Deamat e ur kuns t e naarl aatz i c hz i e n Be e l dv andeke nme r ke nv anamat e ur f ot ogr af e n,s c hi l de r se ns c hr i j v e r s
Ut r e c ht ,de c e mbe r201 1 Es t iHe ndr i ks e n,Di anaChi naFat ,Anne keMe nge r i nk,Dav i dTonnae re nHans He i mans
Colofon Onderzoek en tekst: Esti Hendriksen, student Master Kunstbeleid en -management Diana Chin-a-Fat, adviseur Schrijven Anneke Mengerink, adviseur Fotografie David Tonnaer, adviseur Beeldende kunst Hans Heimans, senior beleidsmedewerker
© Kunstfactor Utrecht, december 2011 De amateurkunstenaar laat zich zien. Beeld van de kenmerken van amateurfotografen, -schilders en -schrijvers is een uitgave van Kunstfactor, sectorinstituut amateurkunst. Tenzij anders overeengekomen, geeft Kunstfactor u als lezer toestemming deze uitgave voor eigen gebruik te downloaden en af te drukken. Het is niet toegestaan om inhoudelijk, tekstueel of anderszins wijzigingen aan te brengen. Bij citeren is bronvermelding verplicht. Overdracht aan derden van het gebruiksrecht is uitgesloten. Het gebruiksrecht geldt niet voor commerciële doeleinden. De overdracht van de rechten van intellectueel eigendom, waaronder het auteursrecht, rustend op de door Kunstfactor opgestelde of ontworpen werken is bij het gebruiksrecht niet inbegrepen. Kunstfactor, sectorinstituut amateurkunst, zet zich in voor een sterke amateurkunstsector. Dit doen we vanuit de overtuiging dat actieve kunstbeoefening een bijdrage levert aan de persoonlijke ontwikkeling van mensen en aan een creatieve, harmonieuze samenleving.
Samenvatting In dit onderzoeksrapport wordt nader bekeken hoe de amateurkunstenaar die een individuele discipline beoefent, zoals beeldende kunst, fotografie of schrijven, te werk gaat. Onze overtuiging was dat deze groep beoefenaars nog niet voldoende in beeld is gebracht door middel van onderzoek. Daarom hebben er 25 amateurkunstenaars meegewerkt aan open interviews, waarin ze verteld hebben over hun achtergrond, beweegredenen en behoeften bij het beoefenen van hun kunstvorm. Er is voor gekozen om informatie te vergaren op kwalitatieve wijze, in de vorm van open interviews. Er werd gewerkt met een gestructureerde vorm hiervan: het topicinterview. De interviews zijn getranscribeerd en in fragmenten opgedeeld. De fragmenten zijn gecodeerd en voorzien van labels. Deze zijn geordend en er zijn verbanden gelegd. De achtergrond van de amateurkunstenaar blijkt een essentiële rol te spelen. Mensen beginnen in hun jeugd, gestimuleerd door familie of vrienden. Vaak beoefenen ze meerdere disciplines. Door met kunst bezig te zijn kunnen ze uiting geven aan een gevoel, een passie; het is een plezierige, ontspannen tijdsbesteding. Het delen met anderen wordt ook belangrijk gevonden. Een aantal geïnterviewden wil iets bereiken met hun kunst, anderen willen gewoon bezig zijn. Ook willen enkele amateurkunstenaars op commerciële wijze verder gaan met hun werk, zijn er beoefenaars die geld willen verdienen of beoefenaars die dit juist niet willen. Daarnaast zijn er enkele deelnemers die een vakopleiding willen gaan volgen of anderen willen stimuleren tot het maken van kunst. Inspiratie halen de amateurkunstenaars uit mensen, menselijke relaties, de omgeving en hun eigen werk. Ook omschrijven deelnemers zichzelf als alleseters. Vrijwel iedereen is geïnspireerd door een bepaalde stroming, werk van anderen of professionele kunstenaars. Desondanks willen ze wel een eigen stempel op hun werk drukken. Inspiratie kan tijdens het werkproces zelf nog opkomen. De werkwijze is afhankelijk van de frequentie van beoefening. Afhankelijk van de amateurkunstenaar gebeurt dat dagelijks, wekelijks of op wisselende momenten. Het merendeel van de geïnterviewden doet dit in een georganiseerd verband bij een club, cursus of zelf samengestelde groep. Zij beoefenen hun kunst vooral in het kader van deze bijeenkomsten. De mensen die alleen werken geven aan dit op wisselende momenten te doen. De voorkeur voor alleen werken komt voort uit een behoefte om op het werk te kunnen focussen of omdat het werkproces dit vereist. Samen werken doen mensen graag om ander werk te kunnen zien en om te ervaren wat iemand met eenzelfde beeld doet. Daarnaast is het sociale aspect van belang. Bij de leervraag staat de beheersing van de techniek aan de basis. Deze kan via een cursus eigen gemaakt worden, maar ook via het internet of door het lezen van boeken. Hierna is er meer behoefte aan verdieping. Reflectie geven en ontvangen is ook een wezenlijk onderdeel van de leervraag. De docent neemt hierbij een belangrijke, positieve rol in. Wel is er behoefte aan een cursusaanbod dat meer is afgestemd op de individuele behoefte. Feedback wordt over het algemeen meegenomen, maar mensen zijn wel kritisch op de criticus. In het geval van feedback van een andere amateur wordt er vaak rekening gehouden met diens niveau. Het merendeel van de beoefenaars is kritisch op het eigen werk en perfectionistisch ingesteld. Feedback van familie en vrienden wordt geen probleem gevonden, met als kanttekening dat zij eigenlijk te dichtbij staan voor een zuiver kritische blik. Sommige deelnemers vragen mede hierom regelmatig raad aan professionals. Het ontvangen van feedback wordt als motiverend ervaren. Ook zijn er enkele beoefenaars die zelf een cursus of workshop geven.
Kunstfactor – De amateurkunstenaar laat zich zien - 3
Er is volgens sommige deelnemers maar een dunne scheidslijn tussen de professional en de amateur. Plezier in de beoefening en het hebben van talent kunnen genoeg zijn om professional te worden; maar kwaliteit is ook belangrijk om je te onderscheiden als professionals. Als je een hoge kwaliteit wilt bereiken, moet je hard werken en veel ervaring opdoen. Desondanks is volgens velen het verdienen van geld de maatstaf voor professionaliteit, hoewel volgens de geïnterviewden niet alle professionals geld verdienen. Ook zouden amateurkunstenaars er meer behoefte aan hebben hun werk te tonen dan eraan het verdienen. Spanning tussen professionals en amateurs wordt wisselend wel of niet ervaren door de geïnterviewden. Enkele geïnterviewden kunnen zich indenken dat het voor de professional lastig is dat amateurs meer vrijheid hebben. Volgens de meeste beoefenaars van kunst in de vrije tijd wordt kunst gemaakt om te tonen. Vaak gebeurt dit in de context van een cursus of club waar zij lid van zijn. Enkelen proberen zelf expositieruimte te zoeken, maar dat is lastig, vooral omdat je dan afhankelijk bent van anderen. Toegankelijke en laagdrempelige podia worden daarom toegejuicht. Een podium alleen voor amateurs vindt niet iedereen noodzakelijk. Maar exposeren op een professioneel platform wordt als erkenning gezien, hoewel er op deze podia – in tegenstelling tot de clubs – weinig sprake is van interactie. Meer dan de helft van de geïnterviewden toont werk op internet op een eigen website of via sociale media. Ook zijn er mensen actief op fora om werk uit te wisselen en met elkaar te praten. Het voordeel van internet is, volgens de deelnemers, het grote publieksbereik en de vele mogelijkheden tot exposeren. Dit was ook een van de motivaties van mensen om met wedstrijden mee te doen. Een ander positief aspect van meedoen aan een wedstrijd is dat je feedback krijgt van een professional en dat je niveau getest wordt Het is aan te bevelen hetzelfde onderzoek per discipline en met een grotere groep uit te voeren om te kijken in in welk opzicht de uitkomsten van dit onderzoek representatief zijn voor de amateurfotografen, -schilders en –schrijvers in het algemeen. Wellicht kunnen bij de discipline schrijven nog nieuwe inzichten naar voren komen, omdat hier duidelijkere verschillen zijn ten opzichte van de beeldende kunsten en de fotografie. Daarnaast kan het interessant zijn om meer te weten te komen over de tussengroep die uit het onderzoek naar voren komt. Het gaat hier om de mensen die zichzelf zien op een plek tussen de amateur en de professional. Ze willen niet exposeren in het bejaardentehuis maar hebben de weg naar de professionele platforms nog niet gevonden. Het gebruik van de term ‘amateur’ is een ander interessant aandachtspunt; enkele beoefenaars geven aan er moeite mee te hebben vanwege de negatieve connotatie.
Kunstfactor – De amateurkunstenaar laat zich zien - 4
Inhoudsopgave Samenvatting
3
Inhoudsopgave
5
Inleiding
7
1. 1.1 1.2 1.3
Opzet en uitvoering van het onderzoek Keuze van de onderzoekseenheden De dataverzamelingsmethode Registratie, verwerking en preparatie van de gegevens
9 9 10 11
2.
Motivatie
12
3.
Ambitie
14
4.
Inspiratie
16
5.
Werkwijze
17
6. 6.1 6.2
Leervraag Techniek en reflectie Sociaal aspect en inhoudelijke beweegredenen
18 18 18
7. 7.1 7.2 7.3
Het gemaakte werk Beeldende kunst Schrijven Nieuwe media (fotografie, film, internetkunst)
20 20 20 20
8. 8.1 8.2
Feedback Reflectie en zelfreflectie Familie/vrienden, amateurs en professionals
21 21 21
9. 9.1
Erkenning Professionaliteit
23 23
10. 10.1 10.2
De amateur tegenover de professional Talent, frequentie en opleiding Spanning tussen de amateur en de professional
24 24 24
11. 11.1 11.2 11.3
Exposeren als amateurkunstenaar Exposeren op podia Exposeren en publiceren op internet De rol van wedstrijden
25 25 25 26
Conclusie
27
Discussie
29
Bronvermelding
30
Kunstfactor – De amateurkunstenaar laat zich zien - 5
Literatuur Data 30
30
Kunstfactor – De amateurkunstenaar laat zich zien - 6
Inleiding In Nederland bruist het van het talent. Ongeveer 7,3 miljoen mensen doen iets aan kunstbeoefening, van wie 3,9 miljoen gemiddeld meer dan 50 minuten per week. Ruim 3 miljoen mensen beoefenen een vorm van beeldende kunst, bijna 2,5 miljoen een vorm van nieuwe media (waar fotografie onder valt) en 2 miljoen mensen houden zich bezig met een wijze van schrijven (Kunstfactor 2011). Bedenk dat amateurkunstenaars vaak actief zijn in meer disciplines; gemiddeld beoefent men 1,7 discipline. Genoemde disciplines onderscheiden zich van de podiumkunsten door hun individuele karakter: het product wordt door de kunstenaar zelf geschapen en een podium is niet vereist. Omdat de podiumkunsten veelal in georganiseerd verband plaatsvinden, zijn ze gestructureerd en mede daarom zichtbaar. In de publicatie Mogelijkheden tot kunstbeoefening van het Sociaal en Cultureel Planbureau (Van den Broek 2010b) is per discipline beschreven hoe ze in georganiseerde vorm, bijvoorbeeld in een vereniging, plaatsvinden. In de publicatie FAQs over kunstbeoefening in de vrije tijd van het SCP (Van den Broek 2010a) is van deze groep beoefenaars onder andere blootgelegd wat de reden is om hun kunstvorm (in een groep) te beoefenen en hoe zij dat doen. De rest van de amateurkunstenaars beoefent zijn kunstvorm in een informele vorm, zoals thuis, maar ook bijvoorbeeld in de vorm van lessen of cursussen bij een particulier. Onder deze groep amateurkunstenaars valt het grootste gedeelte van de individuele kunstbeoefenaars. Schrijven vindt van de drie eerder genoemde disciplines het meest in ongeorganiseerd verband plaats. Van deze groep is het daarom moeilijk een goed beeld te krijgen, bij fotografie en beeldende kunst lukt dat beter. Voortbordurend op een eerder onderzoek van Kunstfactor, De amateurkunstenaar bestaat niet (Scholten en Volz 2010), dat aan de hand van zes verschillende profielen beschrijft op welke wijze amateurkunstenaars hun kunstvorm beoefenen, is besloten om een kwalitatief onderzoek uit te voeren. Uit deze publicatie bleek dat er sprake is van een grote mate van diversiteit binnen de amateurkunstenaars en dat er verschillende beweegredenen zijn. Zoals eerder beschreven zijn de individuele kunsten niet zo zichtbaar als de podiumkunsten. Door middel van het afnemen van interviews wordt getracht inzichtelijk te maken wat de amateurkunstenaar die aan schrijven, beeldende kunst of fotografie doet beweegt. Er is voor een kwalitatieve onderzoeksmethode gekozen, omdat hiermee op gedetailleerde wijze informatie vergaard kan worden over de persoonlijke beweegredenen van amateurkunstenaars die hun discipline individueel beoefenen. Naast de mensen die zich thuis met hun kunstvorm bezighouden, worden ook de amateurkunstenaars meegenomen die dit in cursus- of groepsvorm doen. Dit gebeurt om een compleet beeld te scheppen van de beoefenaars van individuele kunsten. Door middel van het afnemen van open interviews met 25 amateurkunstenaars zal de volgende onderzoeksvraag beantwoord worden: Hoe beoefent de amateurkunstenaar, die een individuele discipline beoefent, zijn kunstvorm? Om hier een gedegen antwoord op te kunnen geven zijn er tijdens de interviews een achttal topics aan de respondenten voorgelegd die hun beweegredenen moeten blootleggen. De amateurkunstenaars hebben uitgeweid over hun motivaties, ambities en inspiratie. Daarnaast werden de werkwijze en de leervraag van de beoefenaars besproken. Ook werd bezien wat zij met feedback doen, hoe zij tegen de verhouding tussen de amateur en de professional aankijken en op welke wijze zij met exposeren omgaan.
Kunstfactor – De amateurkunstenaar laat zich zien - 7
Naast het kwalitatieve onderzoek is kwantitatieve informatie vergaard uit Amateurkunst: feiten en trends. Monitor Amateurkunst in Nederland (Deekman, Heimans en Volz 2011). De uitkomsten van het kwantitatieve onderzoek zijn in aparte hoofdstukken verwerkt. Hierin wordt fotografie niet als apart onderdeel besproken, maar onder de nieuwe media geschaard.
Kunstfactor – De amateurkunstenaar laat zich zien - 8
1.
Opzet en uitvoering van het onderzoek
1.1
Keuze van de onderzoekseenheden
Bij dit onderzoek is gewerkt met mensen die aan een vorm van individuele kunstbeoefening in de vrije tijd doen. Voor aanvang van het onderzoek zijn de volgende criteria gevormd voor de mogelijke deelnemers: De leeftijd is afgebakend op 18 jaar en ouder omdat ervan wordt uitgegaan dat mensen vanaf deze leeftijd een bewuste keuze maken om met kunst door te gaan. De beoefenaar moet zijn of haar kunstvorm bovendien al minimaal een half jaar beoefenen, waardoor hij of zij zich er een goed beeld van heeft kunnen vormen en het als een serieuze tijdsbesteding wordt beschouwd. De beoefenaar besteedt minimaal vier uur per maand aan het bedrijven van kunst in de vrije tijd. Het was lastig een bepaalde tijdsduur vast te stellen: de keuze viel op vier uur omdat iemand dan iedere week een uur in zijn hobby kan steken. Er is gestreefd naar een zo’n evenwichtig mogelijke verhouding tussen mannen en vrouwen, cursisten, autodidacten en niveau en duur van de beoefening. Om respondenten te werven zijn er op verschillende manieren oproepen geplaatst: in de interne en externe nieuwsbrief van Kunstfactor, op verschillende fora, via e-mail naar enkele verenigingen en via social media. Eveneens is er gebruikgemaakt van de persoonlijke netwerken van de medewerkers van Kunstfactor. De oproepen zijn aangepast aan de context waar ze in geplaatst werden. Op fora zag de oproep er als volgt uit:
Schrijf, dicht, schilder, film of fotografeer je (of doe je aan een andere vorm van beeldende kunst)? Dan is Kunstfactor op zoek naar jou! Kunstfactor is het landelijk sectorinstituut amateurkunst. Wij zoeken mensen die geïnterviewd willen worden voor een onderzoek naar de beoefening van beeldende kunstvormen, schrijven en fotografie en film in de vrije tijd. Ben jij 18 jaar of ouder? Beoefen je minimaal een half jaar jouw hobby en besteed je hier minimaal 4 uur per maand aan? Dan zouden wij je graag willen interviewen. Voor meer informatie en aanmelding kan gemaild worden naar:
[email protected] www.kunstfactor.nl Om een betrouwbaar beeld te kunnen schetsen van de kunstbeoefenaars zijn er acht beeldend kunstenaars, acht schrijvers en negen fotografen geïnterviewd. In totaal hebben er 25 respondenten deelgenomen:
Kunstfactor – De amateurkunstenaar laat zich zien - 9
Tabel 1: Overzicht van de deelnemers op basis van leeftijd, ervaring en geslacht Discipline Beeldende kunst
Fotografie
Schrijven
Leeftijd (in jaren) 20 28 38 50 53 62 65 65 31 31 35 42 42 53 63 64 73 21 25 25 34 37 44 58 61
Ervaring (in jaren) 5 14 0,7 15 4 47 20 59 11 12 1 5 24 2 24 44 57 13 17 10 11 1 4 40 50
Geslacht Man Vrouw Man Vrouw Man Man Man Man Vrouw Man Vrouw Man Vrouw Man Man Man Man Vrouw Vrouw Man Vrouw Man Vrouw Man Vrouw
Van de groep deelnemers zijn er tien vrouw en 15 man. Hiervan vallen er negen in de leeftijdscategorie 18 tot en met 35 jaar, zes in de categorie 36 tot en met 50 jaar, en ten slotte tien respondenten zich in de categorie 51 jaar en ouder. De jongste deelnemer is 20 jaar en de oudste 73. Bij de selectie van de respondenten is er getracht een zo heterogeen mogelijke groep samen te stellen, op basis van leeftijd, ervaring met de kunstvorm en wijze van beoefening (alleen, cursus etc.). Hoewel de selectie mede afhing van wie er op de oproepen gereageerd hadden, kon er een heterogene respondentengroep worden gevormd. Er zijn alleen iets meer mannelijke (15) dan vrouwelijke (10) deelnemers.
1.2
De dataverzamelingsmethode
Er is voor gekozen om informatie te vergaren op kwalitatieve wijze, in de vorm van open interviews. Er werd gewerkt met een gestructureerde vorm hiervan: het topicinterview. In deze lijst zijn een aantal belangrijke punten opgenomen die van belang kunnen zijn. Aan de hand van de topiclijst heeft de interviewer vragen geformuleerd. De gewenste onderwerpen konden spontaan aan de orde komen, maar als dit niet gebeurde werden ze in de vorm van een open vraag onder de aandacht van de respondent gebracht. Op deze manier kunnen alle topics aan de orde komen en kan er beter ingespeeld worden op persoonlijke drijfveren. En om de betekenis
Kunstfactor – De amateurkunstenaar laat zich zien - 10
van de persoonlijke aspecten vast te kunnen stellen zijn er alleen individuele gesprekken gevoerd. De volgende topics zijn besproken: motivatie, ambitie, inspiratie, werkwijze, leervraag, feedback, professional tegenover de amateur en exposeren. Deze onderwerpen zijn vastgesteld naar aanleiding van gesprekken met deskundigen op het gebied van amateurkunst. Door enkele proefinterviews af te nemen is getest of de topiclijst compleet was of dat er nog aspecten misten. Dit laatste bleek niet het geval te zijn. Voorbeelden van vragen die gesteld werden zijn: Bent u vanuit uw jeugd gestimuleerd tot het beoefenen van kunst? Heeft u wel eens een cursus gevolgd? Op welke manieren toont u uw werk?
1.3
Registratie, verwerking en preparatie van de gegevens
Naar aanleiding van de oproep werd er met geïnteresseerden via e-mail contact opgenomen. Voorafgaand aan het interview is toestemming gevraagd om het met een voicerecorder op te nemen. Wanneer er behoefte aan was, werd er uitleg gegeven over het onderzoek en over Kunstfactor. Achteraf werd gevraagd of de geïnterviewde een getranscribeerde versie van het interview wilde ontvangen. Ook werd deze er per e-mail van op de hoogte gesteld dat het eindproduct in november op de website van Kunstfactor gepubliceerd zou worden. De interviews zijn door de interviewer letterlijk getranscribeerd. Vervolgens zijn ze ingedeeld in analyse-eenheden in de vorm van fragmenten, waarbij irrelevante tekst werd weggelaten. Met deze analysevorm kon relevante informatie het best verwerkt worden. De fragmenten zijn door middel van open coderen voorzien van een label met omschrijving. Aan de hand hiervan is nagegaan of de labels in een mal te plaatsen waren. Hierbij werd er nog geen gebruikgemaakt van interpretatie. Vervolgens werden de labels geordend en zijn er verbanden gelegd. Daarna is er toegewerkt naar een definiëring van kernlabels. Tot slot is er gebruikgemaakt van axiaal coderen waarbij we onderzochten welke informatie respondenten gaven binnen de kernlabels.
Kunstfactor – De amateurkunstenaar laat zich zien - 11
2.
Motivatie
De basis voor het beoefenen van een kunstvorm bleek bij veel van de geïnterviewden in hun jeugd te liggen. 14 van de 25 ondervraagden gaven aan gestimuleerd te zijn door familie en vrienden. 13 respondenten bevestigden op een jonge leeftijd te zijn begonnen. Een aantal van de fotografen kreeg na hun eindexamen bijvoorbeeld een camera cadeau en één van de schrijvers verwerkte samen met haar moeder haar schrijfsels tot boekjes. Geïnterviewden die niet gestimuleerd werden, zijn op eigen initiatief begonnen met hun kunstbeoefening. Het pensioen blijkt bijvoorbeeld een goed moment om ermee te starten. Er werden uiteenlopende redenen genoemd om te schrijven, te fotograferen of aan beeldende kunst te doen. Mensen willen bijvoorbeeld iets moois maken, een beeld of een tekst die ontroert of een emotie oproept. Het beheersen van de techniek is een motief dat door de respondenten gedeeld wordt. Daartegenover werd juist het niet willen laten leiden door techniek als argument aangehaald. Het beeld staat voorop. Volgens een fotograaf is dit iets wat zich door de tijd heen ontwikkeld heeft: ‘Want vroeger bij die fotoclubs werd er eigenlijk vooral gepraat over het diafragma en over dit en dat, allemaal over techniek. En dat gaat nu veranderen, het is meer verdieping.’ De amateurfotografen en -schilders beoefening het liefst één techniek binnen de gekozen disclipline, bijvoorbeeld het gebruik van acrylverf. 13 geïnterviewden beoefenden naast fotografie, beeldende kunst of schrijven nog een andere kunstvorm, bijvoorbeeld het bespelen van een muziekinstrument. Opvallend vaak kwam de combinatie fotografie en beeldende kunst voor. Sommige schrijvers schilderden, deze keuze kan te maken hebben met een voorkeur voor een individuele kunstvorm. Een van de schrijvers gaf aan bewust de keuze te hebben gemaakt voor een kunstvorm die niet op het podium plaatsvindt omdat hij daar binnen zijn werk al genoeg mee te maken heeft. Inhoudelijk werden er vele persoonlijke redenen gegeven wat betreft motivatie. Een beeldend kunstenaar wilde bijvoorbeeld een eigen identiteit ontwikkelen in zijn kunst. Twee fotografen gaven aan dat zij bepaalde dingen uit het leven willen uitbeelden en hiermee vasthouden. Twee schrijvers vinden hun motivatie in het aantrekkelijk maken van schrijven voor kinderen. De respondenten blijken bovendien meerdere motivaties te hebben: het een sloot het ander niet uit. Op een breder vlak gaven deelnemers aan dat zij een passie hebben voor hun discipline, of simpelweg hun creativiteit willen uiten. Negen deelnemers gaven aan dat het iets is dat zij in eerste instantie voor zichzelf doen. Vaak hangt deze motivatie samen met het gegeven dat mensen iets kwijt moeten, het beoefenen van kunst werd zelfs door tien respondenten als een noodzaak omschreven. Een fotografe omschreef het concreet als volgt: ‘Ik fotografeer puur voor mijzelf, die beelden moeten eruit.’ Anderen gebruiken hun kunst om een gevoel te uiten of iets te verwerken, of een reactie willen oproepen of een boodschap willen meegeven aan de beschouwer. Nog een andere beweegreden is het verder ontwikkelen van zichzelf, wat werd omschreven als de uitdagende kant van het beoefenen. Erkenning werd ook als motief genoemd om te fotograferen of te schilderen. Acht respondenten beschreven het als iets wat fijn is om te doen, negen geïnterviewden gaven ontspanning als reden voor beoefening op. Daarnaast vinden schrijvers hun motivatie in het delen met mensen, hierbij is niet alleen het tonen van werk maar ook de wisselwerking met het publiek belangrijk. Een beeldend kunstenaar omschreef hoe haar motivatie veranderde naargelang het beoefenen:
Kunstfactor – De amateurkunstenaar laat zich zien - 12
‘Ik vind het gewoon ontzettend lekker om te doen; langzamerhand kwam daar wel bij dat ik door exposities merkte dat iets wat ik zelf fijn vind om te doen en mooi vond om naar te kijken, anderen ook leuk vonden om naar te kijken.’
Kunstfactor – De amateurkunstenaar laat zich zien - 13
3.
Ambitie
De ambitie die mensen drijft bij het beoefenen van een kunstvorm, is divers. Mensen willen iets bereiken; met hun kunst bijdragen aan de verbeelding van de wereld en persoonlijke ontwikkeling zijn veelgenoemde argumenten. Kunst blijft, zoals een fotograaf de weg van een foto omschreef: ‘Dat gaat de wereld in, het internet op en mensen slaan dat plaatje op omdat ze het leuk vinden. Over 30 jaar is het misschien nog wel ergens digitaal op een computer. Dat heb ik toch een stukje bijgedragen aan de wereld.’ Een andere ambitie kunstbeoefenaars geven, die overigens ook bij motivatie al werd genoemd, is dat ze zich blijven ontwikkelen en dat ze er plezier in houden. Het is van belang dat de kunstbeoefening een constante factor blijft in hun leven. Daarnaast blijkt de commercie te lonken. Een van de beeldend kunstenaars beschreef het als volgt: ‘De ultieme manier van slagen is om een commercieel succes te combineren met een artistiek succes. Als je een artistieke topprestatie maakt die commercieel aanslaat, dan behoor je tot de top van Nederland.’ Geld verdienen met kunst bracht uiteenlopende reacties naar voren. Vier geïnterviewden zijn vast van plan met hun kunst geld te verdienen. Ze hebben hier praktische redenen voor. Een beeldend kunstenaar wil graag van haar voorraad af terwijl een fotograaf geld wil verdienen om dit vervolgens weer in de kunst te steken. Maar er waren ook mensen die er geen behoefte aan hebben met kunstbeoefening geld te verdienen. Ze vonden het bijvoorbeeld lastig om een prijs vast te stellen voor hun werk of om er überhaupt geld voor te vragen. Opvallend is dat zes van de ondervraagden aangeeft professional te willen worden en de kunstbeoefening tot een centraal punt in hun leven te willen maken. Geld verdienen is niet hun belangrijkste drijfveer. De groep mensen die professional wil worden, is in deze context ook net wat groter dan de groep die geld wil verdienen. Geld en professionaliteit zijn dus niet per se met elkaar verbonden, hoewel 15 geïnterviewden wel aangeven dat geld verdienen duidt op professionaliteit. Het volgen van een opleiding wordt als een mogelijkheid gezien om professional te worden. Een van de beeldend kunstenaars spreekt echter haar wens uit om zonder scholing professioneel kunstenaar te worden. Vier geïnterviewden geven aan geen professional te willen worden. Ze zijn bang dat de hobby of het plezier erin dan verloren gaat, menen dat er geen geld mee te verdienen is of zien het als iets onhaalbaars; ze noemen het een irreële gedachte of denken dat ze er eerder mee hadden moeten beginnen, zoals deze schilder aangeeft: ‘Kijk, als je jong bent en je wilt schilder worden, dat kan. Maar dan moet je je wel je hele leven daarvoor inzetten.’
Kunstfactor – De amateurkunstenaar laat zich zien - 14
Tien deelnemers hebben als ambitie hun eigen kinderen of familie te stimuleren tot het beoefenen van een kunstvorm. Daarnaast wordt het stimuleren van mensen in het algemeen ook genoemd als beweegreden, net als het promoten van een specifiek genre fotografie of de groep waarmee ze hun kunst beoefenen.
Kunstfactor – De amateurkunstenaar laat zich zien - 15
4.
Inspiratie
Hoezeer inspiratie ook iets heel persoonlijks is, onder de amateurkunstenaars blijken wel een aantal dingen overeen te komen. De fotografen halen bijvoorbeeld inspiratie uit de esthetische kant van het beeld: een mooie foto brengt hen op nieuwe ideeën. Een foto is volgens deze groep fotografen mooi als deze gevoeligheid uitdraagt, als de foto een verhaal verteld of wanneer er plezier aan de foto beleefd kan worden. De beeldend kunstenaars en fotografen spreken logischerwijs meer in termen van beeld terwijl de schrijvers het eerder hebben over gevoel. Inhoudelijk raken acht geïnterviewden geïnspireerd door eigen werk. Een eerder werk kan weer tot iets anders leiden, zoals deze schrijfster uitlegt: ‘Als ik een verhaal schrijft denk ik vaak: dit is niet helemaal wat ik wil zeggen. Dan pak ik een klein stukje eruit en dat wordt dan iets nieuws. Dat is gewoon heel erg leuk. Dat ik het allemaal weer kan veranderen en dat het ene lijkt op het andere.’ Zowel schrijvers en beeldend kunstenaars als fotografen gaven aan dat mensen en menselijke relaties aanzetten tot het beoefenen van kunst. Ook worden er ideeën gehaald uit de eigen omgeving of uit taferelen onderweg. Daarnaast komen natuur en dieren in alle disciplines terug als bron van inspiratie. Drie deelnemers beschouwden zichzelf als een alleseter. De geïnterviewden vinden het belangrijk een eigen stempel op hun kunstwerk te drukken. Welke rol inspiratie speelt is ook afhankelijk van het werkproces. Een schilder geeft bijvoorbeeld aan dat hij van tevoren niet een vast beeld heeft maar dat er gaandeweg een beeld ontstaat wanneer hij eenmaal begint met schilderen. Dit geldt ook voor de een van de schrijvers: ‘Ik ben niet echt een schrijver die een verhaal van begin tot eind al weet. Ik schrijf meer vanuit de personages en relaties, waarbij ik allerlei afslagen kan nemen, en uiteindelijk moet daar dus een verhaal uit voortvloeien.’ Op twee na geven alle geïnterviewden aan geïnspireerd te zijn door een bepaalde stroming of door werk van anderen, bijvoorbeeld een bekende kunstenaar. De twee voor wie dit niet geldt noemen wel genres die hen insprireren. Een klein gedeelte van de ondervraagden, slechts vijf personen, houdt de inspiratie in stand en zoekt haar op door werk van anderen te bekijken in galeries en musea. Daarnaast geven vijf deelnemers aan boeken over hun discipline te lezen. Een kanttekening hierbij is dat het voor de schrijvers minder relevant bleek te zijn om inspiratie in een museum op te doen. Een dichter beschrijft hoe hij door een andere dichter uit zijn groep geïnspireerd raakte om een muziekstuk te componeren. ‘[…] daar stond één gedicht in over Dodenherdenking. Ik las dat en ik hoorde daar meteen muziek bij. Toen heb ik een complete cantate voor Dodenherdenking gemaakt, met twee gedichten van de dichter uit mijn groep en twee gedichten van een oudere dichter, en die heb ik zelf uitgevoerd met koor en instrumenten.’
Kunstfactor – De amateurkunstenaar laat zich zien - 16
5.
Werkwijze
Hoewel het om individuele disciplines gaat varieert de werkwijze van de kunstbeoefenaars. Lang niet iedereen beoefent zijn of haar kunst individueel. 15 van de 25 ondervraagden volgt een cursus, is lid van een club of heeft een eigen groep. Voor mensen die een cursus volgen is dit vaak een vast punt van beoefening in de week. Een enkeling besteedt er thuis ook nog tijd aan. Mensen die geen cursus volgen hebben in enkele gevallen een speciale ruimte in huis waar ze hun kunstvorm beoefenen, of ze doen dit gewoon in de woonkamer thuis. Omdat zij niet afhankelijk zijn van een cursus, geven zij vaker aan dat de frequentie van beoefening wisselt. De groep die uit huis actief is, bestaat behalve uit de cursisten uit fotografen en schilders die bij een foto- of schilderclub zitten, een eigen atelier hebben of alleen buitenshuis met fotografie of schilderen bezig zijn Ook hierbij is er sprake van een wisselende frequentie, variërend van dagelijks, wekelijks of minder frequent. Acht deelnemers geven aan het liefst alleen te werken. De argumentatie die ze hiervoor geven is dat ze gesteld zijn op hun rust en hun focus puur op het werk willen leggen. Daarnaast willen zij hun werkproces niet tonen vanwege het experimentele of moeizame karakter of vanwege de aard van het genre. Zoals een fotograaf omschrijft: ‘Straatfotografie, dat doe ik het liefste ook alleen, […] je moet eigenlijk niet opvallen, een beetje onzichtbaar zijn want ja je loopt met je camera om je hals of voor je lichaam. Mensen mogen niet in de gaten hebben dat je foto’s aan het maken bent. Ik probeer er eigenlijk bij mijn straatfotografie voor te zorgen dat mensen het niet zien. Als mensen een camera zien dan gaan ze lachen of dan worden ze boos.’ Tien respondenten hebben een voorkeur voor gezamenlijke kunstbeoefening, zoals het volgen van een cursus, het lidmaatschap van een club of actief zijn bij een eigen groep. Hun motivaties hiervoor verschillen echter. Acht respondenten geven aan het interessant te vinden het werk van anderen te zien of te zien wat mensen met hetzelfde beeld doen. Daarnaast wordt er waarde gehecht aan het sociale aspect en wordt het samenwerken gewaardeerd. Drie beoefenaars hebben een eigen groep samengesteld, vanuit de behoefte om met mensen op hetzelfde niveau samen te werken of omdat zij geen cursus meer willen volgen maar wel graag feedback willen uitwisselen.
Kunstfactor – De amateurkunstenaar laat zich zien - 17
6.
Leervraag
6.1 Techniek en reflectie Mensen hebben diverse redenen waarom ze iets willen leren. Zes respondenten willen bijvoorbeeld de techniek goed onder de knie krijgen, omdat de beheersing van de techniek aan de basis van de kunstbeoefening staat. Niet iedereen wil dit echter in onderwijsvorm leren. Vier van de ondervraagden raadplegen internet voor tips over techniek, drie beoefenaars gebruiken fora op internet om met andere beoefenaars van gedachten te kunnen wisselen. Eenzelfde aantal geeft aan fora niet interessant te vinden of ze slechts te lezen. Een kwart van de groep leest boeken waarin de techniek besproken wordt. Techniek blijkt voor een aantal fotografen de reden te zijn geweest waarom zij lid zijn geworden van een fotoclub of -groep. Daarnaast is techniek voor drie mensen de reden om een vakopleiding te willen volgen. Zij geven hiervoor het bovengenoemde argument dat een goede beheersing van techniek essentieel is voor de kunstbeoefening. Ook reflectie op eigen werk of op het werk van anderen is belangrijk. Door naar elkaars werk te kijken, help je elkaar verder en kun je leren wat wel en niet goed is. Het wordt als een pre beschreven om werk met elkaar te kunnen bespreken, of dat nu in een club, door een cursus of in een eigen groep is. In deze context werd een cursus als nuttig omschreven. Zes van de respondenten haalden aan dat de docent een belangrijke rol inneemt bij reflectie. Deze heeft een kritische kijk, kan accenten leggen en is een goede hulp in het ontwikkelingsproces.
6.2 Sociaal aspect en inhoudelijke beweegredenen Het sociale aspect van het samen beoefenen van een kunstvorm in een club, cursus of groep wordt als bevredigend en belangrijk gezien. Door met elkaar bezig te zijn met kunst leer je van elkaar. Dit gegeven werd ook al aangehaald bij de reflectie in groepen. Een enkeling omschreef het sociale aspect van het werken in een groep als het vervullen van een leerbehoefte; kennis wordt immers gedeeld waardoor je makkelijker vooruit kunt komen. Daarnaast worden het delen van een hobby en de gezelligheid die daarbij komt kijken als redenen genoemd. Een van de fotografen omschrijft zijn deelname aan een fotocollectief als volgt: ‘Het gaat puur om de fun, om van elkaar te leren en elkaar te inspireren. Het gaat ons helemaal niet om het beoordelen van elkaars foto’s.’ Een andere fotograaf geeft echter aan dat gezelligheid voor hem geen doel is maar dat het hem puur om de leervraag gaat. Er zijn ook mensen die geen behoefte hebben aan een cursus omdat ze liever alleen werken. Dat kan zijn omdat een kunstbeoefenaar vindt dat hij of zij niks meer bij kan leren maar ook omdat hij denkt dat hij alleen zelf in staat te is zichzelf te ontwikkelen. Het komt ook voor dat er simpelweg geen ruimte is voor het volgen van een cursus, zoals deze schrijfster uiteenzet: ‘Omdat ik een ontzettend druk leven heb, vind ik het heerlijk als ik thuis ben en dan vind ik het ook goed.’ Wanneer mensen wel voor een cursus kiezen doen ze dat om verder te leren en zich te ontwikkelen. Ook wordt de keuze voor een cursus beïnvloed door de persoon van de docent en zijn of haar werk. Het werk wordt bewonderd of zijn of haar techniek kan nieuwe inzichten brengen. Een van de beeldend kunstenaars omschreef het als volgt:
Kunstfactor – De amateurkunstenaar laat zich zien - 18
‘Mijn zus schilderde bij een vriendin van haar. Dat wilde ik ook. […] Ja, ik doe het nog steeds. Het is heel expressief. Ze leert je onmiddellijk vrij schilderen.’ Drie geïnterviewden geven aan dat zij behoefte hebben aan een specifieker cursusaanbod. Dit zou afgestemd moeten worden op individuele behoeften. Hier dragen ze ook ideeën voor aan, een van de beeldend kunstenaars deed de suggestie om vraaggestuurd aanbod te vormen. Wanneer er tijdens de interviews werd gevraagd naar een cursus die mensen nog wilden volgen, waren de antwoorden kenmerkend voor de eigen beoefening. De mensen die een cursus volgen of gevolgd hadden, gaven aan dat een vervolgcursus een meer verdiepende vorm zou moeten hebben.
Kunstfactor – De amateurkunstenaar laat zich zien - 19
7.
Het gemaakte werk
De productie van artistieke werken is hoog onder de amateurkunstenaars. In Amateurkunst (Deekman, Heimans en Volz 2011) vroegen we de amateurkunstenaars wat ze doen met het werk dat ze maakten.
7.1
Beeldende kunst
Bijna de helft (46%) van de beeldend kunstenaars toont het werk aan en/of bespreekt het met kennissen, vrienden en familie. Een vrij klein deel (10%) van de beeldend kunstenaars toont het werk aan en/of bespreekt het met medebeoefenaars, medecursisten en dergelijke. Exposeren doen maar weinig (4%) beeldend kunstenaars. Degenen die exposeren doen dat wel met volle overtuiging, ze vinden het belangrijk. Veel beeldend kunstenaars (46%) maken hun werk, maar brengen het niet naar buiten, dus laten het niet zien aan derden noch bespreken het met hen. Beeldend kunstenaars die hun werk tonen aan/bespreken met medebeoefenaars/medecursisten hechten daar meer aan, vinden dat belangrijker dan de kunstenaars die tonen/bespreken met kennissen, vrienden, familie. Maar over het geheel genomen is voor driekwart van de beeldend kunstenaars (76%) het tonen aan en/of bespreken met kennissen, vrienden en familie het belangrijkst.
7.2 Schrijven Ook bij creatief schrijven komt het tonen aan/bespreken met kennissen, vrienden en familie het meest voor (43%). Naast tonen aan/bespreken met medebeoefenaars/medecursisten (11%) is ook het tonen en/of bespreken via internet/sociale media (12%) wel redelijk gangbaar. Publiceren doen maar relatief weinig schrijvers (9%). Van de schrijvers treedt 33% niet naar buiten met zijn werk. De meeste schrijvende amateurs die werk tonen aan/bespreken met kennis, vrienden, familie of medebeoefenaars/medecursisten vinden het wel van belang om dat te doen. Dat geldt in mindere mate ook voor tonen en/of bespreken via internet/sociale media. Net als bij beeldende kunst is ook bij schrijven het werk tonen aan/bespreken met kennissen, vrienden en familie verreweg het meest van belang (55%).
7.3 Nieuwe media (fotografie, film, internetkunst) Tonen van het werk aan en/of bespreken met kennissen, vrienden en familie is op 53% van de nieuwemediakunstenaars van toepassing. Een niet te verwaarlozen groep (19%) toont het werk en/of bespreekt het via internet of specifiek via sociale media. Op de derde plaats met 13% komt het tonen aan en/of bespreken met medebeoefenaars/medecursisten. Degenen die dit doen vinden dit vrijwel allemaal belangrijk tot zeer belangrijk. 33% van de nieuwe media-amateurs doet niets met het eigen werk.
Kunstfactor – De amateurkunstenaar laat zich zien - 20
8.
Feedback
8.1 Reflectie en zelfreflectie Feedback komt voor de amateurkunstenaar vanuit verschillende kanten: van familie en vrienden, professionals en collega-amateurs, maar ook van zichzelf. En hij of zij kan weer feedback geven aan de beoefenaars om hem/haar heen. Beoefenaars geven aan dat zij kritiek meenemen maar ook dat ze zelf weten wat wel of niet goed is. Er is behoefte aan feedback, maar wat iemand ermee doet verschilt. De geïnterviewden merken dat zij door feedback vaak anders naar hun eigen werk en het werk van anderen zijn gaan kijken. 13 respondenten geven aan kritisch te zijn op zichzelf en/of perfectionistisch te zijn. Zij zijn er constant mee bezig hoe zij zichzelf verder kunnen ontwikkelen en nog beter kunnen worden in het beoefenen van hun kunst. Twee respondenten omschrijven dan ook concreet dat zelfreflectie hen helpt zich verder te ontwikkelen. Feedback geven aan anderen is iets wat de amateurkunstenaars graag doen. Twee personen geven aan erg kritisch te zijn op werk van anderen. Een enkeling vindt het tegenwoordig leuker om naar het werk van anderen te kijken: ‘Ik denk zelfs dat ik tegenwoordig meer geniet van foto’s van anderen dan van mijn eigen fotografie. Ik denk dat dit door mijn werk komt, omdat ik zoveel werk zie van andere fotografen die veel beter kunnen fotograferen dan ik, daar geniet ik gewoon van.’ Het bespreken van werk gebeurt vooral bij de cursussen maar er worden ook fora op internet bezocht. Maar niet iedereen heeft er behoefte aan. Enkele respondenten zijn actief in de hoedanigheid van docent en geven cursussen via bijvoorbeeld de Fotobond of geven enkele keren per jaar een workshop aan buurvrouwen. Ook hebben twee schrijfsters op scholen leesmateriaal aangepast voor kinderen met leesproblemen.
8.2 Familie/vrienden, amateurs en professionals Bijna de helft (46%) van de beeldend kunstenaars toont het werk aan en/of bespreekt het met kennissen, vrienden en familie. Ook bij creatief schrijven komt het tonen aan/bespreken met kennissen, vrienden, familie het meest voor (43%). Van de mensen die aan nieuwe media doen toont 53% het werk aan en/of bespreekt het met kennissen, vrienden en familie (Deekman, Heimans en Volz 2011). Deze mensen staan dicht bij hen en het zou kunnen dat ze het daarom moeilijk vinden om negatieve feedback te geven.Wat opvalt is dat de schrijvers wat terughoudender zijn met het laten zien van hun werk aan familie en vrienden omdat in hun teksten vaak persoonlijke elementen staan. De geïnterviewden zijn meer uitgesproken over de feedback die zij van andere amateurs krijgen. Een vrij klein deel (10%) van de beeldend kunstenaars toont het werk aan en/of bespreekt het met medebeoefenaars, medecursisten en dergelijke. Van de schrijvers toont 11% het werk aan medebeoefenaars. De mensen die een vorm van nieuwe media beoefenen tonen hun werk vooral op sociale media. Op de derde plaats met 13% komt het tonen aan en/of bespreken met medebeoefenaars/medecursisten. Degenen die dit doen vinden het vrijwel allemaal belangrijk tot zeer belangrijk. Opmerkelijk is dat 33% van de nieuwemedia-amateurs niets doet met het eigen werk (Deekman, Heimans en Volz 2011).
Kunstfactor – De amateurkunstenaar laat zich zien - 21
Feedback wordt misschien sneller gegeven in een cursussituatie dan in een thuissituatie, wat verklaart waarom meer mensen er een duidelijke mening over hebben. Zes van de geïnterviewden geven aan kritiek mee te nemen, mits deze gegrond is. Daarbij wordt rekening gehouden met de achtergrond van de criticus. Sommige deelnemers geven aan dat het niveau van de criticus uitmaakt en dat ze kritisch zijn op hun criticus. Behalve het niveau speelt ook de smaak van de criticus een rol bij het beoordelen. Een schrijver zegt concreet dat zij verder komt aan de hand van de kritiek. Een dichter benadrukt dat positief commentaar van medebeoefenaars motiverend werkt. De mensen die hebben aangegeven graag feedback van een professional te ontvangen, waarderen deze ook het meest en zijn er benieuwd naar. Twee personen gaven aan zelf gevraagd te hebben om een beoordelingsrapport van een professional. Ook wordt de professional door fotografen en beeldend kunstenaars op eigen initiatief bezocht in galeries.
Kunstfactor – De amateurkunstenaar laat zich zien - 22
9.
Erkenning
Het onderscheid tussen amateur en professional wordt zowel in het professionele veld als onder amateurkunstenaars bediscussieerd. In Amateurkunst: feiten en trends. Monitor Amateurkunst in Nederland (Deekman, Heimans en Volz 2011) is geïnventariseerd waar amateurkunstenaars zichzelf plaatsen en waarom. In deze monitor kwam ook nog naar voren dat amateurkunstenaars grote behoefte hebben aan erkenning. Het merendeel van de amateurkunstenaars (55-60%) vindt het belangrijk om waardering of erkenning te krijgen voor hun werk. Slechts een kleine minderheid (5-15%) hecht daar niet of nauwelijks aan.
9.1 Professionaliteit Slechts een klein deel van de individuele amateurkunstenaars vindt (14-17%) dat het professioneel bezig is. De rest (83-86%) vindt zichzelf niet zo professioneel of helemaal niet professioneel (48% nieuwe media, 56% schrijven en 63% beeldende kunst). Individuele kunstenaars die van zichzelf vinden dat ze professioneel bezig zijn geven daarvoor meestal als argument dat hun werk kwaliteit bezit en daarnaast dat bekenden in hun omgeving hen professioneel vinden. Beeldend kunstenaars vinden zichzelf in een aantal gevallen professioneel omdat ze een cursus hebben gevolgd. Meer dan bij andere disciplines geven nieuwemediakunstenaars ook als argument dat ze soms werk, bijvoorbeeld foto’s, verkopen.
Kunstfactor – De amateurkunstenaar laat zich zien - 23
10. De amateur tegenover de professional 10.1 Talent, frequentie en opleiding Vanuit het oogpunt van de amateur is er volgens vijf van de geïnterviewden sprake van een dunne scheidslijn tussen professionals en amateurs. Vier van de ondervraagden denken dat je professional wordt wanneer je goed genoeg bent en er plezier in hebt.. Het is echter belangrijk, zoals enkelen aangeven, om jezelf te onderscheiden en te tonen dat je kwaliteit hebt. Het is hierbij wel van belang dat je een eigen stijl ontwikkelt. Een enkeling meent dat de amateur en de professional zich alleen van elkaar onderscheiden in de passie waarmee de kunstvorm beoefend wordt. Het idee van het natuurtalent wordt niet omarmd. Bijna een kwart van de deelnemers meent dat wanneer je veel tijd in de kunstbeoefening steekt en ervaring opdoet, je een professional kunt worden. Een professional is immers intensiever met kunst bezig. Een vakopleiding is dan ook geen voorwaarde om professional te worden. Dit geldt vooral voor het schrijven, waar zelfs pas sinds kort een opleiding voor is. Een opleiding hoeft niet per se een meerjarige studie te zijn, maar kan ook een cursus in de avonduren zijn. Wel zijn de deelnemers het erover eens dat een opleiding, in welke vorm dan ook, profijt brengt als je professional wil worden. Je wordt serieuzer genomen als kunstenaar.
10.2 Spanning tussen de amateur en de professional 15 van de 25 geïnterviewden ziet geld verdienen als de maatstaf voor professionaliteit. Een amateur kan wel geld verdienen, maar doet dit slechts om de kosten van de hobby terug te verdienen en kan er niet van leven. Een kanttekening die hierbij wordt gemaakt is dat niet alle professionals geld verdienen. Ook zijn er beeldend kunstenaars die zich afvragen of het maken van werk met de verkoopbaarheid ervan in het achterhoofd, de kwaliteit van het werk wel ten goede komt. Een schrijfster beweert dat het onderscheid voor haar discipline niet in geld gemaakt kan worden omdat er weinig geld mee valt te verdienen. Een ander onderscheid is dat de professional werk maakt met professionele doeleinden. Een ander verschil tussen de professional en de amateur dat wordt aangegeven, is dat de laatste meer behoefte heeft aan exposeren of publiceren dan aan geld verdienen. Een fotografe geeft aan het van essentieel belang te vinden het werk aan de juiste personen te laten zien. Het publieksbereik is ook een maatstaf voor professionaliteit, volgens een schrijfster. Dit zegt ze over een Nederlandse auteur: ‘Zijn schrijfstijl bevalt mij niet, maar hij is wel een professioneel schrijver want hij wordt door zoveel mensen gelezen en zoveel mensen hebben daar plezier van. Dat is toch wel het belangrijkst.’ Een grote meerderheid van de respondenten vindt het frustrerend wanneer professionals niet voor hun werk openstaan. Toch zeggen vier ondervraagden nooit spanning te hebben ervaren tussen de twee groepen. Vier anderen zeggen dat het een heikel punt voor professionals is dat amateurs veel vrijheid hebben, terwijl zij in concepten moeten denken. Twee fotografen maakten mee dat professionals amateurs betichtten van broodroof omdat zij hun fotografie gratis beschikbaar stellen op internet.
Kunstfactor – De amateurkunstenaar laat zich zien - 24
11.
Exposeren als amateurkunstenaar
11.1 Exposeren op podia De amateurkunstenaar wil zijn of haar werk graag tonen, zo blijkt uit de interviews. Het lidmaatschap van een groep of club brengt vaak goede mogelijkheden hiertoe met zich mee. De geïnterviewden die in deze context hun discipline beoefenen hebben dan ook ervaring met het tonen van werk in bijvoorbeeld een clubhuis of een cursusruimte. Ook mensen die individueel hun kunstvorm beoefenen, hebben ervaring met exposeren, voordragen en publiceren. Sommigen hebben hun werk in een kerk, museum of gemeentehuis getoond. Soms namen ze hiertoe zelf het initiatief maar het kwam ook voor dat ze gevraagd werden: ‘Ik heb hier in het gemeentehuis een grote expositie gehad van alles wat ik zo’n beetje in huis had. […] Ik werd hiervoor gevraagd, en ik heb ook aan kunstmarken in Egmond aan den Hoef en Bergen meegedaan.’ Een vrouw had haar schilderijen ter beschikking gesteld voor haar werk, waardoor haar collega’s ze nu op hun werkkamer hebben hangen. Ook hebben amateurkunstenaars op eigen initiatief contact gezocht met een galerie, niet alleen voor feedback maar vooral ook om te kijken of het mogelijk is om werk te tonen. De expositie- of publicatiewijzen zijn sterk afhankelijk van de discipline die wordt beoefend. Over het algemeen zijn de schrijvers actief op het internet of bij een cursus, terwijl de beeldend kunstenaars en de fotografen beide combineren. Voor het exposeren en publiceren van werk buiten internet is hulp van anderen nodig. Het is lastig is om een goede expositieruimte of uitgever te vinden. Een schrijver en een fotograaf geven beiden aan dat het goed is als podia laagdrempelig zijn, omdat mensen dan eerder hun werk durven te tonen of voor te dragen. Ook zouden ze graag beschikken over een overzicht van mogelijke platforms en wensen ze dat verenigingen samen of in samenwerking met de overheid voor expositieruimte kunnen zorgen. Podia moeten toegankelijker worden voor de amateurkunstenaars. Er zijn te weinig expositiemogelijkheden voor hen, of in ieder geval niet genoeg mogelijkheden waar zij tevreden mee zijn. Dat laatste hangt samen met het doel van de kunstenaar, zoals een beeldend kunstenaars treffend verwoordt: ‘De expositieruimte heeft ermee te maken met wat je met etaleren wilt, ik schilder voor mijzelf. Als ik merk dat mensen ervan kunnen genieten, bijvoorbeeld in een bejaardentehuis, voor drie maanden, dan is dat is voor mij niet minder dan een museum waar kunstkenners komen. Toch heeft het tonen in een museum heeft een meerwaarde voor de amateurkunstenaar die fotografeert of schildert. Het geeft hem een ‘leuk en echter gevoel’ bij het tonen. Het wordt ervaren als een teken van erkenning. Een fotograaf vertelde dat de uitstraling van het museum hem aansprak, maar dat hij de interactie miste die er bij het exposeren in een clubhuis wel is. Desondanks staan wisselwerking en uitstraling bij hem wel even hoog in het vaandel. Uiteindelijk is het toch de erkenning die van belang is bij exposeren op een professioneel platform. Er wordt dan ook de voorkeur uitgesproken voor een plek speciaal voor de amateurkunstenaar, maar niet door iedereen. De beoefenaars die zichzelf niet als amateur zien, vinden het niet interessant om op een speciale plek te hangen met deze groep.
11.2 Exposeren en publiceren op internet
Kunstfactor – De amateurkunstenaar laat zich zien - 25
Internet is voor de amateurkunstenaar een toegankelijk medium. Er is veel informatie over kunst terug te vinden, er kan contact gelegd worden met andere beoefenaars en er zijn verscheidene websites waar werk getoond kan worden. Het is een geschikt platform voor de beoefenaar in de vrije tijd. Het is daarom niet verwonderlijk dat 13 van de geïnterviewden een eigen website hebben. Dit zijn grotendeels de fotografen en beeldend kunstenaars. Er zijn maar twee schrijvers die een eigen site hebben. Opvallend is dat de website niet alleen gebruikt wordt voor het tonen van eigen werk. Twee fotografen geven aan werk van andere amateurs op hun site te tonen. Naast de eigen website wordt er gebruikgemaakt van social media. Facebook is een geschikt platform om foto’s en afbeeldingen van werk op te plaatsen. Een bijkomend voordeel is dat mensen hier direct in contact met elkaar staan en reacties kunnen plaatsen op elkaars werk. Twee respondenten geven aan dat ze mede hierom gebruikmaken van de populaire website. Eén schrijfster gebruikt de Nederlandse versie van Facebook, Hyves, om haar werk te promoten aangezien zij zo dicht op haar doelgroep – jongeren – zit. Ook wordt er van social media gebruikgemaakt om de fotogroepen waar enkele geïnterviewden actief voor zijn te promoten. Onder fotografen is de website http://www.flickr.com populair. Hier kan een fotograaf eigen fotostreams maken, lid worden van groepen en in interactie met elkaar staan. De helft van de geïnterviewde schrijvers geeft aan actief te zijn op de website. http://www.schrijvenonline.org. Op het forum van deze website kunnen uiteenlopende dingen besproken worden en het overzicht van alle schrijfwedstrijden wordt gewaardeerd. Via internet kunnen veel mensen bereikt worden en er zijn genoeg mogelijkheden om werk te tonen, maar niet iedereen is positief over het exposeren op internet. Iemand geeft aan het internet een kaal platform te vinden.
11.3 De rol van wedstrijden Meerdere deelnemers geven aan wel eens mee te doen aan wedstrijden, om uiteenlopende redenen. De een is nieuwsgierig naar de mening van een professional terwijl de ander de wedstrijd gebruikt om een statement te maken met het tonen van werk dat van de standaard afwijkt. Eén van de geïnterviewden beschrijft zijn motieven als volgt: ‘Het is een combinatie van veel zaken: erkenning, competitie, bekijken wat andere mensen mooi vinden en creatieve ontplooiing.’ Deze amateurkunstenaar vat vele redenen samen, maar bij anderen lijkt één reden al genoeg te zijn: zij willen hun werk tonen en een wedstrijd is voor hen een mogelijkheid om dit te doen. Er zijn echter ook mensen die alleen voor hun plezier meedoen. Twee schrijvers geven aan dat ze het motiverend vinden om mee te doen aan wedstrijden. Twee andere doen mee om hun niveau te toetsen en te kijken of zij vooruit zijn gegaan. De deelname aan wedstrijden is onder de schrijvers hoger dan onder de fotografen en beeldend kunstenaars. Het lijkt voor mensen die schrijven een goede manier om zich verder te blijven ontwikkelen.
Kunstfactor – De amateurkunstenaar laat zich zien - 26
Conclusie Hoe beoefent de amateurkunstenaar die aan een individuele discipline doet, zijn kunstvorm? Voor een groot deel van de deelnemers ligt de basis van hun kunstbeoefening in hun jeugd. De stimulans van familie en vrienden was hierbij van belang. Velen beoefenen meer disciplines. De motivatie voor het maken van kunst vinden mensen in verschillende dingen. Ze vinden het maken van kunst fijn en ontspannend. Ze willen graag iets moois maken en de techniek beheersen. Ook wordt het gezien als een passie en een uiting van creativiteit, wat velen in eerste instantie voor zichzelf doen. Maar er zijn er ook die hun werk graag delen met anderen. Een gedeelte van de respondenten heeft de ambitie iets te bereiken met hun kunst. Anderen streven er vooral naar het hun vaardigheden verder te ontwikkelen en kunst als een constante factor in hun leven houden. Een ander doel van kunstbeoefening is op een commerciële wijze te gaan functioneren in de kunstwereld. Een kwart van de deelnemers wil professional worden. Enkelen willen er ook geld mee verdienen. Er wordt aangegeven dat het lastig is geld te vragen voor werk of überhaupt een prijs vast te stellen. Er zijn dan ook deelnemers aan het onderzoek die geen professionaliteit niet ambiëren, omdat ze bang zijn om hun hobby te verliezen of ze vinden het simpelweg onhaalbaar. Ook wordt aangegeven dat men een vakopleiding wil gaan volgen om serieuzer genomen te worden als kunstenaar. Een laatste ambitie die gedeeld wordt iss het stimuleren van andere mensen tot het maken van kunst. Inspiratie wordt gevonden in uiteenlopende dingen. Enkelen omschrijven zichzelf als alleseter terwijl anderen de focus leggen op mensen en menselijke relaties. De omgeving is een belangrijke inspiratiebron, net als het eigen werk, dat de amateurkunstenaars ook vaak op nieuwe ideeën brengt. Mensen vinden het wel belangrijk hun eigen stempel op het werk te drukken. Desondanks geeft vrijwel iedereen aan geïnspireerd te zijn door een bepaalde stroming en werk van anderen, bijvoorbeeld professionele kunstenaars. Enkelen geven aan pas tijdens het werkproces geïnspireerd te worden. De kunstbeoefening vindt dagelijks, wekelijks of op wisselende momenten plaats. Het grootste gedeelte van de beoefenaars doet dit in georganiseerd verband. Zij zijn lid van een club, volgen een cursus of stellen een eigen groep samen. De meesten van hen beoefenen hun kunst vooral op de tijden dat zij bijeenkomen. De mensen die alleen werken, doen dit op wisselende momenten. De voorkeur voor alleen werken komt voort vanuit een behoefte om goed op het werk te kunnen focussen of doordat het werkproces dit vereist. Mensen die samenwerken geven als argument dat zij graag werk van andere mensen zien of willen zien wat iemand met eenzelfde beeld kan doen. Daarnaast spreken het sociale aspect en het samenwerken aan. Bij de leervraag staat de beheersing van techniek vaak aan de basis. Niet iedereen wil deze via een cursus onder de knie krijgen. Techniek leren via internet of door boeken gebeurt ook. Daarnaast volgen mensen cursussen die meer verdieping bieden. Reflectie op het werk van anderen geven en het ontvangen van reflectie zijn ook wezenlijke onderdelen van de leervraag. Reflectie helpt de beoefenaar en anderen verder. Daarnaast werd aangegeven dat de docent een belangrijke rol speelt; deze heeft een kritische kijk, kan accenten leggen en wordt gezien als een goede hulp. Mensen gaan vaak een cursus volgen omdat ze zich verder willen ontwikkelen en willen leren. Er is behoefte aan een specifieker cursusaanbod, dat meer is afgestemd op de individuele behoefte. Feedback wordt over het algemeen ter harte genomen; mensen zijn echter wel kritisch op hun criticus. Alleen als ze het ermee eens zijn verwerken ze de feedback, en ze houden rekening met het niveau wanneer de feedback van een medebeoefenaar af komt. Het merendeel van de
Kunstfactor – De amateurkunstenaar laat zich zien - 27
mensen zegt ook kritisch op het eigen werk te zijn, en perfectionistisch. Enkele deelnemers leren hun discipline aan anderen in een cursus op de club of door het geven van workshops. Feedback van familie en vrienden krijgen wordt niet als lastig ervaren; wel wordt de kanttekening geplaatst dat deze mensen te dichtbij staan voor een kritische kijk. Er zijn dan ook respondenten die om feedback vragen van professionals. Ten slotte geven de amateurkunstenaars aan dat zij het ontvangen van feedback als motiverend ervaren. De verhouding tussen de professional en de amateur is roept veel discussie op. De scheidslijn is volgens velen dun. Daarnaast heerst de opvatting dat plezier in de beoefening hebt en talent voorwaarden zijn voor professionaliteit.Deze kwaliteit kan opgebouwd worden door veel tijd aan de kunstbeoefening te besteden en ervaring op te doen. Desondanks geeft het merendeel van de geïnterviewden aan dat geld verdienen de maatstaf is voor professionaliteit. Hier staat tegenover dat niet alle professionele kunstenaars geld verdienen. Ook wordt beweerd dat amateurs meer behoefte hebben aan exposeren en publiceren dan aan geld verdienen. De professionele kunstenaar zou volgens enkele amateurs meer open moeten staan voor de amateur. Lang niet iedereen ervaart een spanningsveld tussen amateurs en professionals. Wel kunnen de amateurs het zich voorstellen dat het voor professionals lastig is dat ze meer vrijheid hebben. Niet iedereen kan zich bovendien vinden in de term ‘amateur’ omdat deze een negatieve connotatie heeft. De beoefenaars zijn het met elkaar eens dat kunst gemaakt wordt om te tonen. Er is dan ook veel ervaring met exposeren. Meestal hangt dit samen met het lidmaatschap van een club of een cursus. Daarnaast wordt het internet gezien als geschikt medium om werk te tonen. Omdat de behoefte er is, hebben enkele deelnemers zelf het initiatief genomen om expositieruimte te zoeken. Zij boden hun werk ter expositie aan bij bedrijven of in een kerk, of vonden via de gemeente een geschikte ruimte voor hun vereniging . De ervaring is echter dat het lastig zelf te organiseren is omdat men te afhankelijk is van anderen. Toegankelijke en laagdrempelige podia zijn dan ook volgens enkelen een must. Over de wenselijklheid van een expositieruimte alleen voor amateurs, verschillen de meningen, afhankelijk van de ambities van de deelnemers. De mogelijkheid om werk op een professioneel platform zoals een museum wordt als een vorm van erkenning gezien. Een kanttekening hierbij is wel dat er bij deze vorm van exposeren, anders dan bij een club, weinig wisselwerking is. Ruim de helft van de geïnterviewden heeft een eigen website. Daarnaast zijn mensen ook actief op sociale media om hun werk of groep te promoten. Veel mensen zijn ook actief op sites waar werk met elkaar uitgewisseld kan worden en waar met elkaar gepraat kan worden. Het voordeel van internet is volgens respondenten dat er een groot publiek bereikt kan worden en dat er genoeg mogelijkheden zijn om te exposeren. Ook wedstrijden worden gebruikt om werk te tonen. Daarnaast vinden mensen het interessant om de mening van professionals te horen, hun niveau te toetsen en ervaren zij deelname aan wedstrijden als plezierig en motiverend.
Kunstfactor – De amateurkunstenaar laat zich zien - 28
Discussie Het kwalitatieve onderzoek dat is uitgevoerd geeft de visie weer van 25 beoefenaars. Hoewel er veel overeenkomsten zijn gevonden in de beweegredenen van de amateurkunstenaars, zijn er ook veel meningen die op zichzelf staan. Dit komt doordat het zaken van persoonlijke aard betreft, maar ook doordat er per discipline maar een kleine groep van acht of negen respondenten is. Het verdient daarom aanbeveling om ditzelfde vraagstuk per individuele discipline met een groter aantal respondenten te onderzoeken. Dit is eveneens een goede gelegenheid om de data door meerdere onderzoekers te laten analyseren om subjectieve interpretatie van de gegevens te voorkomen. Bij dit onderzoek is geprobeerd dit probleem te ondervangen door meerdere personen proefinterviews af te laten nemen om de topics te testen. Daarnaast hebben meerdere werknemers gekeken of de interviews en de labels die onafhankelijk van elkaar gevonden werden, overeenkwamen. Tijdens de interviews kwam naar voren dat, hoewel het net als beeldende kunst en fotografie een individuele discipline is, er bij schrijven sprake is van een andere terminologie. Beeldende kunst en fotografie maken gebruik van dezelfde platforms. Exposeren in een museum is heel wat anders dan het voordragen van een gedicht of het lezen van een boek. De beweegredenen van de beeldend kunstenaars en fotografen komen daardoor meer met elkaar overeen, en de schrijvers hebben vaak andere inzichten. Bovendien doen veel fotografen aan beeldende kunst en vice versa. Het is daarom aan te raden om een soortgelijk onderzoek alleen uit te voeren bij de discipline schrijven. Wellicht komen hier nieuwe inzichten uit naar voren. Meerdere malen geven respondenten aan zichzelf te beschouwen als iemand die tussen de amateur en de professional in staat. Daardoor hebben ze onder andere met exposeren een probleem. Ze willen liever niet meer in een bejaardenhuis hangen maar kunnen nog niet bij een professioneel platform terecht. Het kan interessant zijn om te kijken naar wat deze tussengroep typeert en wat voor mogelijkheden er zijn voor deze beoefenaars in de vrije tijd. Wellicht is een ander interessant aandachtspunt in deze context het gebruik van de term ‘amateur’; enkele beoefenaars geven aan hier moeite mee te hebben vanwege de negatieve connotatie.
Kunstfactor – De amateurkunstenaar laat zich zien - 29
Bronvermelding Literatuur Broek, Andries van den (red.) (2010a). FAQs over kunstbeoefening in de vrije tijd. Het culturele draagvlak. Deel 9. Den Haag: SCP. Broek, Andries van den (red.) (2010b). Mogelijkheden tot kunstbeoefening in de vrije tijd. Den Haag: SCP. Deekman, Amalia, Hans Heimans en Lotte Volz (2011). Amateurkunst: feiten en trends. Monitor Amateurkunst in Nederland. Utrecht: Kunstfactor. Scholten, Diet en Lydia Jongmans (red.) (2008). Amateurkunstbeleid OK; een handreiking voor gemeenten. Utrecht: Kunstfactor en Vereniging van Nederlandse Gemeenten. pp. 20-21. Scholten, Diet en Lotte Volz (2010). De amateurkunstenaar bestaat niet. Profielen in de amateurkunst. Utrecht: Kunstfactor.
Data Interview met anonieme deelnemer, Assen, 12 mei 2011 Interview met Pietro Argiolu, Poortugaal, 10 mei 2011 Interview met Erik de Boer, Drachten, 18 mei 2011 Interview met Diana Bokje, Utrecht, 19 april 2011 Interview met Rosa van Ederen, Amsterdam, 20 mei 2011 Interview met Nico van Eede, Ede, -- april 2011 Interview met Bruno van Elshout, Rotterdam, -- april 2011 Interview met Geerten van Gelder, Utrecht, 23 mei 2011 Interview met Dick van Groningen, Zeist, 11 mei 2011 Interview met Marja Hoffman, Groenlo, 9 mei 2011 Interview met Elsbeth de Jager, Hilversum, 23 juni 2011 Interview met Wim Jenniskens, Horst, 13 mei 2011 Interview met Raja Lala, Utrecht, 4 mei 2011 Interview met Hans van Leeuwen, Veenendaal, 24 mei 2011 Interview met Etienne Lemmens, Utrecht, 31 mei 2011 Interview met Fokko Muller, Utrecht (telefonisch interview, 4 juni 2011 Interview met Vera Quak, Rotterdam, 10 mei 2011 Interview met Erna Reiling, Bennekom, 31 mei 2011 Interview met Hans Schinkel, Assen, 17 mei 2011 Interview met Cindy Seinen, Den Haag, 25 mei 2011 Interview met Hok Tan, Rotterdam, datum onbekend Interview met Saskia Tielens, Nijmegen, 3 juni 2011 Interview met Erwin Verweij, Rotterdam, 18 mei 2011 Interview met Michiel de Vlieger, Rotterdam, 25 mei 2011 Interview met Carmen Wijnen, Den Bosch, 6 juni 2011
Kunstfactor – De amateurkunstenaar laat zich zien - 30