat een reden naar recht onjuist is, levert geen schending op van art. 97 Gw. 10 januari 1979 522
19. - Strafzaken - Tegenstrijdigheid tussen redenen en beschikkend gedeelte - Schending van art. 97 Gw. Tegenstrijdig is het vonnis dat, rechtdoende op het hoger beroep van de procureur des Konings tegen een beslissing, waarbij de politier.echtbank zich onbevoegd heeft verklaard, enerzijds aanneemt dat de feiten van de telastlegging bewezen zijn en anderzijds de beslissing van onbevoegdheid bevestigt (Art. 97 Gw.) 23 januari 1979 577
20. - Burgerlijke zaken - Tegenstrijdige motieven - Begrip. Tegenstrijdig is het arrest dat enerzijds verwijst naar een in kracht van gewijsde gegaan vonnis dat een militair veroordeelt wegens diefstal, voor tijdelijk gebruik van een aan de Staat toebehorend voertuig, en anderzijds, oor-• deelt dat die militair, die een verkeersongeval heeft veroorzaakt bij het besturen van dat voertuig, in bevolen diens~ heeft gehandeld, dit is ter vervulling van de hem opgedragen taak. 31 januari 1979 614 21. - Burgerlijke zaken - Motiveringsverplichting - Vormvereiste. De verplichting de vonnissen en arresten te motiveren is een vormvereiste;, de omstandigheid dat een reden naar: recht verkeerd is, levert geen schending. op van artikel 97 van de Grondwet. 16 februari 1979 721 22. Strafzaken - Dubbelzinnige redenen - Geen gemotiveerde beslissing. Niet regelmatig gemotiveerd is de beslissing waarvan het beschikkende gedeelte op dubbelzinnige redenen is gegrond. (Art. 97 Gw.) 20 februari 1979 731
23. - Burgerlijke zaken - Verplichte motivering - Vormvereiste. De verplichting vonnissen en arresten met redenen te omkleden is een vormvereiste; de omstandigheid dat een reden naar recht onjuist is, levert geen
-170schending op van artikel 97 Gw. (Tweede 26. Strafzaken Veroordeling zaak.) . wegens overtreding van de Wegverkeers26 februari 1979 761 wet - Vonnis waarbij, buiten de straf op dat misdrijf, verval wordt uitgespro24. - Burgerlijke zaken - Tegenstrij- ken van het recht tot sturen en het dige redenen of strijdigheid tussen een herstel in dat recht afhankelijk gesteld reden en het beschikkende gedeelte wordt van het slagen voor de in art. 38, Schending van art. 97 Gw. - Begrip. § 3, van die wet opgesomde onderzoeken Wanneer de rechter in de bestreden - Vermelding van de wettelijke bepabeslissing uit een vaststelling in feite ling waarin de bestanddelen van het geen rechtsgevolg heeft kunnen afleiden, misdrijf worden opgegeven, van een heeft hij die beslissing, in de regel, niet strafbepaling, van art. 38, § 1, en niet laten steunen op tegenstrijdige redenen van art. 38, § 3, Wegverkeerswet of op een door een reden tegengespro- Wettelijk met redenen omklede beslisken beschikkende gedeelte, maar heeft sing. hij de wettelijke bepaling betreffende Naar recht met redenen omkleed is die deductie geschonden; niet ontvanke- het vonnis tot veroordeling wegens overlijk is, derhalve, het op een dergelijke treding van de Wegverkeerswet, waarin grief gegrond middel, dat enkel de de wettelijke bepaling wordt vermeld die schending van art. 97 Gw. aanvoert of in de bestanddelen van dat misdrijf zoverre het, uit dien hoofde, schending opgeeft, alsmede een strafbepaling, ook van dat artikel aanvoert. al spreekt het accessoir verval uit van 7 maart 1979 796 het recht tot sturen en stelt het het herstel in dat recht afhankelijk van het 25. Strafzaken Veroordelend slagen voor de in art. 38, § 3, Wegverarrest met vermelding, eensdeels, van keerswet opgesomde onderzoeken, zonart. 1, Jeden 1, 15 en 36, KB. 31 dec. der enige vermeldng van art. 38, § 1, van 1930 omtrent de handel in slaap- en die wet. verdovende middelen waarin een opsom805 7 maart 1979 ming wordt gegeven van de stoffen die onder toepassing van dat besluit vallen, 27. - Strafzaken - Strafvordering en, anderdeels, van de bepalingen van de wet van 24 feb. 1921 betreffende het Bes/issing waarbij aile beschikkingen verhandelen van de giftstoffen, slaap- van het beroepen vonnis worden bevesmiddelen en verdovende middelen, ont- tigd en wordt verklaard dat de redengesmettingstoffen en antiseptica, waarin ving van de eerste rechter grotendeels straffen worden vastgesteld voor overtre- passend is - Strijdigheid tussen het dingen van dat koninklijk besluit - beschikkende gedeelte en de redenen Geen opgave van de wettelijke bepalin- Schending van art. 97 Gw. Tegenstrijdig en dus niet regelmatig gen waarin de bestanddelen van de bewezen verklaarde misdrijven worden met redenen omkleed is de beslissing vermeld - Geen met redenen omklede waarbij enerzijds « aile beschikkingen » beslissing. van het beroepen vonnis worden bevesNiet naar recht met redenen omkleed tigd en anderzijds wordt verklaard dat is de veroordeling met de opgave, eens- de redengeving van de eerste rechter deels, van art. 1, leden 1, 15 en 36, K.B. grotendeels passend is. (Art. 97 Gw.) 31 dec. 1930 omtrent de handel in slaap1044 2 mei 1979 en verdovende middelen waarin een opsomming wordt gegeven van de stof28. - Strafzaken - Strijdigheid tusfen die onder toepassing van dat besluit vallen, en, anderdeels, van de bepalingen sen de redenen en het beschikkende van de wet 24 feb. 1921 betreffende het gedeelte - Schending van art. 97 Gw. verhandelen van de giftstoffen, slaap- Begrip. middelen en verdovende middelen, ontTegenstrijdig en derhalve niet regelsmettingstoffen en antiseptica, waarin matig met redenen omkleed is het straffen worden vastgesteld voor overtre- vonnis dat enerzijds verklaart dat twee dingen van dat koninklijk besluit, zon- telastleggingen uit een en hetzelfde feit der dat in die veroordeling evenwel voortvloeien en dat uit dien hoofde maar melding wordt gemaakt van de wette- een enkele straf moet worden opgelegd lijke bepalingen waarin de bestanddelen en anderzijds voor elk van die telastlegworden opgegeven van de bewezen ver- gingen een onderscheiden straf uitklaarde misdrijven. spreekt. (Art. 97 Gw.). 2 mei 1979 7 maart 1979 803 1048
-17129. - Strafzaken - Beslissing waarbij het beroepen vonnis wordt bevestigd Bevestiging hierop gegrond dat de motivering van het vonnis « grotendeels gepast is » Niet regelmatig met redenen omklede beslissing. Niet regelmatig met redenen omkleed is lfe beslissing die het beroepen vonnis bevestigt op grond dat de motivering van dat vonnis grotendeels gepast is, nu uit zodanige beslissing niet kan worden opgemaakt welk deel van de motivering van de eerste rechter in hoger beroep als gepast in aanmerking is genomen. 13 juni 1979 1220 30. - Burgerlijke zaken - Beslissing gegrond op de verklaringen van partijen ter terechtzitting - Verklaringen niet overgenomen of vermeld in de beslissing of in enig ander gedingstuk - Toetsing van de wettelijkheid van de beslissing door het Hoi onmogelijk - Geen regelmatig gemotiveerde beslissing. Niet regelmatig gemotiveerd is de beslissing die is gegrond op de verklaringen van de partijen ter terechtzitting, wanneer die noch in de beslissing noch in enig ander gedingstuk zijn overgenomen of vermeld. 22 juni 1979 1274
HOOFDSTUK II BIJ AFWEZIGHEID VAN CONCLUSIE
Mdeling 1. - Algemeen. Mdeling 2. - Belastingzaken. Mdeling 3. - Burgerlijke zaken. Mdeling 4. - Dienstplichtzaken. Mdeling 5. - Strafzaken. 31. - Strafzaken - In pleidooi ontWikkelde middelen - Geen verplichting voor de feitenrechter erop te antwoorden. De feitenrechter is niet verplicht te antwoorden op de middelen die voor hem in pleidooi door de beklaagde of zijn raadsman zijn voorgedragen. (Art. 97 Gw.). 13 september 1978 42 32. - Strafzaken - Strafvordering Verjaring - Geen conclusie - Geen verplichting voor de rechter de handeJingen aan te wijzen waardoor de verjaring is gestuit. Bij ontstentenis van conclusie desaangaande is de rechter niet verplicht in de veroordelende beslissing de proceshandelingen aan te wijzen waardoor de
verjaring van de strafvordering regelmatig is gestuit. (Art. 97 Gw.) 24 oktober 1978 219 33. - Strafzaken - In pleidooi ontwikkelde grieven - Geen verplichting voor de rechter ze te beantwoorden. De feitenrechter is niet verplicht te antwoorden op de grieven die voor hem door de beklaagde of zijn raadsman in pleidooi zijn voorgedragen. (Art. 97 Gw.) 31 oktober 1978 245 34. - Strafzaken - Geen conclusie Geen verplichting voor de rechter de stukken van het dossier of de gegevens van de zaak, waarop hij zijn beslissing steunt, nader aan te duiden. Bij ontstentenis van een conclusie is de rechter niet verplicht de stukken van het dossier of de gegevens van de zaak, waarop hij zijn beslissing grondt, nader aan te duiden. (Art. 97 Gw.) 31 oktober 1978 245 35. - Strafzaken - Strafvordering Rechter die bepaalde bewijsmiddelen als overtuigender beschouwt dan andere Geen conclusie dienaangaande - Geen verplichting voor de rechter die beoordeJing te motiveren. Bij ontstentenis van een conclusie dienaangaande is de rechter niet verplicht de redenen op te geven waarom hij bepaalde bewijsmiddelen als meer overtuigend beschouwt dan andere. (Art. 97 Gw.) 13 februari 1979 688
36. Strafzaken Burgerlijke rechtsvordering - Beslissing waarbij de verdachte wordt vrijgesproken en de rechter zich onbevoegd verklaart voor de rechtsvordering van de burgerlijke partij - Geen verplichting voor de rechter. de wettelijke bepalingen te vermelden waarop zijn beslissing steunt. De rechter die een beklaagde vrijspreekt en zich onbevoegd verklaart om kennis te nemen van de rechtsvordering van de burgerlijke partij is niet verplicht de wettelijke bepalingen te vermelden waarop hij zijn beslissing laat steunen. (Art. 97 Gw.) 28 maart 1979 890 37.- Strafzaken- StrafvorderingSchuldigverklaring - Feiten omschreven in de bewoordingen van de wet en bewezen verklaard - Geen conclusie Regelmatig gemotiveerde beslissing.
-172Regelmatig met redenen omkleed is de schuldigverklaring van de beklaagde, wanneer de feitenrechter, bij ontstentenis van conclusie, de feiten bewezen verklaart in hun wettelijke omschrijving. (Art. 97 Gw.) 1048 2 mei 1979 38. - Strafzaken Beschikking tot gevangenneming door de kamer van inbeschuldigingstelling gegeven na het arrest van verwijzing naar het hof van assisen - Redengeving. . .. Hoewel krachtens de artt. 134, tweede lid, en 232 Sv. de door de kamer van inbeschuldigingstelling gegeven beschikking tot gevangenneming de uiteenzetting van het feit en de aard van het misdrijf moet bevatten, kan het ter voldoening van die wettelijke bepalingen volstaan dat die vermeldingen voorkomen in het arrest van verwijzing naar het hof van assisen dat voorafgaat aan de beschikking tot gevangenneming, gegeven overeenkomstig art. 9, tweede lid, wet 20 april 1874 op de voorlopige hechtenis. 23 mei 1979 1116 39~ .,- Strafzaken Stafvordering - Teroordeling op de strafvordering Geen vermelding van een wettelijke bepaling welke een straf stelt - Niet met redenen omklede beslissing. Niet naar recht met redenen omkleed is de veroordelende beslissing op de strafvordering die geen wetsbepaling aanwijst waarbij op het bewezen verklaarde strafbaar feit straf wordt gesteld. (Art. 97 Gw.) 5 juni 1979 1161 Afdeling 6. - Tuchtzaken. Afdeling 7.- Verkiezingszaken. Afdeling 9. - Allerlei.
HOOFDSTUK III OP CONCLUSIE
Afdeling 1. Algemeen, begrip conclusie. 40. Strafzaken Burgerlijke rechtsvordering - Conclusie - Beslissing van de rechter die, door feitelijke gegevens te vermelden waarop hij zijn beslissing grondt andere of daarmee strijdige feitelijke gegevens van de conclusie verwerpt - Regelmatig met redenen omklede beslissing. Regelmatig met redenen omkleed is de beslissing waarin de rechter het verweer van de beklaagde als zou de burgerlijke partij niet meester zijn gebleven van haar snelheid, tegen-
spreekt en erop antwoordt door de feitelijke gegevens te vermelden waarop hij de afwezigheid van fout van die partij grondt en daarbij die feiten anders te beoqrdelen. (Art. 97 Gw.) 20 maart 1979 837
41. ~ Burgerlijke zaken Geschrift metals titel «Nota's voor een conclusie in hager beroep », dat een .partij had gezonden aan haar raadsman, die het ter zitting van een burgerlijk gerecht heeft afgegeven - Afwezigheid van bedoeling van de partij om de in het geschrift voorkomende vorderingen, weren of excepties als dusdanig aan de rechter voor te leggen - Geen verplichting van de rechter daarop te antwoorden. Een ter zitting van een burgerlijk gerecht afgegeven geschrift is geen conclusie waarop de rechter moet antwoorden tenzij de daarin voorkomende vorderingen, weren of excepties als dusdanig aan de rechter zijn voorgelegd om de aanspraken van de partij bij de rechter aanhangig te maken. (Art. 97 Gw.) 17 mei 1979 1102 Afdeling 2. - Belastingzaken. 42. - Beslissing van de bestendige deputatie van de provincieraad over een reclamatie tegen een aanslag in een directe gemeentebelasting - Beslissing waarin enkel wordt verwezen naar de redenen van een advies van het college van burgemeester en schepenen zonder die redenen weer te geven - Gebrek aan redenen. Niet met redenen omkleed is de beslissing van de bestendige deputatie van een provincieraad die een reclamatie tegen een aanslag in een directe gemeentebelasting verwerpt « om de redenen van de beslissing van het college van burgemeester en schepenen ». 26 oktober 1978 229 Afdeling 3. - Burgerlijke zaken. 43. - Burgerlijke zaken - Arrest dat het besluit van een deskundigenverslag bekrachtigt - Conclusie van een partij waarin precieze grieven tegen het ver-slag werden aangevoerd - Arrest dat die grieven niet beantwoordt - Niet regelmatig gemotiveerd arrest. Niet regelmatig gemotiveerd is het arrest dat, als een partij in een conclusie precieze grieven tegen het deskundigenverslag heeft aangevoerd, zich ertoe beperkt het besluit van dat verslag te bekrachtigen. (Art. 97 Gw.) 22 september 1978 1031
-173Burgerlijke zaken - Conclusie - Middel dat ter zake niet meer dienend is wegens een beslissing van de rechter - Geen verplichting voor de rechter op dat middel te antwoorden.
49. - Burgerlijke zaken - Conclusie - Middel dat ter zake niet meer dienend is wegens de vaststellingen van de rechter - Geen verplichting voor de rechter op dit middel te antwoorden.
De rechter behoeft niet te antwoorden op een bij conclusie aangevoerd middel, wanneer dat middel ter zake niet meer dieneqd is wegens zijn beslissing. 28 .september 1978 131 45. - Burgerlijke zaken - Conclusie
De rechter is niet verplicht te antwoorden op een bij conclusie voorgedragen middel dat ter zake niet meer dienend is wegens een vaststelling in zijn beslissing. (Art. 97 Gw.) 22 december 1978 480 50. - Burgerlijke zaken - Bij conclu-
44. -
voor de rechter in hager beroep Beslis$ing van de eerste rechter waarin op die conclusie is geantwoord - Rechter in hager beroep die verwijst naar de redenen van de eerste rechter - Regelmatig gemotiveerde beslissing.
sie aangevoerd middel dat niet meer dienend is wegens de vaststellingen van de bestreden beslissing - De rechter behoeft niet nader te antwoorden op de conclusie.
De rechter in boger beroep, die verwijst naar de redenen van de eerste rechter, antwoordt op de voor hem genomen conclusie, als die redenen een antwoord inhouden op de vorderin~ of het verweer in boger beroep. (Art. 97 Gw.). 141 2 oktober 1978 46. - Burgerlijke zaken - Beslissing
De rechter behoeft niet nader te antwoorden op een bij conclusie aangevoerd middel, wanneer dat middel niet meer ter zake dienend is, wegens de vaststellingen van zijn beslissing. 12 januari 1979 540
Niet gemotiveerd is het vonnis dat een vordering aanneemt zonder dat wordt geantwoord op een door de tegenpartij regelmatig bij conclusie voorgedragen verweer. (Art. 97 Gw.) 10 november 1978 299
De rechter in hoger beroep, die verwijst naar de redenen van de eerste rechter, antwoordt aldus op de voor hem genomen conclusie, waarin de in eerste aanleg aangevoerde verweermiddelen worden weergegeven, als die redenen gepast antwoorden op het verweer in hoger beroep. (Art. 97 Gw.) 661 7 februari 1979 52. - Burgerlijke zaken - Conclusie
51. - Burgerlijke zaken - Conclusie voor de rechter in hager beroep Beslissing van de eerste rechter waarin waarbij een vordering wordt aangeno- op die conclusie wordt geantwoord men - Regelmatig voorgedragen ver- Rechter in hager beroep die verwijst weer - Geen antwoord - Niet gemoti- naar de redenen van de eerste rechter Regelmatig gemotiveerde beslissing. veerde beslissing.
47.- Burgerlijke zaken- Beslissing waarbij een vordering wordt aangenomen - Regelmatig . voorgedragen verweer- Geen antwoord daarop- Niet - Middel dat ter zake niet meer diemet redenen omklede beslissing. Niet regelmatig gemotiveerd is de nend is wegens de beslissing van de beslissing waarbij een vordering wordt rechter - Geen verplichting voor de aangenomen zonder dat wordt geant- rechter daarop te antwoorden.
De rechter behoeft niet te antwoorden woord op een bij conclusie regelmatig voorgedragen verweer van de tegenpar- op een bij conclusie aangevoerd middel, dat wegens zijn beslissing niet meer ter tij. (Art. 97 Gw.) zake dienend is. 404 7 december 1978 16 februari 1979 717 48. - Burgerlijke zaken - Bij conclu53. - Burgerlijke zaken - Conclusie sie voorgedragen beschouwingen waaruit
geen enkel rechtsgevolg kan worden welke slechts een niet gemotiveerde afgeleid - Geen verplichting van de bewering bevat - Beslissing waarin die bewering wordt weerlegd - Regelmatig rechter erop te antwoorden. De rechter is niet. verplicht te ant- gemotiveerde beslissing.
Wanneer een conclusie enkel een niet woorden op bij conclusie voorgedragen beschouwingen waaruit de conclusiene- gemotiveerde bewering inhoudt, is regelmer geen enkel rechtsgevolg afleidt en matig gemotiveerd de beslissing waarin die bijgevolg geen vordering, verweer of deze bewering wordt weerlegd. (Art. 97 Gw.) exceptie opleveren. (Art. 97 Gw.). 29 maart 1979 897 11 december 1978 410
-17454. - Burgerlijke zaken - Conclusie - Middel niet meer ter zake dienende wegens de beslissing van de rechter Geen verplichting voor de rechter erop te antwoorden. De rechter behoeft niet te antwoorden op een bij conclusie aangevoerd middel, als dat middel ter zake niet meer dienend is wegens zijn beslissing. 6 april 1979 939 55. - Burgerlijke zaken - Conclusie - Beslissing die op grand van bepat
siem!mer geen rechtsgevolg afleidt. (Art. 97 Gw.) 9 mei 1979 1079 59. Dienstplicht - Middel niet meer ter zake dienend wegens de oplossing door de rechter aan het geschil gegeven - Geen verplichting voor de rechter op dit middel te antwoorden. De rechter is niet verplicht te antwoorden op een middel dat niet meer ter zake dienend is wegens de oplossing die hij aan het geschil geeft. (Art. 97 Gw.) 20 juli 1979 Afdeling 5. - Strafzaken.
1335
60. - Strafzaken - Bescherming van de maatschappij - Al.Test van de kamer van inbeschuldigingstelling waarbij de internering van de beklaagde wordt gelast - Verweer van beklaagde zonder antwoord gebleven - Niet gemotiveerde beslissing. Niet met redenen omkleed is de beslissing, waarbij de kamer van inbeschuldigingstelling de internering van de beklaagde gelast, zonder daarbij te antwoorden op een door hem in conclusie regelmatig voorgedragen verweer. (Art. 97 Gw.) 6 september 1978 14 61. - Strafzaken - Beklaagde die tot staving van zijn verweer om een getuigenverhoor verzoekt - Rechter die de telastlegging bewezen verklaart op grand van de door hem bepaalde gegevens van de zaak - Gemotiveerde verwerping van het verzoek tot getuigenverhoor. Wanneer de beklaagde, tot staving van zijn verweer, om een getuigenverhoor verzoekt, ' wordt de afwijzing van dat verzoek regelmatig met redenen omkleed doordat de rechter de tenlastelegging bewezen verklaart op grond van de door hem bepaalde gegevens van de zaak. (Art. 97 Gw.) 13 september 1978 40 62. Strafzaken Burgerlijke rechtsvordering - Veroordelende beslissing- Verweermiddel van de beklaagde onbeantwoord gebleven - Niet gemotiveerde beslissing- Begrip. Niet regelmatig gemotiveerd is de beslissing die de beklaagde, op de burgerlijke rechtsvordering, veroordeelt tot betaling van een bedrag tot vergoeding van de schade, die zij materii:He schade noemt en die voortvloeit uit een gedeeltelijke blijvende ongeschikthei1, zonder te antwoorden op een door hem regelmatig bij conclusie voorgedragen ver-
-175weermiddel ten betoge dat pijn alleen morele schade kan opleveren, en dat de rechter en niet de deskundige het pretium doloris moet vaststellen. (Art. 97 Gw.) 27 september 1978 125 63. S~afzaken Burgerlijke rechtsvordering - Veroordelende beslissing - Verweer van de verzekeraar van de beklaagde, vrijwillig tussengekomen partij, onbeantwoord gebleven - Niet gemotiveerde beslissing. Niet regelmatig gemotiveerd is de beslissing die de verzekeraar van de beklaagde, vrijwillig tussenkomende partij, op de burgerlijke rechtsvordering veroordeelt, zonder te antwoorden op een door hem regelmatig bij conclusie voorgedragen verweer. (Art. 97 Gw.) 128 27 september 1978 64. S~afzaken Conclusie Middel zonder belang geworden wegens vaststellingen van de rechter - Geen verplichting voor de rechter op die conclusie te antwoorden. De rechter is niet verplicht te antwoorden op de conclusie van de beklaagde die zonder belang is geworden wegens de vaststellingen van de rechter. (Art. 97 Gw.) 10 oktober 1978 161 65. S~afzaken Burgerlijke rechtsvordering - Conclusie waarin een deskundigenonderzoek wordt gevraagd - Beslissing waaruit blijkt dat een deskundigenonderzoek overbodig is Regelmatig gemotiveerde verwerping. Regelmatig gemotiveerd is de beslissing die een conclusie verwerpt waarin om een deskundigenonderzoek wordt verzocht, wanheer 'uit de redenen blijkt dat die onderzoeksmaatregel overbodig schijnt te zijn. 10 oktober 1978 167
66. S~afzake11 Conclusie Beslissing die, op grond van zekere feitelijke gegevens andere of daarmee s~ijdige gegevens van de conclusie verwerpt - Beslissing regelmatig met redenen omkleed. Regelmatig met redenen omkleed is de beslissing die, op grond van zekere feitelijke gegevens andere of daarmee strijdige feitelijke gegevens van de con· clusie verwerpt. (Art. 97 Gw.) 10 oktober 1978 174 67. S~afzaken Burgerlijke rechtsvordering - Veroordelende beslissing - Verweer van de beklaagde onbe-
antwoord gebleven - Niet gemotiveerde · beslissing. Niet gemotiveerd is de beslissing die de beklaagde op de burgerlijke rechtsvordering veroordeelt zonder te antwoorden op een regelmatig bij conclusie voorgedragen verweer. (Art. 97 Gw.) 10 oktober 1978 174 68. - S~afzaken - Conclusie waarin de rechter wordt verzocht omzichtig te werk te gaan bij de beoordeling van een getuigenis - Geen verplichting voor de rechter op die conclusie te antwoorden. De rechter bij conclusie verzoeken dat -hij omzichtig te werk zou gaan bij de beoordeling van een getuigenis is geen vordering, verweer of exceptie; de rechter behoeft daarop dus niet te antw<;>orden. (Art. 97 Gw.) 326 21 november 1978
69. - S~afzaken - Beslissing waarin• het verzet ongedaan wordt verklaard Beslissing waarin wordt vastgesteld dat de verzetdoende partij niet is versche-, nen - Regelmatig gemotiveerde beslis-. sing Middelen aangewend in de verzetakte - Geen verplichting voor de rechter erop te antwoorden. De beslissing waarin het verzet, wegens niet-verschijning, ongedaan wordt verklaard, behoeft niet te ant.woorden op de in de akte van verzet aangevoerde middelen; om regelmatig te zijn gemotiveerd is het voldoende dat die beslissing vaststelt dat de verzetdoende partij niet is verschenen. (Artt. 188 en 208 Sv.) 331 22 november 1978 70. S~afzaken Burgerlijke rechtsvordering - Veroordelende beslissing - Veroordeling gegrond op het besluit van een deskundigenverslag Grieven van de beklaagde tegen dat ·verslag niet beantwoord in die beslissing - Niet regelmatig gemotiveerde beslissing. Niet regelmatig gemotiveerd is de 'beslissing, waarbij de beklaagde op de burgerlijke rechtsvordering wordt veroordeeld, op grond van het besluit van een deskundigenverslag, zonder dat wordt geantwoord op de grieven van de beklaagde tegen dat verslag. (Art. 97 Gw.) 30 november 1978 371 71. - S~afzaken Motiveringsverplichting, bij art. 445, derde lid, opgelegd aan het hoi van beroep dat advies moet
-176uitbrengen over de aanvraag tot herziening - Draagwijdte van die vezplichting. De motiveringsverplichting die bij art. 445, vierde lid, Sv. is opgelegd aan het hof van beroep dat belast is met het uitbrengen van een advies over de aanvraag tot herziening, sluit de verplichting in dat op de conclusies van de partijen moet worden geantwoord; aan die verplichting moet evenwel aileen: worden voldaan in zoverre het antwoord geen onderzoek vergt dat buiten de aan het hof van beroep toevertrouwde opdracht valt. 5 december 1978 392 72. Strafzaken - Conclusie Conclusie niet meer ter zake dienend wegens vaststellingen en een beslissing van de rechter - Geen vezplichting voor de J'echter op die conclusie te antwoorden. De rechter is niet verplicht te antwoorden op de conclusie van de beklaagde wanneer die zonder belang is geworden wegens zijn vaststellingen en een van zijn beslissingen. (Art. 97 Gw.) 13 december 1978 437 73. Strafzaken - Conclusie Beslissing die, door te steunen op bepaalde feitelijke gegevens, daarmee strijdige of andere feitelijke gegevens, bij conclusie uiteengezet, verwezpt Regelmatig met redenen omklede beslissing. Regelmatig met redenen omkleed is de beslissing die, door te steunen op bepaalde feitelijke gegevens, andere daarmee strijdige of feitelijke gegevens, in conclusie uiteengezet, verwerpt. (Art. 97 Gw.) 641 6 februari 1979 74. Strafzaken - Bij conclusie voorgedragen verweer dat ter zake niet meer dienend is wegens de vaststellingen van de rechter - Geen verplichting voor de rechter hierop te antwoorden. De feitenrechter behoeft niet nader te antwoorden op een bij conclusie voorgedragen verweer dat niet meer ter zake dienend is wegens de vaststellingen van zijn beslissing. (Art. 97 Gw.). 13 februari 1979 684 75. - Strafzaken - Strafvordering Conclusie - Beslissing die, op grand van bepaalde feitelijke gegevens, hiermee strijdige en andere feitelijke gegevens van de conclusie verwezpt Regelmatig met redenen omklede beslissing.
Regelmatig met redenen omkleed is de beslissing die, op grond van bepaalde feitelijke gegevens, hiermee strijdige of andere feitelijke gegevens van de conclusie verwerpt. (Art. 97 Gw.) 20 februari 1979 733 76. Strafzaken Burgerlijke rechtsvordering - Veroordelende beslissing - Verweer van de beklaagde onbeantwoord gebleven - Niet gemotiveerde beslissing. Niet gemotiveerd is de beslissing die de beklaagde op de burgerlijke rechtsvordering veroordeelt zonder te antwoorden op een regelmatig bij conclusie voorgedragen verweer. (Art. 97 Gw.) 21 februari 1979 747 77. Strafzaken - Conclusie die slechts een niet gemotiveerde bewering irihoudt - Arrest dat het tegenovergestelde beweert - Regelmatige motivering. Wanneer een conclusie enkel een niet gemotiveerde bewering inhoudt, is regelmatig gemotiveerd de beslissing die het tegenovergestelde beweert. (Art. 97 Gw.) 28 maart 1979 888 78. Strafzaken Burgerlijke rechtsvordering - Veroordeling - Verweer van de beklaagde onbeantwoord gebleven - Geen gemotiveerde beslissing. Niet gemotiveerd is de beslissing, waarbij de beklaagde op de tegen hem ingestelde burgerlijke rechtsvordering wordt veroordeeld, zonder te antwoorden op een door hem regelmatig voorgedragen verweer. (Art. 97 Gw.) 4 april 1979 930 79. - Strafzaken - Conclusie waarbij om een onderzoeksmaatregel wordt verzocht - Beslissing waarbij het feit wordt aangenomen waarvan het bewijs derwijze was aangeboden - Geen verplichting voor de rechter nader te antwoorden op die conclusie. De rechter behoeft niet nader te antwoorden op de conclusie waarbij om een onderzoeksmaatregel wordt verzocht, wanneer hij het feit aanneemt waarvan het bewijs derwijze was aangeboden. (Art. 97 Gw.) 24 april 1979 1007
.80. Strafzaken Burgerlijke rechtsvordering - Conclusie per brief aan de rechter toegestuurd - Geen vezplichting voor de rechter erop te antwoorden.
-177 De rechter behoeft niet te antWoorden op een · conclusie die hem per brief is toegestuurd en die hem tijdens de debatten ter zitting niet regelmatig is overgelegd. (Art. 97 Gw.) 9 mei 1979 1079 81. Strafzaken Burgez:lijke rechtsvordering - Conclusie - Beslissing die, door te steunen op bepaalde feitelijke gegevens, hiermee strijdige of andere feitelijke gegevens, in de conclusie uiteengezet, verwezpt - Regelmatig met redenen omklede beslissing. Regelmatig met redenen omkleed is de beslissing die, door te steunen op bepaalde feitelijke gegevens, andere of tegenstrijdige feitelijke gegevens, in de conclusie uiteengezet, verwerpt. (Art. 97 Gw.) 22 mei 1979 1106 82. Strafzaken Conclusie Beslissing die, op grond van bepaalde feitelijke gegevens, hiennee strijdige of andere feitelijke gegevens van de conclusie verwezpt - Regelmatig met redenen omklede beslissing. Regelmatig met redenen omkleed is • de beslissing die op grond van bepaalde feitelijke gegevens, hiermee strijdige of andere feitelijke gegevens van de con- : clusie verwerpt. (Art. 97 Gw.) 6 juni 1979 1172 83. Strafzaken Burgerlijke rechtsvordering - Veroordeling - Verweer van de beklaagde onbeantwoord gebleven - Geen gemotiveerde beslissing. Niet gemotiveerd is de beslissing, waarbij de beklaagde op de tegen hem ingestelde burgerlijke rechtsvordering wordt veroordeeld, zonder dat wordt geantwoord op een door hem regelmatig voorgedragen verweer. (Art. 97 Gw.) 19 juni 1979 1251 Mdeling 6. - Tuchtzaken. Mdeling 7.- Verkiezingszaken. Mdeling 9.- Allerlei.
REGELING VAN RECHTSGEBIED HOOFDSTUK I. - Algemene begrippen HOOFDSTUK II.. - Burgerlijke zaken HOOFDSTUK III. - Strafzaken Mdeling 1. - Algemene regels. Mdeling 2. - Tussen vonnisgerechten. Mdeling 3. - Tussen raadkamer en politierechtbank. § 1. Aard van bet misdrijf, wanbedrijf
§ 2. Verschillende misdrijven, samenhang. § 3. Verzachtende omstandigheden. § 4. Militair. § 5. Minderjarige. § 6. Omstandigheden na de verwijzing. § 9. Allerlei. Afdeling 4. - Tussen raadkamer en correctionele rechtbank. . § 1. Aard van bet misdrijf, misdaad. § 2. Verschillende misdrijven, samenhang. § 3. Verzachtende omstandigheden. § 4. Militair. § 5. Minderjarige. § 6. Omstandigheden na de verwijzing. § 9. Allerlei. Afdeling 5. - Tussen onderzoeksrechters of -gerechten.
HOOFDSTUK I ALGEMENE BEGRIPPEN
HOOFDSTUK II BURGERLIJKE ZAKEN
HOOFDSTUK III STRAFZAKEN
Afdeling 1. - Algemene regels. 1. - Strafzaken - Strafvordering wegens verjaring vervallen - Geen aanleiding tot regeling van rechtsgebied. Er is geen regeling van rechtsgebied nodig wanneer uit de procedure blijkt dat de strafvordering verjaard was op bet ogenblik dat bet geschil inzake bevoegdheid is ontstaan. 23 mei 1979 1113 Mdeling 2. - Tussen vonnisgerechten. Mdeling 3. - Tussen raadkamer en politierechtbank. § 1. Aard van bet misdrijf, wanbedrijf. § 2. Verschillende misdrijven, samenhang. 2. - Strafzaken - Beschikkii1g van
de raadkamer tot verwijzing van een beklaagde naar de politierechtbank wegens onopzettelijk toebrengen van verwondingen, welk misdrijf gecontraventionaliseerd werd bij aanneming van verzachtende omstandigheden - Politierechtbank die bovendien krachtens een zelfde vordering van het openbaar ministerie kennis neemt van een dagvaarding van de beklaagde wegens een
-
178
overti·eding van het Wegverkeersreglement en wegens vluchtmisdrijf alsook van een dagvaarding van een andere beklaagde wegens een ove1-treding van het Wegverkeersreglement Vonnis waarbij de rechtbank, zich onbevoegd verklaart, hierop gegrond dat het vluchtmisdrijf niet onder de bevoegdheid van de politierechtbank valt en dat de misdrijven samenhangend zijn - Beslissingen in kracht van gewijsde gegaan Regeling van rechtsgebied - Beslissing waarb;; de rechtbank zich onbevoegd verklaart, blijkt verantwoord te zijn -· Vernietiging van de beschikking Grenzen - Verwijzing naar de correctionele rechtbank in eerste aanleg rechtdoende. Wanneer, nadat de raadkamer, bij aanneming van verzachtende omstandigheden, een beklaagde naar de politierechtbank heeft verwezen wegens onopzettelijk toebrengen van verwondingen en het openbaar ministerie, bij een zelfde vordering, buiten de beklaagde wegens een overtreding van het Wegverkeersreglement en wegens vluchtmisdrijf, ook een andere beklaagde wegens een overtreding van het Wegverkeersregl. heeft doen dagvaarden, de politierechtbank zich onbevoegd heeft verklaard op grond dat het vluchtmisdrijf, naar aanleiding van een ongeval, dat voor een ander slagen of verwondingen ten gevolge heeft gehad, niet onder de bevoegdheid van deze rechtbank valt ingevolge artikel 138, 6", Sv. en de verscheidene misdrijven samenhangend zijn, onderzoekt het Hof, op een verzoek tot regeling van rechtsgebied, of de beslissingen in kracht van gewijsde zijn gegaan - en of het. vonnis waarbij '(le rechtbank zich onbevoegd verklaart, blijkt verantwoord te zijn; zo ja, dan vernietigt het de beschikking van de raadkamer, in zoverre zij de politierechtbank heeft aangewezen als zijnde de rechtbank die bevoegd is om kennis te nemen van het ten laste van de beklaagde gelegde misdrijf « onopzettelijk toebrengen van slagen of verwondingen », dat werd gecontraventionaliseerd, en verwijst de zaak naar de correctionele rechtbank, in eerste aanleg rechtdoende. 6 juni 1979 1169
§ 3. Verzachtende omstandigheden. § 4. Militair. § 5. Minderjarige.
§ 6. Omstandigheden na de verwijzing. § 9. Allerlei. 3. - Strafzaken - Vonnisgerecht dat van een misdrijf kennis neemt door een beschikking van de raadkamer - Vonnisgerecht dat zich « ratione loci » onbevoegd verklaarl - Misdrijf gepleegd buiten het arrondissement - Beklaagde die zijn verblijfplaats niet in het arrondissement heeft en daar niet is gevonden - Regeling van rechtsgebied Vernietiging van de beschikking - Verwijzing van de zaak naar de bevoegde procureur des Konings. Wanneer het vonnisgerecht, dat van een misdrijf kennis neemt door een beschikking van de raadkamer, zich ratione loci onbevoegd verklaart en de raadkamer zelf ratione loci onbevoegd was, wordt de beschikking vernietigd door het Hof, dat het rechtsgebied regelt, en wordt de zaak naar de bevoegde procureur des Konings verwezen. 710 14 februari 1979 Afdeling 4. Tussen raadkamer en correctionele rechtbank. § 1. Aard van het misdrijf, misdaad,
4. - ·Strafzaken - Beschikking van de raadkamer tot verwijzing van een verdachte naar de correctionele rechtbank, wegens een misdaad, zonder opgave van verzachtende omstandigheden Vonnisgerecht dat zich onbevoegd verklaarl Beslissingen met kracht van gewijsde - Regeling van rechtsgebied - Beslissinlf, waarbij de rechtbank ziCh onbevoegd verklaart, blijkbaar verantwoord Vernietiging van de beschikking - Verwijzing naar de kamer van inbeschuldigingstelling. Wanneer de raadkamer een verdachte, wegens een misdaad, naar de correctionele rechtbank heeft verwezen, zonder opgave van verzachtende omstandigheden, het vonnisgerecht zich onbevoegd heeft verklaard om kennis te nemen van de zaak en de beslissingen in kracht van gewijsde zijn gegaan, vernietigt het Hof, het rechtsgebied regelende, de beschikking ·van de raadkamer en verwijst de zaak naar de kamer van inbeschuldigingstelling. 17 oktober 1978 189 5. - Strafzaken - Beschikking van verwijzing naar de correctionele rechtbank wegens een misdaad Geen
-179opgave van verzachtende omstandigheden - Beslissing van onbevoegdverklaring van de rechtbank - Vernietiging van de beschikking en verwijzing naar de kamer van inbeschuldigingstelling. Wanneer de raadkamer een verdachte wegens een misdaad naar de correctionele rechtbank heeft verwezen, zonder daartoe verzachtende omstandigheden op te geven, het vonnisgerecht zich onbevoegd heeft verklaard en beide beslissingen in kracht van gewijsde zijn gegaan, dan regelt het Hof het rechtsgebied, vernietigt het de beschikking van de raadkamer en verwijst de zaak naar de kamer van inbeschuldigingstelling. 17 januari 1979 560 · § 2. Verschillende misdrijven, samenhang. 6. - Strafzaken - Beschikking van de raadkamer waarbij verdachten wegens gecorrectionaliseerde misdaden en wanbedrijven naar de correctionele rechtbank worden verwezen - Vonnisgerecht dat zich onbevoegd--verklaart omdat een als wanbedrijf gekwalificeerd misdrijf niet gecorrectionaliseerde misdaad is en de andere misdrijven samenhangend zijn - Beslissingen in kracht van gewijsde gegaan - Beslissing waarbij de rechtbank zich onbevoegd verklaart - Gedeeltelijke vernietiging van de beschikking - Verwijzing naar de kamer van inbeschuldigingstelling. Wanneer de kamer van inbeschuldigingstelling verdachten wegens gecorrectionaliseerde misdaden en als wanbe-.. drijven gekwalificeerde feiten naar het vonnisgerecht heeft verwezen en de correctionele rechtbank zich onbevoegd heeft verklaard omdat een als wanbedrijf gekwalificeerd feit niet gecorrectionaliseerde misdaad is en de andere misdrijven samenhangend zijn, gaat het Hof, het rechtsgebied regelende, na of beide beslissingen in kracht van gewijsde zijn gegaan en als de beslissing van onbevoegdverklaring lijkt gegrond te zijn, vernietigt het de beschikking, behalve in zoverre zij voor de misdaden verzachtende omstandigheden heeft aangenomen en verwijst de aldus beperkte zaak naar de kamer van inbeschuldigingstelling. 295 8 november 1979 7. - Strafzaken - Beschikking van de raadkamer waarbij een verdachte naar de correctionele rechtbank wordt verwezen wegens een regelmatig gecorrectionaliseerde misdaad, wege_ns een
andere niet gecorrectionaliseerde misdaad, en een als wanbedrijf gekwalificeerd feit - Beslissing waarbij het vonnisgerecht zich voor de hele zaak onbevoegd verklaart - Beslissingen met kracht van gewijsde - Beslissing inzake de bevoegdheid schijnbaar gegrond Gedeeltelijke vernietiging van de beschikking Verwijzing naar de kamer van inbeschuldigingstelling. Wanneer de raadkamer een verdachte naar de correctionele rechtbank heeft verwezen, wegens een regelmatig gecorrectionaliseerde misdaad, wegens _e~n andere niet gecorrectionaliseerde misdaad en een daarmee samenhangend. wanbedrijf, en het vonnisgerecht zich voor de hele zaak onbevoegd verklaard heeft, onderzoekt het Hof, op een verzoek tot regeling van rechtsgebied, of beide beslissingen in kracht van gewijsde zijn gegaan, of een van de misdaden niet is gecorrectionaliseerd, en of de feiten samenhangend zijn; zo ja, dan vernietigt het Hof de beschikking van de raadkamer behalve in zoverre het voor de gecorrectionaliseerde misdaad, verzachtende omstandigheden heeft in' aanmerking genomen en verwijst de· zaak naar de kamer van inbeschuldi-, gingstelling. 14 februari 1979 708 § 3. Verzachtende omstandigheden. § 4. Militair. § 5. Minderjarige. § 6. Omstandigheden na de verwijzing. 8. - Strafzaken - Beschikking van de raadkamer waarbij een verdachte, met aanneming van verzachtende omstandigheden, naar de correctionele rechtbank wordt ve1wezen ter zake van een misdaad die kan worden gecorrectionaliseerd en van wanbedrijf - Arrest waarbij het vonnisgerecht zich onbevoegd heeft verklaard, omdat na de beschikking een omstandigheid is gebleken op grand waarvan de misdaad niet kan worden gecorrectionaliseerd - In kracht van gewijsde gegane beslissingen - Toezicht van het Hoi - Vernietiging van de beschikking - Verwijzing naar de kamer van inbeschuldigingstelling. ~ Wanneer een beschikking van de raadkamer een verdachte, met aanneming van verzachtende omstandigheden, naar de correctionele rechtbank heeft verwezen ter zake van een misdaad die kan worden gecorrectionaliseerd en van een wanbedrijf, omdat uit een omstandigheid van na de beschikking is gebleken d!lt de misdaad niet kan worden
-180gecorrectionaliseerd, en het vonnisgerecht zich voor alles onbevoegd heeft verklaard, onderzoekt het Hof, op een verzoek tot regeling van rechtsgebied, of beide beslissingen in kracht van. gewijsde zijn gegaan, of de mil'lrlaad niet kan · gecorrectionaliseerd worden en of het wanbedrijf met de misdaad blijkt samen te hangen; zo ja, dan vernietigt het Hof de beschikking en ve1 wijst het de zaak naar de kamer van inbeschuldigingstelling. 6 september 1978 12 9. - Strafzaken - Beschikking van de raadkamer tot verwijzing van de beklaagden naar de con·ectionele rechtbank wegens een wanbedrijf - Vonnis waarbij de rechtbank zich onbevoegd verklaart op grand dat zich na de verwijzingsbeschikking een omstandigheid heeft voorgedaan waardoor het feit met een criminele straf wordt gestraft Beslissingen in kracht van gewijsde gegaan - Toezicht van het Hof Beslissing van onbevoegdverklaring blijkbaar gegrond Regeling van rechtsgebied - Nietigverklaring van de beschikking - Verwijzing van de zaak naar de kamer van inbeschuldigingstelJing. Wanneer de raadkamer de daders van een als wanbedrijf gekwalificeerd feit naar de correctionele rechtbank heeft verwezen en die rechtbank zich bij vonnis onbevoegd heeft verklaard op grond dat zich na de verwijzingsbeschikking een omstandigheid heeft voorgedaan waardoor het feit bij de wet met een criminele straf wordt gestraft, onderzoekt het Hof, op een verzoek tot regeling van rechtsgebied, of beide beslissingen in kracht van gewijsde zijn gegaan en of de vaststelling van de rechter juist blijkt te zijn; zo ja, dan vernietigt het de beschikkingen verwijst het de zaak naar de kamer van inbeschuldigingstelling. 4 april 1979 920
10. - Strafzaken - Beschikking van de raadkamer waarbij een wanbedrijl wordt gecorrectionaliseerd - Vonnis tot onbevoegdverklaring van de rechtbank gegrond op een omstandigheid die zich na de beschikking heeft voorgedaan en waardoor het feit met een zwaardere correctionele straf wordt gestraft Toezicht door het Hof- Beslissingen in kracht van gewijsde gegaan - Regeling van rechtsgebied - Vaststelling van het vonnis schijnbaar juist - Vernietiging van de beschikking - Verwijzing van de
zaak naar dezelfde, anders samengestelde raadkamer. Wanneer de raadkamer met aanneming van verzachtende omstandigheden de beklaagde wegens een wanbedrijf paar de politierechtbank heeft verwezen E:m een vonnis wordt uitgesproken, waarbij de rechtbank zich onbevoegd verklaart op grond dat zich na de verwijzende beschikking een omstandigheid heeft voorgedaan, waardoor het feit door de wet met een zwaardere correctionele straf wordt gestraft, onderzoekt het Hof, waarbij een verzoek tot regeling van :rechtsgebied aanhangig is, of beide beslissingen in kracht van gewijsde zijn gegaan en of de vaststelling van de rechter juist blijkt te zijn; zo ja, dan vernietigt het Hof de beschikking en verwijst de zaak naar dezelfde, anders samengestelde raadkamer. 27 juni 1979 1301 § 9. Allerlei. Afdeling 5. - Tussen onderzoeksrechters of -gerechten.
RONDZWERVEN VAN AARDIGE DIEREN
KWAAD-
1. Strafwetboek, art. 556, 2" Kwaadaardig dier- Begrip. Van een misdrijf in de zin van art. 556, 2•, Sw. is er sprake als het dier kwaadaardig is op het ogenblik van de feiten; zulks behoeft geen bestendigheid. 20 februari 1979 735 2. - Strafwetboek, art. 556, 2" Kwaadaardig dier Bewaring Begrip. Het misdrijf bedoeld in art. 556, 2•, Sw. vereist niet dat de eigenaar of de bewaarder gewoonlijk het dier zonder bewaking Iaten. 20 februari 1979 735
RUST- EN SIOEN
OVERLEVINGSPEN-
HOOFDSTUKI.-Werknemers HOOFDSTUK II. - Zelfstandigen HOOFDSTUK III. - Vrijwillig verzeker· den HOOFDSTUK IV. - Gewaarborgd inko.men voor bejaarden
181HOOFDSTUK I
Wanneer een gepensfoneerde werknemer een mijnwerkerspensiotm, de tegenwaarde van steenkolenbedelingen en een 1. - Werknemers - Arbeidsperioden deel van een mijnwerkerspensioen betaald ter uitvoering van de Duitse wet, - Gelijkstelling - Studies - Begrip. Met arbeidsperioden die in aanmer- alsmede uitkeringen wegens beroepsking komen voor de berekening van het ziekten ontvangt en de Rijkskas voor werknemerspensioen, kunnen niet wor- rust- en overlevingspensioenen de door den gelijkgesteld de jaren gedurende haar ten onrechte gedane uitkeringen welke prive-lessen werden gevolgd die ambtshalve terugvordert, kan de in geen algemeen georganiseerd onderwijs- art. 1410, § 4, Ger.W. bedoelde afhouding programma vormen, maar deel uitmaken van 10 pet. enkel van de Belgische en van een programma dat de leerling zelf buitenlandse pensioenuitkeringen worheeft opgemaakt. (Art. 7, § 1, tweede lid, den gedaan zonder toevoeging van de 1•, K.B. 21 december 1967.) vergoedingen wegens beroepsziekten. 19 februari 1979 722 158 9 oktober 1978 5. Werknemers Pensioenwet 2. - Werknemers - Pensioen berekend met toepassing van de wet Bedienden 12 juli 1957 - Rechthebben3 april 1962 - Pensioen werkelijk en den - Territorialiteit - Begrip. De werknemer die in het buitenland is voor de eerste maal tewerkgesteld door een in Belgie gevesv66r 1 jan. 1968 ingegaan - Pensioen tigde werkgever kon bij de wet van dat verder geregeld wordt bij de 12 juli 1957 vastgestelde rust- en overlewet 3 april 1962. Het werknemerspensioen dat is bere- vingspensioen voor bedienden genieten, kend met toepassing van de wet indien hij in Belgie zijn woonplaats 3 april 1962 en dat daadwerkelijk en behield en wegens zijn tewerkstelling de sociale zekerheid onderworpen voor de eerste maal v66r 1 jan. 1968 is aan ingegaan, blijft beheerst door de bleef. 18 juni 1979 1241 wet 3 april 1962, met uitzondering van artt. 16, 21, 22 en 27 van die wet. (Art. 75, § 1, 8•, K.B. nr. 50, 24 okt. 1967.) HOOFDSTUK II 27 november 1978 351 WERKNEMERS
ZELFSTANDIGEN
3. -
Werknemers - Penswenen gereHOOFDSTUK III geld bij de wet 8 april 1962 - Loopbaan VRIJWILLIG VERZEKERDEN - Bewijs - Vermoeden van tewerkstelling tijdens de oorlogsjaren - VermoeHOOFDSTUK IV den dat kan worden omgekeerd door het bewijs dat de eiser tijdens die jarenals GEWAARBORGD INKOMEN VOOR BEJAARzelfstandige heeft gewerkt. DEN Het vermoeden ·van tewerkstelling tijdens de oorlogsjaren, vastgesteld · bij art. 3, derde lid, K.B. 4 april 1962 tot uitvoering van art. 11 Arbeiders- en Bediendenpensioenwet 3 april 1962, kan S worden omgekeerd door het bewijs dat de eiser tijdens die jaren als zelfstandige heeft gewerkt. 27 november 1978 351 SAMENHANG 4. - Werknemers - Uitkering aan een gepensioneerd werknemer van een mijnwerkerspensioen, van de tegenwaarde van steenkolenbedelingen, van een dee] van een mijnwerkerspensioen .betaald ter uitvoering van de Duitse wet en van uitkeringen wegens beroepsziekten - Ambtshalve terugvordering door de Rijkskas voor rust- en overlevingspensioenen van de ten onrechte uitgekeerde prestaties - Grenzen.
1. - Strafzaken - Samenvoeging of splitsing van gedingen - Vereisten voor een goede rechtsbedeling - Beoordelingsbevoegdheid van de feitenrechter Grenzen. De feitenrechter oordeelt op onaantastbare wijze, mits hij het recht van verdediging in acht neemt, of gedingen moeten worden gevoegd of gesplist ter wille van een goede rechtsbedeling. 6 september 1978 9
-1822. - Strafzaken - Uitbreidi.17g van bevoegdheid van het vonnisgerecht Voorwaarden. De samenhang tussen verschillende misdrijven is geen verantwoord~ng voor een uitbreiding van bevoegdheid wanneer een aan de krijgsrechtsmacht onderworpen persoon en een aan de gewone rechtsmacht o.nderworpen persoon vo~~ de.. correctwnele rechtbank afzonderhJk ZlJn vervolgd en .l;la twee afzonderlijke procedures, biJ twee opeenvolgende vonnissen zijn veroordeeld, en wanneer zij enkel wegens voeging van de zaken samen voor het hof van beroep zijn verschenen. 25 oktober 1978 224
zenlijkhig van het opgevatte doel op zichzelf strafbaar is. 12 december 1978 419 3. _ Beslissing volgens welke tussen de misdrijven eendaadse samenloop bestaat _ Beslissing die aldus de eenheid van het st.J:afbaar feit vaststelt. De beslissing die zegt dat tussen misdrijven eendaadse samenloop bestaat, stelt aldus noodzakelijk de eenIheid van het strafbaar feit vast. . 1016 25 april 1979 · 4. _ Een zelfde opzet - Begrip. Verschillende aan een beklaagd.e ten laste gelegde misdrijven komen Uit· een zelfde opzet voort wannee~ zij onderling verbonden zijn door eenhe1d van doel en 3. - St.J:afzaken - Begrip. verwezenlijking, en in die zin door ~en Het verband waaruit samenhang tus- feit te weten een complexe gedragmg, sen verscheidene misdrijven ontstaat, zijh opgeleverd. mag niet worden verward met de een1062 8 mei 1979 heid, die de grondslag vormt van het 5. Een zelfde opzetBegrip. collectief misdrijf waarop een van de Verschillende aan een beklaagde ten vervolgingen betrekking heeft. 1aste gelegde misdrijven komen uit ~en 9 mei 1979 1077 zelfde opzet voort wanneer zij onderlmg verbonden zijn door eenheid van doel en verwezenlijking, en in die zin door ~en feit, te weten een complexe gedragmg, SAMENLOOP VAN MISDRIJVEN zijn opgeleverd. 8 mei 1979 1068 1. - Een zelfde opzet- Begrip. 6. _ Voortgezet misdrijf - Een enkel Verschillende aan een beklaagde ten opzet _ Misdrijven van verschillende laste gelegde misdrijven komen uit een- aard _ Een enkel st.J:afbaar feit zelfde opzet voort wanneer zij onderling Begrip. verbonden zijn door eenheid van doel en De rechter kan wettig beslissen dat verwezenlijking, en in die zin door een verschillende misdrijven voortvloeien uit feit, te weten een complexe gedraging, een zelfde strafbaar opzet en slechts een zijn opgeleverd. enkel strafbaar feit vormen, ook al zijn 12 december 1978 419 de tenlastegelegde feiten van verschei2. - Voortgezet misdrijf of collectief den aard. 5 juni 1979 1159 misdrijf - Voortgezet misdrijf of collectief misdrijf voortkomende uit dezelfde 7. Sociale zaken Overt.J:edinge.17· opzet - Begrip. van afzonderlijke wettelijke bepalingen De ene opzet waaruit verschillende - Op elk van die overt.J:edingen wordt misdrijven voortkomen die een collecti~f zoveel keer een geldboete toegepast als misdrijf of voortgezet misdrijf vormen, IS er werknemers bij bet.J:okken zijn niet hetzelfde als het strafbaar opzet dat St.J:afwetboek, art. 65 - Begrip. voor het bestaan van bepaalde misdrijW anneer verschillende overtredingen ven is vereist, noch de aanwezigheid van onder de toepassing vallen van afzonder· vrije wil bij het handelen, als algemeen lijke wettelijke bepalingen en op elke vereiste voor strafbaarheid; de ene opzet overtreding zoveel keer een geldboete is onder meer aanwezig, wanneer de wordt toegepast als er werknemers bij beklaagde enig doel heeft opgevat dat hij betrokken zijn, is de zwaarste gel~boete zich voorneemt te verwezenlijken en de geldboete met het hoogste maximum, verwezenlijkt niet aileen door geoor- rekening houdende met de << betrokken » loofde, maar ook door strafbare hande- werknemers. lingen, onverschillig of voor de straf5 juni 1979 1159 baarheid van die handelingen zelf vereist is dat zij opzettelijk worden 8. Sociale zaken Misdrijven gepleegd en onverschillig of de verwe- waarbfj dezelfde wettelijke bepalingen
I.
-183worden overtreden - Misdnjven straf- SCHIP- EN SCHEEPVAART baar met een geldboete zoveel maal als 1. - Zeeschelde - Koninklijk besluit er werknemers bij betrokken zijn Strafwetboek, van 31 mei 1968 houdende politieregleCollectief misdrijf ment van de Beneden-Zeeschelde, art. 65 - Zwaarste straf- Begrip. Wanneer verschillende in dezelfde artt. 19 en 20- Aan de grond gelopen of wettelijke bepalingen omschreven mis- gezonken vaartuig - Verplichting van drijven strafbaar zijn met een geldboete de eigenaar van de lading. die zoveel maal wordt toegepast als er werknemers bij het misdrijf betrokken zijn, is de zwaarste geldboete de geldboete met het hoogste maximum, rekening houdende met de « betrokken » werknemers. 20 juni 1979 1264
SCHENKINGEN EN TESTAMENTEN
Op de eigenaar van de lading van een aan de grond gelopen of gezonken vaartuig rust de verplichting tot lichting van de lading of van de delen ervan die in de stroom, buiten het vaartuig liggen, maar niet de verplichting tot berging van de lading of van het deel ervan dat zich op het vaartuig bevindt, daar alleen de eigenaar, de kapitein of de schipper tot een dergelijke verplichting zijn gehouden. (Artt. 19 en 20 K.B. 31 mei 1968). 5 januari 1979 502
2. - Zeevaart - Bepaling van art. 91, A, § III, 8" gecoord. Zeevaartwetten valgens welke clausules tot ontheffing van Voor de geldigheid van een handgift aansprakelijkheid verboden zijn volstaat het niet dat de goederen worden Bepaling van openbare orde.
1. - Handgift vereist.
Wil om te schenken
overhandigd; ook moet vaststaan dat de overhandiging geschied is met de wil om te schenken. 4 april 1979 915
. 2. - Testament - Captatie - Bewijs van de captatie - Bewijs door feitelijke vermoedens - Wettigheid. Op grond van feitelijke vermoedens die afgeleid zijn uit de omstandigheden van de zaak beslist de rechter wettig dat er geen rechtsgevolg kan verbonden worden aan het testament dat is opgemaakt ten voordele van de exploitant van een tehuis voor bejaarden, wanneer laatstgenoemde een persoon tijdens de periode v66r diens overlijden heeft verzorgd en van hem een legaat heeft bekomen door hem wederrechtelijk te bei:nvloeden. 27 april 1979 1020 3. - Testament bij openbare akte voor
De bepaling van art. 91, A, § III, 8", gecoord. Zeevaartwetten, volgens welke het verboden is clausules tot ontheffing van aansprakelijkheid in te lassen in de overeenkomsten voor het vervoer van goederen uit of naar een Belgische haven raakt de openbare orde. 2 februari 1979 630
3. - Zeevaart - Zeevervoerovereenkomst - Clausule van het cognossement, die een vreemde rechtbank bevoegd verklaart - Clausule die de Belgische wetgeving toepasselijk verklaart .op de eventuele gesch11len Geldigheid.
Niet nietig is de clausule van een cognossement betreffende het vervoer uit of naar een Belgische haven, volgens welke een buitenlandse rechtbank bevoegd zal zijn voor de berechting van de geschillen tussen partijen, als zij de verplichting oplegt de bepalingen van de een notaris verled~n - Getuigen Belgische wetgeving toe te passen en Tegenwoordigheid- Begrip. Wanneer een testament bij openbare met name die van art. 91 gecoordineerde akte voor een notaris wordt verleden, is Zeevaartwetten. 2 februari 1979 630 de tegenwoordigheid van twee getuigen vereist; zulks sluit in dat die getuigen de 4. - Scheepvaart Binnenvaart gelegenheid moeten pebben vast te stel- Verkoop van binnenschip Nietlen dat de laatste wilsbeschikkingen inschrijving ten kantore van de bewadoor de erflater zijn gedicteerd, dat de ring van de scheepshypotheken. notaris die wilsbeschikkingen heeft Het niet ingeschreven zijn van de akte opgetekend, dat hij het testament aan de van verkoop van een binnenschip heeft erflater heeft voorgelezen en dat laatst- aileen tot gevolg dat de overdracht niet genoemde het heeft ondertekend. (Artt. aan derden kan worden tegengeworpen, 971 en 972 B.W.) maar brengt niet mede dat derden de 1058· verkoper, op wiens naam het schip nog 4 mei 1979
-184is ingeschreven, als eigenaar moeten erkennen. (Kh., boek II, artt. 8 en 272.) 6 maart 1979 790 5. - Voorrechten en hypotheken op zeeschepen - Voorrecht op het schip, op de vz·acht en op het toebehoren - Boek II, Kh., art. 23, § 1, 4• - Vergoedingen verschuldigd ter zake van aanvaring _: Begrip. Geen vergoeding ter zake van aanvaring, in de zin van art. 23, § 1, 4•, hoek II Kh., waarvoor die wettelijke bepaling een voorrecht verleent op het schip, op de vracht en op het toebehoren, zijn de kosten die een openbare overheid heeft moeten maken om, ter uitvoering van een wettelijke verplichting, het wrak van een gezonken schip te lichten. 7 maart 1979 796 6. - Aansprakelijkheid van de eigenaar van een schip - Beperking van zifn aansprakelijkheid - Geen beperking mogelijk als het schip een gebrek vertoont. Ingevolge art. 46, § II, boek II Kh. mag de eigenaar van een schip zijn aansprakelijkheid niet beperken tot het beloop van de waarde van het schip, ·van de vracht en van het toebehoren van het schip, indien de schade is veroorzaakt door een gebrek van het schip. 21 maart 1979 839 7. - Binnenvaart - Vlot maken door de Dienst voor de Scheepvaart van een gezonken schip In het algemeen belang Geen ve1plichting van de schipper. Wanneer de Dienst voor de Scheepvaart ambtshalve en overeenkomstig · de artt. 49 en 102 K.B. 15 okt. 1935 houdende het algemeen reglement der scheepvaartwegen van het Koninkrijk een gezonken schip vlot maakt, doet hij zulks in het algemeen· belang om de scheepvaart te verzekeren en niet op bevel van de schipper of ter uitvoering van een met hem gesloten overeenkomst; de schipper van een gezonken schip, die het schip laat vlot maken door· de Dienst voor de Scheepvaart, vervult dan ook geen persoonlijke verplichting dat schip zo spoedig mogelijk vlot te maken. (Artt. 49 en 102, K.B. 15 okt. 1935.) 10 april 1979 962 8. - Zee- en binnenvaart - Bepm·king van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de eigenaar - Gevolgen· - Geen vrijstelling van strafrechtelijke aansprakelijkheid.
·De wettelijke bepalingen inzake de zee- en binnenvaart, volgens welke de eigenaar van een schip zijn burgerrechtelijke aansprakelijkheid in bepaalde gevallen kan beperken, stellen hem niet vrij van zijn strafrechtelijke verantwoordelijkheid wegens zijn overtreding van verordeningsbepalingen. 10 april 1979 962 9. - Wet 28 november 1928 tot opneming in de Belgische wetgeving van de te Brussel op 25 augustus 1924 ondertekende overeenkomst betreffende het eenvormig maken van enige regelen inzake cognossementen - Draagwijdte van die bepalingen. De internationale overeenkomst betreffende het eenvormig maken van enige regelen inzake ~ognossementen, te Brussel ondertekend op 25 aug. 1924, en de wet tot opneming van die overeenkomst in de Belgische wetgeving 28 nov. 1928 hebben enkel de verhoudingen willen regelen. tussen de vervoerder en de derde-houder van het cognossement. 25 mei 1979 1120 10. - Zeewet, art. 91 - AansprakeJijkheidsbeperking - Deklading - Uitzonderingsgevallen. De aansprakelijkheidsbeperking bedoeld in art. 91, A, § IV, 5•, Zeewet geldt niet als de goederen, in strijd met de vermeldingen van het cognossement, op het dek worden vervoerd. 25 mei 1979 1120 11. - Zeewet, ·art. 66 - Deklading Toepassingsgevallen. Wanneer goederen, in strijd met de vermeldingen van het cognossement, op het dek vervoerd worden, wordt op de schade ten gevolge van dat vervoer enkel art. 66 Zeewet toegepast, zonder dat behoeft te worden nagegaan of er bij de kapitein of reder bedrog aanwezig was. 25 mei 1979 1120
SCHULDVERNIEUWING 1. - Nieuwe schuld in de plaats van de oude gesteld- Begrip. Schuldvernieuwing kan tot stand komen, wanneer partijen bij een arbeidsovereenkomst de oorspronkelijk in de overeenkomst opgenomen loonbepalingen teniet doen en door nieuwe loonbepalingen vervangen, ook al blijven de andere bedingen van de arbeidsovereenkomst onveranderd. (Art. 1271, 1•, B.W.) 28 mei 1979 1137
-1852. - Bewijs - Arbeidsovereenkomst - Bewijs door getuigen toegelaten. Wanneer inzake arbeidsovereenkomsten geen geschrift is opgemaakt van de overeenkomst die schuldvernieuwing tot stand brengt, is het bewijs van die overeenkomst door getuigen of vermoedens toegelaten, ook al is de oorspronkelijke overeenkomst schriftelijk vastgesteld. (Art. 4bis Arbeidsovereenkomstenwet Bedienden.) 1137 28 mei 1979
SOCIALE ZEKERHEID HOOFDSTUK I. - Werknemers HOOFDSTUK II. - Mijnwerkers HOOFDSTUK III. - Schepelingen HOOFDSTUK IV. - Sociaal statuut van de zelfstandigen HOOFDSTUK V. _ Overzeese sociale zekerheid
HOOFDSTUK I WERKNEMERS 1. - Werknemers - Toepassingsgebied - Begrip. Onder de sociale zekerheidswetgeving voor werknemers vallen de stripteuses die tegen betaling van loon aangeworven worden om op te treden tijdens voorstellingen in een nachtclub, en de exploitant van de nachtclub die hen heeft aangeworven. (Art. 2, § 1, 1", wet 27 juni 1969; art. 3, 2", K.B. 28 nov. 1969.) 12 f b · 678 e ruan 1979 2. - Werknemers - Eindejaarspremie - Loon waarop de bijdragen moeten worden berekend. Eindejaarspremies, die aan werknemers worden toegekend wegens ter uitvoering van hun arbeidsovereenkomst verrichte arbeid, zijil loon dat in aanmerking komt voor- de berekening van de sociale zekerheidsbijdragen. (Wet van 27 juni 1969, art. 14.) (Eerste en tweede zaak.) 26 februari 1979 761 3. - Werknemers - Voordelen toegekend wegens persoonlijke genegenheid of waardering van de werkgever - Geen loon waarop bijdragen moeten worden berekend. Voordelen die de werkgever aan zijn werknemers niet wegens ter uitvoering van hun arbeidsovereenkomst verrichte arbeid toekent, maar wegens zijn persoonlijke genegenheid of waardering,
zijn geen loon dat in aanmerking komt voor de berekening van de sociale zekerheidsbijdragen. (Wet van 27 juni 1969, art. 14.) (Eerste en tweede zaak.) 26 februari 1979 761 4. Werknemers Onderworpen aan een arbeidsovereenkomst - Gezagsverhouding- Begrip. De rechter kan wettig beslissen dat er tussen een instelling van prive-onderwijs en het onderwijzend personeel geen gezagsverhoudi~g bestaat welke verhouding vereist is om te zijn onderworpen aan de sociale zekerheid, wanneer hij erop wijst dat het verplichte lesgeven in de lokalen van de instelling op zichzelf niet kenmerkend is, dat niet is bewezen dat die lessen werden gegeven onder het gezag van de instelling, dat het normaal was dat die instelling aan de leerkrachten de door haar gekozen leerlingen voorstelde, dat de voorlegging van prestatiestaten, die noodzakelijk waren om betaling ervan te bekomen, op zichzelf geen kenmerk van een gezagsverhouding was, dat de leraars vrij waren al dan niet les te geven, hun werkzaamheden te beiHndigen, al dan niet aanwezig te zijn en hun afwezigheid te verlengen. (Art. 1 Arbeidsovereenkomstenwet Bedienden, art. 1, § 1, Sociale Zekerheidswet Werknemers.) 2 april 1979 906 . 5. - Werknemers - Toepassmgsge~ied -:: Persf;men die arbeid verr~chten m gelJ!ka_ard1ge voorwaarden als cj.1e van een a1be1dsovereenkomst- Begnp. Personen tot wie de sociale zekerheid voor werknemers kan worden uitgebreid omdat zij arbeid verrichten in gelijkaardige voorwaarden als die van een arbeidsovereenkomst, zijn niet degenen die, al dan niet ingevolge een arbeidsovereenkomst, onder gezag of in een verhouding van ondergeschiktheid arbeiden, maar degenen die arbeiden in omstandigheden welke gelijkenis vertonen met die waaronder arbeid in ondergeschiktheid wordt verricht. (Wet van 27 juni 1969, art. 2, § 1, 1"; koninklijk besluit van 28 nov. 1969, art. 3, 4".) 9 april 1979 944
I
6. - Werknemers - Sociale Zekerheidswet ·Werknemers 28 dec. 1944 Toepassingsgebied - Territorialiteit Begrip. Geen enkele bepaling van de Sociale Zekerheidswet Werknemers zegt dat de sociale zekerheid niet toepasselijk is op de in Belgie gevestigde werkgever en de
-186werknemer die hij hoofdzakelijk in het bouw, impliceert het plaatsen van voorwerpen die opgesteld worden op de buitenland tewerkstelde. 18 juni 1979 1241 plaats waar ze moeten blijven maar daar niet zijn gemaakt. HOOFDSTUK II 19 september 1978 67 MIJNWERKERS
7.- Mijnwerkers- Schuldvorderingen van het Nationaal Pensioenfonds voor Mijnwerkers Voorrecht Omvang. Het voorrecht tot zekerheid van de schuldvorderingen van het Nationaal Pensioenfonds voor Mijnwerkers ten opzichte van werknemers dekt niet enkel de door hen verschuldigde bijdragen, maar ook de bijdragebijslagen en de verwijlintresten. (Art. 3, § 1, zevende lid, Mijnwerkerspensioenwet; art. 19, 4"bis, tweede lid, Hypotheekwet.) 19 maart 1979 832 HOOFDSTl.JK III SCHEPELINGEN
HOOFDSTUK IV SOCIAAL STATUUT VAN DE ZELFSTANDIGEN
HOOFDSTUKV OVERZEESE SOCIALE ZEKERHEID
STEDEBOUW HOOFDSTUK I. - Verkaveling HOOFDSTUK II. - Bouwvergunning HOOFDSTUK III. - Onteigening HOOFDSTUK IV. - Belasting op nietbebouwde percelen HOOFDSTUK V. - Straf HOOFDSTUK VI. - Herstel; betaling meerwaarde. HOOFDSTUK IX. - Allerlei
HOOFDSTUK III ONTEIGENING
HOOFDSTUK IV BELASTING OP NIET BEBOUWDE PERCELEN
2. - Wet 29 maart 1962, art. 70bis Gemeentebelasting op de niet bebouwde percelen gelegen in het woongebied van een door de Koning goedgekeurd ot vastgesteld plan van aanleg - Bebouwd en niet bebouwd perceel - Begrippen. Als bebouwde grond, in de zin van artikel 70 his, § 1, wet 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en de stedebouw, moet worden beschouwd het perceel dat, hoewel erop niet is gebouwd, een geheel vormt met een ander perceel, waarop een woning staat, wanneer beide percelen zodanig in functie van elkaar zijn aangelegd en van elkaar afhangen dat, indien ze gescheiden worden, de voorwaarden van bewoning van het gebouw, in de staat waarop het werd opgevat en gebouwd, grondig zouden worden gewijzigd. 29 januari 1979 600
HOOFDSTUKV STRAF
HOOFDSTUK VI HERSTEL; BETALING MEERWAARDE
3. - Onwettig opgericht gebouw Dader strafrechtelijk aansprakelijk voor het misdrijf hoewel hij geen eigenaar is van het gebouw- Bevel om het gebouw te doen afbreken gegeven door de veroordelende beslissing- Wettig. Wanneer een beslissing een veroordeling uitspreekt wegens het misdrijf HOOFDSTUK I « onwettig oprichten van een gebouw », VERKAVELING kan die beslissing wettig bevelen dat gebouw te doen afbreken ook al is de HOOFDSTUK II dader van het misdrijf er geen eigenaar van. BOUWVERGUNNING 5 september 1978 5 1. - Gebruik van een grond voor het plaatsen van een of meer vaste inrich4. Uitvoering of handhaving van tingen - Begrip. werken met overtreding van de voorHet gebruik van een grond voor het schriften van de wet van plaatsen van een of meer vaste inrich- 29 maart 1962- Herstel van de plaats tingen, in de zin van art. 44, § 1, 1, wet in de vorige staat - Voorwaarden. 29 maart 1962 houdende organisatie van De rechter die een veroordeling uitde ruimtelijke ordening en van de stede- spreekt op grond van overtreding van
-187artikel·64 van de wet 29 maart 1962, mag slecbts bevelen dat de plaats in de vorige staat bersteld wordt als bij vaststelt dat de maatregel nog nodig of verantwoord is om de gevolgen van de overtreding te doen verdwijnen. (Art. 65 wet 29 maart 1962 boudende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedebouw. (Impliciet.) 67 19 .september 1978
Ordening tot betaling van de meerwaarde, bepaald bij art. 65, § 1, letter C, organieke wet op de Stedebouw tot de strafvordering beboort, vertoont de veroordeling tot betaling van die meerwaarde niet bet kenmerk van een eigenlijke straf; de recbter mag die maatregel bevelen niettegenstaande verjaring van de strafvordering, indien de vordering tot betaling is ingediend voordat de strafvordering is verjaard. (Art. 26 wet 5. - Uitvoering of handhaving van 17 april 1878.) werken zonder vergunning - Herstel 23 januari 1979 581 van de plaats in de vorige staat -
Maatregel die bevolen wordt zelfs indien een gewestpJan niet definitief is goedgekeurd.
HOOFDSTUK IX
De strafrecbter die de beklaagde veroordeelt om een grond te bebben gebruikt voor bet plaatsen van een of meer vaste inricbtingen, zonder voorafgaande, scbriftelijke en uitdrukkelijke vergunning van bet college van burgemeester en scbepenen, beveelt dat de plaats in de vorige staat moet worden bersteld, zelfs indien bet gewestplan niet definitief is goedgekeurd. (Artt. 44, 64 en 65 wet 29 maart 1962 boudende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedebouw.) 19 september 1978 67 6. - Wet van 29 maart 1962, art. 65, § 1, Jetter C - Vordering tot betaling
8. - Uitvoering of handhaving van werken zonder vergunning - Strafvordering - Aanvraag tot administratieve reguJarisatie - Procedure die de uitoefening van de strafvordering niet opschort.
ALLERLEI
Vervolgingen wegens overtreding van de wet 29 maart 1962 boudende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedebouw worden niet opgescbort door de aanvraag van de beklaagde tot administratieve regularisatie. 19 september 1978 67
STRAF
van een bedrag dat de meerwaarde HOOFDSTUK I. - Algemene begrippen - straf en maatregeJ vertegenwoordigt van een door een misdrijf verkregen goed - Aard van die HOOFDSTUK II. - Vrijheidsstraffen vordering. Hoewel de vordering van bet Bestuur HOOFDSTUK III. - GeJdboete en opdeciemen van de Stedebouw en de Ruimtelijke Ordening tot betaling van de meer- HOOFDSTUK IV. Vervangende waarde, bepaald bij art. 65, § 1, letter C, gevangenisstraf organieke wet op de Stedebouw tot de Andere straffen strafvordering beboort, vertoont de ver- HOOFDSTUK V. (verbeurdverkJaring, enz.); vervaJ stuoordeling tot betaling van die meerren · waarde niet bet kenmerk van een eigenlijke straf; de recbter mag die maatregel HOOFDSTUK VI. - Zwaarste straf bevelen niettegenstaande verjaring van. de strafvordering, indien de vordering HOOFDSTUK VII. - SamenJoop tot betaling is ingediend voordat de strafvordering is verjaard. (Art. 26 wet 17 april 1878.) 23 januari 1979 581
Afdeling 1. Afdeling 2. Afdeling 3. HOOFDSTUK
Eimdaadse. Meerdaadse. Gescbeiden berecbting. VIII.
Verzachtende
omstandigheden
7. - Wet van 29 maart 1962, art. 65, § -1, Jetter C - Vordering tot betaling HOOFDSTUK IX. -
AJJerJei van een bedrag dat de meerwaarde vertegenwoordigt van een door een misHOOFDSTUK I drijf verkregen goed - Verjaring van de ALGEMENE BEGRIPPEN STRAF EN strafvordering - Geen invJoed op die MAATREGEL tijdig ingesteJde vordering. Hoewel de vordering van bet Bestuur 1. - Overtreding van de sociaJe wetvan de Stedebouw en de Ruimtelijke geving Wet waarin wordt bepaaJd,
-188enerzijds, dat een overtreding van haar bepalingen wordt gestraft met een gevangenisstraf en een geldboete of met een van die straffen en, anderzijds, datde geldboete zoveel maal wordt toegepast als er werknemers zijn t.a. v. wie bepalingen zijn overtreden, zonder dat evenwel het totaal van de geldboete een vastgesteld maximum mag overschrijden - Misdrijf dat met een enkele straf wordt gestraft. Wanneer de wet in sociale zaken bepaalt, enerzijds, dat een overtreding van haar bepalingen wordt gestraft niet een gevangenisstraf en een geldboete of met een van die "straffen aileen en, anderzijds, dat de geldboete zoveel maal wordt toegepast als er werknemers zijn t.a.v. wie de bepalingen zijn overtreden, zonder dat evenwel het totaal van de geldboeten een vastgesteld maximum mag overschrijden, stelt zij op dat misdrijf een enkele straf. Het feit dat de geldboete vastgesteld moet worden, hetzij samen met een gevangenisstraf, hetzij afzonderlijk, naargelang van het aantal werknemers t.a.v. wie de wet is overtreden, zonder evenwel een vastgesteld maximum te mogen overschrijden, belet niet dat het een enkele straf betreft. 8 november 1978 291 2. Wegens een wanbedrijf onder aanneming van verzachtende omstandigheden naar de politierechtbank verwezen beklaagde - Correctionele straf Onwettigheid. Wanneer de beklaagde wegens een wanbedrijf naar de politierechtbank is verwezen door een beschikking van de raadkamer, met opgave van verzachtende omstandigheden, kan de politierechtbank hem wegens dit misdrijf geen correctionele straf opleggen. (Artt. 4 en 5 wet 4 okt. 1867; art. 38 Sw.) 30 januari 1979 611
4. - Vervallenverklaring van het recht tot sturen als straf uitgesproken Bestanddeel van de straf. De vervallenverklaring van het recht een voertuig of een luchtschip te besturen of een rijdier te geleiden, welke met toepassing van art. 38 Wegverkeersregl. als straf is uitgesproken, is een hestanddee! van de straf op een van de in genoemd artikel opgesomde overtredingen en geen afzonderlijke straf. 19 juni 1979 1246 5. - Overtreding van de sociale wetgeving - Wet waarin wordt bepaald, enerzijds, dat een overtreding van haar bepalingen wordt gestraft met een gevangenisstraf en een geldboete of met een van die straffen en, anderzijds, dat de geldboete zoveel maal wordt toegepast als er werknemers zijn t.a.v. wie -bepalingen zijn overtreden, zonder dat evenwel het totaal van de geldboeten een vastgesteld maximum mag overschrijden - Misdrijf dat met een enkele straf wordt gestraft. Wanneer de wet in sociale zaken bepaalt, enerzijds, dat een overtreding van haar bepalingen wordt gestraft met een gevangenisstraf en een geldboete of met een van die straffen aileen en, anderzijds, dat de geldboete zoveel maal wordt toegepast als er werknemers zijn t.a.v. wie de bepalingen zijn overtreden, zonder dat evenwel het totaal van de geldboeten een vastgesteld maximum mag overschrijven, stelt zij op dat misdrijf een enkele straf; het feit dat de geldboete vastgesteld moet worden, hetzij samen met een gevangenisstraf, hetzij afzonderlijk, naar gelang van het aantal werknemers t.a.v. wie de wet is overtreden, zonder evenwel een vastgesteld maximum te mogen overschrijden, belet niet dat het hier een enkele straf betreft. 20 juni 1979 1264
6. - Geneeskunst - Verhandelen van verdovende middelen Koninklijke 3. - Wanbedrijf - Verwijzing van de besluiten ter uitvoering van de wet van beklaagde naar de politierechtbank 24 feb. 1921 betreffende het verhandelen Aanneming van verzachtende omstan- van giftstoffen, slaapmiddelen en verdodigheden Con·ectionele straf vende middelen, ontsmettingsstoffen en Onwettige straf. antiseptica - Overtredingen van die Wordt de beklaagde door de raadka- koninklijke besluiten gepleegd na de mer wegens een wanbedrijf op grond inwerkingtreding van de wet van 9 juli van verzachtende omstandigheden naar 1975 tot wi)ziging van de wet van 24 feb. de politierechtbank verwezen, dan kan 1921- Toe te passen straffen. De overtredingen van de bepalingen de politier:echtbank, of in hoger beroep de correctionele rechtbank, hem hier- van de koninklijke besluiten ter uitvoevoor geen correctionele straf opleggen. ring van de wet van 24 feb. 1921 29 mei 1979 1142 betreffende het verhandelen van giftstof-
-189De wet van 25 juni 1975 tot wijziging fen, slaapmiddelen en verdovende middelen, ontsmettingsstoffen en antisep- van de wet van 5 maart 1952 waarbij de tica, die zijn gepleegd na de inwerking- strafrechtelijke geldboeten met 390 decitreding van de wet van 9 juli 1975 tot mes worden verhoogd, is toepasselijk op wijziging van de wet van 24 feb. 1921, de geldboeten die zijn uitgesproken v66r worden gestraft met de straffen gesteld !le sinds 3 augustus 1975 gepleegde misbij de wijzigende wet van 9 juli 1975 en drijven. niet bij die van de gewijzigde wet 25 april 1979 1013 van· 24 feb. 1921, ook al zijn de overtreOpdeciemen 10. - Geldboete den koninklijke besluiten genomen v66r de wijziging van de wet van 24 feb. Wet van 25 juni 1975 waarbij de strafrechtelijke geldboeten met 390 decimes 1921 door de wet van 9 juli 1975. worden verhoogd - Onzekerheid om17 augustus 1979 1346 trent het feit of het misdrijf v66r of na
HOOFDSTUK II VRIJHEIDSSTRAFFEN
HOOFDSTUK III GELDBOETE EN OPDECIEMEN
7.- Wegverkeer- Overtreding van het Wegverkeersreglement - Overtreding door de Koning speciaal aangewezen als zware overtreding - Minimum geldboete. Bij ontstentenis van verzachtende omstandigheden bedraagt het minimum van de geldboete wegens overtreding van het Wegverkeersreglement die door de Koning als zware overtreding is aangewezen, 50 frank. (Art. 29, eerste en derde lid, Wegverkeerswet, gew. bij wet van 9 juni 1975; K.B. 7 april 1975 tot aanwijzing van de zware overtredingen van het Wegverkeersregl.) 27 maart 1979 880 8. - Wegverkeer - Overtreding van bet Wegverkeersreglement door de Koning speciaal aangewezen als zware overtreding Politiegeldboete uitgesproken zonder opgave van verzachtende omstandigheden - Onwettigheid. Onwettig is de beslissing die, zonder opgave van verzachtende omstandigheden, een beklaagde veroordeelt tot een politiegeldboete wegens een door de Koning speciaal als zware overtreding aangewezen overtreding van het Wegverkeersreglement. (Art. 29, eerste en derde lid, Wegverkeerswet, gew. bij wet van 9 juni 1975; K.B. van 7 april 1975 tot aanwijzing van de zware overtredingen van het Wegverkeersregl.; art. 1 wet.van 4 okt. 1867 .) 27 maart 1979 880 9. - Geldboete - Opdeciemen - Wet van 25 juni 1975 waarbij de strafrechtelijke geldboeten met 390 decimes worden Wet toepasselijk op de verhoogd sinds 3 augustus 1975 gepleegde misdrijven.
de ip.werkingtreding van die wet is gepleegd - Toepassing van die wet niet wettelijk verantwoord. Niet wettelijk verantwoord is de toepassing, op een geldboete, van de verhoging met 390 decimes, ingevoerd bij de wet van 25 juni 1975, wanneer de vaststellingen van de beslissing in het :mzekere Iaten of het misdrijf gepleegd is v66r 3 augustus 1975, op welke dag die wet in werking is getreden, of daarna. 25 april 1979 1013
HOOFDSTUK IV VERVANGENDE GEVANGENISSTRAF
11. - Vervangende gevangenisstraf Misdrijf strafbaar met een geldboete zoveel maal als er person en zijn t.a. v. wie de wet is overtreden - Een enkele straf uitgesproken met zoveel vervangende gevangenisstraffen als er personen zijn t.a. v. wie de wet is overtreden - Onwettige beslissing betreffende de vervangende gevangenisstraffen. Wanneer de rechter krachtens een bijzondere wettelijke bepaling zoveel maal een geldboete toepast als er personen zijn t.a.v. wie de wet is overtreden, spreekt hij een enkele straf uit, die wordt berekend. naar evenredigheid van het aantal personen t.a.v. wie de wet is overtreden; nu er een enkele geldboete is uitgesproken, kan hij slechts een enkele ventangende gevangenisstraf uitspreken. 20 en 26 juni 1979 1264 en 1289
HOOFDSTUKV ANDERE STRAFFEN (VERBEURDVERKLARING, ENZ.); VERVAL STUREN
12. Verbeurdverklaring Geen vaststellingen van de bij de wet gestelde vereisten - Niet gemotiveerde beslissing. Niet gemotiveerd is de beslissing waarbij in strafzaken verbeurdverklaring wordt uitgesproken zonder vast te stel-
-190len dat de bij de wet gestelde voorwaar- als er werkn(Jmers bij betrokken zijn Strafwetboek, den vervuld zijn. (Art. 97 Gw.; Collectief misdrijf art. 42 Sw.; wet 24 feb. 1921, gew. door art. 65 - Zwaarste straf- Begrip. Wanneer verschillende in dezelfde de wet 9 juli 1975, art. 4, § 6.) 14 februari 1979 705 wettelijke bepalingen omscbreven misdrijven strafbaar zijn met een geldboete 13. Verbeurdverklaring Geen die zoveel maal wordt toegepast als er vaststellingen van de wettelijke ver- werknemers bij het misdrijf betrokken eisten - Niet gemotiveerde beslissing. zijn is de zwaarste geldboete de geldNiet met redenen omkleed is de be- boete met het hoogste maximum, rekeslissing die in strafzaken verbeurdver- ning boudende met de « betrokken » klaring uitspreekt zonder vast te stellen werknemers. dat aan de wettelijke vereisten is vpl20 juni 1979 1264 daan. (Art. 97 Gw.; art. 42 Sw.; art. 4, § 6, wet 24 feb. 1921, gew. wet 9 juli 1975.) HOOFDSTUK VII 5 juni 1979 1161
HOOFDSTUK VI ZWAARSTE STRAF
14. - Sociale zaken - Samenloop van overtredingen van afzonderlijke wettelijke bepalingen Op elk van die overtredingen wordt zoveel keer een geldboete toegepast als er werknemers bij betrokken zijn · - Collectief misdrijf - Strafwetboek, art. 65 - Zwaarste straf- Begrip. W anneer verscbillende overtredingen onder de toepassing vallen van afzonderlijke wettelijke bepalingen en op elke overtreding zoveel keer een geldboete wordt toegepast als er werknemers bij betrokken zijn, is de zwaarste geldboete de geldboete met bet hoogste maximum, rekening boudende met de « betrokken » werknemers. 5 juni 1979 1159 15. - Betrekkelijke zwaarte van de straffen - Zwaarste straf- BepalingToepasselijke criteria. Om de betrekkelijke zwaarte van de straffen te bepalen, en nl. om uit te maken of een straf zwaarder is dan een andere boudt men enkel rekening met het bedrag van de boofdstraffen en niet met de bijkomende straffen; een veroordeling wordt niet verzwaard door en wettig is derhalve het arrest van een hof van beroep dat, op het verzet van de beklaagde, de bij verstek gewezen gevangenisstraf van vijf jaa~ met een jaar vermindert, maar bo':'end1en ontzetting uitspreekt van de m art. 31 Sw. vermelde rechten, boewel die straf bij de verstekbeslissing niet was opgelegd. (Impliciet.) 20 juni 197!1 1262 16. - Sociale zaken - Samenloop van misdrijven waarbij dezelfde w_ette!yke bepalingen zijn overtreden - MzsdnJven strafbaar met een geldboete zoveel maal
SAMENLOOP
Afdeling 1.- E{mdaadse. 17. - ·Verschillende feiten die uit een zelfde misdadig opzet voortkomen · Een enkel feit dat maar tot een enkele straf Jeidt Feit dat verschillende misdrijven oplevert- Een enkele straf. Wanneer de rechter vaststelt dat feiten, die op verscbillende tijdstippen werden gepleegd, uit een zelfde misdadig opzet van de dader voortkomen, betekent zulks dat die feiten slechts een enkel strafbaar feit opleveren, voor hetwelk, behoudens toepassing van artikel 100, tweede lid, Sw., slechts een enkele straf kan worden uitgesproken; wanneer dat feit verscheidene misdrijven oplevert, kan enkel de zwaarste straf worden opgelegd. (Art. 65 Sw.) 5 september 1978 7 18. - Samenloop van misdrijven Eendaadse samenloop - CassatiebeJ·oep van de beklaagde die veroordeeld is tot een straf wegens overtredingen van het Wegverkeersreglement en alcoholintoxicatie atin het stuur - Conclusie waarin eiser, met omstandige opgave van redenen, vroeg dat onderscheidene straffen zouden worden uitgesproken - Vonnis dat een straf uitspreekt wegens al die telastleggingen op de enkele grond dat zij zijn opgeleverd door eenzelfde feit Niet gemotiveerde beslissing. Niet regelmatig gemotiveerd is het vonnis dat de beklaagde veroordeelt tot een straf wegens overtredingen van het Wegverkeersreglement en alcoholintoxicatie aan bet stuur op de enkele grond dat die telastleggingen opgeleverd zijn door eenzelfde feit, zonder te antwoorden op de conclusie waarin eiser, met omstandige opgave van redenen, vroeg dat onderscheidene straffen zouden worden uitgesproken wegens, enerzijds, de overtredingen van het Wegverkeersregle-
-
191
ment, en, anderzijds, het feit een voertuig te· hebben bestuurd in staat van alcoholintoxicatie. 6 maart 1979 794 19. - Eendaadse samenloop van misdrijven - Zwaarste straf - Besturen van een voertuig op een openbare plaats in staat van dronkenschap en overtreding van het Wegverkeersreglement Aileen de straf op het eerste misdrijf moet worden uitgesproken. Wanneer het misdrijf « in staat van dronkenschap een voertuig op een openbare plaats te hebben bestuurd » en een overtreding van het Wegverkeersregl. door een zelfde strafbaar feit worden opgeleverd, wordt alleen de zwaarste straf uitgesproken, met name de straf op het eerste misdrijf. (Art. 65 Sw.; artt. 29, eerste en tweede lid, en 35 Wegverkeerswet.) 23 mei 1979 1111 20. - Overtreding van art. 40, en S', wet van 28 juni fiJ76 houdende voorlopige regeling van de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers - Verschillende overtredingen - Een zelfde strafbaar opzet Toepassing' van een geldboete zoveel maal als er werknemers tewerkgesteld zijn in strijd met de bepalingen van die wet - Toepassing van hetzelfde aantal vervangende gevangenisstraffen Onwettigheid. Wanneer de rechter verschillende overtredingen van art. 40, 1• en 5", wet van 28 juni 1976 houdende voorlopige regeling van de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers bewezen verklaart en beslist dat die feiten voortspruiten uit een zelfde strafbaar opzet en maar een enkel voortgezet misdrijf vormen, mag hij,. hoewel hij overeenkomstig art. 41 van die wet de geldboete zoveel maal toepast als er werknemers tewerkgesteld zijn in strijd met de bepalingen van die wet, niet zoveel maal een vervangende gevangenisstraf uitspreken als er werknemers bij die overtredingen betrokken zijn;. daar het om een enkel strafbaar feit gaat, mag hij voor alles samen slechts een enkele vervangende gevangenisstraf uitspreken. 20 en 26 juni 1979 1264 en 1289
r
Afdeling 2. -
Meerdaadse.
Afdeling 3. -
Gescheiden berechting.
HOOFDSTUK VIII VERZACHTENDE OMSTANDIGHEDEN
HOOFDSTUK IX ALLERLEI
Wanbedrijf- Politiestraf uitgesproken - Voorwaarden van wettigheid. De strafrechter bij wie een wanbedrijf aanhangig is gemaakt, mag slechts een politiestraf uitspreken indien voor dat wanbedrijf wettig verzachtende omstandigheden kunnen aangenomen worden en hij bovendien verzachtende omstandigheden in zijn vonnis aangeeft. (Art. 1 wet van 4 okt. 1867 .) 27 maart 1979 880 21. -
STRAFVORDERING 1. - Verval door betaling van een door het openbaar ministerie vastgestelde geldsom - Betaling buiten de gestelde termijn - Geen verval van de strafvordering. Betaling van de door het openbaar ministerie vastgestelde geldsom doet mits zij binnen de bepaalde termijn plaatsheeft de strafvordering vervallen (Art. 166 Sv.) ' 4 april 1979 925 2. - Overtreding van het algemeen reglement op de arbeidsbescherming of van de beslissingen en besluiten ter uitvoering van die reglementering Uitoefening van de strafvordering aileen door de ]eden van het arbeidsauditoraat als de beklaagde een werkgever is. De strafvordering wegens overtreding van de bepalingen Algemeen Reglement Arbeidsbescherming, goedgek. bij Regentsbesl. 11 feb. 1946 en 29 sept. 1947, of van de beslissingen en besluiten ter uitvoering van dat algemeen reglement, kan door de leden van het arbeidsauditoraat enkel worden uitgeoefend als de beklaagde een werkgever is. (Artt. 155, eerste lid, en 583 Ger.W.;artt. 1, 23•, 4, 5 en 19 Wet Administratieve Geldboeten 30 juni 1971.) 22 mei 1979 1103
T TAALGEBRUIK HOOFDSTUK I. 15 juni 1935}
Gerechtszaken (wet
192- het Frans zijn opgesteld. (Art. 6 Besluitwet 6 okt. 1944.) 23 januari 1979 574 § 3. Andere zaken. 2. - Nederlandse en Franse taal Tuchtzaken - Orde van Architecten Architecten die de hoofdzetel van hun werkzaamheden gevestigd hebben in een gemeente van de Brusselse agglomeratie en die gekozen hebben voor een van de twee raden van de Orde van de provincie Brabant - Procedure in tuchtzaken - Vordering tot verwijzing naar de raad van de andere taalrol - Niet ontvankeJijke vordering. De architecten die de hoofdzetel van hun werkzaamheden in een gemeente van de Brusselse agglomeratie hebben gevestigd, ressorteren « naar keuze » onder een van de twee in de provincie Brabant bestaande raden, waarvan de ene gebruikt maakt van het Nederlands en de andere van het Frans; wanneer zij voor een van de twee raden gekozen hebben, ressorteren zij « naar keuze » onder een van die raden en kunnen zij niet meer vragen dat zij worden verweHOOFDSTUK III.- Bestuurszaken zen naar de provinciale raad van de HOOFDSTUK IV.- Sociale betrekkin- andere taalrol. (Art. 7, led en 4 en 6, wet gen 16 juni 1963 Orde van Architecten.) 10 april 1979 946 Mdeling 1. - In eerste aanleg. § 1. Burgerlijke zaken. § 2. Strafzaken. § 3. Andere zaken. Mdeling 2. - In boger beroep. § 1. Burgerlijke zaken. § 2. Strafzaken. § 3. Andere zaken. Mdeling 3. - In cassatie. § 1. Burgerlijke zaken. § 2. Strafzaken. § 3. Andere zaken. Mdeling 4. - Betekening en tenuitvoerlegging. § 1. Burgerlijke zaken. § 2. Strafzaken. § 3. Andere zaken. Mdeling 5.- Vonnissen en arrestenNietigheden. § 1. Burgerlijke zaken. § 2. Strafzaken. § 3. Andere zaken. HOOFDSTUK II. - Gerechtszaken {bui-. ten wet 15 juni 1935}
HOOFDSTUKI GERECHTSZAKEN (WET 15 JUNI 1935)
Mdeling 1. - In eerste aanleg. § 1. Burgerlijke zaken. § 2. Strafzaken.
1. - Nederlandse taal - Franse taal - Strafzaken - Overtreding van de reglementering inzake wisselcontrole Beklaagde wonende in een Vlaamse gemeente - Verzoek van het BelgischLuxemburgs Instituut voor de Wissel in het Nederlands opgesteld - Bij dat verzoek gevoegde stukken in het Frans gesteld- Geldigheid van het verzoek. Overtredingen van de reglementering inzake de wisselcontrole worden vervolgd door het openbaar ministerie, op verzoek van het Belgisch-Luxemburgs Instituut voor de Wissel; geen enkele bepaling van de wet van 15 juni 1935 op het taalgebruik in gerechtszaken verbiedt aan het Belgisch-Luxemburgs Instituut voor de Wissel, bij zijn in het Nederlands gestelde verzoek betreffende een in een Vlaamse gemeente wonende beklaagde, verslagen te voegen die in
Mdeling 2. - In boger beroep. § 1. Burgerlijke zaken. § 2. Strafzaken. § 3. Andere zaken. Mdeling 3. - In cassatie. § 1. Burgerlijke zaken. § 2. Strafzaken. 3. - Duitse taal - Rechtspleging voor het Hof van Cassatie - Strafzaken Bestreden beslissing en cassatieberoep in het Duits - Beschikking van de eerste voorzitter waarbij de taal van de rechtspleging wordt vastgesteld. Wanneer het cassatieberoep tegen een in het Duits gewezen strafrechtelijke beslissing in dezelfde taal is opgemaakt, stelt de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie, bij beschikking, de taal vast waarin de rechtspleging voor het Hof vanaf de terechtzetting zal worden voortgezet. (Art. 27bis wet 15 juni 1935.) 20 september 1978 73 4. - Gerechtszaken - Strafzaken Vordering tot verwijzing van een rechtbank naar een andere op grond van gewettigde verdenking - Taal van die vordering.
-193De vordering tot verwijzing van een rechtbank naar een andere op grond van gewettigde verdenking moet, op straffe van nietigheid, in de taal van de rechtspleging worden gesteld. (Artt. 37 en 40 wet 15 juni 1935.) 808 7 maart 1979 § 3. Andere zaken. Afdeling 4. - Betekening en tenuitvoerlegging. ' § 1. Burgerlijke zaken. § 2. Strafzaken. § 3. Andere zaken. Afdeling 5.- Vonnissen en arrestenNietigheden. § 1. Burgerlijke zaken. § 2. Strafzaken. 5. Strafzaken - Nietigheid ten gevolge van schending van de Taalwet van 15 juni 1935 - Latere, niet ]outer voorbereidende beslissing op tegenspraak - Nietigheid gedekt. Nietigheid ten gevolge . van schending van een bepaling van de Taalwet van 15 juni 1935 wordt gedekt door de latere, niet louter voorbereidende beslissing op tegenspraak, die zelf niet lijdt aan enige uit de schending van de wet voortvloei- · ende nietigheid. (Art. 40, tweede lid Taalwet 15 juni 1935.) ' 7 februari 1979 653 6. Stralzaken - Commissie tot bescherming van de maatschappij Nietigheid ten gevolge van schending van de Taalwet van 15 juni 1935 Latere op tegenspraak gewezen en niet ]outer voorbereidende beslissing - Nietigheid gedekt. · Nietigheid ten g1;1volge van schending van een bepaling van de Taalwet van 15 juni 1935 wordt gedekt door de latere, niet !outer voorbereidende beslissing op tegenspraak, met name van de commissie tot bescherming van ·de maatschappij! die zelf niet lijdt aan enige nietigheld ten gevolge van schending van die wet. (Art. 40, tweede lid, wet 15 juni 1935.) 19 december 1978 464 7. Strafzaken - Nietigheid ten gevolge van schending van de Taalwet van 15 juni 1935 - Latere, niet ]outer voorbereidende .beslissing op tegenspraak - Nietigheid gedekt. Nietigheid ten gevolge van schending van een bepaling van de Taalwet van 15 juni 1935 wordt gedekt door de latere,. niet !outer voorbereidende en op tegenspraak gewezen beslissing, die zelf niet
lijdt aan enige uit de schending van die wet voortvloeiende nietigheid. (Art. 40, tweede lid, Taalwet 15 juni 1935.) 7 februari 1979 659 8. - Vermelding in het arrest van de artikelen van de Taalwet 15 juni 1935 Niet op straffe van nietigheid voorge.:. schreven. De vermelding, in een arrest, van de artikelen van de Taalwet in gerechtszaken waarvan toepassing wordt gemaakt, is niet voorgeschreven op straffe van nietigheid. (Art. 41 Taalwet 1935.) 17 augustus 1979 1347 § 3. Andere zaken.
HOOFDSTUK II GERECHTSZAKEN (BUITEN WET 15 JUNI 1935).
9. Strafzaken Wetboek van· Strafvordering, art. 332 - Talk - Wraking - Onaantastbare beoordeling of de door een verdachte tot wraking aangevoerde gronden gegrond zijn of niet. De rechter beoordeelt op onaantastbare wijze, in feite, of de door een verdachte tot wraking van een tolk aangevoerde redenen gegrond zijn of niet. (Art. 332 Sv.) 24 oktober 1978 217
HOOFDSTUK III BESTUURSZAKEN
10. - Dienstplicht - Hoge Militieraad - Dienstplichtige van de gemeente Voeren - Aanvraag om vrijlating op morele gi"ond- Gebroik van het Nederlands. In het Nederlands gewezen wordt de beslissing van de Hoge Militieraad over een aanvraag om vrijlating op morele grond, ingediend door een dienstplichtige die op de militielijsten van de ~emeente Voeren is ingeschreven. {Artt. 3, § 1, 1°, 17, § 1, 1°, en 39, § 1, wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecobrdineerd op 18 juli 1966.) 12 februan 111111 t:il$0 11. - Dienstplicht - Militiegerechten Toepassing van de taalwet in bestuurszaken. Op de militiegerechten zijn de regelen op het gebruik van de talen in bestuurszaken toepasselijk die gelden voor de centrale diensten. (Artt. 1, § 1, 1°, 17, § 1, en 39, § 1, wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoordineerd op 18 juli 1966.) 12 februari 1979 680
194HOOFDSTUK IV SOCIALE BETREKKINGEN
12. - Sociale betrekkingen tussen de werkgevers en de werknemers en door de wet voorgeschreven akten en bescheiden van ondernemingen - Decreet van de Cultuurraad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap van 19 juli 1973 Toepassingsgebied - Personeel dat in het Nederlandse taalgebied tewerkgesteld is - Draagwijdte. Het bepaalde in art. 1 van het decreet van de Cultuurraad voor de Nederlandse Cultuurgemeenscbap van 19 juli 1973 tot regeling van het gebruik van de talen voor de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en de werknemers als;mede van de door de wet en de verordeningen voorgescbreven akten en bescbeiden van ondernemingen, luidens hetwelk bet decreet van toepassing is op de natuurlijke personen en recbtspersonen die een exploitatiezetel in het Nederlandse taalgebied bebben of die personeel in bet Nederlandse taalgebied tewerkstellen, maakt geen onderscheid naargelang bet personeel van de natuurlijke personen en recbtspersonen die geen exploitatiezetel in bet Nederlandse taalgebied hebben, al dan niet uitsluitend in dit taalgebied tewerkgesteld is. 11 juni 1979 1192
de Nederlandse Cultuurgemeenschap Toepassingsgebied. Wanneer de werkgever een exploitatiezetel in bet Nederlandse taalgebied heeft, komt de plaats van tewerkstelling van de werknemer niet meer in aanmerking voor de toepassing van het decreet van de Cultuurraad voor de Nederlandse Cultuurgemeenscbap van 19 juli 1973 tot regeling van bet gebruik van de talen voor de sociale bet.rekkingen tussen de werkgevers en de werknemers alsmede van de door de wet en de verordeningen voorgeschreven akten en bescheiden van de ondernemingen. (Art. 1 decreet 19 juli 1973.) 11 juni 1979 1207
TERUGVORDERING VAN HET ONVERSCHULDIGD BETAALDE Directe gemeentebelastingen - Ontwateringsbelasting- Rechter die kennis neemt van een rechtsvordering die steunt op een onwettigheid van de inhoud van de gemeenteverordening waarbij de belasting wordt ingevoerd Verordening schijnbaar wettig naar de vorm en niet vernietigd door een arrest van de Raad van State - Belastingaanslag waartegen voor de bevoegde overheid binnen de wettelijke termijn geen beroep is ingesteld - Belastingplichtige niet ontvankelijk in zijn eis tot terugvordering . van hetgeen hij beweert ten onrechte te hebben betaald. Wanneer een verordening waarbij een directe gemeentebelasting wordt ingevoerd, schijnbaar wettig is naar de vorm en door de Raad van State niet nietig verklaard is, kan na het verst.rijken van de beroepstermijnen geen bezwaarscbrift meer in aanmerking worden genomen en kan de belastingplicbtige niet meer ontvankelijk worden verklaard in zijn eis tot terugvordering van hetgeen bij beweert ten onrechte te hebben betaald, zelfs wanneer de Raad van State de nietigverklaring zou bebben uitgesproken van een identieke belastingverordening, doch die bet.rekking had op een ander dienstjaar. (Art. 107 Gw.; art. 136 Gemeentewet; artt. 1235, 1376 en 1377 B.W.) 21 september 1978 92.
13. - Sociale betrekkingen tussen de werkgevers en de werknemers - Ontslagbrief door een privaat nijverheids-, handels- en financiebedrijf gestuurd aan zijn werknemer - Bedrijf waarvan de exploitatiezetel i'n het Franse taalgebied1 is gevestigd In het Nederlandsel taalgebied tewerkgestelde werknemer Taal waarin de brief moet worden gesteld. De ontslagbrief, door een privaat nijverbeids-, bandels- of financiebedrijf waarvan de exploitatiezetel in bet Franse taalgebied is gevestigd, gericbt aan een in bet Nederlandse taalgebied tewerkgestelde werknemer, moet in het· Nederlands gesteld zijn met toepassing van het decreet van de Cultuurraad voor 'de Nederlandse Cultuurgemeenscbap van 19 juli 1973 en in het Frans met. toepassing van art. 52, § 1, Taalwet Bestuurszaken 18 juli 1966. 11 juni 1979 1192 14. - Sociale betrekkingen tussen de TUSSENKOMST werkgevers en de werknemers en door 1. - Burgerlijke zaken - Cassatiegede wet voorgeschreven akten en bescheiden van ondernemingen Decreet ding - Vordering tot bindendverklaring van 19 juli 1!173 van de Cultuurraad voor van het arrest ingesteld door eiser in
-195Wanneer het Hof de voorziening cassatie - Verwerping van de voorziening in cassatie - Vordering zonder inwilligt, verklaart het gegrond de ontvankelijke eis tot bindendverklaring van belang. Verwerping van de voorziening ont- het arrest, die door de eiser tot cassatie neemt alle belang aan eisers vordering is ingesteld. tot bindendverklaring van het arrest. 11 mei 1979 1084 22 september 1978 96
2. - Burgerlijke zaken - Cassatiegeding - Vordering tot bindendverklaring van het arrest- Vorm.
v
Het betrekken il} het cassatiegeding van een partij wier hoger beroep tegen de eiser definitief niet ontvankelijk is verklaard, maar die hoofdelijk met de eiser ten voordele van een derde is veroordeeld, kan gelden als een vorde- VALSHEID EN GEBRUIK VAN VALSE STUKKEN ring tot bindendverklaring van het arrest. 1. - Deelneming aan misdrijven 29 september 1978 140 Veroordeling wegens deelneming aan
3. - Burgerlijke zaken - Cassatiegeding - Vordering tot bindendverklaring van het arrest door de eiser tot cassatie ingesteld - Ontvankelijkheid - Voorwaarde. Een door de eiser in cassatie ingestelde vordering tot bindendverklaring van het arrest is niet ontvankelijk, wanneer die eiser niet doet blijken van enig belang om het arrest bindend te doen verklaren voor de in tussenkomst opgeroepen partijen. 22 februari 1979 752
dat misdrijf waarde.
Wettigheid -
Voor-
Om een beklaagde wettig te kunnen veroordelen als mededader van het misdrijf « valsheid in geschriften en gebruik van valse stukken » is niet vereist dat alle bestanddelen van het misdrijf aanwezig zijn in de daden van deelneming; het is voldoende dat wordt bewezen dat een dader het misdrijf « valsheid in geschriften en gebruik van valse stukken » heeft gepleegd en dat de mededader bewust meegewerkt heeft aan de uitvoering ervan op een van de wijzen van deelneming bepaald in het 4. - Burgerlijke zaken - Cassatiege- tweede en derde lid van art. 66 Sw. (Artt. ding - Vordering tot bindendverklaring 66, 193, 196, 197 en 213 Sw.) .van het arrest, door de eiser ingesteld 18 oktober 1978 191
Verwerping van de voorziening Vordering zonder belang.
Verwerping van de voorziening ontneemt alle belang aan eisers vordering tot bindendverklaring van het arrest. 23 februari 1979 757
2. - Valsheid in geschriften - Verdichte akten die bedrieglijk zijn opgemaakt - Mogelijkheid van nadeel voor derden - Strafbare valsheid.
Verdichte akten, zoals fictieve facturen, die bedrieglijk zijn opgemaakt, kun5. - Burgerlijke zaken - Gerechtelijk· nen valsheid in geschriften opleveren in Wetboek, artt. 811 tot 814 - Tussen- zoverre zij, door het gebruik waarvoor komst mag de berechting van de hoofd- zij zijn opgemaakt, nadeel aan derden vordering niet vertragen - Begrip. kunnen berokkenen en tegen hen uitDe rechter beslist wettig dat hij geen werking kunnen hebben. (Sw., artt. acht slaat op een verzoekschrift tot 193 en 196.) tussenkomst wanneer hij vaststelt dat 28 november 1978 355 het onderzoek ervan de berechting van 3. Deelneming aan misdrijven de hoofdvordering vertraagt. (Artt. Veroordeling van de beklaagde als 811 tot 814 Ger.W.) 19 april 1979 976 mededader van die misdrijven - Wettig-
heid - Voorwaarde.
6. - Burgerlijke zaken - Cassatiege- · cling - Ontvankelijkheid van de eis tot bindendverklaring van het arrest door de eiser tot cassatie ingesteld - Inwilliging van de voorziening - Eis gegrond .verklaard.
Om een beklaagde wettig te kunnen veroordelen als mededader van valsheid in geschriften, gebruik van valse stukken en oplichting, behoeven niet alle bestanddelen van het misdrijf in de deelnemingshandelingen aanwezig te
-196zijn; het is voldoende dat vaststaat dat een dader de valsheid in geschriften, het gebruik van valse stukken en oplichting heeft gepleegd en dat de mededader aan de uitvoering van die misdrijven heeft deelgenomen op een der wijzen bepaald in art. 66, tweede en derde lid, Sw. (Impliciet.) (Artt. 66, 193, 196, 213 en 496 Sw.) 13 december 1978 437
4. Wetboek van Strafvordering, art. 463 - Strafv01·dering die door verjaring is vervallen wanneer zij bij de strafrechter aanhangig wordt gemaakt - Strafrechter zonder rechtsmacht om de herstelling, doorhaling of verbetering van valse akten te bevelen. De strafrechter heeft geen rechtsmacht om de herstelling, doorhaling of verbetering van valse akten te bevelen, wanneer de wegens de valsheid in geschriften of gebruik van valse stukken ingestelde strafvordering reeds was vervallen door verjaring op het tijdstip dat zij bij hem aanhangig werd gemaakt. (Art. 463 Sv.) 16 januari 1979 552 5. Valsheid in geschriften Gebruik door de vervalser - Gebruik dat de voortzetting van de valsheid is - ' Feiten die een enkel misdrijf opleveren. - Tijdstip waarop het misdrijf eindigt. Wanneer de bij de artikelen 193,' 196 en 197 Sw. bepaalde en strafbaar gestelde valsheid in geschriften en bet gebruik van de valse stukken een en hetzelfde misdrijf opleveren omdat zij met hetzelfde bedrieglijk opzet of oogmerk om te schaden werden gepleegd, duurt bet misdrijf voort, zelfs zonder dat door de dader een nieuw feit wordt gepleegd en zonder herhaalde tussenkomst zijnerzijds, zolang bet door hem beoogde doel niet geheel is bereikt en zolang de hem ten laste gelegde aanvankelijke handeling te zijnen voordele verder het nuttig gevolg heeft dat hij ervan verwachtte. (Artt. 193, 196, 197, 213 en 214 Sw.) 6 februari 1979 638 6. - Valsheid - Bedrieglijk opzet Begrip. 'Het bedrieglijk opzet dat inzake valsheid in geschriften is vereist, is bet' opzet om zichzelf of een ander een onrechtmatig voordeel te verschaffen. (Art. 193 Sw.) 6 februari 1979 641
7.- Private geschriften- Aankoopborderel waarin de koper verklaart een bepaalde koop te hebben gedaan - Akte die een valsheid in geschriften kan opleveren. Een aankoopborderel waarin de koper verklaart een bepaalde koop te hebben gedaan, kan een valsheid in geschriften opleveren. (Art. 196 Sw.) 6 februari 1979 641 8. - Deelneming aan misdrijven Veroordeling wegens deelneming aan dat misdrijf - Wettigheid - Voorwaarden. Om een beklaagde wettig te kunnen veroordelen als mededader van het misdrijf « valsheid in geschriften en gebruik van valse stukken " behoeven niet aile bestanddelen van bet misdrijf in de deelnemingshandelingen aanwezig te zijn; het is voldoende dat vaststaat dat een dader bet misdrijf « valsheid in geschriften en gebruik van valse stukken " heeft gepleegd en dat de mededader van de uitvoering van dat misdrijf heeft deelgenomen op een der wijzen bepaald in art. 66, tweede en derde lid, Sw. (Artt. 66, 193, 196, 197 en 213 Sw.) 21 maart 1979 851
VENNOOTSCHAP HOOFDSTUK I. - Gemeenschappelijke regels HOOFDSTUK II. - Onder firma HOOFDSTUK III. - Naamloze HOOFDSTUK IV.- Met beperkte aansprakelijkheid HOOFDSTUK V. - Commanditaire HOOFDSTUK VI. - Cooperatieve HOOFDSTUK VII. Landbouwvennootschap HOOFDSTUK VIII. - Vennootschappen naar buitenlands recht HOOFDSTUK IX. - Vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid HOOFDSTUK XIX. - Allerlei
HOOFDSTUKI GEMEENSCHAPPELLJKE REGELS
HOOFDSTUK II ONDER FIRMA
197HOOFDSTUK III NAAMWZE
HOOFDSTUK IV MET BEPERKTE AANSPRAKELLJKHEID
HOOFDSTUKV COMMANDITAIRE
HOOFDSTUK VI COOPERATIEVE
HOOFDSTUK VII
voordeel na te jagen; de rechter verantwoordt wettig zijn beslissing m.b.t. het bestaan van dat bedrieglijk opzet, wanneer hij vaststelt dat de bedrieglijke bedoelingen van de beklaagde, houder van een bankrekening op het credit waarvan bij vergissing een bedrag is overgeschreven, ten uitvoer gelegd zijn door overschrijvingen of geldafnemingen waardoor het voor die beklaagde onmogelijk geworden is andermans goed terug te geven. 16 mei 1979 1094
LANDBOUWVENNOOTSCHAP
HOOFDSTUK VIII VENNOOTSCHAPPEN NAAR BUITENLANDS RECHT
Vordering in rechte ingesteld door een buitenlandse vennootschap of vereniging - Bevoegdheid om in rechte op te treden door het buitenlands recht bepaald - Procedure voor de Belgische rechtbanken geregeld door het Belgisch recht Hoewel de bevoegdheid van de buitenlandse vennootschappen of handelsverenigingen om in Belgie in rechte op te treden, in de regel, wordt bepaald door het buitenlands recht, wordt de procedure voor de Belgische rechtbanken echter beheerst door het Belgisch recht. 11 januari 1979 524
HOOFDSTUK IX VENNOOTSCHAP ZONDER SOONLLJKHEID
RECHTSPER-
HOOFDSTUK :XIX ALLERLEI
VERBERGING 1. Strafwetboek, art. 508 Bestanddeel - Bezit - Bij toeval in het bezit gekomen - Begrip.
VERBINTENIS 1. Schadevergoeding ten gevolge van niet-nakoming ener verbintenis Toekenning van interest op de schadevergoeding - Geen schending daardoor aileen van de regel neergelegd in art. 1149 B. W. De rechter,die interest toekent op de schadevergoeding, schendt daardoor alleen niet de regel van art. 1149 B.W., luidens welke de aan de schuldeiser verschuldigde schadevergoeding in het algemeen bestaat in het verlies dat hij heeft geleden en in de winst die hij heeft moeten derven, behoudens de beperkingen en uitzonderingen die in de op deze bepaling volgende artikelen zijn vastgesteld. 21 december 1978 476 2. Potestatieve voorwaarde Begrip. Geen potestatieve voorwaarde is een contractueel beding dat betrekking heeft op het voorwerp van de verbintenis en niet op een gebeurtenis waarvan de uitvoering of het voortbestaan van de verbintenis afhankelijk is. (Artt. 1168 en 1170 B.W.) 15 januari 1979 544 3. Contractuele verbintenis Schuldenaars die handelaars, door een zeUde verbintenis verbonden, zijn Hoofdelijkheid. Hoofdelijkheid is rechtens aanwezig tussen handelaars die gebonden zijn door een zelfde contractuele verbintenis. 26 januari 1979 587
Bij toeval in het bezit komen van een aan een ander toebehorende zaak, een bestanddeel van het in art. 508 Sw. bedoelde misdrijf « bedrieglijke verberging », kan voor de houder van een bankrekening hierin bestaan dat bij vergissing een bedrag op het credit van die rekening is overgeschreven. 16 mei 1979 1094 2. Strafwetboek, art. 508 Bestanddeel Bedrieglijk opzet - VERHAAL OP DE RECHTER Begrip 1. - lngeleid door een verzoekschrift Het bij art. 508 Sw. vereiste bedrieg- ingediend ter griffie van het Hot van lijk opzet bestaat erin verrijking of een Cassatie.
-
198
Aangezien bet verhaal op de rechter 'moet worden ingeleid door een ter griffie van het Hof van Cassatie in te dienen verzoekschrift, is het aan de procureur-generaal bij bet Hof van Cassatie. toegezonden verhaal op de rechter niet ontvankelijk. (Art. 1143 Ger.W.) 8 september 1978 25 2. - Ambtelijke medewerking van een advocaat bij het Hof van Cassatie vereist. Daar bet verhaal op de rechter een burgerlijk geding is, kan het enkel worden ingesteld bij een door een advocaat bij bet Hof van Cassatie ondertekend verzoekschrift. (Artt. 478, 1080, 1140 tot 1147 Ger.W.) 25 8 september 1978 3. - Indiening van een memorie door de rechters op wie verhaal is genomen Gevallen waarin de ambtelijke medewerking van een advocaat bij het Hof van Cassatie is vereist. Hoewel de rechters op wie verhaal is genomen de memorie van antwoord waarin zij, overeenkomstig art. 1144 Ger.W. hun verweermiddelen voordragen, zonder de medewerking van een advocaat bij bet Hof kunnen indienen, is die medewerking daarentegen wei vereist voor bet indienen van een memorie waarin zij een rechtsvordering tot schadevergoeding instellen. (Artt. 478, 1080, 1140 tot 1147 Ger.W.) 8 september 1978 25
HOOFDSTUK II BELASTINGZAKEN
HOOFDSTUK III BURGERLIJKE ZAKEN
Mdeling 1. Termijn (aard, duur, aanvang en einde). Mdeling 2. - Schorsing. Mdeling 3. - Stuiting.
HOOFDSTUK IV DIENSTPLICHTZAKEN
HOOFDSTUKV STRAFZAKEN
Mdeling 1. - Termijnen (aard, duur, aanvang en einde) 1. - Strafzaken - Strafvordering Overtreding omschreven in Sw. Verjaring noodzakelijk verkregen na verloop van een jaar, bij ontstentenis van een grand tot schorsing. De strafvordering voortvloeiende uit een bij bet Strafwetboek omschreven overtreding verjaart noodzakelijk, bij ontstentenis van een grond tot schorsing van de verjaring, door verloop van een jaar vanaf de dag waarop bet feit is gepleegd. (Artt. 21 en 22 wet 17 april 1878). 66 19 september 1978
2. - Strafzaken - Burgerlijke rechtsvordering - Strafvordering verjaard Omstandigheid zonder gevolg voor de VERJARING verjaring van de te bekwamer tijd ingeHOOFDSTUK I. - Algemene begrippen stelde burgerlijke rechtsvordering. De verjaring van de strafvordering HOOFDSTUK II. - Belastingzaken brengt geen verjaring mee van de te bekwamer tijd ingestelde burgerlijke HOOFDSTUK III. - Burgerlijke zaken rechtsvordering. (Art. 26 ·wet Mdeling 1. Termijn (aard, duur, 17 april 1878). aanvang en einde). 20 september 1978 77 Mdeling 2. - Schorsing. Mdeling 3. - Stuiting. HOOFDSTUK IV. :_ Dienstplichtzaken HOOFDSTUK V. - Strafzaken Afdeling 1. - Termijnen (aard, duur, aanvang en einde). Afdeling 2. - Schorsing. Afdeling 3. - Stuiting. HOOFDSTUK VI. - Tuchtzaken HOOFDSTUK VII. - Verkiezingszaken
HOOFDSTUK I ALGEMENE BEGRIPPEN
3. - Strafzaken - Burgerlijke rechtsvordering van de minister van Economische Zaken tot betaling van ontdoken heffingen die, bij invoer, verschuldigd zijn met toepassing van de verordeningen en richtlijnen van de E.E.G. Dertigjarige verjaring. De burgerlijke rechtsvordering van de minister van Economische Zaken tot betaling van ontdoken heffingen die, bij invoer, verschuldigd zijn met toepassing van de verordeningen en richtlijnen van de E.E.G. is gebaseerd op een bijzondere bepaling van de wetgeving inzake . douane en accijnzen en niet op een
-199misdrijf; zij verjaart na dertig jaar. (Art. 249 wet 26 aug. 1822; artt. 1 en 4 wet 20 dec. 1897; artt. 2, 8 en 10 wet 11 sept. 1962; artt. 2, 3 en 7 K.B. 26 juli 1962 betreffende de toepassing van de verordeningen, richtlijnen, beschikkingen of besluiten, adviezen en aanbevelingen van de E.E.G. in verband met de landbouw; art. 1 K.B. 24 okt. 1962 betreffende de in-, uit- en doorvoer van goederen; art. 2262 B.W.) 10 oktober 1978 167 4. - Strafzaken - Veroordeling Misdrijf gepleegd tussen twee data, zonder nadere precisering - Onmogelijkheid voor het Hot om na te gaan of de strafvordering al dan niet verjaard is Vernietiging met verwijzing. Wanneer de bestreden beslissing de beklaagde veroordeelt wegens feiten gepleegd tussen een bepaalde datum en een andere datum, zonder nadere precisering, en aan de hand van de processtukken waarop het Hof vermag acht te slaan niet kan worden nagegaan of de strafvordering al dan niet verjaard is, vernietigt het Hof de veroordelende beslissing met verwijzing. (Art. 97 Gw.; artt. 21, 22 en 23 wet 17 april 1878.) . 8 november 1978 293 5. - Strafzaken - Overtreding van de CA.O.-wet- Termijn. De strafvordering volgend uit een overtreding van de CA.O.-wet is noodzakelijk verjaard wanneer, bij ontstentenis van een grond tot schorsing van de verjaring, twee jaren verlopen zijn sinds de feiten zich hebben voorgedaan. (Art. 61 CA.O.-wet.) 29 november 1978 360 6. - Strafzaken - Strafvordering Veroordelende beslissing - Overtreding van de CA.O.-wet gepleegd tussen twee data, zonder verdere aanduiding Onmogelijkheid voor het Hot te toetsen of de strafvordering)ll dan niet verjaard was - Vernietiging met verwijzing. Wanneer de bestreden beslissing, zonder verdere aanduiding, de beklaagde veroordeelt wegens een overtreding van de CA.O.-wet, die is gepleegd tussen een bepaalde datum en een andere datum, en noch uit het vonnis noch uit enig stuk waarop het Hof vermag acht te slaan, blijkt dat het feit is gepleegd minder dan een jaar v66r de datum van een daad van onderzoek of van vervolging waardoor de verjaring wordt gestuit en die zelf minder dan een jaar v66r de uitspraak van het vonnis heeft plaatsgehad, of dat zich een verjaringschorsend
feit heeft voorgedaan, is het voor het Hof onmogelijk na te gaan of de strafvordering op de dag van de uitspraak van het vonnis al dan niet was verjaard; het vernietigt bijgevolg, met verwijzing, de veroordelende beslissing. 29 n()vember 1978 360
7.- Strafzaken- Burgerlijke rechtsvordering volgend uit een misdrijf Rechtsvordering verjaard door verloop van vijf jaren te rekenen van de dag waarop het misdrijf is gepleegd Rechtsvordering die evenwel niet verjaard kan zijn v66r de strafvordering. De burgerlijke rechtsvordering volgend uit een misdrijf is verjaard door verloop van vijf jaren te rekenen van de dag waarop het misdrijf is gepleegd, zonder dat zij verjaard kan zijn v66r de strafvordering. (Art. 26 voorafg. tit. Sv.) 29 november 1978 360 8. - Strafzaken - Burgerlijke rechtsvordering - Verjaring van de strafOmstandigheid zonder vordering gevolg op de tijdig ingestelde burgerlijke rechtsvordering. De verjaring van de strafvordering brengt geen verjaring mede van de tijdig ingestelde burgerlijke rechtsvordering. (Art. 26 voorafg. tit. Sv.) 29 november 1978 360 9. - Strafzaken - Strafvordering Verscheidene misdrijven - Feitenrechter die oordeelt dat de feiten de uitvoeIing van een zelfde strafbaar opzet zijn - Aanvangspunt van de verjaringstermijn - Laatste gepleegd feit - Voorwaarde. Wanneer de rechter vaststelt dat verscheidene misdrijven de uitvoering van een zelfde strafbaar opzet zijn, neemt de verjaring van de strafvordering pas een aanvang vanaf het laatst gepleegde feit, onder voorwaarde nochtans dat elk van de vroegere feiten van het daaropvolgend feit niet gescheiden is, behoudens stuiting of schorsing van de verjaring, door een langere termijn dan de verjaringstermijn. (Artt. 21 tot 25 wet 17 april 1878.) 16 januari 1979 552 10. - Strafzaken - Stedebouw - Wet van 29. maart 19.62, art. 65, § 1, letter CVordering tot betaling van een bedrag dat de meerwaarde vertegenwoordigt van een door een misdrijf verkregen goed - Verjaring van de strafvordering .- Geen invloed op die tijdig ingestelde vordering.
-200Hoewel de vordering van het Bestuur van de Stedebouw en de Ruimtelijke Ordening tot betaling van de meerwaarde, bepaald bij art. 65, § 1, letter C, organieke wet op de Stedebouw tot de strafvordering behoort, vertoont de veroordeling tot betaling van die meerwaarde niet het kenmerk van een eigenlijke straf; de rechter mag die maatregel bevelen niettegenstaande verjaring van de strafvordering, indien de vordering tot betaling is ingediend voordat de strafvordering is verjaard. (Art. 26 wet 17 april 1878.) 23 januari 1979 581 11. - Strafzaken - Strafvordering Verscheidene misdrijven die de uitvoering van een enkel strafbaar opzet opleveren - Aanvang van de verjaringstermijn met het laatste strafbaar feit. Wanneer verscheidene misdrijven de uitvoering van een zelfde strafbaar opzet zijn en als zodanig slechts een enkel misdrijf opleveren, gaat de verjaring van de strafvordering t.a.v. de gezamenlijke feiten pas in vanaf het laatste feit. 21 maart 1979 851 12. - Wisselbrief - Verjaring van de rechtsvordering uit de wisselbrief Grondslag. De verjaring bedoeld in art. 70 Wisselwet is geen bevrijdende verjaring van de rechtsvordering uit de wisselbrief en kan niet worden beschouwd als een vermoeden van betaling. (Kh., boek I, titel VII, art. 70.) 23 maart 1979 870
13. Strafzaken Verscheidene misdrijven die de uitvoering van een enkel strafbaar opzet zijn - Aanvang van de verjaring vanaf het laatste strafbaar feit. Wanneer verscheidene misdrijven de uitvoering van een zelfde strafbaar opzet zijn en als zodanig slechts een enkel misdrijf opleveren, gaat de verjaring van de strafvordering t.a.v. de gezamenlijke feiten pas in vanaf het laatste feit. 28 maart 1979 892 14. - Strafzaken - Veroordeling Onmogelijkheid voor het Hof na te gaan of de strafvordering al dan niet verjaard was - Vernietiging met verwijzing. Wanneer het Hof noch uit vaststellingen van de bestreden beslissing noch uit de gedingstukken, waarop het Hof vermag acht te slaan, kan opmaken of de strafvordering al dan niet verjaard was, vernietigt het Hof de veroordelende
beslissing, met verwijzing. (Art. 97 Gw.; artt. 21, 22 en 23 wet van 17 april 1878.) 28 maart 1979 892 15. - Strafzaken - Strafvordering Verscheidene misdrijven - Beslissing van de rechter dat de feiten de uitvoering van een zelfde strafbaar opzet zijn - Aanvang van de verjaringstermijn Laatst gepleegd feit- Voorwaarde. Wanneer de rechter vaststelt dat verscheidene misdrijven de uitvoering van een zelfde strafbaar opzet zijn, neemt de verjaring van de strafvordering pas een aanvang vanaf het laatste gepleegde feit, op voorwaarde nochtans dat elk van de vroegere feiten van het daaropvolgend feit niet gescheiden is, behoudens stuiting of schorsing van de verjaring, door een langere termijn dan de verjaringstermijn. (Artt. 21 tot 25 wet 17 april 1878.) 8 mei 1979 1062 16. - Strafzaken - Strafvordering Gecontraventionaliseerd wanbedrijf en overtreding van de Wegverkeerswet of van het Wegverkeersreglement - Verjaring van efm jaar. De strafvordering volgend uit een gecontraventionaliseerd wanbedrijf en uit een overtreding van de Wegverkeerswet of van het Wegverkeersreglement verjaart, bij ontstentenis van een grond tot schorsing van de verjaring, door verloop van een jaar na de laatste daad van onderzoek of van vervolging verricht binnen een jaar te rekenen van de dag waarop het wanbedrijf en de overtreding werden gepleegd. (Art. 21, tweede lid, wet van 17 april 1878; art. 68 Wegverkeerswet.) 23 mei 1979 1113 Afdeling 2. - Schorsing 17.- Strafzaken- StrafvorderingSchorsing van de verjaring - Voorziening tegen een beslissing waarbij definitief en op tegenspraak op de strafvordering is beslist - Schorsing van de verjaring vanaf de uitspraak van de beslissing tot die van het cassatiearrest. Wanneer een partij zich in cassatie heeft voorzien tegen een beslissing waarbij definitief en op tegenspraak op de strafvordering uitspraak is gedaan, is de verjaring van deze vordering geschorst vanaf de uitspraak van die beslissing totdat het cassatierecht wordt uitgesproken. (Art. 24 wet 17 april 1878.) 13 september 1978 40
-201Strafzaken - Strafvordering Op tegenspraak gewezen eindbeslissing op de strafvordering - De verjaring van de strafvordering loopt niet meer vanaf die uitspraak - Cassatieberoep - Vernietiging met vezwijzing waardoor de strafvordering herleeft - Verjaring in dat geval geschorst vanaf de uitspraak van de bestreden beslissing tot de uitspraak van het cassatiean·est. Nu de strafvordering eindigt met de contradictoire eindbeslissing op die rechtsvordering, houdt de verjaring op te lopen vanaf de uitspraak van die beslissing; indien dan cassatieberoep wordt ingesteld, doet de vernietiging met verwijzing de strafvordering herleven en schorst zij de verjaring van ·die rechtsvordering, vanaf de uitspraak van de bestreden beslissing · tot die van het cassatiearrest. 27 maart 1979 883 19. - Strafzaken - Strafvordering Op tegenspraak gewezen eindbeslissing op de strafvordering - De verjaring van de strafvordering loopt niet meer vanaf die uitspraak. De verjaring van de strafvordering loopt niet meer vanaf de eindbeslissing op tegenspraak op de strafvordering, waarmee die rechtsvordering eindigt. 5 juni 1979 1159 20. - Strafzaken - Strafvordering Schorsing van de verjaring - Cassatieberoep tegen een eindbeslissing op tegenspraak op de strafvordering Schorsing van de verjaring vanaf de uitspraak van de beslissing tot die van het cassatiearrest. Wanneer een partij zich in cassatie heeft voorzien tegen een beslissing waarbij definitief en op tegenspraak op de strafvordering uitspraak is gedaan, is de verjaring van die vordering geschorst vanaf de uitspraak van die beslissing tot de uitspraak van het cassatiearrest. (Art. 24 wet van 17 april 1878.) 27 juni 1979 1302 Afdeling 3. - Stuiting 21. - Strafzaken ~ Strafvordering Stuiting van de verjaring - Daden van onderzoek- Begrip. Onder daad van onderzoek waardoor de verjaring van de strafvordering wordt gestuit, wordt verstaan elke handeling of daad van een daartoe bevoegde overheid strekkende om bewijzen te verzamelen of de zaak in staat van wijzen te brengen. (Art. 22 wet van 17 april 1878.) 6 september 1978 9 18. -
22. - Strafzaken - Strafvordering Stuiting van de verjaring - Beschikking van mededeling - Daad van onderzoek waardoor de verjaring wordt gestuit. Een daad van onderzoek waardoor de verjaring van de strafvordering wordt gestuit is de beschikking van de onderzoeksrechter die, overeenkomstig art. 127 Sv., het dossier vooraf meedeelt aan de procureur des Konings met het oog op de regeling van de rechtspleging. (Art. 22 wet 17 april 1878.) 17 oktober 1978 187 23. - Strafzaken - Strafvordering Stuiting van de verjaring - Daad van onderzoek - Begrip. Onder daad van onderzoek waardoor de verjaring van de strafvordering wordt gestuit wordt verstaan elke daad van een daartoe bevoegde overheid strekkende om bewijzen te verzamelen of de zaak in staat van wijzen te brengen. (Art. 22 wet 17 aprill878.) 21 februari 1979 746 24. - Strafzaken - Strafvordering Proces-verbaal tot vaststelling van de uitvoezing, door een gemachtigde overheid, van de door het openbaar ministerie opgelegde onderzoeksmaatregel Onderzoeksdaad waardoor de verjaring wordt gestuit Het door een gemachtigde overheid opgemaakt proces-verbaal tot vaststelling van de uitvoering van een door het openbaar ministerie opgelegde onderzoeksmaatregel is een daad van onderzoek waardoor de verjaring van de strafvordering wordt gestuit. (Art. 22 wet 17 april 1878.) 21 februari 1979 746 25. - Strafzaken - Strafvordering Vordering tot dagvaarding van de beklaagde voor de rechter in hager beroep - Daad van stuiting van de verjaring. De vordering, door het openbaar ministerie in de termijn van verjaring van de strafvordering tot een gerechtsdeurwaarder gericht om de beklaagde voor de rechter in hoger beroep te dagvaarden, is een daad van vervolging die de. verjaring van de strafvordering stuit. (Art. 22 wet 17 april 1878.) 6 maart 1979 790 26. - Strafzaken - Strafvordering Verjaringstuitende daad - Daad van onderzoek door een bevoegd buitenlands magistraat verricht op verzoek van een Belgisch magistraat - Daad van onderzoek die de verjaring stuit
-202De verjaring wordt gestuit door elke daad van onderzoek die op verzoek van een Belgisch magistraat door een bevoegd buitenlands magistraat wordt verricht. 23 mei 1979 1113
HOOFDSTUK VI TUCHTZAKEN
HOOFDSTUK VII VERKIEZINGSZAKEN
VERKIEZINGEN
waarbij uitspraak gedaan wordt over de bevoegdheid Verwijzing naar een ander hoi van beroep. Wanneer het Hof een arrest van het hof van beroep, waarbij uitspraak gedaan wordt over de bevoegdheid, vernietigt, verwijst het de zaak naar een ander hof van beroep. 20 april 1979 991 2. - Burgerlijke zaken - Vernietiging
van een vonnis van de arrondissementsrechtbank om een andere reden dan schending van een regel inzake bevoegdheid - Verwijzing naar een andere arrondissementsrechtbank.
1. - Voorziening in cassatie - AanWanneer het Hof een vonnis van de wijzing van de geschonden wetten - Op arrondissementsrechtbank vernietigt om straffe van nietigheid vereiste aanwij- een andere reden dan schending van een zing. regel inzake bevoegdheid, verwijst het
In verkiezingszaken is niet ontvanke- de zaak naar een andere arrondisselijk het cassatieberoep waarin de mentsrechtbank. (Art. 1110 Ger.W.) beweerdelijk geschonden wetten niet 10 mei 1979 1082 worden aangewezen. (Art. 40, eerste lid, Kiesw.) HOOFDSTUK IV 28 maart 1979 891 DIENSTPLICHTZAKEN
2. - Cassatieberoep - Neerlegging op de griffie van het hot van beroep van een uitgifte van het bestreden arrest Op straffe van verval voorgeschreven vormvoorschrift. In verkiezingszaken is het cassatieberoep niet ontvankelijk als de eiser op de griffie van het hof van beroep geen uitgifte van het bestreden arrest heeft neergelegd. (Art. 40, tweede lid, Kiesw.) 891 28 maart 1979
VERWUZING NA CASSATIE HOOFDSTUK I. - Algemene begrippen HOOFDSTUK II. - Belastingzaken HOOFDSTUK III. - Burgerlijke zaken HOOFDSTUK IV. - Diensplich~aken HOOFDSTUK V. - Strafzaken HOOFDSTUK VI. - Tuchtzaken HOOFDSTUK VII. - Verkiezingszaken
HOOFDSTUKI ALGEMENE BEGRIPPEN
HOOFDSTUKV STRAFZAKEN
3. - Strafzaken - Burgerlijke rechtsvordering - Vonnis in boger beroep vernietigd omdat de rechter beslist heeft over een burgerlijke rechtsvordering die voor hem niet is gebracht - Vernietiging zonder verwijzing. Wanneer een beslissing in hoger beroep vernietigd wordt in zoverre de appelrechter beslist heeft over een burgerlijke rechtsvordering die voor hem niet was gebracht, geschiedt de veriiietiging zonder verwijzing. 12 september 1978 35 4. - Strafzaken - Lijfsdwang onwettig uitgesproken - Gedeeltelijke cassatie zonder verwijzing. De gedeeltelijke cassatie, die wordt uitgesproken omdat de lijfsdwang onwettelijk is uitgesproken om de inning van de kosten van de strafvordering te verzekeren, geschiedt zonder verwijzing.. 16 januari 1979 552
5. - Strafzaken - Cassatieberoep van de procureur-generaal, ingesteld met toepassing van art. 441 Sv. - VernietiBELASTINGZAKEN ging van een vonnis van de correctionele rechtbank tot veroordeling van een minHOOFDSTUK III derjarige beneden de leeftijd van achtBURGERLIJKE ZAKEN tien jaar op de datum van het feit 1. - Burgerlijke zaken - Vernietiging Minderjarige en ouders, voogden of van een arrest van het hoi van beroep degenen die de minderjarige onder hun
HOOFDSTUK II
-203bewarlng hebben en wier waan- en verblijfplaats in het buitenland is gelegen '--- Verwijzing naar de procureur des Konings van de plaats waar het misdrijf is gepleegd. W.anneer op het cassatieberoep van de procureur-generaal, ingesteld met toepasf!ing van art. 441 Sv., het Hof een vonnis vernietigt van de correctionele rechtbank tot veroordeling van een minderjadge beneden de leeftijd van achttien jaar wegens een als misdrijf omschreven feit dat is gepleegd toen die minderjarige nog geen achttien jaar oud was, :verwijst het de zaak naar de procureur des Konings van de plaats waar het misdrijf is gepleegd, als de minderjarige, zijn ouders, voogden of degenen die de minderjarige onder hun bewaring hebben, in Belgie noch woon-, noch verblijfplaats hebben. (Artt. 23 en 441 Sv. en artt. 36, 4•, en 44 Jeugdbeschermingswet.) 14 februari 1979 706 6. - Strafzaken - Lijfsdwang anwettig uitgesproken - Gedeeltelijke cassatie zander verwijzing. Gedeeltelijke cassatie, wegens onwettigheid van lijfsdwang ter invordering van de kosten van de strafvordering, geschiedt zonder verwijzing 14 maart 1979 824
7.- Strafzaken- Vernietiging amdat de rechter in hager beraep beslist heeft ap de strafvardering die niet bij hem aanhangig was en definitief was berecht - Vernietiging zander verwijzing. Vernietiging van een beslissing in zoverre de rechter in boger beroep beslist heeft op de strafvordering die niet bij hem aanhangig was en definitief was berecht, geschiedt zonder verwijzing. 3 april 1979 911 Strafzaken - Burgerlijke rechtsvordering - Beslissing van de rechter in boger beroep vernietigd omdat de rechter heeft beslist over een burgerlijke rechtsvordering die niet bij hem was aanhangig gemaakt - Vernietiging zonder verwijzing. Wanneer een beslissing in boger beroep wordt vernietigd omdat de rechter in boger beroep heeft beslist op een burgerlijke rechtsvordering die niet bij hem aanhangig was gemaakt, wordt de vernietiging uitgesproken zonder verwijzing. 1046 2 mei 1979 8. -
9. - Strafzaken - Burgerlijke rechtsvordering - Beslissing in hager beroep vernietigd omdat de rechter in hager beroep kennis heeft genomen van een burgerlijke rechtsvordering die niet bij hem aanhangig was gemaakt - Vernietiging zonder verwijzing. Wanneer een beslissing van de rechter in boger beroep vernietigd wordt in zoverre die rechter beslist heeft op een burgerlijke rechtsvordering, die bij hem niet aanhangig was gemaakt, wordt de -vernietiging uitgesproken zonder verwijzing. 1073 9 mei 1979 10. Beslissing vernietigd wegens onwettigheid van de onmiddellijke tenuitvoerlegging van de internering en van de veroordeling van de gei"nterneerde tot Jijfsdwa'ng - Vernietiging zander verwijzing. Wanneer het Hof vernietiging uitspreekt van de beslissing die onwettig de onmiddellijke tenuitvoerlegging van de internering gelast en onwettig zegt dat de kosten van de strafvordering ten laste van de gei:nterneerde bij wege van lijfsdwang kunnen worden teruggevorderd, geschiedt de vernietiging zonder verwijzing. 19 juni 1979 1249 11. Strafzaken Vernietiging omdat de rechter in hager beroep kennis heeft genomen van de strafvordering die bij hem niet aanhangig is gemaakt en definitief is berecht - Vernietiging zander verwijzing. Wordt een beslissing vernietigd omdat de rechter in boger beroep kennis heeft genomen van de strafvordering die bij hem niet aanhangig was en definitief was berecht, dan wordt de vernietiging zonder verwijzing uitgesproken. 19 juni 1979 1251
HOOFDSTUK VI TUCHTZAKEN
HOOFDSTUK VII VERKIEZINGSZAKEN
VERWUZING VAN EEN RECHTBANK NAAR EEN ANDERE HOOFDSTUK HOOFDSTUK HOOFDSTUK HOOFDSTUK
I. - Algemene begrippen II. - Belastingzaken III. - Burgerlijke zaken IV. - Dienstplichtzaken
204HOOFDSTUK V. - Strafzaken HOOFDSTUK VI. - Tuchtzaken HOOFDSTUK VII. - Vez*iezingszaken
HOOFDSTUKI ALGEMENE BEGRIPPEN
HOOFDSTUK II
De vordering tot verwijzing van een recbtbank naar een andere op grond van gewettigde verdenking moet, op straffe van nietigbeid, in de taal van de recbtspleging worden gesteld. (Artt. 37 en 40, wet 15 juni 1935.) 808 7 maart 1979
HOOFDSTUK VI TUCHTZAKEN
BELASTINGZAKEN
HOOFDSTUK III BURGERLIJKE ZAKEN
HOOFDSTUK IV DIENSTPLICHTZAKEN
HOOFDSTUK VII VERKIEZINGSZAKEN
VERZEKERING
HOOFDSTUK I. - Algemene regels HOOFDSTUK II. - Landverzekering STRAFZAKEN HOOFDSTUK III. - Zeeverz(Jkering 1. - Strafzaken - Gewettigde ver-. denking - Verzoek van de beklaagde HOOFDSTUK IV.- WA.M.-verzekering gericht tegen het hof van bemep waarbij HOOFDSTUK IX. - Allerlei de vervolgingen aanhangig zijn - Verzoek waarbij niet het hof, maar enkel de HOOFDSTUKI voorzitter van een correctionele kamer betrokken is - Niet-ontvankelijkheid. ALGEMENE REGELS Niet ontvankelijk is bet verzoek van 1. Verzekeringswet 11 juni 1874, de beklaagde tot verwijzing op grond van gewettigde verdenking, dat gericht art. 29 - Faillissement van de verzekeis tegen het hof van beroep waarbij de raar - Risico nag niet ten einde vervolgingen te zijnen laste aanhangig Ontbinding van het contract - Voorzijn, en dat berust op feiten waarbij waarden. Wanneer de verzekeraar in staat van geenszins dat bof, maar enkel de voorzitter van een correctionele kamer faillissement verkeert en « bet risico nog geen einde genomen heeft », kan de betrokken is. (Artt. 542 en vlg. Sv.) 18 oktober 1978 195 verzekerde vorderen dat een borg wordt _gesteld of dat, bij gebreke van een borg, 2. - Strafzaken - Gewettigde ver- de overeenkomst ontbonden wordt, zodat denking - Verzoek van de beklaagde de rechier wettig beslist dat de overeengericht tegen de coiTectionelerechtbank komst ontbonden is, als bij vaststelt dat waarbij vervolgingen aanhangig zijn de curator van de gefailleerde verzekeVerzoek dat geen betrekking heeft op de raar de verzekerde niet meer in recbte gehele rechtbank, doch enkel op de beeft aangesproken omdat bij ervan voorzitter van een correctionele kamer overtuigd was dat bij geen verzekerings- Niet ontvankelijk verzoek. premie meer mocht vorderen daar bierNiet ontvankelijk is bet verzoek van voor vanwege de verzekeraar geen de beklaagde tot verwijzing op grond tegenprestatie, nl. dekking van bet van gewettigde verdenking, dat gericbt risico, meer mogelijk was, en bij dus is tegen de correctionele rechtbank impliciet, maar zeker overweegt dat de waarbij te zijnen laste vervolgingen. curator evenmin een borg kon stellen en aanbangig zijn, en berust op feiten die de overeenkomst voor ontbonden bield. niet op de gebele recbtbank, doch enkel (Art. 29 Verzekeringswet 11 juni 1874.) op de voorzitter van een correctionele 2 maart 1979 785 kamer betrekking bebben. (Artt. 542 en vlg. Sv.) HOOFDSTUK II 6 februari 1979 646 LANDVERZEKERING 3. - Strafzaken - Gewettigde verHOOFDSTUK III denking - Taal van de vordering tot verwijzing. ZEEVERZEKERING
HOOFDSTUKV
205HOOFDSTUK IV W.A.M.-VERZEKERING
2. - Verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen Wet 1 juli 1956, art. 11, eerste lid Volgens die bepaling heeft de verzekeraar niet het recht aan de benadeelde de nietigheid van art. 12 wet 11 juni 1874 tegeri te werpen. In zoverre art. 11, eerste lid, WA.M.-wet bepaalt dat geen enkele uit de we;t voortvloeiende nietigheid door een verzekeraar aan een benadeelde kan worden tegengeworpen, heeft het tot gevolg dat de verzekeraar niet het recht heeft aan de benadeelde de nietigheid tegen te werpen uit art. 12 Verzekeringswet 11 juni 1874. 27 september 1978 128 3. - WA.M.-verzekering - Doe] van die verzekering. De W A.M.-verzekeraar dekt de schade die het verzekerde voertuig in het verkeer op de openbare weg en op de ermee gelijkgestelde plaatsen heeft veroorzaakt; in dat opzicht is vereist dat een oorzakelijk verband bestaat tussen het gebruik, hoe dan ook, van het voertuig in het verkeer, hetzij wegens de plaats van het voertuig in het verkeer,hetzij. wegens de staat ervan of nog wegens emg maneuver en, meer bepaald, dat de schade niet uitsluitend is veroorzaakt door het gebruik van het voertuig als werktuig. (Artt. 2, § 1, en 3, wet 1 juli 1956.) 999 24 april 1979
4. - Verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen - Eigen recht van de benadeelde tegen de verzekeraar - Voorwaarde - Schorsing van de verzekeringsovereenkomst voor het schadegeval Gevolg op de rechtstreekse rechtsvordering, tegen de verzekeraar, van de bij het ongeval benadeelde persoon. Aangezien het eigen recht tegen de verzekeraar ex art. 6 W A.M.-wet ten gunste van de benadeelde afhankelijk is van het bestaan van een verzekering, kan de verzekeraar tegen wie de benadeelde een rechtstreekse rechtsvordering instelt, hem tegenwerpen dat de overeenkomst v66r het schadegeval geschorst was krachtens de bedingen van de polis, met het voorbehoud evenwel dat, wanneer art. 13 W A.M.-wet in werking zal zijn getreden, de voorgeschreven forma-
li~iten in acht genomen zijn en de bij d1e bepaling gestelde termijn verstreken is. 27 juni 1979 1298
5.- WA.M.-verzekering- BeneluxOvereenkomst betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen - Bijlage bij die Overeenkomst - Protocol van ondertekening bij die Overeenkomst - Voor de toepassing van hoofdstukken III, IV en V van het Verdrag Benelux-Gerechtshof zijn of kunnen de bepalingen van die akte voor Belgie, Luxemburg en Nederland gemeenschappelijke rechtsregels zijn. De bepalingen van de Benelux-Overeenkomst betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen, van de bijlage bij die Overeenkomst en het Protocol van ondertekening, welke akten te Luxemburg zijn ondertekend op 24 mei 1966, zijn goedgekeurd bij de wet van 19 feb. 1968 en in werking getreden op 1 juni 1976, zijn ingevolge art. 1 van het Protocol bij die Overeenkomst, dat te Brussel op 26 sept. 1968 ondertekend, bij de wet van 2 feb. 1971 goedgekeurd en op 1 juli 1976 in werking getreden is, zijn voor de toepassing van hoofdstukken III, IV en V van het Verdrag betreffende de instelling en het statuut van een Benelux-Gerechtshof aangewezen als voor Belgie, Luxemburg en Nederland gemeenschappelijke rechtsregels, voor zover, wat betreft de bepalingen van de bijlage, de inhoud ervan is opgenomen in de wetgeving van de Staat, waar de vraag om uitlegging is gesteld. 29 juni 1979 1324 6. WA.M-verzekering Wet van 1 juli 1956, artikel 4, § 1, 2•- Regel van die bepaling is een voor Belgie, Luxemburg en Nederland gemeenschappelijke rechtsregel die als dusdanig is aangewezen krachtens art. 1 Verdrag Benelux-Gerechtshof. De regel van art. 4, § 1, 2•, W A.M.-wet, dat de echtgenoot van de sub 1• vermelde personen alsmede hun bloed- en aanverwanten in de rechte lijn van het recht op uitkering kunnen worden uitgesloten, mits zij bij hen inwonen en door hen worden onderhouden, is sinds 1 juli 1976 een voor Belgie, Luxemburg en Nederland gemeenschappelijke rechtsregel, die is aangewezen krachtens art. 1 van het Verdrag betreffende de instelling en het statuut van een Benelux-Gerechtshof. 29 juni 1979 1324
206HOOFDSTUK IX ALLERLEI
VERZET 1. - Strafzaken - Verstekarrest dat een gevangenisstraf uitspreekt - Verzet - Arrest op tegenspraak dat de gevangenisstraf vermindert, doch bovendien ontzetting van de in art. 31 Sw. vermelde rechten uitspreekt - Wettigheid. Om de betrekkelijke zwaarte van . de straffen te bepalen, en nl. om uit ;te maken of een straf zwaarder is dan een andere, boudt men enkel rekening met bet bedrag van de boofdstraffen en niet met de bijkomende straffen; een veroordeling wordt niet verzwaard door en wettig is derbalve bet arrest van een bof van beroep dat, op bet verzet van de beklaagde, de bij verstek gewezen gevangenisstraf van vijf jaar met een jaar vermindert, maar bovendien ontzetting uitspreekt van de in art. 31 Sw. vermelde recbten, hoewel die straf bij de verstekbeslissing niet was opgelegd. (Impliciet.) 20 juni 1979 1262 2. - Strafzaken - Vonnis dat het verzet ongedaan verklaart Hoger beroep Rechter in hager beroep neemt kennis van de zaak zelf. Het boger beroep van een beklaagde tegen een vonnis dat diens verzet tegen een verstekvonnis ongedaan beeft verklaard, maakt de zaak zelf aanbangig bij de recbter in boger beroep. (Artt. 188, 202 en 203 Sv.) 27 september 1978 124 3. .:- Strafzaken Buitengewone termiJn - Aanvang - Noodzakelijkheid van een regelmatige betekening van het verstekvonnis. Evenals de gewone termijn van verzet gaat de buitengewone termijn niet in wanneer bet verstekvonnis niet regelmatig is betekend. (Art. 187 Sv.) 14 maart 1979 823 4. - Strafzaken - VerstekveroordeJing tot een enkele straf wegens verscheidene misdrijven - Verzet van de beklaagde - Veroordeling tot verschilJende straffen - Onwettigheid. Wanneer de beklaagde bij verstek is veroordeeld tot een enkele straf wegens verscbeidene misdrijven die als een enkel strafbaar feit worden aangemerkt kan bij, op zijn verzet, wegens dezelfd~ misdrijven niet tot twee of meer afzonderlijke straffen worden veroor-
. deeld, zelfs in,dien die straffen samen al dan niet uitgaan boven de enige door bet verstekvonnis uitgesproken straf. (Artt. 187 en 188 Sv.) 27 maart 1919 881 5. - Strafzaken VerstekveroordeJing tot een enkele straf wegens verscheidene misdrijven - Verzet van de beklaagde - Vonnis op verzet waarbij wordt beslist dat de feiten afzonderlijk moeten worden gestraft, waarbij een straf wordt uitgesproken voor een feit en, bijgevolg, wordt vastgesteld dat voor de twee andere feiten geen straf meer kan worden opgelegd- Wettigheid. De toestand van de beklaagde wordt niet ver:zWaard wanneer bet vonnis, op verzet van die beklaagde, beslist dat de feiten die door bet verstekvonnis met . een enkele straf waren gestraft, afzonderlijk moeten gestraft worden, de enkele, voor die drie strafbare feiten uitgesproken straf vervangt door een straf die voor een enkel feit is uitgesproken en geen straf uitspreekt voor de twee andere bewezen verklaarde feiten d!~ om de to~stand van de beklaagde op ZIJn verzet. met te verzwaren. 27 maart 1979 881 6_. - Strafzaken - Aanvang van de bwtengewone verzettermijn van de beklaagde - Kennis hebben van de betekening van het vonnis. De buitengewone termijn van verzet tegen een niet aan de persoon betekend verstekvonnis begint te lopen van het ogenblik waarop de veroordeelde kennis beeft. geba~ van de betekening van het vonms en met van dat waarop bij kennis beeft gebad van bet vonnis. (Art. 187 Sv.) 23 mei 1979 1113
VONNISSEN EN ARRESTEN HOOFDSTUK I. - Algemene begrippen HOOFDSTUK II. - Belastingzaken HOOFDSTUK III. - Burgerlijke zaken Mdeling 1. - Algemeen. Mdeling 2. - Sociaal procesrecbt. HOOFDSTUK IV. - Dienstplichtzaken HOOFDSTUK V. - Strafzaken Mdeling 1. - Strafvordering. Mdeling 2. - Burgerlijke rechtsvordering. HOOFDSTUK VI. - Tuchtzaken HOOFDSTUK VII. - Verkiezingszaken
207HOOFDSTUK I ALGEMENE BEGRIPPEN
HOOFDSTUK II BELASTINGZAKEN
1. - Directe belastingen - Heropening van de debatten - Gerechtelijk Wetboek, art. 774, tweede lid - Verplichting voor de rechter heropening van de debatten te bevelen - Voorwaarden. Het hof van beroep ver'werpt de vordering niet op grond van een exceptie van onbevoegdheid, nietigheid, verjaring, uitsluiting, onontvankelijkheid of op grond van enige andere exceptie in de zin van art. 774, 2e lid, Ger.W. en het moet dus de heropening van de debatten niet bevelen, wanneer het, gelet op feitelijke gegevens waarvan niet wordt betwist dat partijen daarover tegenspraak hebben gevoerd, de rechtsregels bepaalt die op het geschil zelf van toepassing zijn en aan de hand waarvan het beslist dat de vordering niet gegrond is. (Art. 774, tweede lid, Ger.W.) 10 januari 1979 522
van de partijen voorlopig te regelen Begrip. De beslissing· waarbij de rechter, na de vereffening en verdeling van een nalatenschap te hebben bevolen, voor die verrichtingen twee notarissen aanstelt, is, in burgerlijke zaken, geen vonnis alvorens recht te doen, dat een voorafgaande maatregel beveelt om de vordering te onderzoeken of de toestand van de partijen voorlopig te regelen, als bedoeld in art. 19, tweede lid, Ger.W. 12 januari 1979 540 5. - Burgerlijke zaken - Gerechtelijk Wetboek, art. 1068, tweede lid- Onderzoeksmaatregel - Begrip. De beslissing waarbij de eerste rechter, na de vereffening en verdeling van een nalatenschap te hebben bevolen, om die verrichtingen twee notarissen aanstelt, is geen onderzoeksmaatregel, in de zin van art. 1068, tweede lid, Ger.W. 12 januari 1979 540
6. - Burgerlijke zaken - Heropening van de debatten - Voorwaarden waaronder die he1·opening door een verschijnende partij kan worden gevraagd. Een verschijnende partij kan de herHOOFDSTUK III opening van de debatten slechts vragen BURGERLIJKE ZAKEN indien zij gedurende het beraad een Afdeling 1. ~ Algemeen. nieuw stuk of feit van overwegend 2. - Burgerlijke zaken - Gerechtelijk belang ontdekt. (Art. 772 Ger.W.) 17 januari 1979 562 Wetboek, art. 824 - Afstand - Begrip. De partij die hetzij bij nieuwe conclu7. - Burgerlijke zaken - Verzoek van sie hetzij mondeling ervan afziet een in een conclusie aangevoerd middel voor te een verschijnende partij om de debatten Vaststelling dat de dragen, doet geen afstand, in de zin van te heropenen art. 824 Ger.W. en is derhalve niet aangevoerde gegevens geen nieuw feit verplicht de vormvereisten van dat arti- van overwegend belang opleveren Verwezping van het verzoek - Wettigkel in acht te nemen. heid. · 7 september 1978 16 Wettelijk verantwoord is de verwer3. - Burgerlijke zaken Beslissin- ping door de rechter van de vordering gen van de voorzitter van de rechtbank van een verschijnende partij tot heropevan koophandel in kort geding, uit- ning van de debatten, als de rechter spraak doende inzake handelspraktijken erop wijst dat de door die partij aange- Beslissingen met gezag van gewijsde. voerde gegevens wegens de vaststellinDe voorzitter van de rechtbank van gen van zijn beslissing niet ter zake koophandel in kort geding uitspraak dienend zijn en mitsdien geen nieuw feit doende, inzake handelspraktijken, be- van overwegend belang opleveren. slist over de zaak zelf en de aldus door 17 januari 1979 562 hem gewezen beslissingen hebben gezag 8. - Burgerlijke zaken - Getuigenvan gewijsde. (Artt. 55 tot 59, wet verhoor Tegenverhoor Artt. 14 juli 1971.) 15 december 1978 451 51 en 921 Ger. W: - Geen tegenverhoor gevraagd binnen de bij art. 921, derde 4. - Burgerlijke zaken - Gerechtelijk lid, Ger. W: voorgeschreven termijn, Wetboek, art. 19, tweede lid - Vonnis eventueel verlengd overeenkomstig alvorens recht te doen- Vonnis dat een art. 51 van dat wetboek - Geen tegenvoorafgaande maatregel beveelt om de verhoor meer mogelijk op verzoek van. vordering te onderzoeken of de toestand de betrokken partij.
-208Nu de bij art. 921, derde lid, Ger.W. voorgeschreven termijn van dertig dagen om een verzoek tot tegenverhoor in te dienen niet op straffe van verval is bepaald, kan de rechter overeenkomstig art. 51 Ger.W. die termijn v66r zijn vervaltijd, verkorten of verlengen; wanneer derhalve de rechter beslist dat een tegenverhoor niet meer kan gehouden worden omdat de betrokken partij dat verhoor niet heeft gevraagd binnen de termijn van art. 921, derde lid, Ger.W. en die termijn evenmin werd: verlengd of verkort v66r zijn vervaltijd, beslist hij niet, met overtreding van art. 860 van dat wetboek, dat een proceshandeling nietig is indien de wet de nietigheid ervan niet heeft bevolen, doch handelt hij overeenkomstig de wet door vast te stellen dat een procedure, waarvan de voltrekking niet was gevraagd binnen de wettelijke termijn, niet meer kon plaatshebben. 8 februari 1979 673 9. - Burgerlijke zaken - Gerechtelijk Wetboek, art. 774, tweede lid - Verplichting voor de rechter de heropening van de debatten te bevelen Geen verplichting als de rechter de vordering toewijst. · De regel volgens welke de rechter, krachtens artikel 774, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, de heropening van de debatten ambtshalve moet bevelen, betreft enkel het geval waarin de rechter de vordering geheel of ten dele afwijst op grond van een exceptie die de partijen voor hem niet hadden ingeroepen; hij geldt niet voor de rechter wanneer deze de vordering toewijst. 30 maart i979 900
titel te bekomen, is geen beslissing over de tenuitvoerlegging van die titel. 30 april 1979 1029 12. - Burgerlijke zaken - Conclusie -Begrip. Een ter zitting van een burgerlijk gerecht afgegeven geschrift is geen conclusie waarop de rechter moet antwoorden tenzij de daarin voorkomende vorderingen, weren of excepties als dusdanig aan de rechter zijn voorgelegd om de aanspraken van de partij bij de rechter aanhangig te maken. (Art. 97 Gw.) 17 mei 1979 1102 13. - Burgerlijke zaken - Eindbeslissing op tussengeschil - Begrip. In burgerlijke zaken is een eindbeslissing op tussengeschil waartegen onmiddellijk cassatieberoep kan worden ingesteld de beslissing waarbij, nadat is vastgesteld dat ernstige aanwijzingen bestaan dat de vermogens van een failliet verklaarde p.v.b.a. en van een zaakvoerder van die vennootschap vermengd zijn, een deskundigenonderzoek wordt bevolen ten einde uit te maken of die vermogens werkelijk vermengd zijn en wordt gezegd dat, indien die vermenging zo is bewezen, de zaakvoerder ook failliet moet worden verklaard. (Impliciet.) 1 juni 1979 1153 14. - Burgerlijke zaken Verplichting vvor de rechter uitspraak te doen over alle punten van de vordering Pun ten van de vordering - Begrip. Art. 1138, 3", Ger.W. wordt niet miskend door de beslissing die zich uitspreekt over aile punten van de vordering, ook al doet zij geen uitspraak over .de grondslag van een tot staving van een der punten aangevoerd middel. 8 juni 1979 1181
10. - Burgerlijke zaken - GerechteJijk Wetboek, art. 774, tweede lid Verplichting voor de rechter heropening van de debatten te bevelen Voor- Afdeling 2. - Sociaal procesrecht. waarde. De rechter behoeft de heropening van HOOFDSTUK IV de debatten slechts te bevelen wanneer DIENSTPLICHTZAKEN hij een vordering geheel of gedeeltelijk afwijst op grond van een exceptie die de HOOFDSTUKV partijen voor hem niet hadden ingeroeSTRAFZAKEN pen. 19 april 1979 988 Afdeling 1. - Strafvordering. 15.- Strafzaken- Aantekening van 11. - Burgerlijke zaken - Tenuit- getuigenissen - Geen verplichting voor strafgerechten die in laatste aanleg uitvoerlegging- Begrip. Een gerechtelijke beslissing over een spraak doen. De verplichting om aantekening te rechtsvordering om een schuldvordering te doen vaststellen en een uitvoerbare. houden van de getuigenissen geldt niet
-209voor de strafgerechten die in laatste · aanleg · uitspraak doen. (Art. 10 wet 1 mei 1849). 40 13 september 1978 16. - Strafzaken - Openbaarheid van de terechtzitting - Vervolgingen wegens overtredingen van de wetten en verordeningen betreffende de politie over het wegverkeer ten laste van een minderjarige van meer dan zestien jaar en minder dan valle achttien jaar en ten laste van meerderjarigen Toe te passen regels. Het onderzoek van de vervolgingen ten laste van een minderjarige van meer dan zestien jaar en minder dan volle achttien jaar voor de krachtens het gemeen recht bevoegde gerechten ingesteld in de gevallen bij art. 36bis Jeugdbeschermingswet 8 april 1965 bepaald, onder meer in geval van overtredingen van de wetten en verordeningen betreffende de politie over het wegverkeer, heeft plaats in de raadkamer; deze rechtspleging mag niet worden uitgebreid tot andere personen die tegelijkertijd voor datzelfde gerecht worden gebracht, zelfs al zijn de laatstgenoemden en de minderjarige bij hetzelfde exploot gedagvaard. (Art. 96 Gw.; art. 36bis wet 8 april 1976, gew. bij de wet 9 mei 1972.) 20 september 1978 73
17. Strafzaken Correctionele rechtbank - Proces-verbaal van een terechtzitting tijdens welke de zaak behandeld werd, niet voorzien van de handtekening van de voorzitter of van de griffier - Vonnis waarin niet alle vereiste vaststellingen voorkomen om de regelmatigheid van de rechtspleging te bewijzen - Nietigheid van het vonnis. Nietig is het vonnis van de correctionele rechtbank, indien het proces-verbaal van de terechtzitting, tijdens welke de zaak behandeld werd, niet voorzien is van de handtekening van de voorzitter of van de griffier en in het vonnis niet aile vereiste vaststellingen voorkomen om de regelmatigheid van de rechtspleging te bewijzen. (Artt. 155, 189 en 190 Sv.; art. 10 wet 1 mei 1849.) 20 september 1978 80. 18. - Strafzaken Plaatsopneming door de eerste rechter- Inachtneming van de regels betreffende de openbaarheid van de terechtzittingen niet vastgesteld - Rechter in hoger beroep die zijn beslissinggrondt•op de vaststellingen bij de plaatsopneming- Nietigheid.
Wanneer, in strafzaken, de eerste rechter zich ter plaatse heeft begeven en noch het proces-verbaal van deze onderweksmaatregel, noch het vonnis vaststellen dat de regels betreffende de openbaarheid van de terechtzittingen zijn in acht genomen, is het arrest dat zijn beschikkende gedeelte onder meer grondt op de bij die plaatsopneming gedane vaststellingen zelf door nietigheid aangetast. 4 oktober 1978 147 19. Strafzaken Wetboek van Strafvordering, art. 332 - Tolk - Wraking - Onaantastbare beoordeling of de door een verdachte tot wraking aangevoerde gronden gegrond zijn of niet. De rechter beoordeelt op onaantastbare wijze, in feite, of de door een verdachte tot wraking van een tolk aangevoerde redenen gegrond zijn of niet. (Art. 332 Sv.) 24 oktober 1978 217 20. - Strafzaken Plaatsopneming door de eerste rechter- Inachtneming van de regels inzake openbaarheid van de gerechtzittingen niet vastgesteld Beslissing van de rechter in hager beroep gegrond op de vaststellingen bij de plaatsopneming - Nietigheid. Wanneer in strafzaken, nadat de eerste rechter zich ter plaatse heeft begeven, noch het proces-verbaal nopens die onderzoeksmaatregel, noch het vonnis vaststellen dat de regels inzake openbaarheid van de terechtzittingen zijn inachtgenomen, lijdt het vonnis in hoger beroep, dat zijn beschikkende gedeelte o.m. grondt op de vaststellingen tijdens de plaatsopneming zelf aan nietigheid. (Art. 96 Gw.) 21 november 1978 328 21. - Strafzaken Plaatsopneming - Openbaarheid van de terechtzittingen niet vastgesteld- Nietigheid. Wanneer, nadat de correctionele rechtbank zich ter plaatse heeft begeven, noch het proces-verbaal nopens die cinderzoeksmaatregel,noch het daarop gegronde vonnis vaststellen dat de regels inzake openbaarheid van de terechtzittingen zijn inachtgenomen en evenmin geconstateerd wordt dat regelmatig is bevolen de zaak met gesloten deuren te behandelen, is dat vonnis nietig. (Art. 96 Gw.) 21 november 1978 328 22. - Strafzaken - Rechter die de beklaagde een « onverbeterlijke recidivist » noemt en, om de door hem
-210opgegeven redenen, afgeleid uit gegevens die door het dossier en het onderzoek van de zaak aan het licht zijn gekomen, zegt dat in zijn geval een strenge straf onontbeerlijk blijkt te zijn - Schending noch van de algemene rechtsbeginselen, noch van art. 6, leden 1 en 2, Verdrag tot Bescherming ·van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden. Wanneer de rechter zegt dat de beklaagde een onverbeterlijke recidivist is, beslist dat een strengere straf geboden is, en de beslissing over de straf motiveert aan de hand van gegevens die door het dossier en het onderzoek van de zaak aan het Iicht zijn gekomen, over welk dossier en onderzoek partijen ver- . weer hebben kunnen voeren, doet hij · geen afbreuk aan de onpartijdigheid die hem is geboden ingevolge de algemene rechtsbeginselen en ingevolge het Euro-. pees Verdrag Rechten van de Mens, goedgekeurd bij de wet van 13 mei 1955. 29 november 1978 365
24. - Strafzaken - Beroepen vonnis nietig - Arrest van het hof van beroep dat die nietigheid overneemt - Nietigheid van het azrest. Nietig is het arrest van het hof van beroep dat de nietigheid overneemt waardoor het beroepen vonnis is aangetast. 23 januari 1979 578 25. Strafzaken Correctionele rechtbank rechtdoende zonder dat de zaak regelmatig bij haar aanhangig is gemaakt Veroordelend vonnis Onwettigheid. Onwettig is het vonnis van de correctionele rechtbank waarbij de beklaagde wordt veroordeeld zonder dat de zaak regelmatig bij de rechtbank aanhangig is gemaakt door een beslissing tot verwijzing van een onderzoeksgerecht gevolgd van een dagvaarding, door een dagvaarding of door de vrijwillige verschijning van de beklaagde. (Artt. 130 en 182 Sv.; art. 15, 1e lid, wet van 1 juni 1849). 30 januari 1979 612
23. - Strafzaken Middel afgeleid uit de nietigheid van de rechtspleging op grond dat haar wettigheid, wat betreft de openbaarheid van een terechtzitting en de samenstelling van het rechtscolJege, door het Hof niet kan worden• getoetst - Middel hieruit afgeleid dat in het proces-verbaal van een terechtzitting vermeld staat dat de zaak voor verdere behandeling verdaagd wordt naar een buitengewone terechtzitting, terwijl het dossier geen desbetreffend proces-verbaal bevat - Buitengewone terechtzitting die niet heeft plaatsgehad en debatten die zijn hervat op een Jatere terechtzitting - Middel dat niet kan worden aangenomen. Het middel afgeleid uit de nietigheid. van de rechtspleging op grond dat de wettigheid ervan t.o.v. de openbaarheid van de terechtzitting en de samenstelling van het rechtscollege, door het Hof niet kan worden getoetst, en ook hieruit dat in het proces-verbaal van een terechtzitting vermeld staat dat de zaak voor verdere behandeling verdaagd is tot een buitengewone terechtzitting, kan niet worden aangenomen als het dossier geen desbetreffend proces-verbaal bevat, door de eiser niet wordt aangevoerd dat die terechtzitting heeft plaatsgehad en uit de gedingstukken blijkt dat de behandeling van de zaak tijdens een latere terechtzitting regelmatig werd vervolgd. 13 december 1978 437
26. - Strafzaken - Getuigen, deskundigen, tolken - Nietigheden betreffende de door hen af te Jeggen eed - Andere beslissing op tegenspraak dan een beslissing van inwendige aard - Metigheid gedekt. In strafzaken zijn de nietigheden voortkomend uit enige onregelmatigheid betreffende de eed van getuigen, deskundigen of tolken gedekt, wanneer een vonnis of arrest op tegenspraak, behalve datgene dat een maatregel van inwendige aard inhoudt, gewezen is zonder dat de nietigheid door een van de partijen is voorgedragen of door de rechter ambtshalve is uitgesproken. (Art. 407 Sv., aangevuld bij het enig artikel van de wet van 22 juni 1976.) 6 februari 1979 641
27.- Strafzaken- Openbaarheid van de terechtzitting - Vervolgingen wegens overtredingen Wegverkeersregl., ten laste van minderjarigen van meer dan zestien jaar en minder dan volle achttien jaar en van meerderjarigen - Toe te passen regels. Krachtens art. 36bis, tweede lid, Jeugdbeschermingswet 8 april 1965 heeft m.b.t. de daarin bedoelde misdrijven het onderzoek van de vervolgingen ten laste van minderjarigen van meer dan zestien jaar en minder dan voile achttien jaar voor de gemeenrechtelijk bevoegde gerechten in raadkamer plaats; dit artikel is van toepassing op die minderjari-
-211gen, zelfs als meerderjarigen samen met hen bij een zelfde exploot voor die gerechten worden gedagvaard en vervolgd. (Art. 96 Gw.; art. 36bis wet 8 april 1965, gew. bij wet 9 mei 1972}. 7 februari 1979 655 2~. - Strafzaken - Getuigen, deskundigen, tolken - Nietigheden i. v.m. de door hen af te Jeggen eed - Andere beslissingen op tegenspraak dan een beslissing van inwendige aard - Nietigheidgedekt. In strafzaken is een nietigheid ten gevolge van een onregelmatigheid i.v.m. de eed van getuigen, deskundigen en tolken g!=!dekt, wanneer een ander vonnis of arrest op tegenspraak, dan dat waarin een maatregel van inwendige aard wordt gelast, gewezen is zonder dat de nietigheid door een der partijen is aangevoerd of door de rechter ambtshalve is uitgesproken. (Art. 407 Sv., aangevuld bij het enige artikel van de wet van 22juni 1976.} 7 febniari 1979 659 29. Strafzaken Getuigen Verhoor als getuige, tijdens het onderzoek ter terechtzitting, van een buiten vervolging gestelde medeverdachte Wettigheid. Geen enkele wettelijke bepaling verbiedt dat een buiten vervolging gestelde medeverdachte tijdens het onderzoek ter terechtzitting als getuige wordt gehoord. 21 februari 1979 737 30. Strafzaken - Getuigen met gesloten deuren gehoord door de correctionele rechtbank Gedingstukken waaruit niet kan worden opgemaakt of art. 96 Gw. in acht is genomen Nietigheid van het vonnis - Hot van beroep dat de redenen van het vonnis heeft ov'ergenomen - Nietigheid van het arrest. Wanneer getuigen met gesloten deuren door de correctionele rechtbank zijn gehoord en uit de gedingstukken niet blijkt dat regelmatig bevolen werd de zaak met gesloten deuren te behandelen, is nietig het arrest op het hoger beroep, dat de nietigheid van het vonnis overneemt door te verwijzen naar de redenen ervan. (Art. 96 Gw.; artt. 155, 190 en 211 Sv.) 14 maart 1979 825 31. - Strafzaken - Neerlegging van een conclusie - Geen verplichting voor de rechter zulks in zijn beslissing te vermelden.
Geen enkele wettelijke bepaling verplicht de rechter in zijn beslissing te vermelden dat een conclusie is neergelegd. 28 maart 1979 890 32. - Strafzaken - Gerecht dat in laatste aanleg uitspraak doet - Gegevens bekomen tijdens het onderzoek ter terechtzitting - Geen verplichting die gegevens in het proces-verbaal van de terechtzitting te vermelden. Geen enkele wettelijke bepaling schrijft voor dat het strafgerecht, dat in laatste aanleg uitspraak doet, in het proces-verbaal de gegevens vermeldt die het heeft bekomen tijdens het onderzoek van de zaak. 922 4 april 1979 33. - Strafzaken - Openbaarheid van de terechtzitting - Vervolgingen wegens overtredingen van de wetten en verordeningen betreftende de politie over het wegverkeer ten laste van meerderjarigen en van minderjarigen van meer dan zestien jaar en minder dan voile achttien jaar - Toe te passen regels. Het onderzoek van de vervolgingen die ten laste van minderjarigen van meer dan zestien jaar en minder dan volle achttien jaar voor de krachtens het gemeen recht bevoegde gerechten zijn ingesteld in de gevallen bij art. 36 bis Jeugdbeschermingswet bepaald, onder meer in geval van overtreding van de wetten en verordeningen betreffende de politie over het wegverkeer, heeft plaats in raadkamer; deze rechtspleging mag niet worden uitgebreid tot andere personen die tegelijkertijd voor datzelfde gerecht worden vervolgd, ook al zijn de laatstgenoemden en de minderjarigen bij hetzelfde exploot gedagvaard. (Art. 96 Gw.; art. 36bis Jeugdbeschermingswet 8 april 1965, gew. bij wet 9 mei 1972.) 25 april 1979 1010 34. Strafzaken Wetboek van Strafvordering, art. 78 - Niet goedgekeurde doorhalingen - Toepassingsgebied. Het bepaalde in art. 78 Sv., luidens hetwelk de niet goedgekeurde doorhalingen als niet bestaande worden beschouwd, is toepasselijk op alle authentieke akten van de strafrechtspleging. 25 april 1979 1012 35. - Strafzaken Proces-verbaal van de terechtzitting - Niet goedge-
-212keurde doorhalingen - Doorhalingen als niet bestaande beschouwd. Niet goedgekeurde doorhalingen in een proces-verbaalvan de terechtzitting· van een strafgerecht worden als niet bestaande beschouwd. (Art. 78 Sv.) 25 april 1979 1012 36. - Strafzaken - Verklaringen van de beklaagde op de terechtzitting Aantekening van die verklaringen in het proces-verbaal van de terechtzitting niet verplicht. Geen enkele wettelijke bepaling verplicht de strafrechter in het proces-verbaal van de terechtzitting aantekening te houden van de verklaringen afgelegd door een beklaagde op een ondervraging door de voorzitter. (Artt. 155, 189, 190bis Sv.; art. 10 wet 1 mei 1849.) 2 mei 1979 1047 37 • ...:.. Correctionele en politiezaken Over de schuld en de straf mag niet afzonderlijk worden beslist. In correctionele politiezaken kan niet afzonderlijk worden beslist over de schuld, enerzijds, en de straf, anderzijds. 8 mei 1979 1066 38. Strafzaken Correctionele rechtbank ..:.__ Proces-verbaal van een terechtzitting tijdens welke de zaak werd behandeld, niet voorzien van de handtekening van de voon:itter of van de griffier - Vonnis waarin niet alle vereiste vaststellingen voorkomen om de regelmatigheid van de rechtsplegin! te bewijzen - Nietigheid van het vonms. Nietig is het vonnis van de correctionele rechtbank, indien het proces-verbaal van de terechtzitting, tijdens welke de zaak werd behandeld, niet voorzien is van de handtekening van de voorzitter of van de griffier en in het vonnis niet aile vereiste vaststellingen voorkomen om de regelmatigheid van de rechtspleging te bewijzen. (Artt. 155, 189 en 190 Sv.; art. 10 wet 1 mei 1849.) 1076 9 mei 1979 39. - Strafzaken - Openbaarheid van de terechtzitting - Vervolgingen wegens overtreding van de wetten en verordeningen betreffende de politie over het wegverkeer ten laste van een minderjarige van meer dan zestien jaar en minder dan voile achttien jaar en ten Jaste van meerderjarigen Toe te passen regels. Het onderzoek van de vervolgingen ten laste van een minderjarige van meer dan zestien jaar en minder dan voile achttien jaar, voor een krachtens het
gemeen recht bevoegd gerec.~t ingeste~d in een geval als bepaald biJ art. 36bis Jeugdbeschermingswet 8 april 1965, onder meer in geval van overtreding van de wetten en verordeningen betreffende de politie over het wegverkeer, heeft plaats in de raadkamer; die rechtspleging mag niet worden uitgebreid tot een andere persoon die tegelijkertijd voor datzelfde gerecht wordt gebracht, zelfs al zijn deze en de minderjarige bij hetzelfde exploot gedagvaard. (Art. 96 Gw.; art. 36bis Jeugdbeschermingswet.) 1096 16 mei 1978 40. - Strafzaken - Strafvordering Alrest dat de hoedanigheid preciseert waarin de beklaagde het misdrijf heeft gepleegd - Geen wijziging in de feiten van de telastlegging noch in de omschrijving ervan. · Het arrest dat de hoedanigheid preciseert waarin de beklaagde het misdrijf heeft gepleegd, wijzigt noch de feiten van de telastlegging noch de omschrijving ervan en schendt hierdoor niet de rechten van de verdediging. 12 juni 1979 1216 41. - Strafzaken - Commissie tot bescherming van de maatschappij Door de commissieleden niet ondertekende beslissing Gevolg voor de geldigheid van de beslissing. Nietig is de beslissing van een commissie tot bescherming van de maatschappij, wanneer zij enkel door de secretaris van de commissie is ondertekend en niet door de commissieleden, door 'wie zij is gewezen, hoewel niet is vastgesteld dat de leden in de onmogelijkheid verkeerden zulks te doen; ~et de vermelding « met verlof • kan met worden volstaan om die onmogelijkheid vast te stellen. (Artt. 12, 16 _ en 31 W. Besch. Maatsch.; artt. 782 en 785 Ger.W.) 1348 17 augustus 1979 Afdeling 2. ring.
Burgerlijke rechtsvorde-
HOOFDSTUK VI TUCHTZAKEN
HOOFDSTUK VII VERKIEZINGSZAKEN
VOORLOPIGE HECHTENIS HOOFDSTUK I. - Aanhouding HOOFDSTUK II. - Bevestiging
213HOOFDSTUK III. - Handhaving HOOFDSTUK IV.- Uitlevering HOOFDSTUK V. - Borgstelling HOOFDSTUK VI. - Douane en accijnzen HOOFDSTUK VII. - Onwettige hechtenis
HOOFDSTUKI AANHOUDING
1. - Wet van 20 april 1874, art. 9, tweede lid - Kamer van inbeschuldigingstelling die, na het arrest tot verwijzing naar het hoi van assisen, de gevangenneming met onmiddellijke tenuitvoerlegging beveelt van de in vrijheid gelaten of gestelde beschuldigde Geen eenstemmigheid vereist. De kamer van inbeschuldigingstelling die, overeenkomstig art. 9, tweede lid,. wet 20 april 1874 op de voorlopige hechtenis, na het arrest van verwijzing naar het hof van· assisen, een beschikking tot gevangenneming geeft met onmiddellijke tenuitvoerlegging ten laste van een in vrijheid gelaten of gestelde beschuldigde, doet geen uitspraak als appelgerecht, maar krachtens haar eigen bevoegdheid; zij moet in dat geval dus geen rekening houden met de bij art. 211bis Sv. voorgeschreven eenstemmigheid. 23 mei 1979 1116 2. - Betekening van het bevel tot aanhouding - Vormvoorschriften van artikel 97 Grondwet - Niet voorgeschreven op straffe van nietigheid. De vormvoorschriften van art. 97 Sv. voor de betekening van het bevel tot aanhouding zijn noch substantieel noch voorgeschreven op straffe van nietigheid; verzuimen daarvan brengt slechts nietigheid van de betekening en onwettigheid van de aanhouding mede als daardoor de rechten van de verdediging zijn miskend of de aanhouding willekeurig is. 17 augustus 1979 1349
3. - Verdachte door de onderzoeksrechter, binnen vierentwintig uren na zijn aanhouding door de politie, ervan verwittigd dat hij onder bevel tot aanhouding stond en van de reden van die maatregel - Betekening van het bevel tot aanhouding door een agent van de openbare macht, kort na de termijn van
vierentwintig uren te rekenen van de aanhouding - Wettigheid van de hechtenis. Als de verdachte, na zijn verhoor en inbeschuldigingstelling door de onderzoeksrechter binnen vierentwintig uren na zijn aanhouding door de politie, door de onderzoeksrechter ervan verwittigd is dat hij onder bevel tot aanhouding staat en op de hoogte is gebracht van die maatregel, maakt de omstandigheid, dat de betekening door een agent van de openbare macht, van de beschikking van de rechter, tot aanhouding heeft plaatsgehad kort na de termijn van vierentwintig uren na de aanhouding, die aanhouding niet onwettig. (Art. 7 Gw.) 17 augustus 1979 1349
HOOFDSTUK II BEVESTIGING
HOOFDSTUK III HANDHAVING
4. - Handhaving van de hechtenis Wet van 20 april 1874, art. 5 - Bezwaren - Redengeving- Begrip. Hoewel de onderzoeksgerechten, als zij de voorlopige hechtenis handhaven, hun beslissing met redenen moeten omkleden, zoals zulks is voorgeschreven bij art. 5 wet 20 april 1874, zijn zij evenwel, bij gebrek aan een conclusie dienaangaande, niet verplicht bovendien uitdrukkelijk vast te stellen dat er voldoende bezwaren aanwezig zijn. 27 september 1978 121 5. - Handhaving van de voorlopige hechtenis - Arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling over de handhaving van de voorlopige hechtenis Conclusie van de verdachte waarin een grond van rechtvaardiging wordt aangevoerd - Arrest dat vaststelt dat er ernstige aanWIJZingen van schuld bestaan - Arrest regelmatig met redenen omkleed. De kamer van inbeschuldigingstelling die uitspraak doet over de handhaving van de voorlopige hechtenis antwoordt regelmatig op de conclusie van de verdachte waarin die feiten uiteenzette waaruit hij afleidde dat hij gehandeld had uit de ogenblikkelijke noodzaak van wettige zelfverdediging, als zij vaststelt dat er ernstige aanwijzingen van schuld aan doodslag bestaan, nu het bestaan van schuld elke grond van rechtvaardiging uitsluit. 21 november 1978 323
-2146. - Handhaving van de voorlopige hechtenis - Arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling over de handhaving van de voorlopige hechtenis Conclusie van de verdachte waarin een grand van verschoning wordt aangevoerd - Arrest dat vaststelt dat er ernstige aanWIJzwgen van schuld bestaan - Arrest regelmatig met redenen omkleed. De kamer van inbeschuldigingstelling die bij de uitspraak over de handhaving van de voorlopige hechtenis vaststelt dat er ernstige aanwijzingen van schuld aan doodslag bestaan, is niet gehouden nader te antwoorden op de conclusie van de verdachte ten betoge dat die feiten een grond van verschoning opleverden, nu deze enkel tot strafvermindering kan leiden en het bestaan van het misdrijf dus niet uitsloot. 21 november 1978 323 7. - Handhaving van de vooi:lopige hechtenis - Wet 20 april 1874, art. 5, gewijzigd bij art. 3 wet 13 maart 1973 Voorwaarden. Regelmatig met redenen omkleed en wettelijk verantwoord is het arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling die, uitspraak doende over de handhaving van de voorlopige hechtenis, vaststelt dat de feiten bijzonder ernstig zijn en in dat verband de omstandigheden vermeldt die eigen zijn aan de zaak, namelijk de ongemeen hevige hamerslagen die de dood van het slachtoffer hebben veroorzaakt en die bovendien preciseert dat de openbare veiligheid in gevaar zou worden gebracht door de vrijlating van de verdachte wegens de opspraak die deze vrijlating zou verwek-• ken, en ten slotte nog wijst op de gevaarlijke geestesgesteldheid waarvan de daad getuigt. 21 november 1978 323
9. - Handhaving van de hechtenis Wet van 20 april 1874, art. 5, gew. bij art. 3 van de wet van 13 maart 1973Motivering - Gevaar voor herhaling en ernstige feiten. Regelmatig met redenen omkleed is de beslissing van een onderzoeksgerecht die beveelt dat de voorlopige hechtenis na een maand wordt gehandhaafd, niet enkel door te wijzen op het gevaar van herhaling en op de zwaarwichtigheid van de ten laste van de verdachte gelegde feiten, maar ook door vast te stemm dat de feiten zodanig ernstig en, in c6ncreto, in zodanige omstandigheden gepleegd zijn dat de invrijheidstelling van de verdachte de openbare veiligheid in gevaar kan brengen. {Art. 5 wet 20 april 1874, gew. bij art. 3 wet 13 maart 1973.) 510 9 januari 1979 10. - Handhaving van de hechtenis Wet van 20 april1874, art. 5 - Conclusie van de verdachte - Redengeving. Daar art. 5 wet 20 april 1874, zoals het is gewijzigd bij art. 3 wet 13 maart 1973, voorschrijft dat wanneer het onderzoeksgerecht beslist dat de voorlopige hechtenis moet worden gehandhaafd, dat gerecht de ernstige en uitzonderlijke omstandigheden die dermate de openbare veiligheid raken dat ze de handhaving van de voorlopige hechtenis noodzakelijk maken, nauwkeurig moet omschrijven en de gegevens eigen aan de zaak of de persoonlijkheid van de verdachte moet vermelden, moet dat gerecht, op straffe van schending van genoemd artikel, antwoorden op de conclusie waarin o.a. wordt betwist dat dergelijke ernstige en uitzonderlijke omstandigheden bestaan. 24 januari 1979 584 11. - Handhaving van de hechtenis Wet van 20 april 1874, art. 5 - Aanwezigheid van bezwaren - Redengeving Begrip. Hoewel de onderzoeksgerechten, als zij de voorlopige hechtenis handhaven, hun beslissing met redenen moeten omkleden, zoals zulks is voorgeschreven bij art. 5 wet 20 april 1874, zijn zij evenwel, bij gebrek aan een conclusie dienaangaande, niet verplicht bovendien uitdrukkelijk vast te stellen dat er voldoende bezwaren aanwezig zijn. 13 februari 1979 695
8. - Handhaving van de voorlopige hechtenis - Wet 20 april 1874, art. 5 Berekening van de termijn van een maand. De maand waarbinnen over de handhaving van de voorlopige hechtenis moet worden beslist, wordt gerekend van de zoveelste tot de dag v66r de zoveelste, maar de dag waarop de handeling is verricht en van wanneer de termijn begint te lopen is daarin niet begrepen (Art. 5, wet 20 april 1874, gew. bij art. 3 wet 13 maart 1973; artt. 2, 52 en 12. - Handhaving van de hechtenis 54 Ger.W.) Arrest dat de door de procureur-gene19 december 1978 469 raal in zijn schriftelijke vorderingen
-215aangevoerde redenen overneem{ Arrest regelmatig met redenen omkleed -Begrip. Regelmatig met redenen omkleed is bet arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling dat, rechtdoende over de handhaving van de voorlopige hechtenis, zegt dat bet de door de procureur-generaal in zijn schriftelijke vorderingen aangevoerde redenen overneemt, zonder ze echter uitdrukkelijk weer te geven, als die redenen van die aard zijn dat zij dat arrest regelmatig met redenen kunnen omkleden. (Art. 5 wet 20 april 1874, gew. art. 3 wet 13 maart 1973.) 13 februari 1979 695 13. - Handhaving van de hechtenis Wet van 20 april 1874, art. 5, gew. bij art. 3 wet 13 maart 1973 - Redenge.ving. De ernstige en uitzonderlijke omstandigheden die dermate de openbare veiligheid raken dat de voorlopige hechtenis moet worden gehandhaafd, worden onder vermelding van gegevens eigen aan de zaak of de persoonlijkheid van de verdachte nauwkeurig omschreven door bet arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling waarin wordt gewezen op de gevaarlijke geestesgesteldheid van de verdachte alsmede op bet gevaar dat hij bet verder onderzoek zou dwarsbomen, met name door te beletten dat nog niet teruggevonden voorwerpen worden opgespoord. 13 februari 1979 695 14. - Handhaving van de hechtenis Wet 20 april 1874, art. 5 - Ernstige en uitzonderlijke omstandigheden nog verder aanwezig - Beoordeling door de feitenrechter. Het onderzoeksgerecht beoordeelt op onaantastbare wijze in feite of er nog ernstige en uitzonderlijke omstandigheden aanwezig zijn · die de openbare veiligheid raken en waardoor de voorlopige hechtenis mo~t worden gehandhaafd. · 695 13 februari 1979 15. - Handhaving van de hechtenis Wet van 20 april 1874, art. 5 - Beslissing van het onderzoeksgerecht dat, wegens ernstige en uitzonderlijke omstandigheden, die de openbare veiligheid raken en die eigen zijn aan de persoonlijkheid van de verdachte, de hechtenis moet worden gehandhaafd, op grand van feiten die door de verdachte zijn gepleegd toen hij een minderjarige was van meer dan zestien en mindez dan achttien jaar oud- Wettigheid
Noch de artt. 36 en 38 Jeugdbeschermingswet, noch enige andere wettelijke bepaling verbieden dat een onderzoeksgerecht zijn beslissing, dat wegens ernstige en uitzonderlijke omstandigheden, die de openbare veiligheid raken en die eigen zijn aan de persoonlijkheid van de verdachte, diens voorlopige hechtenis moet worden gehandhaafd, laat steunen op feiten welke door die verdachte als minderjarige van meer dan zestien en minder dan achttien jaar zijn gepleegd. (Artt. 36 en 38 Jeugdbeschermingswet; art. 5 Wet Voorlopige Hechtenis.) 806 7 maart 1979
HOOFDSTUK IV UITLEVERING
HOOFDSTUKV BORGSTELLING
HOOFDSTUK VI DOUANE EN ACCIJNZEN
HOOFDSTUK VII ONWETTIGE HECHTENIS
VOORRECHTEN KEN
EN
HYPOTHE-
1. - Overdracht van een bevoorrechte of ingeschreven hypothecaire schuldvordering en indeplaatsstelling in een geJijkaardig recht - Ontbreken op de kant van de hypothecaire inschrijving van de vermeldingen bepaald bij art. 5 wet 16 dec. 1851 - Faillissement van de schuldenaar - Overdracht of indeplaatsstelling kan met name niet aan de curator worden tegengewozpen Begrip. Wanneer een arrest heeft beslist dat, hoewel een schuldeiser van een nader-· hand failliet verklaarde koopman, die een andere hypothecaire .schuldeiser had betaald en met toepassing van art. 1251, 1• B.W. in diens plaats was gesteld, de vermeldingen bepaald bij art. 5 wet 16 dec. 1851 niet had doen aanbrengen op de kant van de hypothecaire inschrijving, de curator zich niet kon beroepen op bet ontbreken van die vermeldingen, op grond dat de chirographaire schuldeisers daartoe geen enkel wettig belang konden aanvoeren « daar bet voor hen geen belang heeft dat de gefailleerde veeleer aan deze moet betalen dan aan gene », is niet ontvankelijk bet door de bedoelde curator aangevoerde middel, hieruit afgeleid dat « de door de cura-
-216 tor vertegenwoordigde chirographaire schuldeisers een wettig belang hadden bij de uitsluiting van de wettelijke indeplaatsstelling die niet werd vermeld op de kant van de hypothecaire inschrijving, daar de opneming van laatstgenoemde in het bevoorrecht passief de evenredige uitkering aan de chirographaire schuldeisers kon verminderen », nu uit de bestreden beslissing onder meer niet volgt dat er geen andere hypothecaire schuldeisers waren die bij het ontbreken van de genoemde inschrijving baat konden hebben. (Artt. 1 en 5 wet 16 dec. 1851.) 19 oktober 1978 197 2. - Voorrechten - Voorrecht van het Nationaal Pensioenfonds voor Mijnwerkers- Omvang. Het voorrecht tot zekerheid van de schuldvorderingen van het Nationaal Pensioenfonds voor Mijnwerkers ten opzichte van werknemers dekt niet enkel de door hen verschuldigde bijdragen, maar ook de bijdragebijslagen en de verwijlintresten. (Art. 3, § 1, zevende lid, Mijnwerkerspensioenwet; art. 19, 4"bis, tweede lid, Hypotheekwet.) 19 maart 1979 832
VOORZIENING IN CASSATIE
§ 6. Onsplitsbare zaken. § 9. Allerlei. Afdeling 4. - Beslissingen vatbaar voor cassatieberoep. § 1. Algemeen, beslissingen uit hun aard niet vatbaar voor cassatieberoep. § 2. Beslissingen in feite en in rechte. § 3. Beslissingen waartegen reeds cassatieberoep is ingesteld. § 4. Gemis aan belang of bestaansreden. Afdeling 5. - Afstand. Afdeling 6. - Registratie en zegel. HOOFDSTUK III. - Burgerlijke zaken Afdeling 1. - Personen door wie of tegen wie cassatieberoep kan worden ingesteld. § 1. Eisers en verweerders. § 2. Gevolgen van niet-ontvankelijkheid t.a.v. elm partij. Afdeling 2. - Termijnen van cassatieberoep en betekening. § 1. Duur, begin en einde. § 2. Voorbarig cassatieberoep. § 3. Beslissingen onmiddellijk vatbaar voor cassatieberoep. Afdeling 3. - Vormen. § 1. Vorm van het cassati.eberoep en vermeldingen. § 2. Vorm en termijn van betekening en/of neerlegging. § 3. Vorm en termijn voor memories en stukken. § 4. Te voegen stukken (bij cassatieberoep of memorie ). § 5. Gronden van niet-ontvankelijkheid. § 6. Onsplitsbare zaken. § 9. Allerlei. Afdeling 4. - Beslissingen vatbaar voor cassatieberoep. § 1. Algemeen, beslissingen uit hun aard niet vatbaar voor cassatieberoep. § 2. Beslissingen in feite en in rechte. § 3. Beslissingen waartegen reeds cassatieberoep is ingesteld. § 4. Gemis aan belang of bestaansreden. Afdeling 5. - Afstand. Afdeling 6. - Registratie en zegel.
HOOFDSTUK I. (Inleiding). Algemene begrippen. Voorziening in het belang van de wet - zie : Cassatie, HOOFDSTUK III HOOFDSTUK II. - Belastingzaken Afdeling 1. - Personen door of tegen wie cassatieberoep kan worden ingesteld. § 1. Eisers en verweerders. § 2. Gevolgen van niet-ontvankelijkheid t.a.v. een partij. Afdeling 2. - Termijnen van cassatieberoep en betekening. § 1. Duur, begin en einde. § 2. Voorbarig cassatieberoep. § 3. Beslissingen onmiddellijk vatbaar voor cassatieberoep. Afdeling 3.- Vormen. § 1. Vorm van het cassatiebroep en vermeldingen. § 2. Vorm en termijn van betekening en/of neerlegging. § 3. Vorm en termijn voor memories en stukken. § 4. Te voegen stukken (bij cassatie- HOOFDSTUK IV -Dienstplichtzakeii Afdeling 1. - Personen door of tegen beroep of memorie). wie cassatieberoep kan worden inge§ 5. Gronden van niet ontvankelijksteld. heid.
I
I -217§ 6. Onsplitsbare zaken. Afdeling 2. - Termijnen van cassatiebe§ 9. Allerlei. roep en betekening. Afdeling 3.- Vormen. Afdeling 4. - Beslissingen vatbaar voor Afdeling 4. - Beslissingen vatbaar voor· cassatieberoep. cassatieberoep. Afdeling 5. - Afstand. Onderafdeling 1. - Strafvordering. Afdeling 6. - Registratie en zegel. § 1. Algemeen, beslissingen uit hun aard niet vatbaar voor cassatieHOOFDSTUK V. - Strafzaken beroep. § 2. Beslissingen in feite en in Afdeling 1. - Eisers en verweerders. rechte. Onderafdeling 1. - Strafvordering. § 3. Beslissingen waartegen reeds § 1. Beklaagde en verdachte. cassatieberoep is ingesteld. § 2. Openbaar ministerie en ver§ 4. Gemis aan belang of bestaansrevolgende partij. . den. § 3. Burgerrechtelijk aansprakelijke. Burgerlijke Onderafdeling 2. § 4. Burgerlijke partij. rechtsvordering. § 5. Tussenkomende partij. § 6. Andere partijen. § 11. Algemeen. § 12. Beklaagde. Onderafdeling 2. Burgerlijke § 13. Openbaar ministerie. rechtsvordering. § 14. Burgerlijke partij. § 11. Beklaagde. § 15. Tussenkomende partij. § 12. Openbaar ministerie. § 16. Andere partijen. § 13. Burgerrechtelijk aansprakeAfdeling 5. - Afstand. lijke. § 14 Burgerlijke partij. § 1. Strafvordering. § 15. Tussenkomende partij. § 11. Burgerlijke rechtsvordering. § 16. Andere partijen. Afdeling 6. - Registratie en zegel.
Afdeling 2. - Termijnen van cassatieberoep en betekening. Onderafdeling 1. - Strafvordering. § 1. Duur, begin en einde. § 2. Voorbarig cassatieberoep (geen eindbeslissing). § 3. Eindbeslissing. § 4. Geen eindbeslissfug, toch onmiddelijk vatbaar voor cassatieberoep. § 5. Geschil inzake bevoegdheid. Onderafdeling 2. Burgerlijke rechtsvordering. § 11. Duur, begin en einde. § 12. Voorbarig cassatieberoep. § 13. Eindbeslissing. § 14. Getm eindbeslissing, maar onmiddellijkvatbaar voor cassatieberoep. § 15. Geschil inzake bevoegdheid.
HOOFDSTUK VI. - Tuchtzaken Afdeling 1. - Personen door of tegen wie cassatieberoep kan worden ingesteld. Afdeling 2. - Termijnen van cassatieberoep en betekening. Afdeling 3.- Vormen. Afdeling 4. - Beslissingen vatbaar voor cassatieberoep. Afdeling 5. - Afstand. Afdfeling 6. - Registratie en zegel. HOOFDSTUK VII. -
Verkiezingszaken
A:fdeling 1. - Personen door of tegen wie cassatieberoep kan worden ingesteld. Afdeling 2. - Termijnen van cassatieberoep en betekening. Afdeling 3.- Vormen. Afdeling 4. - Beslissingen vatbaar voor Afdeling 3.- Vormen. cassatieberoep. § 1. Vorm van het cassatieberoep en Afdeling 5. - Afstand. vermeldingen. § 2. Vorm en termijn van betekening Afdeling 6. - Registratie en zegel. en/of neerlegging. § 3. Vorm en termijn. voor memories en stukken. HOOFDSTUK I § 4. Te voegen stukken (bij cassatieberoep of memorie). (INLEIDING). ALGEMENE BEGRIPPEN. § 5. Gronden van niet-ontvankeVOORZIENING IN HET BELANG VAN DE WET - ZIE : CASSATIE, HOOFDSTUK III. lijkheid.
218HOOFDSTUK II BELASTINGZAKEN
Afdeling 1. - Personen door of tegen wie cassatieberoep kan worden ingesteld. § 1. Eisers en verweerders. 1. - Personen bevoegd om een cassatieberoep in te stellen - Gemeente- en provinciebelastingen Voorziening ingesteld door een krankzinnige en onbekwaamve1-klaarde persoon - Niet ontvankelijk cassatieberoep. Niet ontvankelijk is de voorziening ingesteld door een krankzinnige en onbekwaamverklaarde persoon. (Artt. 489, 502 en 509 B.W.) 13 november 1978 310 2. - Personen bevoegd om zich in cassatie te voorzien - Gemeentebelastingen - Gemeente als eiser - Voorziening van het schepencollege - Geen bewijs van een machtiging van de gemeenteraad Niet ontvankelijke voorziening. Hoewel het college van burgemeester en schepenen in naam van de gemeente ter bewaring van rechteq een voorziening kan instellen, moet de aldus ingediende voorziening niet ontvankelijk worden verklaard wanneer aan het Hof niet op regelmatige wijze een machtiging van de gemeenteraad wordt voorgelegd. (Artt. 90, 9" en 10", en 148 Gemeentew.) 19 december 1978 464 § 2. Gevolgen van niet-ontvankelijkheid t.a.v. een partij.
Afdeling 2. - Termijnen van cassatieberoep en betekening. § 1. Duur, begin en einde. 3. - Termijn - Directe gemeentebeJastingen - Voorziening tegen een besluit van de bestendige deputatie Voorziening noodzakelijk in te stellen binnen de termijn van een maand te rekenen van de betekening van de bestreden beslissing en vervolgens binnen tien dagen te betefrenen aan de partij tegen wie de voorziening is gericht. De voorziening in cassatie tegen een besluit van de bestendige deputatie van een provincieraad over een bezwaarschrift tegen een aanslag inzake directe gemeentebelastingen is ontvankelijk op voorwaarde dat binnen een maand na de betekening van de bestreden beslissing
ter' griffie van de provincieraad' een verklaring van voorziening wordt gedaan, en dat vervolgens de voorziening, op straffe van verval, binnen tien dagen wordt betekend aan de partij tegen wie zij is gericht. (Art. 4 wet 22 jan. 1849; art. 2 wet 22 juni 1865; art. 16 wet 22 juni 1877.) 19 april 1979 991 § 2. Voorbarig cassatieberoep. § 3. Beslissingen onmiddellijk vatbaar voor cassatieberoep. Afdeling 3.- Vormen. § 1. Vorm van het cassatiebroep en vermeldingen. 4. Vorm - Directe gemeentebelastingen - Voorziening ingesteld door middel van een bij aangetekende brief aan het Hof gezonden verzoekschrift Verzoekschrift gericht tegen een beslissing van de bestendige deputatie van de provincieraad Niet ontvankelijke voorziening. Niet ontvankelijk is de voorziening die is ingesteld, door middel van een verzoekschrift dat bij ter post aangetekende brief aan het Hof is gericht, tegen een beslissing van de bestendige deputatie van de provincieraad uitspraak doende over een reclamatie inzake directe gemeentebelastingen. (Art. 4 wet 22 jan. 1849; art. 2 wet 22 juni 1865; art. 2 wet 18 maart 1874; art. 16 wet 22 juni 1877.) 26 juni 1979 1288 § 2. Vorm en termijn van betekening en/of neerlegging. 5. Vorm - Directe gemeentebe-Jasting- Beslissing van de bestendige deputatie - Betekening van de verklaring van voorziening - Betekening aan de gemeenteontvanger Voorziening niet ontvankelijk. Niet ontvankelijk is de voorziening in cassatie van de belastingplichtige tegen de beslissing van de bestendige deputatie van een provincieraad over een reclamatie inzake directe gemeentebelastingen, die betekend is aan de gemeenteontvanger. (Art. 4 wet 22 jan. 1849; art. 2 wet 22 juni 1865; art. 16 wet 22 juni 1877; artt. 90, 9", en 148 Gem. wet.) 18 december 1978 460 6. - Vorm - Strafzaken - Voorziening van de administratie van financien, vervolgende partij - Geen betekening - Niet ontvankelijke voorziening. Niet ontvankelijk is de voorziening van de administratie van financien, ver-
-219volgende partij, die niet is betekend aan sedert de dag waarop de zaak op de de partij tegen wie zij is gericht. {Art. algemene rol is ingeschreven. (Art. 418 Sv.) 420bis Sv.) 28 mei 1979 24 januari 1979 583 1140 § 4. Te voegen stukken (bij cassatie7. - Vorm - Directe gemeenteoelaberoep of memorie). stingen - Beslissing van de bestendige 10. - Vorm - Directe gemeente- en deputatie - Betekening van de verkla- provinciebelastingen Voorziening ring van voorziening - Vereiste vorm- ingesteld door een gevolmachtigde, zelfs . advocaat,tegen een beslissing van de voorschrift. De voorziening in cassatie tegen de bestendige deputatie van een provinciebeslissing van de bestendige deputatie raad - Volmacht te hechten aan de van een provincieraad over het bezwaar verklaring van voorziening of ter griffie van e(m belastingplichtige inzake directe van bet Hot neer te leggen binnen de gemeentebelastingen moet, op straffe termijn bepaald bij art. 420bis, tweede van verval, binnen tien dagen betekend lid, Sv. worden aan de partij tegen wie zij is. Wanneer de voorziening tegen een gericht. {Art. 4 wet 22 jan. 1849; beslissing van de bestendige deputatie art. 2 wet 22 juni 1865; art. 2 wet van een provincieraad inzake directe 18 maart 1874; art. 16 wet 22 juni 1877.) gemeente- of provinciebelastingen wordt 29 januari 1979 602 ingesteld door een gevolmachtigde, ook als deze advocaat is, moet de volmacht 8. - Vorm - Directe gemeentebe- worden gehecht aan de verklaring van of ter griffie van het Hof Jastingen - Voorziening tegen een be- voorziening worden neergelegd binnen de termijn sluit van de bestendige deputatie - van art. 420bis, tweede lid, Sv. Vereiste van een verklaring van voorziening ter griffie van de bestendige depu- .(Wet 22 jan. 1849, art. 4; wet 22 juni 1865, tatie en vervolgens van de betekening art. 2; wet 5 juli 1871, art. 13; van die verklaring aan de partij tegen wet 22 juni 1877, art. 16.) 4 december 1978 391 wie de voorziening is gericht. De voorziening in cassatie tegen een § 5. Gronden van niet ontvankelijkbesluit van de bestendige deputatie van heid. een provincieraad over een bezwaar§ 6. Onsplitsbare zaken. schrift tegen een aanslag inzake directe § 9. Allerlei. gemeentebelastingen is ontvankelijk op Mdeling 4. - Beslissingen vatbaar voor voorwaarde dat binnen een maand na de cassatieberoep. betekening van de bestreden beslissing § 1. Algemeen, beslissingen uit h~n ter griffie van de provincieraad een aard niet vatbaar voor cassatieverklaring van voorziening wordt beroep. gedaan, en dat vervolgens d~ voor:z:ie§ 2. Beslissingen in feite en in ning op straffe van verval, btnnen t1en rechte. dage~ wordt betekend aan de partij § .3. Beslissingen waartegen reeds tegen wie zij is gericht. {Art. 4 wet cassatieberoep is ingesteld. 22 jan. 1849; art. 2 wet 22 juni 1865; § 4. Gemis aan belang of bestaansreart. 16 wet 22 juni 1877 .) den. 19 april 1979 991 Mdeling 5.. - Afstand. § 3. Vorm en termijn voor memories Mdeling 6. - Registratie en zegel. en stukken. 9. Vorm - Directe gemeentebelasting - Overlegging van stukken door eiser - Voorwaarden. De eiser tot cassatie tegen een beslissing van de bestendige deputatie van de provincieraad inzake directe gemeentebelasting mag geen andere stukken dan akten van afstand of hervatting van het geding, of akten waaruit blijkt dat de voorziening doelloos is geworden, meer indienen na verloop van twee maanden
HOOFDSTUK III BURGERLIJKE ZAKEN
Afdeling 1. - Personen door wie of tegen wie cassatieberoep kan worden ingesteld. § 1. Eisers en verweerders. 11. - Personen bevoegd om zich in cassatie te voorzien - Burgerlijke zaken - Voorziening ingediend namens een buitenlandse feitelijke vereniging Ontvankelijkheid - Voorwaarden.
-220Niet ontvankelijk is de voorziening in cassatie die namens een buitenlandse feitelijke vereniging is ingediend, als die vereniging als dusdanig, t.o.v. haar nationale wet en haar statuten, niet kan doen blijken van haar bevoegdheid om in rechte op te treden. 11 januari 1979 524 12. - Personen bevoegd om zich in cassatie te voorzien of tegen wie cassatieberoep kan worden ingesteld - Burgerlijke zaken - Geen geding voor·'de feitenrechter tussen de eiser en de verweerder of veroordeling van de eiser ten voordele van de verweerder - Niet ontvankelijk cassatieberoep. Niet ontvankelijk is het cassatieberoep van een partij tegen een andere partij met wie zij v66r de feitenrechter geen geding heeft gevoerd en ten bate van wie de bestreden beslissing geen veroordeling ten laste van de eiser uitspreekt. 22 februari 1979 752 13. - Burgerlijke zaken - Personen bevoegd om zich in cassatie te voorzien of tegen wie cassatieberoep kan worden ingesteld - Adoptie - CassatieberoejJ door de natuurlijke moeder van de geadopteerde ingesteld tegen het openbaar ministerie dat enkel een advies heeft gegeven - Niet ontvankelijk cassatieberoep. Niet ontvankelijk is het cassatieberoep dat de natuurlijke moeder van de geadopteerde heeft ingesteld tegen de procureur-generaal bij het hof van beroep, die enkel een advies heeft gegeven en dus geen partij was v66r de feitenrechter. 22 februari 1979 754 14. - Burgerlijke zaken - Personen bevoegd om zich in cassatie te voorzien of tegen wie cassatieberoep kan worden ingesteld - Adoptie - Procedure voor de rechter - Voorziening door de natuurlijke moeder ingesteld tegen de geadopteerde minderjarige die de Jeeftijd van vijftien jaar heeft bereikt Niet ontvankelijk cassatieberoep. Niet ontvankelijk is het cassatieberoep dat de natuurlijke moeder van de geadopteerde tegen die geadopteerde heeft ingesteld, nu de minderjarige geadopteerde, ook al had hij de leeftijd van vijftien jaar bereikt, niet persoonlijk in de adoptieprocedure voor de rechter kon optreden en geen partij in het geding was. 22, februari 1979 754
15. - Personen bevoegd om zich in cassatie te voorzien of tegen wie cassatieberoep kan worden ingesteld - Burgerlijke zaken - Geen geding voor de feitenrechter tussen de eiser en de verweerder of veroordeling van de eiser ten voordele van de verweerder - Met ontvankelijk cassatieberoep.. Niet ontvankelijk is het cassatieberoep van een partij tegen een andere partij met wie zij voor de feitenrechter geen geding heeft gevoerd en ten bate van wie de bestreden beslissing geen veroordeling ten laste van de eiser uitspreekt. 31 mei 1979 1148 § 2. Gevolgen van niet-ontvankelijkheid t.a.v. een partij. Afdeling 2. - Termijnen van cassatieberoep en betekening. § 1. Duur, begin en einde. 16. - Termijn - Sociale zaken Betekeni11g van het arrest van een arbeidshof in naam van de « auditeurgeneraal bij het arbeidshof » - Die bete.kening doet de cassatietermijn niet lop-en. De betekening van een arrest van een hof van beroep in naam van de « auditeur-generaal bij het arbeidshof », is nietig en doet de cassatietermijn niet !open. (Artt. 1051 en 1073 Ger.W.) 27 november 1978 351 17.- Burgerlijke zaken- Echtscheiding - Echtscheiding door onderlinge toestemming - Termijn om zich in cassatie te voorzien. De termijn om zich in cassatie te voorzien tegen het arrest van het hof van beroep inzake echtscheiding door onderlinge toestemming is twintig dagen, te rekenen van de uitspraak van dat arrest. (Art. 1302 Ger.W.) 14 december 1978 445 18. - Termijn - Burgerlijke zaken Woonplaats van de eiser in Belgie Eindbeslissing op tegenspraak - Voorziening ingesteld meer dan drie maanden na de betekening van de beslissing - Niet ontvankelijk cassatieberoep. In burgerlijke zaken is, behoudens afwijkende wettelijke bepaling of overmacht, te laat ingesteld de voorziening van een in Belgie . wonende eiser tegen een eindbeslissing op tegenspraak welke ter griffie van het Hof is ingediend meer dan drie maanden na de betekening van de beslissing. (Artt. 1073, 1078 en 1079 Ger.W.) 19 maart 1979 833 § 2. Voorbarig cassatieberoep.
I -221 19. - Termijn - Burgerlijke zaken Beslissing die zich ertoe beperkt de heropening van de debatten te bevelen - Voorziening v66r de eindbeslissingNiet ontvankelijke voorziening. De beslissing die zich ertoe beperkt de debatten te heropenen is een beslissing alvotens recht te doen, zodat de voorziening · v66r de eindbeslissing niet ontvankelijk is. (Artt. 19 en 1077 Ger.W.) 21 september 1978 90 § 3. Beslissingen onmiddellijk vat, baar voor cassatieberoep. 20. - Termijn - Burgerlijke zaken Arrest waarbij een deskundigenonderzoek wordt bevolen om uit te maken of er vermenging is van het vermogen van een failliet verklaarde personenvennootschap met beperkte aansprakelijkheid en dat van een van de zaakvoerders van die vennootschap - Arrest waarbij ook wordt beslist dat, indien die vermenging zo is bewezen, de zaakvoerder ook failliet moet worden verklaard Onmiddellijk cassatieberoep - Ontvankelijk cassatieberoep. In burgerlijke zaken is een eindbeslissing op tussengeschil waartegen onmiddellijk cassatieberoep kan worden ingesteld de beslissing waarbij, nadat is vastgesteld dat ernstige aanwijzingen bestaan dat de vermogens van een failliet verklaarde p.v.b.a. en van een zaakvoerder van die vennootschap vermengd zijn, een deskundigenonderzoek wordt bevolen ten einde uit te maken of die vermogens werkelijk vermengd zijn en wordt gezegd dat, indien die vermenging zo is bewezen, de zaakvoerder ook failliet moet worden verklaard. (Impliciet.) 1153 1 juni 1979
Mdeling 3.- Vormen. § 1. Vorm van het cassatieberoep en vermeldingen. 21. - Directe belastingen - Middei van niet-ontvankelijkheid hierop gegrond dat het aan de verweerder afgegeven afschrift van het cassatieverzoekschrift door de eiser niet is ondertekend - Afstand door de verweerder van dat middel - Het Hof mag dat middel van niet-ontvankelijkheid niet ambtshalve opwerpen. Wanneer de verweerder tegen de voorziening een middel van niet-ontvankelijkheid opwerpt op grond dat de eiser het aan de verweerder bij de betekening
i
~
afgegeven afschrift van diens cassatie- · verzoekschrift niet heeft ondertekend en vervolgens verklaart afstand te doen van dat middel, mag het Hof zodanig middel niet ambtshalve opwerpen. 28 juni 1980 1319 § 2. Vorm en termijn van betekening en/of neerlegging. § 3. Vorm en termijn voor memories en stukken.
22. - Neerlegging van memories Burgerlijke zaken - Memorie door de verweerder aan de griffie gezonden zonder de medewerking van een advocaat bij het Hof van Cassatie - Memorie waarop het Hof geen acht slaat. In burgerlijke zaken kan het Hof geen acht slaan op een memorie die door de verweerder of in zijn naam aan de griffie is gezonden zonder de tussenkomst van een advocaat bij het Hof van Cassatie. (Art. 1092 Ger.W.) 26 maart 1979 875 § 4. Te voegen stukken (bij cassatieberoep of memorie). § 5. Gronden van niet-ontvankelijkheid. ~· Midde!. van niet-ontvankelijkheJd - Burgerlijke zaken - Middel van ni~t~ntv_ankelijkheid door het openbaar 1111mster1e opgeworpen - Kennisgeving. Het openbaar ministerie bij het Hof van Cassatie dat een middel van nietontvankelijkheid opwerpt tegen een cassatieberoep in burgerlijke zaken moet daarvan vooraf bij gerechtsbrief kennis geven aan de advocaten van de partijen. (Art. 1097 Ger.W.) 21 september 1978 90 24. - Burgerlijke zaken - Grand van niet-ontvankelijkheid Gebrek aan antwoord op de conclusie - Verweerder die, met eigen redenen, in dat gebrek aan antwodrd wil voorzien - Grand van niet-ontvankelijkheid niet aangenomen. Wanneer een middel gegrond is op een gebrek aan antwoord op de conclusie, kan de door de verweerder opgeworpen grond van niet-ontvankelijkheid waarin de verweerder met eigen redenen in dat gebrek wil voorzien, niet worden aangenomen. 11 januari 1i179 524 25. - Middel van niet-ontvankelijkheid - Burgerlijke zaken - Middel van niet-ontvankelijkheid door het openbaar ministerie opgeworpen - Kennisgeving.
-222Het openbaar ministerie bij bet Hof van Cassatie dat een middel van nietontvankelijkheid ambtshalve opwerpt tegen een cassatieberoep in burgerlijke zaken moet daarvan vooraf bij gerechtsbrief kennis geven aan de advocaten van de partijen. (Art. 1097 Ger.W.) 22 februari 1979 752 26. - Middel van niet-ontvankelijkbeid - Burgerlijke zaken - Middel vanniet-ontvankelijkbeid door bet openbaar ministerie opgeworpen - Kennisgeving. Het openbaar ministerie bij bet Hof van Cassatie dat een middel van nietontvankelijkheid ambtshalve opwerpt tegen een voorziening in burgerlijke zaken moet daarvan vooraf, bij gerechtsbrief, kennis geven aan de advocaten van de partijen. (Art. 1097 Ger.W.) 22 februari 1979 754
27. - Middel van niet-ontvankelijkbeid - Burgerlijke zaken - Middel van niet-ontvankelijkbeid opgeworpen door bet openbaar mtnisterie - Kennisgeving. lndien bet openbaar ministerie bij bet Hof van Cassatie een middel van nietontvankelijkheid opwerpt tegen een voorziening in burgerlijke zaken, moet bet daarvan vooraf kennis geven aan de advocaten van partijen. (Art. 1097 Ger.W.) 23 februari 1979 757 § 6. Onsplitsbare zaken.
28. - Vorm - Burgerlijke zaken Onsplitsbaar gescbil- Begrip. Voor de toepassing van art. 1084 Ger.W., is een geschil enkel splitsbaar als de gezamenlijke tenuitvoerlegging van de afzonderlijke beslissingen waartoe bet leidt, materieel onmogelijk is. (Art. 31 Ger.W.) 11 januari 1979 524 § 9. Allerlei.
Afdeling 4. - Beslissingen vatbaar voor cassatieberoep. § 1. Algemeen, beslissingen uit hun aard niet vatbaar voor cassatieberoep. 29. - Burgerlijke zaken - Beslissing waartegen men zicb in cassatie kan voorzien - Beslissing waarbij aan een derde wordt bevolen een stuk, dat bij onder zicb beeft, ter griffie van het gerecbt neer te leggen - Voorziening van die derde ontvankelijk.
Nu de beslissing waarbij aan een derde, overeenkomstig art. 879 Ger.W., overlegging ter griffie van een gerecht kan worden bevolen van een stuk dat hij onder zich heeft, niet vatbaar is 'voor boger beroep of verzet, kan de derde zich tegen die beslissing in cassatie voorzien. (Impliciet.) 30 oktober 1978 235 30. - Beslissingen waarte!{en cassatieberoep kan worden ingesteld - BurgerJijke zaken - Op een verscbrijving in bet arrest gegrond cassatieberoep dat aan dat arrest een beslissing toescbrijft die het niet bevat - Verbetering door bet Hof van Cassatie - Niet ontvankelijk cassatieberoep. Als het Hof een verschrijving in het bestreden arrest die duidelijk blijkt uit de context ervan verbetert, dan is niet ontvankelijk het op die verschrijving gegronde cassatieberoep dat aldus aan dat arrest een beslissing toeschrijft die bet niet bevat. 23 februari 1979 757 § 2. Beslissingen in feite en in rechte. § 3. Beslissingen waartegen reeds cassatieberoep is ingesteld. § 4. Gemis aan belang of bestaansreden. Afdeling 5. - Afstand. 31. - Afstand - Burgerlijke zaken Het Hof verleent daarvan akte. In burgerli.jke zaken verleent bet Hof akte van de · door een advocaat bij bet Hof van Cassatie gedane afstand van de voorziening in cassatie. (Artt. 824 en 1112 Ger.W.) 14 december 1978 443 32. --"- Afstand - Strafzaken - Voorziening van de beklaagde tegen de beslissingen op de strafvordering en de burgerlijke rechtsvordering - Afstand van de voorziening tegen de beslissing op de burgerlijke recbtsvordering Afstand gegrond op de enkele reden dat die beslissing een eindbeslissing is in de zin van art. 416 Sv. - Afstand die niet als een berusting kan worden uitgelegd - Gevolg. Wanneer de beklaagde zich in cassatie heeft voorzien tegen de beslissingen op de tegen hem ingestelde strafvordering en burgerlijke rechtsvordering en hij vervolgens van zijn voorziening afstand heeft gedaan in zoverre zij gericht was tegen de beslissing op de burgerlijke rechtsvordering, om de enkele reden dat die beslissing geen eindbeslissing is in
-223de zin van art. 416 Sv., kan die afstand niet als een berusting worden uitgelegd en verleent het Hof daarvan geen akte, indien het vaststelt dat die beslissing een eindbeslissing is. 18 december 1978 455 33. - Afstand - Burgerlijke zaken Afstand door een advocaat bij het Hot van Cassatie - Het Hot verleent akte van de afstand. In burgerlijke zaken verleent het Hof akte van de afstand die een advocaat bij het Hof van Cassatie heeft gedaan. 11 januari 1979 528 34. - Afstand - Burgerlijke zaken Afstand door een advocaat bij het Hot van Cassatie - Akteverlening. In burgerlijke zaken verleent het Hof akte van de afstand van de voorziening in cassatie, die is gedaan door een advocaat bij het Hof. (Artt. 824 en 1112 Ger.W.)
Afdeling 6. -
Registratie en zegel.
HOOFDSTUK IV DIENSTPLICHTZAKEN
AfJ:leling 1. - Personen door of tegen i'wie cassatieberoep kan worden ingesteld. Afdeling 2. - Termijnen van cassatieberoep en betekening. 35. - Dienstplicht - Stuk aan de griffie gezonden na het verstrijken van de voorzieningstermijn - Stuk waarop het Hot geen acht kan slaan. In dienstplichtzaken kan het Hof geen acht slaan op een tot staving van de voorziening ingediend stuk dat aan de griffie is gezonden na het verstrijken van de voorzieningstermijn. (Art. 51 Dienstplichtwet.) 26 maart 1979 873 Afdeling 3. - Vormen.
Niet ontvankelijk is de voorziening tegen een beslissing van de herkeuringsraad, waarin geen middel wordt voorgedragen. (Art. 51 Dienstplichtwetten 30 april 1962.) 23 oktober 1978 206 Afdeling 4. - Beslissingen vatbaar voor cassatieberoep. 38. - Dienstplichtzaken - Voorziening tegen de beslissing van de militaire commissie van beroep voor geschiktheid en reform - Niet ontvankelijk. Niet ontvankelijk is de voorziening tegen een beslissing van de militaire commissie van beroep voor geschiktheid en reform. (Art. 50 Dienstplichtwet.) 18 september 1978 57 39. Dienstplicht Beslissingen waartegen cassatieberoep kan worden ingesteld - Beslissing van de militieraad - Niet-ontvankelijkheid. Niet ontvankelijk is de voorziening tegen een beslissing van de militieraad. (Art. 50 Diensplichtwet; art. 609, 7", Ger.W.) 26 maart 1979 879 Afdeling 5. - Afstand. Afdeling 6. - Registratie en zegel.
HOOFDSTUKV STRAFZAKEN
Afdeling 1. - Eisers en verweerders. Onderafdeling 1. - Strafvordering. · § 1. Beklaagde en verdachte. 40. - Personen bevoegd om zich in cassatie te voorzien - Strafzaken Voorziening van een beklaagde tegen de beslissing op de rechtsvordering van het openbaar ministerie tegen een medebeklaagde en tegen de voor deze burgerrechtelijk aansprakelijke partij - Nietontvankelijkheid. Een beklaagde is niet bevoegd om zich in cassatie te voorzien tegen de beslissing op de rechtsvorderingen van het openbaar ministerie tegen een medebeklaagde en tegen de voor hem burgerrechtelijk aansprakelijke partij. (Art. 216 Sv.) 20 september 1978 80
36. - Vorm - Dienstplichtzaken Geen middel voorgedragen - Niet-ontvankelijkheid. Niet ontvankelijk is de voorziening tegen een beslissing van de herkeuringsraad, waarin geen middel wordt voorgedragen. (Art. 51, §§ 1 en 4, Dienstplichtwet.) 19 september 1978 65 37. - Vorm - Dienstplicht- Geen 41. - Personen bevoegd om zich in middel voorgedragen - Niet-ontvanke- cassatie te voorzien - Strafzaken lijkheid. Voorziening van een beklaagde - Voor-
-224ziening tegen de beslissing op de rechtsvordering van het openbaar ministerie tegen een medebeklaagde - Niet ontvankelijk cassatieberoep. Een beklaagde is niet bevoegd om zich in cassatie te voorzien tegen de beslissing op de rechtsvordering van het openbaar ministerie tegen een medebeklaagde. {Art. 216 Sv.) 31 oktober 1978 254 42. - Personen bevoegd om zich in cassatie te voorzien - Strafzaken Strafvordering- Beslissing die de strafvordering verjaard verklaart - Vooz-ziening van de beklaagde - Niet ontvankelijk cassatieberoep. Niet ontvankelijk wegens het ontbreken van belang, is het cassatieberoep van de beklaagde tegen de beslissing die de strafvordering vervallen verklaart door verjaring. 8 november 1978 284 43. - Personen bevoegd om zich in cassatie te voorzien - Strafzaken Voorziening van een beklaagde - Voor- · ziening gericht tegen de beslissing op de strafvordering tegen een medebeklaagde - Niet ontvankelijk cassatieberoep. Een beklaagde is niet bevoegd om zich in cassatie te voorzien tegen de beslissing op de tegen een medebeklaagde ingestelde strafvordering. {Art. 216 Sv.). 284 8 november 1978
46. - Personen bevoegd om zich in cassatie te voorzien - Strafzaken Voorziening van een beklaagde - Voorziening gericht tegen de beslissing op de strafvordering tegen een medebeklaagde - Niet ontvankelijke voorziening. Een beklaagde is niet bevoegd om zich in cassatie te voorzien tegen de beslissing op de tegen een medebeklaagde ingestelde strafvordering. {Art. 216 Sv.) 13 februari 1979 687 47. - Personen bevoegd om zich in cassatie te voorzien - Strafzaken Voorziening door een beklaagde - Voorziening tegen de beslissing op de rechtsvordering van het openbaar ministerie tegen een medebeklaagde - Niet ontvankelijke voorziening. Een beklaagde is niet bevoegd om zich in cassatie te voorzien tegen de beslissing op de rechtsvordering van het openbaar ministerie tegen een medebeklaagde. (Art.' 216 Sv.) 14 februari 1979 705 48. - Personen bevoegd om zich in cassatie te vool'Zien - Strafzaken Cassatieberoep van de erfgenamen van de beklaagde tegen de beslissing waarbij wordt vastgesteld dat de strafvordering vervallen is wegens het overlijden van de beklaagde - . Erfgenamen niet in kosten van die rechtsvordering veroordeeld - Niet ontvankelijk cassatieberoep. Wanneer de erfgenamen van de beklaagde niet in kosten van de strafvordering zijn veroordeeld, kunnen zij zich niet in cassatie voorzien tegen de beslissing waarbij wordt vastgesteld dat de strafvordering vervallen is wegens het overlijden van de beklaagde. 21 maart 1979 850 § 2. Openbaar ministerie en vervolgende partij.
44. - Personen bevoegd om zich in cassatie te voorzien - Strafzaken Voorziening van de beklaagde tegen de beslissing t.a. v. de partij die voor hem als burgerrechtelijk aansprakelijke in de zaak is betrokken - Niet ontvankelijk cassatieberoep. Een beklaagde is niet bevoegd om zich in cassatie te voorzien tegen de beslissing t.a.v. de partij die voor hem als burgerrechtelijk aansprakelijke in de 49. - Strafzaken - Strafvordering zaak is betrokken. Beklaagde veroordeeld wegens overtre8 november 1978 293 ding van het Wegverkeersreglement Veroordeling tot een straf en tijdelijk 45. - Personen bevoegd om zich in verval, wegens lichamelijke ongeschiktheid, van het recht tot sturen - Herstel cassatie te voorzien - Strafzaken Voorziening van een beklaagde - Voor- van het recht tot sturen bij het einde ziening gericht tegen de beslissing op de van de vervalperiode afhankelijk gesteld strafvordering tegen een medebeklaagde van het slagen in bepaalde onderzoeken - Voorziening van het openbaar minis- Niet ontvankelijke voorziening. Een beklaagde is niet bevoegd om zich terie, beperkt tot laatstvermelde beslisin cassatie te voorzien tegen de beslis- sing- Draagwijdte van de voorziening. W anneer het openbaar ministerie zich sing op de tegen een medebeklaagde in cassatie heeft voorzien tegen een ingestelde strafvordering. {Art. 216 Sv.) vonnis waarbij beklaagde wegens over13 februari 1979 684 treding van l}.et Wegverkeersreglement
-225tot een straf is veroordeeld en wegens lichamelijke ongeschiktheid een tijdelijk verval van het recht tot sturen tegen hem is uitgesproken, maakt dat cassatieberoep het onderzoek van geheel de beslissing bij het Hof aanhangig, ook al beperkt de eiser zijn beroep ti?t . de draagwijdte van de bestreden beshssmg die het herstel in het recht tot sturen afhankelijk stelt van de voorwaarde dat de veroordeelde aan bepaalde onderzoeken heeft voldaan. 12 juni 1979 1213 § 3. Burgerrechtelijk aansprakelijke. § 4. Burgerlijke partij. 50. - Personen bevoegd om zich in cassatie te voorzien - Strafzaken Voorziening van de burgerlijke partij tegen de beslissing op de strafvordering - Burgerlijke partij niet veroordeeld in kosten van deze rechtsvordering - Nietontvankelijkheid.
De burgerlijke partij die niet in kosten van de strafvordering is veroordeeld, is niet ontvankelijk, om zich tegen de beslissing op deze rechtsvordering in cassatie te voorzien. (Artt. 177 en 216 Sv.) 20 september 1978 80 51. - Personen bevoegd om zich in
cassatie te voorzien - Strafzaken Arrest van buitenvervolgingstelling Voorziening van de burgerlijke partij Draagwijdte. De burgerlijke partij is enkel ontvankelijk om zich tegen een arrest van buitenvervolgingstelling in cassatie te voorzien, in zoverre zij hierbij veroordeeld wordt tot schadevergoeding jegens · de verdachte en in de kosten van de strafvordering of van de burgerlijke rechtsvordering en in zoverre het arrest een andere beschikking bevat die uitsluitend betrekking heeft op de burgerlijke rechtsvordering. 3 oktober 1978 142
53. - Personen bevoegd om zich in cassatie te voorzien - Strafzaken Voorziening van de burgerlijke partij tegen het openbaar ministerie - Burgerlijke partij die niet in kosten van de strafvordering is veroordeeld - Niet ontvankelijk cassatieberoep. _
De burgerlijke partij die niet in kosten jegens de openbare partij is veroordeeld, is niet ontvankelijk om zich in cassatie te voorzien tegen het openbaar ministerie. (Artt. 177 en 216 Sv.) 8 november 1978 278 54. - Personen bevoegd om zich in cassatie te voorzien - Strafzaken Voorziening van de burgerlijke partij Voorziening tegen de beslissing op de strafvordering Ontvankelijkheid beperkt tot de veroordeling van de burgerlijke partij in de door het openbaar ministerie gemaakte vervolgingskosten.
De voorziening van de burgerlijke partij tegen de beslissing op de strafvordering is slechts ontvankelijk in zoverre zij betrekking heeft op de veroordeling van die partij in de door het openbaar ministerie gemaakte kosten. 13 februari 1979 687 § 5. Tussenkomende partij. 55. - Personen bevoegd om zich in cassatie te voorzien - Strafzaken Verzekeraar van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de beklaagde, vrijwillig tussengekomen partij - Voorziening tegen het openbaar ministerie Geen veroordeling in de kosten van de strafvordering Niet ontvankelijke voorziening.
De verzekeraar van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de beklaagde, die in de rechtsvordering van de burgerlijke partij vrijwillig is tussengekomen, is niet ontvankelijk om zich tegen het openbaar ministerie in cassatie te voorzi~n, wanneer hij niet in kosten van de strafvordering is veroor52. - Personen bevoegd om zich in cassatie te voorzien - Strafzaken ~ deeld. 10 april 1979 951.' Voorziening van de burgerlijke partij
tegen de beslissing op de strafvordering - Burgerlijke partij niet in kosten van deze rechtsvordering veroordeeld - Niet ontvankelijk cassatieberoep. De burgerlijke partij die niet in kosten van de strafvorderi,ng is veroordeeld, is niet ontvankelijk om zich in cassatie te voorzien tegen de beslissing op die rechtsvordering. (Artt. 177 en 216 Sv.) 8 november 1978 284
§ 6. Andere partijen. Onderafdeling 2. rechtsvordering.
Burgerlijke
56. - Personen teg(!n wie cassatieberoep kan worden ingesteld - Strafzaken "'-- Burgerlijke rechtsvordering - Geen geding voor de feitenrecllter tussen de eiser en de verweerder - Geen veroor-
-226deling van de eiser ten gunste van de Arrest van buitenvervolgingstelling verweerder - Niet ontvankelijk cas'sa- Voorziening van de burgerlijke partij tieberoep. Draagwijdte.
Niet ontvankelijk is het cassatieberoep tegen een partij tegen wie door de eiser voor de feitenrechter geen conclusie is genomen en ten gunste van wie de bestreden beslissing geen veroordeling ten laste van de eiser uitspreekt. 8 november 1978 278
De burgerlijke partij is enkel ontvankelijk om zich tegen een arrest van buitenvervolgingstelling in cassatie te voorzien in· zoverre zij hierbij veroordeeld wordt tot schadevergoeding jegens de verdachte of in de kosten van de strafvordering of van de burgerlijke rechtsvordering of in zoverre het arrest een andere beschikking bevat die uitsluitend betrekking heeft op de burgerlijke rechtsvordering. (Art. 135 Sv.). 19 september 1978 60
57.- Personen tegen wie cassatieberoep kan worden ingesteld - Strafzaken - Burgerlijke rechtsvordering - Geen geding. voor de feitenrechter tussen de eiser en de verweerder - Geen veroordeling van de eiser ten gunste van de 60. - Strafzaken - Personen bevoegd verweerder - Niet ontvankelijk cassaom zich in cassatie te voorzien - . tieberoep. Niet ontvankelijk is het cassatieberoep Burgerlijke rechtsvordering - Voorzietegen een partij tegen wie door de eiser ning van de burgerlijke partij - Burgervoor de feitenrechter geen conclusie is lijke partij minderjarig - Niet ontvangenomen en ten gunste van wie de kelijke voorziening.
Niet ontvankelijk is de voorziening bestreden beslissing geen veroordeling ingesteld door een minderjarige, als ten laste van de eiser uitspreekt. 8 november 1978 284 burgerlijke partij. (Art. 450 B.W.) 12 juni 1979 1212 § 11. Beklaagde.
§ 15. Tussenkomende partij.
§ 12. Openbaar ministerie.
§ 13. Burgerrechtelijk lijke.
§ 16. Andere partijen.
aansprake-
58. - Personen bevoegd om zich in cassatie te voorzien of tegen wie cassatieberoep kan worden ingesteld - Strafzaken - Burgerlijke rechtsvordering Cassatieberoep door de voor het ongeval aansprakelijke gericht tegen de bena-· deelde op grand dat de schade ook haar oorzaak vindt in de fout van een andere partij, tegen wie de aansprakelijke geen cassatieberoep heeft ingesteld - Niet ontvankelijk cassatieberoep.
Afdeling 2. - Termijnen van cassatieberoep en betekening. Onderafdeling 1. -
Strafvordering.
§ 1. Duur, begin en einde. 61. - Termijn - Strafzaken - Voorziening tegen een eindarrest op tegenspraak. Buiten het geval van art. 40, vierde lid, wet 15 juni 1935 en het geval van overmacht, is te laat ingediend de voorziening die in strafzaken tegen een eindarrest op tegenspraak is ingesteld na het verstrijken van de termijn bepaald in art. 373 Sv. 13 september 1978 43
De voor een wegverkeersongeval aansprakelijke is jegens de benadeelde gehouden tot volledig herstel van de schade, zodat, bij gebrek aan belang, niet ontvankelijk is het cassatieberoep dat de aansprakelijke richt tegen de beslissing op de burgerlijke rechtsvordering door de benadeelde tegen hem , 62. - Termijn - Strafzaken - Vooringesteld, en waarin hij aanvoert dat de ziening van de beklaagde tegen een te schade ook haar oorzaak vindt in de fout zijnen opzichte bij verstek gewezen bevan een andere partij tegen wie hij geen slissing - Aanvang van de termijn. De termijn waarover een beklaagde cassatieberoep heeft ingesteld. 28 februari 1979 775 beschikt om zich in cassatie te voorzien tegen een te zijnen opzichte bij verstek gewezen beslissing, die voor verzet vat§ 14 Burgerlijke partij. baar is, neemt een aanvang bij het 59. - Personen bevoegd qm zich in verstrijken van de gewone verzettermijn, cassatie te voorzien - Strafzaken zelfs indien de betekening van die
-227beslissing niet aan de beklaagde in Niet ontvankelijk is de voorziening die persoon is gedaan. (Artt. 187, 373 en 413, v66r de eindbeslissing is ingesteld tegen derde lid, Sv.) een in laatste aanleg gewezen beschik10 oktober 1978 165 king van de raadkamer, waarbij de beklaagde naar de correctionele recht63. - Termijn - Strafzaken - Voor- bank wordt verwezen. (Art. 416 Sv.) ziening tegen een op tegenspraak gewe6 september 1978 11 zen eindbeslissing van de commissie tot bescherming van de maatschapp1j. 67. - Termijn - Strafzaken - HandTe laat ingediend en derhalve niet having van de voorlopige hechtenis ontvankelijk is de voorziening die na het Arrest van de kamer van inbeschuldiverstrijken van de bij art. 373 van het gingstelling dat zich el'ioe beperkt de Wetboek van Strafvordering bepaalde door de verdachte ingeroepen redenen termijn wordt ingesteld tegen een op tot wraking van de door de ~-oorzitter tegenspraak gewezen eindbeslissing van aangestelde talk te verwerpen, de herde commissie tot bescherming van de opening van de debatten te bevelen en maatschappij. de zaak te dien einde vast te stellen op 28 november 1978 354 een latere datum - Voorziening v66r de eindbeslissing - Niet-ontvankelijkheid. 64. - Termijn - Strafzaken - CassaNiet ontvankelijk is de voorziening die tieberoep van de beklaagde tegen een v66r de eindbeslissing is ingesteld tegen verstekarrest - Aanvang van de ter- het arrest van de kamer van inbeschulmijn. digingstelling dat, beslissende over de De termijn waarover een beklaagde handhaving van de voorlopige hechtenis beschikt om zich in cassatie te voorzien en zonder uitspraak te doen over een tegen een te zijnen opzichte gewezen en geschil inzake bevoegdheid, zich ertoe voor verzet vatbaar verstekarrest, begint beperkt de door de verdachte aangete lopen vanaf het verstrijken van de voerde gronden tot wraking van de door gewone verzettermijn, zelfs indien de de voorzitter aangestelde tolk te verwerbetekening van deze beslissing niet aan pen, de heropening van de debatten te de beklaagde in persoon is gedaan. bevelen en te dien einde de zaak vast te (Artt. 187, 373 en 413, derde lid, Sv.) stellen op een latere datum. (Art. 21 maart 1979 847 416 Sv.) 24 oktober 1978 217 65. - Termijn - Strafzaken - AlTest van de kamer van inbeschuldigingstel68. Termijn Strafzaken Corling waarin, na het arrest van verwijzing rectionele rechtbank die bij de grand naar het hot van assisen, de gevangen- van de zaak een exceptie voegt, welke neming van de beschuldigde met onmid- hieruit is afgeleid dat het openbaar dellijke tenuitvoerlegging wordt bevolen de zaak, nadat ze was uitge- Cassatieberoep van de beschuldigde ministerie gebracht heeft op een terechtzitbinnen de termijn van art. 373 Sv. - steld, ting v66r die welke was bepaald in de Ontvankelijk cassatieberoep. beslissing tot uitstel van die zaak Een beschuldigde kan zich tot het Arrest dat het hager beroep tegen deze verstrijken van de termijn van ordemaatregel niet ontvankelijk verart. 373 Sv. in cassatie voorzien tegen - Voorziening ingesteld v66r de het arrest van de kamer van inbeschul- klaart eindbeslissing - Niet ontvankelijk casdigingstelling waarin,na het arrest van satieberoep. verwijzing naar het hof van assisen, de Het arrest dat het hoger beroep niet gevangenneming van de beschuldigde ontvankelijk verklaart door beklaagde met onmiddellijke tenuitvoerlegging ingesteld tegen een vonnis waarbij de wordt bevolen. (Impliciet.) correctionele rechtbank bij de grond van 23 mei 1979 1116 de zaak een exceptie voegt, welke hieruit is afgeleid dat het openbaar ministerie § 2. Voorbarig cassatieberoep (geen de zaak, nadat ze was uitgesteld, gebracht heeft op een terechtzitting van eindbeslissing). de rechtbank v66r die welke was vastgesteld bij het uitstellen van die zaak, doet 66. Termijn Strafzaken Beschikking van de raadkamer in Jaatste geen uitspraak over een bevoegdheidsgeaanleg gewezen, waarbij de beklaagde schil en de voorziening tegen een dergenaar de correctionele rechtbank wordt lijk arrest ingesteld v66r de eindbeslisverwezen - Voorziening v66r de eind- sing is niet ontvankelijk. (Art. 416 Sv.) beslissing- Niet ontvankelijk. 31 oktober 1978 252
-22869. - Termijn - Strafzaken - Veroordeling bij verstek Veroordeling van de beklaagde tijdens de gewone verzettermijn - Niet ontvankelijk cassatieberoep. Niet ontvankelijk is het cassatieberoep dat de beklaagde tijdens de gewone verzettermijn heeft ingesteld, tegen een arrest waarbij hij bij verstek is veroordeeld. (Art. 413 Sv.) 22 november 1978 330 70. - Termijn - Strafzaken -Arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling dat het verzet van de verdachte tegen een beschikking tot verwijzing naar de correctionele rechtbank niel ontvankelijk verklaart - Geen uitspraak over een geschil inzake bevoegdheid van de onderzoeksgerechten - Voorziening van de verdachte v66r de eindbeslissing - Niet ontvankelijke voorziening. Wanneer de bevoegdheid van de onderzoeksgerechten noch voor de· raadkamer noch voor de kamer van inbeschuldigingstelling werd betwist, is niet ontvankelijk de voorziening v66r de eindbeslissing tegen het arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling dat, zonder uitspraak te doen over een geschil inzake bevoegdheid, het verzet van de verdachte tegen de beschikking van de raadkamer tot verwijzing naar de correctionele rechtbank niet ontvankelijk verklaart. (Art. 416 Sv.) 6 februari 1979 647 71. - Termijn - Strafzaken - Burgerlijke rechtsvordering - Vo11nis daz geen uitspraak doet over de bevoegdheia en dat zich ertoe beperkt de burgerlijke rechtsvordering ontvankelijlc te verklaren, te beslissen dat aileen de beklaagde aansprakelijk is voor het ongeval en een deskundige te benoemen - Cassatieberoep ingesteld v66r de eindbeslissing Niet ontvankelijk cassatieberoep. Niet ontvankelijk is het cassatieberoep in strafzaken dat v66r de eindbeslissing is ingesteld tegen een beslissing die, op de burgerlijke rechtsvordering, geen uitspraak doet over een geschil inzake bevoegdheid en die zich ertoe beperkt de burgerlijke rechtsvordering ontvankelijk te verklaren, te beslissen dat aileen de beklaagde aansprakelijk is voor het ongeval en een deskundige te benoemen. (Art. 416 Sv.) 21 februari 1979 747
naar de correctionele rechtbank wordt verwezen - Voorziening v66r de eindbeslissing - Niet ontvankelijk cassatieberoep. Niet ontvankelijk is de voorziening die v66r de eindbeslissing door de verdachte is ingesteld tegen een in laatste aanleg gewezen beschikking van de raadkamer; waarbij hij naar de correctionele recht- · bank wordt verwezen. 24 april 1979 1005 73. - Termijn - Strafzaken - Arrest van de kamer van inbeschuldigingstel-. ling dat het verzet van de verdachte tegen een beschikking tot verwijzing' naar de correctionele rechtbank niet ontvankelijk verklaart - Geen uitspraak over een geschil inzake bevoegdheid van' de onderzoeksgerechten - Voorziening van de verdachte v66r de eindbeslissing - Niet ontvankelijk cassatieberoep. Wanneer de bevoegdheid van de onderzoeksgerechten noch voor de raadkamer noch voor de kamer van inbeschuldigingstelling is betwist, is niet ontvankelijk de voorziening v66r de eindbeslissing tegen het arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling dat, zonder uitspraak te doen over een' geschil inzake bevoegdheid, het verzet . van de verdachte tegen de beschikking van de raadkamer tot verwijzing naar de correctionele rechtbank niet ontvankelijk verklaart. 24 april 1979 1005
74. - Termijn - Strafzaken -Arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling dat het verzet van de verdachte tegen een beschikking tot verwijziging naar de correctionele rechtbank niet ontvankelijk verklaart - Geen uitspraak over een geschil inzake bevoegdheid' van· de onderzoeksgerechten - Voorziening van de verdachte v66r de eindbeslissing - Niet ontvankelijke voorziening. Wanneer de bevoegdheid van de onderzoeksgerechten noch voor de raadkamer noch voor de kamer van inbeschuldigingstelling is betwist, is niet ontvankelijk de voorziening v66r de eindbeslissing tegen het arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling dat, zonder uitspraak te doen over een geschil inzake bevoegdheid, het verzet. van de beklaagde tegen de beschikking van de raadkamer tot verwijzing naar de correctionele rechtbank niet ontvanke72. Termijn Strafzaken Beschikking van de raadkamer in laatste lijk verklaart. aanleg gewezen, waarbij de verdachte 8 mei 1979 1069
-22975. - Termijn - Strafzaken - Arrest dat een vonnis bevestigt waarbij een verzoek tot verwijzing naar een rechtscollege met een andere voertaal wordt afgewezen - Voorziening v66r de eindbeslissing - Niet ontvankelijk cassatieberoep. Niet ontvankelijk is de voorziening die v66r de eindbeslissing is ingesteld tegen een arrest dat een vonnis bevestigt waarbij een verzoek tot verwijzing naar een rechtscollege met. een andere voertaal wordt afgewezen en de heropening van de debatten wordt bevolen. (Art. 416 Sv.; art. 23 wet 15 juni 1935.) 20 juli 1979 1338 76. - Termijn - Strafzaken - Beslissing waarbij een bijkomend onderzoek wordt geweigerd, de zaak naar een latere terechtzitting wordt verwezen en de kosten worden aangehouden - Voorziening v66r de eindbeslissing - Niet ontvankelijke voorziening. Niet ontvankelijk is de voorziening v66r de eindbeslissing ingesteld tegen een beslissing die, zonder uitspraak te doen over een geschil inzake bevoegdheid, ertoe beperkt is een vraag van de beklaagde tot het instellen van een bijkomend onderzoek te verwerpen, de. zaak tot verdere behandeling naar een latere terechtzitting te verwijzen en de kosten aan te houden. (Art. 416 Sv.) 20 jl.j.li 1979 1339 § 3. Eindbeslissing. § 4. Geen eindbeslissing, toch onmiddelijk vatbaar voor cassatieberoep.
77.- Beslissingen waartegen cassatieberoep kan worden ingesteld - Strafza-· ken - Proceshandeling die geen beslissing is, in de zin van de artt. 608 en 609 Ger. W: - Geen voorziening mogelijk. Cassatieberoep staat niet open tegen een proceshandeling die geen beslissing is in de zin van de artt. 608 en 609 Ger.W. (Artt. 407, 408, 413 en 416 Sv.) 30 november 1978 374 78. - Termijn - Sti·afzaken - Arrest van de kamer van inbeschuldigingstelJing waarbij de inobservatiestelling wordt bevestigd - Onmiddellijk cassatieberoep. Cassatieberoep kan dadelijk worden ingesteld tegen het arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling dat de inobservatiestelling gelast van een verdachte in de psychiatrische afdeling van een
strafinrichting. (Artt. 1, 3 en 4 Wet Besch. Maatsch.} (Impliciet.) 23 januari 1979 580 79. - Termijn - Strafzaken - Beslissing waarbij de beklaagde, wegens overtreding van de wetgeving inzake sociale zekerheid, wordt veroordeeld tot een straf en tot betaling van een voorschot wegens verschuldigde bijdragen, bijdrageopslagen en nalatigheidsintresten Cassatieberoep onmiddellijk ontvankeJijk in zoverre de beklaagde is veroordeeld tot een straf en niet in zoverre hij is veroordeeld tot betaling van het voorschot. Wanneer een beklaagde wegens overtreding van de wetgeving inzake sociale wetgeving bij een beslissing wordt veroordeeld tot een straf en bovendien tot betaling van een voorschot wegens verschuldigde bijdragen, bijdrageopslagen en nalatigheidsintresten, is het cassatieberoep onmiddellijk ontvankelijk in zoverre het gericht is tegen het beschikkende gedeelte waarbij de beklaagde tot een straf wordt veroordeeld, maar is het niet ontvankelijk, v66r de eindbeslissing, in zoverre het gericht is tegen het beschikkende gedeelte waarbij de beklaagde wordt veroordeeld tot betaling van dat voorschot. (Art. 416 Sv.) 27 maart 1979 883
80. - Correctionele en politiezaken Twee verschillende beslissingen van de rechter over de schuld en de straf Voorziening tegen de tweede beslissing - Voorziening waardoor de eerste beslissing noodzakelijk aan het onderzoek van het Hoi wordt voorgelegd. Wanneer de rechter in correctionele en politiezaken afzonderlijk heeft beslist over de schuld, enerzijds, en de straf, anderzijds, brengt de voorziening tegen de tweede beslissing noodzakelijk mee dat het Hof de wettigheid van de eerste beslissing moet onderzoeken. 8 mei 1979 1066 81. Strafzaken Beslissingen waartegen cassatieberoep kan worden ingesteld - Arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling waarin, na het arrest van verwijzing naar het hoi van assisen, de gevangenneming van de beschuldigde met onmiddellijke tenuitvoerlegging wordt bevolen - Cassatieberoep onmiddellijk ontvankelijk. · Een beschuldigde kan zich tot het verstrijken van de termijn van art. 373 Sv. in cassatie voorzien tegen het arrest van de kamer van inbeschul-
-230digingstelling waarin, na het arrest van verwijzing naar het hof van assisen, de gevangenneming van de beschuldigde met onmiddellijke tenuitvoerlegging wordt bevolen. (Impliciet.) 23 mei 1979 1116
Als tegen een beslissing die t.a.v. de burgerlijke partij bij verstek is gewezen, verzet van die partij openstaat, omdat haar eis slechts gedeeltelijk is toegewezen, is het cassatieberoep dat de beklaagde tegen de burgerlijke partij tijdens de verzettermijn instelt niet ont§ 5. Geschil inzake bevoegdheid. vankelijk. (Art. 413 Sv.) 24 januari 1979 587 82. - Termijn - Strafzaken - Arrest van de kamer van inbeschuldigingstel§ 12. Voorbarig cassatieberoep. Jing Wetboek van Strafvordering, art. 416 - Gesch.tl inzake de bevoegd85. - Termijn - Strafzaken - Burheid van onderzoeksgerechten - Begrip. Beslissing Wanneer de kamer van inbeschuldi- gerlijke rechtsvordering gingstelling beslist over een exceptie van die geen uitspraak doet over een geschil een verdachte, die beweert dat het te inzake bevoegdheid, maar enkel een zijnen laste gelegde misdrijf enkel kan voorlopige vergoeding toekent en een vervolgd worden op benaarstiging van de onderzoeksmaatregel beveelt - VoorzieNiet administratie van douane en accijnzen ning v66r de eindbeslissing en dat de onderzoeksgerechten niet ter ontvankelijk cassatieberoep. Niet ontvankelijk, in strafzaken, is de zake bevoegd zijn, met name om verwijzing naar het vonnisgerecht te bevelen, voorziening, v66r de eindbeslissing ingespreekt zij zich niet enkel uit over de steld tegen de beslissing die, op de ontvartkelijkheid van de strafvordering, burgerlijke rechtsvordering, geen uitmaar ook over de bevoegdheid van de spraak doet over een geschil inzake onderzoeksgerechten en tegen die beslis- bevoegdheid, maar enkel een provisiosing kan dus onmiddellijk cassatiebe- nele vergoeding toekent, en voor het overige een onderzoeksmaatregel roep worden ingesteld. 12 december 1978 417 beveelt. (Art. 416 Sv.) 8 november 1978 278 Onderafdeling 2. Burgerlijke rechtsvordering. 86. - Termijn - Strafzaken - Burgerlijke rechtsvordering - Beslissing § 11. Duur, begin en einde. die geen uitspraak doet over een geschil 83. - Termijn - Strafzaken - Bur- inzake bevoegdheid, maar enkel een gerlijke rechtsvordering - Beslissing bij provisionele vergoeding toekent, de kosten aanhoudt en zegt dat de verdere verstek gewezen t.a. v. de burgerlijke behandeling de zaak ten verzoeke partij en waartegen die partij verzet kan van de meestvan gerede partij zal gebeuren doen Cassatieberoep van de - Voorziening v66r de eindbeslissingbeklaagde voor het verstrijken van de Niet ontvankelijk cassatiebemep. verzettermijn - Niet ontvankelijk cassaNiet ontvankelijk, in strafzaken, is de tieberoep. v66r de eindbeslissing ingeWanneer tegen een t.a.v. de burger- 'voorziening, tegen de beslissing die, op de lijke partij bij verstek gewezen beslis- steld sing door die partij verzet kan worden burgerlijke rechtsvordering, geen ·uitdoet over een geschil inzake gedaan, is niet ontvankelijk het cassatie- spraak bevoegdheid, maar enkel een provisioberoep dat de beklaagde tegen de bur-· nele vergoeding toekent, de kosten aangerlijke partij tijdens de verzettermijn en zegt dat de verdere behandeinstelt. (Art. 413 Sv.; art. 3 wet houdt ling van de zaak ten verzoeke van de 9 maart 1908.) meest gerede partij zal gebeuren. (Art. 12 december 1978 428 416 Sv.) 8 november 1978 293 84. - Termijn - Strafzaken - Burgerlijke rechtsvordering Beslissing die aan de burgerlijke partij maar een 87.- Termijn- Strafzaken - Bw·gedeelte van haar eis toekent - Beslis- gerlijke rechtsvordering Beslissing sing bij verstek gewezen ten aanzien van waarbij geen uitspraak wordt gedaan die partij Voorziening van de over een geschil inzake bevoegdheid, beklaagde tegen de burgerlijke partij maar waarbij enkel een voorlopige verv66r het verstrijken van de verzetter- goeding wordt toegekend en een deskunmijn - Niet ontvankelijk cassatiebe- digenonderzoek wordt bevolen alvorens. ruep. verder uitspraak te doen - Geen eind-
-231uitspraak beslissing beroep.
Cassatieberoep tegen die betekend aan de partij tegen wie ze 'is Niet ontvankelijk cassatie- gericht. (Art. 418 Sv.)
11 oktober 1978 176 Niet ontvankelijk, in strafzaken, is het 92. - Vorm - Strafzaken - Voorziecassatieberoep dat v66r de eindbeslissing is ingesteld tegen een arrest dat, zonder ning van de minister 'van FinanciiJn, uitspraak te doen over een geschil Administratie der Douane en Accijnzen, inzake bevoegdheid, een voorlopige ver- vervolgende partij - Geen betekening goeding toekent en eeri deskundigen- - Niet ontvankelijke voorziening. Niet ontvankelijk is de voorziening onderzoek beveelt alvorens verder uitvan de minister van Financien, Admispraak te doen. (Art. 416 Sv.) 24 april 1979 999 nistratie der Douane en Accijnzen, vervolgende partij, die niet is betekend aan § 13. Eindbeslissing. de partij tegen wie zij is gericht. (Art. § 14. Geen eindbeslissing, maar 418 Sv.) onmiddellijk vatbaar voor cassa24 oktober 1978 211 tieberoep. 93. Vorm Strafzaken Voorzie§ 15. Geschil inzake bevoegdheid. Afdeling 3.- Vormen. § 1. Vorm van het cassatieberoep en vermeldingen. § 2. Vorm en termijn van betekening en/of neerlegging.
ning van de burgerlijke partij die ook in tussenkomst is opgeroepen - Voorziening niet betekend - Niet ontvankelijk cassatieberoep. Niet ontvankelijk is de voorziening
van een burgerlijke partij, die ook in tussenkomst is opgeroepen, welke niet is
Vorm - Strafzaken - Burger- betekend aan de partij tegen wie zij Jijke partij, eiseres - Voorziening niet gericht is. (Art. 418 Sv.). betekend- Niet-ontvankelijkheid. 8 november 1978 278 Niet ontvankelijk is de voorziening 94. Vorm Strafzaken Burgervan een burgerlijke partij, die niet is lijke partij - Voorziening niet betekend b~tekend aan de partij tegen wie zij is - Niet ontvankelijk cassatiebemep. gericht. (Art. 418 Sv.) 88. -
3 oktober 1978
142
Niet ontvankelijk is de voorziening
van een burgerlijke partij die niet is
89. - Vorm - Strafzaken - Voorzie- betekend aan de partij tegen wie zij is ning van de burgerlijke partij - Voor- gericht.(Art. 418 Sv.) ziening niet betekend - Niet ontvanke8 november 1978 284 Jijk cassatieberoep. 95. Vorm Strafzaken CassatieNiet ontvankelijk is de voorziening van een burgerlijke partij die niet is beroep van het Gemeenschappelijk betekend aan de partij tegen wie zij is Mot01waarborgfonds, vrijwillig tussengekomen partij - Geen betekening van gericht. (Art. 418 Sv.) het cassatieberoep - Niet ontvankelijk 10 oktober 1978 165 cassatieberoep. Niet ontvankelijk, wegens niet-beteke00. - Vorm - Strafzaken - Voorziening van de verzekeraar van de burger- ning aan de partijen tegen wie het is rechtelijke aansprakelijkheid van de gericht, is het cassatieberoep van het beklaagde, vrijwillig tussengekomen par- Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds tij - Voorziening nifd betekend - Niet dat voor het strafgerecht vrijwillig is tussengekomen. (Art. 418 Sv.) ontvankelijk cassatieberoep. Niet ontvankelijk wegens niet-betekening aan de partijen tegen wie zij is gericht, is de voorziening van de verzekeraar van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de beklaagde, vrijwillig voor het strafgerecht tussengekomen partij. (Art. 418 Sv.) 10 oktober 1978 165
22 november 1978
331
Vorm - Strafzaken - Jeugdbescherming - Voorziening van een van de ouders van het kind jegens wie een bewaringsmaatregel is genomen Voorziening niet betekend aan de partijen tegen wie zij is gericht - Niet ontvankel1jke voorziening. 96. -
91. - Vorm - Strafzaken - BurgerNiet ontvankelijk wegens niet-betekeJijke partlj - Voorziening niet betekend ning aan de partijen tegen wie zij is - Niet ontvankelijke voorziening. gericht, is de voorziening van een van de Niet ontvankelijk is de voorziening van een burgerlijke partij die niet is
ouders van een minderjarig kind tegen het arrest van het hof van beroep dat
-232jegens dit kind een bewaringsmaatregel heeft bevolen. 13 december 1978 435 97.- Vorm- Strafzaken- BurgerJijke partij - Voorziening niet betekend - Niet ontvankelijke voorziening. Niet ontvankelijk is de voorziening van een burgerlijke partij die niet is betekend aan de partij tegen wie ze is gericht. (Art. 418 Sv.) 13 februari 1979 684 98. - Vorm - Strafzaken - BurgerJijke partij - Voorziening niet betekend - Niet ontvankelijke voorziening. Niet ontvankelijk is de voorziening van een burgerlijke partij die niet is, betekend aan de partij tegen wie zij is gericht. (Art. 418 Sv.) 13 februari 1979 687
102. - Vorm - Strafzaken - Voorziening van de burgerlijke partij - Mem~-: rie ter gri.ffie van het Hof van Cassatie' neergelegd Medewerking van een advocaat bij het Hof van Cassatie noodzakelijk. Niet ontvankelijk is de memorie van de burgerlijke partij, eiseres tot cassati~, die ter griffie van het Hof van Cass~tie is neergelegd zonder de medewerkmg van een advocaat bij het Hof. (Art.· 425 Sv.) 28 maart 1979 890
103. - Vorm - Strafzaken - NeerJegging van memozies - Verzoekschrift neergelegd ter gri.ffi.e van het gerecht dat de bestreden beslissing heeft gewezen - Neerlegging na het verstrijken van de bij art. 422 Sv. bepaalde termijn - Niet ontvankelijk verzoekschrift. ·oo. - Vorm - Strafzaken - Cassatie- Niet ontvankelijk is het verzoekschrift beroep van de burgerlijke partij - Geen dat, tot staving van een cassatieberoep, ter griffie van het gerecht dat de bestre-' betekening van het cassatieberoep den beslissing heeft gewezen, is neergeNiet ontvankelijk cassatieberoep. Niet ontvankelijk is het cassatieberoep legd na het verstrijken van de bij van een burgerlijke partij, als het niet is art. 422 Sv. bepaalde termijn. 12 juni 1979 1213 betekend aan de partij tegen wie het is gericht. (Art. 418 Sv.) 24 april 1979 999 § 4. Te voegen stukken (bij cassatieberoep of memorie ). 100. - Vorm - Strafzaken - Cassatieberoep van de beklaagde tegen de 104. - Vorm - Strafzaken - Burgerbeslissing op de vordering tot tussen- Jijke partij, eiseres - Geen eensluidend komst en tot bindendverklaring van het verklaard afsch1ift van de verklaring van vonnis, die de beklaagde tegen zijn voorziening gevoegd bij het origineel verzekeraar heeft ingesteld Geen van het exploot van betekening - Nietbetekening van het cassatieberoep ontvankelijkheid. Niet ontvankelijk cassatieberoep. Niet ontvankelijk is het cassatieberoep Het cassatieberoep van een beklaagde van de burgerlijke partij, wanneer geen tegen de beslissing op de vordering tot eensluidend verklaard afschrift van de tussenkomst en tot bindendverklaring verklaring van voorziening gevoegd is van het vonnis, die hij tegen zijn bij het origineel van het exploot van verzekeraar heeft ingesteld, is niet ont- betekening van dit cassatieberoep. (Art. vankelijk als het niet is betekend aan de 418 Sv.) partij tegen wie het is gericht. (Art. 19 september 1978 64 418 Sv.) 24 april 1979
999
§ 3. Vorm en termijn voor memories en stukken. 101. - Vorm - Strafzaken - Memorie van de eiser - Memorie ingediend minder dan acht dagen v66r de terechtzitting .- Niet ontvankelijke memorie. Niet ontvankelijk is de memorie die de eiser tot staving van een cassatieberoep in strafzaken heeft ingediend min. der dan acht dagen v66r de terechtzitting. (Art. .420bis, eerste lid, Sv.) 18 oktober 1978 193
§ 5. Gronden van niet-ontvankelijkheid. § 6. Onsplitsbare zaken. § 9. Allerlei. 105. - Hoever strekt de voorziening - Strafzaken - Voorziening tegen een arrest waarbij het verzet ongedaan wordt verklaard - Voorziening die het arrest, waartegen verzet, niet voor het Hofbrengt. De voorziening tegen een arrest waarbij het verzet wegens niet-verschijning ongedaan wordt verklaard, brengt het
-233~rest
waartegen verzet is gedaan niet ·oor het Hof. 19 september 1978 65 106. Strafzaken Voorziening ':egen een arrest dat het verzet wegens 1iet-verschijning ongedaan verklaart floever strekt de voorziening. De voorziening ingesteld tegen een :trrest dat het verzet wegens niet-verschijning ongedaan verklaart, werpt ;:een andere k:westie op dan die van de wettigheid van die beslissing. 19 september 1978 65 Afdeling 4. - Beslissingen vatbaar voor cassatieberoep. Onderafdeling 1. -
Strafvordering.
§ 1. Algemeen, beslissingen uit hun aard niet vatbaar voor cassatieberoep. 107. - Beslissingen waartegen cassatieberoep kan worden ingesteld - Strafzaken - Beslissing van de commissie tot bescherming van de maatschappij welke de inrichting aanwijst waarin de internering zal plaatsvinden - Cassatieberoep niet ontvankelijk. · Geen cassatieberoep staat open tegen de beslissing van de commissie tot !Jescherming van de maatschappij, welke ter uitvoering van een rechterlijke beslissing tot internering de inrichting aanwij st waarin deze internering zal plaatsvinden. (Art. 608 Ger.W.; art. 14 wet tot bescherming van de maatschappij.) 31 oktober 1978 245 108. - Beslissingen waartegen cassatieberoep kan worden ingesteld - Strafzaken - Bescherming van de maatschappij - Beslis.sing van de commissie tot bescherming van de maatschappij over het toestaan voor de gei'nterneerde van het stelsel van beperkte vrijheid Cassatieberoep - Niet ontvankelijk cassatieberoep. Niet ontvankelijk is de voorziening van een geinterneerde tegen de beslissing van de commissie tot bescherming van de maatschappij over het toestaan . voor hem van het stelsel van beperkte vrijheid. (Art. 15, derde lid, Wet Besch. Maatsch.) 22 november 1978 329 109. - Beslissingen waartegen cassatieberoep kan worden ingesteld - Strafzaken - Arrest van het hoi van assisen dat opgeroepen werkende of toegevoegde
gezworenen vrijstelt - Cassatieberoep van de beschuldigde - Niet ontvankelijk cassatieberoep. Niet ontvankelijk is het cassatieberoep van de veroordeelde tegen het arrest waarbij het hof van assisen, met toepassing van art. 243 Ger.W., opgeroepen werkende of toegevoegde gezworenen heeft vrijgesteld. 30 november 1978 374 110. - Beslissingen waartegen cassatieberoep kan worden ingesteld - Strafzaken - Arresten van het hoi van assisen - Arrest wam·bij, na de beslissing dat een plaatsvervangend gezworene moet worden uitgeloot, wordt bevoJen dat uit de bus van de toegevoegde gezworenen twee namen zullen getrokken worden om het getal van de namen in de bus van de werkende gezworenen aan te vullen - Cassatieberoep van de veroordeelde - Ontvankelijk cassatieberoep. Wel ontvankelijk is het cassatieberoep van de veroordeelde tegen het arrest waarbij het hof van assisen, na met toepassing van art. 124 Ger.W. te hebben beslist dat een plaatsvervangend gezworene moet worden uitgeloot, beveelt dat uit de bus van de toegevoegde gezworenen twee namen zullen getrokken worden om het getal van de namen in de bus van de werkende gezworenen aan te vullen. (Impliciet.) 30 november 1978 374
111. - Beslissingen waartegen cassatieberoep kan worden ingesteld - Strafzaken - Beschikking van de raadkamer tot afwijzing van de internering van de beklaagde - Niet ontvankelijke voorziening. Niet ontvankelijk is de voorziening tegen een beschikking van de raadkamer waarbij de internering van de beklaagde wordt afgewezen, daar zodanige beschikking niet in laatste aanleg is gewezen. (Art. 8 Wet Besch. Maatsch.; art. 407, eerste lid, Sv.) 16 januari 1979 556 112. - Beslissingen waartegen cassatieberoep kan worden ingesteld - Straf.zaken - Beslissing van de raadkame1· waarbij wordt bevolen dat de stukken aan de procureur-generaal bij het hot van beroep zullen worden toegestuurd en een beschikking tot gevangenneming wordt gegeven - Artt. 133 en 134 Sv. en 9 wet 20 ap1il 1874 - Niet ontvankelijke voorziening.
-234Geen cassatieberoep kan worden ingesteld tegen de beslissing van de raadkamer waarbij, krachtens art. 133 Sv., wordt bevolen dat de stukken van het onderzoek zullen worden toegestuurd aan de procureur-generaal bij het hof van beroep, en een beschikking tot gevangenneming wordt gegeven, met toepassing van art. 134 van dat Wetboek en van art. 3 wet 20 april 1874. 16 januari 1979 556 113. - Beslissingen waartegen cassatieberoep kan worden ingesteld - Strafzaken - Beslissing van de kamer van inbeschuldigingstelling waarbij niet ontvankelijk wordt verklaard het hoger beroep van een verdachte tegen de beschikking van de raadkamer waarbij wordt bevolen dat de stukken aan de procureur-generaal zullen worden toegestuurd en een beschikking tot gevangenneming wordt gegeven - Cassatieberoep niet ontvankelijk bij gebrek aan belang. Niet ontvankelijk,bij gebrek aan belang, is het cassatieberoep tegen het arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling dat het hoger beroep van een verdachte tegen een beschikking van de raadkamer, waarbij wordt bevolen dat de stukken aan de procureurgeneraal zullen worden toegestuurd en een beschikking tot gevangenneming wordt gegeven, niet ontvankelijk verklaart, nu de kamer van inbeschuldigingstelling zelf moet onderzoeken en onderzocht heeft of er voldoende gronden zijn voor verwijzing naar het vonnisgerecht en of er geen termen zijn om een beschikking tot gevangenneming te geven. (Artt. 221 tot 239 Sv.) 16 januari 1979 556 114. - Beslissingen waartegen cassatieberoep kan worden ingesteld ~ Strafzaken - Arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling waarbij deskundigen worden aangesteld om te onderzoeken of de verdachte zich ten tijde van de te zijnen Jaste gelegde feiten bevondin een staat als bedoeld in art. 1 Wet Bescherm. Maatsch. - Cassatieberoep niet ontvankelijk. Niet ontvankelijk is het cassatieberoep tegen een arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling waarbij deskundigen worden aangesteld om te onderzoeken of de verdachte zich, ten tijde van de te zijnen laste gelegde feiten bevond in een staat als bedoeld in art. 1 Wet Bescherm. Maatsch., nu die beslissing geen eindbeslissing is, in de
zin van art. 416 Sv., en geen uitspraak doet over een geschil inzake bevoegdheid. 16 januari 1979 556 115. Arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling waarbij een verzoek om internering wordt afgewezen Cassatieberoep niet ontvankelijk. Nu een verdachte zijn verzoek tot inobservatiestelling en internering opnieuw voor het vonnisgerecht mag brengen, kan geen cassatieberoep worden ingesteld tegen de beslissing van een kamer van inbeschuldigingstelling tot afwijzing van zijn verzoek om internering, daar die beslissing geen eindbeslissing is en geen uitspraak doet over een geschil inzake bevoegdheid. 16 januari 1979 556 116. Strafzaken Voorziening tegen een arrest dat het verzet wegens niet-verschijning ongedaan verklaartDraagwijdte van de voorziening. De voorziening ingesteld tegen een arrest dat een verzet wegens niet-verschijning ongedaan verklaart, werpt geen andere kwestie op dan die van de wettigheid van die beslissing. 13 februari 1979 691 117. - Beslissingen waartegen cassatieberoep kan worden ingesteld - Strafzaken - ~escherming van de maatschappij - Beslissing van de commissie tot bescherming van de maatschappij waarbij de aan de eiser toegestane verloven worden ingetrokken - Cassatieberoep - Niet ontvankelijk cassatieberoep. Niet ontvankelijk is het cassatieberoep van een gei'nterneerde tegen de beslissing van de commissie tot bescherming van de maatschappij waarbij de hem toegestane verloven worden ingetrokken. 10 april 1979 966 118. - Beslissingen waartegen cassatieberoep kan worden ingesteld - Strafzaken - Bescherming van de maatschappij - Bevel het signaleren van gei'nterneerde die niet tijdig is teruggekeerd uit verlof - Beslissing van de commissie tot bescherming van de maatschappij tot opneming in een bepaalde inrichting - Geen beslissing over de handhaving van de internering - Cassatieberoep - Niet ontvankelijk cassatieberoep. Niet ontvankelijk is het cassatieberoep van een ge'interneerde tegen de beslissing van de commissie tot bescherming van de maatschappij dat die gei'nter-
-235rreerde wordt opgenomen in een wordt geweigerd. (Art. 18 Wet Besch. bepaalde inrichting, na uitvoering van Maatsch.} het bevel waarin hij voor opzoeking 20 juni 1979 1263 wordt gesignaleerd wegens niet terugke§ 2. Beslissingen in feite en in ren uit verlof, daar zodanige beslissing rechte. geen uitspraak doet over de handhaving door het strafgerecht van de internering. 123. - Beslissingen waartegen cassa10 april 1979 966 tieberoep kan worden ingesteld - Strafzaken - Commissie tot bescherming 119;. - Beslissingen waartegen cassa- van de maatschappij - Beslissing tot tieberoep kan worden ingesteld - Straf- wederopneming van een op p1·oef in zaken - Bescherming van de maat- vrijheid gestelde gei'nterneerde - Ontschappij - Beslissing van de commissie vankelijk cassatieberoep. tot bescherming van de maatschappij De beslissing van de commissie tot waarbij aan de gei'nterneerde verlof bescherming van de maatschappij dat wordt geweigerd - Cassatieberoep - een op proef in vrijheid gestelde gei:nterNiet ontvankelijk cassatieberoep. neerde weder dient te worden opgenoNiet ontvankelijk is het cassatieberoep men, staat voor cassatieberoep open. van een geinterneerde tegen de beslis- (Art. 609 Ger.W.; art. 20 Wet Besch. sing van de commissie tot bescherming Maatsch.) van de maatschappij, waarbij hem verlof 21 februari 1979 751 is geweigerd. (Art. 18 Wet Bescherm. Maatsch.} 8 mei 1979 1070 120. - Beslissingen waartegen cassatieberoep kan worden ingesteld - Strafzaken - Bescherming van de maatschappij - Beslissing van de commissie tot bescherming van de maatschappij tot intrekking van een aan de gei'nterneerde toegestaan verlof - Cassatieberoep Niet ontvankelijk cassatieberoep. Niet ontvankelijk is het cassatieberoep van een gei:nterneerde tegen de beslissing van de commissie tot bescherming van de maatschappij waarbij een hem toegestaan verlof wordt ingetrokken. 29 mei 1979 1142 121. Strafzaken - Beslissingen waartegen cassatieberoep kan worden ingesteld - Arresten van het Hof van Cassatie - Rechtsmiddelen - Beperking. Tenzij er grond bestaat voor een verzoek tot intrekking of verzet, staat er tegen arresten van het Hof van Cassatie bij dat Hof geen rechtsmiddel open. 29 mei 1979 1142
122.- Beslissingen waartegen cassatieberoep kan worden ingesteld - Strafzaken - Bescherming van de maatschappij - Beslissing van de commissie tot bescherming van de maatschappij waarbij aan de gei'nterneerde verlof wordt geweigerd - Niet ontvankelijk cassatieberoep. Niet ontvankelijk is het cassatieberoep van een geinterneerde tegen de beslissing van de commissie tot bescherming van de maatschappij waarbij hem verlof
§ 3. Beslissingen waartegen reeds cassatieberoep is ingesteld.
124. - Beslissingen waartegen cassatieberoep kan worden ingesteld - Strafzaken - Cassatieberoep is maar een keer toegelaten - Uitzonderingen. Buiten het toepassingsgeval van art. 40, vierde lid, wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, het geval van regelmatige afstand en dat waarin tegen een arrest van verwijzing naar het hof van assisen nog cassatieberoep openstaat na het veroordelend arrest, kan, in strafzaken, een partij zich geen tweede maal in cassatie voorzien tegen een en dezelfde beslissing. (Art. 438 Sv.) 6 september 1978 15 125. - Beslissingen waartegen cassa-, tieberoep kan worden ingesteld - Strat-! zaken - Na voorziening is geen nieuwe: voorziening toegelaten - Grenzen. Buiten het toepassingsgeval van. art. 40, vierde lid, wet 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, het geval van regelmatige afstand of dat waarin tegen een arrest van verwijzing. naar het hof van assisen nog cassatieberoep openstaat na het veroordelend arrest, kan in strafzaken een partij zich geen tweede maal in cassatie voorzien tegen een en dezelfde beslissing. (Art., 438 Sv.) 19 december 1978 466 126. - Strafzaken - Na voorziening is geen nieuwe voorziening toegelaten Regel toepasselijk zelfs als de tweede voorziening wordt ingesteld voordat de eerste JS verworpen.
-236De regel « na voorziening is geen nieuwe voorziening toegelaten » is toepasselijk, zelfs als de tweede voorziening wordt ingesteld voordat de eerste voorziening is verworpen. 3 januari 1979 497 127. - Strafzaken - Na voorziening is geen nieuwe voorziening toegelaten Uitzonderingen. Buiten het toepassingsgeval van art. 40, lid 4, Taalwet Gerechtszaken,het geval van regelmatige afstand of dat waarin tegen een arrest tot vervvijzing naar het hof van assisen nog cassatieberoep openstaat na het veroordelend arrest, kan in strafzaken een partij zich geen tweede maal in cassatie voorzien tegen een en dezelfde beslissing, zelfs als dit tweede cassatieberoep v66r de verwerping van het eerste wordt inge·steld. (Art. 438 Sv.) 4 april 1979 925
130. Strafzaken Veroordelem arrest - Bevel tot onmiddellijke aan· houding - Voorziening tegen de veroor· delende beslissing verwozpen, behou· dens wat de ·verbeurdverklaring betret: Voorziening tegen het bevel toi onmiddellijke aanhouding zonde1 belang.· Wanneer de beklaagde zich in cassatie heeft voorzien tegen een veroordelend arrest waarbij zijn onmiddellijke aanhouding wordt. gelast en het beschikkende gedeelte ten gevolge van de verwerping van de voorziening tegen de veroordelende beslissing, behoudens wat de verbeurdverklaring betreft, in kracht van gewijsde is gegaan behoudens wat genoemde verbeurdverklaring betreft, verliest de voorziening tegen het bevel tot onmiddellijke aanhouding haar bestaansreden. 14 februari 1979 705
131. Stmfzaken Veroordelend arrest - Bevel tot onmiddellijke aanhouding - Voorziening tegen de veroordeling tot een hoofdgevangenisstraf zonder uitstel verwozpen Voorziening tegen het bevel tot onmiddellijke aanhouding zonder belang. Wanneer de beklaagde zich in cassatie heeft voorzien tegen een veroordelend arrest waarbij zijn onmiddellijke aanhouding wordt bevolen en ten gevolge van de verwerping van de voorziening tegen de beschikking van veroordeling tot een hoofdgevangenisstraf zonder uitstel, die beschikking in kracht van gewijsde is gegaan,is de voorziening tegen dat bevel tot onmiddellijke aanhouding zonder reden van bestaan. 5 juni 1979 1161 § 4. Gemis aan belang of bestaansreden. 132. - Beslissingen waartegen cassa129. St:rafzaken Veroordelend tieberoep kan worden ingesteld - Strafarrest van het Militair Gerechtshof zaken - Bij verstek gewezen veroordeBevel tot verzekerde inbewaringstelling lend arrest - Hof van beroep dat, op Verwezping van de voorziening in verzet, opnieuw uitspraak doet - VOorcassatie tegen het veroordelend beschik- ziening van de beklaagde tegen he1 kende gedeelte - Voorziening tegen het verstekarrest zonder reden van bestaan. bevel tot verzekerde inbewaringstelling De voorziening in cassatie van de doelloos geworden. beklaagde tegen een bij verstek gewezen Niet ontvankelijk, bij gebrek aan veroordelend arrest, is zonder reden van belang, is de voorziening in cassatie van bestaan als het Hof, op het verzet van de de veroordeelde tegen de beslissing van beklaagde tegen dat arrest, opnieuw het Militair Gerechtshof waarbij, inge- uitspraak heeft gedaan. volge zijn veroordeling, zijn onmid5 juni 1979 1161 dellijke verzekerde inbewaringstelling wordt bevolen, wanneer de veroordeStrafzaken Veroordelend 133. lende beslissing in kracht van gewijsde arrest - Bevel tot onmiddellijke aanis gegaan. houding - Verwezping van het cassatie694 beroep tegen de veroordelende beslissing 13 februari 1979 128. - Beslissingen waartegen cassatieberoep kan worden ingesteld - Strafzaken Na een eerste voorziening wordt geen nieuwe voorziening toegelaten - Uitzonderingen. Buiten het toepassingsgeval van artikel 40, vierde lid, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, het geval van regelmatige afstand of dat waarin een arrest van verwijzing naar het hof van assisen nog cassatieberoep openstaat na het veroordelend arrest, kan in strafzaken een partij zich geen tweede maal in cassatie voorzien tegen een en dezelfde beslissing. (Art. 438 Sv.) 13 juni 1979 1219
-237- Cassatieberoep tegen het bevel tot onmiddellijke aanhouding zonder belang. Wanneer de beklaagde zich in cassatie heeft voorzien tegen een veroordelend arrest waarbij zijn onmiddellijke aanhouding wordt bevolen, ·en, ten gevolge van , de verwerping van de voorziening tegen . de veroordelende beschikking, kracht van gewijsde heeft verkregen, heeft de voorziening tegen het bevel tot onmiddellijke aanhouding geen belang meer. 1302 27 jti.ni 1979 Onderafdeling 2. rechtsvordering. § 11. Algemeen. § 12. Beklaagde.
tegen de beslissing op de burgerlijke rechtsvordering, om de enkele reden dat die beslissing geen eindbeslissing is in de zin van art. 416 Sv. kan deze afstand niet als een berusting worden uitgelegd en verleent het Hof daarvan geen akte indien het vaststelt dat die beslissing een eindbeslissing is. 8 november 1978 284 § 1. Strafvordering.
136. Afstand Strafzaken Belasting op de toegevoegde waarde Voorziening van de minister van FinanBurgerlijke cien, Administl'atie der Douane en Accijnzen, vervolgende pal'tij, tegen een veroordelende beslissing - Afstand die niet geldt als een afstand van de stl'afvordel'ing - Afstand zonder gevolg.
134. - Beslissingen waartegen cassatieberoep kan worden ingesteld _ Strafzaken - Burgerlijke rechtsvordering _ Cassatieberoep van de beklaagde tegen een beslissing van het Militair Gerechtshof waarbij dat hof zich onbevoegd verklaart om kennis te nemen van een burgerlijke rechtsvordel'ing en desaangaande de eiser niet veroordeelt - Niet ontvankelijk cassatieberoep. Niet ontvankelijk, bij gebrek aan belang, is het cassatieberoep van de beklaagde tegen een arrest van het Militair Gerechtshof, waarbij dat hof zich onbevoegd verklaart om kennis te nemen van een burgerlijke rechtsvordering en i.d.o. de eiser niet veroordeelt. 1 december 1978 378 § 13. Openbaar ministerie. § 14. Burgerlijke partij. § 15. Tussenkomende partij. § 16. Andere partijen. Afdeling 5. - Afstand.
135. Afstand Stl'afzaken Voorziening van de beklaagde tegen de beslissingen op de stl'afvordering en de burgerlijke rechtsv01·dering - Afstand van de voorziening tegen de beslissing op de burgerlijke rechtsvordering Afstand gegrond op de enkele reden dat die beslissing geen eindbeslissing is in de zin van art. 416 Sv. - Afstand die niet als een berusting kan worden uitgeJegd - Gevolg. Wanneer de beklaagde zich in cassatie heeft voorzien tegen de beslissingen op de tegen hem ingestelde strafvordering en burgerlijke rechtsvordering en hij vervolgens van zijn voorziening afstand heeft gedaan in zoverre zij gericht was
I
Het Hof slc~at _geen _acht op _d~ afstand Vl;ln de __yoorz1e~1~g d1e. de m1mster van Fm:;_nc1en, Adm1m~tratie der Douane en Acci_Jn~en, heeft mgestel~ tegen een beshssmg van . veroord~lmg van ~e beklaagde, verm1ts zodamge ~fstand met als afstand van de strafvordermg geldt. 24 oktober 1978 211
137. Afstand Stl'afzaken Voorziening van het openbaar ministerie - Akteverlening door het Hof - Voorwaarde. In de regel kan het openbaar ministerie geen afstand doen van de voorzierting die het bij het Hof heeft ingesteld; het Hof verleent niettemin akte van de afstand wanneer die is gedaan tijdens de gewone termijn van verzet tegen een bij verstek gewezen veroordelende beslissing. (Art. 413, derde lid, Sv.; art. 3 wet 9 maart 1908.} (Impliciet.) 8 november 1978 291 138. Afsiand Stl'afzaken Jeugdbescherming - Afstand gegrond op de enkele reden dat de bestreden beslissing geen eindbeslissing is, in de zin van art. 416 Sv. - Afstand welke niet als een berusting kan worden uitgeJegd - Gevolg. Wanneer een partij zich in cassatie heeft voorzien en zij vervolgens van haar voorziening afstand heeft gedaan om de enkele reden dat de bestreden beslissing geen eindbeslissing is, in de zin van art. 416 Sv., kan die afstand niet als een berusting worden uitgelegd en verleent het Hof daarvan geen akte indien het vaststelt dat die beslissing een eindbeslissing is. 13 december 1978 435
-238139. Afstand Strafzaken Voorziening in cassatie van het Bestuur der Douanen en Accijnzen tegen een arrest dat de vordering verjaard verklaart - Afstand door een lasthebber, houder van een bijzondere volmacht Afstand gelijk aan de afstand van de rechtsvordering- Verlening van akte. Indien het bestuur der douanen en accijnzen, vervolgende partij, door tussenkomst van een lasthebber, houder van een bijzondere volmacht, afstand doet van de voorziening die het tegen een vrijsprekend arrest heeft ingesteld, verleent het Hof akte van de afstand van de voorziening, daar deze afstand gelijkstaat met afstand van de rechtsvordering. 4 april 1979 927 140. Afstand Strafzaken Intrekking van de afstand- Gevolgen. Wanneer de gei:nterneerde, eiser tot cassatie, van zijn voorziening in cassatie afstand heeft gedaan, doch vervolgens die afstand intrekt, slaat het Hof geen acht op deze afstand en onderzoekt het de ontvankelijkheid alsmede eventueel de gegrondheid van het cassatieberoep. 8 mei 1979 1070
afstand heeft gedaan van die voorziening om de enkele reden dat de beslissing geen eindbeslissing is in de zin van art. 416 Sv., kan die afstand niet als een berusting worden uitgelegd en wordt door het Hof geen akte van die afstand verleend, indien het vaststelt dat de beslissing een eindbeslissing is. 212 24 oktober 1978
143.- Afstand - Strafzaken - Voorziening van .de beklaagde tegen de beslissingen op de strafvordering en de burgerlijke rechtsvordering - Afstand van de voorziening tegen de beslissing op de burgerlijke rechtsvordering Afstand gegrond op de enkele reden dat deze beslissing geen eindbeslissing is in de zin van art. 416 Sv. - Afstand die niet als een berusting kan worden uitgelegd - Gevolg. Wanneer de beklaagde zich in cassatie heeft voorzien tegen de beslissingen op de tegen hem ingestelde strafvordering en burgerlijke rechtsvordering en hij vervolgens van zijn voorziening afstand heeft gedaan in zoverre die gericht was tegen de beslissing op de burgerlijke rechtsvordering, om de enkele reden dat die beslissing geen eindbeslissing is in de zin van artikel 416 Sv., kan de afstand niet als een berusting worden § 11. Burgerlijke rechtsvordering. uitgelegd en verleent het Hof daarvan geen akte, indien het vaststelt dat die 141. Afstand Strafzaken beslissing een eindbeslissing is. Begrip. 31 oktober 1978 Uit de enkele omstandigheid dat de 254 burgerlijke partij, die veroordeeld is tot 144. Afstand Strafzaken betaling van schadevergoeding en van de ·gerechtskosten bij een arrest van bui- Burgerlijke rechtsvorderingen - Voortenvervolgingstelling uitgesproken door ziening van de burgerlijke partij gericht een kamer van inbeschuldigingstelling, tegen verscheidene verweerders vrijwillig de genoemde schadevergoeding Afstand van de voorziening .- in zoverre en gerechtskosten heeft betaald op ver- zou worden geoordeeld dat die te vroeg zoek van de advocaat van de verdachte, werd ingesteld en voorshands niet ontNiet ontvankelijke kan niet worden afgeleid dat zij in vankelijk is » genoemd arrest heeft berust en aldus afstand. Het Hof mag geen acht slaan, wegens afstand heeft gedaan van haar voorzieonduidelijkheid, op de afstand van een ning in cassatie. (Artt. 2 en 824 Ger.W.) voorziening die door de burgerlijke par19 september 1978 60 tij tegen verscheidene verweerders is ingesteld en die naar gezegd enkel wordt 142. - Voorziening van de verwezene gedaan in zoverre « zou worden geoortegen de beslissing op de tegen hem deeld dat die te vroeg werd ingesteld en ingestelde burgerlijke rechtsvordering voorhands niet ontvankelijk is ». Afstand aileen hierop gegrond dat deze 8 november 1978 278 beslissing geen eindbeslissing is in de 145. Afstand Strafzaken zin van art. 416 Wetboek van Strafvordering - Afstand die niet als een berus- Voorziening van de beklaagde tegen de beslissingen op de strafvordering en de ting kan worden beschouwd- Gevolg. Wanneer de verwezene zich in cassa- burgerlijke rechtsvordering - Afstand tie heeft voorzien tegen de beslissing op van de voorziening tegen de beslissing de tegen hem ingestelde burgerlijke op de burgerlijke rechtsvordering rechtsvordering en hij vervolgens Afstand gegrond op de enkele reden dat
-239 deze beslissillg geen eilldbeslissing is ill HOOFDSTUK VI de zin van art. 416 Sv. - Afstand die TUGHTZAKEN lliet als een berusting kall wardell uitgeJegd- Gevolg. . Mdeling 1. - Personen door of tegen
Wanneer de beklaagde zich in cassatie heeft voorzien tegen de beslissingen op de tegen hem ingestelde strafvordering en burgerlijke rechtsvordering en hij vervolgens van zijn voorziening afstand heeft gedaan in zoverre deze gericht was tegen de beslissing op de burgerlijke rechtsvordering om de enkele reden dat deze beslissing geen eindbeslissing is in de zin van art. 416 Sv., kan de afstand niet als een berusting worden uitgelegd en verleent het Hof geen akte, indien het vaststelt dat deze beslissing een eindbeslissing is. 397 5 december 1978 146. Afstand Strafzaken -
Burgerlijke rechtsvordering - Uitdrukkelijke afstand door een advocaat bij het Hof vall Cassatie - Behoeft geen houder te zijn van eell bijzondere volmacht.
Wanneer de afstand wordt gedaan door een advocaat bij het Hof van Cassatie, behoeft deze geen houder te zijn van een bijzondere volmacht, zelfs indien het gaat om een afstand van een rechtsvordering. (Artt. 479, 1e lid, en 824, tweede lid, Ger.W.; wet 16 feb. 1961, gew. bij art. 6 wet 20 dec. 1974.) 694 13 februari 1979 147. Afstand Sirafzaken Voorziening van de beklaagde tegen de beslissingen op de strafvordering en de burgerlijke rechtsvordering - Afstalld vall de voorziening tegen de beslissing op de burgerlijke rechtsvordering -1 Afst811d gegrond op de ellkele reden dat die beslissing geen eilldbeslissing is in de zin van art. 416 van het Wetboek van Strafvordering - Afstalld niet als berusting uit te Jeggen - Gevolg. Wanneer de beklaagde zich in cassatie heeft voorzien tegen de beslissingen op de tegen hem ingestelde strafvordering en burgerlijke rechtsvordering en hij vervolgens van zijn voorziening afstand heeft gedaan in zoverre deze gericht was tegen de beslissing op de burgerlijke rechtsvordering, om de enkele reden dat deze beslissing geen eindbeslissing is in de zin van art. 416 Sv., kan deze afstand niet als een berusting worden uitgelegd en wordt er door het Hof geen akte van verleend, indien het vaststelt dat deze beslissing een eindbeslissing is. 1103 22 mei 1979 Mdeling 6. -
Registratie en zegel.
wie cassatieberoep kan worden ingesteld. Mdeling 2. - Termijnen van cassatieberoep en betekening. ·148. Termijn Tuchtzaken Koninklijk besluit nr. 267, 24 maart 1936 - Termijn V811 vijftien dagen Ingevolge artikel 1 K.B. nr. 261, 24 maart 1936, betreffende de termijnen van voorziening in tuchtzaken wordt de termijn van drie maanden om zich in burgerlijke zaken in cassatie te voorzien, voorheen gesteld bij art. 1 wet 25 feb. 1925 v66r de opheffing van die wet bij de wet van 10 okt. 1967 houdende het Ger.W. en thans bepaald bij art. 1073 van dat wetboek, in tuchtzaken teruggebracht op vijftien dagen. 26 oktober 1978 227 149. Termijn Tuchtzaken Beginpunt van de termijn - Betekening van de bestreden beslissing bij deurwaardersexploot Ger. W., artt. 32-1' en 1073 Geen toepassing van die formaliteit- Begrip. Het algemeen rechtsbeginsel volgens hetwelk discretie geboden is bij het onderzoek, de procedure en de berechting van tuchtzaken impliceert dat geen beschikking, waarbij aan een magistraat een disciplinaire sanctie wordt opgelegd, aan die magistraat, overeenkomstig de artt. 32-1o en 1073 Ge~.W., bij deurwaardersexploot kan worden betekend, om o.m. de termijn van cassatieberoep tegen een dergelijke beschikking te doen lopen; die termijn gaat in bij de kennisgeving, o.m. aan een zittend magistraat, door de voorzitter van het gerecht waarvan hij deel uitmaakt. 26 oktober 1978 227 Mdeling 3.- Vormen. Mdeling 4. - Beslissingen vatbaar voor cassatieberoep. Mdeling 5. - Mstand. Mdfeling 6. - Registratie en zegel.
HOOFDSTUK VII VERKIEZINGSZAKEN
Mdeling 1. - Personen door of tegen wie cassatieberoep kan worden ingesteld.
-240Afdeling 2. - Termijnen van cassatiebe- de rechten van de verdediging, op de regelmatig aan zijn beoordeling voorgeroep en betekening. dragen feiten en zonder het voorwerp of Afdeling 3.- Vormen. de oorzaak van de vordering te wijzigen, 150. - Vorm - Verkiezingszaken de rechtsregels toe te passen op grond Aanwijzing van de geschonden wetten waarvan hij op de vordering uitspraak Op straffe van nietigheid vereiste aan- doet. wijzing. 341 24 november 1978 In verkiezingszaken is niet ontvanke3. Vordering ingeste](;l door een lijk het cassatieberoep waarin de beweerdelijk geschonden wetten niet buitenlandse vennootschap of handelsworden aangewezen. (Art. 40, eerste lid, vereniging - Bevoegdheid om in rechte op te treden door het buitenlands recht Kiesw.) 28 maart 1979 891 bepaald - Procedure voor de Belgische rechtbanken geregeld door het Belgisch 151. - Vorm Verkiezingszaken recht. Neerlegging op de griffie van het hoi Hoewel de bevoegdheid van de buitenvan beroep van een uitgifte van het l!indse vennootschappen of handelsverbestreden arrest - Op straffe van verval enigingen om in Belgie in rechte op te voorgeschreven vormvoorschrift. treden, in de regel, wordt bepaald door In verkiezingszaken is het cassatiebe- het buitenlands recht, wordt de proceroep niet ontvankelijk als de eiser op de dure voor de Belgische rechtbanken griffie van het hof van beroep geen echter beheerst door het Belgisch recht. uitgifte van het bestreden arrest heeft 11 januari 1979 524 neergelegd. (Art. 40, tweede lid, Kiesw.) 28 maart 1979 891 152. - Neerlegging van de stukken tot staving van de voorziening - Verkiezingszaken - Termijn. In verkiezingszaken mag het Hof geen acht slaan op stukken die de verzoeker heeft neergelegd buiten de bij art. 40, tweede lid, Kiesw. bepaalde termijn. 28 maart 1979 891 Afdeling 4. - Beslissingen vatbaar voor cassatieberoep. Afdeling 5. - Afstand. Afdeling 6. - Registratie en zegel.
VORDERING IN RECHTE 1. - Burgerlijke zaken - Vordering ingesteld door een krankzinnige en onbekwaamverklaarde persoon - Met ontvankelijke vordering. Een krankzinnige en onbekwaamverklaarde persoon kan niet in rechte optreden; hij moet vertegenwoordigd zijn door zijn voogd. (Artt. 489, 502 en 509 B.W.) 13 november 1978 310
Gerechtelijk Wetboek, artikel 702, 3' - Korte samenvatting van de middelen - Begrip. · Met de woorden « korte samenvatting van de middelen » in art. 702, 3", Ger.W. wordt geen rechtsregel bedoeld, maar wei de feitelijke gegevens die aan de vordering ten grondslag liggen; het staat aan de rechter, onder eerbiediging van 2. -
VREEMDELINGEN
Buitenlandse werknemers - Koninklijk besluit nr. 34 betreffende de tewerkstelling van werknemers van vreemde nationaliteit - Overtreding van art. 27, 1", a, en 2", a, van dat koninklijk besluit - Toepassingsvoorwaarden. Niet wettelijk verantwoord is de veroordeling van een werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers, die arbeid hebben doen of Iaten verrichten door een persoon die niet van Belgische nationaliteit is, wanneer in die beslissing wordt vastgesteld dat de arbeidsvergunning van een buitenlandse werknemer, die niet behoort tot een van de in art. 2 van dat koninklijk besluit genoemde categorieen, regelmatig is toegekend overeenkomstig art. 2bis K.B. 6 nov. 1967, en dat die vergunning op geen enkel ogenblik is ingetrokken. (Artt. 27, 1", a, en 2", a, K.B. nr. 34, 20 juli 1967, betreffende de tewerkstelling van werknemers van vreemde nationaliteit.) 28 maart 1979 885
VRIJHEID VAN VERENIGING 1. Overeenkomst tussen de leden van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid en een derde - Rechten en verplichtingen uit zodanige overeenkomst- Begrip. Wanneer de leden van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid een overeenkomst aangaan met een derde wor-
-241den aileen de vennoten schuldeiser en schuldenaar van de eruit voortvloeiende rechten en verplichtingen, die in de regel onder hen verdeeld en in hun vermogen opgenomen worden. 10 mei 1979 1080 2. - Verplichting voor iedere geneesheer zich op de Jijst van de Orde van Geneesheren te doen inschrijven om in Belgie geneeskunde te kunnen uitoefenen - Geen schending van de vrijheid van vereniging. De verplichte inschrijving op de lijst van de orde die, zoals de Orde van Geneesheren, een publiekrechtelijke instelling is met als opdracht te waken over de naleving van de beroepsplichten en de instandhouding van de eer, discretie,eerlijkheid en waardigheid van haar leden, kan niet worden beschouwd als strijdig met de vrijheid van vereniging. (Art. 11 Europees Verdrag Rechten van de Mens; art. 20 Gw.; art. 2 K.B. nr. 79, 10 nov. 1967.) 15 juni 1979 1232
w WATERS
2. - Besluit en verordeningen ter uitvoering van de wet van 11 maart 1950 op de bescherming van de wateren tegen verontreiniging- Opheffing van die wet door de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging - Handhaving als overgangsbepalingen van de besluiten en reglementen ter uitvoering van de wet van 11 maart 1950. Niettegenstaande de opheffing van de Wet Bescherming Verontreiniging Wateren 11 maart 1950 blijven de besluiten en reglementen ter uitvoering van die wet van kracht tot de dag waarop zij door de Koning uitdrukkelijk worden opgeheven. (Art. 49 wet 26 maart 1971.) 10 april 1979 953 3. - Bescherming van oppervlaktewater tegen verontreiniginli - Koninklijk besluit van 23 januari 1974, art. 14, en koninklijk besluit van 3 augustus 1976, art. 35 - Termijn van veertig maanden voor de inachtneming van de voorwaarden opgelegd bij de vergunningen - Die termijn heeft alleen betrekking op de voorwaarden van de nieuwe vergunningen. De termijn van veertig maanden bedoeld in de artt. 14 K.B. 23 jan. 1974 en 35 K.B. 3 aug. 1976, waarover de bedrijven beschikken om de bij de vergunningen opgelegde voorwaarden in acht te nemen, heeft enkel betrekking op de voorwaarden die zijn opgelegd bij de nieuwe vergunningen o.g.v. de algemene verordeningen ter uitvoering van de Wet Bescherming Verontreiniging Oppervlaktewateren 26 maart 1971. 10 april 1979 953 4. - Wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging - GemeenrechteJijke bewijsmiddelen - Deskundigenonderzoek - Bewijswaarde. Art. 36 Wet Bescherming Verontreiniging Oppervlaktewateren 26 maart 1971 voorziet in een bijzonder bewijsmiddel, maar sluit de andere bewijsmiddelen van het gemeen recht niet uit en nl. bet desktindigenonderzoek, zoals dit is geregeld bij de artt. 43 en 44 Sv. 10 april 1979 953
1. - Wet van 11 maart 1950 op de bescherming van de wateren tegen verontreiniging - Vergunning tot lazing van afvalwater door die wet verleend Niet-inachtneming_ van de vergunningsvoorwaarden - Overtreding gepleegd, na inwerkingtreding van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging - Toepassing van de straffen bij die wet gesteld De straffen gesteld bij art. 41, § 1, Wet. Bescherming Verontreiniging Oppervlaktewateren 26 maart 1971 zijn vanaf de inwerkingtreding van die wet van toepassing op de niet-inachtneming van de voorwaarden opgelegd krachtens een bij de Wet Bescherming Verontreiniging Wateren 11 maart 1950 verleende vergunning tot lozing van afvalwater niettegenstaande de opheffing van laatstver- WEGEN melde wet. (Art. 49, tweede lid, wet 1. - Openbare weg- Begrip. 26 maart 1971; art. 15, eerste lid, K.B. Een voor het openbaar verkeer open23 jan. 1974.) staande weg is een openbare weg, ook al 10 april 1979 953 is hij door een particulier opengesteld en
-242al blijft de grond waarop hij is aange- HOOFDSTUK III. - · Wegverkeersreglelegd toebehoren aan die particulier. ment 1968 14 september 1978 44 HOOFDSTUK IV. - Inschrijving van 2.- Openbare weg- Verplichtingen voertuigen en lasten ten behoeve van de politie over HOOFDSTUK IX. - Allerlei voorschrif-
~~~.
Een openbare weg, ook al is hij door een particulier opengesteld en al blijft de grond waarop de weg is aangelegd aan die particulier toebehoren, is bezwaard met alle verplichtingen en lasten ten behoeve van de politie over de wegen, d.w.z. niet enkel uit de regels die de vrijheid, veiligheid en salubriteit van het verkeer betreffen, maar ook uit die welke betrekking hebben op het beheer van de weg, met name op de rooilijn en het trace. 14 september 1978 44 3. - Gemeenteoverheden - Verplichting te zorgen voor de veiligheid van het verkeer op de openbare wegen - Wegen die /open over de gemeente en waarvan de politie over het wegverkeer aan de gemeenteoverheden is onttrokken Grenzen. Het feit dat de politie over het wegverkeer, voor zover die politie toepasselijk is op blijvende of periodieke toestanden, krachtens art. 10 Wegverkeerswet niet valt onder de bepalingen van de decreten van 14 en 22 dec. 1789 en van 16 en 24 aug. 1790, ontslaat de gemeenteoverheden niet van de verplichting te zorgen voor de veiligheid van het verkeer op de gedeelten van die wegen welke over het grondgebied van de gemeente lopen. 23 februari 1979 757
WEGVERKEER HOOFDSTUK I. - Wegverkeerswet Mdeling 1. - Algemeen. Mdeling 2.- Wetsbepalingen. § 1. Art. 1. § 2. Art. 2. § 3. Art. 3.
~
HOOFDSTUK I WEGVERKEERSWET
Afdeling 1. - Algemeen. Afdeling 2.- Wetsbepalingen. § 1. Art. 1. § 2. Art. 2. § 3. Art. 3. § 33. Art. 33.
1. - Vluchtmisdrijf- Begrip. Wettelijk verantwoord is het vonms: dat de beklaagde veroordeelt wegens: vluchtmisdrijf op grond dat dit misdrijf' een ogenblikkelijk misdrijf is en uit het geheel van de voorgelegde beoordelings-' elementen blijkt dat de beklaagdei wetend dat het door hem bestuurde voertuig oorzaak was van dan wel aan-: leiding was tot een ongeval op een openbare plaats, de vlucht heeft geno-1 men om zich aan de dienstige vaststel-i lingen te onttrekken en de bij conclusie· aangevoerde omstandigheden dat hij. zijn wagen niet had verborgen, niets' afdoet aan het feit dat hij na het ongeval· zonder meer is verder gereden. (Art. 33 Wegverkeerswet.) 7 november 1978 274 2. - Vluchtmisdrijf- Begrip. Om een beklaagde te kunnen veroordelen wegens vluchtmisdrijf in de zin van art. 33, § 1, Wegverkeerswet, moet' de rechter onder meer vaststellen dat de beklaagde wist dat het voertuig dat hij bestuurde oorzaak dan wel aanleiding tot een ongeval op een openbare plaats was geweest en dat hij de vlucht heeft genomen om zich aan de dienstige vaststellingen te onttrekken. 27 februari 1979 766
§ 68. Art. 68. HOOFDSTUK II. - Wegverkeersregle§ 34. Art. 34. ment 1975 3. - Besturen van een voertuig in Mdeling 1. - Algemeen. staat van alcoholintoxicatie - WegverMdeling 2. - Reglementsbepalingen. keerswet art. 34-1" - Minimum geld§ 1. Art. 1. boete. § 2. Art. 2. De geldboete opgelopen door degene § 3. Art. 3. die in staat van alcoholintoxicatie op een openbare plaats een voertuig bestuurt, § 87. Art. 87.
-243mag niet minder bedragen dan honderd frank. (Art. 34, 1", Wegverkeerswet.) 14 februari 1979 698 4. - Besturen van een voertuig in staat van alcoholintoxicatie - Wegverkeerswet, art. 34-1" - Geen verzachtende omstandigheden. Op een openbare plaats een voertuig besturen in staat van alcoholintoxicatie mag, zelfs met aanneming van verzachtende omstandigheden, door de rechter niet worden gestraft met straffen beneden het minimum gesteld bij art. 34-1", Wegverkeerswet. (Art. 100, eerste lid, Sw.) 14 februari 1979 698 § 35. Art. 35. 5. - Sturen in staat van alcoholintoxicatie - Herhaling - Minimum van de geldboete. De geldboete opgelegd aan degene die in staat van alcoholintoxicatie een voertuig heeft bestuurd op een openbare plaats, met de verzwarende omstandigheid van herhaling, mag niet lager zijn dan 200 frank. (Art. 36, eerste lid, Wegverkeerswet 16 maart 1968, gew. bij wett. 9. juni 1975, 9 en 14 juli 1976, artt. 35 en 36.) 5 december 1978 398 6. - Overtreding van art. 35 van de Wegverkeerswet - Geldboete - Minimum. De geldboete opgelegd aan degene die in staat van dronkenschap op een openbare plaats een voertuig heeft bestuurd, kan niet minder bedragen dan 100 frank. (Art. 35 Wegverkeerswet.) 23 mei 1979 1111 § 36. Art. 36. § 42. Art. 42.
7. - Wegverkeerswet, art. 42- Verval wegens lichamelijke ongeschiktheid van het recht een voertuig te besturen Verval kan uitgesproken worden naar aanleiding van een veroordeling wegens overtreding van de politie over het wegverkeer of wegens een verkeersongeval dat aan de dader zelf te wijten is Ongeschiktheid geen bestanddeel van de ten laste gelegde overtreding - Verplichting van de rechter de beklaagde te verwittigen dat hij daarover verweer kan voeren. Verval van het recht tot sturen op grond van art. 42 Wegverkeerswet, kan worden uitgesproken naar aanleiding van een veroordeling wegens overtreqing
van de politie over het wegverkeer of wegens een verkeersongeval dat aan de dader zelf te wijten is, zelfs als de lichamelijke ongeschiktheid geen bestanddeel is van het ten laste gelegde misdrijf, op voorwaarde dat de beklaagde ervan verwittigd wordt dat hij daarover verweer heeft te voeren. 27 februari 1979 768 8. - Wegverkeerswet, art. 42 - Verval van het recht tot sturen wegens lichameJijke ongeschiktheid - Bestaan van die ongeschiktheid - Onaantastbare beoordeling door de feitenrechter. · De feitenrechter oordeelt op onaantastbare wijze, op grond van de hem voorgedragen bewijsmiddelen, of de beklaagde lichamelijk ongeschikt is om een voertuig te besturen. (Art. 42 Wegverkeerswet.) 27 februari 1979 768 9. - Vervallenverklaring van het recht tot sturen wegens lichamelijke ongeschiktheid - Beveiligingsmaatregel Vervallenverklaring voor een bepaalde tijd - Geen vaststelling dat de ongeschiktheid voorlopig blijkt te zijn Onwettigheid. Vervallenverklaring van het recht tot sturen wegens lichamelijke ongeschiktheid van de beklaagde is geen straf, doch een beveiligingsmaatregel die niet wettig voor een bepaalde tijd kan worden uitgesproken, tenzij wordt vastgesteld dat de ongeschiktheid voorlo\)ig blijkt te zijn. (Art. 42 Wegverkeerswet.) 23 mei 1979 1111 10. - Tijdelijk verval van het recht tot sturen wegens Jichamelijke ongeschiktheid - Herstel van het recht tot sturen bij het einde van de vervalperiode, afhankelijk gesteld van het slagen in bepaalde onderzoeken Onwettige VOOI'Waarde. De rechter die een beklaagde, wegens lichamelijke ongeschiktheid, tijdelijk vervallen verklaart van het recht tot sturen, kan het herstel van dit recht niet afhankelijk stellen van de niet in de wet bepaalde voorwaarde dat de veroordeelde, bij het einde van de vervalperiode, zal slagen in bepaalde door hem te ondergane onderzoeken. (Art. 42 Wegverkeerswet.) 12 juni 1979 1213 § 43. Art. 43. § 47. Art. 47.
-24411. Vezvallenverklaring van het recht tot sturen - Herstel in het recht tot sturen afhankelijk gemaakt van het slagen voor een onderzoek - Wegverkeerswet, art. 47 v66r de wijziging ezvan door de wet van 9 juli 1976 - Geen toepassing op houders van buitenlandse rijbewijzen. Art. 47 van de Wegverkeerswet, zoals het luidde v66r de wijziging ervan door de wet van 9 juli 1976 en volgens hetwelk hij die verval van het recht tot sturen had opgelopen, wanneer dat verval geeindigd was, een motorvoertuig slechts mocht besturen mits hij met goed gevolg een onderzoek had ondergaan, tenzij hij hiervan was vrijgesteld, was niet van toepassing op de houders van buitenlandse rijbewijzen. 14 februari 1979 700 § 48. Art. 48. 12. - Besturen van een voertuig op de openbare weg niettegenstaande vezvallenverklaring van het recht tot sturen Veroordeling- Redengeving. Regelmatig met redenen omkleed is het vonnis waarbij de bestuurder van een voertuig wordt veroordeeld, omdat hij een voertuig op de openbare weg bestuurd heeft niettegenstaande vervallenverklaring van het recht tot sturen, waarbij wordt vastgesteld dat een rechterlijke beslissing tot vervallenverklaring kracht van gewijsde heeft verkregen en melding wordt gemaakt van de duur van die vervallenverklaring en van de datum van de kennisgeving, zoals voorgeschreven bij artikel 40 Wegverkeerswet van 16 maart 1968. (Art. 97 Gw.; art. 48 Wegverkeerswet 16 maart 1968.) 28 maart 1979 887 13. - Besturen van een voertuig op de openbare weg niettegenstaande vezvallenverklaring van het recht tot sturenVeroordeling - Geen vaststelling van de datum van de kennisgeving, voorgeschreven bij art. 40 Wegverkeerswet Niet regelmatig gemotiveerde veroordeling. Niet regelmatig gemotiveerd is de beslissing, die de bestuurder van een voertuig veroordeelt omdat hij een voertuig op de openbare weg bestuurd heeft niettegenstaande vervallenverklaring van het recht tot sturen, wanneer zij o.m. niet de datum vaststelt van de kennisgeving voorgeschreven bij art. 40 Wegverkeerswet. (Art. 97 Gw.; art. 48 Wegverkeerswet 16 maart 1968.) 25 april 1979 1014
14. - Besturen van een voertuig op de openbare weg niettegenstaande vezvallenverklaring van het recht tot sturen Veroordeling- Redengeving. Regelmatig met redenen omkleed is het vonnis, waarbij de bestuurder van een voertuig wordt veroordeeld omdat hij een voertuig op de openbare weg bestuurd heeft niettegenstaande vervallenverklaring van het recht tot sturen, waarbij wordt vastgesteld dat een rechterlijke beslissing tot vervallenverklaring kracht van gewijsde heeft verkregen en melding wordt gemaakt van de duur van de vervallenverklaring en van de datum van de kennisgeving zoals voorgeschreven bij art. 40 Wegverkeerswet. (Art. 97 Gw.; art. 48 Wegverkeerswet.) 6 juni 1979 1171 § 49. Art. 49. § 68. Art. 68.
HOOFDSTUK II WEGVERKEERSREGLEMENT 1975
Afdeling 1. - Algemeen 15. - Snelheid - Wegverkeersreglement 1 dec. 1975, art. 10.1.1" en art. 10.1.3" - Verschillende misdrijven. Niet inachtneming van art. 10.1.1° Wegverkeersreglement 1 dec. 1975, volgens hetwelk elke bestuurder zijn snelheid moet regelen zoals vereist wegens de plaatsgesteldheid, is niet het misdrijf waarvan sprake is in art. 10.1.3° van hetzelfde reglement en volgens hetwelk de bestuurder moet kunnen stoppen voor een hindernis die kan worden voorzien. De omstandigheid dat een bestuurder heeft kunnen stoppen neemt niet weg dat hij schuldig wordt ver-' klaard aan overtreding van art. 10.1.1°, wanneer de snelheid waarmee hij reed· voordat hij tot stilstand kwam, zodanig groot was dat zij, gelet op de plaatsgesteldheid, haar belemmering, de verkeersdichtheid, het zicht, de staat van de weg, de staat en lading van het voertuig, ongevallen kon veroorzaken of het verkeer kon hinderen. 10 oktober 1978 174 Afdeling 2..- Reglementsbepalingen § 1. Art. 1. § 2. Art. 2. 16. - Overtreding - Bestuurder van een niet gei'dentificeerd voertuig- Houder van de nummezplaat - Strafrechtelijke aansprakelijkheid van de houder van de nummezplaat- Uitzonderingen.
-
245 _:_
De vaststelling van een overtreding van bet Wegverkeersreglement zonder identificering van de bestuurder van bet voertuig stelt de houder van de nummerplaat van dat voertuig, waarvan bet nummer is opgenomen, strafrechtelijk aansprakelijk voor de overtreding, tenzij hij, indien de overtreding aan een derde te wijten is, de dader ervan bekend maakt, voor zover hij daartoe niet door· overmacht verhinderd is, althans niet bewijst dat er een vergissing schuilt in de vermelding van bet plaatnummer. 7 februari 1979 659 17. - KB. 1 dec. 1975- Bebouwde kom -"- Begl'ip. In de zin van bet algemeen Wegverkeersregl. 1 dec. 1975 valt onder bet begrip « bebouwde kom » niet alleen bet bij art. 2.11 van voormeld reglement omschreven gebied, maar ook, bij wijze van overgangsmaatregelen totdat de termijn van art. 85.1 van hetzelfde reglement is verstreken, elke groep woningen die zodanig langs de openbare weg gelegen zijn dat deze er uitziet als een straat. 10 april 1979 960 18. - Misdrijf - Bestuurder van een niet geidentificeerd voertuig - Begrip. Een overtreding van bet Wegverkeers-· regl. die is vastgesteld zonder dat de bestuurder van bet voertuig is gei:dentificeerd, kan wettig worden ten laste gelegd aan de houder van de nummer-: plaat van dat voertuig, tenzij deze zijn bewering, dat de overtreding door een derde werd gepleegd, kan staven met gegevens waardoor zij geloofwaardig wordt. 16 mei 1979 1100 § 3. Art. 3. § 4. Art. 4. § 5. Art. 5. 19. - Verkeersborden - Verplichting voor de weggebruikers de vel'keersborden in acht te nemen - Art. 5 Wegverkeersreglement 1 dec. 1975 - Draagwijdte. De bij art. 5 Wegverkeersreglement van 1 december 1975 aan de weggebruikers opgelegde verplichting om de verkeersborden in· acht te nemen wanneer die regelmatig zijn naar de vorm, voldoende zichtbaar zijn en overeenkomstig de voorschriften van bet genoemde reglement zijn aangebracht, geldt onverschillig of de verkeersborden door de.
daartoe wettelijk bevoegde geplaatst zijn. 26 september 1978
overheid 109
20. - Verkeersborden - Verplichting voor de weggebruikers de verkeersbor"' den in acht te nemen -; Wegverkeersreglement 1 dec. 1975,; art. 5 - Draagwijdte van die wetsbepa~ ~~
'
De bij art. 5 Wegverkeersreglement' 1 dec. 1975 aan de weggebruikers opgelegde verplichting om de verkeersborden in acht te nemen wanneer die regelmatig zijn naar de vorm, voldoende zichtbaar zijn en overeenkomstig de voorschriften van bet genoemde reglement zijn aangebracht, is niet afhankelijk van de omstandigheid dat de verkeersborden door de bevoegde overheid zouden geplaatst zijn. 18 oktober 1978 190 § 6. Art. 6. § 9. Art. 9.
Wegverkeersreglement van tweede lid Verplichting voor de bestuurder de vluchtheuvels aan zijn Jinkerhand te Iaten, behalve wanneer de behoeften van .het verkeer het rechtvaardigen deze aan zijn rechterhand te laten - Behoeften ·van het verkeer - Begrip. Elke bestuurder moet de vluchtheuvels aan zijn linkerhand laten behalve wanneer de behoeften van bet verkeer bet -rechtvaardigen deze aan zijn rechterhand te laten; uit de enkele omstandigheden dat bet laat is en dat bet verkeer niet druk is, kan de rechter niet wettig afleiden dat de bestuurder links van een vluchtheuvel is gereden, omdat zulks door bet verkeer was vereist, als bedoeld in art. 9.6, tweede lid, K.B. 1 dec. 1975. 27 september 1978 122 21. 1 dec.
1975, art. 9.6,
22. Voorranghebbende bestuurder - Geen ontslag van de inachtneming van art. 9.3 Wegverkeersregl. Hoewel bet voorrangsrecht zich uitstrekt over de ganse breedte van de door een voorranghebbende bestuurder gevolgde weg, ontslaat dat recht hem niet van de inachtneming van art. 9.3 Wegverkeersregl. dat, buiten de bij dit artikel bepaalde uitzonderingen van toepassing is op iedere bestuurder die de rijbaan volgt. (Artt. 9.3 en 12.3.1 Wewerkeersregl. 1 dec. 1975.) 9 januari 1979 512
~246-
23. - Plaats op de rijbaan - Verplichting voor de bestuurder om zo dicht mogelijk bij de rechterrand van die baan te blijven Draagwijdte van deze vezplichting.. De verplicbting voor de bestuurder die. de rijbaan volgt, om zo dicht mogelijk bij de recbterrand van die baan te blijven, sluit niet de verplicbting in om uiterst recbts te bouden en wordt beoordeeld volgens de omstandigbeden van de zaak. (Art. 9.3 Wegverkeersregl. 1 dec. 1975.) 6 maart 1979 790
dwaling beeft doen 71 Sw.) 4 oktober 1978
ontstaan.
(Art. 145
27.- Voorrang- Wegverkeersreglement 1 dec. 1975 - Bestuurder die voorrang heeft, stopt en zijn voertuig opnieuw in beweging brengt - Maneuver dat door de andere bestuurder niet kon worden waargenomen - Geen verJies van voorrang. De bestuurder die voorrang geniet, verliest deze niet wanneer bij stopt en zicb vervolgens opnieuw in beweging brengt indien dit maneuver door de andere bestuurder niet kon worden § 10. Art. 10. waargenomen. (Art. 12.3.2 Wegverkeers24. Miskenning door een wegge- regl. 1 dec. 1975.) bruiker van een bepaling van het Weg221 25 oktober 1978 verkeersreglement - Niet noodzakelijk een onvoorziene hindernis voor de · 28.- Voorrang- Wegverkeersregleandere weggebruikers. ment 1 dec. 1975, art. 12.3.2 - VoorrangDe miskenning door een weggebruiker hebbende bestuurder die stopt en zich van een bepaling van bet Wegverkeers- opnieuw in beweging zet - Maneuver reglement maakt, voor de andere wegge- dat door de andere bestuurder niet kon bruikers, niet noodzakelijk een niet te worden bemerkt - Geen verlies van :voorrang. voorziene hindernis uit. 9 januari 1979 512 · De bestuurder die voorrang geniet verliest zijn voorrang niet wanneer bij stopt en zicb vervolgens opnieuw in 25. Wegverkeersreglement, beweging zet, indien dat maneuver door art. 10.1.3" - Hindernis die aldan niet de andere bestuurder niet kon worden te voorzien is - Beoordeling door de bemerkt. (Art. 12.3.2 Wegverkeersregl.) feitenrechter. 20 februari 1979 731 De recbter beoordeelt op onaantastbare wijze, in feite, volgens de gegevens 29. - Voorrang - Wegverkeersregl., van de zaak, of een bindernis al dan niet art. 12.3.1 - Voorrang van z·echts te voorzien was voor een bestuurder. Voorrang hangt niet a:f. van de manier (Art. 10.1.3" Wegverkeersregl.) waarop de voorranghebbende bestuurder 24 januari 1979 586 rijdt- Uitzondering. De voorrang welke art. 12.3.1 Wegver§ 11. Art. 11. keersregl. aan de van recbts komende bestuurder erkent, bangt niet af van de § 12. Art. 12. manier waarop die bestuurder rijdt op Wegverkeersreglement, de weg waarop bij zicb bevindt en blijft 26. art. 12.3.1 - Voorrang - Snelheid van bestaan zelfs indien bij in een verboden het voorranghebbend voertuig waardoor richting rijdt; zijn plotselinge aanwezigde voorrangsplichtige bestuurder in zijn beid kan evenwel, in bepaalde omstangerechtvaardigde verwachtingen bedro- digbeden, een niet te voorziene gebeurgen is - Onoverkomelijke dwaling. tenis zijn voor de voorrangscbuldige De voorrang van de bestuurder op de bestuurder. openbare weg geldt over de hele breedte 20 februari 1979 733 van die weg en is onafhankelijk van de 30. - Voorrang - Snelheid van het wijze waarop die bestuurder rijdt; de recbter kan de voorrangsplicbtige van voorranghebbend voertuig die de redeaile aansprakelijkbeid slecbts vrijstellen, Jijke verwachtingen heeft verijdeld van indien bij vaststelt dat de gedraging van de bestuurder die de doorgang moet de voorrangbebbende bestuurder zoda- vrijlaten - Niet te voorziene hindernis nig was, o.m. door de snelbeid waarmee -Begrip. De recbter die vaststelt dat de bij reed, dat daardoor de voorrangsplicbtige bestuurder in zijn gerechtvaardigde bestuurder van een voorrangbebbend · verwacbtingen is bedrogen en aldus bij voertuig « razend snel naderde » en die weggebruiker een onoverkomelijke aldus bet beginsel van art. 10.1.1" en 3"
-247van K.B. 1 dec. 1975 niet in acht heeft genomen en dat « uit die gegevens " volgt dat de voorrangschuldige bestuurder geen misdrijf heeft gepleegd, stelt impliciet maar zeker vast dat de eerste bestuurder, door zijn gedrag, de verwachtingen heeft verijdeld van de voorrangschuldige bestuurder die met een· maneuver was begonnen voordat het voertuig van de andere bestuurder zichtbaar was; uit die vaststellingen kan de rechter wettig afleiden dat het naderen van het voertuig van de voorranghebbende bestuurder voor de voorrangschuldige een niet te voorziene hindernis was. 28 maart 1979 888 31. - Voon·ang - Wegverkeersreglement 1 december 1975, art. 12-4 Toepassingsvoorwaarden. De veroordeling van een bestuurder omdat hij bij de uitvoering van een maneuver aan de andere bestuurders geen voorrang heeft verleend, vindt geen· wettige grondslag in de motivering dat die bestuurder het verkeer het eerst in de war heeft gestuurd en dat hij, al had hij het nodige gedaan om hoe dan ook te stoppen ter hoogte van de rijbaan die hij opreed, met zodanige snelheid was genaderd dat hij de andere weggebruikers wel aan het schrikken moest brengen. (Art. 12-4 Wegverkeersregl. 1975.} 30 mei 1979 1147 32. Wegverkeersreglement van 1 dec. 1975, art. 12.4 - Vezplichting voor de bestuurder die een maneuver wil uitvoeren, vomrang te verlenen Omvang van dit voorschrift~ Het voorschrift van art. 12.4 W egverkeersreglement, luidens hetwelk de bestuurder die een maneuver wil uitvoeren, voorrang moet verlenen aan de andere weggebruikers, geldt enkel voor bestuurders die een.maneuver uitvoeren, ten opzichte van bestuurders die geen maneuver uitvoeren en regelt niet de wederzijdse verplichtingen van bestuurders die beiden een maneuver uitvoeren. 12 juni 1979 1209 § 13. Art. 13. § 16. Art. 16.
33. - Art. 16.3, tweede lid, Wegverkeersreglement 1 dec. 1975 - Rechts inhalen - Voorwaarde. Onverminderd het geval waarin het verkeer in evenwijdige files geschiedt, moet en mag het inhalen van een voertuig op de openbare weg slechts
rechts geschieden, wanneer de in te halen bestuurder te kennen heeft gegeven dat hij voornemens is links af te slaan en zich naar links gewend heeft om deze beweging uit te voeren. (Artt. 16.2 en 16.3, tweede lid, Wegverkeersregl. 1 dec. 1975}. 20 september 1978 82 § 17. Art. 17. § 18. Art. 18. § 19. Art. 19. 34. Verandering van richting Wegverkeersreglement 1 dec. 1975 Bestuurder die op een kruispunt Jinks wil afslaan - Toe te passen regels. De beweging om op een kruispunt links af te slaan ten einde de rijbaan te verlaten, wordt niet geregeld bij de artt. 12.4 en 12.5 Wegverkeersreglement 1 dec. 1975, maar wel bij de artt. 19.1 en 19.3 van dat reglement. 10 oktober 1978 165 35. - Richtingsverandering Wegverkeersreglement 1 dec. 1975, art. 19.3.5' - Bepaling niet van toepassing op een openbaar plein. Niet wettelijk verantwoord is de beslissing van de rechter die de beklaagde veroordeelt wegens overtreding van artikel 19.3.5° Wegverkeersreglement 1 dec. 1975, wanneer hij vaststelt dat het ongeval niet is gebeurd op een kruispunt, maar wel op een plein, in de zin van artikel 2.9 van dat reglement. 17 oktober 1978 186 36. Wegverkeersreglement van 14 maart 1968 - Verandering van Iichting - Wegverkeersreglement van 1 dec. 1975, artt. 19.1 en 19.3 - Bestuurder die naar links wil afslaan om de rijbaan te verlaten Vezplichting zich vooraf ervan te vergewissen dat hij zulks kan doen zonder gevaar voor de achterliggers - Nadat hij zijn voornemen om af te slaan kenbaar heeft gemaakt, zich naar links heeft begeven, is die bestuurder niet vezplicht zich ervan te vergewissen dat hem geen bestuurder links wil inhalen. De bestuurder die naar links wil afslaan om de rijbaan te verlaten, moet zich vooraf ervan vergewissen of hij zulks kan doen zonder gevaar, rekening houdend met de vertragingsmogelijkheden van degenen die hem volgen, en zich bijgevolg ervan vergewissen dat een ander bestuurder niet op het punt staat hem in te halen; die verplichting houdt slechts op, wanneer hij, na zijn voorne-
-248men om links af te slaan duidelijk en tijdig genoeg kenbaar te hebben gemaakt, zich naar links heeft begeven, niet meer verplicht is zich opnieuw ervan te vergewissen dat hij niet gevolgd wordt door een bestuurder die een inhaalmaneuver begint. (Artt. 19.1 en 19.3 Wegverkeersregl. 1 dec. 1975.) 284 8 november 1978
37. - Richtingsverandering Wegverkeersregl. 1 dec. 1975 - Bestuurder die op een kruispunt links wil afslaan Toe te passen regels. De beweging om op een kruispunt links af te slaan ten einde de rijbaan te verlaten, wordt niet geregeld bij de artt. 12.4 en 12.5 Wegverkeersregl. 1 dec. 1975, maar wei bij de artt. 19.1 en 19.3 van dat reglement. 13 februari 1979 691 38. - Richtingsverandering Wegverkeersregl., art. 19.3.3" - Verplichting tegenliggers te laten voorgaan - Die verplichting vereist niet dat het verkeer van die bestuurders normaal geschiedt. De verplichting van art. 19.3.3" Wegverkeersregl. 1 dec. 1975, dat de bestuurder die links afslaat, voorrang moet verlenen aan de tegenliggers op de rijbaan die hij gaat verlaten, vereist niet dat het verkeer van die bestuurders normaal geschiedt. 13 februari 1979 691 39. Richtingsverandering Bestuurder die naar rechts of naar links wil afslaan - Beweging beheerst door 12.4 art. 19 en niet door art. Wegverkeersreglement 1 dec. 1975. De beweging die erin bestaat naar rechts of naar links af te slaan om de rijbaan te verlaten of om zijn voertuig aan de linkerzijde van de rijbaan tot stilstand te brengen, wordt beheerst door art. 19 en niet door art. 12.4 Wegverkeersregl. ook al neemt de bestuurder de voorschriften van eerstgenoemd artikel niet in acht. 24 april 1979 1003 39. - Richtingsverandering Wegverkeersreglement 1 dec. 1975, artt. 19.1 en 19.3- Bestuurder die naar links wil afslaan om de rijbaan te verlaten Verplichting zich vooraf ervan te vergewissen dat hij zulks kan doen zonder gevaar voor de achterliggers - Geen verplichting van die bestuurder, nadat hij zijn voornemen om af te slaan kenbaar heeft gemaakt en zich naar links heeft begeven, om zich ervan te
vergewissen dat geen andere bestuurder hem links tracbt in te halen. De bestuurder die naar links wil: afslaan om de rijbaan te verlaten, moet: zich vooraf ervan vergewissen of hij dit; kan doen zonder gevaar, rekening hou-; dend met de vertragingsmogelijkhedeni van de achterliggers, en moet zich bijge-i volg ervan vergewissen dat geen anderi bestuurder op het punt staat hem in te' halen; wanneer hij, na zijn voornemen' duidelijk en tijdig genoeg kenbaar te hebben gemaakt om elk eventueel ongeval te vermijden, zich naar links heeft begeven, is bij niet meer verplicbt zicb, alvorens de beweging met matige snel-: heid uit te voeren, opnieuw ervan te vergewissen dat geen ander bestuurder tracht in te balen. (Artt. 19.1 en 19.3; Wegverkeersregl. 1 dec. 1975.) · 6 juni 1979 1172 § 20. Art. 20. § 29. Art. 29.
41. Overtreding van het Wegverkeersreglement - Overtreding door de Koning speciaal aangewezen als zware overtreding - Straf - Minimum geldboete. Bij ontstentenis van verzacbtende omstandigbeden bedraagt bet minimum van de geldboete wegens overtreding van het Wegverkeersreglement die door de Koning als zware overtreding is aangewezen, 50 frank. (Art. 29, eerste en derde lid, Wegverkeerswet, gew. bij wet van 9 juni 1975; K.B. 7 april 1975 tot aanwijzing van de zware overtredingen van bet Wegverkeersregl.) 27 maart 1979 880 42. Overtreding van het Wegverkeersreglement door de Koning speciaaj aangewezen als zware overtreding Politiegeldboete uitgesproken zonder opgave van verzachtende omstandigheden - Onwettigheid. Onwettig is de beslissing die, zonder opgave van verzacbtende omstandigheden, een beklaagde veroordeelt tot een politiegeldboete wegens een door de Koning speciaal als zware overtreding aangewezen overtreding van bet Wegverkeersreglement. (Art. 29, eerste en derde lid, Wegverkeerswet, gew. bij wet van 9 juni 1975; K.B. van 7 april 1975 tot aanwijzing van de zware overtredingen van bet Wegverkeersregl.; art. 1 wet van 4 okt. 1867.) 27 maart 1979 880
II
249§ 30. Art. 30.
HOOFDSTUK III WEGVERKEERSREGLEMENT 1968
§ 35. Art. 35.
45. Verandering van richting Wegverkeersreglement van 14 maart KB. 1 dec. 1975 houdende 1968, art. 25.3 - Het is verboden het 43. 1lgemeen reglement op de politie van verkeer van de tegemoetkomende weg'Jet wegverkeer, art. 35.1 - Dragen_. v~n gebruikers te hinderen - Voorwaarde. ~en veiligheidsgordel Geen strJ]dJgVan overtreding van art. 25.3 Weg1eid tussen de verplichting van die verkeersreglement 14 maart 1968, vol'Jepaling en de bepalingen van het gens hetwelk de bestuurder die van fi:uropees Verdrag Rechten van de Mens. richting wil veranderen het verkeer van
De bij art. 35.1 K.B. 1 dec. 1975 aan de Jestuurder en de passagier van de aan llet portier grenzende voorzitplaats van de personenauto's opgelegde verpl~chting de veiligheidsgordel te dragen, IS een door de Koning krachtens de wet vastgestelde maatregel welke zijn verantwoording vindt in de noodzaak de veiligheid te waarborgen van de autobestuurders en van de vervoerde personen; die verplichting is derhalve niet strijdig met art. 8 Europees Verdrag Rechten van de Mens volgens hetwelk het openbaar gezag' zich mag mengen in. d~ ~itoefe ning van het recht op eerl:ne~hgmg ':'an het prive-leven wanneer d1e mmengn:l:g een maatregel is die in een democratische samenleving nodig is voor de openbare veiligheid en de bescherming van de gezondheid. 11 april 1979 971
de tegemoetkomende weggebruikers niet mag hinderen op de rijbaan die hij wil verlaten, is er slechts sprake wanneer dat verkeer normaal is. 20 december 1978 470
HOOFDSTUK IV INSCHRIJVING VAN VOERTUIGEN
HOOFDSTUK IX ALLERLEI VOORSCHRIFI'EN
WERKLOOSHEID
1. - Bedrag van de uitkeringen Werknemer, niet-gezinshoofd - Werknemer, werkloos sinds meer dan een jaar - Uitkel'ing berekend tegen 40 pet. van het loon dat de werknemer verliest - Werknemer die opnieuw recht heeft 44. Veiligheidsgordel Wegver- op een uitkel'ing berekend tegen 60 pet. keersreglement 1 dec. 1975, art. 35.1 van zijn loon, indien hij zijn uitkering Dragen van de veiligheidsgordel gedurende ten minste een jaar heeft Begri~ . onderbroken - Onderbreking - VoorDoor te bepalen zonder nadere preci- waarden.
sering dienaangaande dat de bestuurder en de passagier van de aan het portier grenzende voorzitplaats van de perso~ nenauto's en auto's voor dubbel gebruik de veiligheidsgordel moeten dragen, verplicht art. 35.1 K.B. 1 dec. 1975 de bestuurder en de passagier die gordel op een gepaste wijze te dragen, d.w.z. dat zij die veiligheidsgordel zo moeten aanbrengen dat hij geschikt is voor het doel waarvoor hij gemaakt is; wettelijk verantwoord is de veroordeling van een bestuurder wegens schending van die wettelijke bepaling op grond dat het dragen van de veiligheid~gordel impliceert dat hij op een vC?lled1ge en doelmatige wijze wordt bevest1gd. 27 juni 1979 1290
De werknemer, niet-gezinshoofd, die werkloosheidsuitkeringen geniet, berekend tegen 40 pet. van zijn gemiddeld loon, omdat hij sinds meer dan een jaar werkloos is, kan opnieuw recht hebben op uitkeringen, berekend tegen . 60 pet. van zijn loon, na een onderbrekmg van zijn uitkering gedurende ten minste een jaar, op voorwaarde dat hij gedurende dat jaar niet langer dan drie maanden werkloos of ziek is geweest. (Art. 160, §§ 3 en 5, K.B. 20 dec. 1963 betreffende arbeidsvoorziening en werkloosheid, art. 83bis M.B. 4 juni 1964 inzake werkloosheid.) 18 september 1978 58
§ 36. Art. 36.
2. - Recht op werkloosheidsuitkering - Onbeschikbaarheid van de werkloze voor de algemene arbeidsmarkt Begrip.
§ 87. Art. 87.
Een werkloze is onbeschikbaar voor de algemene arbeidsmarkt, wanneer hij
-250zijn bereidheid om een dienstbetrekking te aanvaarden beperkt door dit aanvaarden afhankelijk te stellen van door hem zelf bepaalde voorwaarden. {Art. 133, vierde lid, K.B. 20 dec. 1963.) 25 september 1978 104 3. - Recht op werldoosheidsuitkering - Onbeschikbaarheid van de werkloze voor de algemene arbeidsmarkt - Voorbehoud voor de hervatting van de arbeid gegrond op overwegingen van familiale aard - Niet beschikbaar voo1· de algemene arbeidsmarkt. Niet beschikbaar voor de algemene arbeidsmarkt is de werkloze die zijn voorbehoud voor de hervatting van de arbeid steunt op overwegingen van familiale aard. (Art. 133 K.B. 20 dec. 1963, art. 46, 1°, M.B. 4 juni 1964.) 104 25 september 1978 4. - Wachttijd - Werknemer met uit eigen wil verkorte werktijd, in de zin van art. 130, § 2bis, KB. 20 dec. 1963Werknemer met uit eigen wil verkorte werktijd die wil dat rekening wordt gehouden met zijn halve arbeidsdagen in een onderneming waar de wekelijkse arbeid over vijf dagen verdeeld is - Het aantal halve dagen moet met 20 pet. worden verhoogd Wanneer een werknemer met uit eigen wil verkorte werktijd, in de zin van art. 130, § 2bis, K.B. 20 dec. 1963 betreffende arbeidsvoorziening en werkloosheid, om aanspraak te kunnen maken op werkloosheidsuitkeringen, doet gelden dat hij halve dagen werkzaam is geweest in een onderneming waar de wekelijkse arbeid normaal en gewoonlijk over vijf dagen verdeeld is, wordt het aantal halve arbeidsdagen met 20 pet. verhoogd. (Artt. 118, 125bis en 130, § 2, K.B. 20 dec. 1963 en art. 7 M.B. 4 juni 1964.) 30 oktober 1978 241 5. Recht op uitkeringen Art. 141 KB. 20 dec. 1963 - Strekking. Art. 141 K.B. 20 dec. 1963 BA.W., krachtens hetwelk aanspraak op werkloosheidsuitkering wegens arbeidsongeschiktheid wordt ohtzegd aan de werk·nemer, die een uitkering ontvangt ingevolge een buitenlandse ziekte- of invaliditeitsverzekering, kan niet a contrario worden uitgelegd als een verbod tot toekenning van Belgische invaliditeitsprestaties, ten laste van de Rijksdienst voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering, aan de werknemer die, overeenkomstig de Italiaanse wetgeving, tijdens een
periode van arbeidsongeschiktheid als bedoeld in de wet van 9 aug. 1963 werkloosheidsuitkeringen heeft genoten ten laste van de Italiaanse instellingen. 8 januari 1979 507 6. - Recht op werkloosheidsuitkering - Huisarbeiders - Art. 130 van het koninklijk besluit van 20 dec. 1963 toepasselijk. Art. 130 K.B. 20 dec. 1963, luidens hetwelk werkloosheidsuitkering in beginsel maar wordt toegekend in geval van werkloosheid in een volledige dienstbetrekking en dat de voorwaarden bepaalt waaronder de werknemer met een onvolledige dienstbetrekking werkloosheidsuitkering kan genieten, is toepasselijk op de huisarbeiders. 12 februari 1979 683 7.- Bedrag van de werkloosheidsuitkering - Werknemer wiens echtgenote zich uitsluitend met het huishouden bezighoudt Werknemer-gezinshoofd -Begrip. Om voor de vaststelling van het bedrag van de werkloosheidsuitkering als werknemer-gezinshoofd te worden beschouwd, is niet vereist dat de gehuwde werknemer samenwoont met zijn echtgenote die zich uitsluitend met het huishouden bezighoudt. (Art. 160 K.B. 20 dec. 1963; art. 83ter. eerste lid, 1°, M.B. 4 juni 1964.) 14 mei 1979 1093
WETGEVENDE MACHT Bevoegdheidsconflict Strijdigheid tussen een wet en een decreet Strijdigheid vastgesteld door het Hoi Verzending naar de Wetgevende Kamel'S. Wanneer het Hof vaststelt dat een wetsbepaling strijdig is met een decreet, zendt het, alvorens verder over de voorziening uitspraak te doen, het ontstane prejudicieel geschil voor beslissing over aan de Wetgevende Kamers. {Wet 3 juli 1971, art. 20, als art. 45 ingevoegd in de wetten op de Raad van State, gecoordineerd op 12 januari 1973.) 11 juni 1979 1192
WETTEN, DECRETEN EN BESLUITEN HOOFDSTUK I. - Begrippen, vereisten HOOFDSTUK II. - Uitlegging HOOFDSTUK III. - Werking in de tijd
-251f'IOOFDSTUK IV. Wettigheid van decreten, besluiten en verordeningen HOOFDSTUK IX. - Allerlei
HOOFDSTUKI BEGRIPPEN, VEREISTEN
1. · - Bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 juli 1975 betreffende de waarborg van een gemiddeld maandinkomen en verbindend verklaard bij KB. 9 sept. 1975 - Vormen een wet in de zin van ad. 608 Ger. W. De · bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 juli 1975 betreffende de waarborg van een gemiddeld maandinkomen, verbindend verklaard bij KB. 9 sept. 1975 ingevolge de CA.O.-wet, vormen een wet in de zin van art. 608 Ger.W. (Impliciet.) 360 29 november 1978 2.- Burgerlijk Wetboek, ad. 1162Wet in de betekenis van ad. 608 Gerechtelijk Wetboek. Ontvankelijk is het middel waarin schending van art. 1162 B.W. wordt aangevoerd, aangezien die bepaling een wet is in de zin van art. 608 Ger.W. 22 maart 1979 860 3. - Koninklijk besluit volgens hetwelk zekere gronden moeten onteigend worden door de procedure bij dringende omstandigheden - Geen wet in de zin van ad. 608 Ger. W. Geen wet in de zin van art. 608 Ger.W. is een koninklijk besluit volgens hetwelk zekere gronden moeten onteigend worden door de procedure bij dringende omstandigheden. 6 april 1979 939
HOOFDSTUK II UITLEGGING
4. Uitlegging van de wet - De rechter kan steun vinden in de parlementaire voorbereiding van de wet om de betekenis van de wet vast te stellen. De rechter steunt wettig op de parlementaire voorbereiding van een wet om de betekenis en de draagwijdte ervan vast te stellen. 18 september 1978 57 5.- Bindende interpretatie- Provinciebelastingen Beslissing vande bestendige deputatie van een provincieraad enkel gegrond op haar vroegere interpretatie van de provinciale belas-
tingverordening - Bestendige deputatie niet bevoegd om een bindende interpretatie te geven aan een provincieverordening - Niet wettelijk verantwoorde beslissing. Niet wettelijk verantwoord is de beslissing van de bestendige deputatie van een provincieraad die, ter afwijzing van de vordering van een belastingplichtige, beslist dat de bestendige deputatie gebonden was door haar vroegere interpretatie; de bestendige deputatie is immers niet bevoegd om een bindende interpretatie te geven van een provincieverordening. 25 mei 1979 1119
HOOFDSTUK III WERKING IN DE TIJD
6. - Opheffing - Nieuwe wet niet verenigbaar met een vroegere wet Nieuwe wet die onweerlegbaar aan een vroegere wet haar verbindende kracht ontneemt - Uitdrukkelijke opheffing in de zin van ad. 2 Ger. W. Wanneer een met een vroegere wet onverenigbare nieuwe wet onweerlegbaar aan de vroegere wet haar verbindende kracht ontneemt, is die opheffing, in de zin van art. 2 Ger.W., een uitdrukkelijke opheffing. 628 2 februari 1979 7. - Koninklijk besluit tot algemeen verbindendverklaring van een in paritair comite gesloten collectieve arbeidsovereenkomst - Terugwerking - Beperking. Het koninklijk besluit tot algemeen verbindendverklaring van een collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van de datum waarop de overeenkomst in werking treedt, zonder dat het evenwelmeer dan een jaar v66r de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad kan terugwerken. (Art. 32, CA.O.-wet.) 19 februari 1979 726 8. - Toepassing in de tijd - Waters - Vergunning tot lozing van afvalwater ve1-Jeend door de wet van 11 maad 1950 op de bescherming van de wateren tegen verontreiniging Niet-inachtneming van de vergunningsvoorwaarden Ovedreding gepleegd na inwerkingtreding van de wet van 26 maad 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontJ:einiging - Toepassing van de straffen bij die wet gesteld De straffen gesteld bij art. 41, § 1, Wet Bescherming Verontreiniging Opper-
-252vlaktewateren 26 maart 1971 zijn vanaf king van de . burgerrechtelijke aanspra de inwerkingtreding van die wet van kelijkheid van de pleger van het mis toepassing op de niet-inachtneming van drijf. de vootwaarden opgelegd krachtens een Door het feit, dat de schipper wtem bij de Wet Bescherming Verontreiniging schip gezonken is, zijn schip niet zc Wateren 11 maart 1950 verleende ver- spoedig mogelijk vlot maakt, als misdrijJ gunning tot lozing van afvalwater niette- aan te merken en meteen strafbaar te genstaande de opheffing van laatstver- stellen,· zijn de artt. 49, eerste lid, en 10C melde wet. (Art. 49, tweede lid, wet K.B. 15 okt. 1935 houdende algem. reg!. 26 maart 1971; art. 15, eerste lid, K.B. der scheepvaartwegen niet strijdig mei 23 jan. 1974.} de wettelijke bepalingen, die in zekere 10 april 1979 953 gevallen beperking mogelijk maken van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de eigenaar van het schip. HOOFDSTUK IV (Art. 107 Gw., artt. 49 en 100 K.B. 15 okt. WETTIGHEID VAN DECRETEN, BESLUITEN 1935.} EN VERORDENINGEN 10 april 1979 962 9. Waters Bescherming van 12. Wegverkeerswet 16 maart 1968, oppervlaktewateren tegen verontreiniging - Koninklijk besluit van 23 januari art. 1 - Dragen van een veiligheidsgor1974 houdende algemeen reglement voor del - KB. 1 dec. 1975, art. 35.1 het Jozen van afvalwatez· in openbare Wettigheid van die bepaling. Nu art. 1 Wegverkeerswet riolen en in oppervlaktewateren, 16 maart 1968 aan de Koning de art. 15- Wettelijke grondslag. Art. 15 K.B. Algemeen Regl. lozen bevoegdheid toekent de algemene regleafvalwater 23 jan. 1974, waarvan het menten betreffende de politie over het tweede lid als overgangsbepaling de verkeer op de wegen vast te stellen, en voorwaarden in acht neemt die zijn onder meer de cveiligheid van het wegopgelegd krachtens de Wet Bescherming verkeer beoogt, welke zowel de veiligVerontreiniging Wateren 11 maart 1950, heid van de autobestuurders als die van· is wettelijk gegrond op de artt. 44, § 1, de vervoerde personen omvat, is wettig 49 en 50 Wet Bescherming Verontreini- de bepaling van art. 35.1 K.B. 1 dec. 1975 die het dragen van een veiligheidsging Oppervlaktewateren 26 maart 1971. gordel voorschrijft. 10 april 1979 953 11 april 1979 971, 10. Waters - Bescherming van 13.Wegverkeersreglement 16 maart oppervlaktewateren tegen verontreiniging - Wet van 26 maazi: 1971, artt. 44, 1968, art. 1 ·.- Wegverkeersreglement § 1, 49 en 50 - Macht aan de Koning 1 dec. 1975, art. 35.1 - Wettigheid van die reglementaire bepaling. verleend- Omvang. Nu art. 1 Wegverkeerswet 16 maart: De macht die aan de Koning, als 1968 aan de Koning de bevoegdheid overgangsmaatregel is verleend door de toekent de algemene reglementen artt. 44, § 1, 49 en 50 Wet Bescherming betreffende de politie over het verkeer Verontreiniging Oppervlaktewateren op de wegen vast te stellen, en onder 26 maart 1971 sluit in dat hij ook meer de veiligheid van het wegverkeer toepasselijk kan maken de sancties beoogt, welke zowel de veiligheid van de welke in die wet zijn gesteld en die autobestuurders als die van de vervoerde vanaf de inwerkingtreding van laatstver- personen omvat, is wettig de bepaling melde wet van toepassing zijn op de van art. 35.1 K.B. 1 dec. 1975 die het niet-inachtneming van de voorwaarden dragen van een veiligheidsgordel voordie zijn opgelegd bij de bestaande ver- schrijft. gunningen, verleend bij de Wet Bescher27 juni 1979 1290 ming Verontreiniging Water 11 maart 1950. 10 april 1979 953 HOOFDSTUK IX 11. - Binnenvaart - Koninklijk beALLERLEI sluit van 15 oktober 1935, artt. 49 en 100 - Verordeningsbepalin14. - Internationaalrechtelijke, inzongen waarbij een feit als misdrijf en derheid gemeenschapsrechtelijke norm meteen strafbaar wordt gesteld- Veror- - Conflict tussen een dergelijke norm deningsbepalingen niet stzijdig met de en een nationaalrechtelijke norm wettelijke bepalingen nopens de beper- Gevolgen.
-253Onverenigbaar met de bepalingen van het E.E.G.-Verdrag - zodat de rechter ze niet mag toepassen - is een wettelijke bepaling van nationaal recht waa~ door het misbruik van een machtspositie, .:dat volgens art. 86 E.E.G.-Verdrag onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt en daarom verbode~. IS, volgens dat nationaal recht, onvermiJdelijk als regel toegelaten wordt, gereglementeerd wordt of gewoon wettelijk gemaakt wordt; als daarentegen een wettelijke bepaling van nationql'J.l recht enkel ,in bepaalde gevallen begunstiging van een dergelijk misbruik tot gevolg heeft, kan zij niet beschouwd worden als strijdig met de bepalingen van het gemeenschapsrecht, maar het feitelijk misbruik maken van een machtspositie op de gemeenschappelijke markt of op een wezenlijk deel daarvan, waardoor de handel tussen Lid-Staten kan worden bei:nvloed, zou niettemin o.g.v. vorenvermeld art. 86 verboden blijven. 22 december 1978 485 15. - Bevoegdheidsconflict Strijdigheid tussen een wet en een decreetStrijdigheid vastgesteld door het Hof Verzending naar de Wetgevende Kamers. W anneer het Hof vaststelt dat een wetsbepaling strijdig is met een decreet, zendt het, alvorens verder over de voorziening uitspraak te doen, het ontstane prejudicieel geschil voor beslissing over aan de Wetgevende Kamers. (Wet 3 juli 1971, art. 20, als art. 45 ingevoegd in de wetten op de Raad van State, gecoordineerd op 12 januari 1973.) 11 juni 1979
1192
WISSELBRIEF Verjaring van de rechtsvordering uit de wisselbrief - Gevolg op de onderliggende schuldvordering. , De verjaring bedoeld in art. 70 Wisselwet heeft enkel betrekking op de rechtsvordering uit de wisselbrief en heeft geen invloed op de onderliggende schuldvordering, waaraan een andere oorzaak ten gronde ligt. (Kh., boek I, titel VII, art. 70.) 23 maart 1979 870
Luxemburgs Instituut voor de Wissel Beklaagde wonende in een Vlaamse gemeente - Verzoek van het BelgischLuxemburgs Instituut voor de Wissel in het Nederlands opgesteld - Bij dat verzoek gevoegde stukken in het Frans gesteld - Geldigheid van het verzoek. Overtredingen van de reglementering inzake de wisselcontrole worden vervolgd door het openbaar ministerie, op verzoek van het Belgisch-Luxemburgs Instituut voor de Wissel; geen enkele bepaling van de wet van 15 juni 1935 op het taalgebruik in gerechtszaken verbiedt aan het Belgisch-Luxemburgs Instituut voor de Wissel bij zijn in het Nederlands gestelde verzoek betreffende een in een Vlaamse gemeente wonende beklaagde, verslagen te voegen die in het Frans zijn opgesteld. (Art. 6 Be- ' sluitwet 6 okt. 1944.) 23 januari 1979 574
WOONPLAATS Keuze van woonplaats in een akte van boger beroep - Gevolgen. De keuze van woonplaats door de appellant in de akte van hoger beroep geldt niet enkel voor de procedure in hoger beroep doch ook voor de tenuitvoerlegging van de beslissing in hoger beroep en het instellen van een rechtsmiddel tegen die beslissing. 1303 · 28 juni 1979
WRAKING. 1. - Strafzaken - Procedure. Wraking wordt voorgedragen bij een ter griffie van het betrokken gerecht ingediende akte. (Impliciet.) (Art. 835 Ger.W.) 18 oktober 1978 195 2. - Strafzaken -Rechtspleging. Wraking wordt voorgedragen bij een akte die wordt neergelegd ter griffie van bet gerecht waarbij de zaak aanhangig is. (Impliciet.) (Art. 835 Ger.W.) 646 6 februari 1979
3. - Aide van wraking - OnduideJijkheid- Niet ontvankelijke aangifte. Niet ontvankelijk, wegens onduidelijkheid, is de wraking waarin de wrakende WISSELCONTROLE partij op verwarde en onbegrijpelijke Vervolging van overtredingen - Ver- wijze onsamenhangende beschuldiginvolging door het openbaar ministerie gen uit. 27 april 1979 1025 ingesteld op verzoek van het Belgisch-
-2544. Uitspraak over de akte van wraking Die uitspraak moet, op verzoek van de griffier, aan de partijen in het incident worden betekend door de daartoe bij die beslissing aangestelde gerechtsdeurwaarder. De uitspraak over de akte van wraking moet, op verzoek van de griffier, aan de partijen in het incident worden betekend door de daartoe bij die beslissing aangestelde gerechtsdeurwaarder. (Art. 838, derde lid, Ger.W.) 27 april 1979 1025
vraagt de gerechtigde geen toepassing daarvan. (Art. 70, § 2, Z.LV.-Wet 9 aug. 1963.) .633 5 februari 1979 3. - Algeiiiene begrippen - Ziekteen Invaliditeitswet, art. 70, § 2 - De verzekeringsinstelling die ten gunste van de getroffene van een ongeval prestaties heeft verstrekt, is gesubrogeerd in de rechten van de getroffene tegen degene die de schade heeft veroorzaakt Begrip. De verzekeringsinstelling die ten gunste van de getroffene van een ongeval prestaties heeft verstrekt als bepaald in de Ziekte- en Invaliditeitswet, en die als gesubrogeerde in de rechten van de rechthebbende op deze prestaties optreedt tegen de voor het ongeval aansprakelijke derde, kan geen andere ZIEKTE- EN INVALIDITEITSVER- rechten uitoefenen dan die welke deze rechthebbende zelf uit hoofde van· die ZEKERING schade tegen de aansprakelijke derde HOOFDSTUK I. - Algemene begrippen had kunnen uitoefenen; deze kan dien·. HOOFDSTUK II. .:._ Arbeidsongeschikt- tengevolge tegen de rechtsvordering van de in de plaats gestelde verzekeringsinheid stelling de verweermiddelen en excepties HOOFDSTUK IlL - Ziektekosten aanvoeren die hij aan de rechtsvordering van de getroffene had kunnen tegenwerpen. (Art. 70, § 2, Ziekte- en HOOFDSTUKI Invaliditeitswet.) ALGEMENE BEGRIPPEN 14 maart 1979 827 1.- Wet van 9 aug. 1963, art. 102HOOFDSTUK II Processen-verbaal Verplichting een ARBEIDSONGESCHIKTHEID afschrift van de processen-verbaal binnen zeven dagen aan de overtreders te 4. Toekenning van prestaties zenden - Voorwaarde. Art. 70, § 2, wet 9 aug. 1963 - Schade Art. 102 Ziekte- en Invaliditeitswet, gedekt ingevolge het gemeen recht of luidens hetwelk een afschrift van de een andere wetgeving- Begrip. desbetreffende processen-verbaal, op De voor het gemeenrecht of door een straffe van nietigheid, aan de overtre- andere wetgeving gedekte schade, in de ders binnen zeven dagen moet worden zin van .art. 70, § 2, wet 9 aug. 1963 is, geadresseerd, is niet toepasselijk op wat de invaliditeitsprestaties betreft, de processen-verbaal die geen overtreding vermindering van het vermogen tot vervan de wets- en verordeningsbepalingen dienen bedoeld in art. 56, § 1, van die betreffende de verzekering voor genees- wet en verschilt dus van de schade die kundige verzorging of uitkeringsverzeke- wordt gedekt door de werkloosheidsuitring vaststellen. kering welke aan de arbeidsgeschikte 22 december 1978 478 werknemer wordt toegekend, wegens het 2.- Art. 70, § 2, Z.L V.-Wet 9 aug. 1963 loonverlies te wijten aan de onmogelijk- Schade gedekt door een andere wet- heid om een behoorlijk werk te vinden. (Artt. 56, § 1, en 70, § 2, Z.I.V.-Wet.) telijke regeling- Begrip. 8 januari 1979 507 Art. 70, § 2, wet 9 aug. 1963 volgens hetwelk de verzekeringsprestaties wor5. Ziekte- en Invaliditeitswet, den geweigerd indien de schade, waar- art. 70, § 2 - Verzekeringsinstelling die voor de verzekering wordt aangespro- de hospitalisatiekosten van de getroffene ken, gedekt is door een andere wetge- van een ongeval geheel of gedeeltelijk ving, moet worden verstaan in die zin gedekt heeft - Vordering tot indeplaatsdat de prestaties niet toegekend worden stelling tegen de voor het ongeval aanals de schade kan gedekt worden door sprakelijke derde Voorwaarden en een andere wettelijke regeling, ook al modaliteiten.
z
-255De verzekeringsinstelling die de hospitalisatiekosten van de getroffene van een ongeval geheel of gedeeltelijk heeft gedekt, kan als gesubrogeerde in de rechten van de getroffene tot terugbetaling van deze kosten niet optreden tegen de voor het ongeval aansprakelijke derde dan binnen de perken van de uitgaven die hij deswege overeenkomstig de wet heeft gedaan; deze derde kan in zover hij dit verweermiddel tegen de getroffene had kunnen aanvoeren, de aftrek vorderen van de normale kosten van persoonlijk onderhoud die de getroffene ten gevolge van zijn opneming in bet ziekenhuis heeft kunnen besparen. (Art. 70, § 2, Ziekte- en Invaliditeitswet.) 14 maart 1979 827 6. - Arbeidsongeschiktheid - Begrip. Voor de vaststelling van de arbeidsongeschiktheid in de zin van art. 56, § 1, van de wet van 9 augustus 1963 dient geen rekening te worden gehouden met de omstandigheid dat de werknemer de letsels en functionele stoornissen die zijn vermogen tot verdienen verminderen, reeds vertoonde alvorens hij zijn arbeid onderbrak. 26 maart 1979 875 7. - Zelfstandigen Arbeidsongeschiktheid - Begrip. Een vonnis dat beslist dat voor de berekening van bet rustpensioen van een zelfstandige, de periodes van ziekte of invaliditeit kunnen worden gelijkgesteld met een periode van beroepsbezigheid, impliceert niet dat die werknemer voor dezelfde periode arbeidsongeschikt is, als vereist om recht te hebben op de vergoedingen wegens ongeschiktheid. (Art. 20 K.B. 20 . juli 1971 houdende instelling van een verzekering tegen arbeidsongeschiktheid ten voordele van zelfstandigen en art. 29 K.B. 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende bet rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen.) 6 juni 1979 1175
HOOFDSTUK III ZIEKTEKOSTEN
voor Beroepsziekten een rente toekent, is geen werknemer die als mijnwerker gerechtigd is op een invaliditeits- of rustpensioen, in de zin van artikel 21, so. wet 9 aug. 1963 tot instelling en organisatie van een regeling van verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering. 16 oktober 1978 182 9. Geneeskundige verzorging Werknemer die Rechthebbenden ophield met werken in Belgie zonder arbeidsongeschikt te zijn, in de zin van de wet 9 aug. 1963 tot instelling en organisatie van een regeling van verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, art. 56 - Werknemer die naar Italie is teruggekeerd en er niet onderworpen was aan de sociale zekerheidWerknemer die, na de stopzetting van zijn werkzaamheid in Belgie, niet in aanmerking kan komen voor geneeskundige verzorging. De werknemer die ophield met werken in Belgie, terwijl hij niet arbeidsongeschikt was, in de zin van art. 56 wet 9 aug. 1963 tot instelling en organisatie van een regeling van verplichte ziekteen invaliditeitsverzekering, en die niet onderworpen is aan de sociale zekerheid in Italie, waar hij teruggekeerd was, kan niet meer in aanmerking komen voor de geneeskundige verzorging. (Art. 21 wet 9 aug. 1963.} 16 oktober 1978 182 10. Geneeskundige verzorging Rechthebbenden - Werknemer die een rente geniet, toegekend door het Fonds voor Beroepsziekten - Sociale zekerheidsbijdragen welke op die rente worden geheven - De afhouding heeft niet tot gevolg dat die werknemer voor de gezondheidsverzorging in aanmei·king kan komen. De werknemer die van het Fonds voor Beroepsziekten een rente ontvangt waarop sociale zekerheidsbijdragen worden ingehouden, kan uit dien hoofde de geneeskundige verzorging niet genieten. (Art. 21, 1•, wet 9 aug. 1963 tot instelling en organisatie van een regeling van verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering; art. 46 wetten betreffende de schadeloosstelling voor en de voorkoming van beroepsziekten, gecoordineerd op 3 juni 1970.} 16 oktober 1978 182
8. Geneeskundige verzorging Rechthebbenden - Wet 9 aug. 1963 tot instelling en organisatie van een regeJing van verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, art. 21, 8" - Invaliditeits- of rustpensioen als mijnwerker 11. - Zelfstandige - Geneeskundige Begrip. De gewezen mijnwerker die lijdt aan verstrekkingen - Revalidatie en herpneumoconiosis en aan wie bet Fonds scholing van een kind - Begrip.
-256Art.
1, tweede lid, 14", K.B. 30 juli 1964 volgens hetwelk de ziekteen invaliditeitsverzekering tussenkomt in verstrekkingen voor revalidatie die bestemd zijn om bij een kind een lichamelijke of mentale handicap zo volledig mogelijk tegen te gaan of te verhelpen, maakt geen onderscheid tussen de accidentele of aangeboren oorsprong van die handicap en beoogt niet enkel het herstel van een vroeger bestaande gezondheidstoestand, maar ook de verzorging om een handicap van het kind te verhelpen, ongeacht de oorsprong ervan. (Art. 1, tweede lid, 14•, K.B. 30 juli 1964 houdende de voorwaarden waaronder de toepassing van de Z.I.V.-Wet 9 aug. 1963 tot de zelfstandigen wordt verruimd.) 5 februari 1979 633 12. Geneeskundige verzorging Revalidatie - Begrip.
Wegens revalidatie vereiste hulp die voor tegemoetkoming door de ziekte- en invaliditeitsverzekering in aanmerking komt, kan bestaan uit de aankoop door de verzekerde van een home-trainer, ook al is bij het gebruik ervan geen kinesi-· therapeut aanwezig. (Wet 9 aug. 1963, artt. 19 en 23, a·.) 9 april 1979 942
13. - Geneeskundige verzorging Revalidatie - Begrip. Wegens revalidatie vereiste hulp die voor tegemoetkoming door de ziekte- en invaliditeitsverzekering in aanmerking komt, kan aile maatregelen en voorzie-, ningen omvatten die erop gericht zijn. zieken en minder-validen zo volledig: mogelijk aan het maatschappelijk !even: te Iaten deelnemen. (Wet 9 aug. 1963, art. 23, a·.) 30 april 1979 1027
NOTEN EN CONCLUSIES VAN HET OPENBAAR MINISTERIE
De noten en conclusies van het openbaar ministerie verschenen van 1961 af tot en met 1970 zijn opgenomen in de tienjarige inhoudsopgave van de Arresten van het Hof van Cassatie, alsmede in « Bulletin des arrets de la Cour de cassation • en in « Pasicrisie belge » (eerste deel van 1970).
AANHANGIG GEDING Burgerlijke zaken Begrip in artikel 565 van het Gerechtelijk Wethoek. -Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass;, 4 mei 1972, Bull. en Pas., 1972, 806. Begrip in internationaal verdragsrecht - Begrip in de Belgisch-Duitse overeenkomst van 30 juni 1958, goedgekeurd bij de handeling van de wetgevende macht van 10 augustus 1960 - Draagwijdte van artikel 15. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 4 mei 1972, Bull. en Pas., 1972, 806.
Burgerlijk Wetboek, artt. 1382 en 1383 - Fout - Begrip. Concl. adv.-gen. F. DUMaN, Cass., 23 april 1971, A.C., 1971, 786. Schadeloosstelling - Schadeloosstelling in natura onmogelijk - Schadeloosstelling door toekenning van een vergoeding- Wettigheid- Voorwaarden. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 10 sept. 1971, A.C., 1972, 31. Aansprakelijkheid waarvan sprake in art. 1384, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek- Onrechtmatige daad van de minderjarige- Begrip. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 28 okt. 1971, Bull. en Pas., 1972, 200.
(BUITEN AANSPRAKELIJKHEID Aansprakelijkheid waarvan sprake in OVEREENKOMST) art. 1384, tweede lid, van het Burgerlijk Uitvoerende macht- Verzuim om een Wetboek- Daad van een minderjarige verordening uit te vaardigen - Schade zonder onderscheidingsvermogen ten gevolge van dit verzuim - Burger- Objectieve schuld - Begrip. lijk Wetboek, artt. 1382 en 1383 Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER Verplichting dit te herstellen. MEERSCH, .Cass., 28 okt. 1971, Bull. en . Concl. adv.-gen. F. DUMaN, Cass., Pas., 1972, 200. 23 april 1971, A.C., 1971, 786. Geen afwijking van de regels in· Uitvoerende macht- Verzuim om een zake aansprakelijkheid, krachtens de verordening uit te vaardigen - Geen artt. 1382, 1383 en 1384, eerste lid, voor termijn door een wetsbepaling vQorge- het bestuur. schreven om een verordening uit te Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER vaardigen - Schade ten gevolge van dit MEERSCH, Cass., 9 nov. 1972, Bull. en verzuim · Burgerlijk Wetboek, Pas., 1973, 237. artt. 1382 en 1383 - Verzuim dat kan Landsverdediging. leiden tot .de verplichting de schade te vergoeden. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 9 nov. 1972, Bull. en Concl. · adv.-gen. F. DuMON, Cass., 23 april 1971, A.C., 1971, 786. Pas., 1973, 237.
-258Samenloop van de contractuele aansprakelijkheid en de aansprakelijkheid buiten overeenkomst. Concl. eerste adv.-gen. PAUL MAHAux, Cass., 7 dec. 1973, A.C., 1974, 395. Contractant die zich door een aangestelde of door een beambte laat vervangen voor de uitvoering van een contractuele verbintenis - Aansprakelijkheid buiten overeenkomst van deze beambte t.a.v. de contractant- Voorwaarden. Concl. eerste adv.-gen. PAUL MAHAux, Cass., 7 dec. 1973, A.C., 1974, 395. Buurschapsstoornissen - Stoornissen aan een eigendom veroorzaakt door werken op een naburig erf- Aansprakelijkheid van de eigenaar van dit goed t.a.v. de gebruiker van deze naburige eigendom. Concl. eerste adv.-gen. PAUL MAHAUX, Cass., 10 jan. 1974, Bull. en Pas., 1974, 488. Schade veroorzaakt door respectieve fouten van verscheidene personen Allen verplicht de schade jegens de benadeelde volledig te vergoeden Begrip - Grondslag. Concl. adv.-gen. F. DUMON, Cass., 15 feb. 1974, A.C., 1974, 661. Schade Gemeenschappelijke fout van verscheidene personen - Hoofdelijke aansprakelijkheid Gemeenschappelijke fout - Begrip. Concl. adv.-gen. F. DUMON, Cass., 15 feb. 1974, A.C., 1974, 661.
mag verlenen voor de betaling van de door hem vastgestelde vergoeding. Noot, get. F.D., Cass., 13 sept. 1977, A.C., 1978, 45. Aansprakelijkheid voor een zaak die men onder bewaring heeft - Burgerlijk Wetboek, art. 1384, eerste lid - Gebrek van de zaak - Begrip. Concl. eerste adv.-gen. DUMON, Cass., 19 jan. 1978, Bull. en Pas., 1978, 582. Begrafeniskosten betaald door de weduwe van het slachtoffer - Recht van de weduwe op vergoeding van de eruit voortvloeiende schade vanwege degene die voor het overlijden aansprakelijk is. Noot 3, get. A.C., Cass., 26 april 1978, A.C., 1978, 988. Schade - Oorzakelijk verband tussen een fout en de schade Uitgaven, kosten en prestaties die door conventionele of wettelijke verplichtingen zijn opgelegd - Schade die voortvloeit uit de werking van een openbare dienst Eventuele fout van een derde die tot die uitgaven, kosten of prestaties geleid heeft - Noch schade, noch oorzakelijk verband tussen schade en fout in de zin van art. 1382 van het Burgerlijk Wethoek. Concl. eerste adv.-gen. F. DUMON, Cass., 28 april 1978, A.C., 1978, 1004.
ADOPI'IE Wettiging door adoptie- Grootouders van de oorspronkelijke familie van bet door adoptie gewettigd kind kunnen, in Doden - Schade die de rechtverkrij- beginsel, bezoekrecbt uitoefenen. genden van de getroffene ondergaan ten · Noot, get. F.D., Cass., 4 maart 1976, gevolge van het verlies van diens inkomA.C., 1976, 767. sten - Vaststelling van die schade Geen samenvoeging mogelijk van de krachtens de Arbeidsongevallenwet uit- ADVOCAAT gekeerde vergoedingen en de volgens Tucht - Ere-advocaat - Intr~king het gemeen recht voor dezelfde schade of deel van dezelfde schade toegekende door de raad van de Orde, van de macbtiging tot bet voeren van deze titel vergoedingen. - Beslissing boudende veroordeling in Noot, get. A.B., Cass., 6 sept. 1977, A.C., tucbtzaken Beslissing waartegen 1978, 17. boger beroep kan worden ingesteld. Concl. eerste adv.-gen. PAUL MAHAux, Schade aan een ander veroorzaakt Cass., 25 okt. 1973, Bull. en Pas., door een persoon die zich in staat van 1974, 213. krankzinnigheid bevindt of in staat van ernstige geestesstoornis of zwakzinnigVoorwaarden waaronder de advocaat heid die hem voor de controle van zijn daden ongeschikt maakt - Burgerlijk lasthebber van zijn client is. Wetboek, art. 1386bis- Wettelijke bepaNoot get. W.G., Cass., 24 jan. 1974, ling op grond waarvan de rechter uitstel A.C., 1974, 576.
-259Tucht - Uitvoering van en oordeel moet kenbaar maken - Door beroepsgeover tuchtvordering - Behoren in eerste heim gedekte stukken niet uit de debataanleg aan de Orde van Advocaten. ten geweerd. Concl. proc.-gen. DELANGE, Cass., Concl. proc.-gen. DELANGE, Cass., 12· 3 juni 1976, Bull. en Pas., 1976, 1070. mei 1977, Bull. en Pas., 1977, 929. Tucht - Tuchtraad van beroep van de Tuchtraad van beroep van de balies balies van het rechtsgebied van een hof Openbaarheid van de pleidooien, verslavan beroep - Personen bevoegd om bij gen en vonnissen voorgeschreven bij art. de tuchtraad van beroep een zaak aan- 757 van het Gerechtelijk Wetboek - · hangig te maken. , Wettelijke bepaling niet toepasselijk. Concl. proc.-gen. DELANGE, Cass., Concl. proc.-gen. DELANGE, Cass., 3 juni 1976, Bull. en Pas., 1976, 1070. 1 dec. 1977. Bull. en Pas., 1978, 362. l Tucht - Tuchtraad van beroep van de Tuchtraad van beroep van de balies balies van het rechtsgebied van een hof Gerechtelijk Wetboek, art. 476 - Debatvan beroep - Tuchtvordering uitgeoe- ten in openbare zitting als de verdachte fend door de procureur-generaal bij dit advocaat dit vraagt - Draagwijdte van hof - Tussenkomst van de Orde van deze wettelijke bepaling. Advocaten uitgesloten voor de tuchtraad Concl. proc.-gen. DELANGE, Cass., van beroep. 1 dec. 1977, Bull. en Pas., 1978, 362. Concl. proc.-gen. DELANGE, Cass., Raad van de Orde - Tuchtrechtelijke 3 juni 1976, Bull. en Pas., 1976, 1070. beslissing - Art. 468 van het GerechteTucht - Beslissing van de tuchtraad lijk Wetboek- Draagwijdte. van de balies van het rechtsgebied van Concl. proc.-gen. DELANGE, Cass., een hQf van beroep - Voorziening in 1 dec. 1977, Bull. en Pas., 1978, 362. cassatie - Personen bevoegd om zich in Raad van de Orde - Beslissing alvocassati~ te voorzien. rens recht te doen in tuchtzaken Concl. proc.-gen. DELANGE, Cass., Beslissing waartegen hager beroep kan 3 juni 1976, Bull. en Pas., 1976, 1070. worden ingesteld. Concl. proc.-gen. DELANGE, Cass., Tucht - Beslissing van de tuchtraad 1 dec. 1977, Bull. en Pas., 1978, 362. van de balies van het rechtsgebied van een hof van beroep - Voorziening in cassat1e van de betrokken advocaat ADVOCAAT BIJ HET HOF VAN CASVoorziening gericht tegen de procureurSATIE generaal bij dit hof van beroep - Orde Uitdrukkelijke afstand in burgerlijke van Advocaten kan noch verweerster noch tussenkomende partij voor het Hof zaken door een advocaat bij het Hof van Cassatie - Geen verplichting voor hem van Cassatie zijn. een bijzondere volmacht te hebben. Concl. proc.-gen. DELANGE., Cass., Noot, get. J.V., Cass., 5 feb. 1976, A.C.,· 3 ~uni 1976, Bull. en Pas., 1976, 1070. 1976, 662. Briefwisseling met een gedetineerde - Geen toezicht van de directeur van de AFSTAMMING gevangenis - Op voorwaarde dat de Levensonderhoud - Wettig kind briefwisseling betrekking heeft op de Vordering tot betaling van een bijdrage verdediging van de gedetineerde Gewettigde twijfel van de directeur van in het onderhoud en de opvoeding van de gevangenis Geen aanwijzingen het kind, van de moeder tegen een. voor een strafrechtelijk misdrijf - Over- andere man dan de wettige vader. Noot, get. A.T., Cass., 6 juni 1975, A.C., zending aan de stafhouder van de Orde 1975, 1066. van Advocaten- Wettigheid. Concl. proc.-gen. DELANGE, Cass., 1Z mei 1977, Bull. en Pas., 1977, 929. AFSTAND Burgerlijke zaken Uitdrukkelijke Beroepsgeheim - Verschijning voor de tuchtraad van beroep - Openbaar- afstand door een advocaat bij het Hof heid van de debatten gevraagd - Advo- van Cassatie - Geen verplichting voor caat niet vrijgesteld van zijn verplichting hem een bijzondere volmacht te hebben. tot eerlijkheid en loyauteit waardoor hij Noot, get. J.V., Cass., 5 feb. 1976, A.C., de geheimen waarvan hij kennis draagt, 1976, 662.
260ARBEIDSONGEVAL
Slachtoffer door zijn ondernemingshoofd ter beschikking gesteld van een ander ondernemingshoofd Ongeval veroorzaakt door een aangestelde van het tweede ondernemingshoofd - Aansprakelijkheid van dit laatste ondernemingshoofd geregeld door het gemeen recht. Noot 3, get. L.F.D., Cass., 3 maart 1971, A.C., 1971, 636.
Ongeval op de weg naar en van het werk - Onderbreking van het traject Belangrijke onderbreking die niet door overmacht verantwoord is. Concl. adv.-gen. LENAERTS, . Cass., 6 nov. 1978, A.C., 1978-79, 266_. Ongeval- Begrip- Bewijs. Concl. adv.-gen. LENAERTS, Cass., 28 mei 1979, A.C., 1978-79, 1127. ARBEIDSOVEREENKOMST
Bedienden - Lid van het vrij onderwijs - Clausule van de overeenkomst Ongeval op de weg naar of van het volgens welke de overeenkomst van werk- Voor het ongeval aansprakelijke rechtswege en zonder vergoeding . verlasthebbers of aangestelden van de broken wordt als dit lid zich, wegens werkgever, die de fout in de uitoefening huwelijk of hertrouwen, in een toestand van hun dienst hebben gepleegd bevindt welke onverenigbaar is met de Gemeenrechtelijke aansprakelijkheid. wetten en de leer van het vrij onderwijs Concl. adv.-gen. KRINGS, Cass., Gecoordineerde wetten betreffende 28 jan. 1975, A.C., 1975, 596. het bediendencontract, art. 21bis- Nietigheid - Begrip. Concl. eerste adv.-gen. F. DuM:oN, Blijvende arbeidsongeschiktheid Cass., 8 dec. 1976, Bull. en Pas., 1977, Tijdelijke verergering - Recht van de 394. getroffene - Respectieve verplichtingen van de verzekeraar en het Fonds voor Bedienden - Lid van het vrij onderArbeidsongevalleri. wijs - Wet van 11 juli 1973 houdende Concl. adv.-gen. LENAERTS, Cass., wijziging van zekere bepalingen van de onderwijswetgeving zoals deze voort9 april 1975, A.C., 1975, 861. vloeien uit de wet van 29 mei 1959 Overheidssector - Wet van 3 juli 1967 Gecoordineerde wetten betreffende het betreffende de schadevergoeding voor bediendencontract - Na de inwerkingarbeidsongevallen, voor ongevallen op de treding van deze wet van 11 juli 1973 weg naar en van het werk en voor zijn deze gecoordineerde wetten niet beroepsziekten in de overheidssector, meer van toepassing op de « bedienden » art. 14 - Overeenkomst tussen de bij die tewerkgesteld zijn o.m. in de door het Noord-Atlantisch Verdrag aangeslo- het Rijk gesubsidieerde inrichtingen van ten Staten, betreffende de rechtspositie het vrij onderwijs die door « een statuut « Statuut » van hun krijgsmachten, op 19 juni 1951 worden geregeld » te Landen ondertekend en goedgekeurd Begrip. Concl. eerste adv.-gen. F. DUMON, bij de wet van 9 jan. 1953, art. VIII-5 Cass., 8 dec. 1976, Bull. en Pas., 1_977,_ Schade in Belgie veroorzaakt door een 394. lid van een vreemde krijgsmacht van een van de contracterende partijen en Bedienden - Lid van het vrij onderopgelopen door een van de personen wijs - Clausule van de overeenkomst waarvan sprake in art. 1 van de wet van nopens het huwelijk of het hertrouwen 3 juli 1967 - Belgische Staat gehouden van de leerkracht Gecoordineerde tot « regeling » van de vordering tot wetten betreffende het bediendencoi).schadevergoeding Overeenkomstig tract, art. 21bis - Nietigheid van de art. 14, § 1, lid 3, van dezelfde wet van clausules volgens welke het huwelijk e~n 3 juli 1967 wordt geen afbreuk gedaan einde maakt aan de overeenkomst ,;_ aan de vordering van de getroffene. Begrip - Draagwijdte. Concl. eerste adv.-gen. F. DUMON, Concl. eerste adv.-gen. F. DUMON, Cass., 2 mei 1975, A.C., 1975, 963. Cass., 12 jan. 1977, A.C., 1977, 530. Bedienden Huwelijk van de Ongeval op de weg naar en van het bediende - Dit feit kan op zichzelf niet, werk - Begrip. wettelijk een « dringende reden » zijn, in Concl. adv.-gen. J. VELU, Cass., de zin van art. 18 van de gecoordineerde 11 mei 1977, Bull. en Pas., 1977, 918. wetten betreffende het bediendencon-
-261 tract, waarom de werkgever dadelijk, zonder opzegging of vergoeding, een einde mag maken aan de overeenkomst. Concl. eerste adv.-gen. F. DUMON, Cass., 12 jan. 1977, A.C., 1977, 530. Gezagsverhouding ~ Begrip. Concl. adv.-gen. LENAERTS, Cass., 16 jan. 1978, A.C., 1978, 577. ARBITRAGE Geschil waarvoor een scheidsrechter bevoegd is - Voorwaarde voor erkenning van een buitenlandse scheidsrechterlijke uitspraak. Concl. adv.-gen. KRINGS, Cass., 28 juni 1979, Bull en Pas., 1979, 1260. In Belgie niet erkende scheidsrechterlijke uitspraak Beslissing die in Belgie geen gezag van gewijsde heeft. Concl. adv.-gen. KRINGS, Cass., 28 juni 1979, Bull. en Pas., 1979, 1260. BANKBREUK EN BEDRIEGLIJK ONVERMOGEN Bedrieglijk onvermogen - Bestanddelen van het misdrijf Schuldenaar beroept zich op een rechterlijke beslissing van ontvangstmachtiging van het loon en op de wettelijke gevolgen ervan om inbeslagneming van zijn loon door een schuldeiser te vermijden - Deze omstandigheid alleen is niet voldoende om een veroordeling wegens bedrieglijk onvermogen te verantwoorden. Concl. adv.-gen. A. COLARD, Cass., 12 maart 1974, A.C., 1974, 761. BELASTING Gelijkheid van de Belgen voor de belasting - Begrip. Concl. adv.-gen. J. VELU, Cass., 20 nov. 1975, Bull. en Pas., 1976, 347. Vergelding Begrippen Onderscheid in de terminologie. Noot, get. E.K., Cass., 2 feb. 1977, A. C., 1977, 625. BELASTING OVER DE TOEGEVOEGDE WAARDE Verkoop van ingevoerde of hler te lande geproduceerde tabaksfabrikaten Wet 3 juli 1969, art. 58, § 1 - Verkoop aan de verbruikers tegen de op het fiscale bandje vermelde prijs ~ Fabrikanten en importateurs die geen houder
~·
zijn van « bijzondere of uitsluitende· rechten », in de zin van art. 90 E.E.G.-Verdrag. Concl. proc.-gen. F. DUMON, Cass., 22 dec. 1978, A.C., 1978-79, 485. Verkoop van ingevoerde of hier te lande geproduceerde tabaksfabrikaten Wet 3 juli 1969, art. 58, § 1 - Verkoop aan de verbruikers tegen de op het fiscale bandje vermelde prijs - Geen onverenigbaarheid met de bepalingen van de richtlijn nr. 72/464/E.E.G. 19 dec. 1972 van de Raad van Ministers van de E. E.G. Concl. proc.-gen. F. DUMoN, Cass., 22 dec. 1978, A.C., 1978-79, 485. BEROEPSGEHEIM Advocaat Geen verplichting tot geheimhouding ten overstaan v·an de tuchtoverheden van de balie. Concl. proc.-gen. DELANGE, Cass., 3 juni 1976, Bull. en Pas., 1976, 1070. Advocaat - Afgifte door een derde aan een advocaat van een door zijn · client uitgegeven cheque tijdens diens leven gei:nd door een onbekende Klacht van een erfgenaam .van de ·overleden client wegens bedrieglijke verduistering Perken binnen welke de advocaat het beroepsgeheim mag aan.: voeren. Concl. proc.-gen. DELANGE, Cass., 3 juni 1976, Bull. en Pas., 1976, 1070. · Advocaat Tuchtvervolgingen Verklaringen die onder beroepsgeheim werden afgelegd, hetzij met geslote:Q. deuren voor de tuchtraad van beroep, hetzij voor de raad van de Orde of voor de stafhouder - Verklaringen waarvan geen melding mag worden gemaakt in een strafvervolging. Concl. proc.-gen. DELANGE, 'Cass., 3 juni 1976, Bull. en Pas., 1976, 1070. Advocaat Verschijning voor de tuchtraad van beroep - Openbaarheid van de debatten gevraagd - Advocaat niet vrijgesteld van zijn verplichting tot eerlijkheid en loyauteit waardoor hlj •de geheimen waarvan hij kennis draagt, moet kenbaar maken - Door beroepsgeheim gedekte stukken niet uit de debatten geweerd. Concl. proc.-gen. DELANGE, Cass., 12 mei 1977, Bull. en Pas., 1977, 929.
-262 BERUSTING Burgerlijke zaken - Begrip. Noot, get. F.D., Cass., 7 dec. 1972, A.C., 1973, 342. BESCHERMING VAN DE MAATSCHAPPIJ De minister van Justitie kan beslissen dat een veroordeelde, die tijdens zijn hechtenis in een van de bij art. 21 van de wet bepaalde staten wordt bevonden, gei:nterneerd wordt Staat van de veroordeelde niet voldoende verbeterd bij het verstrijken van de straftijd Handhaving van de internering. Noot, get. J.V., Cass., 13 dec. 1976, A.C., 1977, 417. Internering - Verdachte in vrijheid op het ogenblik van de beslissing tot internering - Onmiddellijke tenuitvoerlegging van de internering kan niet bevolen worden. Noot, get. A.T., Cass., 31 mei 1977, A.C., 1977, 1007. BETEKENING VAN EXPLOTEN Geadresseerde in het buitenland gevestigd - Geadresseerde die in Belgie een woonplaats heeft gekozen - Betekening aan de in Belgie gekozen woonplaats - Voorwaarden. Noot, get. E.K., Cass., 10 dec. 1971, A.C., 1972, 361. Betekening - Begrip. Concl. adv.-gen. KRINGS, Cass., 27 mei 1977, A.C., 1977, 996. Vermelding in het exploot van de naam, voornamen en hoedanigheid van de persoon aan wie het afschrift is ter hand gesteld - Vermelding op straffe van nietigheid voorgeschreven. Concl. adv.-gen. KRINGS, Cass., 27 mei 1977, A.C., 1977, 996. Geen vermelding van de persoon aan wie het afschrift van het exploot is ter hand gesteld - Onregelmatigheid waardoor het exploot nietig is - Nietigheid die ambtshalve door de rechter moet worden uitgesproken. Cone!. adv.-gen. KRINGS, Cass., 27, mei 1977, A.C., 1977, 996. Gerechtelijk Wetboek, art. 40 - Betekening in het buitenland aan een partij niettegenstaande deze in Belgie keuze van woonplaats heeft gedaan - Nietigheid.
KRINGS, Cass., Cone!. adv.-gen. 28 juni 1979, Bull. en Pas., 1979, 1260.
BETICHTING VAN VALSHEID Strafzaken - Begrip. Noot, get. R.A.D., Cass., 8 feb. 1978, A.C., 1978, 680. BEVOEGDHEID EN AANLEG Sociale zaken - Volstrekte bevoegdheid - Arbeidsgerechten - Art. 583 van het Gerechtelijk Wetboek Draagwijdte. Noot, get. H.L., Cass., 19 dec. 1973, A.C., 1974, 453. Burgerlijke zaken Territoriale bevoegdheid Faillietverklaring Rechtbank van koophandel van de plaats waar de gefailleerde woont Begrip. Noot, get. R.D., Cass., 30 sept. 1976, A.C., 1977, 130. Geschil inzake bevoegdheid van de raadkamer - Begrip. Noot, get. E.K., Cass., 30 nov. 1976, A.C., 1977, 371. Sociale zaken - Volstrekte bevoegdheid - Ziekte- en invaliditeitsverzekering - Arbeidsongeschiktheidsuitkering - Niet tijdige aangifte van de arbeidsongeschiktheid - Verval van het recht op uitkering voor de periode die de aangifte voorafgaat - Ontheffing van het verval in behartigenswaardige gevallen- Weigering door de verzekeringsinstelling ontheffing te verlenen Bevoegdheid van de arbeidsrechtbank. Concl. adv.-gen. LENAERTS, Cass., 17 mei 1978, A.C., 1978, 1081. Volstrekte bevoegdheid Sociale zaken- Arbeidsgerechten- Gerechtelijk Wetboek, art. 579, 1• - Vorderingen betreffende arbeidsongevallenvergoedingen - Begrip. Cone!. adv.-gen. LENAERTS, Cass., 13 maart 1978, A.C., 1978, 816. Volstrekte bevoegdheid Sociale zaken - Arbeidsongevallen - Bijkomende verzekering. Concl. adv.-gen. LENAERTS, Cass., 13 maart 1978, A.C., 1978, 816. BEWIJS Burgerlijke zaken - Bewijsvoering Verplichting voor elke gedingvoerende
-263partij de bewijsgronden waarover zij beschikt, voor te leggen - Gerechtelijk Wetboek, art. 871. Noot, get. W.G., Cass., 20 nov. 1970, A.C., 1971, 263. Burgerlijke zaken - Bewijsvoering Overlegging van stukken waarin het bewijs van een ter zake dienend feit schuilt - Verplichting voor elke partij en voor derden- Gerechtelijk Wetboek, artt. 87'7 tot 882. Noot, get. W.G., Cass., 20 nov. 1970, A.C., 1971, 263. Burgerlijke zaken Bewijslast Artt. 1315 van het Burgerlijk Wetboek en 870 van het Gerechtelijk Wetboek. Noot, get. W.G., Cass., 20 nov. 1970, A.C., 1971, 263.
rust op de niet-verblijfhoudi:mde belastingplichtige. Concl. adv.-gen. LIEKENDAEL, Cass., 5 maart 1979, Bull. en Pas., 1979, 790.
BRIEVEN Briefgeheim - Briefwisseling met een gedetineerde - Toezicht van de directeur van de gevangenis - Een uitzondering wordt gemaakt voor de briefwisseling tussen een advocaat en een gedetineerde betrekkelijk diens verdediging Gewettigde twijfel van de directeur van de gevangenis Geen aanwijzingen voor een strafrechtelijk misdrijf - Overzending aan de stafhouder van de Orde van Advocaten- Wettigheid. Concl. proc.-gen. DELANGE, Cass., 12 mei 1977, Bull. en Pas, 1977, 929.
Burgerlijke zaken - Bewijsvoering Bevoegdheid van de rechter - Gerechtelijk Wetboek, artt. 871, 877 tot 882. BURGERLIJK PENSIOEN Noot, get. W.G., Cass., 20 nov. 1970, Gemeentepensioen Wet van A.C., 1971, 263. 25 april 1933 betreffende het pensioen Eed - Burgerlijke zaken - Deskun- van het gemeentepersoneel - Wet van digeneed - Draagwijdte van de woorden subsidiaire aard. « ik zweer » Aanroeping van de Concl. adv.-gen. DUCHATELET, Cass., godheid. 16 nov. 1978, Bull. en Pas., 1979, 324. · Noot 2, get. W.G., Cass., 25 juni 1971, Gemeentepensioen - Toepassing door A.C., 1971, 1081. de gemeente van een gunstiger penEed - Burgerlijke zaken - Deskun- sioenregeling dan de wettelijke - Peredigeneed - Kenmerken en vorm van kwatie van de wettelijke pensioenen deze eed onder de gelding van het De gemeente kan een minder gunstige Gerechtelijk Wetboek. perekwatie van pensioenen aannemen Noot 1, get. W.G., Cass., 25 juni 1971, Grenzen. A.C., 1971, 1081. Concl. adv.-gen. DucHATELET, Cass., 16 nov. 1978, Bull. en Pas., 1979, 324. Eed - Burgerlijke zaken - Getuigeneed- Kenmerken en vorm van deze eed onder de gelding van het Gerechtelijk Wetboek. BURGERLIJKE RECHTEN, POLITIEKE RECHT EN Noot 1, get. W.G., Cass., 25 juni 1971, A.C., 1971, 1081. . Politieke rechten Begrip Eed - Strafzakeri - Deskundigeneed « Publieke » rechten, geen passende benamirig. - Kenmerken en vorm van deze eed. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER Noot 1, get. W.G., Cass., 25 juni 1971, MEERSCH, Cass., 22 okt. 1970, Bull. en A.C., 1971, 1081. Pas., 1971, 144. Overmacht - Begrip. Tuchtrechtelijke vervolgingen en Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER tuchtsancties - Vervolgingen en saneMEERSCH, Cass., 29 maart 1973, Bull. ties zijn in de regel geen betwistingen en Pas., 1973, 725. over een burgerlijk recht. Directe belastingen - Bewijslast Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER Belastingplichtigheid der niet-verMEERSCH, Cass., 3 mei 1974, A.C., blijfhouders - Deze belasting wordt niet 1974, 967. geheven van de bezoldiging wegens een Begrip. door de genieters uitgeoefende activiteit Concl. eerste adv.-gen. F. DUMON, - Uitzondering op de regel van die Cass., 25 juni 1974, A.C., 1974, 1196. belastingplichtigheid De bewijslast
-264Betwistingen inzake rechten en verplichtingen van burgerlijke aard Betekenis van deze uitdrukking in art. 6, § 1, van het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden. Concl. adv.-gen. J. VELU, Cass., 8 april 1976, Bull. en Pas., 1976, 871. BURGERLIJKE RECHTSVORDERING Vordering van de burgerlijke partij aanhangig bij de rechter die van de strafvordering kennis heeft genomen Vrijspraak Rechter die zich onbevoegd verklaart om kennis te nemen van de burgerlijke rechtsvordering- Draagwijdte van deze beslissing. Noot, get. E.K., Cass., 25 mei 1973, A.C., 1973, 936. CA~SATIE
Bevoegdheid Beslissing van de afdeling voor administratieve zaken bij de Raad van State geen kennis te nemen van een eis waarvan d~ kennisneming tot de bevoegdheid van de rechterlijke overheden behoort - Bevoegdheid van het Hof van Cassatie, waarbij een voorziening tegen een dergelijke beslissing aanhangig is, om niet aileen te onderzoeken of het arrest van de Raad van State wettelijk verantwoord is, maar ook of het regelmatig met redenen is omkleed. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 29 jan. 1971, A.C., 1971, 518. Bevoegdheid - Verenigde kamers Burgerlijke zaken- Voorwaarden. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 8 maart 1973, Bull. en Pas., 1973, 629. Omvang - Strafzaken - Beslissing tot onbevoegdverklaring op de strafvordering en op de burgerlijke rechtsvordering .:.._ Voorziening in cassatie van het openbaar ministerie - Omvang van de cassatie. Noot, get. P.M., Cass., 29 mei 1973, A.C., 1973, 945. Rechtspleging in strafzaken - Termijn waarbinnen het cassatieberoep moet worden ingesteld - Gevolg van overmacht. Noot, get. W.G., Cass., 24 jan. 1974, A.C., 1974, 576. Rechtspleging in burgerlijke zaken Termijn · waarbinnen het cassatieberoep.
moet worden ingesteld - Gevolg van overmacht. Noot, get. W.G., Cass., 24 jan. 1974, A.C., 1974, 576. Bevoegdheid- Strafzaken- Wanbedrijf ten laste gelegd van een magistraat in het arbeidshof of van een magistraat van het parket bij een dergelijk hof Hof van Cassatie dat door de minister van Justitie van de zaak kennis heeft gekregen lndien daartoe grond bestaat, verwijst het Hof van Cassatie hetzij · naar een onderzoeksmagistraat, hetzij naar een hof van beroep. Noot, get. F.D., Cass., 26 april 1976, A.C., 1976, 959. Bevoegdheid - Verzoek om een bijkomende onderzoeksmaatregel - Afwijzing door de rechter omdat hij die maatregel niet nodig acht om tot zijn overtuiging te komen - Middel afgeleid uit de schending van de rechten van de verdediging ~ Toetsing door het Hof Begrip. Noot 2, get. F.D., Cass., 11 april 1978, A.C., 1978, 919. Omvang Burgerlijke zaken Begrip. Noot van proc.-gen. F. DUMON, Cass., 7 dec. 1978, A.C., 1978-79, 404. Cassatieberoep in het belang van de wet - Arrest van het hof van beroep inzake echtscheiding door onderlinge toestemming - Cassatieberoep van de procureur-generaal in het Hof van Cassatie in het belang van de wet Voorwaarde. Cone!. adv.-gen. KRINGS, Cass., 14 dec. 1978, Bull. en Pas., 1978, 445. Omvang - Burgerlijke zaken - Cassatie beperkt tot het dee! van het arrest waarop het door het cassatiearrest aangenomen middel betrekking heeft. Cone!. proc.-gen. F. DUMON, Cass., 22 dec. 1978, A.C., 1978-79, 485. Omvang - Toepassing. Noot van adv.-gen. KRINGS, Cass., 10 januari 1979, A.C., 1978-79, 520. Incidentele aangifte in een akte van wraking van !eden van het Hof van Cassatie of van magistraten van het. openbaar ministerie bij het Hof Bevoegdheid. Noot 2, get. E.L., Cass., 27 april 1979, A.C., 1978-79, 1025.
-265Incidentele aangifte in een akte van wraking van leden van het Hof van Cassatie of· van magistrat(;ln van het openbaar ministerie bij het Hof Rechtspleging. Noot 2, get. E.L., Cass., 27 april 1979, ·A.C., 1978-79, 1025.
van de theorie van de « gerechtvaardigde straf ». Noten 6 en 7, get. F.D., Cass., 19 april 1979, A.C., 1978-79, 976.
Bevoegdheid - Bevoegdheidsconflict -'- Strijdigheid tussen een wet en een decreet - Strijdigheid vastgesteld door het Hof ..,- Prejudicieel geschil. Concl. adv.-gen. LENAERTS, Cass., 11 juni 1979, A.C., 1978-79, 1207.
Voorwaarden voor de ontvankelijkheid. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 24 jan. 1974, Bull. en Pas., 1974, 544. Personen die derdenverzet mogen doen. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 24 jan. 1974, Bull. en Pas., 1974, 544.
CASSATIEMIDDELEN Strafzaken - Middel ten betoge dat er een reden van wraking bestaat .tegen een rechter die de bestreden beslissing heeft gewezen - Deelneming van de rechter aan de beslissing die een essentiEile regel inzake rechtsbedeling schendt - Middel dat voor het eerst voor het Hof kan worden voorgedragen. Noot, get. J.V., Cass., 13 okt. 1975, A.C., 1976, 191. Tuchtzaken - Openbaarheid van de debatten voor de tuchtraad van beroep van de balie door de verdachte advocaat gevraagd en door hem bekomen Middel hieruit afgeleid dat noch het proces-verbaal van een van de terechtzittingen noch enig gedingstuk uitdrukkelijk vaststelt dat de debatten op die zitting openbaar waren Voor de tuchtraad van beroep is niet aangevoerd dat die zitting niet in het openbaar plaatshad - Nieuw middel, niet ontvankelijk. Concl. proc.-gen. DELANGE, Cass., 1 dec. 1977, Bull. en Pas., 1978, 362. Strafzaken - Middel gegrond op de schending van w~ttelijke bepalingen betreffende de sa:Qienstelling van de gerechten - Zulk n'liddel kan voor het eerst voor het Hof worden voorgedragen - Beperkingen van die regel. Noot, get. J.V., Cass., 17 mei 1978, A.C., 1978, 1096. Burgerlijke zaken ,--- Nieuw middel Begrip. Concl. eerste adv.-gen. F. DUMON, Cass., 19 jan. 1978, Bull. en Pas., 19'78, 576. Tuchtzaken Een enkele straf wegens verschillende tekortkomingen aan. de beroepsplichten - Toepassing
DERDENVERZET
DIENSTPLICHT Hoge Militieraad - Bevoegdheid -. Militieraad die een aanvraag om uitstel ontvankelijk maar niet gegrond verklaart - Beroep van de dienstplichtige - Bevoegdheid van de Hoge Militieraad om de aanvraag niet ontvankelijk te verklaren. Concl. adv.-gen. LENAERTS, Cass., 30 april 1979, A.C., 1978-79, 1030. Duur van de dienstplicht en voorwaarden om onder de wapenen te worden gehouden na het verstrijken van de normale diensttermijn. Concl. adv.-gen. BALLET, Cass., 24 mei 1976, Bull. en Pas., 1976, 1014. Militaire dienst- Duur - Voorwaarden om onder de wapens te worden gehouden. Concl. adv.-gen. BALLET, Cass., 24 mei 1976, Bull. en Pas., 1976, 1014. ECHTSCHEIDING EN VAN TAFEL EN BED
SCHEIDING
Art. 302 van het Burgerlijk Wetboek, gewijzigd bij art. 16 van de wet van 8 april 1965 Handhaving van de verplichtingen van de ouders nopens het onderhoud van de kinderen, zoals zij waren overeengekomen en vastgesteld. Noot 5, get. F.D., Cass., 28 juni 1971, A.C., 1971, 1120. Wederkerige rechtsvorderingen Aard van deze rechtsvorderingen. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 4 mei 1972, Bull. en Pas., 1972, 806.
-266Rechtspleging- Verzoek- Begrip en draagwijdte - Dagvaarding - Begrip en gevolgen ten aanzien van de eis. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 4 mei 1972, Bull. en Pas., 1972, 806. Grove belediging - Arrest dat beslist dat, buiten het geval van koppelarij, van heimelijke verstandhouding of van een bedrieglijke daad, elke tekortkoming in de getrouwheid een grove belediging oplevert - Onwettigheid. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 29 maart 1973, Bull. en Pas., 1973, 725. Grove belediging- Beledigend karakter dat niet uitsluitend voortvloeit uit de intrinsieke tekortkoming in de uit het huwelijk voortspruitende verplichtingen. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER . MEERSCH, Cass., 29 maart 1973, Bull. en Pas., 1973, 725. Grove belediging - Beledigende houding van een echtgenoot - Houding die een verzachting van de fouten van de andere echtgenoot kan uitmaken, welke het karakter van grove belediging eraan ontneemt. Cone!. proc.-geil. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 29 maart 1973, Bull. en Pas., 1973, 725. Echtscheiding - Echtscheiding door onderlinge toestemming Echtscheiding tu.ssen echtgenoten van verschillende vreemde nationaliteit - Toe te passen wet. Concl. adv.-gen. KRINGS, Cass., 14 dec. 1978, A.C., 1978-79, 445. Echtscheiding- Wederzijdse eisen tot echtscheiding - Beslissing op een van de eisen reeds overgeschreven in de registers van de burgerlijke stand - Eis blijft hangende na de overschrijving van de echtscheiding - Voorlopige maatregelen betreffende het onderhoud van de kinderen gevraagd na de overschrijving - Bevoegdheid. Concl. adv.-gen. KRINGS, Cass., 3 mei 1979, Bull. en Pas., 1979, 1035. EED Burgerlijke zaken - Deskundigeneed Draagwijdte van de woorden « ik zweer » - Aanroeping van de godheid. Noot 2, get. W.G., Cass., 25 juni 1971, A.C., 1971, 1081.
Strafzaken Desbmdigeneed Kenmerken en vorm van deze eed. Noot 1, get. W.G., Cass., 25 juni 1971, A.C., 1971, 1081. Burgerlijke zaken - Getu.igeneed Kenmerken en vorm van deze eed onder de gelding van het Gerechtelijk Wethoek. Noot 1, get. W.G., Cass., 25 juni 1971, A.C., 1971, 1081. Burgerlijke zaken - Deskundigeneed - Kenmerken en vorm van deze eed onder de gelding van het Gerechtelijk Wetboek. Noot 1, get. W.G., Cass., 25 juni 1971, A.C., 1971, 1081.
EIGENDOM Misbruik van het recht van eigendom - Begrip . Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 10 sept. 1971, A.C., 1972, 31. EIGENLIJKE RECHTSPRAAK Tuchtgerecht - Tuchtraad van beroep van de balies - Tuchtgerecht - Onderzoek van de zaak en uitspraak van de beslissing in openbare zitting - Toepassingsvoorwaarden van deze verplichting. Concl. proc.-gen. DELANGE, Cass., 1 dec. 1977, Bull en Pas., 1978, 362. ENERGIE Wet van 10 maart 1925 op de elektriciteitsvoorziening, art. 13, derde lid Staat, provincie of gemeente die op hun respectief domein de schikkingen of het plan ener elektriciteitsinrichting, alsmede de werken daarmede in verband, doen wijzigen - Wijzigingen die noodzakelijk zijn in het belang van de wegen - Kosten van de werken vallen ten laste van de onderneming die de geleiding heeft aangelegd. Concl. adv.-gen. J. VELU, Cass., 20 april1978, Bull. en Pas., 1978, 937. ERFDIENSTBAARHEID Erfdienstbaarheid van overgang Door 's ·mensen toedoen gevestigde niet voortdurende erfdienstbaarheid - Wijze;· van verkrijging- Hij die een recht van overgang heeft, kan door verjaring geen ruimer recht bekomen dan datgene dat
-267verleend is door de titel van vestiging Commissie om te doen vaststellen daf van de erfdienstbaarheid. een Lid-Staat zijn verplichtingen niet is Noten 2, 3 en 4, get. RA.D., Cass., nagekomen. 18 nov. 1977, A.C., 1978, 320. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 27 mei 1971, Bull. en Pas., 1971, 886. EUROPESE GEMEENSCHAPPEN E;uropese Economische Gemeenschap - Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap Geschll omtrent de uitlegging van dit verdrag - Geschil opgeworpen in een voor het Hof van Cassatie hangende zaak ~ Hof van Cassatie ertoe gehouden dit geschil aanhangig te maken bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen om uitlegging ervan te bekomen - Uitleggend arrest van het Hof van Justitie - Gezag van dit arrest. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 24 dec. 1970, Bull.. en Pas., 1971, 392. Europese Economische Gemeenschap - Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, art. 177 - Geschil omtrent de uitlegging van dit verdrag - Geschil opgeworpen in een voor het Hof van Cassatie han_gende zaak - Voorwaarde waaronder het Hof van Cassatie niet ertoe gehouden is het geschil aanhangig te maken bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, om bij wijze van prejudicii:\le vraag een uitlegging te bekomen. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 24 dec. 1970, Bull. en Pas., 1971, 392. Europese Economische Gemeenschap - Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, art. 85, § 2 - Datum vanaf welke deze bepaling uitwerking heeft. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 24 dec. 1970, Bull. en Pas., 1971, 392. Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap Art. 85- Reglement nr. 17 van de Raad van de Europese Economische Gemeenschap - Beperking van de mededinging waardoor de handel tussen Lid-Staten ongunstig kan worden bei:nvloed - Concessie inzake alleenverkoop. Coqcl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 11 maart 1971, Bull. en Pas., 1971, 631. Hof van Justitie - Gezag van de arresten van het Hof van Justitie, waarbij beslist wordt over het beroep van de
Norm van het gemeenschapsrecht in strijd met een norm van het interne recht- Voorrang van de eerste. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 27 mei 1971, Bull. en Pas., 1971, 886. Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap Bepaling rechtstreeks van toepassing Begrip. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 27 mei 1971, Bull. en Pas., 1971, 886. Aard en kenmerken van de nieuwe rechtsorde ingesteld bij de verdragen tot .oprichting van de Europese Gemeenschappen. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 27 mei 1971, Bull. en Pas., 1971, 886. Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap · Beroep van de Commissie voor het Hof van Justitie om te doen vaststellen dat de Lid-Staten hun verplichtingen niet zijn nagekomen - Aard van de rechtsvordering - Draagwijdte van het arrest. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 27 mei 1971, Bull. en Pas., 1971, 886. Vennootschappen Vennootschap opgericht overeenkomstig de wetgeving van een Lid-Staat - Begrip. Noot, get. W.G., Cass., 19 jan. 1973, A.C., 1973, 515. Conflict tussen een rechtstreeks toepasselijke bepaling van gemeenschapsrecht en een norm van nationaal recht, o.m. een wet Voorrang van een dergelijke bepaling niet afhankelijk van het bestaan van een interpretatieve wet. Concl. eerste adv.-gen. F. DUMON, Cass., 14 jan. 1976, A.C., 1976, 547. Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap Mededinging - Art. 85, §§ 1 en 2, van dit verdrag De bepalingen van gemeenschapsrecht vinden geen toepassing op de wetten, in de zin van artt. 609 en 1080 van het Gerechtelijk Wethoek - Deze bepalingen kunnen even-
-268tueel van toepassing zijn op overeenkomsten en besluiten tot vereniging tussen ondernemingen goedgekeurd door wetten die handelingen van hoge administratieve voogdij zijn. Cone!. eerste adv.-gen. F. DUMON, Cass., 7 jan. 1977, A.C., 1976, 493. Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gem~ens~?ap, art. 189 Richtlijnen - RwhthJnen waarin bepalingen kunnen _voorl~<;>m~n die rechtstreeks van toepassmg ZlJn ·,m de Lid-Staten. Cone!. eerste adv.-gen. F.. DUMON, Cass., 7 jan. 1977, A.C., 1977, 493. Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, art. 177 - Vraag om uitlegging van gemeenschapsrechtelijke ?epalingen Nationaal gerecht dat mtspraak moet doen over de verenigbaarheid van bepalingen van nationaal recht met bepalingen van gemeenschapsrecht waaruit ee~ uitleveringsprobleem is ontstaan - D1t nationaal gerecht moet in zijn beslissing, waarbij het overeenkomstig art. 177 de zaak bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen aanhangig maakt, de ter zake toe te passen bepalingen van nationaal recht opgevez:. en desnoods de betekenis en draagwlJdte ervan .preciseren. Cone!. eerste adv.-gen. F. DUMON, Cass., 7 jan. 1977, A.C., 1977, 493. Misbruik van een machtspositie op de gemeenschappelijke markt of op een wezenlijk dee! daarvan E.E.G.Verdrag, art. 86 - Nationaalrechtelijke bepaling, met name ee_n wet, waardoor een dergelijk misbrmk, volgens dat recht, algemeen, wettelijk z~m g~maa~t worden of waardoor zodamg m1sbrmk enkel, in bepaalde gevallen, zou begunstigd worden - Gevolg. Cone!. proc.-gen. F. DUMON, Cass., 22 dec. 1978, A.C., 1978-79, 485.
vordering - Ontbinding van de verkoop - Begrippen. Cone!. adv.-gen. F. DUMaN, Cass., 18 nov. 1971, Bull. en Pas., 1972,·262. Wetboek vlm koophandel - Gefail-' leerde - Begrip. Concl. adv.-gen. F. DUMaN, Cass., 18 ·nov. 1971, Bull. en Pas., 1972, 262. Gerechtelijk akkoord - Koopwaren verwnden - Terugvordering mogelijk zolang « de overgave ervan niet · is geschied in de magazijnen van de bestemmeling >> Faillissement Wetboek van Koophandel (wet van 18 april 1851), art. 568 - Koopwaren verzonden aan een koopman die E!en verzoekschrift tot het bekomen van een gerechtelijk akkoord heeft 'ingedi~nd Wettelijke bepaling buiten toepassmg. Cone!. adv.-gen. F. DUMON, Cass., 18 nov. 1971, Bull. en Pas., 1972, 262. Gerechtelijk akkoord Verz6ekschrift tot het bekomen van een gerechtelijk akkoord - Samenloop tussen aile niet bevoorrechte schuldeisers van de schuldenaar die het akkoord aanvra:agt - Begrip. Cone!. adv.-gen. F. DUMON, Cass., 18 nov. 1971, Bull. en Pas., 1972, 262. Zekerheidstellingen gedurende de termijn van staking van betaling - Zekerheidstellingen voor vroeger aangegane schulden - Nietige zekerheden. Cone!. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 18 mei 1973, A.C., 1973, 911. Voorwaarden waaronder .de zeker-· heidstellingen tot dekking van een debetsaldo van een rekening-courant: van een gefailleerde schuldenaar niet nietig zijn t.a.v. de termijn van staking van betaling. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 18 mei 1973, A.C., 1973, 911.
E.E.G.-Verdrag, artt. 30, 31 en 32 Faillietverklaring - Bevoegdheid van. Maatregelen van gelijke werking als de rechtbank van koophandel van de invoerbeperkingen- Begrip. plaats waar de gefailleerde woont ---, Cone!. proc.-ge:ri. F. DUMON, Cass., Begrip. 22 dec. 1978, A.C., 1978-79, 485. Noot, get. R.D., Cass., 30 sept. 1976, A.C., 1977, 131. FAILLISSEMENT, GERECHTELIJK Gerechtelijk akkoord Geen . uitAKKOORD EN FAILLISSEMENTS- werking met betrekking tot sociale AKKOORD zekerheidsbijdragen, bijdrageopslag en Faillissement - Koopwaren aan de nalatigheidsintrest. koper geleverd nadat deze door een Cone!. adv.-gen. LENAERTS, · Cass;; vonnir. failliet werd verklaard - Terug17 mei 1978, A.C., 1978, 1092.
I
-269Hoger beroep - Vonnis waarin uitspraak wordt gedaan over een betwisting betrekkelijk de opname van een schuldvordering in het passief van een faillissement Betwisting hoofzakelijk gegrond op een oorzaak buiten de staat van faillissement en accessoir gegrond op de staat van faillissement - Gewone appeltermijn. Concl. adv.-gen. F. DUMON, Cass., 18 nov. 1971, Bull. en Pas., 1978, 1090. Betaling van vervallen schulden door de gefailleerde na het ophouden van zijn betalingen en v66r het vonnis van zijn faillietverklaring Niet-tegenstelbaarheid aan de boedel- Art. 446 van het Wetboek van koophandel- Betalingen van derden bekomen ten gevolge van een uitvoerend beslag onder derden - Zij zijn betalingen van de schuldenaar. Concl. adv.-gen. J. VELU, Cass., 25 mei 1978, Bull. en Pas., 1978, 1090. Vermenging van de vermogens van een in staat van faillissement verklaarde personenvennootschap met beperkte aansprakelijkheid en van een zaakvoerder van die vennootschap Die omstandigheid is niet voldoende om daaruit wettig af te leiden dat het faillissement van de vennootschap moet worden uitgebreid tot die zaakvoerder, d.w.z. dat die zaakvoerder ook in staat van faillissement moet worden verklaard. Noot, get. F.D., Cass., 1 juni 1979, A.C., 1978-79, 1153. -- GEMEENTE
Gemeentelijke roden - Begrip. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 16 mei 1974, Bull. en Pas., 1974, 954. Gemeentegoederen - Begrip. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 16 mei 1974, Bull. en Pas., 1974, 954. GEMEENTE- EN PROVINCIEBELASTINGEN Gemeentebelasting op de niet-gebouwde percelen begrepen in een niet vervallen verkaveling - Belasting niet van dezelfde aard als het patent. Concl. adv.-gen. J. VELU, Cass., 20 nov. 1975, Bull. en Pas., 1970, 347.
Gemeentebelasting op de niet gebouwde percelen begrepen in een niet vervallen verkaveling - Ontheffing ten gunste van nationale en plaatselijke maatschappijen voor volkswoningbouw - Heeft enkel betrekking op de bouwmaatschappijen tot nut van het algemeen. Concl. adv.-gen. J. . VELU, Cass., 20 nov. 1975, Bull. en Pas., 1970, 347. Aanslagbiljet- Vorm. Noot 1, get. E.K., Cass., 24 okt. 1975, A.C., 1976, 254. .GENEESKUNST
Artsenijbereidkunde - Officina's die voor het publiek mogen worden opengesteld - Koninklijk besluit nr. 78 van 10 nov. 1967 betreffende onder meer de geneeskunst en koninklijk besluit van 9 februari 1970 betreffende de spreiding van de voor het publiek opengestelde apotheken- Wettigheid van deze bepalingen. Concl. eerste adv.-gen. PAUL MALHAUX, Cass., 11 mei 1973, A.C., 1973, 832. Orde van Geneesheren - Raad van beroep Samenstelling Emeritus raadsheer in het hof van beroep, lid van de raad- Wettigheid. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 8 juni 1973, A.C., 1973, 972. Orde van Geneesheren - Raad van beroep - Samenstelling - Ereraadsheer in het hof van beroep - Geen wettelijke hoedanigheid om benoemd te worden tot magistraat-lid van de raad van beroep of zulks te blijven. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 8 juni 1973, A.C., 1973, 972. Orde der Dierenartsen - Tuchtraden - Veroordeling in de kosten - Machtsoverschrijding. Concl. proc.-gen. DELANGE, Cass., 2 feb. 1978, Bull. en Pas., 1978, 638. GERECHTSDEURWAARDERS
Beslissingen van de tuchtraad van ·de arrondissementskamer Beslissingen waartegen de partijen noch hoger beroep noch cassatieberoep kurmen instellen. Noot, get. R.D., Cass., 12 juni 1975, A.C., 1975, 1084.
I
-270Wet van 30 maart 1976 betreffende de economische herstelmaatregelen, art. 36 - Gerechtsdeurwaarder, vrij beroep in de zin van die wetsbepaling. Noot 2, get. J.V., Cass., 25 mei 1978, A.C., 1978, 1135. GERECHTSKOSTEN Strafzaken - Landloperij -Wet van 27 nov. 1891, gewijzigd op 16 aug. 1971, art. 16bis Voorzieningen in hoger beroep of in cassatie - Verwerping van deze voorzieningen - Kosten van de gedingen in hoger beroep en in cassatie. Noot 3, get. P.M., Cass., 16 nov. 1971, A.C., 1972, 268. . Burgerlijke zaken - Voorwaarden bij de wet gesteld voor verplichte veroordeling in de kosten. Noot, get. W.G., Cass., 16 mei 1974, A.C., 1974, 1032. Tuchtzaken - Tuchtgerechten geen rechtbanken van de Rechterlijke Orde - Veroordeling in de kosten- Machtsoverschrijding. Concl. proc.-gen. DELANGE, Cass., 2 feb. 1978, Bull. en Pas., 1978, 638. Tuchtzaken - Orde der Dierenartsen - Vernietiging van een beslissing van een gemengde raad van beroep, op voorziening van een dierenarts Kosten van het cassatiegeding. Concl. proc.-gen. DELANGE, Cass., 2 feb. 1978, Bull. en Pas., 1978, 638.
HELING Bestanddelen van het misdrijf. Noot, get. E.K., Cass., 21 dec. 1976 A.C., 1977, 447. HERHALING Veroordeling wegens een misdrijf omschreven in het Strafwetboek Later misdrijf gepleegd met overtreding van een bijzondere wet . - Deze wet regelt de herhaling slechts voor de daarin omschreven misdrijven- Gevallen waarin de bepalingen van hoofdstuk V van hoek I van het Strafwetboek toepasselijk blijven. Noot, get. E.K., Cass., 4 juni 1974, A.C., 1974, 1096. Veroordeling wegens overtreding van · een bijzondere wet houdende vaststelling van bijzondere regels inzake herhaling - Latere overtreding van dezelfde bijzondere wet gepleegd na verloop van de bijzondere termijn van herhaling, doch binnen de termijn van de gewone herhaling Bepalingen van hoofdstuk V, hoek I van het Strafwetboek. Noot, get. A.B., Cass., 23 juni 1975, A.C., 1975, 1132. HERROEPING VAN HET GEWUSDE Ontvankelijkheidsvoorwaarden. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH,. Cass., 16 mei 1974, Bull. en Pas., 1974, 961. HOGER BEROEP
GRONDWET Art. 25bis - Toekenning van grondwettelijke machten aan instellingen van internationaal publiek recht - Draagwijdte van deze bepaling. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 27 mei 1971, Bull. en Pas., 1971, 886. Art. 7 - Draagwijdte. Noot, get. E.K., Cass., 7 maart 1975, A.C., 1975, 764. -
Gelijkheid van de Belgen voor de wet Begrip. Concl. adv.-gen. J. VELU, Cass., 20 nov. 1975, Bull. en Pas., 1976, 347. Gelijkheid voor de wet - Begrip. Concl. eerste adv.-gen. F. DUMaN, Cass., 14 jan. 1976, A.C., 1976, 547.
Gewijsde - Gezag van gewijsde Strafzaken - Devolutieve kracht van het hoger beroep - Interferentie van de regels inzake de devolutieve kracht van het hoger beroep en van de regels betreffende het gezag van gewijsde. Noot 1, get. E.K., Cass., 6 maart 1972, A.C., 1972, 625. Burgerlijke zaken Middel in de akte van hoger beroep uiteengezet Appellant niet verschenen - Beslissing bij verstek gewezen Rechter niet verplicht op dit middel te antwoorden. Noot, get. F.D., Cass., 7 dec. 1972, A.C., 1972, 339. Strafzaken Termijn waarbinnen hoger beroep moet worden ingesteld Gevolg van overmacht. Noot, get. W.G., Cass., 24 jan. 1974, A.C., 1974, 576.
-271Burgerlijke zaken - Akte van boger beroep - TE>rmijn voor de verschijning - Termijn van acht dagen - Berekening. Noot, get. P.M., Cass., 8 feb. 1974, A.C., 1974, 619. Strafzaken - Beslissing waarbij de zaak sine die wordt uitgesteld - Beslissing over een feitelijke kwestie of een rechtskwestie Beslissing waartegen boger beroep kan worden ingesteld. Noot, get. A.B., Cass., 27 mei 1975, A.C., 1975, 1021. Verstek van een partij - Bevoegdheid van de rechter om de grond van de zaak te onderzoeken - Onderscheid. Noten 2 en 3, get. E.K., Cass., 16 jan. 1976, A.C., 1976, 577. Tuchtzaken - Beslissing van de raad van de Orde van Advocaten Art. 468 van bet Gerechtelijk Wetboek Draagwijdte. Concl. proc.-gen. DELANGE, Cass., 1 dec. 1977, BulL en Pas., 1978, 362. Tuchtzaken Beslissing alvorens recht te doen van de raad van de Orde van Advoca:ten - Beslissing waartegen boger beroep kan worden ingesteld. Concl. proc.-gen. DELANGE, Cass., 1 dec. 1977, BulL en Pas., 1978, 362.
name aangewezen door de rechter in boger beroep. Concl. proc.-gen. DELANGE, Cass., 29 juni 1978, 1978, BulL en Pas., 1978, 1240. Burgerlijke zaken - Konijnenschade - Vonnis van de vrederechter niet in tegenwoordigheid van de partijen uitgesproken - J achtwet, art. 7 bis - Aan de partijen is, binnen drie dagen na de uitspraak van het vonnis, geen kennis gegeven van bet beschikkende gedeelte ervan - Termijn van boger beroep van veertien dagen bepaald bij genoemd art. 7 bis niet toepasselijk. Concl. proc.-gen. F. DUMON, Cass., 2 mei 1979, A.C., 1978-79, 1042.
HOOFDELIJKHEID Aansprakelijkheid uit .overeenkomst Aansprakelijkheid buiten overeenkomst - Gemeenschappelijke fout van verscheidene partijen Hoofdelijke aansprakelijkheid. Concl. adv.-gen. F. DUMON, Cass., 15 feb. 1974, A.C., 1974, 661. Kan uit een algemeen rechtsbeginsel voortvloeien. Concl. adv.-gen. F. DUMON, Cass., 15 feb. 1974, A.C., 1974, 661.
Zaken van koophandel - Meer dan een schuldenaar - Begrip. Concl. adv.-gen. F. DUMON, Cass., Onsplitsbaarl 15 feb. 1974, A.C., 1974, 661.
Burgerlijke zaken geschil - Begrip. Concl. adv.-gen. LENAERTS, 13 maart 1978, A.C., 1978, 810.
Cass.,.
HUUR VAN DIENSTEN Aannemingscontract Oprichting Hoger beroep - Burgerlijke zaken en' van een gebouw - Tienjarige aansprazaken van koophandel - Termijn Vonnis waarin uitspraak wordt gedaan kelijkheid van de architect en de aanneover een betwisting betrekkelijk de mer - « Grote werken » - Begrip. Noot, get. W.G., Cass., 18 okt. 1973, opname van een schuldvordering in het A.C., 1974, 202. passief van een faillissement - Betwisting hoofdzakelijk gegrond op een oorzaak buiten de staat van faillissement en Aannemingscontract Oprichting accessoir gesteund op de staat van van een gebouw - Gebrek in de bouw faillissement - Gewone appeltermijn. - Gebrek dat een ander deel van de Concl. adv.-gen. J. VELU, Cass., bouw dan de « grote werken » aantast 25 mei 1978, Bull. en Pas., 1978, 1090. Aansprakelijkheid van de architect en de aannemer. Burgerlijke zaken - Getuigenverhoor Noot, get. W.G., Cass., 18 okt. 1973, bevolen door de rechter in boger beroep A.C., 1974, 202. Rechter van het rechtscollege in eerste aanleg belast met de uitvoering Aannemingscontract Oprichting van die daad van onderzoek - Ambte- van· een gebouw - Gebrek in de bouw lijke opdracht die aan dit rechtscollege - Gebrek in de grote werken - Gevolg moet worden gegeven - Rechter met blJ van de aanvaarding op de aansprakelljk-
-272heid van de architect en de aannemer jegens de opdrachtgever. Noot, get. W.G., Cass., 18 okt. 1973, A.C., 1974, 202. Aannemingscontract Oprichting van een gebouw - Gebrek in de bouw - Gebrek in de grote werken - Aanvaarding - Aanvaarding dekt de aansprakelijkheid van de architect en de aannemer niet, ongeacht of de gebreken zichtbaar zijn dan wei verborgen zijn. Noot, get. W.G., Cass., 18 okt. 1973, A.C., 1974, 202. Aannemingscontract Oprichting van een gebouw - Gebrek in de bouw - Gebrek waardoor andere delen van het gebouw dan de << grote werken >> worden aangetast Aanvaarding -, Aanvaarding dekt de aansprakelijkheid van de architect en de aannemer niet. Noot, get. W.G., Cass., 18 okt. 1973, A.C., 1974, 202. Aannemingscontract Oprichting van een gebouw - Tienjarige aansprakelijkheid van de architect en de aannemer - « Grote werken >> - Burgerlijk Wetboek, artt. 1792 en 2270 - Bepalingen die de openbare orde raken. Noot, get. W.G., Cass., 18 okt. 1973, A.C., 1974, 202. Aannemingen van werken, leveringen en transporten voor rekening van de Staat - Koninklijk besluit van 5 okt. 1955 tot regeling van de overeenkomsten betreffende deze aannemingen - Bepalingen van de bijlage bij dit koninklijk besluit - Bepalingen die wet zijn in de zin van art. 608 van het Gerechtelijk Wetboek. Noot, get. F.D., Cass., 11 jan. 1974, A.C., 1974, 524.
HUUR VAN GOEDEREN Pacht Art. 7 van de wet tot beperking van de pachtprijzen, vervat in art. Ill van de wet van 4 nov. 1969 Concessie - Begrip. Cone!. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 16 mei 1974, Bull. en Pas., 1974, 954. Pacht - Landbouw - Exploitatie Begrip. Noot, get. E.K., Cass., 28 nov. 1975, A.C., 1976, 406. Handelshuurovereenkomsten Art. 16, I, a•, vervat in de wet van
20 april 1951 - Wil tot wederopbouw van het onroerend goed - Begrip. Cone!. adv.-gen. J. VELU, Cass., 12 jan. 1978, Bull. en Pas., 1978, 535. Pacht - Wet van 4 nov. 1969, artt. 4 en 8 - Pachtovereenkomst gesloten voor een periode van achttien jaar Periode die niet kan gelijkgesteld worden met twee opeenvolgende periodes van negen jaar. Cone!. adv.-gen. A. CoLARD, Cass., 7 sept. 1978, Bull. en Pas., 1979, 20.
HUWELIJKSCONTRACT Stelsel van v66r de wet 14 juli 1976 Overeenkomst over de vereffening van de gemeenschap en de regeling van de terugnemingen en vergoedingen van de echtgenoten, door de echtgenoten gesloten v66r de ontbinding van de gemeenschap - Overeenkomst nietig wegens strijdigheid met de bepalingen van openbare orde inzake de onveranderlijkheid van de huwelijksstelsels. Cone!. eerste adv.-gen. CHARLES, Cass., 1 maart 1979, Bull. en Pas., 1979, 782. Wijziging van het huwelijksvermogensstelsel bij overeenkomst - Burgerlijk Wetboek, art. 1395- Overlijden van een der echtgenoten voordat de rechtbank van eerste aanleg zich heeft uitgesproken over het verzoek tot homologatie van de akte houdende wijziging van het huwelijksvermogensstelsel - Verzoek dat geen reden van bestaan meer heeft. Cone!. proc.-gen. F. DUMON, Cass., 2 mei 1979, A.C., 1978-79, 1035. INDEPLAATSSTELLING Persoonlijke indeplaatsstelling Begrip en gevolgen. Cone!. eerste adv.-gen. PAUL MAHAUX, Cass., 21 juni 1971, Bull. en Pas., 1971, 1001. INKOMSTENBELASTINGEN Belastingschuld wegens onverdeeldheid - Belasting die voor een aandeel per hoofd in de schuld ten name van elke medeeigenaar ten kohiere moet worden gebracht. (Burgerlijk Wetboek, artt. 873 en 1863.) Noten 1 en 2, get. E.K., Cass., 8 sept. 1970, A.C., 1971, 24. -
Wetboek van de Inkomstenbelastingen Voorheffingen Toerekening en
-273teruggav!:l van voorheffingen Roerende voorhP.ffingen ingehouden op de inkomsten uit aandelen of delen van een naamloze vennootschap of op haar inkomsten uit belegde kapitalen Boekjaar met verlies afgesloten Onmogelijkheid om genoemde inkomsten van belastbare winsten af te trekken. (Wetb. Inkomstenbel., artt. 111, 153, 164, 191, 192, 198 en 205.) Concl. adv.-gen. DELANGE, Cass., 16 dec. 1971, Bull. en Pas., 1972, 373. Personen- en vennootschapsbelasting - Belastbare winsten - Aankoop van gronden - Bedragen gebruikt tot uitbreiding van het bedrijf - Beleggingswaarde - Afschrijving - Basis voor de berekening. Concl. adv.-gen. KRINGS, Cass., 26 juni 1974, A.C., 1974, 1208. Diverse inkomsten - Beheer van het privaat vermogen - Goederen die kunnen beheerd worden in de :tin van art. 67, 1°, van het Wetboek van de .Inkomstenbelastingen. Concl. adv.-gen. KRINGS, Cass., 24 okt. 1975, A.C., 1976, 244. Diverse inkomsten - Beheer van een privaat vermogen - Begrip. adv.-gen. KRINGS, Cass., Concl. 24 okt. 1975, A.C., 1976, 244. Diverse inkomsten - Inkomsten uit verrichtingen of speculaties, zelfs occasioneel - Begrip. Concl. adv.-gen. KRINGS, Cass., 24 okt. 1975, A.C., 1976, 244. Aanslagbiljet- Vorm. Noot, get. E.K., Cass., 24 okt. 1975, A.C., 1976, 254: Wettelijke hypotheek - lnschrijving van de wettelijke hypotheek tot waarborg van directe en bijkomende belastingen - Gevolgen voor de verkoop van het onroerend goed die v66r de inschrijving heeft plaatsgehad, doch niet is Jvergeschreven. Concl. adv.-gen. KRINGS, Cass., 28 mei 1976, A.C., 1976, 1074. Uitlegging van de belastingwet Methode om deze uit te leggen. Noot, get. E.K., Cass., 3 juni 1976, A.C., 1976, 1097. Bezwaar - Belasting ten name van het gezinshoofd gevestigd - Recht van elk der echtgenoten. Concl. adv.-gen. KRINGS, Cass., 2 fe~. 1976, A.C., 1977, 916.
Wetboek van de Inkomstenbelastingen, artt. 7 en 394 - Personenbelasting - lnkomsten uit onroerende goederen - Nieuw gebouwd onroerend goed Onroerend goed op grond van zijn nieuw kadastraal inkomen belastbaar vanaf 1 januari volgend op de ingebruikneming - lngebruikneming - Begrip. Concl. adv.-gen. A. COLARD, Cass., 3 okt. 1977, Bull. en Pas., 1978, 131. Wetboek van de Inkomstenbelastingen Personenvennootschap - Vennootschapsbelasting Regeling inzake meerwaarden - Art. 37 van dat wetboek - Wet van 30 dec. 1970 betreffende de economische expansie, waarbij wordt voorgeschreven gebruik te maken van de mogelijkheid de aanslag te verminderen van zekere niet krachtens de artt. 36 tot 38 van dat wetboek vr:jgestelde meer-: waarden- Koninklijk besluit van 6 jan: 1971 tot uitvoering van art. 11 en van § 2' van art. 15 van de wet van 30 dec. 1970. Concl. eerste adv.-gen. F. DUMON,: Cass., 30 maart 1978, Bull. en Pas.: 1978, 827. Meerwaarden die voortvloeien uit de: aandelen in de rechten van een vennoot-: schap, ontvangen ter vergoeding van de, inbreng van een bedrijfstak - Begrip. KRINGS, Cass., Concl. adv.-gen. 14 sept. 1978, Bull. en Pas., 1979, 44. W.I.B. Belasting van niet-verblijfhouders - Belasting geheven over; het totale bedrag van de inkomsten uit onroerende goederen en bedrijfsinkom-. sten die in Belgie zijn verkregen, wanneer de belastingplichtige in Belgie beschikt over een « inrichting » W.I.B., artt. 148, 1°, en 140, § 3 - Over zodanige inrichtingen beschikken Be grip. Concl. proc.-gen. F. DUMON, Cass., 30 nov. 1978, Bull. en Pas., 1979, 371. Internationale verdragen - Overeenkomst tot voorkoming van dubbele belasting, gesloten tussen Belgie en Frankrijk - Belasting in Belgie geheven van dividenden die in Belgie zijn toegekend · aan in Frankrijk gevestigde nietverblijfhouders - Grens - Grondslag voor de berekening van die grens. Concl. adv .-gen. KRINGS, Cass., 21 feb. 1979, Bull. en Pas., 1979, 737. Wetboek van de Inkomstenbelastingen - Belasting der niet-verblijfhouders In Belgie behaalde of verkregen inkomsten - Bezoldigingen ten laste van een vennootschap met maatschappelijke
-274zetel, voornaamste inrichting of zetel van bestuur of beheer in Belgie Daarin zijn niet begrepen bezoldigingen van een in het buitenland door de genieters uitgeoefende activiteit - Uitzondering op de regel dat nietverblijfhouders aan de belasting onderworpen zijn. Concl. adv.-gen. LIEKENDAEL, Cass., 5 maart 1979, Bull. en Pas., 1979, 790. INTERNATIONALE VERDRAGEN
Instemming met een internationaal verdrag door middel van een handeling van de wetgevende macht - Handeling die niet de uitoefening is vap een wetgevende taak. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 27 mei 1971, Bull. en Pas., 1971, 886. Conflict tussen een internrechtelijke norm en een bij verdrag bepaalde internationaalrechtelijke norm die rechtstreekse gevolgen heeft in de interne rechtsorde - Voorrang van de bij het verdrag vastgestelde regel. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 27 mei 1971, Bull. en Pas., 1971, 886. Bepaling rechtstreeks toepasselijk in de interne rechtsorde - Begrip. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 27 mei 1971, Bull. en Pas., 1971, 886. Belgisch-Duitse overeenkomst van 30 juni 1958, goedgekeurd bij de handeling van de wetgevende macht van 10 aug. 1960 - Draagwijdte van art. 15. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH;' Cass., 4 mei 1972, Bull. en Pas., 1972, 806. Gegevens die door de nationale rechter mogen in aanmerking genomen worden voor de uitlegging van het verdrag. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 4 mei 1972, Bull. en Pas., 1972, 806. Internationaal verdrag nopens het wegverkeer, ondertekend te Geneve op 19 sept. 1949 en goedgekeurd bij handeling van de wetgevende macht van 1 april 1954 - Artt. 1, § 2, 4 en 24 Bepalingen hebben betrekking op bestuurders in internationaal verkeer en niet op vreemdelingen. Concl. eerste adv.-gen. DELANGE, Cass., 10 juni 1974, Bull. en Pas., 1974, 1033.
Verdrag tussen Belgie en het Verenigd! Koninkrijk Groot-Brittannie en lerlandi betreffende de wederzijdse erkenning[ van rijbewijzen, op 11 dec. 1968 gesloten; door wisseling van brieven Geen toepassing op een Brits onderdaan die in Belgie verblijft, er in het vreemdelingenregister is ingeschreven en houder is van een bewijs van deze inschrijving. Concl. eerste adv.-gen. DELANGE, Cass.,1 10 juni 1974, Bull. en Pas., 1974 1033. Conflict tussen een rechtstreeks toepasselijke bepaling van conventioneel internationaal recht of van gemeenschapsrecht die rechtstreeks toepasselijk is en een norm van nationaal recht, o.a. een wet - Verplichting voor de hoven en rechtbanken de norm van nationaal recht buiten toepassing te Iaten Voorrang van de bepaling van internationaal recht of van gemeenschapsrecht niet onderworpen aan het bestaan van een interpretatieve wet. Concl. adv.-gen. F. DuMaN, Cass., 14 jan. 1976, A.C., 1976, 547. Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, art. 6-1 - Betwisting inzake rechten en verplichtingen van burgerlijke aard - Betekenis van deze uitdrukking. Concl. adv.-gen. J. VELU, Cass., 8 april 1976, Bull. en Pas., 1976, 871. · 871. Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, art. 5 - Bepalingen die geen verband houden met het onder de wapenen houden van een burger overeenkomstig de wettelijke bepalingen. Concl. adv.-gen. BALLET, Cass., 24 mei 1976, Bull. en Pas., 1976, 1014. Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden Artt. 5 en 7.1 Draagwijdte van deze bepalingen. Concl. adv.-gen. BALLET, Cass., 24 mei 1976, Bull. en Pas., 1976, 1~14. Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, art. 7.1 - Beginsel van de wettigheid van de misdrijven en de straffen - Begrip. BALLET, Cass., Cone!. adv.-gen. 24 mei 1976, Bull. en Pas., 1976, 1014.
-275KOOP
Internationale overeenkomst betreffende het goederenverkeer per spoorweg (C.I.M., art. 31), op 25 feb. 1961 te Bern ondertekend en goedgekeurd bij de wet van 4 maart 1964 - Forfaitaire beperking van de vergoeding door de spoorweg verschuldigd in geval van volledig of gedeeltelijk verlies van de vervoerde goederen Gegroepeerd vervoer Toepassing van de beperking tot elk afzonderlijk beschouwd colli. Concl. proc.-gen. DELANGE, Cass., 3 juni 1976, Bull. en Pas., 1976, 1064. Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, art. 15 - Recht van de verdragsluitende Staten om van de in dit Verdrag vastgestelde verplichtingen af te wijken, in geval van oorlog of van een ander openbaar gevaar waardoor het bestaan van de Natie in gedrang komt. Concl. adv.-gen. J. VELU, Cass., 23 sept. 1976, Bull. en Pas., 1977, 83. Additioneel Protocol bij het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, art. 1 _:.. Recht op het ongestoord genot van zijn eigendom - Draagwijdte. Concl. adv.-gen. J. VELU, Cass., 23 sept. 1976, Bull. en Pas., 1977, 83. Uitlegging. Concl. proc.-gen. DELANGE, Cass., 27 ~an. 1977, Bull. en Pas., 1977, 574. Art. 25 van het Verdrag van Warschau van 12 okt. 1929 tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationaal luchtvervoer, aansprakelijkheid van de vervoerder of zijn ondergeschikte - Werkelijke wetenschap van de waarschijnlijke schade - Subjectieve en geen objectieve beoordeling. Concl. proc.-gen. DELANGE, Cass., 27 jan. 1977, Bull. en Pas., 1977, 574.
JACHT Vonnis van de vrederechter niet in tegenwoordigheid van de partijen uitgesproken - Jachtwet, art. 7 bis - Aan de partijen is, binnen drie dagen na de uitspraak van het vonnis, geen kennis gegeven van het beschikkende gedeelte ervan - Termijn van hoger beroep van veertien dagen bepaald bij genoemd art. 7 bis niet toepasselijk. Concl. proc.-gen. F. DUMON, Cass., 2 mei 1979, A.C., 1978-79, 1042.
Concessie inzake alleenverkoop Begrip « concessie inzake alleenverkoop »in de wet van 27 juli 1961. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 11 maart 1971, Bull. en Pas., 1971, 631. Concessie van alleenverkoop voor onbepaalde tijd Scheidsrechterlijk beding met als doel en gevolg dat een buitenlandse wet wordt toegepast Nietigheid. KRINGS, Cass., Concl. adv.-gen. 28 juni 1979, Bull. en Pas., 1979, 1260.
KOOPHANDEL Daad van koophandel Winstoogmerk - Begrip. Noot, get. W.G., Cass., 19 jan. 1973, A.C., 1973, 515. Daad van koophandel - Is het winstoogmerk een wezenskenmerk van de daad van koophandel ? Noot, get. W.G., Cass., 19 jan. 1973, A.C., 1973, 515. Daad van koophandel - Economische instelling van gemengde aard - Verrichtingen van operibaar nut - Aard van de handeling. Noot, get. W.G., Cass., 19 jan. 1973, A.C., 1973, 515.
LASTGEVING Fout door de lasthebber begaan binnen de grenzen van de lastgeving Fout waardoor de lastgever verbonden is Fout die voor de lastgever geen vreemde oorzaak, toeval of overmacht kan zijn. Noot, get. W.G., Cass., 24 jan. 1974, A.C., 1974, 576. Omstandigheden waarin de lastgever aansprakelijk is voor de handelingen van de lasthebber. Noot, get. W.G., Cass., 24 jan. 1974, A.C., 1974, 576.
LEGER Geallieerde krijgsmachten - Overeenkomst tussen de bij het NoordAtlantisch Verdrag aangesloten Staten, betreffende de rechtspositie van hun krijgsmachten, op 19 ·juni 1951 te Londen ondertekend en goedgekeurd bij de wet van 9 jan. 1953, art, VIII-3 - Wet
-276van 3 juli 1967 betreffende de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector, art. 14 Schade in BelgH~ veroorzaakt door een lid van een vreemde krijgsmacht van een van de coritracterende partijen en opgelopen door een van de personen waarvan sprake is in art. 1 van de wet van 3 juli 1967 - Belgische Staat gehouden tot « regeling » •.:an de vordering tot schadevergoeding Overeenkomstig art. 14, § 1, lid 3, van dezelfde wet van 3 juli 1967 wordt geen afbreuk gedaan aan de vordering van de getroffene. Cone!. eerste adv.-gen. F. DUMON, Cass., 2 mei 1975, A.C., 1975, 963.
LEVENSONDERHOUD Machtiging tot het ontvangen van lonen - Aard van deze maatregel Gevolgen. Noot, get. E.K., Cass., 14 sept. 1973, A.C., 1974, 40. Vaderschap en afstamming - Wettig kind - Vordering tot betaling· van een bijdrage in het onderhoud en de opvoeding van het kind van de moeder tegen een andere man dan de wettige vader. Noot, get. A.T., Cass., 6 juni 1975, A.C., 1975, 1066. LOON Bescherming - Opzeggingsvergoeding en uitwinningsvergoeding - Loon in de zin van art. 2 van de wet van 12 april 1965. Cone!. adv.-gen. LENAERTS, Cass., 5 dec. 1977, A.C., 1978, 403. Bescherming - Wet van 12 april 1965, art. 11 - Niet toepasselijk op opzeggingsvergDeding en uitwinningsvergoeding. Cone!. adv.-gen. LENAERTS, Cass., 5 dec. 1977, A.C., 1978, 403. LUCHTVAART Internationaal luchtvervoer Art. 25 van het Verdrag van Warschau van 12 oktober 1929 tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationaal luchtvervoer - Aansprakelijkheid van de vervoerder of zijn' ondergeschikte Werkelijke wetenschap van de waarschijnlijke schade -
Subjectieve en geen objectieve beoordeling. Cone!. proc.-gen. DELANGE, Cass., 27 feb. 1977, BulL en Pas., 1977, 574.
MEINEED Meineed bij de boedelbeschrijving voor de vereffening en de verdeling van een nalatenschap - Begrip. Cone!. eerste adv.-gen. PAUL MAHAux, Cass., 29 okt. 1973, BulL en Pas., 1974, 221. MIJNEN, GROEVEN EN GRAVERIJEN Wettelijke voorwaarden voor de tegemoetkoming van het Nationaal Waarborgfonds inzake kolenmijnschade, wegens schade aan bovengrondse eigendommen veroorzaakt door de werken in een kolenmijn. Cone!. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 24. jan. 1974, BulL en Pas., 1974, 544. Veroordeling van een concessiehouder · van een kolenmijn wegens schade aan een bovengrondse eigendom - Omstandigheden waarin deze veroordeling op de rechten van het Nationaal Waarborgfonds inzake kolenmijnschade. kan terugwerken en deze benadelen. Cone!. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 24 jan. 1974, BulL en Pas., 1974, 544. Nationaal Waarborgfonds inzake kolenmijnschade - Statuut - Beheersbevoegdheid - Onderscheid tussen het Fonds A en het Fonds B - Aanwending van het bedrag van de bijdragen voor beide fondsen. Cone!. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 24 jan. 1974, BulL en Pas., 1974, 544. MILITAIR Militaire dienst- Duur- Voorwaarden om onder de wapenen te worden gehouden. Cone!. adv.-gen. BALLET, Cass., 24 mei 1976, Bull. en Pas., 1976, 1014. ONDERWIJS Bedienden - Lid van het vrij onderwijs - Wet van 11 juli 1973 houdende wijziging van zekere bepalingen van de onderwijswetgeving zoals deze voortvloeien uit de wet van 29 mei 1959 -
r
I
-277Gecoordineerde wetten betreffende bet Invaliditeitsverzekering - Onsplitsbaar bediendencontract - Na de inwerking- geschil. treding van deze wet van 11 juli 1973 Concl. adv.-gen. LENAERTS, Cass., zijn deze gecoordineerde wetten niet 13 maart 1978, A.C., 1978, 810. meer van toepassing op de « bedienden » die tewerkgesteld zijn o.m. in de door bet Rijk gesubsidieerde inrichtingen van ONTEIGENING TEN ALGEMENEN bet vrij onderwijs die door « een statuut NU'ITE worden geregeld » << Statuut » Minnelijke afstand door de eigenaar Be grip. Concl. eerste adv.-gen. F. DUMON, aan de onteigenende overheid van een Cass., 8 dec. 1976, Bull. en Pas., 1977, onroerend goed waarvan de onteigening ten algemenen nutte is gedecreteerd 394. Gevolgen van deze afstand en rechten van de onteigenende overheid ten aanONDERZOEK (IN STRAFZAKEN) zien van de huurders. Noten 4 en 5, get. V.D., Cass., Door de raadkamer gecontraventiona3 juni 1971, A.C., 1971, 985. liseerd wanbedrijf Verzwarende omstandigheid waarop in de beschikking Vervulling van de bij de wet voorgetot very.rijzing naar de politierechtbank schreven formaliteiten - Nagaan niet niet is geWezen - Omstandigheid die beperkt tot de controle op de externe voor de raadkamer niet onbekend is wettigheid - Controle slaat ook op de gebleven en door haar ook niet buiten interne wettigheid en strekt zich derbeschouwing is gelaten - Bevoegdheid halve uit tot bet nagaan van bet al dan van de politierechtbank- Voorwaarden. niet bestaan van een overschrijding of Noot, get. L.F.D., Cass., 20 juli 1978, afwending van macht. A.C., 1978, 1279. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 3 maart 1972, A.C., 1972, 606. ONDERZOEKSGERECHTEN Wet van 17 april 1835 - Wet van Raadkamer - Regeling van de voorafgaande rechtspleging Behandeling 26 juli 1962 - Nagaan of de bij de wet voorgeschreven formaliteiten vervuld met gesloten deuren. Concl. adv.-gen. LENAERTS, Cass., zijn - Uitsluitende bevoegdheid van de hoven en rechtbanken. · 12 okt. 1976, A.C., 1977, 169. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 3 maart 1972, A.C., ONDERZOEKSRECHTER 1972, 606. Vervanging van een verhinderde Verzoek tot onteigening volgens de onderzoeksrechter door een andere rechtspleging bij hoogdringende omstanonderzoeksrechter - Geen aanwijzing digheden - Wet van 26 juli 1962, art. 5 door de voorzitter van de rechtbank - Controle die door de vrederechter vereist. moet worden uitgeoefend. Noot, get. A.T., Cass., 7 april 1978, A.C., Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER 1978, 907. MEERSCH, Cass., 3 maart 1972, A.C., 1972, 606. ONGEOORLOOFDE MEDEDINGING Met de eerlijke handelsgebruiken strijdige daden - Rechtsvordering tot ONVERDEELDHEID schadevergoeding - Wet van 14 juli Boedelbeschrijving - Doel, voorwerp, 1971, art. 54 - Draagwijdte. karakter en aard van deze akte. Noot, get. E.K., Cass., 27 mei 1977, Concl. eerste adv.-gen. PAUL MAHAux, A.C., 1977, 1001. Cass., 29 okt. 1973, Bull. en Pas., 1974, 221. ONSPLITSBAARHEID Boedelbeschrijving voor de vereffening van de verdeling van een nalatenZiekte- en invaliditeitsverzekering Geschil tussen de verzekeringsinstelling schap - Goederen die door de partijen en de verzekerde over onrechtmatig bij de boedelbeschrijving moeten worden uitbetaalde uitkeringen - Tussenkomst aangegeven - Aan inbreng of inkorting van bet Rijksinstituut voor Ziekte- en onderworpen schenkingen.
-278Concl. eerste adv.-gen. PAUL MAHAUX, Cass., 29 okt. 1973, Bull en Pas., 1974, 221.
OORLOG Oorlogstijd - Begrip. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 9 nov. 1972, Bull. en Pas., 1973, 237. Vijandelijkheden in Belgie - Draagwijdte en grenzen ·.ran de overmacht. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 9 nov. 1972, Bull. en Pas., 1973, 237. OPENBAAR DOMEIN Begrip. Cone!. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 16 mei 1974, Bull en Pas., 1974, 954. Prive-domein van openbare personen - Begrip. Cone!. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 16 mei 1974, Bull en Pas., 1974, 954. OPENBAAR MINISTERIE Voorziening in cassatie tegen een beslissing van het arbeidshof dat een raadsheer in sociale zaken een partij voor dat hof mag vertegenwoordigen en verdedigen - Ontvankelijkheid. Cone!. adv.-gen. LENAERTS, Cass., 29 nov. 1972, A.C., 1973, 310. Strafzaken - Burgerlijke rechtsvordering - Advies van het openbaar ministerie. Noot, get. F.D., Cass., 3 dec. 1974, A.C. 1975, 397. OPENBARE DIENST Begrip. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 22 okt. 1970, Bull en Pas., 1971, 144. Concessie - Gelijkheid van degenen die een beroep doen op die dienst Grondwet, artt. 6 en 6bis- Begrip. Concl. eerste adv.-gen. F. DUMON, Cass., 30 jan. 1976, A.C., 1976, 632. OPENBAREINSTELLING Administratieve overheid - Begrip. Cone!. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 22 okt. 1970, Bull en Pas., 1971, 144.
OPENBARE ORDE Arbeidsongevallenwet Bepalingen van openbare orde. Concl. adv.-gen. LENAERTS, Cass., 26 feb. 1975, A.C., 1975, 729. Wettelijke bepalingen betreffende de samenstelling van de gerechten - Bepalingen die de openbare orde raken. Noot, get. J.V., Cass., 17 mei 1978, A.C., 1978, 1096. OVEREENKOMST Uitvoering van de verbintenis Bewijslast - Art. 1315 van het Burgerlijk Wetboek. Noot, get. W.G., Cass., 20 nov. 1970, A.C., 1971, 263. Zaken van koophandel Meer dan een schuldenaar Hoofdelijkheid Begrip. Concl. adv.-gen. F. DUMON, Cass., 15 feb. 1974, A.C., 1974, 661. Aansprakelijkheid uit overeenkomst - Schade door respectieve fouten van verscheidene partijen veroorzaakt Aile partijen verplicht de schade jegens de benadeelde volledig te vergoeden Begrip - Grondslag. Cone!. adv.-gen. F. DUMON, Cass., 15 feb. 1974, A.C., 1974, 661. Aansprakelijkheid uit overeenkomst Schade door verscheidene partijen veroorzaakt in de uitvoering van hun verbintenissen uit overeenkomst Gemeenschappelijke fout - Hoofdelijke aansprakelijkheid Gemeenschappelijke fout - Begrip. Concl. adv.-gen. F. DUMON, Cass., 15 feb. 1974, A.C., 1974, 661. Art. 1134 Burgerlijk Wetboek - Verbindende kracht van de overeenkomsten - Begrip. Noot 3, get. E.K., Cass., 13 juni 1975, A.C., 1975, 1090. Bedrog - Dwaling ten gevolge van bedrog Geen verschoning van het bedrog - Dwaling zonder invloeq op de vordering tot verschoning of tot schadevergoeding. Cone!. adv.-gen. KRINGS, Cass., 23 sept. 1977, A.C., 1978, 107. «Gentleman's agreement>>- Begrip. Noot, get. J.V., Cass., 11 jan. 1978, A.C., 1978, 561.
279RAAD VAN STATE Gezag van de vernietigende arresten van de Raad van State. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 22 okt. 1970, BulL en Pas., 1971, 144.
RECHTBANKEN Burgerlijke zaken- Verbod uitspraak te doen over niet gevorderde zaken Draagwijdte van dit algemeen beginsel - Verbod voor de rechter zowel het voorwerp als de oorzaak ·van de eis te wijzigen - Verplichting voor de rechter Gezag van de arresten waarbij de in hoger beroep slechts uitspraak te Raad van State een verzoek tot nietig- doen over de beslissing die voor hem is verklaring van een verordening wegens gebracht. machtsoverschrijding verwerpt. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 4 mei 1972, BulL en Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER Pas., 1972, 806. MEERSCH, Cass., 22 okt. 1970, BulL en Pas., 1971, 144. Buitengewone rechtbanken - Begrip. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER Beroep tot nietigverklaring van een MEERSCH, Cass., 3 mei 1974, A.C., handeling van een administratieve over1974, 967. heid - Rechtspleging voor de afdeling Rechtsmacht - Verbod voor de rechvoor administratieve zaken. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER ters hun rechtsmacht over te dragen MEERSCH, Cass., 29 jan. 1971, A.C., Bevoegdheid om ambtelijke opdrachten te geven. 1971, 518. Concl. proc.-gen. DELANGE, Cass., 29 juni 1978, Bull. en Pas., 1978, Beslissing van de afdeling voor admi1240 .. nistratieve zaken bij de Raad van State geen kennis te nemen van een eis waarvan de kennisneming tot de bevoegdheid van de rechterlijke overhe- RECHT VAN VERDEDIGING den behoort - Aard en omvang van de bevoegdheden van het Hof van Cassatie, Tolk - Beklaagde die de taal van de rechter over conflicten. rechtspleging niet machtig is - Art. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER 332 van het Wetboek van Strafvordering Op straffe van nietigheid voorgeMEERSCH, Cass., 29 jan. 1971, A.C., schreven verplichting ambtshalve een 1971, 518. tolk te benoemen - Toepasselijk op alle Beslissing van de afdeling voor admi- vonnisgerechten - Geen afwijking in de nistratieve zaken bij de Raad van State bepalingen van de wet van 15 juni 1935. geen kennis te nemen van een eis betreffende het gebruik der talen in waarvan de kennisneming tot de gerechtszaken. Noot, get. V.D., Cass., 7 maart 1972, bevoegdheid van de rechterlijke overheA.C., 1972, 638. den behoort - Bevoegdheid van het Hof van Cassatie - Bevoegdheid van het Strafzaken - Rechter die ambtshalve Hof van Cassatie, waarbij een voorzie- beslist dat de burgerlijke rechtsvordening tegen een dergelijke beslissing ring niet ontvankelijk is - Geen schenaanhangig is, om niet alleen te onder- ding van de rechten van de verdediging. zoeken of het arrest van de Raad van Noot 1, get. F.D., Cass., 19 okt. 1977,. State wettelijk gerechtvaardigd is, maar A.C., 1978, 226. ook of het regelmatig met redenen is omkleed. Strafzaken - Zaak in beraad gehouConcl. proc.-gen. ·GANSHOF VAN DER den na onderzoek op tegenspraak MEERSCH, Cass., 29 jan. 1971, A.C., Dagbepaling in tegenwoordigheid van de beklaagde voor de uitspraak van het 1971, 518. vonnis - Debatten heropend op die dag, buiten tegenwoordigheid van de Onteigening · ten algemenen nutte Wet van 17 april 1835 Wet van beklaagde - Getuigen gehoord, nieuwe 26 juli 1962 - Nagaan of de bij de wet stukken ingediend, nieuwe vorderingen voorgeschreven formaliteiten vervuld van het openbaar ministerie - Geen schending van de rechten van de verdezijn - Onbevoegdheid. · Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER diging. Noot 2, get. F.D., Cass., 15 feb. 1978, MEERSCH, Cass., 3 maart 1972, A.C., A.C., 1978, 712. 1972, 606.
-280Verzoek om een bijkomende onderzoeksmaatregel Mwijzing door de rechter omdat hij die maatregel niet nodig acht om tot zijn overtuiging te komen - Middel afgeleid uit de schending van de rechten van de verdediging - Toetsing door het Hof - Begrip. Noot 2, get. F.D., Cass., 11 april 1978, A.C, 1978, 919. RECHTEN VAN DE MENS Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, art. 6-1 Redelijke termijn waarbinnen de zaak moet behandeld worden - Begrip. KRINGS, Cass., Cone!. adv.-gen. 4 okt. 1978, Bull. en Pas., 1979, 153. RECHTERLIJK GEWIJSDE Strafzaken - Strafrechter die twee straffen heeft uitgesproken, respectievelijk wegens een misdrijf uit onvoorzichtigheid en wegens een feit dat een gebrek aan voorzichtigheid of voorzorg oplevert, hetgeen zelf als misdrijf strafbaar wordt gesteld - Gevolg van deze beslissing op de burgerlijke rechtsvordering. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 18 sept. 1970, A.C, 1971, 51. Strafzaken Beslissing van de strafrechter door nietigheid aangetast Geen gezag van gewijsde op de burgerlijke rechtsvordering. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, 18 sept. 1970, A.C, 1971, 51. Strafzaken - Strafrechter die twee straffen heeft uitgesproken, respectievelijk wegens een misdrijf uit onvoorzichtigheid en wegens een feit dat een gebrek aan voorzichtigheid of voorzorg oplevert, hetgeen zelf als misdrijf strafbaar wordt gesteld, maar beslist dat dit misdrijf een bestanddeel van het misdrijf uit onvoorzichtigheid vormt Gevolg van deze door tegenstrijdigheid aangetaste beslissing op de burgerlijke rechtsvordering. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 18 sept. 1970, A.C, 1971, 51. Gezag van gewijsde Gezag van gewijsde door het Hof van Justitie van de Europese Gemeerischappen. Cone!. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 27 mei 1971, Bull. en Pas., 1971, 886.
Strafzaken Feit dat tegelijk een gemeenrechtelijk misdrijf en een overtreding van de douane- en accijnswetten oplevert Veroordeling wegens het tweede misdrijf na vrijspraak van de eerste - Wettigheid. Noot 3, get. P.M., Cass., 18 jan. 1972, A.C, 1972, 483. Gezag van gewijsde - Strafzaken Hoger beroep - Devolutieve kracht van het hoger beroep - Interferentie van de regels inzake de devolutieve kracht van het hoger beroep en de regels betreffende het gezag van gewijsde. Noot 1, get. E.K., Cass., 6 maart 1972, A.C, 1972, 626. Strafzaken - Beslissing ten aanzien van beklaagden - Beslissing die geen gezag van gewijsde heeft ten aanzien van mededaders of medeplichtigen, die later vervolgd zijn. Noot 3, get. P.M., Cass., 18 jan. 1972, A.C, 1972, 483. Strafzaken - Strafrechter die twee straffen heeft uitgesproken, respectievelijk wegens een misdrijf uit onvoorzichtigheid en wegens een feit dat een gebrek aan voorzichtigheid of voorzorg oplevert en zelf als misdrijf strafbaar is gesteld - Gevolg van deze beslissing op de burgerlijke rechtsvordering. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 8 maart 1973, Bull. en Pas., 1973, 631. Strafzaken - Gezag van het gewijsde op de strafvordering - Gezag geldt niet voor wat niet zeker is gewezen. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 8 maart 1973, Bull. en Pas., 1973, 631. Strafzaken - Beslissing van de rechter, bij wie de strafvordering aanhangig is, door tegenstrijdigheid aangetast Geen gezag van gewijsde t.a.v. de burgerlijke rechtsvordering. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 8 maart 1973, Bull. en Pas., 1973, 631. Gezag van gewijsde - Begrip. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 29 maart 1973, Bull. en Pas., 1973, 725. Gezag van gewijsde Door een buitenlandse rechtbank regelmatig gewezen vonnis betreffende de staat van
-281de personen - Vonnis dat in Belgie gezag van gewijsde heeft - Voorwaarden. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 29 maart 1973, Bull. en Pas., 1973, 725. Beschikkingen op eenzijdig verzoekschrift - Aard van deze beschikkingen - Gevolg wat hun gezag van gewijsde betreft. Noot, get. A.C., Cass., 22 sept. 1977, A.C., 1977, 104. RECHTERLIJKE MACHT Onteigening ten algemenen nutte Wet van 17 april 1835 - · Wet van 26 juli 1962 - Nagaan of de bij de wet voorgeschreven formaliteiten vervuld zijn - Uitsluitende bevoegdheid van de hoven en rechtbanken. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 3 maart 1972, A.C., 1972, 606. De rechters worden voor het !even benoemd - Rechtvaardiging en draagwijdte van het grondwettelijk beginsel. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 8 juni 1973, A.C., 1973, 972. .
Verplichte inruststelling van de magistraat van de rechterlijke orde Voorwaarden voor een grondwettelijke verplichte inruststelling van de rechter - Leeftijd waarop de verplichte inruststelling van de rechter niet grondwettelijk is. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 8 juni 1973, A.C., 1973, 972. Verplichte inruststelling van de rechter en van de magistraat van het openbaar ministerie - Emeritaat - Begrip - Voorwaarden waaronder de rechter en de magistraat · .yan het openbaar ministerie aanspraak hebben op het emeritaat. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 8 juni 1973, A.C., 1973, 972. Verplichte inruststelling van de rechter - Emeritaat - Gevolgen van het emeritaat : emeritaatspensioen; hoedanigheid en titel van emeritus magistraat; alles wat aan zijn ambt verbonden is, buiten het recht om te oordelen. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 8 juni 1973, A.C., 1973, 972.
Verplichte inruststelling van de magistraat van het openbaar ministerie Emeritaat Gevolgen van het emeritaat : emeritaatspensioen; hoedanigheid en titel van emeritus magistraat, bij de wet aan de magistraat van het openbaar ministerie toegekend. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 8 juni 1973, A.C., 1973, 972. Toezicht van de hoven en rechtbanken ingevolge art. 107 van de Grondwet op de besluiten genomen krachtens de wetten inzake bijzondere en buitengewone bevoegdheden - Doel, aard en omvang van dit toezicht. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 3 mei 1974, A.C., 1974, 967. Toezicht op de overeenstemming van de wet met de Grondwet. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 3 mei 1974, A.C., 1974, 967. Koninklijke besluiten genomen krachtens de in art. 78 van de Grondwet bedoelde bijzondere wetten - Koninklijke besluiten die nodig zijn voor de uitvoering van de wetten genomen met toepassing van art. 67 van de Grondwet - Overeenstemming van deze koninklijke besluiten met de Grondwet, de rechtstreeks toe te passen regels van internationale verdragen, de wetten en de decreten van de cultuurraden Toezicht van de hoven en rechtbanken - Doel, aard en omvang. Concl. eerste adv.-gen. F. DUMON, Cass., 25 juni 1974, A.C., 1974, 1196. Wanbedrijf buiten de uitoefening van zijn ambt gepleegd door een zittend of staand magistraat van een hof van beroep of van een arbeidshof - Wethoek van Strafvordering, artt. 479, 481 en 482 - Hof van Cassatie neemt van de zaak kennis na overzending van de stukken door de minister van Justitie Indien daartoe grond bestaat, verwijst het Hof van Cassatie naar een onderzoeksmagistraat, hetzij naar een hof van beroep van buiten het rechtsgebied waar de betrokken magistraat zijn ambt uitoefent. Noot, get. F.D., Cass., 26 april 1976, A.C., 1976, 959. Redevoeringen uitgesproken en geschriften overgelegd door magistraten in de uitoefening van hun ambt - Magistraten van het openbaar ministerie -
-282Redevoeringen en geschriften waaromtrent geen strafvervolging kan worden ingesteld. Concl. eerste adv.-gen. F. DUMON, Cass., 9 mei 1978, A.C., 1978, 1051.
RECHTERLIJKE ORGANISATIE Gerechtelijke ambten Onverenigbaarheden- Verbod de verdediging van de partijen te voeren en hun consult te geven toepasselijk op de raadsheren en rechters in sociale zaken. Concl. adv.-gen. LENAERTS, Cass., 29 nov. 1972, A.C., 1973, 310. Samenstelling van het rechtscollege Tegelijkertijd rechter en partij in een zelfde zaak zijn, is verboden. Noot, get. J.V., Cass., 13 okt. 1975, A.C., 1976, 191. Rechtscollege - Verbod voor de rechters hun rechtsmacht over te dragen Bevoegdheid om ambtelijke opdrachten te geven. Concl. proc.-gen. DELANGE, Cass., 29 juni 1978, Bull. en Pas., 1978, 1270. Gerechtelijk Wetboek, art. 292 Rechter die heeft medegewerkt aan een beslissing waarbij het hof van beroep de zaak tot een latere zitting uitstelt Rechter die als onderzoeksrechter is opgetreden - Geen nietigheden. Noot, get. J.V., Cass., 9 mei 1979, A.C., 1978-79, 1077. RECHTSBEGINSELEN (ALGEMENE) ContinuYteit van de openbare dienst Algemeen rechtsbeginsel. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 22 okt. 1970, Bull. en Pas., 1971, 144. Geen terugwerking van de wet Algemeen rechtsbeginsel. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 22 okt. 1970, Bull. en Pas., 1971, 144. Rechtsmisbruik - Algemeen rechtsbeginsel. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 10 sept. 1971, A.C., 1972, 31. Rechtsmisbruik - Begrip. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 10 sept. 1971, A.C., 1972, 31.
Verbod uitspraak gevorderde zaken - Draagwijdte en beginsel. Concl. proc.-gen. MEERSCH, Cass., Pas., 1972, 806.
te doen over niet Burgerlijke zaken toepassing van dit GANSHOF VAN DER 4 mei 1972, Bull. en
Schade Gemeenschappelijke fout van verscheidene personen - Hoofdelijke aansprakelijkheid Algemeen rechtsbeginsel. Concl. adv.-gen. F. DuMaN, Cass., 15 feb. 1974, A.C., 1974, 661. Verbod op iemand dwang uit te oefenen - Draagwijdte. Noot, get. E.K., Cass., 7 maart 1975, A.C., 1975, 764. Tegelijkertijd rechter en partij in een zelfde geding zijn, is verboden - Algemeen rechtsbeginsel. Noot, get. J.V., Cass., 13 okt. 1975, A.C., 1976, 191. Rechtsbeginsel steunend op de banden van het bloed - Rechten, verplichtingen, verboden en beletselen die uit dat rechtsbeginsel voortvloeien Bezoekrecht van de grootouders o.a. Noot, get. F.D., Cass., 4 maart 1976, A.C., 1976, 767.
REDENEN VAN DE VONNISSEN EN ARRESTEN Burgerlijke zaken Middel in de akte van hoger beroep uiteengezet Appellant niet verschenen - Beslissing bij verstek gewezen Rechter niet verplicht op dit middel te antwoorden. Noot, get. F.D., Cass., 7 dec. 1972, A.C., 1973, 339. Strafzaken - Strafvordering - Veroordeling op de strafvordering - Geem opgave van een wettelijke bepaling welke een straf stelt - Beslissing niet naar recht gemotiveerd. Noot, get. J.V., Cass., 21 maart 1977, A.C., 1977, 782. Strafzaken Arrest waarin wordt vastgesteld dat de verzetdoende partij niet is verschenen - Regelmatig gemotiveerde .beslissing - De in de akte van verzet aangevoerde middelen behoeven niet te worden beantwoord. Noot, get. R.A.D., Cass., 22 nov. 1978, A.C., 1978-79, 331.
283REGELING VAN RECHTSGEBIED Strafzaken Beschikking van de raadkamer waarbij een wanbedrijf wordt gecontraventionaliseerd - Vonnis van onbevoegdverklaring gegrond op het bestaan van een omstandigheid waardoor het feit met een zwaardere correctionele straf strafbaar wordt - Omstandigheid die voor de raadkamer niet oribekimd is gebleven en door haar ook niet buiten beschouwing is gelaten Beslissingen die in kracht van gewijsde zijn gegaan - Regeling van rechtsgebied ~ Toezicht door het Hof - Vernietiging van het vonnis- Voorwaarden. Noot, get. L.F.D., Cass., 20 juli 1978, A.C., 1978, 1279. REKENHOF Rekenplichtige tegenover de Staatskas - Grondwet, art. 116 - Bevoegdheid van het Rekenhof - Begrip. t Concl. eerste adv.-gen. F. DUMON, Cass., 16 okt. 1975, Bull., en Pas., 1976, 204. Grondwet, art. 116 - Rekenplichtige tegenover de Staatskas Begrip Toezicht en controle van het Rekenhof zonder dat zulks bij een wet is voorgeschreven. Concl. eerste adv.-gen. F. DUMON, Cass., 16 okt. 1975, Bull. en Pas., 1976, 204. Grondwet, art. 116 - Nationaal pensioenfonds voor mijnwerkers - Administrateur-generaal van dit fonds Rekenplichtige tegenover de Staatskas in de zin van art. 116. Concl. eerste adv.-gen. F. DUMON, Cass., 16 okt. 1975, Bull. en Pas., 1976, 204. Grondwet, art. 116 - Rekenplichtige tegenover de Staatskas Staatskas, openbare gelden - Begrippen. Concl. eerste adv.-gen. F. DUMoN, Cass., 16 okt. 1975, Bull. en Pas., 1976, 204.
betaling - Voorwaarden waaronder de zekerheid geldig is en tegen de massa kan worden opgeworpen. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 18 mei 1973, A.C., 1973, 911.
SCHENKINGEN EN TESTAMENTEN Beschikbaar gedeelte tussen echtgenoten - Gebruikmaking van een tussenpersoon- Vermoeden van art. 1100 van het Burgerlijk Wetboek - Uitlegging Toepassingsgebied. Concl. eerste adv.-gen. PAUL MAHAUX, Cass., 4 april 1974, Bull. en Pas., 1974, 802. Testamenten - Burgerlijk Wetboek, art. 909 - Draagwijdte. Noot, get. E.K., Cass., 27 april 1979, A.C., 1978-79, 1020.
REKENING-COURANT
SOCIALE ZEKERHEID Ziekte- en invaliditeitsverzekering Wet van 9 aug. 1963, art. 70, § 2 - De verzekeringsinstelling die ten gunste van de getroffene van een ongeval prestaties heeft verstrekt, treedt in de rechten van de getroffene tegenover degene die de schade heeft veroorzaakt - Begrip. Concl. eerste adv.-gen. PAUL MAHAUX, Cass., 21 . juni 1971, Bull. en Pas., 1971, 1001. Ziekte- en invaliditeitsverzekering Wet van 9 aug. 1963, art. 70, § 2 Verzekeringsinstelling die . geheel of gedeeltelijk de hospitalisatiekosten van de getroffene van een ongeval heeft betaald - Vordering tot indeplaatsstelling tegen de derde die voor het ongeval aansprakelijk is Voorwaarden en modaliteiten. Concl. eerste adv.-gen. PAUL MAHAUX, Cass., 21 juni 1971, Bull. en Pas., 1971, 1001. Sancties wegens niet-naleving van de sociale zekerheidswetgeving - Onderscheid naar gelang van de wijze waarop zij worden opgelegd. Noot, get. H.L., Cass., 19 dec. 1973, A.C., 1974, 453.
Be~ rip. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 18 mei 1973, A.C., 1973, 911. Zekerheidstellingen tot dekking van een debetsaldo van een rekeningcourant Faillietverklaring van de schuldeiser - Termijn van staking van
Ziekte- en invaliditeitsverzekering Uitkeringen - Arbeidsongeschiktheid Zwangere werkgeefster - Werkneemster die haar beroepsarbeid werkelijk heeft onderbroken - Begrip (wet van 9 aug. 1963, art. 56, § 1). Noot, get. L.F.D., Cass., 4 jan. 1974, A.C., 1974, 493.
-284Ziekte- en invaliditeitsverzekering Indeplaatsstelling van de verzekeringsinstelling in de rechten van de verzekerde - Gedeeltelijke aansprakelijkheid van een derde - Grenzen van de indeplaatsstelling. Cone!. adv.-gen. LENAERTS, Cass., 11 juni 1974, A.C., 1974, 1119. Mijnwerkers Nationaal pensioenfonds voor mijnwerkers - Opdrachten. Cone!. eerste adv.-gen. F. DUMON, Cass., 16 okt. 1975, A.C., 1976, 215 .. Mijnwerkers Nationaal pensioenfonds voor mijnwerkers - Administrateur-generaal van dit fonds - Opdrachten. Cond. eerste adv.-gen. F. DUMON, Cass., 16 okt. 1975, A.C., 1976, 215. Werknemers Bijdragen, bijdrageopslag en nalatigheidsintrest - Gerechtelijk akkoord geen uitwerking. Concl. adv.-gen. LENAERTS, Cass., 17 mei 1978, A.C., 1978, 1092. Werknemers - Werknemers in het buitenland tewerkgesteld door een in Belgii:\ gevestigde werkgever - Sociale zekerheidsregeling. Noot, get. L.F.D., Cass., 18 juni 1979, A.C., 1978-79, 1241.
schappijen voor volkswoningbouw Heeft enkel betrekking op de bouwmaatschappijen tot nut van het algemeen. Concl. adv.-gen. J. VELU, Cass., 20 nov. 1975, Bull. en Pas., 1975, 347. STRAF Eendaadse samenloop - Begrip. Cone!. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 18 sept. 1970, A.C., 1971, 51. Materii:\le samenloop - Begrip. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 18 sept. 1970, A.C., 1971, 51. Art. 65 van het Strafwetboek - Bepaling die de strafrechter verplicht slechts een enkele straf uit te spreken wanneer een gebrek aan voorzichtigheid of voorzorg, dat als misdrijf strafbaar wordt gesteld, een bestanddeel van een misdrijf uit onvoorzichtigheid vormt. Cone!. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 18 sept. 1970, A.C., 1971, 51. Art. 65 van het Strafwetboek - Bepaling die de rechter bij wie de strafvordering aanhangig is, verplicht slechts een enkele straf uit te spreken, wanneer een gebrek aan voorzichtigheid of voorzorg, dat als onderscheiden misdrijf strafbaar is gesteld, een bestanddeel vormt van een misdrijf uit onvoorzichtigheid. Cone!. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 8 maart 1973, Bull. en Pas., 1973, 692. Betrekkelijke zwaarte van de straffen - Zwaarste straf - Bepaling - Toepasselijke criteria. · Noot; get. A.C., Cass., 20 juni 1979, A.C., 1978-79, 1262.
SPOORWEGVERVOER Internationaal goederenverkeer per spoorweg Internationale overeenkomst van Bern van 25 feb. 1961 (C.I.M., art. 31), goedgekeurd bij de wet van 4 maart 1964 - Forfaitaire beperking van de vergoeding door de spoorweg verschuldigd in geval van volledig of gedeeltelijk verlies van de vervoerde goederen Gegroepeerd vervoer Toepassing van de beperking tot elk afzonderlijk beschouwd colli. Concl. proc.-gen. DELANGE, Cass., TAALGEBRUIK 3 juni 1976, Bull. en Pas., 1976, 1064. Tolk - Beklaagde die de taal van de rechtspleging niet machtig is - Art. 332 van het Wetboek van Strafvordering STEDEBOUW Op straffe van nietigheid voorgeWet van 19 maart 1962, art. 65 schreven verplichting ambtshalve een Vordering tot herstel - Aard van de tolk te benoemen - Geen afwijking in beslissing. de bepalingen van de wet van Concl. adv.-gen. LENAERTS, Cass., 15 juni 1935 betreffende het gebruik der talen in gerechtszaken. 9 maart 1976, A.C., 1976, 784. Noot, get. V.D., Cass., 7 maart 1972, Wet van 29 maart 1962, art. 70bis A.C., 1972, 638. Gemeentebelasting op de niet gebouwde percelen begrepen in een niet vervallen Franse taal - Nederlandse taal verkaveling Ontheffing ten gun~t 'Burgerlijke zaken - Art. 7, § 1, van de van de nationale en plaatselijke maat- wet van 15 jum 1935 - Geen onder-
-285scheid naargelang de partijen fysieke Sociale betrekkingen tussen de werkdan wel rechtspersonen zijn. gevers en de werknemers - OntslagNoot, get. A.T., Cass., 14 mei 1976, A.C., brief door een privaat nijverheids-, handels- en financiebedrijf gestuurd aan 1976, 1024. zijn werknemer - Bedrijf waarvan de exploitatiezetel in het Franse taalgebied Franse taal Nederlandse taal In het Nederlandse Burgerlijke zaken - Partijen die voor is gevestigd een· van de in de artt. 2 en 3 van de wet taalgebied tewerkgestelde werknemer van· 15 juni 1935 bedoelde rechtbanken, Taal waarin de brief moet worden overeenkomstig artikel 7, § 1, van die gesteld. Concl. adv.-gen. LENAERTS, Cass., wet, eenstemmig vragen dat de rechts11 juni 1979, A.C., 1978-79, 1192.· pleging in het Frans wordt voortgezet Beslissing die weigert in te gaan op het verzoek - Beslissing die niet vatbaar is TERUGVORDERING voor hoger beroep, doch wel voor cassaTerugvordering waarvan sprake in tieberoep. art. 20, 5•, van de wet van 16 dec. Noot, get. A.T., Cass., 14 mei 1976, A.C., 1851 houdende herziening van de wet 1976, 1024. over de hypotheken - Laatste lid van dit artikel luidende : « In de wetten en Nederlandse en Franse taal - Burger- gebruiken van de koophandel betreflijke zaken Rechtspleging voor de fende de terugvordering wordt niets burgerlijke rechtbanken en rechtbanken gewijzigd » Draagwijdte van deze van koophandel van eerste .aanleg waar- wettelijke bepaling. van de zetel te Brussel is gevestigd, met Concl. adv.-gen. F. DuMON, Cass., uitzondering van de gerechten wier 18 nov. 1971, Bull. en Pas., 1972, 262. rechtsgebied uitsluitend uit Vlaamse gemeenten bestaat, gelegen buiten de Roe.rende goederen verkocht zonder Brusselse agglomeratie - Verweerder vaststelling van een termijn voor de die geen toereikende kennis heeft van betaling - Rechtsvorderingen tot terugde taal der akte tot inleiding van het gave en tot ontbinding Wet van geding - Voortzetting van de rechtsple- 16 dec. 1851, art. 20, 5•- Begrippen. ging in de andere taal Wet van Concl. adv.-gen. F. DuMON, Cass., 15 juni 1935, art. 4, §§ 1 en 2 18 nov. 1971, Bull. en Pas., 1972, 262. Verweerder, rechtspersoon, die in perTerugvordering van koopwaren die soon verschijnt - Beoordeling van de taalkennis van de natuurlijke rechtsper- ·aan de gefailleerde zijn verzonden en sonen die voor de rechtspersoon ver- waarvan de « overgave >> niet is geschied in diens magazijnen of in die van de schijnen. Concl. eerste adv.-gen. F. DUMON, commissionair die gelast is ze voor rekening van de gefailleerde te verkopen 13 maart 1978, A.C., 1978, 803. - Wetboek van Koophandel (wet van Strafzaken - Nietigheid ten gevolge 18 april 1851), art. 568 - Gefailleerdevan schending van de wet van Begrip. 15 juni 1935 - Later niet !outer voorbeConcl. adv.-gen. F. DUMON, Cass., reidende beslissing - Nietigheid gedekt 18 nov. 1971, Bull. en Pas., 1972, 262. - Zelfs wanneer de geschonden bepaling niet voorkomt onder de bepalingen TERUGVORDERING VAN HET die aan art. 40 van die wet voorafgaan. ONVERSCHULDIGD BETAALDE Noot, get. J.V., Cass., 17 mei 1978, A.C., Vrijwillige betaling van een verjaarde 1978, 1096. schuld - Geen eis tot terugvordering Sociale betrekkingen tussen de werk- van het betaalde. gevers en de werknemers en door de wet Concl. eerste adv.-gen. PAUL MAHAUX, voorgeschreven akten en bescheiden van Cass., 25 sept. 1970, A.C., 1971, 78. onderhemingen - Decreet van de Cultuurraad voor de Nederlandse Cultuur- TUSSENKOMST gemeenschap van 19 juli 1973 - ToepasBurgerlijke zaken Gerechtelijk singsgebied Personeel dat in het Nederlandse taalgebied tewerkgesteld is Wetboek, artt. 811 tot 814 - Gelden die bepalingen voor het Hof van Cassatie ? - Draagwijdte. Noten 1 en 2, get. F.D., Cass., Concl. adv.-gen. LENAERTS, Cass., 11 juni 1979, A.C., 1978-79, 1192.. 19 april 1979, A.C., 1978-7S, 976.
286UITVOERBAARVERKLARING Door een buitenlandse reehtbank regelmatig gewezen vonnis betreffende de staat van de personen - Vonnis dat gevolg heeft in Belgie ongeaeht elke uitvoerbaarverklaring, met uitsluiting van elke daad van tenuitvoerlegging op de goederen of van dwang op de personen. Cone!. proe.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 29 maart 1973, Bull. en Pas., 1973, 725.
UITVOERENDE MACHT Bevoegdheden van de Koning - Toekenningsbevoegdheid. Cone!. proe.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 9 nov. 1972, Bull. en Pas., 1973, 237. Bestuur - Geen afwijking voor het bestuur inzake aansprakelijkheid buiten overeenkomst. Cone!. proe.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 9 nov. 1972, Bull. en Pas., 1973, 237. Geen soevereiniteit. Cone!. proe.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 9 nov. 1972, Bull. en Pas., 1973, 237. Koning Bevoegdheden van de Koning - Grondwet, art. 78 - Bevoegdheden aan de Koning toegekend door bijzondere wetten kraehtens de Grandwet zelf uitgevaardigd Bijzondere wetten waardoor de uitoefening van de verordenende maeht van de Koning buiten de door art. 67 van de Grondwet gestelde grenzen worden uitgebreid. Cone!. proe.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 3 mei 1974, A.C., 1974, 967.
VALSHEID EN GEBRUIK VAN VALSE STUKKEN Boedelbesehrijving voor de vereffening en de verdeling van een nalatensehap - Partij in de boedelbesehrijving die wetens nalaat een sehenking onder de levenden aan te geven, die zij vanwege ·de erflater ontvangen heeft Boedelbesehrijving die een valsheid in openbare gesehriften is. Cone!. eerste adv.-gen. PAUL MAHAUX, Cass., 29 okt. 1973, Bull. en Pas., 1974, 221. Valsheid in gesehriften - Toevoeging van de vermelding van degene voor wie het aval is gegeven Materieel bestanddeel van een valsheid in gesehriften- Voorwaarden. Cone!. adv.-gen. LENAERTS, Cass., 12 okt. 1976, A.C., 1977, 181.
VENNOOTSCHAPPEN Handelsvennootsehap In reehte versehijnen in persoon - Mogelijkheden. Cone!. eerste adv.-gen. PAUL MAHAUX, Cass., 19 mei 1972, A.C., 1972, 876. Europese Gemeensehappen Vennootsehap opgerieht overeenkomstig de wetgeving van een Lid-Staat- Begrip. Noot, get. W.G., Cass., 19 jan. 1973, A.C.., 1973, 515. Vereniging in deelneming - Winsten van de vereniging Aard van deze winst op fiseaal gebied. Noot, get. E.K., Cass., 3 juni 1976, A.C., 1976, 1097.
Handelsvennootsehap Invereffeningstelling - Sehuldeisers wier sehuldvordering is ontstaan v66r de invereffeningstelling - Gelijkheid bij de verdeKoning Bevoegdheden van de ·ling van het maatsehappelijk vermogen, Koning- Grondwet, art. 67- Verorde- onverminderd de reehten van de bevoornende bevoegdheid van de Koning voor reehte sehuldeisers. de uitvoering van de wetten - Aard en Cone!. proe.-gen. DELANGE, Cass., grenzen van deze bevoegdheid. 24 maart 1977, Bull. en Pas., 1977, Cone!. proe.-gen. GANSHOF VAN DER 792. MEERSCH, Cass., 3 mei 1974, A.C., Handelsvennootsehap Invereffe1974, 967. ningstelling - Samenloop van sehuldeiKoning Bevoegdheden van de sers wier sehuldvordering bestaat van Koning - Grondwet, art. 78 - Bevoegd- v66r de invereffeningstelling - Reehten heden aan de Koning toegekend door van deze sehuldeisers onherroepelijk en bijzondere wetten kraehtens de Grand- onderling vastgelegd. wet zelf uitgevaardigd - Onderseheid. Cone!. proe.-gen. DELANGE, Cass., Cone!. eerste adv.-gen. F. DUMON, 24 maart 19'77, Bull. en ras., 1977, Cass., 15 juni 1974 A.C., 1974, 1196. 792.
-287Handelsvennootschap Invereffeningstelling Niet bevoorrechte schuldeiser wiens schuldvordering bestaat van v66r de invereffeningstelling Recht van deze schuldeiser :iijn schuldvordering gerechtelijk te doen vaststellen - Verzet van de vennootschap tegen de daden van tenuitvoerl~g ging - Verzet gegrond indien de rechten van de andere schuldeisers door deze daden worden geschaad. ' Concl. proc.-gen. DELANGE, Cass., 24 maart 1977, Bull. en Pas., 1977, 792. Handelsvennootschap Invereffeningstelling - Schuldeisers wier schuldvordering is ontstaan v66r de invereffeningstelling - Gelijkheid bij de verdeling van het maatschappelijk vermogen, onverminderd de rechten van de bevoorrechte schuldeisers. Concl. proc.-gen. DELANGE, Cass., 24 maart 1977, Bull. en Pas., 1977, 797. Handelsvennootschap Invereffeningstelling - Samenloop van schuldeisers wier schuldvordering bestaat van v66r de invereffeningstelling - Rechten van deze schuldeisers onherroepelijk en onderling vastgesteld. Concl. proc.-gen. DELANGE, Cass., 24 maart 1977, Bull. en Pas., 1977, I, 797. Handelsvennootschap Invereffeningstelling Niet-bevoorrechte schuldeisers wier schuldvordering is ontstaan v66r de invereffeningstelling Schorsing van de loop van de interesten in de verhoudingen tussen deze schuldeisers, wanneer het maatschappelijk vermogen geen betaling van deze interesten mogelijk maakt. Concl. proc.-gen. DELANGE, Cass., 24 maart 1977, Bull. en Pas., 1977, 797. Naamloze vennootschap- StatutenVertegenwoordiging van de vennootschap jegens derden en in rechte Vorm. Noot, get. A.C., Cass., 22 dec. 1977, A.C., 1978, 501. Vennootschap opgericht in Belgie Aantal vennoten Eenpersoonsvennootschap opgericht in Belgie - Artt. 1 van de gecoordineerde wetten op de handelsvennootschappen en 1832 van het Burgerlijk Wetboek- Belgische interne openbare orde - Eenpersoonsvennootschap die in Belgie geen wettelijk
bestaan heeft en er niet vermag op te treden in rechte. Noot, get. A.T., Cass., 13 jan. 1978, A.C., 1978, 568. In het buitenland opgerichte vennootschap - Aantal vennoten - Eenpersoonsvennootschap opgericht in het buitenland overeenkomstig de aldaar geldende wetgeving en die aldaar haar zetel heeft - Art. 196 van de gecoiirdineerde wetten op de handelsvennootschappen - Artt. 1 van genoemde wetten en 1832 van het Burgerlijk Wetboek raken niet de Belgische internationale openbare orde - Eenpersoonsvennootschap die in principe in Belgie vermag op te treden in rechte. Noot, get. A.T., Cass., 13 jan. 1978, A.C., 1978, 568. In het buitenland opgerichte vennootschap - Aantal vennoten - Eenpersoonsvennootschap opgericht in het buitenland overeenkomstig de aldaar geldende wetgeving en die aldaar haar zetel heeft - Art. 196 van de gecoiirdineerde wetten op de handelsvennootschappen - Artt. 1 van genoemde wetten en 1832 van het Burgerlijk Wetboek raken niet de Belgische internationale openbare orde - Belgische rechter die de vordering van zodanige eenpersoonsvennootschap niet ontvankelijk verklaart om de enkele reden dat de vennootschap een eenpersoonsvennootschap is Schending van genoemd art. 196. Noot, get. A.T., Cass., .13 jan. 1978, A.C., 1978, 568. VERBINTENIS Forclusie - Voorwaarden voor overmacht. Noot, get. W.G., Cass., 24 jan. 1974, A.C., 1974, 576. Overmacht - Onaantastbare beoordeling door de feitenrechter en toezicht van het Hof. Noot, get. W.G., Cass., 24 jan. 1974, A.C., 1974, 576. Betaling - Uitstel van betaling door de rechter verleend - Burgerlijk Wethoek, art. 124- Begrip. Noot, get. F.D., Cass., 13 sept. 1977, A.C., 1978, 45. Verbintenis of verplichting ontstaan uit eenzijdige wilsverklaring- Begrip. Concl. eerste adv.-gen. F DUMON, Cass., 28 april 1978, A.C., 1978, 1016.
-288Schuldenaars die handelaars zijn, door een en dezelfde verbintenis gebonden. Noot, Cass., 26 jan. 1979, A.C., 1978-79 282. '
V?rdering - Cassatieberoep - Schorsmg van de verjaring vanaf de uitspraak van de bestreden beslissing tot de uitspraak van het cassatiearrest met verwijzing, die de strafvordering doet herleven. Noot, get. R.A.D., Cass., 27 maart 1979, A.C., 1978-79, 883.
VERJARING Burgerlijke zaken - Bevrijdende verjaring- Begrip. Concl. eerste adv.-gen. PAUL MAHAUX, VERLATING VAN FAMILIE Cass., 25 sept. 1970, A.C., 1971, 78. Uit opeenvolgende handelingen beBurgerlijke zaken - Vrijwillige betaling van een verjaarde schuld - Geen staand misdrijf - Begrip. Cone!. adv.-gen. KRINGS, Cass., aanleiding tot terugbetaling. 13 dec. 1977, A.C., 1978, 446. Concl. eerste adv.-gen. PAUL MAHAUX, Cass., 25 sept. 1970, A.C., 1971, 78. Uit opeenvolgende handelingen beBurgerlijke rechtsvordering Bur- staand misdrijf - Feiten die v66r de gerlijke rechtsvordering volgend uit een veroordeling zijn gepleegd en nadien misdrijf Wet van 17 april 1878, voortgezet werden - Nieuwe vervolginart~. 24, 26 en 27 Rechtsvordering gen op grond daarvan - Grenzen. Cone!. adv ..-gen. KRINGS, Cass., verJaard na verloop van vijf jaren te 13 dec. 1977, A.C., 1978, 446. rekenen van de dag waarop het bij de wet als misdrijf omschreven feit is gepleegd Rechtsvordering die niet v66r de strafvordering kan verjaard zijn. VEROORDELING MET UITSTEL EN OPSCHORTING VAN DE VEROORCone!. proc.-gen. GANSHOF VAN DER DELING MEERSCH, Cass., 28 okt. 1971, Bull. en Pas., 1972, 200. · Uitstel van de tenuitvoerlegging van Strafzaken - Gevolg van de vernieti- de straffen - Wet van 29 juni 1964, Rechtscolleges kunnen dit ging van de beslissing op de strafvorde- art. 8 r_i"!lg, :t;net verwijzing wegens de onmoge- uitstel gelasten bij de veroordeling tot hJkheid na te gaan of die rechtsvorde- een of meer straffen van niet meer dan ring al dan niet verjaard is, m.b.t. de drie jaar- Veroordeling tot een of meer beslissing op de burgerlijke rechtsvorde- straffen - Begrip. Noot, get. F.D., Cass., 19 maart 1974, ring. A.C., 1974, 794. Noot, get. E.K., Cass., 24 jan. 1978, A.C., 1978, 620. Probatieopschorting Herroeping Probatieopschorting Herroeping van de probatieopschorting wegens van de probatieopschorting wegens niet-naleving van de opgelegde voorniet-naleving van de opgelegde voor- waarden - Verjaring van de vordering waarden - Verjaring van de vordering tot herroeping en tot uitspraak van de tot herroeping en tot uitspraak van de veroordeling wegens de feiten die aal1veroordeling wegens de feiten die aan- leiding hebben gegeven tot de probatieleiding ~ebben gegeven tot de probatie- opschorting- Verjaring die kan worden opschortmg- Verjaring die kan worden gestuit en geschorst. Noot, get. A.T., Cass., 7 feb. 1978, A.C., gestuit en geschorst. 1978, 674. Noot, get. A.T., Cass., 7 feb. 1978 A.C. 1978, 674. ' '
Strafzaken - Burgerlijke rechtsvorde- VERWIJZING NA CASSATIE ring - Verjaring van de strafvordering Tuchtzaken - Vernietiging van de -:: 9ll?-standigheid zonder gevolg op de beslissing van een gemengde raad van tiJdig mgestelde burgerlijke rechtsvorde- beroep van de Orde der Dierenartsen ring. Vernietiging beperkt tot de veroordeling Noot, get. J.V., Cass., 29 nov. 1978 A.C. van de dierenarts in de kosten van het 1978-79, 360. ' ' tuchtgeding - Verni(;ltiging zonder verStrafzaken - De verjaring van de wijzing. Cone!. proc.-gen. DELANGE, Cass., strafvordering loopt niet ·meer vanaf de 2 feb. 1978, Bull. en Pas., 1978, 638. contradictoire eindbeslissing op de straf-
289VERZEKERINGEN Verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen - Gestolen voertuig - Heling - Heier uitgesloten uit de verzekering. Noot, get. E.K., Cass., 6 dec. 1971, A.C., 1972, 342. Verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen Fout gepleegd door de lasthebbers of aangestelden van de werkgever - Verzekeraar tegen de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de werkgever is voor het geheel jegens de getroffenen aansprakelijk, zelfs indien deze in dienst zijn van de werkgever. Cone!. adv.-gen. KRINGs, Cass., 28 jan. 1975, A.C., 1975, 596. Arbeidsongeval - Ongeval op de wet naar of van het werk - Ongeval te wijten aan de fout van de aangestelde van de werkgever van de getroffene -:Aangestelde gedekt door de verzekering tegen burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de werkgever - Subrogatoire vordering van de verzekeraar-arb~idsongevallen tegen de verzekeraar van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de werkgever - Grondslag van deze vordering. Concl. adv.-gen. KRINGS, Cass., 28 jan. 1975, A.C., 1975, 596.
Verhaal van de verzekeraar op de bestuurder die niet de verzekeringnemer is, in geval van grove fout van deze bestuurder- Grondslag van dit verhaal. Noot, get. E.K., Cass., 28 nov. 1975, A.C., 1976, 401. Verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen - Verzekeraar die is tussengekomen in het geding en die aileen hoger beroep heeft ingesteld tegen de beslissing tot veroordeling van zijn verzekerde - Gevolgen van dit hoger beroep zowel t.a.v. de burgerlijke partij als van de verzekerde. Noot, get. E.K., Cass., 9 dec. 1977, A.C., 1978, 431. VERZET Strafzaken - Termijn waarbinnen het verzet moet worden gedaan - Gevolg van overmacht. Noot, get. W.G.; Cass., 24 jan. 1974, A.C.; 1974, 576.
Strafzaken Strafvordering Beslissing die de beklaagde bij verstek
veroordeelt - Verzet - Eiser in verzet verschijnt niet tijdens de voor de behandeling van het verzet gestelde terechtzitting - Verzet ongedaan verklaard zonder dat het openbaar ministerie dit heeft gevorderd - Wettigheid. Noot 2, get. A.T., Cass., 15 okt. 1975, A.C., 1975, 224. Strafzaken - Verstekarrest dat een gevangenisstraf uitspreekt - Verzet Arrest op tegenspraak dat de gevangenisstraf vermindert, doch bovendien ontzetting van de in art. 31 Sw. vermelde rechten uitspreekt- Wettigheid. Noot, get. A.C., Cass., 20 juni 1979, A.C., 1978-79, 1262.
VONNISSEN EN ARRESTEN Burgerlijke zaken- Verschijning van een handelsvennootschap in persoon Mogelijkheden. Concl. eerste adv.-gen. PAUL MAHAUX, Cass., 19 mei 1972, A.C., 1972, 876.
Burgerlijke zaken - Verschijning in rechte - Pleiten- Onderscheid. Concl. eerste adv.-gen. PAUL MAHAUX, Cass., 19 mei 1972, A.C., 1972, 876. Door een buitenlandse rechtbank regelmatig gewezen vonnis betreffende de staat van de personen - Vonnis dat in Belgie gezag van gewijsde heeft Voorwaarden. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 29 maart 1973, Bull. en Pas., 1973, 725. Door een buitenlandse rechtbank regelmatig gewezen vonnis betreffende de staat van personen - Vonnis dat gevolg heeft in Belgie- Voorwaarden. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 29 maart 1973, Bull. en Pas., 1973, 725. Vordering van de burgerlijke partij aanhangig bij de rechter die van de strafvordering kennis heeft genomen Vrijspraak - Rechter die zich onbevoegd verklaart om kennis te nemen van de burgerlijke rechtsvordering - Draagwijdte van deze beslissing. Noot, get. E.K., Cass., 25 mei 1973, A.C., 1973, 936. Vordering tot verbetering - Bestreden beslissing - Voorwaarden voor de ontvankelijkheid van de vordering. Noot, get. P.M., Cass., 25 feb. 1974, A.C., 1974, 697.
-290Strafzaken - Burgerlijke rechtsvordering - Advies van het openbaar ministerie. Noot, get. F.D., Cass., 3 dec. 1974, A.C., 1975, 397. Strafzaken Heropening van de debatten Gerechtelijk Wetboek, art. 774, tweede lid - Geen toepassing van deze bepaling. Noot, get. F.D., Cass., 19 okt. 1977, A.C., 1978, 226. Conclusie - Begrip. Noot, get. A.T., Cass., 3 jan. 1978, A.C., 1978, 517. Aard van de vonnissen en arresten Strafzaken - Zaak in beraad gehouden na onderzoek op tegenspraak - Dagbepaling in tegenwoordigheid van de beklaagde voor de uitspraak van het vonnis - Debatten heropend op die dag, buiten tegenwoordigheid van de beklaagde - Vorderingen genomen door het openbaar ministerie - Verstekvonnis t.a.v. de beklaagde. Noot 2, get. F.D., Cass., 15 feb. 1978, A.C., 1978, 712.
VOORLOPIGE HECHTENIS Bevel tot aanhouding - Beslissing tot internering door de raadkamer uitgesproken wegens feiten waarvan het bevel tot aanhouding melding maakt Onderzoeksgerecht heeft niet meer te beslissen over de handhaving van de hechtenis. Noot, get. R.C., Cass., 23 dec. 1974, A.C., 1975, 482. Verdachte voorlopig van zijn vrijheid beroofd en binnen vierentwintig uren voor de onderzoeksrechter geleid Verhoor van de verdachte door de onderzoeksrechter, aangevangen voor het verstrijken van de vierentwintig uren en zonder onderbreking voortgezet, doch beeindigd kort na het verstrijken ervan - Bevel tot aanhouding uitgevaardigd en betekend onmiddellijk na afloop van het verhoor - Wettigheid van die hechtenis. Noot 2, get. A.T., Cass., 27 mei 1975, A.C., 1976, 1021. Bevestiging van het bevel tot aanhouding - Handhaving van de voorlopige hechtenis -Wet van 20 april 1874, artt. 4 en 5 - Vertegenwoordiging van de verdachte. Noot, get. F.C., Cass., 6 sept. 1976, A.C., 1977, 17.
Handhaving van de voorlopige hechtenis Arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling in eerste en laatste aanleg gewezen - Cassatie - Gevolgen t.a.v. het in hechtenis houden van de verdachte. Cone!. adv.-gen. LENAERTS, Cass., 14 juni 1977, A.C., 1977, 1058. Handhaving van de voorlopige hechtenis - Wet van 20 april 1874, art. 5 Bezwaren - Redengeving - Begrip. Cone!. adv.-gen. LENAERTS, Cass., 14 juni 1977, A.C., 1977, 1058.
VOORRECHTEN EN HYPOTHEKEN Voorrecht van de verkoper van bedrijfsuitrustingsmaterieel Samenloop van dit voorrecht en van het voorrecht van de schuldeiser die een pand heeft op de handelszaak. Cone!. adv.-gen. KRINGS, Cass., 28 sept. 1972, Bull. en Pas., 1973, 103. Wettelijke hypotheek tot waarborg van. directe belastingen - lnschrijving van deze hypotheek Gevolgen voor de verkoop van het onroerend goed die v66r de inschrijving heeft plaatsgehad, doch niet is overgeschreven. Concl. adv.-gen. KRINGS, Cass., 28 mei 1976, A.C., 1976, 1074.
VOORZIENING IN CASSATIE Burgerlijke zaken - Voorziening vari een handelsvennootschap - Regelmatigheid van de lastgeving van de advocaat bij het Hof van Cassatie, die de eisende vennootschap vertegenwoordigt Bewijs - Onderscheid. Cone!. eerste adv.-gen. PAUL MAHAUX, Cass., 22 okt. 1971, A.C., 1972, 196. Termijn - Strafzaken - Bescherming .van de maatschappij - Verdachte onder aanhoudingsbevel door de raadkamer gei:nterneerd wegens feiten waarvan het bevel tot aanhouding melding maakt -· Hogt;)r beroep van de verdachte Kamer van inbeschuldigingstelling die, voordat zij zich over het hoger beroep uitspreekt, de eiser in hoger beroep in observatie stelt of die later beslist deze inobservatiestelling te verlengen Voorziening tegen dit arrest v66r de eindbeslissing - Niet ontvankelijkheid. Noot, get. R.C., Cass., 23 dec. 1974, A.C., 1975, 482.
-291Tuchtzaken Wanneer heeft het cassatieberoep opschortende kracht ? Noot, get. R.D., Cass., 12 juni 1975, A.C., 1975, 1084. Termijn Burgerlijke zaken Beslissipg of maatregel van inwendige aard, als bedoeld in art. 1046 van het Gerechtelijk Wetboek- Beslissing alvorens recht te doen. Noot, get. F.D., Cass., 4 maart 1976, A.C., 1976, 765. Beslissingen waartegen een cassatieberoep kan worden ingesteld - Burgerlijke zaken - Beslissing of maatregel van inwendige aard, als bedoeld in art. 1046 van het Gerechtelijk Wetboek. Noot,, get. F.D., Cass., 4 maart 1976, A.C., 1976, 765. Afstand - Burgerlijke zaken - Uitdrukkelijke afstand van een advocaat bij het Hof van Cassatie - Geen verplichting van enige bijzondere volmacht te doen blijken. Noot, get. J.V., Cass., 5 feb. 1976, A.C., 1976, 662. Personen bevoegd om zich in cassatie te voorzien - Tuchtzaken - Beslissing van de tuchtraad van de balies van het rechtsgebied van een hof van beroep Procureur-generaal bij dit hof en betrokken advocaat. Concl. proc.-gen. DELANGE, Cass., 3 juni 1976, Bull. en Pas., 1976, 1070. Personen tegen wie een cassatieberoep kan worden ingesteld - Beslissing van de tuchtraad van de balies van het rechtsg~bied van een hof van beroep Voorziening in cassatie van de betrokken advocaat Voorziening gericht tegen de procureur-generaal bij het hof van beroep - Orde van Advocaten kan noch verweerster noch tussenkomende partij voor het Hof van Cassatie zijn. Concl. proc.-gen. DELANGE, Cass., 3 juni 1976, Bull. en Pas., 1976, 1070. Correctionele zaken en politiezaken Rechter die bij afzonderlijke beslissingen uitspraak heeft gedaan, enerzijds, over de schuld en de straf, anderzijds, over het verval van het recht tot sturen wegens lichamelijke ongeschiktheid Voorziening waarbij het onderzoek van de eerste beslissing niet voor het Hof wordt gebracht. Noot 2, get. R.A.D., Cass., 24 jan. 1977, A. C., 1977' 578.
Afstand - Burgerlijke zaken - Het Hof verleent daarvan akte. Noot, get. E.K., Cass., 14 dec. 1978, A.C., 1978-79, 443. Personen bevoegd om zich in cassatie te voorzien Burgerlijke zaken Cassatieberoep ingediend namens eeri buitenlandse feitelijke vereniging Ontvankelijkheid- Voorwaarden. Concl. adv.-gen. J. VELU, Cass., 11 jan. 1979, Bull. en Pas., 1979, 521. Beslissingen waartegen cassatieberoep kan worden ingsteld - Strafzaken Bescherming van de maatschappij Onwettige verlenging door de gei:nterneerde van het aan hem toegekende verlof - Commissie tot bescherming van de maatschappij waarbij wordt gelast dat die gei'nterneerde in een bepaalde inrichting zal worden opgenomen Niet ontvankelijke voorziening. Noot, get. E.L., Cass., 10 april 1979, A.C., 1978-79, 966. VORDERING IN RECHTE Burgerlijke zaken Voorwerp Be grip. Cond. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 4 mei 1972, Bull. en Pas., 1972, 806. Eis in rechte - Burgerlijke zaken Oorzaak - Begrip. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 4 mei 1972, Bull. en Pas., 1972, 806. Voorwerp van de vordering over niet gevorderde zaken - Begrip. Noot 3, get. E.K., Cass., 13 juni 1975, A.C., 1975, 1090. Proceshandeling - Exceptie van nietigheid van een proceshandeling - Toepassingsgebied van de artt. 860 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek. Noot, get. J.V., Cass., 13 okt. 1975, A.C., 1976, 191. Ger.W., art. 702, 3" - Korte samenvatting van de middelen - Begrip. Concl. adv.-gen. KRINGS, Cass., 24 nov. 1978, A.C., 1978-79, 341. VRIJHEID VAN VERENIGING Grondwet, art. 20 - Grenzen van de vrijheid van vereniging. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 3 mei 1974, A.C., 1974, 967.
-292WAREN EN GOEDEREN (MISBRUIK IN DE HANDEL VAN) Overtreding van het ministerieel besluit van 8 dec. 1944 dat de houders van drankgelegenheden de verplichting oplegt de prijzen van de dranken aan te plakken - Toe te passen straf. Noot 1, get. AT., Cass., 20 jan. 1976, A.C., 1976, 593.
art. 130, § 2bis, K.B. 20 dec. 1963 Werknemer met uit eigen wil verkorte werktijd die wil dat rekening wordt gehouden met zijn halve arbeidsdagen in een onderneming waar de wekelijkse arbeid over vijf dagen verdeeld is - Het aantal halve dagen moet met 20 pet. worden verhoogd. Cone!. adv.-gen. DUCHATELET, Cass., 30 okt. 1978, Bull. en Pas., 1979, 254.
WEGEN Wet van 10 maart 1925 op de elektriciteitsvoorziening, art. 13, derde lid Wijzigingen die noodzakelijk zijn in het belang van de wegen - Betekenis van het woord « wegen >>. Cone!. adv.-gen. J. VELU, Cass., 20 april 1978, Bull. en Pas., 1978, 937.
WETGEVENDE MACHT Bevoegdheidsconflict Strijdigheid tussen een wet en een decreet Strijdigheid vastgesteld door het Hof Verzending naar de Wetgevende Kamers. Cone!. adv.-gen. LENAERTS, Cass., 11 juni 1979, A.C., 1978-79, 1192.
WEGVERKEER Rijbewijs en leervergunning - Internationaal verdrag nopens het wegverkeer, ondertekend te Geneve op 19 sept. 1949 en goedgekeurd bij handeling van de wetgevende macht van 1 april 1954 Draagwijdte. Cone!. eerste adv.-gen. DELANGE, Cass., 10 juni 1974, Bull. en Pas., 1974, 1033. Rijbewijs en leervergunning - Overeenkomst tussen Belgie en het Verenigd Koninkrijk Groot-Brittannie en Ierland betreffende de wederzijdse erkenning van rijbewijzen, op 11 dec. 1968 gesloten door wisseling van brieven Geen toepassing op een Brits onderdaan die in Belgie verblijft, er in het vreemdelingenregister is ingeschreven en houder is van een bewijs van deze inschrijving. Cone!. eerste adv.-gen. DELANGE, Cass., 10 juni 1974, Bull. en Pas., 1974, 1033. Rijbewijs en leervergunning - Persoon die in het vreemdelingenregister in een Belgische gemeente is ingeschreven en houder is van een bewijs van deze inschrijving - Besturen van een motorvoertuig op een openbare plaats Verplichting om houder te zijn van een door de Belgische overheid afgegeven rijbewijs of leervergunning. Cone!. eerste adv.-gen. DELANGE, Cass., 10 juni 1974, Bull. en Pas., 1974, 1033.
WETTEN EN BESLUI'fEN Interpretatieve wet Geen terugwerking, maar een wet die een geheel vormt met de gei:nterpreteerde wet. Cone!. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 22 okt. 1970, Bull. en Pas., 1971, 144. Procedurewet Onmiddellijk van toepassing. Cone!. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 22 okt. 1970, Bull. en Pas., 1971, 144. Terugwerking - Geen terugwerking van de wetten en besluiten - Begrip. Cone!. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 22 okt. 1970, Bull. en Pas., 1971, 144. Bevoegdheidswet - Wet onmiddellijk van toepassing. Cone!. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 22 okt. 1970, Bull. en Pas., 1971, 144. Reglementerende of verordenende macht van de Koning - Begrip. Cone!. adv.-gen. F. DUMON, Cass., 23 april 1971, A.C., 1971, 786. Dwingende wet - Schending - Sanetie op deze schending. Noot 1, get. W.G., Cass., 25 juni 1971, A.C., 1971, 1081. Dwingende wet - Begrip. Noot 1, get. W.G., Cass., 25 juni 1971, A.C., 1971, 1081. WERKLOOSHEID Wet die de openbare orde raakt Wachttijd- Werknemer met uit eigen wil verkorte werktijd, in de zin van Begrip.
-293Noot 1, get. W.G., Cass., 25 juni 1971, A.C., 1971, 1081. Procedurewet Nieuwe wet Onmiddellijk van toepassing - Draagwijdte van de regel onder de gelding van het Gerechtelijk Wetboek. Noot 1, get. W.G., Cass., 25 juni 1971, A.C., 1971, 1081. Wet die de openbare orde raakt Schending - Sanctie op deze schending. Noot 1, get. W.G., Cass., 25 juni 1971, A.C., 1971, 1081. Wet tot vaststelling van een exceptie van nietigheid van een processtuk Voorwaarden waaronder deze nietigheid gedekt is onder de gelding van het Gerechtelijk Wetboek. Noot 1, get. W.G., Cass., 25 juni 1971, A.C., 1971, 1081. Wet tot vaststelling van een exceptie van nietigheid van een processtuk Voorwaarden waaronder deze nietigheid wordt aangenomen onder de gelding van het Gerechtelijk Wetboek. Noot 1, get. W.G., Cass., 25 juni 1971, A.C., 1971, 1081. Toepassing in de tijd- Wettei?- op de bevoegdheid en de rechtsplegmg Opeenvolgende wetten over de aaJ?:leg ~ Wet tot regeling van de ontvankehJkhe1d van het hager beroep - Gerechtelijk Wetboek, art. 3, en de wet van 10 okt. 1967 houdende dit wetboek, overgangsbepalingen, art. 4, derde lid, en art. 6 Draagwijdte. Concl. eerste adv.-gen. PAUL MAHAUX, Cass., 10 feb. 1972, Bull. en Pas., 1972, 532. Koninklijk besluit van 5 okt. 1955 tot regeling van de overeenkomsten betr~f fende aannemingen van werken, levermgen en transporten voor rekening van de Staat - Bepalingen van de bijlage bij dit koninklijk besluit - Die bepalingen zijn wet in de zin van art. 608 van het Gerechtelijk Wetboek. Noot, get. F.D., Cass., 11 jan. 1974, A.C., 1974, 525. Wetten inzake bijzondere bevoegdheden - Besluiten door de Koning genamen krachtens een wet inzake bijzondere bevoegdheden - Begrip. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 3 mei 1974, A.C., 1974,967. Wetten inzake buitengewone bevoegdheden Besluiten door de Koning
genomen krachtens een wet inzake ·buitengewone bevoegdheden - Begrip. Concl. proc.-gen. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Cass., 3 mei 1974, A.C., 1974, 967. Wet van openbare orde- Begrip. Concl. adv.-gen. LENAERTS, Cass., 26 feb. 1975, A.C., 1975, 729. Wet Afkondiging Begrip en gevolgen. Concl. eerste adv.-gen. F. DuMON, Cass., 14 jan. 1976, A.C., 1976, 547. Beslissing van de wetgevende macht houdende bekrachtiging van een overeenkomst tussen de Staat en een particulier - Geen wet in de zin o.a. van de artt. 608 en 1080 van het Gerechtelijk Wetboek. Concl. eerste adv.-gen. F. DUMON, Cass., 30 jan. 1976, A.C., 1976, 632. Gerechtelijk Wetboek, art. 2 - Regels van dit wetboek zijn van toepassing op alle rechtsplegingen, behoudens wanneer zij geregeld worden door niet uitdrukkelijk opgeheven wetsbepalingen of door rechtsbeginselen, waarvan de toepassing niet verenigbaar is met de toepassing van de bepalingen van dit wetboek _;_ « Wetsbepalingen » en « rechtsbeginselen » - Begrip. Noot, get. F.D., Cass., 16 sept. 1976, A. C., 1976, 57. Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap Mededinging - Art. 85, §§ 1 en 2, van dit verdrag De bepalingen van gemeenschapsrecht vinden geen toepassing op de wetten, in de zin van de artt. 608 en 1080 van het Gerechtelijk Wethoek - Deze bepalingen kunnen eventueel van toepassing zijn op overeenkomsten en besluiten tot vereniging tussen ondernemingen, goedgekeurd door wetten die handelingen van hoge administratieve voogdij zijn. Concl. eerste adv.-gen. F. DUMON, Cass., 7 jan. 1977, A.C., 1976, 493. Verordeningsbeslissingen van overlieden of diensten bestaande binnen het raam van de decentralisatie der besturen - Wetten in de zin van art. 608 van het Gerechtelijk Wetboek. Concl. adv.-gen. J. VELU, Cass., 3 maart 1977, Bull. en Pas., 1977, 701.
-294Bevoegdheid van een bestuursoverheid haar eigen beslissingen te interpreteren - Grenzen van deze bevoegdheid. Cone!. adv.-gen. J. VELU, Cass., 3 maart 1977, Bull. en Pas., 1977, 701. Circulaire van de bestuursoverheid Draagwijdte. Cone!. adv.-gen. J. VELU, Cass., 3 maart 1977, Bull. en Pas., 1977, 701. Bekendmaking - Gemeenteverordening ter uitvoering van de artt. 60 en 61 van de wet van 29 maart 1962 betreffende de ruimtelijke ordening en de stedebouw - Verordening die bij koninklijk besluit moet worden goedgekeurd - Koninklijk besluit dat uiteraard tot openbaar nut strekt - Koninklijk besluit dat bij uittreksel of bij vermelding in het Belgisch Staatsblad moet worden bekendgemaakt. Cone!. proc.-gen. F. DUMON, Cass., 29 nov. 1977, A.C., 1978, 360. Bevoegdheidsconflict Strijdigheid tussen een wet en een decreet Strijdigheid vastgesteld door het Hof Verzending naar de Wetgevende Kamers. Cone!. adv.-gen. LENAERTS, Cass., 11 juni 1979, A.C., 1978-79, 1192. WISSELBRIEF
Aval- Toevoeging van de vermelding van degene voor wie het aval is gegeven - Valsheid in geschriften - Voorwaarden. Cone!. adv.-gen. LENAERTS, Cass., 12 okt. 1976, A.C., 1977, 181
WOONPLAATS
Gekozen woonplaats - Begrip. root, get. E.K., Cass., 10 dec. 1971, A.C., 1972, 361. WRAKING
Beslissing van de gewraakte rechter over de ontvankelijkheid van de vordering tot wraking- Wettigheid. Noot, get. E.K., Cass., 22 juni 1976, A.C., 1976, 1093. ZIEKTE- EN INVALIDI'fEITSVERZEKERING
Door een verzekeringsinstelling onrechtmatig betaalde uitkeringen - Vordering van de verzekeringsinstelling tot terugbetaling door de verzekerde Tussenkomst van het Rijksinstituut voor Zi,ekte- en Invaliditeitsverzekering R~cht van het Rijksinstituut om hoger beroep in te stellen. LENAERTS, Cass., Cone!. adv.-gen. 13 maart 1978, A.C., 1978, 810. Arbeidsongeschiktheidsuitkering Niet tijdige aangifte van de arbeidsongeschiktheid - Verval van het recht op uitkering voor de periode die de aangifte voorafgaat - Ontheffing van het verval in behartigenswaardige gevallen - Weigering door de verzekeringsinstelling ontheffing te verlenen - Bevoegdheid van de arbeidsrechtbank. Cone!. adv.-gen. LENAERTS, Cass., 17 mei 1978, A.C., 1978, 1081.
PLECHTIGE OPENINGSREDES
Proc.-gen. M. LECLERCQ, Examen des arrets rendus en chambres reunies en matiere civile, depuis J'installation de Ja Cour. 15 oktober 1870 - Proc.-gen. M. LECLERCQ, Examen des arrets rendus chambres reunies en matiere de droit public et de droit administratii 16 oktober 1871 - Proc.-gen. CH. FAIDER, L'egaliie devant Ja Joi. 15 oktober 1872 - Proc.-gen. CH. FAIDER, La fraternite dans Jes lois. 15 oktober 1873- Proc.-gen. CH. FAIDER, La publicite. 15 oktober 1874- Proc.-gen. CH. FAIDER, L'unite. 15 oktober 1875 - Proc.-gen. CH. FAIDER, La separation des pouvoirs. 16 oktober 1876 - Proc.-gen. CH. FAIDER, Les quatre grandes libertes constitutionnelles. Proc.-gen. CH. FAIDER, L'autonomie communale. 15 oktober 1877 Proc.-gen. 15 oktober 1878 CH. FAIDER, Les finances publiques. 15 oktober 1879 - Proc.-gen. CH. FAIDER, La repression. 15 oktober 1880 - Proc.-gen. CH. FAIDER, La force publique. 15 oktober 1881 - Proc.-gen. CH. FAIDER, La force publique et Ja paix in terieure. 16 oktober 1882 - Proc.-gen. CH. FAIDER, Le droit de petition. 15 oktober 1883 - Proc.-gen. CH. FAIDER, La justice et son palais. 15 oktober 1884 - Proc.-gen. CH. FAIDER, La topique constitutionnelle. 15 oktober 1885 - Proc.-gen. CH. F AIDER, La genie de fa Constitution. 15 oktober 1886 - Proc.-gen. CH. MESDACH DE TER KIELE, Les retours" de jurisprudence. 1 oktober 1887 - Proc.-gen. CH. MESDACH DE TER KIELE, Revue des arrets solennels rendus en matiere civile au cours des quinze dernieres annees. 1 oktober 1888 - Proc.-gen. CH. MESDACH DE TER KIELE, Les anciens biens ecclesiatiques mis a Ja disposition de la nation. 1 oktober 1889 - Proc.-gen. CH. MESDACH DE TER KIELE, M. le procureur general Leclercq. 1 oktober 1890 Proc.-gen. CH. MESDACH DE TER KIELE, Du droit d'amortisation. 1 oktober 1891 - Proc.-gen. CH. MESDACH DE TER KIELE, Separation des pouvoirs spirituel et temporel. 1 oktober 1892 - Eerste adv.-gen. MELOT, Les Jenteurs de ]'administration de la justice civile. 15 augustus 1869 -
-2962 oktober 1893 -
Proc.-gen. CH. MESDACH DE TER KIELE, Le procureur
general Faider. 1 oktober 1894 -
Proc.-gen. CH. MESDACH DE TER K!ELE,
Propriete
individuelle et collectivisme. Proc.-gen. CH. MESDACH DE TER K!ELE, De l'occupation comme mode d'acquisition de la propriete. 1 oktober 1896 - Adv.-gen. BoscH, Les lois ouvrieres, leur raison d'etre, leurs resultats. 1 oktober 1897 - Eerste adv.-gen. M:ELOT, Le juge unique et le recrutement de la magistrature en Belgique. 1 oktober 1898 - Proc.-gen. CH. MESDACH DE TER K!ELE, De l'intervention du ministere public dans Je jugement des affaires civiles. 2 oktober 1899 - Adv.-gen. VAN SCHOOR, La presse sous Je consulat et sous ]'empire. 1 oktober 1901 -'- Proc.-gen. MELOT, De la recidive et de ]'administration de Ja justice repressive. 1 oktober 1902 - Adv.-gen. R. JANSSENS, De l'institution d'un Conseil d'Etat en Belgique. 1 oktober 1903 - Proc.-gen. R. JANSSENS, Des origines de l'article 340 du Code civil. 1 oktober 1904 - Proc.-gen. R. JANSSENS, Le Comte de Neny et Je Conseil prive. 2 oktober 1905 - Proc.-gen. R. JANSSENS, Le Premier President de Gerlache et Je Premier President Defacqz. 1 oktober 1906 - Proc.-gen. R. JANSSENS, Nicolas Bourgoingne. Lf! droit international prive. 1 oktober 1895 -
1 oktober 1907 -
Proc.-gen. R. JANSSENS, Philippe Wielant et l'in-
struction criminelle. 1 oktober 1908 -
Proc.-gen. R. JANSSENS, Des pourvois dans l'interet
deJa loi. 1 oktober 1909 -
Du fait
Proc.-gen. R. JANSSENS,
cassation.
a
la Cour de
1 oktober 1910 -:- Proc.-gen. R. JANSSENS, Syndicats et unions profes-
sionnelles {Loi du 31 mars 1898). 2 oktober 1911 -
Proc.-gen. TERLINDEN,
Le projet de loi sur fa
reorganisation de la police rurale. 1 oktober 1912 -
Proc.-gen. TERLINDEN, Une actualite juridique -
Le
nouveau Code civil suisse. Proc.-gen. TERLINDEN, Les chambres reunis Arrets en matiere civile, electorale administrative (periode de 1869 a 1913).
1 oktober 1913 -
25 november 1918 -
Proc.-gen
TERLINDEN,
Seance solennelle de ren-
tree. Proc.-gen. TERLINDEN, La magistrature beige sous ]'occupation allemande - Souvenirs de guerre.
1 oktober 1919 1 oktober 1920 -
l'armistice.
Proc.-gen. TERLINDEN, La magistrature beige depuis
-2971 oktober 1921 - Proc.-gen. TERLINDEN, Les chambres n!!unies Arrets en matiere fiscale et criminelle (periode de 1869 a 1921}. 2 oktober 1922 - Proc.-gen. TERLINDEN, Cinquante annees de discours de rentree a Ja Cour de cassation de Belgique {1869 a 1922). 1 oktober 1923 - Proc.-gen. TERLINDEN, Un jubile. 1 oktober 1924 - Proc.-gen. TERLINDEN, La Jutte contre I'avortement - Le secret medical. 1 oktober 1925 - Eerste adv.-gen. P. LECLERCQ, De Ja Cour de cassation. 15 september 1926 - Proc.-gen. TERLINDEN, Adieux. 15 september 1927 - Proc.-gen. P. LECLERCQ, Le conducteur d'une automobile, qui tue ou blesse un pieton, commet-il un acte illicite ? 15 september 192.8 - Proc.-gen. P. LECLERCQ, Propos constitutionnels. 16 september 1929 - Eerste adv.-gen. B. Jo'ITRAND, Sur le chemin de Ja Jiberte. 15 september 1930 - Eerste adv.-gen. B. Jo'ITRAND, L'etablissement de Ja Jiberte. 15 september 1931 - Eerste adv.-gen. B. Jo'ITRAND, De certaines dispO$itions garantissant la liberte. 15 september 1932 - Eerste adv.-gen. B. Jo'ITRAND, Le juges d'un peuple libre. 15 september 1933 - Eerste adv.-gen. A. GESCHE, Des motifs des jugements et arrets. 15 september 1934 - Eerste adv.-gen. A. GESCHE, Des motifs des jugements et arrets. 16 september 1935 - Adv.-gen. G. SARTIN! VAN DEN KERCKHOVE, Une juridiction internationale de droit prive. 15 september 1936 - Adv.-gen. L. CORNIL, De taak van magistraat en advocaat op het gebied van het strafrecht. 15 september 1937 - Adv.-gen. G. SARTIN! VAN DEN KERCKHOVE, Retlexions sur I'instance et Ja procedure de cassation en matiere repressive. 15 september 1938 - Eerste adv.-gen. A. GESCHE, Over de overtredingen in zake van douanen en accijnzen. 15 september 1939 - Adv.-gen. R. HAYOIT DE TERMICOURT, Le Conseil d'Etat et le Pouveir judiciaire. 15 september 1944 - Eerste adv.-gen. L. CORNIL, Discours prononce a J'audience solennelle de rentree. 15 september 1945 - Adv.-gen. R. JANSSENS DE BISTHOVEN, De juridisch,e gevolgen van de brand in de griffie van het Hof van Verbreking. 16 september 1946 - Proc.-gen. L. CORNIL, Propos sur Je droit criminel. 15 september 1947 :....._ Proc.-gen. L. CORNIL, De wederopbouw van het Justitiepaleis te Brussel. 15 september 1948 - Proc.-gen. L. CORNIL, La Cour de cassation Ses origines et sa nature. 15 september 1949 - Adv,-gen. CH. COLARD, De vrouw in de rechtsbedeling.
-29815 september 1950 - Proc.-gen. L. Considerations sur sa mission.
CORNIL,
La Cour de cassation -
15 september 1951 - Proc.-gen. L. betreffende de misdadige jeugd.
CORNIL,
Een voorontwerp van wet
15 september 1952 - Proc.-gen. L; CoRNIL, La Cour de cassation Reformes mineures de la procedure. 15 september 1953 - Eerste adv.-gen. R. Hoi van Verbreking in 1853.
HAYOIT DE TERMICOURT,
Het
15 september 1954 - Proc.-gen. R. J'article 95 de la Constitution.
HAYOIT DE TERMICOURT,
Propos sur
15 september 1955 - Proc.-gen. R. mentaire immuniteit.
HAYOIT DE TERMICOURT,
De parle-
15 september 1956 - Proc.-gen. R. du droit de defense.
HAYOIT DE TERMICOURT,
Un aspect
16 september 1957 -:- Proc.-gen. R. HAYOIT DE TERMICOURT, Bedrog en grove schuld op het stuk van niet-nakoming van contracten. 1 september 1958 - Proc.-gen. R. HAYOIT DE TERMICOURT, Les reclamations en matiere d'impots sur les revenus. 1 september 1959 - Eerste adv.-gen. R. JANSSENS DE BISTHOVEN, Overwegingen om trent de bestraffing van de sluikerij ter zake van douane. 1 september 1960 - Proc.-gen. R. HAYOIT DE TERMICOURT, Le conseil superieur du Congo -1889-1930. 1 september 1961 - Adv.-gen. W.-J. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Rechtsbewustzijn en volkenrechtelijk strafrecht. 1 september 1962 - Proc.-gen. R. HAYOIT DE TERMICOURT, La Cour de cassation et la loi etrangere. 1 september 1963 - Proc.-gen. R. HAYOIT DE TERMICOURT, Conflict tussen het verdrag en de interne wet. 1 september 1964 - Proc.-gen. R. HAYOIT DE TERMICOURT, Les pourvois dans J'interet de la Joi et les denonciations sur ordre du Ministre de la Justice. bij 1 september 1965 - Adv.-gen. L. DEPELCHIN, Overwegingen artikel 2 van het Strafwetboek. 1 september 1966 - Proc.-gen. R. HAYOIT DE TERMICOURT, Considerations sur le projet de Code judiciaire. 1 september 1967 - Proc.-gen. R. HAYOIT DE TERMICOURT, De voltallige zittingen in het Hoi van Cassatie. 2 september 1968 - Proc.-gen. W.-J. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Reflexions sur Je droit international et la revision de la Constitution. 1 september 1969 - Proc.-gen. W.-J. GANSHOF VAN DER MEERSCH, De Belgische rechter tegenover het internationaal recht en het gemeenschapsrecht. 1 september 1970 - Proc.-gen. W.-J. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Propos sur Je texte de la loi et Jes principes generaux du droit. 1 september 1971 - Eerste adv.-gen. P. gewijsde en het Gerechtelijk Wetboek.
MAHAUX,
1 september 1972 - Proc.-gen. W.-J. GANSHOF Reflexions sur la revision de la Constitution.
VAN
Het rechterlijk DER
MEERSCH,
-2993 september 1973 - Proc.-gen. W.-J. GANSHOF VAN DER MEERSCH, Overwegingen omtrent de kunst recht te spreken en de uitoefening van het rechterlijk ambt. 2 september 1974 - Proc.-gen. DELANGE, De J'intervention de la Cour de cassation dans le dessaisissement du juge et dans Je renvoi d'un tribunal a un autre. 1 september 1975 - Eerste adv.-gen. F. DUMON, De opdracht van de hoven en rechtbanken. Enkele overwegingen. 1 september 1976 - Proc.-gen. R. DELANGE, Overwegingen over de strafrechtelijke verantwoordelijkheid en de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de ministers en staatssecretarissen. 1 september 1977 - Eerste adv.-gen. F. DUMON, Ontwerpen voor hervormingen en jurisdictionele functie. 1 september 1978 - Proc.-gen. F. DUMON, De motivering van de vonnissen en arresten en de bewijskracht van de akten. 3 september 1979 -
Proc.-gen. F.
1 september 1980 -
Proc.-gen. F.
DuMoN, DUMoN,
Over de Rechtsstaat. Quo vadimus ?
j j j j j j j j j j j j j j j j j j j j j j j j j j j j j j j j J
NAMEN DER PARTIJEN
A Aassmi, 1003 Aclagro P.V.BA., 389 Adelin Petit N.V., 1303 Adler, 1163 Adriaens, 552 Adriaenssen, 377 Aerts, 816 « A.G. van 1830- Belgische Maatschappij van Algemene Verzekeringen Brand Ongevallen en Allerlei Risico's • N.V., 243 « A.G. van 1830 » N.V., 813 Aiola, 156 Air-Zaire P.V.BA., 524 Algemene Bouwonderneming Ir. A. Van Engelen N.V., 782 Algemene Ondernemingen Aerts P.V.BA., 1177 « Algemene Ondernemingen Provez • feitelijke venn., 1040 « Algemene Verzekeringen van Frankrijk » N.V., 232, 962, 999, Allewaert e.a., 605 « Ameca » N.V. in vereffening, 103 Amssoms, 1175 Anciens Etablissements d'leteren N.V., 1147 Andre, 1260 Andries F. e.a., 1181 Anilina N.V., 811 « Anne Martin » P.V.BA., 877 Anrys, 1223 « Antwerp Assurance » N.V. (D'Hondt, curator in het faillissement), 785 Antwerpen (Stad), 502, 567, 1172 Arcq e.a., 176 Asselbergh, 646 Asselman, 360 « Assurances generales de France », 122 Assurantie van de Belgische Boerenbond N.V., 999
Audi-NSU Auto Union AG N.V., 1303 Aymard d'Ursel (Graaf), 1148 Aymone N.V., 29
B Bacq, 858, 1348 Baele e.a., 399 Baeten, 790 Baleriaux, 922 Bank lppa N.V., 1268 Barbiaux, 410 Bardet, 927 Barnaba, 930 Basyn, 148 Batteauw, 417 Baubinet, 1080 Baudet, 221 Baudewijns, 359 Baumans A., 1274 Baumans E., 1274 Baumans M., 1274 Bausier, 470 « Bayer » N.V., 953 Becart K., 1123 Beck, 161 Becker, 329 « Belgie lndustrie », 147 Belgique industrielle N.V., 996 Belgische Boerenbond N.V., 1047 Belgische Maatschappij van Algemene Verzekeringen, 374 Belgische Staat, 103, 401, 448, 927 Belgische Staat : - Minister van Binnenlandse Zaken, 638 - Minister van Economische Zaken, 7, 167 - Minister van Financien, 7, 45, 211, 230, 272, 338, 368, 387, 390, 522, 550, 583, 609, 651, 744, 787, 811, 865, 988, 1084, 1270, 1319, 1340
-302-
Minister van Lanbouw, 7 Minister van Landsverdediging, 378, 614, 993 - Minister van N ationale Opvoeding, 378 - Minister van Openbare Werken, 16, 18, 178, 180, 518, 581, 757, 790, 796, 808, 829, 1046 - Minister van Sociale Voorzorg, 57, 1245 - Minister van Volksgezondheid, 976 Belgische Verzekeringsmaatschappij Utrecht, 122 « Belgisch Verpakkingsinstituut » V.Z.W., 423 Belgum-Service P.V.BA., 1314 Belletti, 1094 Bellinckx, 1185 Benats, 609 Berghman, 1185 Berlier, 455 Bernard, 518 Bernier, 57 Beyers, 199 « Bibby Bros & Company • venn. naar Engels recht, 630 « Bibby Line Limited • venn. naar Engels recht, 630 Biercentrale Ninove N.V., 661 Bijttebier M.-J., 726 Bixhain, 1260 Blankenberge (Stad), 598 Blindeman, 1284 Blockeel, 549 Blommaert, 339 Blonde e.a., 392 Blondeau, 710 Blondeel, 1137 Bodart, 114 7 Bodart e.a., 1077 Boel, 70 Boelen, 609 Boelwerf N.V., 1120 Boen, 820 Bogaerts, 464, 1020 Bognani, 82 Bongaerts, 254, 1276 Booluck, 1171 Boonen, 682, 1339 Borremans, 1092 Borrey, 1181 Bos, 874 Bosmans, 966 Boterman, 600 Bottriaux, 378 Bouanem, 12 Boubeker, 147 Boucque, 612 Bouts, 626 Bouwen, 60 Brabo In~ustries N.V., 944 Braet e.a., 455
Bragard, 1262 Brakel (Gemeente), 339 Brassico N.V., 1223 Brodel, 731 Broeckaert, 1276 Brognie, 808 Brouckaert B., 1123 Brouns, 999 « Brouwerij Cailliau • P.V.BA., 1137 « Brouwerij De Gheest » N.V., 299 « Brouwerij De Palm » N.V., 257 « Brouwerij Haecht » N.V., 934 Brouwerij Haelterman N.V., 833 Brouwerij Maes N .V ., 893 Brouwerij-Mouterij Het Sas, 1226 Brouwerij Vandenheuvel-Ixelberg N.V., 1181 Brouwerij Wouters en Cie, 619 Bruccoleri, 196 « Bruma » N.V. in vereffening, 103 Bruno, 1012 Brussel (Stad), 315 Brusselse Agglomeratieraad, 1314 Brutsaert, 143 Bruwier, 1338 « Bruxelloise Auto Transport » N.V., 630 Biinzen e.a., 1005 Busato, 1072 « Butjens » N.V., 697 Buysse (Echtgenoten Sergeant-), 22 Buyst e.a., 428
c Cabarteux, 518 Cabay, 697 Cacioppo, 859 « Caisse patronale du Commerce et de l'Industrie • N.V., 235 Califice, 804 Calonne, 1102 Cams P., 976 Camu, 647 Capalao, 1076 Cardon de Lichtbuer, 460 Carette, 794 Caron, 461 Carosi, 1044 Carpentier I., 1212 Carpentier W., 1212 Carroy, 186 Carton G. e.a., 918 Carton J. e.a., 918 Castelain, 90 Castille, curator in het faillissement « Treavog International », 187 Catteau, 707 Cattm, 710 Cavenallle q.q., 80
-303Davidts, 1258 Davoine en Lorquet, 75 De Backer, 1070 Debacker, 1293 De Barsy, 787 De Belder, 1253 De Beleyr, 250 « De Belgische Bijstand • N.V., 816 De Berlangeer, 518 « De Bij - De Vrede • N.V., 120, 528, 530 De Blaecke, 1059 Deblaton, 587 De Boeck, 180 DeBoe, 799 De Bosque-Crombez, 391 De Brabander, 577 De Brabandere, 299 De Brandt, 274 De Broqueville, 925 De Caluwe, 1212 Dechevre, 322 Deckers, 796 De Cleene, 1022 DeClercq, 253, 1163 Declercq, 544 De Clippele, 766 De Cock, 25, 731, 999 De Coninck C., 661 De Coninck F., 661 De Coninck J., 661 De Coster, 409,464 De Cuyper, 661 De Donder, 196 Defays Interim N.V., 752 De Federale Verzekeringen C.V., 546, 676 De Giey, 144 Degraeve, 908 De Greef, 570 Degroof, 829 Degroote, 1321 De Hennin N.V., 432 Dehoust (Weduwe), 22 De Jacquier de Rosee C., 335 De Jacquier de Rosee M., 335 Dejaen, 15 De Jonckheere, 390 De Jonghe, 122 De Kimpe, 537 De Klark, 900 Delafontaine, 206 D Delamotte, 18 De Landtsheer, 193, 587 Delcominette, 372 Daelman e.a., 1263 Delcourt G., 1172 Daenen, 60 Delcourt L., 1172 « Dailly Voitures • P.V.BA., 131 Delhaye, 212 Damiani, 834 Della Faille d'Huysse, 335 Danguiri, 806 Danhier, curator in het faillissement Della Torre Tasso de Prinsen, 16 « Presses academiques europeen- Delplace, 90 Delsarte, 433 nes » C.V., 936 Deltenre, 1090 Da Silva Pedrulho, 530 De Maeyer, 837 Dauwe, 870 Demanet, 1298 David, 278, 512 Centrale Levensverzekeringsmaatschappij Groep Josi, 1324 Chai Wai Kwan, 188 « Charbonnages de Gosson-Kessales • N.V.,92 Charlotiau, 142 CharneuX, 805 Chatelet (Stad), 229 Chaussier R., 1056 Chauvel, 40 Chevalier, 289 Cienkowski en J anssis, 284 Cienkowski R., 284 « Cimenteries et Briqueteries rlmnies • N.V., 675 Cimetta, 1047 Claes, 626 Claessens, 193 Cleiren, 372 Clostrum, 697 Colinet, 1046, 1298 Collard, 991 Collas, 890 Colle, 328 Collinet B., 11 Collinet H., 11 Compagnie Saint-Gobain Pont a Mousson, 744 Comptoir belge des Transports industriels Franbelti N.V., 717 « Comptoir central d'Electricite • N.V., 360 Coninx, 1066 Conserriere, 913 Constant, 1207 « Contact • N.V., 131 Contitrade N.V., 95 Cools, 510 Cooman, 417 Coone, 539 Cordemans, 266 Corijn, 813 Corneillie, 733 Cornelis, 1251 Cornesse A., 888 Coussement, 614
304Demarteau, 638 De Meyer, 11)4, 331 De Meyer e.a., 1220 Demeyer, 374 De Meyere, 34 Demir, 1286 De Muynck, 1127 « De Nationale Waarborg » N.V., 128 De Nauw, 339 Denayer, 397 De Neef, 841 De Neve, 687 Denistas P.V.B.A., 778 Denys, 939 De Paepe, 1103 Depas, 825 Depasse, 125 « De Pauw en Stokoe » N.V., 165 « De Polder » P.V.B.A., 219 Depre, 514 Deprez, 1023, 1288 << De Provinciale en Intercoinmunale Drinkwatermaatschappij der Provincie Antwerpen » C.V., 404 De Ranter, 131 De Reytere q.q. (Le Boulenge en), 562 De Ridder, 1251 De Romree de Vichenet e.a., 314 De Romree de Vichenet H., 391 De Romree de Vichenet H. M. M.-M., 262 De Roy, 988 Descats, 794 <
Dhadamu:s, 1068 D'Halewin, 939 D'Hert, 512 D'Heygere e.a., 1340 D'Hondt, 550 D'Hondt, curator in het faillissement <
E « Eagle Star » N.V., 77, 888
Ebes » N.V., 839 Economat des CEuvres catholiques de Mouscron V.Z.W., 908 « Edelmet » N.V., 26 Eiffe & Co N.V., 717 El Abdouni, 42 « Electricite Antoine » N.V. (Melot E. en Melot A., curatoren in het faillissement), 186 Elsen, 358 Elsoucht, 1106 Engels, 1290 « Engetrim » N.V., 28 Engrais Rosier N.V., 860 « Entreprises Delsarte et fils et Compagnie » P.V.B.A., 433 Entreprises · generales Rene Herbigna1 P.V.B.A., 1102 Ernest, 633 Ernots, 321 Erpicum B., 1016 Erpicum J., 1016 «
-305Garot, 856 Gastropom N.V., 1264 Gatto, 691 Gauthier q.q., 90 G.B.-INNO-B.M. N.V, 29, 485 Geens, 581 Geinger, 320 Geladi, 1226 Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds, 278,331,472,859,999,1145 Gemeente Brake!, 339 Gemeente La Roche-en-Ardenne., 991 Gemeente Lennik, 1281 Gemeente Lochristi, 389 Gemeente Maasmechelen, 1084 Gemeente Oostduinkerke, 454 Gemeente Overijse, 464 Gemeente Saint-Nicolas, 92 Gemeente Sankt Vith, 1167 Gemeente Sint-Amands, 409 Gemeente Sint-Lambrechts-Woluwe, F 1165 Gemeente Spiere-Helkijn, 768 Gemeente Temse, 65, 67 Fabeck, 299 Gemeente Tielt, 1288 Fabricom N.V., 865 Gemeente Wilrijk, 307 « Fabrieken L. Vandenbergh » N.V., 106 Gemeente Wommelgem, 1140 Fadoui, 1349 Genaille, 147 Falque, 191 General Accident - Fire and Life InsuFamibank N.V., 628 rance N.V., 466, 1324 Fauconnier, 1111 Generale Bankmaatschappij N.V., 1094 Feron, 387 « Generali Belgium» N.V., 829 Feron-Crombez, 312,391 Gent (Stad), 460 Fidelitas N.V., 893, 1090 Gentens G.G. e.a., 540 Fina N.V., 747 Gentens V., 540 Flowell International N.V., 1 Gerard, 223, 1319 Fobe J. e.a., 1157 Gerim N.V., 752 Fobe M., 1157 Geryl, 678 Folie, 247 Geuens, 785 Fonds voor Beroepsziekten, 628 Ghavami-Lahidji, 575 Fontaine, 1013 Ghijssens, 846 Formesijn, 991 Ghoos, 965 Francis, 873 Ghys, 1251 Frangiamore, 3 « Gieterijen F.E. » (Renier, Lavigne, Fran~ois, 778 curatoren in het faillissement), 156 Fransolet, 58 Gilbert, 206 Frederick q.q., 528 « Furness Shipping & Agency Com- Gillant, 472 Gillet, 443 pany» N.V., 630 Gilon, 80 Fyon, 1080 Girardo e.a., 1292 Goblet, 360 Goemaere, 480 Goeminne, 398 G Goeyvaerts, 419 Goldenberg C., 1268 Gomez Ferrero, 803 Gaethofs, 37 Goossens, 109 « Galantry • P.V.BA., 26 Goris, 423 Galere e.a., 295 Goris P.V.BA., 52 Galluy, 260 Gorsele e.a., 407 Gos, 451 Garage du Limbourg, 970 Govaert, 187, 565 Garage Gustin P.V.BA., 1145 Goyvaerts, 684 « Garage Rupelmotor » P.V.BA., 52
Espagnet, 700 Etablissementen P. Delaere P.V.BA., 1040 Etablissement Jos Bartholome-Lovinfosse P.V.BA., 1192 « Etablissements Demarche » P.V.BA., 90 « Eucher » N.V., 360 Euralco C.V., 1177 Eurlings, 37 « Eurobel » N.V., 253 Euromotor N.V., 897 Europair International N.V., 984 « Euro Shoe Unie » N.V., 203 Everaerts en Timmermans, 96 Everts, 368, 1116 Evrart, 1012
-306Grauwens, 1274 Groothertogdom Luxemburg, 7 Grosch, 1084 Grosfils, 892 Guinotte, 443 Guisgand, 967 Guisse, 12 Guns, 694 Gysels, 319
H Halle (Stad), 602 Halleux, 697 Hammond Organ Europe N.V., 1093 Hanlet, 528 Hanssens, 121 Hars en Cooley M.C., 984 Harvent A., 1123 Harvent L., 1123 Hauglustaine, 890 Hauspie, 875 Heirwegh A., 733 Hellinckx, 661 << Helvetia » N.V., 260 Hendrickx, 432 Hennebert, 708 Hennot, 520 Henry G., 1010 Henry T., 1010 Herbots, 409 Hermans, 254 Hermas, 891 Hermia, 448 Heroufosse, 1298 Herzeel, 1103 Heuckmes Noel, 747 Heuckmes R., 747 Heuts, 680 Heuvelmans, 307 Heyman, curator in het faillissement Pomair N.V., 1271 Heyrman, 142 Hietbrink, 469 Hildesheim, 1341 Hoei (Stad), 44 Hoffmann Etienne, 1167 Holle, 156 Hoornaert, 1187 Hordies, 661 Hastens, 454 Hotel Atlanta N.V., 726 « Houillieres unies du Bassin de Charleroi » N.V., 832 Huchon, 90 Humblet, 371 Huys, 565 Huysseune, 1289 « Hycel Europa B.V. », venn. naar Nederlands recht, 476
I Ide, 903 << I.E.C. » P.V.BA., 124 << lmprimerie Marvan » P.V.BA., 936 Inghels, 165 Institute of Modern Language and Communication N.V., 906 << Institut Saint-Guibert » V.Z.W., 410 Instituut Bunge V.Z.W., 341 << Intercom» N.V., 232, 790, 829, 1181 << Interexport » venn. naar Joegoslavisch recht, 95 . International Business Machines of Belgium << I.B.M. » N.V., 399 << International Harvester Company of Belgium » N.V., 900 << Iris» N.V., 34 lzegem (Stad), 605
J Jablonowski e.a., 472 Jacobs, 1226 Jacoby, 825 Janssen A., 675 Janssen A.M., 675 Janssen en Dormal, 7 Janssens, 377,877 Janssens de Varebeke e.a., 1058 J anssis, 284 Janssis (Cienkowski en), 284 Jassin, 1072 Jean, 77 «Jean Delfortrie fils» P.V.BA., 141 Jelti, 695 « J. Haenecour en Co» N.V., 951 Jonckheere A., 1212 Jonckheere J., 1212 Jonlet G., 888 Jossa Jean, 880 Jossa Joseph, 880 Josse, 15 « J. Stewering und Sohne » venn. naar Duits recht, 85 Jules, 390 Jung, 661
K Kamp, 264, 463 << Kempense Steenkoolmijnen 1084 Keysers, 1249 Kholti, 777
»
N.V.,
307 Kielemoes J. en 0., 224 Kitwa Walutunda, 80 Klein e.a., 73 Knapen, 818 Knapp, 953 Knobel, 820 Kortrijk (Stad), 603 Krzak, 722
L La Belgique industrielle, 572 << La Belgique industrielle » verzekeringsmaatschappij, 847 Laboratoire medical de Ganshoren N.V., 976 Lachapelle F. q.q., 197 Lacroix, 893 Laeveren, 683 Lakiere, 465 Lambert, 725 Lambert A., 1014 Lambert E.,·1014 Lambert R., 1140 « Lammers-Van Mele L.V.M. » P.V.BA., 761 Lamon, 603, 1209 Landsbond .der Christelijke Mutualiteiten, 15, 284, 401, 507, 518, 546, 1010, 1027 Landsbond der Christelijke Mutualiteiten e.a., 193 Landsbond van de Neutrale Mutualiteitsverbonden, 1175 Landsbond van de Verbonden der Beroepsziekenfondsen, 1145 La Pastourelle N.V., 789 « La Preservatrice » N.V. naar Frans recht, 528, 530 La-Roche-en-Ardenne (Gemeente), 991 Laroy, 480 << La Royale Belge » N.V., 266, 649 . Laruelle e.a., 1263 L'Assurance navale N.V., 1022 Lathouwers, 951 Laurent, 84 Lavigne, curator in het faillissement « Gieterijen F.E.», 156 Lawarree, 1165 Le Boulenge en De Reytere q.q., 562 Lebovic, 829 Leclerq, 1219 Ledoux,· 520 Lecocq, 988 Le Compte, 206 Ledoux, 360 Leenen, 827 Lefebvre, 190, 293 « Le Foyer liberal hutois » N.V., 372 « Le Foyer» N.V.,.432
Le Grand Bazar de la Place Saint-Lambert» N.V., 443 Legros, 1010 Lejeune e.a., 934 Lemaire, 1046 Lemmens, 1159 Lempere, 702 Lenaerts, 9 Lenglet, 392 Lennik (Gemeente), 1281 Leonard, 497 Leonard, 751, 1079 Leplat, 794 Lerno, 1023 Leroy, 278 Les Nouveaux Ateliers Lebrun, 148 << Les Nouvelles Forges de Ciney » N.V., 562 Les Studios americains, 903 Lettelier e.a., 437 Levens, 684 Leysen, 822 Leysen e.a., 201 Lhote, 1321 Liesse, 1298 Lietar M., 243 Lievens J., 552 Lievens Jacqueline, 552 Linsmeau, 998 Lippens, 152 Lissnijder, 967 Lochristi (Gemeente), 389 Lootens, 116 Lories, 602 Lorquet (Davoine en), 75 << Louwet-De Coster » P.V.BA., 1019 Louwet J., 1019 Louwet V., 626 Luca, 1223 Lucchese, 970 « Luikse Verzekering » N.V., 1298 Lurquin, 412 Luxemburg (Groothertogdom), 7 Luycx M., 1082 <<
M Maasmechelen (Gemeente), 1084 « Maatschappij Tiel Utrecht» N.V., 254 Maatschappij voor Intercommunaal Vervoer van Brussel, 147 « Maatschappij voor Onroerende Beleggingen » N.V., 28 Machiels, 113 Mackens, 320 «Mack Trucks Worldwide Limited», 897 Macotra N.V., 1330 Maerschalck, 577 Maes, 537 Mahieu E. e.a., 1053
308Mailleux, 1169 Mainil, 190 Mameli, 291 «Manta» N.V., 338 Marchal, 197 Marchant, 988 Marchetti, 82 Mardaga e.a., 1076 Marechal, 372 Mares, 967 Marique, 1080 Markey, 715 Mas, 712 Masson A., 197 Materne Confilux N.V., 45 Mathieu, 830 Mathot, 14 Mathy R., 804 Mathy Th., 804 Maton, 322 Matthynssens, 307 « Mauretus » N.V., 278 Mayer, 60 Maziers, 1048 Mechels, 1214 Meeuwesen Cl., 323 Meijlaers F., 851 Melaerts, 428,587 Melin, 1047 Melot A., curator in bet faillissement « Electricite Antoine , N.V., 186 Melot E., curator in bet faillissement « Electricite Antoine » N.V., 186 Menschaert,. 35 Mercator N.V., 614, 951 Mercator N.V. e.a., 1220 Merecy, 419 Mertens, 581 « Meuble-Ardenne - Usines Voneche » N.V., 850 Meunier, 39 Meurice N.V., 451 Micciche, 1341 Micciche P., 925 Michel, 1302 Michiels, 586, 1098 Mieras, 1025, 1142 Mignon, 976 Milquet, 920 Milz e.a., 178 Minette De Tillesse, 11 « Miniemeninstituut » V.Z.W., 96 Minne e.a., 406 Moerens, 391 Moerens als voogd van K. , 1187 Moerens q.q., 264, 310 Moeykens q.q., 991 Mols, 1237 Mombaerts als vereffenaar van het gerechtelijk akkoord met boedelafstand van Usines Fabota N.V., 1029 Montex N.V., 1059 Moons, 377
Moortgat, 883 Moreels, 1339 Morelle, 1256 Morissens q.q., 145 Morisset, 407 Mortelmans, 136 Mortiaux, 1241 Motte, 885 Mullier A., 1140 Mullier F., 1140
N Nackaerts en Roberechts, 96 Naessens M. e.a., 915 Naets, 206 Nastre, 1113 Nationaal Pensioenfonds voor Mijnwerkers, 832 Nationaal Verbond van Socialistische Mutualiteiten, 37, 688, 827, 875 Nationaal Werk voor Oorlogsinvaliden e.a., 851 Nationale Groepering van de Leurhandel, 1082 Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen, 39,161,694,860,1118 Nationale Maatschappij voor Buurtspoorwegen, 15 Nato, 1013 Neuville, 470 Nicodeme, 77 Nieto Munoz, 120 Nieuwpoort (Stad), 262, 264, 310, 312, 314, 391,461,463,590,1187 Nieuwe Werknatie N.V., 778 Noirfalise, 583, 970 Nivoix, 1301 Nuellens, 331
0 Olagny, 826 Omnia Limburg N.V., 626 Onderlinge Maatschappij der Openbare Besturen e.a., 1016 Ondernemingen Amelinckx N.V., 752 « Ondernemingen Provez » N.V., 1040 Onze-Lieve-Vrouw-Ziekenhuis, 1119 Oostduinkerke (Gemeente), 454 Oostende (Stad), 757 Oost-Vlaanderen (Provincie), 1119 Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn van Elsene, 331
-309Plevoets L., 297 Plouvier Transport » N .V ., 796 Poitoux, 1347 Poma, 971 Pomair N.V. (Heyman, Volckaert, Van Ooteghem, curatoren in het faillissement), 1271 Poppe, 465 Pouderoux, 368 Poulet G., 1172 Prade, 651 « Precam » N.V., 530 « Presses academiques europeennes » C.V. (Danhier, curator in het faillissement), 936 Priem, 543 Priem M., 1246 Procureur des Konings : - te Brugge, 1246 - te Brussel, 189, 577, 925, 1111, 1142 - te Dendennonde,. 911 - te Dinant, 710, 1301 - te Gent, 398, 881 - te Leuven, 1213 - te Luik, 1169 - te Nijvel, 920 p - te Tongeren, 880 - te Verviers, 73, 824, 1113 Procureur-generaal bij het Hof van Beroep: Paeyeneers, 841 Pakistan Shipping Ltd, 717 - te Antwerpen, 1327 « Pan American World Airways - te Bergen, 12, 291, 1050, 1264 - te Brussel, 435, 445, 560, 673, 754 Incorporation », 1271 -- te Gent, 26, 180, 505 Paquay, 850 -- te Luik, 295, 351, 1082 Paques, 673 Paquet, 332 Procureur-generaal bij het Hof van CasPatroonkas N.V., 684,829 satie, 66, 70, 71, 72, 75, 77, 84, 445, 611, Patroonkas voor Handel en Nijverheid, 612, 613, 698, 700, 701, 706, 707, 1111 1044 Procureur-generaal te Gent, 1035 Paucquay, 443 Poduits chimiques du Limbourg N.V., Payez, 77 502 Peers, 1226 Provez J., 1040 Peeters, 619 Provez M., 1040 Pelgrims 1., 189 Provincie Oost-Vlaanderen, 1119 Pelgrims W., 189 Prudhomme, 145 Pepi, 122 Pruvost, 974 Persy, 1093 Pugnaghi, 182 Peters, 64 Putters G., 1073 Petit, 726, 1096 Putters J. e.a., 1073 Petit en Roskams, 96 Petrozzelli, 12 Peugniez, 584 Q Picou, 1147 Picque, 893 Quintelier, 587 Piersack, 737 Piette, 176 Pillon, 500 Piron, 747 R Pirsoul, 655 Pitseys, 522 Radermecker, 824 Platteau e.a., 808 Raemaekers J., 1262 Raes G., 1035 Platteeuw, 26 Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn van Hoboken, 341 Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn van Sint-Niklaas-Waas e.a., 578 Openluchtopvoeding V.Z.W., 419 Opzoekingscentrum voor de Wegenbouw, 782 Orban, 360,790 Orde van Apothekers, 54 Orde van Architecten, 946, 1216 Orde van geneesheren, 150, 478, 949, 976, 1232, 1256 Orde van Geneesheren (Voorzitter en ondervoorzitter van de nationale raad van de), 976 Oriowo, 560 Otte, 1134 Ouwehand, 272 Overijse (Gemeente), 464 Oversteyns, 691 Ovijn, 768 Owel, 117, 574
«
310Saint-Nicolas (Gemeente), 9? Rank Xerox N.V., 1207 Salermo, 653 Rederij « Fred Olsen en Co », 1120 Salerno, 128 Rederij « Ganger Rolf», 1120 ·Sand, 57 « Rederij Victor Huygebaert » N.V., 839 Sankt Vith (Gemeente), 1167 Regie der Luchtwegen, 1271 Santino, 1145 Regie van Telegrafie en Telefonie, 437 Santoni, 746 Regwan e.a., 705 Reis P., 1145 Sapiela, 43 Remacle A., 371 Sauvage, 673 Remacle J., 371 Saver, 1187 Scheers, 275 Remus, 148 Schelfhout, 1106 Remy A., 1073 Renier, curator in het faillissement Scheepers A. q.q., 1153 Scheepers J. q.q. 1153 « Gieterijen F.E. », 156 Schepetlevane, 996 Rifflart, 890 Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, 3, Schoefs, 1047 « Scholen Paridaens » V.Z.W., 96 58, 104, 241, 543, 683, 1093 Rijksdienst voor Maatschappelijke Schoreels, 1113 Zekerheid, 29, 678, 761, 906, 944, 1029 Schrevens, 189 Rijksdienst voor Werknemerspensioe- Schrey,212 nen, 158,351,834,1241 << Seca » N.V., 322 Rijksinstituut voor de Sociale Verzeke- Securex, 1163 ringen van de Zelfstandigen, 725 << Securitas » N.V., 165 Rijksinstituut voor Ziekte- en Invalidi- Securite belge N.V., 1258 teitsverzekering, 182, 507, 633, 942, 1027 Segers, 577 Rijkskas voor Rust- en Overlevingspen- Seghers, 77 sioenen, 722 S.E.G.I.M.-S.A.H., 559 Rinck, 676 Sena, 611 Riollay, 775 Sepul e.a., 1222 Risamenapatty, 117 Serck M., 1163 Roberechts (Nackaerts en), 96 Serdons, 846 Robinet, 1297 Sergeant-Buysse (Echtgenoten), 22 Robyn, 661 Sevenoo, 428 Roelandt, 881 Seynaeve, 1111 Roels, 229 S.I.D.E.H.O., 476 Roerbert, 1027 Sinaeve e.a., 1148 Roisin en Intersteel N.V., 293 Sint-Amands (Gemeente), 409 Rolin J acquemyns, 893 Sint-Lambrechts-Woluwe (Gemeente ), Rolle, 539 1165 Rollin E., 1172 Siruthairathsamitape, 791 Ronsyn, 837 Sliepers M. e.a., 1328 Roosens, 1222 Smet E., 65 Roskams (Petit en), 96 Smet G., 67 Rosseel, 705 Smet R., 65 Rossel Co N.V., 1314 Smets q.q., 140 Smets, 1226 Rouge, 355 Smet W., 65, 67 Rousselet e.a., 472 Smeyers, 712 « Royale Beige » N.V., 144, 275, 1127 « Royale Beige Leven-Ongevallen » N.V., Smolders, 451 1053 Smout, 1335 Rucquoy, 221 Sociedade de Vestuario S.A.R.L. Convex, 1330 Ruttiens, 931 Societe alsacienne de Constructions Ruysseveldt, 661 mecaniques de Mulhouse N.V., 717 Societe anonyme de Participations et d'Etudes, 744 Societe anonyme des Carrieres ·de Porphyre de Quenast N.V., 1118 . Sabena N.V., 524 << Societe de Distribution nouvelle » N.V., Sablon, 1270 570 Saeys J., 50 << Societe fran9aise de Transports GondSaeys P., 50 rand freres >> venn. naar Frans ·recht, Saint-Georges, 284 900
s
-311Societe Generale des Minerais » N.V., 962 « Socofonda » N.V., 140 Soens, 697 Somers G., 136 Somers J ., 136 Somers P., 136 Somers S., 136 Sorrentino, 661 Sosson, 930 Souply, 1044 Spiere-Helkijn (Gemeente), 768 Sowinski, 66 Speybrouck, 613 Spies, 966 Spiessens, 931 Spreutels, 158 « Stabo » C.V., 321 Stad Antwerpen, 502, 567, 1172 Stad Blankenberge, 598 Stad Brussel, 315 Stad Chil.telet, 229 Stad Gent, 460 Stad Halle, 602 Stad Hoei, 44 Stad Izegem, 605 Stad Kortrijk, 603 Stad Nieuwpoort, 262, 264, 310, 312, 314, 391,461,463,590,1187 Stad Oostende, 757 Stad Tielt, 600 Stalpaert, 191 Steegmans, 1042 Steenbakkerij Hoeke P.V.BA., 874 Steffens, 559 Stewering B., 85 Stieltjes, 435 Stuyck, 581 Suarez Torres, 803 Suarez Torrez, 1346 Suetens, 28 Sulmon, 152 Swinnen, 546 «
T Tack, 297 Taleb, 847 Tellings, 573 Temse (Gemeente), 65, 67 Teneul e.a., 278 Tenret, 1096 Terca N.V., 544 Terneven, 195 Tessenderlo Chemie N.V., 502 « The Insurance Company of North America » venn. naar Amerikaans recht, 630 · « The Marine Insurance Company Ltd. » venn. naar Engels recht, 524
Thewis, 846 Thirionet, 587 Thonet M., 176 Thonet M.T., 176 Thonnes K., 1113 Thonnes M., 1113 Thuijns, 823 Thunus, 747 Thys, 432, 1009 Tielens, 1153, 1161 Tielt (Gemeente), 1288 Tielt (Stad), 600 Timmermans (Everaerts en), 9 Tommelein, 1058 Toosdel, 789 Topal, 217 To.scano M., 655 Toscano R., 655 Toumsin, 351 Tournicourt, 65 « Tramat » P.V.BA., 147 << Transport Equipment Finance Company » N.V., 1271 « Transports Germain Vinckier » P.V.BA., 470 « Transports nationaux et .intercommunaux A. Lecocq>> N.V., 847 « Treavoy International » (Castille, curator in het faillissement), 187 Triffoy, 378 Trommelen A.R.M., 34 Troost, 638 Trumpeneers, 330 't Sijen, 951 · Tytgat, 735
u Unie der Assuradeuren, 165 Unigro N.V., 1082 United States Fire Insurance N.V., 1249 Usines Fabota N.V. (Mombaerts als vereffenaar van het gerechtelijk akkoord met boedelafstand van), 1029 Utrecht N.V., 1145
v Valentyn, 1226 Van Ael, 187 Van Aken, 790 Van Bogaert, 962 Van Brecht, 199 Van Brusselen, 355 Van Bruwaene, 687 Van Calster, 37 Van Caneghem, 5 Van Cleemputte, 1023
312Van Crombruggen, 332 Van Damme, 165 Vandamme N. e.a., 1066 Vandekeere, 688 Vandekerkhove, 299 Van Den Berghe, 174 Vandenbosch N.V., 984 Van Den Branden, 133, 165 Vandenbrandt e.a., 419 Van Den Broeke E., 1264 Van Den Broeke L., 1264 Van Den Broeke Y., 1264 Van Den Buick e.a., 1237 Vandenbulcke Chr. e.a., 454 Vandendorpe, 186 Vandendriessche, 915, 1328 Van Den Haute, 1281 Van Den Heuvel J. q.q., 839 Vandenheuvel-Ixelberg N.V., 893 Vandenplas, 1192 Vanderborght M., 893 Vander Cammen, 142 VanDer Ghinst, 235 Van Der Haegen q.q., 404 VanDer Keilen, 136 Van Der Klugt, 211 VanDer Kruijs, 355 Vandermeer, 241 Vandersmissen, 1191 VanDer Steen, 354 Vanderveken, 245 Van Dessel, 790 Vandevelde, 319, 1134, 1142 Van De Weghe, 619 Vandeweghe P., 1246 Vandeweghe R., 1246 Vandingenen, 698 Van Dommele, 518 Van Doren e.a., 257 Van Elchingen, 1213 Van Geert, 911 Van Giel, 1140 Van Gils, 1330 Van Goethem, 35 Van Gool, 165 Van Hamme, 1012 Van Heeke, 1015 Van Heiden, 52 Vanherf e.a., 775 Van Hoorde, 1 Van Hulle, 1187 Van lghem, 1020 Van Immerseel, 1253 Van Laecke, 34 Van Landschoot, 1066 VanLoo, 1210 Van Looy, 942 Van Maider, 967 Van Malderghem, 253 Van Melkebeke, 397 Van Mulder, 252 Van Nuffel, 1103 Van Onkelen , 649
Van Ooteghem, curator in het faillissement Pomair N.V., 1271 Van Peteghem e.a., 1062 Van Peyvelde, 500 Van Poeyer, 423 Van Poucke, 54 Van Raemdonck P., 1107 Van Raemdonck R., 1107 Van Ransbeeck, 879 Van Reeth, 355 Vanreye A., 888 Van Rompu, 993 Van San, 614 Van Schoor, 833 Vansevenant, 174 Vanslembrouck, 1212 Van Snick, 790 Van Stevens, 1108 Van Tongerloo, 1284 Vanvinckenroye, 1042,1047 VanVooren L. C. en M., 253 Van Vassel, 1339 Van Waeyenberghe, 5 Van Wambeke, 799 Van Wayenberg, 641 Vaserman, 705 Vassart, 857 Velghe, 1263 Vendrame, 355 Venesoen, 133 Venken e.a., 1084 Verachtert, 9 Verbeeck, 1069 Verbeek, 106 « Verbond van Visteelt en Hengelsportverenigingen ~ V.Z.W., 328 Verbouw, 694 Verburgh A., 565 Verburgh G., 565 Vercamer, 29 Vercammen, 193 Vercauteren, 315 Vercheyal, 830 « Vereniging van de Kleinhandelaars in Tabak» P.V.BA., 485 Vergauwen, 219 Verhaegen q.q., 1185 Verhaeghe, 167 Verhaert, 60 Verhelst, 142 Verheyden, 1066 Verhulst R., 1140 Verhuyck, 29 Verjus A. e.a., 1073 Verjus F., 1073 Vermeeren, 1003 Vermoere, 598 Vernaillen, 480 Verpoorten, 131 Verschatse, 915 Verschuere, 794 Verstraete, 578 Vervaeck, 1068
313Vervaet, 993 Vervloesem, 299 Verwee, 214 « Verzekeringskas der Samenwerkende Maatschappij Federale van Belgie » N.V., 1056 Vesters, 1042 Veys, 1030 Vicqueray, 120 Vigny, 85 Vinckenbosch, 44 Vinquier, 167 Visart de Bocarme, 771 Vissenaekens, 951 Vissers e.a., 201 Vivier, 883 Volckaert, 1209 Volckaert, curator in het faillissement Pomair N.V., 1271 Vrancken, 572 Vroman, 1185 « Wallenius Rederierna W allenius Lines » venn. naar Zweeds recht, 630
Wauthier, 1100 Wauty E. e.a., 1019 Weber, 12 Wegenfonds, 697 Weibel, 707 Weinreb, 893 Wellens-Raes N.V. e.a., 1062 ,Wens, 419 « Wergifosse » P.V.BA., 747 « Weverij Tulipe » N.V., 761 Weymans, 1020 Weyts, 960 Wijndaele, 626 Wille, 1103 Willems, 565 Williame, 141 Wilrijk (Gemeente), 307 Winterthur, 127 Woit, 1292 Wommelgem (Gemeente), 1140 Worch, 71 Wouters, 661 Wren, 360 Wyffels, 454
w Ysebie, 186 Wanet, 859 Wante, 140 Wanwert, 1264 Wargnies, 712 Warnier, 657 « Wasserij Theo Dekkers » P.V.B.A., 29 Wasteels, 712 Zaouche, 775 « Wastiau » venn. onder gemeenschappe- Zerella, 365 lijke naam, 18 Ziane, 850 Wauquier, 1245 Zurich N.V., 1298 Wauters, 600,649 Zwaenepoel, 790
y
z