Domein GTST havo 1) 2) 3) 4) 5) 6)
7)
Geef de omschrijving van trendmatige groei. Wat houdt conjunctuurgolf in? Noem 5 conjunctuurindicatoren. Leg uit waarom bij hoogconjunctuur de bedrijfswinsten zullen stijgen. Leg uit waarom bij hoogconjunctuur de import zal stijgen. Leg uit waarom bij hoogconjunctuur de investeringen van de bedrijven zullen stijgen. Leg uit waarom bij hoogconjunctuur sprake zal zijn van een dalende werkloosheid.
1) 2)
3) 4)
5)
6)
7)
Gemiddelde procentuele groei van het reële bbp over een groot aantal jaren. De opgaande en dalende golfbeweging rond de trend veroorzaakt door de verandering in de vraag naar producten(goederen) Reële bbp; bedrijfswinsten, import, investeringen, werkloosheid Er is veel vraag naar goederen. Bedrijven moeten veel produceren. Dan zal de omzet en de kosten toenemen (bij een gelijkblijvend winst per product) zal de totale winst toenemen. Er is veel vraag naar goederen. Bedrijven moeten veel produceren. De import van grondstoffen en eindproducten zal toenemen. Bedrijven verwachten meer in kunnen produceren en zullen gaan investeren zodat het machinepark uitgebreid wordt. Er is veel vraag naar goederen. Bedrijven moeten veel produceren. Er ontstaat meer vraag naar arbeid(skrachten) waardoor de werkloosheid af kan nemen.
1
Domein GTST havo 1) 1) 2)
3)
4) 5)
Leg uit dat bij hoogconjunctuur het overheidstekort zal afnemen. Leg uit hoe in een situatie van laagconjunctuur een financieringstekort bij de overheid kan ontstaan. Leg uit op welke wijze de afname van de consumptie in de VS kan leiden tot een toename van de werkloosheid in Nederland, Wanneer is er sprake van een recessie en wanneer van een depressie? Leg uit op welke manier inflatie de koopkracht van het inkomen kan aantasten.
2)
3)
4)
5)
Bij een situatie van hoogconjunctuur stijgt het inkomen van de gezinnen, hierdoor zal de inkomstenbelasting stijgen. Uitgaven aan uitkeringen zullen minder worden omdat er minder werklozen zijn. Het financieringstekort neemt af. Bij een situatie van laagconjunctuur daalt het inkomen van de gezinnen, hierdoor zal de inkomstenbelasting dalen. Uitgaven aan uitkeringen zullen meer worden omdat er meer werklozen zijn. Het financieringstekort neemt toe. Als in de VS minder geconsumeerd wordt, zal er ook minder Nederlandse producten gekocht worden. De import vanuit Nederland neemt af. De Nederlandse bedrijven zullen minder produceren en minder werkenden nodig hebben. De werkloosheid zal toenemen. Recessie: 2 kwartalen met negatieve groei van het reële bbp; depressie: 3 kwartalen met negatieve groei van het reële bbp Bij een gelijkblijvend loon kan er minder producten gekocht worden als de prijzen stijgen. Inflatie leidt tot koopkrachtdaling,
2
Domein GTST havo 1) 1) 2) 3) 4)
5)
Wat houdt welvaartvaste uitkeringen in? Wat houdt waardevaste uitkeringen in? Op welke markt wordt de wisselkoers bepaald? Leg uit hoe een wisselkoersverandering van de euro bij een betalingstekort van het eurogebied kan leiden tot evenwicht op de betalingsbalans van het eurogebied.. Ken jij het gele boekje?
2) 3) 4)
5)
De uitkeringen stijgen even veel als de gemiddelde loonstijging bij het bedrijfsleven. De uitkeringen stijgen mee met het inflatiepercentage. Valutamarkt Als er betalingsbalanstekort is (lees meer import dan export) ontstaat meer aanbod van de euro op de valutamarkt. Hierdoor daalt de wisselkoers van de euro. De producten van het eurogebied worden voor niet-landen goedkoper. De internationale concurrentiepositie verbetert. Export stijgt en import daalt (buitenland is duurder geworden in euro gemeten), Er ontstaat evenwicht op de betalingsbalans. Natuurlijk, vanzelfsprekend ken ik dat door en door!!!!!!!!!!
3
Domein GTST havo 1)
Welke 4 groepen maken deel uit van de geaggregeerde vraag?
1)
Gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland; of anders geformuleerd: (C + I + O + E – M)
2)
Leg uit op welke wijze een toename van het geld in handen van gezinnen, kan leiden tot een toename van de productie van de bedrijven.
2)
Als gezinnen meer geld hebben, kunnen zij meer consumeren, bedrijven zullen dan meer produceren.
3)
Leg uit wat de maatschapelijke geldhoeveelheid inhoudt.
3)
Geld in handen van gezinnen en bedrijven
4)
Als het consumentenvertrouwen toeneemt, dan zullen consumenten eerder het gespaarde geld gaan gebruiken. Hierdoor gaat geld meer gebruikt worden en stijgt de omloopsnelheid.
5)
Laagconjunctuur
6)
Bij hoogconjunctuur wordt het geaggregeerde aabod helemaal gebruikt, als de gezinnen en bedrijven meer geld hebben en meer wil kopen zal er inflatie ontstaan.
7)
Bij laagconjunctuur wordt het geaggreeerde aanbod niet helemaal gebruikt. In deze situatie zal een toename van het geld in handen van gezinnen en bedrijven en daardoor een toename van de consumptie (en investeringen) kunnen leiden tot meer productie.
4)
Leg uit op welke manier de omloopsnelheid van geld kan veranderen.
5)
In welke conjunctuurfase wordt het geaggregeerde aanbod niet maximaal gebuikt?
6)
Leg uit in welke situatie meer geld in handen van de gezinenen (en bedrijven) kan leiden tot inflatie.
7)
Leg uit in welke situatie een toename van de geldhoeveelheid niet hoeft te leiden tot een inflatie.
4
Domein GTST havo 1)
Leg uit dat als het consumentenvertrouwen in de economie toeneemt de omloopsnelheid van geld kan toenemen.
2)
Leg uit dat als het consumentenvertrouwen in de economie afneemt de omloopsnelheid van het geld kan afnemen.
3)
Leg uit dat op (heel) korte termijn de prijs constant kan blijven.
4)
Wat betekent het woord inflatie?
5)
Wat betekent het woord prijsrigiditeit?
6)
Wat houdt monetaire expansie in?
7)
Wat houdt natuurlijk productieomvang (=productiecapaciteit) in?
1)
Als het consumentenvertrouwen toeneemt dan zijn gezinnen eerder bereid hun (thuis) aangehouden geld te gebruiken. Dan gaat de omloopsnelheid stijgen.
2)
Als het vertrouwen van de consumenten in de economie dan zullen zij eerder het geld (thuis) aanhouden en niet meer gebruiken. De omloopsnelheid daalt dan.
3)
Sommige bedrijven brengen 1 keer per jaar een catalogus uit waarin de prijs voor het hele jaar vast staat.
4)
Stijging van het algemeen prijspeil.
5)
Dat de prijs niet meteen verandert, als de meer vraag of meer aanbod op de goederen(=product)markt komt.
6)
De maatschappelijke geldhoeveelheid stijgt.
7)
Die productie waarbij alle productiefactoren worden gebruikt.
5
Domein GTST havo 1)
Leg uit op welke manier technologische vooruitgang kan zorgen voor meer mogelijkheden om te produceren
2)
Leg uit hoe technologische vooruitgang ledit tot een toename van het geaggregeerde aanbod op lange termijn.
3)
Leg uit dat het wettelijk minimumloon kan leiden tot loonstarheid op de arbeidsmarkt.
4)
Leg uit dat een arbeidsovereenkomst ertoe kan leiden dat er loonstarheid op de arbeidsmarkt is.
1)
Door technologische vooruitgang kunnen er nieuwe betere machine ontwikkeld worden, die met hetzelfde aantal mensen meer kunnen produceren, De mogelijkheden om te produceren zijn toegenomen.
2)
Door technologische vooruitgang kunnen er nieuwe betere machine ontwikkeld worden, die met hetzelfde aantal mensen meer kunnen produceren, De mogelijkheden om te produceren zijn toegenomen.
3)
Als er meer aanbod van arbeid(ers) dan vraag naar arbeid(ers) is, dus werkloosheid is, zal de loonvoet moeten dalen. Dat kan niet lager dalen dan het minimumloon.
4)
Bij een arbeidsovereenkomst wordt afgesproken hoeveel uur iemand werkt en tegen welk loon. Als er werkloosheid ontstaat dan kan het loon van de werkenden niet automatisch dalen.
6