- ' P . K C., / ^"
^<-
/ /
^)^ '^
f EDENKINGEN TEGEN
DE EFFECTENBELASTING DOOR
M^ M. MEES.
ROTTËRDAM o
H.
A. KRAMERS 1879.
it
ZOOX
J
>ii,nmiiii!!iiiuiiHf«i«i
lU
•A-^
f
i
^Oi3l
^EDENKINGEN TEGEN
DE EFFECTENBELASTING DOOR
M'^. M. MEES.
—'MAf-
ROTTERDAM. H. A. K R A M E R S
1879.
ik
ZOON
4 dan van het zijne. En toch kan men in belastingzaken niets goeds tot stand brengen als men niet vergelijkenderwijs te werk gaat; nooit moet men een belasting op haarzelve beschouwen. Men moet als 't ware voor elke soort van belasting een weegschaal nemen; zoodra men over één soort van belasting spreekt, moet men met nauwkeurigheid, zoowel bij die belasting, als bij alle andere belastingen, de bezwaren in de bij elk behoorende schaal leggen; en dan moet men per slot successievelijk die belastingen kiezen, van welke de bezwaren het lichtst wegen. Geen belasting is er te vinden, die niet in enkele gevallen wezenlijk onbillijk en ongelijkmatig treft. Om dit kwaad te temperen is er geen ander middel, dan een groote verscheidenheid van belastingen, die te gelijk, elk tot een matig bedrag, geheven worden; dan zullen de gevallen al heel zeldzaam zijn, dat niet, hetgeen men aan de eene belasting proportioneel te veel betaalt, wordt opgewogen door hetgeen men aan de andere proportioneel te weinig betaalt. Wel is een impót unique veel minder kostbaar in de inning, maar het nadeel van de meerdere kosten van inning, bij velerlei belastingen, wordt meer dan opgewogen door het voordeel van het meer gelijkmatig drukken van het totaal der belasting op elk der belastingschuldigen. Daarom verdient het toejuiching, dat de Minister van Financiën getracht heeft een nieuwe soort van belasting te vinden, en moet deze poging gesteund worden. Toch sluit dit natuurlijk niet alle kritiek uit. Daar het echter onmogelijk is alle belastingen te gelijk te behandelen, kan men niet anders doen, dan telkens enkele belastingen te zamen vergelijkenderwijze te behandelen, en de bezwaren van elk dezer tegen elkander in de weeg-
5 schaal te leggen. Maar tegelijkertijd mag men niet uit het oog verliezen enkele algemeene beginselen, enkele axioma's, over welke men het eens is. De Ejffectenbelasting, ofschoon geheven van het kapitaal, is feitelijk een belasting op het inkomen dat men heeft uit effecten. In beginsel is men het eens, dat iedereen in de belasting moet bijdragen naarmate van zijn vermogen om te betalen, en dat een Inkomstenbelasting in beginsel goed is. Wanneer nu deze laatste blijkt op al te groote moeielijkheden af te stuiten, dan zal men toch trachten bij elke andere belasting haar zooveel mogelijk te naderen. De Effectenbelasting echter heeft al de nadeelen, al de moeielijkheden van een Inkomstenbelasting, en mist hare voordeden, omdat zij alleen treft een bepaalde soort van inkomsten of bezittingen. Misschien treft mij dit gebrek in de voorgestelde belasting bizonder, omdat zij in mijn naaste omgeving het meest aan 't licht komt. Een Rotterdamsch kassier (een eigenaardig Eotterdamsche zaak, eenigszins te vergelijken bij die der city-bankers te London) heeft het grootste gedeelte van zijn eigen vermogen uitstaan onder zijne clientèle, aan welke hij voorschot geeft in blanco of tegen onderpand. De saldo's, die hij a deposito of uit anderen hoofde heeft, belegt hij in wissels of in beleeningen. Zulk een kassier zou niets of nagenoeg niets betalen in de Effectenbelasting. - Een kassier in het binnenland, die altijd effecten in voorraad heeft om zijn clientèle te bedienen; een effectenhandelaar of bankier, die ook meestal effecten in voorraad heeft, afkomstig van of bestemd voor zijne clientèle, of bij wijze van arbitrage, zij allen zouden vrij belangrijk betalen. - Daarentegen zou weder een koopman of commissionair in koffie of suiker niets betalen. - Een
6
rentenier, die zijn vermogen in effecten heeft zou w e l , hij, die zijn vermogen in hypotheken heeft, zou n i e t betalen. - Die voorbeelden zouden met velen te vermeerderen zijn. De Effectenbelasting treft dus in de verte niet in verhouding tot het vermogen om te betalen. En waarin ligt nu de fout? Dat men een specialen vorm van belegging van het kapitaal treft in plaats van het g e h e e l e kapitaal. „Bestaat er grond", zegt de Memorie van Toelichting op pag. 1, „om het kapitaal, in effecten en daarmede ge//lijkstaande waarden gestoken, onbelast te laten, terwijl //het, op andere wijze belegd, moet betalen?" Die redeneering zou volkomen juist zijn, als het waar was, dat kapitalen, op andere wijzen belegd, w e l betaalden. Maar dit is juist n i e t het geval. Als bewijs, dat die wel betalen, wordt aangehaald de belegging in hypotheken, in vaste eigendommen en in handelszaken. Bij hypotheken betaalt echter niet de kapitalist, de geldgever, maar de geldopnemer de belasting. Als het waar was, dat de belasting indirect terugviel op den geldgever, dan zou men moeten veronder-^ stellen, dat hij zooveel hooger rente zou gehad hebben, als die belasting er niet was. Maar gesteld dat die belasting werd afgeschaft, zou dan de hypotheek-rente hooger worden? De rente wordt voornamelijk bepaald door de z e k e r h e i d ; zou die zekerheid toenemen door afschaffing der belasting? 't Is mogelijk, dat, bij die afschaffing, de vraag naar geld op hypotheek wat sterker zou worden; maar dat die vermeerdering van vraag zoo sterk zou zijn, dat daardoor de hypotheekrente zou stijgen, is niet aan te nemen. - Dat de grondbelasting oorzaak zou zijn van mindere rente, die
7 men maakt, bij belegging in vaste eigendommen, is ook niet geheel juist. Immers, die land of huizen koopt, berekent vooraf hoe groot de lasten zijn; en hij trekt deze lasten, gekapitaUseerd, af van den prijs, dien hij besteden wil. Op den koopprijs drukt dus de grondbelasting niet, en de eigenaar betaalt dus geen belasting op het kapitaal dat hij in vaste gronden belegt. Alleen bij hen, die niet door koop, maar door erfenis van ouder tot ouder een vast goed in hun familie bezitten, wier voorouders het goed bezaten vóór dat de grondbelasting werd ingevoerd, alleen bij dezen kan men zeggen, dat de grondbelasting het inkomen verminderd heeft. Maar zij, die zoolang dat goed bezeten hebben, hebben door de stijging der prijzen zooveel gewonnen, dat men zonder gewetenswroeging van hen iets extra kan vorderen. - Betaalt dan het kapitaal in handelszaken belegd? Men meent van j a , in den vorm van patent. Doch ook dit is onjuist. Patent is een belasting op de winst van handel of nijverheid. Nu berekent elk koopman of fabrikant de winst, die hij in zijn bedrijf maakt, door van zijn bruto winst eerst af te trekken bijv, 5 °/o van het kapitaal, dat hij in de zaak heeft. Wat hij overhoudt is de winst in zijn bedrijf. Welk verstandig man zou een handels- of labriekzaak willen hebben, waarin op den duur niet meer winst te maken was dan 5 °/o van het kapitaal? Als men niet meer dan de rente maakt, heeft men als koopman of fabrikant n i e t verdiend. Men wordt koopman of fabrikant in de hoop meer dan 5 °/Q van zijn geld te maken; dat meerdere is de handelsof fabriekwinst, en daarvoor betaalt men patent. Over het kapitaal dat in handelszaken belegd is, wordt dus geen belasting betaald.
8
Er bestaat bij ons geen belasting op de inkomsten, voor zoover die uit r e n t e van K a p i t a a l bestaan, evenmin als er bestaat een belasting op het K a p i t a a l . Door dit uit het oog te verliezen, door slechts belasting van een gedeelte van het Kapitaal, in den vorm van een Effectenbelasting, te willen heffen, vervalt men van de eene onjuistheid in de andere. Die onjuistheden zouden niet voorkomen, als men ging belasten het K a p i t a a l , hoe ook belegd. Zoo wordt gezegd, dat men de belegging in hypotheken niet kan belasten, omdat dan hypotheekbanken te zwaar zouden getroffen worden. Bij een Kapitaalbelasting zouden hypotheekbanken in 't geheel niet belast kunnen worden. Immers zij verkrijgen het geld, dat zij op hypotheek voorschieten, van hun aandeelhouders of van de nemers van de pandbrieven. Deze laatsten hebben een gedeelte van hun kapitaal belegd in aandeelen hypotheekbank of in pandbrieven, en zouden, bij een kapitaalbelasting, dus voor dat gedeelte ook betalen. Kapitaal, in den zin van belastbaar kapitaal, bezit niet de hypotheekbank maar bezitten de aandeelhouders of obligatiehouders. - Bij de voorgestelde Effectenbelasting zou de eigenaar der effecten de belasting betalen, ook al heeft hij ze voor de volle som beleend; hij, die het voorschot gegeven heeft, loopt vrij. En wie van beiden is de eigenaar van het kapitaal, wie maakt rente? De eigenaar der effecten zal de coupons incasseeren, en daarentegen betalen de rente van de beleening; Wat hij overhoudt is speculatie-verdienste, handelswinst, n i e t rente van kapitaal. Volkomen juist is wat de Memorie van Toelichting zegt, pag. 6: //Immers kunnen //schuldvorderingen op onderpand van effecten bezwaarlijk
9 //te gelijk met en naast de daarvoor in pand gegeven //effecten belast worden". Daaruit volgt echter niet, dat de effecten zelve ten volle belast moeten worden, want de bedoeling der wet is niet om een soort van accijns op effecten te heffen, maar om een belasting op het kapitaal te leggen; en wanneer nu de eigenaar der effecten niet de eigenaar van het kapitaal is, dan treft men niet den belastingschuldige. De zaak zou iets beter worden, wanneer de eigenaar der effecten van de belastbare waarde mocht aftrekken, de som die hij als voorschot daarop gekregen had. - Dat, wanneer men eenigen aftrek van beleende effecten toestond, de belasting ontdoken zou worden, door tijdelijk effecten te beleenen, of te verkoopen met recht van wederinkoop, voor een nominale som b.v. /' 50, dit is niet waarschijnlijk, of liever zij, die dit zouden doen, zouden even goed in staat zijn op te geven, dat zij in 't geheel geen effecten bezaten. Om zulk een operatie in 't groot te doen en in ernst, zouden de kosten welligt meer zijn dan de belasting bedraagt. De billijkheid eischt, met het oog op de te goeder trouw beleende effecten, dat den belastingschuldige worde toegestaan van de waarde zijner effecten af te trekken de som waarvoor zij beleend zijn. Minder duidelijk is, wat de Memorie van Toelichting zegt, //dat het in 't belang van den geldhandel beter // is voorgekomen, de effecten als object waarnaar be//lasting zal moeten betaald worden vast te houden". De verdere motieven, die in dezelfde paragraaf volgen, ten bewijze dat v o r d e r i n g e n niet belastbaar zouden zijn, zijn of zwak of niet geheel juist, en allen leiden zij,
10 in toepassing gebracht, tot deze abnormaliteit, dat men, zijn geld op andere wijze beleggende dan in effecten of wat daarmede gelijk gesteld wordt, vrij loopt van de belasting. De Memorie van Toelichting zegt, dat de waarde van schuldvorderingen met of zonder waarborg gegeven, veelal moeielijk te taxeeren zoude zijn. In den regel maakt de geldschieter voor zich zelf w e l een taxatie, en waar men, zoo als in de voorgestelde belasting, zooveel overlaat aan de discretie van den belastingschuldige, zonder dat dit te controleeren is, zou men hem gerust kunnen overlaten, die taxatie te maken tegenover den fiscus. Al is de belasting niet zwaar, en al mag men aannemen dat de belegging in effecten daaronder niet zal lijden, toch is daardoor niet gemotiveerd, waarom men willekeurig één vorm van //vermogen-plaatsing" belast. In de Memorie van Toelichting worden onderscheidene landen opgenoemd, waar o n d e r a n d e r e n ook effecten en diergelijken belast zijn, als deel van een inkomsten- of kapitaalbelasting; maar geen enkel land wordt aangewezen, waar effecten uitsluitend belast zijn. En wanneer het waar is, dat de Effectenbelasting eenvoudig is een belasting op een willekeurig gekozen gedeelte van het kapitaal, dan rijst de vraag, wat toch het motief geweest i s , om juist dat gedeelte van het kapitaal te belasten? Het kan niet zijn om de speculatie in effecten tegen te gaan, want deze zal door die belasting hoegenaamd niet verminderen. Bovendien worden niet alleen staatsfondsen belast, maar allerlei soorten van geldbelegging, waarvan bewijzen worden uitgegeven; en de rentenier kan toch zijn kapitaal niet uitsluitend in hypotheken of vaste goederen beleggen. Het motief
11 zal wel zijn, dat de waarde van dit gedeelte der kapitaalsbelegging gemakkelijk te bepalen is, zoowel door den belastingschuldige als door den fiscus. Wat den belastingschuldige betreft, 't is waar dat men niet altijd weet, als men zijn geld op andere wijze belegt, dan in effecten, of men geheel zeker is het terug te krijgen; dat men dit gedeelte van zijn vermogen niet altijd voor de volle waarde kan aannemen. Voor kooplieden of fabrikanten bestaat dit bezwaar der taxatie tegenover de belasting in den regel niet, want zij taxeeren dubieuse vorderingen in hun boeken toch voor zichzelven, bij het opmaken hunner balans. Bij renteniers zijn die gevallen, waarin de moeilijkheid zich zou voordoen, zóó zeldzaam, vergeleken met de geheele kapitaals-belegging, dat die gerust buiten aanmerking mogen blijven. En wat de moeilijkheid voor den fiscus betreft, om de waarde dier belegging te constateeren, dit is een bezwaar van ondergeschikt belang, vergeleken met het hoofdbezwaar tegen een belasting als deze. Dat hoofdbezwaar ligt voor den fiscus niet in de bepaling van de waarde van hetgeen de belastingschuldige bezit, maar in de moeilijkheid om te weten w a t hij bezit. Dit hoofdbezwaar weegt veel sterker als men een g e d e e l t e van het kapitaal belast, dan wanneer men het geheele kapitaal belast. Wanneer ik, als rentenier levende, ƒ 10.000.— 's jaars verteerde, en ik gaf op, gesteld dat er een kapitaalbelasting was, dat mijn kapitaal / 20.000.— bedroeg, dan zou de ongerijmdheid van mijn opgaaf bewijsbaar zijn; maar wanneer ik opgaf, onder de geprojecteerde effectenbelasting, dat ik / 20.000,— in effecten had, zou het tegendeel niet te bewijzen zijn, ook al had ik mijn geheele kapitaal in effecten belegd. - De voornaamste moeilijkheid bij een inkomstenbelasting en bij een kapi-
12 taalbelasting ligt niet in het bezwaar voor den b e l a s t i n g s c h u l d i g e om het bedrag van zijn kapitaal of van zijn inkomen te weten, maar de moeilijkheid ligt in de controle door den fiscus te houden op de opgaven der belastingschuldigen. Door te kiezen als object van belasting uitsluitend effecten of dergelijken, omdat de waarde daarvan gemakkelijk te constateeeren is, v e r m e e r d e r t men de moeilijkheid, die men wilde ontgaan, en om welke te ontgaan men de meest rationeele belasting, een inkomstenbelasting, niet durft nemen; die moeilijkheid is, de controle. Geheel juist is het, en met groote helderheid wordt op pag. 7 van de Memorie van Toelichting aangetoond, dat een belasting op de r e n t e dikwijls ongelijkmatig zou drukken, omdat bij minder solide belegging in de rente meestal een premie van assurantie verscholen ligt. Daarom is het veel zuiverder, als men de inkomsten van het kapitaal gelijkmatig wil belasten, dat men niet heft een belasting op de r e n t e , maar op het k a p i t a a l zelf. Een voorbeeld zal dit duidelijk maken. A. bezit / 125.000 in Hollandsche fondsen, die hem c. / 5000 rente geven; B. bezit/90.000 in Russische fondsen, die hem ook ƒ 5000 geven. Werd nu een rentebelasting van 2 °/o geheven, dan zouden beiden f 100 'sjaars betalen. Maar B. heeft veel meer kans, om door achteruitgang der koersen in zijn kapitaal te verliezen dan A. Als voorzichtig man moet hij dus jaarlijks een gedeelte der rente reserveeren voor mogelijk verlies. (1) Daar het (1) Renteniers, die dit niet gedaan hebben, en eenige jaren achtereen vreemde fondsen gehad hebben, kunnen getuigen hoe zij in kapitaal verloren hebben.
\
13 echter moeilijk te bepalen is, h o e v e e l hij daarvoor moet reserveeren, is het gemakkelijker en zuiverder niet de r e n t e maar het k a p i t a a l te belasten. Bij een inkomstenbelasting moesten eigenlijk niet alle soorten van inkomsten gelijk gesteld worden; maar bij een kapitaalbelasting vv^ijst meestal het verschil in de waarde der verschillende zaken, die een zelfde bedrag aan rente geven, met vrij groote nauwkeurigheid aan, welke meerdere risico de eene zaak heeft vergeleken met de andere. Maar wanneer iemand nu als kapitaalsbelegging heeft iets wat geen rente geeft, is het dan niet onbillijk als hij daarvan belasting moet betalen, want de bedoeling is toch, dat de belasting uit de rente betaald wordt? De oplossing is niet moeilijk. Als iemand voor een gedeelte van zijn kapitaal als belegging bezit iets dat een verkoopwaarde heeft, (en dit moet men aannemen) maar geen rente geeft, b. V. Turksche fondsen of grond die ontgonnen wordt, zoo doet hij dit in de hoop, om later in de meerdere kapitaalwaarde zijn rente terug te vinden; een niet dadelijk rente gevende zaak zou geen waarde hebben, als dit niet gewacht werd. Men kan dus niet zeggen, dat zulk een zaak geen rente afwerpt, al geschiedt dit niet in den vorm van jaarlijksche interest. - Eveneens kan de vraag rijzen, of een koopman of industrieel, die in een jaar niet eens de rente van zijn kapitaal verdiend heeft, toch moet betalen? Betaalt hij dan niet van een inkomst, die hij n i e t heeft? Als men aanneemt, dat o°/y van het kapitaal gerekend wordt, vóór dat er kan gezegd worden winst te zijn, dan heeft zulk een koopman, die ƒ 100/m. in zijn zaak heeft, en die geen rente gemaakt heeft, dat jaar v e r l o r e n minstens ƒ 5000. Wanneer nu een kapi-
14 taai-belasting van 1 per mille geheven wordt, dan staat dit gelijk met een belasting van 2°/o op de rente, als deze 5°/o van het kapitaal is. Men maakt dan niet meer 5°/Q, maar (5 af 0.1) 4^Ï%°IO- ^^^ ^^^ dus vroeger rekende f 5000 te moeten overhouden van / 100,000, zal men nu moeten rekenen, dat die som opbrengt ƒ" 4900 voor den eigenaar en ƒ 100 voor den Staat. Wanneer die koopman dan ƒ 5000 verliest, zoo is onder dat verlies begrepen de / 100 die hij aan den Staat moet betalen. Bovendien, dit bezwaar zou gelden, als een inkomstenbelasting geheven werd van 12°/QI, zooals in Italië, gelijkstaande met een belasting van 5 of 6 per mille van het kapitaal. Maar bij een kapitaalbelasting van 1 per mille drukt dit niet. Een koopman of industrieel die ƒ 100/m. in zijn zaken heeft, wordt niet gedrukt door een belasting v a n / 100; iedereen weet, dat zulk een bedrag meer of minder per jaar in zaken niet geteld wordt, evenmin als een klein koopman, die / 20/m. in zijn zaak heeft, zich gedrukt zal rekenen door / 20 'sjaars. Als men dus een belasting wil heffen in den geest van de nu voorgestelde, dan moet men heffen een belasting op het K a p i t a a l , hoe ook belegd. Liever zou ik zien, dat, in den geest van mijne vorige brochure, geheven kon worden een Verteringbelasting verbonden aan een verhoogde Successiebelasting, of, wat op hetzelfde neerkomt, een Verteringbelasting verbonden aan een Kapitaalbelasting. Een hoofdbezwaar tegen een Verteringbelasting is dit, dat men daarbij voornamelijk moet afgaan op eigen aangifte, en dat de ondervinding, o. a. die vroeger te Rotterdam is opgedaan, leert, hoe weinig consciëntieus de belasting-
15 schuldigen daarbij zijn. Ik geef dit bezwaar toe, maar juist dit bezwaar brengt mij er toe, een Verteringbelasting beter te vinden dan elke andere belasting, die op eigen aangifte berust. Want als men dit bezwaar aanneemt bij een belasting met eigen aangifte, en men wil toch zulk een belasting invoeren, dan moet men zoeken naar dien vorm, waarbij dit kwaad het best gecorrigeerd wordt. En nu beweer ik, dat men veel eerder kan nagaan, door de uiterlijke omstandigheden, wat iemand v e r t e e r t , dan hoeveel i n k o m e n hij heeft; en dat men veel eerder kan nagaan hoeveel k a p i t a a l hij heeft, dan hoeveel effecten hij bezit, 't Is daarom dat ik aan een belasting op het Kapitaal de voorkeur geef boven een belasting op de Effecten. Maar ik erken, dat het niet mogelijk zijn zou, een belasting, zoo als door mij is voorgesteld, een Verteringbelasting verbonden aan een Kapitaalbelasting, op d i t oogenblik in te voeren. De tijd daarvoor ontbreekt, want de schatkist heeft behoefte aan dadelijke voorziening. Kritiek moet, vooral in dit geval, opbouwend zijn. Wenschelijk komt het mij voor, de voorgedragen belasting door amendementen te wijzigen; en 't is te hopen, dat in deze n i e t zal gebeuren, wat meer gezien is, dat de minderheden, die hun amendementen hebben zien verwerpen, zich vereenigen, om het geheele ontwerp te doen vallen; eveneens als het niet te hopen is, dat de Minister zich. zal laten verleiden door amour propre d'auteur, om het voorstel in te trekken, wanneer het door veranderingen gewijzigd wordt. Ik zou dan wenschen, dat de voorgestelde belasting ge-
16 wijzigd werd in dien geest, dat niet alleen belast werden effecten, of wat daarmede gelijk gesteld is, maar a l l e bezittingen, alle k a p i t a a l , zonder onderscheid. Men zal dan moeten toestaan de aftrek van schulden; want alleen het s a l d o , dat men bezit, is kapitaal. Maar is het dan niet onbillijk, dat hij, die geen kapitaal bezit, maar een groot inkomen heeft, geheel vrijloopt? 't Is waar, men kan in dit opzicht sterksprekende voorbeelden aanhalen; maar zijn die gevallen van groote tractementen zóó veelvuldig? Moeten wij ons door die enkele uitzonderingen laten afschrikken? Betreft het kleine tractementen, zoo moet niet uit het oog verloren worden, dat in den regel hard daarvoor gewerkt moet worden, terwijl de rentenier een gemakkelijk leven leidt. En wat een Kapitaalbelasting betreft, het is niet te ontkennen, dat, als men het beginsel aanneemt dat ieder in de belasting moet bijdragen naar zijn vermogen om te betalen, in den regel hij, die kapitaal bezit, beter kan betalen, dan hij, die van een vast inkomen leeft. Als bezwaar tegen een Kapitaalbelasting zal geopperd worden, dat men des noods wil zeggen hoeveel effecten men heeft, maar niet, hoeveel kapitaal men heeft. Voor zoover het een rentenier betreft, als die zijn g e h e e l e kapitaal in effecten heeft, zou dit bezwaar bij een Effectenbelasting evenzeer gelden. Heeft hij dit in effecten e n grondeigendom, zoo bestaat dit bezwaar bij de voorgestelde belasting ook, want de grondeigendom is toch bekend. Door de Kapitaalbelasting zou dus alleen b o v e n d i e n blijken, hoeveel hij in hypotheken belegd heeft of aan anderen heeft uitgeleend. - Voor kooplieden en industriëelen zal dit bezwaar in omgekeerden zin ge-
17 opperd worden; men zal meenen, dat zij dikwijls niet willen opgeven hoe weinig zij bezitten, en dat zij om hun crediet genoodzaakt zullen zijn een te groot kapitaal op te geven, en dus te veel belasting te betalen. Gesteld dat een koopman, die groote zaken doet, en f XQ^lva.. bezit, opgeeft dat hij ƒ 25O/m. bezit, dan zou hij /" 150 te veel belasting betalen. Maar ik vraag aan hen, die in den handel bekend zijn, of men over een meerdere uitgaaf van ƒ 150 'sjaars op een groot kantoor een oogenblik zou denken. En fictief crediet zal een koopman door zulk een opgaaf niet licht krijgen, wand niemand zal vertrouwen op die eigen aangifte van het kapitaal, als de waarschijnlijkheid van die opgaaf niet van elders blijkt, Als nu het geheele kapitaal belast wordt, moet dan ook de grondeigendom opnieuw belast worden? Ik heb boven aangetoond, dat het kapitaal, in vaste eigendommen belegd, niet gezegd kan worden eenige extra rente- of kapitaalbelasting te betalen; terwijl ook in die enkele gevallen die belasting niet onbillijk zou zijn. Het kon echter zijn, dat de dwaling, die op dit punt in de algemeene opinie heerscht, het raadzaam maakte aan de belastingschuldigen den aftrek van vaste eigendommen van het kapitaal toe te staan, daar deze ook gemakkelijk later te treffen zijn. De kansen van aanneming zouden door dien aftrek misschien grooter worden. Misschien zou, met het oog op de uitbreiding die de belasting zou krijgen, als mijn voorstel werd aangenomen, het cijfer van 1 per mille op f of |^ per mille teruggebracht kunnen worden. Zooals ik boven zeide is het goed, dat, nu er meer geld noodig is, een n i e u w e belasting geheven worde. Maar
i
18 dit is geen reden, om in 't wilde rond te tasten, en zooals bij onbeschaafde volken het geval i s , niet te zien naar de meest billijke verdeeling, maar alleen te zoeken waar men het geld op de meest gemakkelijke wijze kan krijgen. Zooals de voorgestelde Effectenbelasting daar ligt, heeft zij alleen dit voordeel, dat de belastingschuldige gemakkelijk kan vinden, wat de wetgever bedoelt, over welk bedrag de belasting zou moeten betaald worden volgens de wet. Maar de belasting zondigt in hooge mate tegen den regel, dat iedereen moet bijdragen in de lasten van den Staat, naar zijn vermogen om te betalen; en de fiscus mist alle mogelijke controle, veel meer dan bij elke andere belasting. Van onzen zoo bekwamen Minister van Financiën is het te wachten, dat hij zal trachten aan de bezwaren, hierboven ontwikkeld, wanneer die ook door anderen gedeeld worden, te gemoet te komen.
\^I'S
£?^
^
Bij de Uitgevers dezes is mede verkrijgbaar: EEN WOORD OVER DE BELASTING OP HET INKOMEN door Mr. M.
MEES.
Prijs 20 Cents.
(