SECRETARIE VAN DE
V.R VLAAMSE
REGERING
Vergadering
VR/PV/2001/44
Evolutie
Betreft
van
Vlaamse
van
vrijdag
-punt
18
het
16 november
personeelsbudget
2001
voor
de diensten
van de
regering
(VR/2001/16.1i/DOC.l076)
Beslissing
:
De Vlaamse 1. 1.1.
regering
inzake
beslist:
de bepaling
er
komt
van
een vast
administratie
1.2.
wat
weddenbudget:
weddenbudget
gecorrigeerd
een demografische 4.6.1.
het
zoals
van bovengenoemde
11.03
2003,
1.3.
in
decreet
het
2002 wordt schreven 1.4.
tot
punt
de kredieten
geen
splitst
worden
van voornoemde op 1 januari
1.5.
nota)
nieuwe
werkwijze
(samen
op 15 februari
bevoegd
voor
stratie
van
voornoemde
in
punt
(cf.
de Inspectie
bevoegd
~e~valueerd
door
de Vlaamse
de leden
uiterlijk
meegedeeld,
een eerste
2003,
van
4.4.1.2.
roepen,
de ambtenarenzaken, van
punt
opge-
dienen,
worden
om-
nota,
minister,
worden te
zoals
2000 moeten
gegevens
te zal
terlijk
ring,
op
de uitgavenbegroting
aan de Vlaamse
deze
vertegenwoordigers
de
toegepast
opgenomen,
van
: deze
de ambtenarenzaken,
ad hoc
vanaf
uiteengezet
van
administratie
voor
werkgroep
punt
nota,
en de uitgaven
2002,
meer
zoals
4.6.3.
per
in
wordt,
korting
aanpassing
2001
de hand van
uiteengezet
een delegatiebepaling in
aan
betreft,
de refertekredietberekening, van voornoemde
departementl
nota,
de weddenkredieten
4.6.2.
per
kan worden
factor,
begrotingsopmaak
dat
door maal
Financiën
de Vlaamse en van
ui-
minister,
en samengesteld van
een
uit rege-
de admini-
2
2. 2.1.
inzake
de evolutie
er worden gesteld
geen voor
het
kredieten
in
punt
benodigde
mld.
4.4.2.2.
nota,
behalve
krediet
voor
zoals
van
uitzonderlijk,
beschikking
in
voor
het
in
noch
4.4.3.2.
de continudiensten, van
voorlopig 4.4.4.
punt
het
geraamd van
personeelskrediet
overeenkomstig
nota,
punt
de invoering
p~t
zoals
voornoemde
bepaald
wordt
vermeld
nota, een verhoging
van
zoals
beloningsbeleid BF,
ter
en personeelsplannen,
de uitstapregeling
nieuwd
2.3
weddenbudget:
bijkomende
van voornoemde 2.2.
het
de proces-
uiteengezet voor
van
ver-
. op 1..5
voornoemde
blijft 4.5.3.
zeer
van voor-
noemde nota;
3
inzake ten
de proces-
waarvoor
Vlaamse
en personeelsplannen
door
de functionele
minister,
bevoegd
geen personeelsplan
3.1
er wordt steld,
3.2
werd
zoals
in
vervanging
van
ter
er wordt
vervanging
er moet
in
punt
verder
soneelsplannen, voornoemde
nota;
van
zoals
en de nog
punt
administratie 4.4.2.3.
worden
opgevan
voornoem-
de personeelsformaties,
de uitstroom
4.4.2.5.
werk
minister
de ambtenarenzaken,
per
omschreven
de nota,
Vlaamse
de entitei-
goedgekeurd:
een personeelsplan
omschreven 3.3.
voor
voor
van
toegestaan,
voornoemde
gemaakt
omschreven
van in
punt
zoals
nota,
proces4.4.2.4.
en pervan
~
3
een gestandaardiseerd
4.2
ding
van de weddenkredieten
op te
5.
dat wordt
rapporteringsmodel
beste-
personeelsverloop
stellen;
de uitvoering gesteld
en voor
voor
van van
de
deze
beslissingen
resultaten
van
afhankelijk een
bijkomende
be-
..
spreking ting
van de budgettaire
van de Vlaamse
weerslag
ervan
Gemeenschap.
Jan KERREMANS, wnd
secretaris
op de begro-
I op 9
,"'
") r\ .~.
! ~ ,( 1 1
"I"' !'
.., I
r~ .:
'.11'" ! 0
Nota voor de Vlaamse
Betreft: de evolutie van het personeelsbudget voor de diensten va
regering
Cl)
~~ <~<~ ~
Situering van de problematiek
~ r
Inzake de bepaling van het personeelsbudget (wedden, toelagen en patronale bijdragen) werd ong r 2 jaar geleden een akkoord bereikt nopens departementale normkredieten, de zogenaamde' refertekredieten' . Vanaf de begrotingsopmaak 2000 werd telkens beslist tot een 'korting' op deze kredieten, wegens jaarlijkse overschotten. Deze waren vnl. te wijten aan een te trage instroom (wordt sirids begin 2001 duidelijk ingelopen door een samenwerkingsverband van Selor met de administratie Ambtenarenzaken en door de werking van Job.Vlaanderen), en aan noodzakelijke reservesvoor afwezig personeel die evenwel op korte termijn hun dienst kunnen hervatten. In de periode 2002-2004 zal het weddenbudgetduidelijk onder druk komen te staan omwille van de uitstapregeling, de uitvoering van de proces- en personeelsplannen, en de invoering van het vernieuwd beloningsbeleid. Inzake de proces- en personeelsplannen blijkt duidelijk dat verhoogde aandacht moet worden gevraagd voor een integrale benadering: tot hiertoe was de aandachtte eenzijdig gericht op 'meer personeel' en werd de procesplanning onvoldoende scherp gesteld. Zo wordt ook weinig of niet ingespeeld op deregulering, afbouw van opdrachten, informatiestuurplannen, egovemment. Rekeninghoudend met het huidige budgettaire beleid van de Vlaamse regering dienen derhalve dringend maatregelen genomen te worden om ontsporingen te vermijden. Het is evident dat deze maatregelen moeten samengaanmet de tendens naar responsabilisering en met de plannen inzake de herstructurering van de Vlaamse overheid. De hierna voorgestelde maatregelen zullen tot gevolg hebben dat inzake het personeelsbudgeteen eerste concrete aanzet gegeven wordt om te evolueren van e;entraditioneel inputgericht naar een doel- en resultaatgericht budgetteren, waarbij voor de eerstekeer het begrip responsabilisering, zij het op beperkte schaal, concreet toegepast wordt. Dit voorstel kan, in het kader van de op til staandeveralgemening van contractmanagement en beheersovereenkomsten,beschouwd worden als een precedent; het zal dan ook ten gepastetijde geëvalueerd worden. Wanneer responsabilisering op uitgebreide schaal zal worden ingevoerd, zal een bredere inbedding van het begrip noodzakelijk zijn, en zal zeer duidelijk de relatie moeten gelegd worden met de beleids- beheers- en budgetcyclus. Ook zullen de verantwoordelijkheden van de geresponsabiliseerdeentiteit én van het politieke niveau moeten bepaald worden. Maar nu reeds zullen risico's gedetecteerd en ingedekt moeten worden om ontsporingen te vermijden. Monitoring en regelmatige gestandaardiseerderapportering (ex post) mogen hier niet ontbreken, evenmin als toezicht o.a. op generieke beleidslijnen inzake personeelsbeleid bijvoorbeeld gender, voorrang aan interne arbeidsmarkt, respect voor vakbondsoverleg enz..
Enveloppenfinanciering
als toekomstperspectief
Momenteel hebben lijnmanagers Het voorstelom een belangrijke
te evolueren
geen impact op de middelen
die nodig zijn om de afgesproken doelstellingen
naar een systeem van enveloppenfinanciering
autonomie krijgen
bij de besteding van hun middelen,
De enveloppe zal binnen de Beleids- en'Beheerscyclus
en contractmanagement,
te realiseren
waarbij de lijnmanagers
is een uitdaging op korte termijn.
en de Budgetcyclus
onderhandeld worden tussen de functionele
minister
en de ministers van Begroting en van Ambtenarenzaken. Op basis van een beleidsnota zal per beleidsdomein een meerjarenbegroting opgesteld worden ( die dan o.m. leidt tot een meel:jarenbeheersovereenkomst en een meerjarenbegroting per entiteit
Omvat het millistene
van de Vlaamsc
gemeenschap
en de 5 Vlaamse
wetenschappelijke
instellingen
2op9
en/of lijnmanager). Op basis van de jaarlijkse beleidsbrief (en de operationele jaardoelstellingen die ~ruit voortvloeien) zal de ~ lijnmanager dan met zijn/haar minister onderhandelenover de jaarlijkse middelenenveloppe waarmee het beleid kan uitgevoerd worden, zodat in het kader van contractmanagementof beheersovereenkomsthet definitieftoegekende budget bepaald kan worden. Het is evident dat de Beleids- en Beheerscyclus en de Budgetcyclus zeer goed op elkaar moeten afgestemd zijn. Deze enveloppe moet bovendien flexibel ingezet kunnen worden, rekening houdend met de aard van de opdrachten en de concrete omstandigheden. Het lijnmanagement is vanzelfsprekend verantwoordelijk voor het doelmatig beheer in relatie tot de afgesprokendoelstellingen en wordt daarop ook afgerekend. Een eerstestap in deze evolutie naar enveloppenfinanciering bestaat erin dat het lijnmanagement geresponsabiliseerdwordt voor een doelmatig beheervan de bestaansmiddelen. Via die responsabilisering en via de invoering van het analytisch luik van de economische boekhouding zal het lijnmanagement in staatgesteld worden om de overheadkosten van de Vlaamse administratie doelmatiger te beheren, onder meer door de kfl!.ten van intern aangebodenen extern aangekochtediensten met elkaar te vergelijken. Reedsin een eerste-preliminaire -fase in het traject naar enveloppenfinanciering moet de lijnmanager in staat zijn, indien dit functioneel verantwoord is, kredieten (niet recurrent) te verschuiven van de deelkredieten voor wedden naar de departementale deelkredieten voor HRM, VTO (1, facilities ofICT (3). Er zal welover gewaakt moeten worden dat er op elk ogenblik voldoendemiddelen beschikbaar zijn voor de betaling van de salarissen en toelagen. De betaling van het personeel is immer de voornaamsteplicht van een werkgever waar het 'nulrisico' geldt. Rapportering is cruciaal in dit hele proces van verantwoordelijkheid toewijzen. Verantwoordelijkheid geven hangt immers onlosmakelijk samen met verantwoording afleggen. Bij de invoering van enveloppenfinanciering is het dan ook te verkiezen dat de responsabilisering uitgebreid wordt tot een veralgemening van de rapportering ex post (i.p. v. de toestemming ex ante) op zoveel mogelijk domeinen (yb. besteding van de middelen, aanwerving van personeel, enz.) door middel van monitoring en van een gestandaardiseerdetrimesteriele rapportering aan de minister van ambtenarenzakenen de inspectie van financiën. Responsabilisering impliceert de opname van deze afspraken in de doelstellingen. Van zodra de controllerfunctie inhoudelijk omschreven zal zijn, moet dit ook hier zijn plaats krijgen. 2
Deugdelijk bestuur Deugdelijk bestuur impliceert dat onder meer volgeode waarden in het overheidshandelen ingebed zijn -transparantie -gelijkheidsbeginsel -motiveringsplicht -evenwicht tussen rechtmatigheid en de 3 E's, (4) wat moet leiden tot: -transparante beleids- en begrotingsdocumenten -verschuiving van ex ante naar ex post controle -regelmatigheidcontrole (blijft, maar is niet meer predominant). Gelet op deze principes is het evident dat alle weddenlasten zoniet op de bestaansmiddelen, dan toch op aparte basisallocaties aangerekend worden zodanig dat op snelle en accurate wijze de evolutie van de uitgaven kan opgevolgd worden.
3
Huidig personeelsbudget
vormillg,
training
informatieliinde
en opleiding
en eommunieatietechnologie
efficiënlie.
effecliviteit
en economy
(kostenbewllst)
3 op9 3.2. Weddenuitgaven buiten bestaansmiddelen Uit voorgaande tabel kan afgeleid worden dat de weddenlast van nagenoeg 1.250 personeelsleden op activiteitenprogramma's en I ofDAB's (5) aangerekendwordt. 4
Weddenkredieten:
4
3 substantiële
verhogingen
in de periode 2002-
2004
Uitstapregeling
4
I. Hetbesluit van de Vlaamse regering van 5 oktober 1999 bepaalt een uitstapmogelijkheid voor de personeelsleden van 56 tot 59 jaar die betrokken zijn in een personeelsplan, afgesloten uiterlijk eind 2002. Daarna hebben de personeelsledenvan rang A I en lager van een entiteit die nog niet betrokken was bij de proces- en personeelsplan, een uitstaprecht.
4.1.2. Indien wordt uitgegaan van een maximale raming van een uitstapgemiddelde van 50% van de potentiSle kandidaten, en elke uitstapper budgettair vervangen wordt, kan de budgettaire last als volgt geraamd worden (exclusi~f index, sectoraleakkoorden, enz.); het is belangrijk te vermelden dat de kosten verbonden aan de uitstap tijdelijk zi~ {maximaal 4 iaar): dit vol~ ook uit onderstaandecijfers. I mln. BEF
I duizend
euro
19.203 !~ i
6.059
:
2.567
i~
4;2.
Personeelsplannen
4.2.
De theoretische kostprijsverhoging van de personeelsplannenkan eenvoudig geraamd worden door uit te gaan van een gemiddelde kost per loopbaanrang, zowel in de huidige situatie als in de toekomstige situatie. Hierbij wordt rekening gehouden met: -aantallen personeelsleden -eventuele upgradingen. Dit geeft uiteraard geen exact beeld van de weddenlast van de betrokken entiteit -vermits er geen rekening gehouden wordt met de.demografische toestand ervan -maar een dergelijke berekening is toch een goed instrument om zicht te krijgen op de kostprijsverhoging van een personeelsplan, in vergelijking met de huidige situatie.
4.2.2. Uit een analyse van de inmiddels goedgekeurdeen door de administratie Personeelsontwikkeling behandelde personeelsplannenvolgt dat er- voor die personeelsplannen-een stijging is van het personeelseffectief met II, 13%. Door diverse opwaarderingen tussen de niveaus zou, bij realisatie van deze plannen, de personeelskost toenemen met meer dan 20%. Deze stijging heeft niets vandoen met de opmaak van de plannen (methodologisch in orde) maar volgt uit de inhoudelijke raming van de personeelsbehoeften. . 4.2.3. Er van uitgaande dat de gegevensvan deze personeelsplannen geëxtrapoleerd kunnen worden naar de totale organisatie, zou dit leiden tot een stijging van het personeelseffectief met 1.155 V TE en een stijging van de totale weddenlast met 3,4 mld. BEF of84 mln. euro. Zowel het een als het ander is niet wenselijk en tevens totaalonhaalbaar, zo wel budgettair als maatschappelijk.
4.3.
Vernieuwd
4.3
belreft
beloningsbeleid
De principes en grondslagen van het vernieuwd beloningsbeleid werden door de VI~se regering principieel goedgekeurd op 8 december 2000. Inmiddels werd HA y management aangesteld als externe partner die zal instaan voor begeleiding van de werkzaamheden in de stuurgroep, de projectgroep en waarderingscommissie. De externe partner zal tevens de opleiding verzorgen inzake functieweging, zowel voor de leden van de waarderingscommissie als voor een bredere groep waaronder de vakorganisaties.
DAB 's zowel binllell
als builen
PR 991
inlerdepancmcntale
beslaansmiddelen
4op9 4.t2. De kost van de invoering van een marktconforme verloning kan op basis van de gegevensvan de Blauwdruk vernieuwd Beloningsbeleid, en van twee simulaties voorlopig geraamd worden op minimaal 1,5 mld. BEF of37,2 mln. euro voor de Diensten van de Vlaamse regering. In functie van de nog door de regering te bepalen methodologie (6) is het mogelijk dat voormelde raming nog dient gecorrigeerd te worden. 4.3.3. De kost van sectorale akkoorden Het ontwerp van sectoraal akkoord 2001-2002 houdt een aantal aanzienlijke kwantitatieve voorstellen in. Daarnaast is in het intersectoraal akkoord 2001-2002 een lineaire loonsverhoging van l% voorzien, uiterlijk 1 december 2002 voor de niveausE, D en C, en uiterlijk 1 december 2004 voor de niveaus A en B. Deze loonsverhogingen (total cash) zullen hoe dan ook een invloed hebben op de vergelijking inzake de marktconformiteit. Het is derhalve evident dat de budgettendie hiervoor nodig zullen zijn, kunnen aangerel<endworden op het benodigd krediet voor het vernieuwd beloningsbeleid. In deze zin zal de geraamde kost van het vernieuwd beloningsbeleid pas in 2003-2004 op kruissnelheid komen. Dit zalook ~r toe leiden dat in volgende sectorale akkoorden de nieuwe afspraken eerder van kwalitatieve aard tullen zijn. 4.4. Hoe omgaan met deze verhogingen? 4.4.
Refertekrediet
., 'kortmg
4.4.1.1. Bij de bepaling van de refertekredieten werd uitgegaan van de bestaande uitgaven 1998, die jaar per jaar geactualiseerd worden met in- en uitstroom, kost vergrijzing, nieuwe initiatieven, enz. Deze oefening heeft niet alleen reeds haar nut bewezen in 4e huidige context, het is ook een prima instrument in het proces om met de b.estaansmiddelen te evolueren naar een enveloppensysteem.
Het Iaat ons toe om zicht te krijgen op gediffe-
rentieerde evolutie van de diverse componenten van de loonkost. 4.4.1.2. Met het oog op de transitie naar de nieuwe structuur van de Vlaamse overheid, en teneinde de hieronder vermelde voorstellen op valide basis te kunnen uitwerken,zal het nodig zijn om werk te maken van een uitsplitsing van de refertekredieten in kredieten per administratie (tegen 1 januari 2002). Voor die (delen van ) Vlaamse Openbare Instellingen die in het kader van de reorganisatie deel uitmaken van het ministerie zal het refertekrediet
bepaald worden rekening houdend met eerdere beslissingen inzake stambesluit,
instellingsspeci-
fieke besluiten, omzendbrieven, sectorale akkoorden. 4.4.1.3. Bij de opeenvolgende begrotingsbesprekingen (begrotingsopmaak en -controle 2001; begrotingsopmaak 2002) werd steeds beslist een korting te verrichten op de refertekrediet berekening (resp. 275 mln., 460 mln. en 200 mln. BEF). 4.4.1.4. Aangezien dergelijke kortingen haaks staan op responsabilisering (door de lijn verrichte en gevalideerde berekeningen), en aangezien het huidig budget niet zal volstaan om aan onderhavige loonkoststijgingen het hoofd te bieden, wordt voorgesteld om de korting op de berekening niet meer te verrichten, met ingang van de begroting 2003. 4.4.1.5. Tevens wordt voorgesteld om vanaf de begrotingscontrole 2002 de berekeningen van de onvermijdelijke kost veroorzaakt door de 'endogene groei' (functionele loopbaan, geldelijke anciënniteit -zaken die op basis van het Vlaams personeelsstatuut betaald moeten worden) en van het 'uitstroomsaldo' (verschil kost uitstroom en instroom) niet meer in detail te verrichten. Er blijkt immers dat over de organisatie heen deze twee factoren ongeveer aan elkaar gelijk zijn. In concreto komt dit neer op het volgende: van het krediet dat vrijkomt bij pensionering (100%) is normaliter 70% nodig voor vervanging; het saldo (30%) zal in de voorgestelde benadering dienen om de kost van de endogene groei te dragen wat organisatiebreed geen probleem is. In de huidige benadering wordt het uitstroomsaldo telkens afgeroomd en de endogene groei toegevoegd. Er werd reeds vastgesteld dat door de demografische situatie van het personeelsbestand van de departementen, deze twee componenten (endogene groei en uitstroomsaldo) per departement niet steeds gelijkwaardig zijn, maar in hoge mate kunnen uiteenlopen 0. Dit heeft tot gevolg dat, tenzij er een correctie doorgevoerd wordt, het ene departement een groot tekort inzake endogene groei kan hebben en het andere een groot overschot. Hetzelfde geldt op het niveau van administraties. . Er wordt derhalve voorgesteld om op basis van de rapportering een demografische correctiefactor toe te passen, in min of in meer, zodat deendogene groei ministeriebreed budgettair neutraal kan gehouden worden. Zoniet zal de endogene groei leiden tot een verhoging van het weddenbudget van de ganse organisatie. Er zal daartoe een berekeningsmodelopgesteld worden. 4.4.1.6. Daarnaast moet onderscheid gemaakt worden tussen het budget nodig voor de permanente functies (8) en de louter tijdelijke projecten. Het is evident dat, ook met het oog op de transitie naar de nieuwe structuur, een budget voor een tijdelijk project apart moet gesteld worden, zoniet wordt dit recurrent in de budgetten opgenomen. Deze voorstellen leiden dus tot een 'vast' weddenbudget voor permanente functies, zij .het dat per denaarwclkc rcfercnticmarktwenscn wi.ionstc richtcn,en welke positioneringncmenwij daarop') zic ook belcidsrapport pcrsoneel& organisatic2000.p 19cv. inzondcrhcidfiguur 13en 14 mct 'permancnt.wordenalle statutairc functies.alsookde pcrmanentccontractuelefunctiesen de geko-ful1ctiesvanproject 81OObisbedoeld,;als vooran dc loutcr tl.idclijkcIllnclieskan gelden colltractuclcnEU-voorziucrsschap. leegstand.roerendcvoorheffing
5 op9 partement,een demografische correctie doorgevoerd wordt, en tot een tijdelijk budget voor tijdelijke projecten.
4.4.2. Bijkomende
4.4.2
middelen
voor de personeelsplannen
Het spreekt vanzelf dat het instrument van procesplan dat vertaald wordt naar personeelsplan,voor de ganse organisatie verder toegepast moet worden. Met een stijging van het personeelseffectief zoals hoger aangegeven (4.2.3), kan evenwel niet ingestemd worden. Daar dienen duidelijk keuzes gemaakt te worden inzake de inzet van personele middelen. De tot op heden afgeronde personeelsplannenwaren meestal te weinig gekaderd in een globaal HRM- en organisatieontwikkelingsbeleid, en te eenzijdig gericht op 'meer personeel' (9).
4.4.2.2. Voorstel inzake de proces- en personeelsplannen Na aftoetsing van de alternatieven wordt voorgesteld om voor personeelsplannengeen bijkomende middel~n ter beschikking van de organisatie te stellen. Dit impliceert dat overhevelingen vanuit activiteitenprogramma's naar weddenartikelen ook niet meer aanvaard worden, en dat de personeelsplannenbinnen de refertekredieten gerealiseerd moeten worden. Dit impliceert eveneens dat niet alleen de geresponsabiliseerde leidend ambtenaar, maar ook elke functionele minister automatisch verplicht wordt de prioriteiten te bepalen. Dit voorstel gaat er ook van uit dat personeel, desgevallend na interne ópleiding en ontwikkeling (VTO), in een andere functie ingezet kan worden (re-allocatie, mobiliteit). Voordeel hierbij is dat de personeelskostin de hand gehouden wordt, en dat de functioneel bevoegde minister en het lijnmanagement verplicht worden prioriteiten te bepalen, een gepast reguleringsmanagement te voeren en kritisch om te gaan met de processen. Teneinde de organisatie een instrument te geven om juridisch correct te handelen op basis van een vaststaand personeelsplan, én te stimuleren tot het verder afronden van de proces- en personeelsplannen, worden volgende maatregelen voorgesteld. 4.4.2.3. Personeelsplannen 'huidige situatie' Vennits onderhavige voorstellen uitgaan van de defmitieve validering van de refertekredietberekening (basis van de personeelsbudgetten), en deze een nauwkeurige weergave zijn van de huidige bezetting en van de nog openstaandevacatures, wordt voorgesteld om de bezetting en vacatures op 1 december 200 1, per administratie, te vertalen in een 'personeelsplan huidige situatie' (apart voor de pennanente functies en de puur tijdelijke projecten). Deze worden onverwijld ter goedkeuring voorgelegd aan de functionele minister en de minister van ambtenarenzaken, na overleg in het tussen- of basisoverlegcomité. Dit heeft het voordeel dat er op korte tennijn voor de ganseorganisatie een personeelsplan (in de zin van het VPS en het uitstapbesluit) zal zijn, uitgesplitst per administratie. Daartoe dienen het VPS en het Stambesluit VOl waar nodig aangepastte worden, vervolgens kan het besluit nopens de personeelsfonnatie opgeheven worden. 4.4.2.4. Personeelsplannen op basis van procesplan Daarnaastdient wel verder werk gemaakt te worden van proces- en personeelsplannen(10). Het onderzoek, resp. het aanpassen van de processenzal tot gevolg hebben dat er effecten zijn op het vlak van informatica, personeel, organisatie. Vanzodra deze zowel door de functionele Vlaamse minister als door de Vlaamse minister van ambtenarenzaken goedgekeurd zullen zijn, zullen deze nieuwe personeelsplannen (op basis van een procesplan) het personeelsplan (op basis van de huidige situatie) vervangen; dit wordt gerealiseerd binnen het huidige kredietEventuele latere wijzigingen aan het personeelsplan worden overlegd op het niveau van het tussen- ofbasisoverlegcomité. Alle personeelsplannen, ook dIegene die nog niet door de minister van Ambtenarenzaken goedgekeurd werden, moeten vergezeld zijn van de managementsamenvatting. 4.4.2.5. Vervanging van de uitstroom a 70% door statutaire personeelsleden Voor de entiteiten waarvoor nog geen personeelsplan op basis van een procesplan goedgekeurd werd, wordt voorgesteld om voortaan de uitstroom (pensioneringen, ontslag, overlijden) slechts a 70% (7 op 10 uitstromers) budgettair te vervangen (II), maar door statutairen, behalve bij continudiensten (100%). Deze regel geldt niet bij toepassing van de interne arbeidsmarkt, noch bij verlofvoor stage, ... (momenteel is de gedragslijn dat, in afwachting van een goedgekeurd proces- en personeelsplan, enkel contractuelen aangeworven worden; er is momenteelook geen I op I vervanging, tenzij bij continudiensten) Vermits, zoal's hoger vermeld, 30% van het uitstroomsaldo dient om de endogene groei te bekostigen, blijft in principe 70% voor vervanging over.
'b \vcrd lc \VCillig aa1ldachl bcstccd IlCt dc strategischc litcraard wordcn
bclladeril1g
aa1l crrcctC1l op pCrSO1lCCISaalltal vall illromlatica
(Illissie.
visic doclstellillg).
hicr cnkel de pcrlllallclltc
lilllcties
bcdocld;
dc middclellbenadering. dc ti.idcli.ike
runctics
illvcstcrillgcll. de HRM-bcnaderillg
wordell
or te vccl aall CC1l'maxllllalistisch. ell de Organisatiebenadcril1g
vall zodra dc terllli.in
verstrcek.
sowieso
proccs (processcll)
Iliet vervangen
6op9 Dit betekent dat, voor de entiteiten zonder proces- en personeelsplan,het onmiddellijke vervangingsbudget gelijk is aan 49% van het uitstroombudget (vervangingsbudget = 70% van uitstroombudget, a 7/10). Het tijdelijk niet voor vervanging aan te wenden budget a 21% kan in een HRM-kader aangewend worden (niet recurrent) voor beloningsbeleid, pro-actieve werving met het oog op het doorgeven ervaring dus met het oog op de continuïteit van de dienst, enz. Ter verduidelijking een schematische voorstelling van deze maatregel' Oorsprong: vermindering salariskost door uitstroom (inzonderheid pensiow:ring) = 100% Mogelijkheid I: entiteit heeft I een personeelsplan op basis 1van een procesplan
Mogelijkheid 2: éntiteit heeft ~ personeelsplan op basis l van procesplan
Reservering 30% voor endogene groei Saldo van 49% kan aangewend worden voor statutaire vervanging (10%. van 70%) Reservering 21% Na goedkeuring van een proces- en personeelsplan kan a rato van het saldo (de reservering ad 21% ) aangeworven worden.
Dit zalopgevolgd worden via gestandaardiseerderapportering (zie ook voetnoot bij 4.4 .5). 4.4.3. Bijkomende middelen voor de uitstapregeling 4.4.3
Wat betekent budgettair neutraal? De uitstapkost van een personeelslid bedraagt 70% van het salaris, haard/standplaatstoelage,vakantiegeld en eindejaarstoelage. Dit impliceert dat minimaal 30% vrijkomt als saldo (op korte termijn). Aangezien een aanwerving gemiddeld 70% kost van een uitstroom (uitstap = einde loopbaan); kan met het sal. d9 van 30% vervangen worden a 0,43 FTE. Of, per 5 uitstappers kunnen binnen hetzelfde budget 2, 1 vervangers aangeworven worden.
4.4.3.2. Voorstel: geen bijkomend uitstapbudget Zoals hoger aangetoond, kan de uitstap een flinke budgettaire inspanning gedurende 3 a 5 jaar vergen (berekend aan de federale ervaring dat 50% van de potentiële gegadigden effectief uitstappen -cf. 4.1.2). Een ver. vanging a 0,43 FTE wordt evenwel voldoende geacht zodat geen extra middelen voor de uitstap nodig zijn. De schrapping van de korting op de refertekredieten, samen met de aanwezige ruimte en het budget voor het vernieuwd beloningsbeleid, moet een geresponsabiliseerd personeelsbeleid mogelijk maken. Enkel voor continu diensten kunnen uitstappers a ratio van 100% vervangen worden, wat kan impliceren dat hiervoor een uitstapbudget voorzien zal moeten worden. 4.4.3.3. Het wachtgeld is geen recurrente kost Van zodra de in uitstap zijnde personeelsleden de leeftijd van 60 jaar bereiken, worden zij op pensioen gestcld en vervalt de kost van het wachtgeld. Volgens de traditionele begrotingsprincipes komen deze middelen vrij en dienen deze niet meer in de refertekredieten opgenomen te worden. Tenzij uiteraard geargumenteerd wordt datjuist omwille van budgettaire afspraken de uitstapkost aanvankelijk niet toegekend werd (met slechts vervanging a 43% tot gevolg) en dat door het wegvallen van het wachtgeld terug het initiële niveau van de kredieten ingenomen wordt. Deze laatste argumentatie dient niet gevoerd te worden bij enveloppenfinanciering van een geresponsabiliseerde lijn. Bij een dergelijke financiering wordt de hoegrootheid van de refertekredieten afgesproken. M.a.w., bij de refertekredieten blijven de middelen die corresponderen met het wachtgeld hoe dan ook in de enveloppe.
7 op9 4.4.4. Bijkomend budget voor het vernieuwd beloningsbeleid. Voorstel: geen compensatie voor deze verhoging Openbare diensten kunnen niet meer ontsnappenaan marktconforme verloning. Deze trend is duidelijk voelbaar, en het effect wordt versterkt door de spanning op de arbeidsmarkt. Wil de overheid in staat zijn kwaliteitsvolle diensten aan de burger te verlenen, dan zal zij enkel door een goed uitgebalanceerd arbeidsvoorwaardenpakket (waarvan .marktconforme vertoning I aspectvormt) in staat zijn gekwalificeerd personeel aan te trekken en te behouden. Het , is dan ook niet logisch op dit element te willen beknibbelen. Als inhoudelijke tegenprestatie zal de administratie er zorg voor dragen optimaal gebruik temaken van volgende personeelsbeheersinstrumenten: -verruimde interne arbeidsmarkt -loopbaancel. -VTO. In het kader van de responsabilisering kan een maximaal provisioneel krediet voor het vernieuwd beloningsbeleid als volgt bepaaldworden: In mln. 2002 BEF NBB 100
2003
2004
2005
500
1.100
1.500
Deze raming is conform het begrotingsakkoord van 13 september 2001. In de begroting 2002 wordt voor het vernieuwd beloningsbeleid een nieuwe basisallocatie ingevoerd (PR 99.1, b.a. 11.09).
4.5.
Raming van de totale verhoging 4.5
van het budget
Aangezien geen bijkomende middelen gevraagd worden voor uitstap noch voor de personeelsplannen,dient enkel rekening gehouden te worden met de kost van het vernieuwd beloningsbeleid. Bij dit voorstel wordt uitgegaan van: -stijging van de loonkost door invoering van het vernieuwd beloningsbeleid zoals hoger aangegeven -de uitstap wordt budgettair neutraal gehouden door aanvankelijk slechts ad 43% te vervangen; na het wegvallen van de kost van de wachtgelden, blijven de kredieten die dienden voor de wachtgelden in de refertekredieten.
4.5.2. Dit leidt tot een stijging van het totale weddenbudget als volgt' in mln. BEF
~19.030002
,weddenkrëdleien-2001 :Vernieuwd
100
beloningsbeleid
19.130 Ter info: om de verhogingslijn op volgende grafiek duidelijker te markeren, werd het snijpunt van de twee assenop 18 mld. BEF gesteld; de verhoging voor het vernieuwd beloningsbeleid dat op kruissnelheid ad 1,5 mld. geraamd wordt, impliceert een verhoging van 7,88% op 4 jaar {2002-2005).
rI
;a~~;-;;:;;;;;~~-t~;(i~
sB=)
21.000
20.500
,i -+-weddenkrediet! 2001
20.000 19.500
-m-
. !
weddenkrediet( incl NBB
19.000
18.500
18.000
2002
2003
.2004
2005
2006
2007
Een verhoging van het personeelskrediet blijft zeer uitzonderlijk mogelijk o.fiiJel omdat de functioneel bevoegde minister de verhoging compenseel1 op de beleidskredieten constant beleid en mits een expliciete motivering aan en be-
8op9 slissing van de regering, zoals -indien het om een kerntaak gaat -het re-insourcen na historische uitbesteding ofwel indien de functioneel bevoegdeminister omstandig motiveert aan de regering dat de opdracht behoort tot de kerntaken van het betrokken domein en een groot maatschappelijk belang of een grote maatschappelijke urgentie heeft en deze opdracht niet met het beschikbaarpersoneelskrediet uitgevoerd kan worden. De Vlaamse regering neemt vervolgens een beslissing. In beide gevallen kan de Vlaamse regering de Inspectie van Financiën of- subsidiair -de entiteit Interne Audit om een dringende audit verzoeken, alvorens te beslissen.
4.6. Eerste aanzet tot enveloppenfinanciering inzake de bestaansmiddelenvanaf de begroting 2002 4.6.
Het refertekrediet is een vast bedrag . Hieruit volgt dat het afgesproken bedrag niet meer jaarlijks aangepastwordt aan het saldo van in- en uitstroom, noch aan de kost van de functionele loopbaan of geldelijke anciënniteit (cf. 4.4.1.5). Dit vast bedrag geldt voor de permanente functies; voor de louter tijdelijke projecten met contractuelen is er een tijdelijk budget. Het vast budget kan per departement gecorrigeerd worden door middel van een demografische factor, in min of in meer. Het is evident dat de impact van externe zaken als een sectoraal akkoord of indexering wel een aanpassingvan de refertekredieten tot gevolg hebben.
4.6.2. Een refertel0-ediet komt overeen met de behoeften Dit impliceert dat indien akkoord wordt gegaan om geen bijkomende middelen te vragen voor personeelsplannenof uitstap, het geen discussie behoeft dat geen zgn. korting op de weddenartikelen toegepast mag worden (cf. 4.4.1.4). 4.6.3. Een refertekrediet impliceert een functioneel gerechtvaardigde vrijheidsgraad Responsabilisering veronderstelt dat de lijnmanager een eventueeloverschot op weddenkredieten éénmalig (niet recurrent) kan aanwenden voor de aankoop van informaticamateriaal, van facilities, voor VTO of een HRM-studie (zie ook punt I). Hiertoe moet in het decreet tot aanpassing van de uitgavenbegroting 2002 een delegatiebepaling opgenomen worden als volgt: 'In afwijking van artikel/5 van de gecoordineerde wetten op de rijkscomptabiliteit wordt de bevoegdheid tot herverdeling van de basisal[ocaties 11.03, 11.04, [1.06 of 11.07 van PR 99.1 toegewezenaan de Vlaamse minister van ambtenarenzaken. zonder dat daarvoor de instemming van de minister van begroting voor vereist is. Deze herverdeling is beperkt tot andere basisallocaties van PR 99.1. Elke overschrijving wordt door de Vlaamse minister bevoegd voor financiën en begroting aan het Rekenhof en aan het Vlaams Parlement meegedeeld.'. Op een verzoek tot herverdeling vanwege een departement (in casu van de secretaris-generaal)wordt niet ingegaan indien de afspraken inzake gestandaardiseerderapportering niet gevolgd werden. Dit voorstel vormt geen inbreuk op de regel van specificiteit van de begroting, aangezien slechts overhevelingen bin. nen de bestaansmiddelen toegestaanworden. 4.6.4. Het Dit -de -er
refertekrediet is een all-in krediet heeft niet alleen tot gevolg dat het krediet ongewijzigd blijft voor langere tijd, maar ook dat niet-recurrente ruimte aangewend kan worden sneller gewerkt kan worden wegens administratieve vereenvoudiging (geen goedkeuringen meer, noch vervan.
gingswervingsplannen, enz.) -de personeelshilaterales, indien nog bestaand, alleszins minder tijdrovend
zullen zijn.
Weerslag op de lokale besturen Onderhavige nota heeft geen weerslag op de financiën van de lokale besturen.
6. Adviezen en akkoorden Het college van secretarissen-generaal besprak de nota intern op 13 september 2001 (bijlage I) en met mij op 27 september 2001. Positiefadvies van de Inspectie van Financiën op 31 augustus 2001 (bijlage 2); begrotingsakkoord op 13 september 2001(bijlage 3). Er werden twee interkabinettenwerkgroepen 200 I (bijlage 5).
aan de nota gewijd, namelijkop
19 september 2001 (bijlage 4) en op 3 oktober
9 op 9.
Voorstel
van
beslissing
De Vlaamse regering: Beslist inzake de bepaling van het weddenbudget: I.I. Er komt een vast weddenbudget, dat per departement/administratie gecorrigeerd kan worden aan de hand van een demografische factor, zoals uiteengezet in punt 4.6.1 ; 1.2. Er wordt, wat de weddenkredieten 11.03 betreft, geen korting meer toegepast op de refertekredietberekening, vanaf de begrotingsopmaak 2003, zoals uiteengezet in punt 4.6.2; 1.3. In het decreet tot aanpassing van de uitgavenbegroting 2002 wordt een delegatiebepaling opgenomen, omschreven in punt 4.6.3; 1.4. De kredieten 2001 en de uitgaven 2000 dienen opgesplitst te worden per administratie (cf. punt 4.4.1.2); deze gegevens dienen aan de Vlaamse minister van ambtenarenzakente worden meegedeeld uiterlijk I januari 2002; 1.5. Deze nieuwe werkwijze zal geëvalueerd worden in een interkabinettenwerkgroep, samen met de Inspectie van financiën en de administratie, een eerste maal uiterlijk 15 februari 2003. 2
Beslist inzake de evolutie van het weddenbudget: 2.1. Er worden geen bijkomende kredieten ter beschikking gesteld yoor de proces- en personeelsplannen,zoals uiteengezet in punt 4.4.2.2, noch voor de uitstapregeling zoals bepaald in punt 4.4.3.2, behalve voor de continudiensten; 2.2. Het benodigde krediet voor invoering van het vernieuwd beloningsbeleid wordt voorlopig geraamd op 1,5 mld. BEF, zoals vermeld in punt 4.4.4; 2.3. Een verhoging van het personeelskrediet blijft zeer uitzonderlijk, overeenkomstig punt 4.5.3.
3
Beslist dat inzake de proces- en personeelsplannenvoor de entiteiten zonder door de functionele Vlaamse minister en de Vlaamse minister van Ambtenarenzaken goedgekeurd personeelsplan: 3.1. Er een personeelsplanper administratie opgesteld wordt, zoals omschreven in punt 4.4.2.3, ter vervanging van de personeelsformaties; 3.2. Er vervanging van de uitstroom wordt toegestaan,zoals omschreven in punt 4.4.2.5; 3.3. Er verder werk moet gemaakt worden van proces- en personeelsplannen, zoals omschreven in punt 4.4.2.4. Machtigt de Vlaamse minister bevoegd voor de ambtenarenzaken,om de minister-president te verzoeken de in punt 4.4.2.3 vermelde aangelegenheidop de agendate plaatsen van het sectorcomité XVIII Vlaamse gemeenschap-Vlaams gewest;
5
Gelast de Vlaamse minister van Ambtenarenzaken om een gestandaardiseerd rapporteringsmodel voor besteding van de weddenkredieten en voor personeelsverloop op te stellen.
Paul Van Grembergen Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Buitenlands Beleid