DE OUD-KATHOLIEK
meerwaarde
Tijdschrift voor de Oud-Katholieke Kerk van Nederland
Jaargang 128 |juli 2012 | nr. 2864
3
Transformatie kerkgebouwen
05
Twee oud-katholieke kerken in Utrecht kregen een andere bestemming. ‘Deze drank is dus in een voormalig kerkgebouw geheel op zijn plaats.’
Kerk en moderne kunst
08
12
Beeldend kunstenaar Henk Helmantel combineert ikonen met middeleeuwse religieuze beelden. ‘Er is zoveel te zien, te overdenken en te verwerken, dat één bezoek niet genoeg is.’
14
Hout werkt
De Stichting Oost-Europa Projecten organiseerde een beeldhouwerssymposium. ‘Juist in de communistische tijd is de kracht van kunst gebleken.’
Een lust en een last
16
Een reflectie over ons kerkelijk historisch roerend en onroerend goed. ‘Oud-katholieken lijken soms alleen te kunnen vieren in het interieur van een schuilkerk.’
Inhoud
Redactioneel
Meerwaarde
Van de redactie
Afgezien van de ‘officiële kerkkunst’ kom je zelden of nooit in een kerk moderne kunst tegen. ‘Een kunstwerk, resultaat van een doorleefd, religieus scheppingsproces, was juist op zijn plaats in een kerk.’
Beeld ontmoet ikoon
En verder:
Meerwaarde................................................. 03 Column
Het slijk der aarde....................................... 04 Krommenie
Vier eeuwen................................................15 Even kijken bij...
Statie Twente...............................................20 En nog dit...
Jannum, Gouda en diakenen.......................22 Service
Berichten, agenda, colofon..........................23 De Achterkant
Voorwaarts leven.........................................24
In de liturgie belijden wij, gelovigen anno nu, met de kerk van alle eeuwen ons geloof. Met die woorden omvatten we een tijdsruimte, die van de kerk uit de verleden, maar nog lang niet voltooide tijd, de kerk die ook uitreikt naar de komende tijden en toekomstgericht is. Het verleden heeft ons deels gevormd en heeft ons veel meegegeven. Aan geloof en gedachtegoed, en ook veel in natura. Kerkgebouwen, maar vooral ook veel interieurs en voorwerpen die de liturgie glans en kleur geven, werden ons overgeleverd. Ons kerkelijk erfgoed. Zijn we er blij mee? Vaak wel. We tonen wat we ontvangen hebben, gebruiken soms nog wat al eeuwen oud is en we ervaren het als een meerwaarde voor onze parochie, onze kerk, ons geloof. Het bezit kan ook zorg opleveren: hoe onderhoud je dat erfgoed en wie
kan dat betalen? Is het niet te kostbaar om er iets mee toe doen, maar wat dan; tentoonstellen als in een museum? En wat als ons erfstuk ons eigenlijk niets meer zegt, ‘uit de tijd’ is en we anders willen? Voelt het als verraad om in plaats van een schilderij van twee eeuwen geleden een moderner werk op te hangen? Zoals in een artikel staat: ‘... worden we gevangen gehouden door ons eigen kerkelijk erfgoed?’ Doris Wintgens Hötte, conservator van museum De Lakenhal, noemt de relatie tussen kerk en moderne kunst moeizaam. Ook in onze oud-katholieke kerken lijkt weinig aandacht te bestaan voor de moderne kunst. Alsof we niet nieuwsgierig zijn naar de beeldtaal van nu, alsof kerkkunst uitsluitend in een soort standaard moet worden uitgevoerd. Zou ook in een op het eerste gezicht ‘vreemd’ aandoend kunstwerk een
meerwaarde verborgen kunnen zitten? Iets wat ons aanspreekt en raakt? In deze ‘zomer’-Oud-Katholiek staan artikelen die gaan over verschillende aspecten van kerkelijk erfgoed - zoals hergebruik, restauratie, exploitatie - en artikelen over kunst, in de kerk en daarbuiten - zoals in een Bulgaars parkje. In het ikonenmuseum te Kampen zijn middeleeuwse beelden uit de collectie van kunstenaar Henk Helmantel gecombineerd met ikonen. Adrie Paasen ontmoette Henk Helmantel en geeft naar aanleiding van dit gesprek haar impressies van deze expositie. Erfgoed en kunst kunnen een waarde hebben die het prijskaartje en het verzekerde bedrag ver te boven gaat. Het is de meerwaarde waar we telkens weer naar op zoek mogen gaan. De redactie
5
D
Column Janneke Kuysters
e nieuwe bestemming voor een afgestoten kerkgebouw. Daar gaat vaak een pijnlijk proces aan vooraf en niet altijd wordt de juiste keuze gemaakt. Er zijn echter ook heel acceptabele resultaten, waarmee de voormalige gemeenteleden vrede lijken te hebben. In de jaren tachtig van de vorige eeuw kwam de combinatie van de drie Utrechtse parochies met veel moeite en verdriet tot stand. Uiteindelijk zijn de twee prijsgegeven kerkgebouwen, van St. Marie en St. Jakobus, voor gebruik in een nieuwe functie getransformeerd. Het resultaat is het aanzien meer dan waard.
Het slijk der aarde
De St. Marie, of Maria Minor, heeft drie en een halve eeuw verborgen achter de gevels van Achter Clarenburg als godshuis gediend. Een parel was het, met een boeiende historie en een rijk kunstbezit. In 1989 kwam het eind: verkoop van het eeuwenoude complex en samenvoeging van de parochie met die van St. Gertrudis. Vijftien jaar lang werd de kerkruimte vervolgens vanwege haar uitzonderlijk goede akoestiek gebruikt voor concerten en cd-opnames; dat was een respectabel vervolg. Maar uiteindelijk werd ze getransformeerd tot een Belgisch café.
Foto: communiebank in Krommenie
H
et thema van dit nummer raakt aan mijn dagelijkse bezigheden. Daarom ben ik er met plezier voor gaan zitten. Maar al snel bleek dat er over dit onderwerp zoveel te zeggen valt, dat het moeilijk was om te kiezen. Daarom neem ik u graag mee langs wat gedachten die passen bij erfgoed in deze tijd. Erfgoed is ‘hot’: overal zien we projecten waarin erfgoed herbestemd wordt of op een nieuwe manier ontsloten wordt. Van hippe restaurants in forten tot appartementen in oude kloostergebouwen. Ik mag me dagelijks bezighouden met het berekenen van de waarde die hiermee gecreëerd wordt. Daarnaast hou ik me ook bezig met het vergroten van de inkomstenstroom van bijvoorbeeld musea. De rode draad is in één woord te vangen: verzakelijking. Onder druk van de bezuinigingen
Column
moeten nieuwe en andere keuzes gemaakt worden. De gebruiker gaat (meer) betalen voor de inspiratie die kunst kan geven, het genieten van erfgoed of simpelweg het behoud ervan. Je kunt je afvragen: is dat erg? En waar ligt de grens? Hoeveel is genieten, behoud of inspiratie waard? Het is voor mijn collega’s en mijzelf makkelijk om de waarde van een gebouw of museale collectie uit te rekenen en te bezien op welke wijze deze benut kan worden. Wij stellen onszelf natuurlijk ook de vraag hoe ver je daarin kunt gaan. Om een voorbeeld dichtbij huis te geven: zou u als lezer € 50,- per jaar willen betalen voor dit prachtige tijdschrift? Zou u het prettig vinden als er advertenties in zouden verschijnen, omdat daarmee de kosten gedekt kunnen worden? Of nog concreter: zou u het erg vinden om entree te betalen
om de kerk in te kunnen, zodat uit die inkomsten de kosten voor het onderhoud van het gebouw kunnen worden betaald? In de Bijbel lezen we het verhaal over de benutting van talenten. Dat geldt zowel in letterlijke als in figuurlijke zin: erfgoed kun je ook als een talent zien. In de razendsnelle ontwikkelingen van deze tijd is het interessant om te zien waar de balans gevonden wordt tussen de benutting van erfgoed met een economisch doel en het behoud van de laagdrempeligheid van kunst of erfgoed zodat iedereen zich erdoor kan laten inspireren. Ieder op zijn beurt is hoeder van ons erfgoed, en moet daarom de vinger aan de pols van deze tijdgeest houden. Janneke Kuysters
Trappistenbier
Een café? Is dat niet een stuitende metamorfose? Dat valt gelukkig mee. Als rijksmonument moest het gebouw bepaalde kerkelijke aspecten behouden: de altaarwand met de houten beeldengroep, de verschillende vloerniveaus, het orgelbalkon met het nog steeds aanwezige Witte-orgel. Na eigen vooronderzoek en op basis van historische studies van andere deskundigen heeft architect Clemens Koemans de verbouwing tot stand gebracht. >>>
Monumentale panden hergebruikt Transformatie van kerkgebouwen
7
Woonkerk XL Vervolgens werd het Belgische karakter in de ruimte aangebracht, dat door de donker houten lambrisering en Vlaamse teksten op de muur duidelijk afwijkt van het interieur van Nederlandse cafés. De ruimte ademt een huiselijke, gezellige sfeer, geheel volgens de traditie van onze zuiderburen. En natuurlijk worden er de vele Belgische bieren getapt. Oók het trappistenbier, dat in de Cisterciënzerabdijen gebrouwen wordt. Het is de regel dat het grootste deel van de opbrengst daarvan aan goede doelen wordt besteed. Deze drank is dus in een voormalig kerkgebouw geheel op zijn plaats. En hoe staan de voormalige parochianen tegenover het café? Schoorvoetend zijn de meesten er wel eens komen kijken. Hun reactie varieert van spijt: ‘jammer dat de prachtige akoestiek verloren is gegaan’ – ‘ik moest wel slikken toen ik er voor het eerst kwam’ tot berusting: ‘het zij zo’ - ‘gelukkig dat het complex niet gesloopt is’ en: ‘het is een knappe oplossing’. Stadsvilla
Bij de St. Jakobus lag de situatie anders. De kerk dateerde van 1870 en was sober ingericht. De parochie daarentegen was levensvatbaar. Toch moest die tot haar verdriet meegaan in de driein-één operatie. In 1989 werd de afscheidsdienst gehouden voor de geschokte gemeenteleden. Rond zestien jaar was de kerkruimte vervolgens showroom van antieke meubels, vergaderzaal en werden er concerten gehouden. Voor deze activiteiten
Bronnen St. Marie: Van kerk tot café. Speciale uitgave t.g.v. de officiële opening van ‘Olivier’ op 28 januari 2007. Fotografie: Tom Mulder Bronnen St. Jakobus: Herenhuis, 2011, nr.4 en Heemschut, februari 2012 Coen van Kasteel: Hoveniers, humor en heiligheid. Fotografie: Frank Hanswijk Zie ook www.woonkerkxl.nl en www.zecc.nl
werd een tussenvloer aangebracht. In 2007 stond hij weer te koop. Twee particuliere eigenaren durfden het aan het pand, dat als gemeentelijk monument geregistreerd staat, aan te werven en tot woonvilla te laten transformeren. Ze hadden al ervaring met een dergelijk project: zelf woonden ze destijds in de voormalige St. Gregoriuskapel in Utrecht, die ze door het architectenbureau Zecc tot woonhuis hadden laten omvormen. De St. Jakobus was voor hen eveneens een uitdaging, die ze graag aanpakten. Valerie Houpperichs: ‘We hadden samen een passie voor bijzondere gebouwen en toen we er mogelijkheden voor hergebruik als woonhuis in zagen, hebben we het besluit ertoe weloverwogen genomen.’ Ze maakten plannen en berekeningen. Het stond bij hen vast dat het gebouw één geheel moest blijven en niet ‘verprutst’ moest worden door er verschillende wooneenheden in aan te brengen. Opnieuw gaven ze het team van Zecc, waarmee ze bij vorige woonhuisprojecten naar voldoening hadden samengewerkt, de opdracht. Het met veel creativiteit tot stand gekomen resultaat was wederom verbluffend. Zonder aan de oorspronkelijke kerkstructuur afbreuk te doen zijn de architecten van Zecc erin geslaagd er een aangenaam bewoonbare stadvilla van te maken, waarin licht, ruimte en functionaliteit de boventoon voeren. Op de website lezen we: ‘Het oorspronkelijke schip is indrukwekkend, maar het uitgebalanceerde ontwerp van de binnenruimte zorgt ervoor dat de menselijke maat nergens uit het oog wordt verloren.’ En: ‘De heldere soberheid die de St. Jakobus ten tijde van architect Gerardus Gerritsen kenmerkte, vormt ook vandaag de dag de kracht van dit monumentale pand.’ Herkenbaar
Mocht een oud-parochiaan zijn kerk in de huidige situatie willen terugzien – maar dat kan niet, want
hij is verhuurd – dan zou hij nog veel herkenbaars terugvinden. Zo zijn de prachtige glas-in-lood ramen uit 1911 intact gebleven evenals de oorspronkelijke deuren en de gietijzeren zuilen onder het orgelbalkon. Ook de opgeschilderde sierrand die de voormalige apsis omlijstte, doet vertrouwd aan. Daarentegen zijn er wel drie puien aangebracht om een uitgang naar de tuin te bieden. De slaap- en werkkamers zijn in een los blok in de ruimte neergezet en kunnen eventueel bij een volgende functie van het gebouw weer verwijderd worden. De woonkerk XL, zoals hij nu genoemd wordt, staat te koop. Het zou een ideale plek zijn voor een beeldend kunstenaar of musicus, die naast woon- en werkcomfort nog ruimte zou hebben voor exposities of (huis)concerten. En daarmee zou dit monument, dat deel uitmaakt van Utrechts erfgoed, net als de voormalige Maria Minor weer voor het publiek toegankelijk zijn. Lia Schade van Westrum
9
Kerk en moderne kunst Een moeizame relatie
O
ver het algemeen blijkt er een moeizame verhouding te bestaan tussen moderne kunst en kerk. Afgezien van de ‘officiële kerkkunst’ kom je zelden of nooit in een kerk – van welke signatuur ook – moderne kunst tegen. Waar dit wél het geval is, blijkt de uitvoering van een kunstwerk dat naar inhoud en vorm modern is, veel voeten in de aarde te hebben gehad. Eigenlijk is dit heel vreemd, want vanaf eind negentiende eeuw koesteren moderne kunstenaars hoe langer hoe meer het verlangen om in hun kunst spirituele of metafysische idealen uit te drukken. Idealen die dicht tegen het religieuze aan liggen en die in de traditionele, figuratieve schilderstaal niet goed uitgedrukt konden worden. De spirituele ideeën, de diepere betekenislagen, konden naar de opvatting van de zoekende kunstenaars beter uitgedrukt worden in een schilderkunstige taal die weinig of niets met de zichtbare realiteit gemeen had. Het ontstaan van de abstracte kunst en het verlangen van de kunstenaar een geestelijke (en dus niet de voor het oog waarneembare) werkelijkheid uit te drukken gaan hand in hand. ’Kunstenaar, gij zijt priester…. Kunstenaar, gij zijt koning…. Kunstenaar, gij zijt magiër,’ proclameerde Sâr Peladan, de extravagante voorman van
Thema
de mystieke Rose + Croix (Rozenkruisers) beweging, toen hij in 1892 Nederland bezocht. Theo van Doesburg, de oprichter van De Stijl, dichtte in 1916: De kunst wordt religie De Kunstenaar, de priester, die den wereldwil uitbeeldt, in vormen kleuren woorden klanken. Kunstenaars wilden dus blijkbaar bijdragen aan een spirituele renaissance. Zij gingen daarin zo ver, dat zij in hun enthousiasme dachten dat kunst de religie zou kunnen vervangen of in ieder geval dat de kunstenaar een visionair zou worden, een soort profeet, die de mensen de weg zou wijzen. De verheven aspiraties van de kunstenaars en het geïnstitutionaliseerde christendom (de kerken) sloten helaas niet goed op elkaar aan. Het heeft tot gevolg gehad dat enerzijds kunstenaars die hun innerlijke overtuiging wilden uitdragen uit de kerk geweerd werden en dat er anderzijds een soort officiële kerkkunst is ontstaan.
De Processie van het Heilig Sacrament van Mirakel (1884 – 1888) van Antoon Derkinderen in de Begijnhofkerk van Amsterdam
Eén van de eerste keren dat het in de relatie kunstenaar en kerk mis liep - omdat de kunstenaar een geestelijke inhoud uit wilde dragen in een daarbij passende schilderstaal - was bij de opdracht aan Antoon Derkinderen om een enorm groot schilderij van de Processie van het Heilig Sacrament van Mirakel te maken voor de Begijnhofkerk in Amsterdam. Het was de bedoeling dat een flink aantal vooraanstaande, kapitaalkrachtige katholieken op dit schilderij zou figureren. Zeventig prominente katholieken poseerden voor Derkinderen en hij verwerkte hun portretten in zijn schets voor het uiteindelijke schilderij. Zijn schets toont een kleurig, levendige processie, vol van historische details en herkenbare figuren, met veel oog voor uiterlijke vertoon. De schets was geheel in de geest van de negentiende-eeuwse historieschilderkunst. De opdrachtgever, rector Klönne, was zeer tevreden. Derkinderen echter die – en dat is tekenend – over zijn leermeester Allebé zei: ‘Allebé was een intelligent man … maar hij miste een levengevend geloof ’[i] veranderde van gedachten en wilde in het werk op een ideële manier uitdrukking geven aan de vroomheid uit die middeleeuwse tijd. Dat leek
hem bij nader inzien wezenlijker. In het uiteindelijke schilderij, voltooid in 1888, heeft hij de vorm heel sober gehouden om de inhoud, het opgaan in het geloof, beter tot uitdrukking te laten komen. De figuren van de processie strálen gewoonweg devotie uit. De historische details zijn achterwege gelaten, de vrolijke kleuren van de aquarel zijn vervangen door grijze, murale tinten. De portretten van de bekende Amsterdammers zijn niet meer herkenbaar. Alles is gereduceerd om de vrome gedachte, datgene waardoor de processieleden zich verbonden weten, beter te laten uitkomen. Rector Klönne was woedend en weigerde dit schilderij. Het duurde tot 1929 voordat Derkinderns immense schilderij de plaats mocht innemen waarvoor het bestemd was. Derkinderen heeft dit zelf niet meer mogen meemaken. Hij was toen al overleden.
Eenzelfde lot was de Kruisweg van Aad de Haas (1920 – 1972) beschoren in de kerk van Wahlwiller in Limburg. Uit volle overtuiging en zich inlevend in de lijdensweg van Christus schilderde Aad de Haas een kruisweg in een stijl die even ingetogen was als zijn vrije werk. Uit volle overtuiging ging hij ervan uit dat een kunstwerk dat het resultaat was van een doorleefd, religieus scheppingsproces, juist op zijn plaats was in een kerk. Immers, de kerk is de plek bij uitstek waar geloof mag worden ervaren, uitgedragen en gestimuleerd. Het pakte echter anders uit. Aad de Haas moest zijn kruisweg op Goede Vrijdag 1949 zelf uit de kerk verwijderen. Pas in 1980 werd hij teruggeplaatst. Aad de Haas was toen al vele jaren dood. De ‘affaire Wahlwiller’ heeft zijn leven echter op dramatische wijze getekend. >>>
Boven: De Processie van het Heilig Sacrament van Mirakel, Antoon Derkinderen. Drie afbeeldingen onder: Kruisweg Aad de Haas, Wahlwiller
11
’Niet-religieuze’ kunst in de oud-katholieke kerk Leiden
In 1925-1926 werd de oud-katholieke kerk H.H. Fredericus en Odulphus aan de Zoeterwoudse Singel in Leiden gebouwd. De kunstenaar Chris Lebeau (1878–1945) kreeg opdracht de kerk te beschilderen. Hij kreeg carte blanche. Dit was des te opmerkelijker gezien de politieke voorkeur van Lebeau en zijn onervarenheid met religieuze kunst. De bouwpastor G.A. Smit schreef over Lebeau: ’[Hij] noemde zich religieus-anarcho-communist, maar ik denk, dat wanneer alle mensen zo dachten en zich gedroegen als hij (…), de wereld er heel wat beter uit zou zien.’[ii] In een gestileerde stijl interpreteerde Lebeau de Bijbel op geheel eigen wijze en voegde hij er ook elementen aan toe vanuit zijn eigen politieke overtuiging: zo gaat de personificatie van het Geloof als arbeider gekleed en heeft Lebeau rondom hem de portretten van Lenin, Gandhi en - de van anarchisme beschuldigde - Sacco en Vanzetti geschilderd. Het is nog steeds verbazingwekkend en bewonderenswaardig dat het toenmalige kerkbestuur met de jonge pastoor G.A. Smit deze anarchistische schilder de vrije hand heeft gelaten.
was. Hij maakte school en nadien werden de meeste kerkschilderingen uitgevoerd in deze geest. Hoe waardevol en fraai de kerkschilderingen en ramen van deze ‘officiële’ kerkkunstenaars soms ook kunnen zijn, het heilig vuur breekt er zelden in door. Dat treffen we eerder aan bij de religieuze kunst buiten kerkelijk verband. Religieuze kunst buiten de kerk
Naar aanleiding van zijn eerste religieuze schilderijen, Het Laatste Avondmaal (1909) en Pinksteren (1909), bracht de Duitse kunstenaar Emil Nolde de inzet en de vrijheid die een kunstenaar nodig heeft om vanuit bezieling een religieus werk te maken, treffend onder woorden: ‘Ik had een onweerstaanbaar verlangen naar het uitbeelden van diepe geestelijkheid, innerlijke religie, maar zonder veel willen of weten of overleg. (…) Wanneer ik aan de letter van de bijbel en aan het verstarde dogma gebonden was geweest, denk ik dat ik deze schilderijen van het Avondmaal en Pinksteren, die ik in mijn diepste binnenste vond, niet zo sterk had kunnen schilderen. Ik moest als kunstenaar vrij zijn, geen God voor mij hebben als een staalharde Assyrische heerser, maar God in mij, warm en heilig als de liefde van Christus.[iii]’ De religieuze schilderijen van Emil Nolde werden niet geaccep’Officiële’ kerkkunst Over het algemeen echter gingen de kerkelijke teerd door de Duitse avant-garde en anderzijds autoriteiten er vanaf eind negentiende eeuw steeds werden ze ook niet geaccepteerd op tentoonstelmeer van uit dat de kerkelijke kunst een apart gebied lingen van religieuze kunst, omdat men bang was moest zijn met eigen waarden, vormen, doelstel- de kerk tegen zich in het harnas te jagen. Nolde lingen, met een eigen opleiding en min of meer trok zich gedesillusioneerd terug. Maar niet alleen de officiële kerk, ook de officiële moderne kunst afgescheiden van de moderne ontwikkelingen. De afdeling monumentale kunst op de kunstaca- had moeite met zijn werk, zodra het een religieuze demies, bij uitstek die van de Rijksacademie te inhoud had. Amsterdam, leidde vaak op tot het maken van kunst Een zelfde ervaring hebben andere kunstenaars. voor kerken. Rond de eeuwwisseling ontstond de De wereldberoemde Barnett Newman werd tot neo-monumentale school, waarvan Jan Toorop zijn verbazing genegeerd, zodra hij aangaf dat (1858-1928) de belangrijkste vertegenwoordiger een abstract schilderij een religieuze inhoud had. Newman noemde niet voor niets een belangrijke serie schilderijen de ‘Stations of the Cross’ en Website Wahlwiller: schreef er toen ze in 1966 voor het eerst werden http://come.to/wahlwiller Op aanvraag worden er rondleidingen geëxposeerd de tekst bij: ‘Lema Sabachthani: ‘Why? georganiseerd. Afspraak maken: dhr. M.J.M. Ploemen, e-mail:
[email protected], telefoon: 043 451 2060
Why did you forsake me? Why forsake me? To what purpose? Why? This is the Passion. This outcry of Jesus. Not the terrible walk up the Via Dolorosa, but the question that has no answer.’[iv] Kunstenaars stuitten in de twintigste eeuw - juist door het benadrukken van religieuze bindingen – vaak op weerstand bij het intellectuele, op de avant-garde ingestelde publiek. Pas tegen het einde van de twintigste eeuw is daar verandering in gekomen. Toen pas kon officieel aandacht worden besteed aan de mystieke wortels van veel abstracte kunst, waaronder die van Mondriaan. In de jaren tachtig van de twintigste eeuw hebben bovendien Nederlandse kunstenaars als Hans van Hoek, Krikor Momdjian en vooral Marc Mulders de aandacht gevestigd op de religieuze strekking van hun betekenisvolle kunst. De wereldberoemde Brits-Indiase kunstenaar Anish Kapoor maakte in 2011 in de Basilica di San Giorgio in Venetië een prachtige installatie van een groot rond vat waaruit rook opsteeg naar de gewelven van de kerk. De titel ‘Ascension’ spreekt boekdelen. Over en weer hebben kerk en moderne kunst moeite met elkaar. Dit blijft een eigenaardige zaak, aangezien het ontstaan van de moderne kunst aan het einde van de negentiende eeuw zo nauw verbonden was met de wens een niet zichtbare inhoud, het bovennatuurlijke, het spirituele te verbeelden. Religie en kunst putten deels uit dezelfde bronnen. De combinatie van geloof en kunst geeft ons de mogelijkheid om de diepte van het bestaan te ervaren door middel van de verbeelding. Recente ontwikkelingen doen vermoeden dat er tussen religie, kerk en kunst alsnog een verbond zou kunnen ontstaan. Doris Wintgens Hötte, conservator Museum De Lakenhal
[i] tent.cat. Den Bosch/Amsterdam/Assen 1980 – 1981, p. 18 [ii]Tekst van pastoor G.A. Smit, 9/8/1985 [iii] Wolf – Dieter Dube, ‘Zeichen des Glaubens – Expressionismus’ in tent. cat. Berlijn, 1980, p. 101 [iv] Harald Rosenberg, Barnett Newman, New York, 1978
Muurschilderingen van Chris Lebeau in de oud-katholieke kerk in Leiden
13
Beeld ontmoet ikoon in Kampen
De aankondigingsengel
K
unstenaar Henk Helmantel voelt zich aangesproken door het onvolmaakte. Hij schildert liever een wormstekige appel, dan een appel die volkomen gaaf is. Voorwerpen die sporen van gebruik dragen, zeggen hem meer dan dingen die glanzend nieuw zijn. Dat geldt voor de middeleeuwse religieuze beelden uit zijn verzameling; het geldt ook voor oudere ikonen. Zo ontstond het idee een aantal van deze beelden en ikonen te combineren in de tentoonstelling Beeld ontmoet Ikoon in het Ikonenmuseum in Kampen. Op de flyer van de tentoonstelling staat een tekst van Henk Helmantel. ‘Bij middeleeuwse beelden staan devotie en expressie op de voorgrond. Het gaat niet zozeer om de virtuositeit van de kunstenaar, maar om de kracht van de uitdrukking. Omdat het menselijke, de imperfectie er zo nadrukkelijk in aanwezig zijn, kan ik me erin
Thema
Gethsemané-groep
herkennen. Oudere ikonen hebben dezelfde loutering. De tijd heeft als een zeef gewerkt met het craquelé, de aangetaste huid en de kenmerken van het gebruik die op de ikoon zijn achtergebleven. Juist deze aantasting versterkt de essentie van het kunstwerk.’ Hemel en aarde
De imperfectie van het uiterlijk in technische zin: het vormt inderdaad een schakel tussen de ikonen en de beelden, evenals de thematiek van beide kunstvormen. Toch merk ik, terwijl ik de tentoonstelling bekijk, steeds weer dat de beelden mij meer aanspreken dan de ikonen. Ik denk dat dat onder meer valt toe te schrijven aan het feit dat de onvolmaaktheid van het menselijk bestaan in de beelden beter te herkennen is. De ikonen zijn onaards, sereen. Onecht, zou je ook kunnen zeggen. Onecht volgens onze aardse manier van denken. Hun doel
Gethsemané-groep
is zichtbaar te maken wat onzichtbaar is. Vandaar ook het veelvuldig gebruik van symbolen, die ons niet altijd op het eerste gezicht duidelijk zijn. en die moeten helpen om de hogere, hemelse werkelijkheid zichtbaar te maken. Vanuit het perspectief van waaruit geschilderd is dat natuurlijk de echte werkelijkheid, maar de gewone, aardse werkelijkheid staat nu eenmaal dichter bij ons. De goddelijke en de menselijke maat
Neem bijvoorbeeld de ikoon van de heilige Joris naast het beeld van Martinus en de bedelaar. Machtig torent Joris uit boven de draak, die verslagen op de grond ligt. Boven het hoofd van Joris de kroon, als symbool van de triomf van het goede over het kwaad. Daarnaast zien we hoe de heilige Martinus met een gebaar van innig, menselijk mededogen zijn mantel om de bedelaar slaat, die hulpzoekend naar hem opkijkt. Helmantel schrijft hierbij:
‘Beide beelden tonen een moment van goeddoen, maar Joris toont de goddelijke maat en Martinus de menselijke maat.’ Die tegenstelling tussen de goddelijke en de menselijke maat zien we ook in de zaal waar de Piëta van een onbekende kunstenaar uit de zestiende eeuw staat. Met intense droefheid en diepe concentratie buigt de moeder zich over het gemartelde lichaam van haar zoon; met oneindige tederheid ondersteunt zij zijn hoofd en zijn elleboog; zijn levenloze hand rust in een machteloos gebaar op haar arm. Het is het enige moment waarop de Slavische kerkmuziek die het museumbezoek begeleidt, mij stoort. Bij dit beeld zou beter het Stabat Mater van Pergolesi passen. Het kost me moeite mijn aandacht van dit beeld op de ernaast hangende ikoon van de Moeder Gods te richten. Sereen, verheven boven alle menselijk leed, zoals ze ook afgebeeld
Johannes de evangelist
is op de andere ikonen in de zaal, waartussen dan weer het beeld van een glimlachende Maria met haar glimlachend kind vertederend gewoon aandoet. Hemel ontmoet aarde
Er zijn momenten waarop hemel en aarde elkaar ontmoeten. Bijvoorbeeld bij de beeldengroep Gethsemané. Twee slapende discipelen, Petrus, een oude, vermoeide man, Johannes, die doet denken aan een slapende jongen in een trein en Jacobus, die nog wakker is. Hij wijst een passage in een boek aan. En afgewend van hen: de geknielde Christus. Oorspronkelijk knielde Hij voor een engel, die hem een beker voorhield. Maar de engel is verloren gegaan. In plaats daarvan kijkt Christus nu naar een ikoon van het Vaderschap, een voorstelling van de Heilige Drievuldigheid. Dit is maar een kleine greep uit de tentoongestelde
werken. Er is zoveel te zien, te overdenken en te verwerken, dat één bezoek niet genoeg is. De ikonen zijn er altijd en zijn op zichzelf een bezoek aan Kampen waard, maar het is een bijzonder voorrecht deze prachtige beelden te mogen zien. De tentoonstelling duurt tot 3 november 2012. Op 10 november start de expositie “Bezieling”. Op deze tentoonstelling worden schilderijen van Helmantel gecombineerd met ikonen. Helmantel schildert vooral stillevens en kerkinterieurs. Wie niet tot november kan wachten, kan een blik werpen op zijn website, www.helmantel.nl, of een bezoek brengen aan Museum de Weem in Westeremden en/of aan het klooster Ter Apel, waar permanent schilderijen van Helmantel en voorwerpen uit zijn collectie geëxposeerd worden. Voor meer informatie over het Ikonenmuseum: www. alexanderstichting.nl Adrie Paassen
15
Hout werkt. Hout verbindt. Cultuuruitwisseling doet goed De Stichting Oost-Europa Projecten (www.stoep. eu/nl/) werd door Ada en anderen opgericht in 1980 om in Oost-Europa activiteiten op het gebied van cultuur, kunst, onderwijs, media en (eco)toerisme mogelijk te maken. Die beginperiode van kennismaking met de cultuur en mensen uit Bulgarije lag nog in het kille oost-westdenken, ver voor het opengaan van het IJzeren Gordijn. Bulgaarse kunstenaars werden destijds uitgenodigd naar Nederland te komen om zich vrij te kunnen verdiepen in de kunst. Was of is het niet belangrijker om hulp te bieden bij de eerste levensbehoeften in het veelal arme OostEuropa? Ton: ‘Natuurlijk zijn ook wij begaan met de armoede. We hebben ook dozen medicijnen en zelfs een ambulance en een röntgenapparaat binnengesmokkeld. Met de actie ‘Geef ze de vijf ’ (vijf gulden voor één week eten) haalden we 100.000 gulden op! Wij zijn wel tegen vrachtwagens vol kleren of voedsel, die de locale economie schaden. Maar de mens leeft niet bij brood alleen. Juist in de communistische tijd is de kracht van kunst gebleken. Net als religie biedt kunst toegang tot verborgen bronnen van energie en liefde, die sterker zijn dan de macht van de dictatuur. Kennis nemen van andere culturen is een verrijking van ons bestaan.’
D
Ikonen
oor een toevallige ontmoeting eind jaren zeventig kwam Ton Delemarre, parochiaan in Dordrecht, in contact met een kunstenaar uit Bulgarije. Sinds die tijd speelt de Balkan een grote rol in het leven van Ton en zijn vrouw Ada. Zo waren zij onlangs in Dobrinisjte in het zuidwesten van Bulgarije betrokken bij het beeldhouwersymposium WOOD800, een project van STOEP.
Thema
In Dordrecht stak het enthousiasme van Ton en Ada voor de Balkancultuur ook anderen aan. Er volgden een stroom van uitwisselingen en ook tentoonstellingen in de Grote Kerk. Dit jaar wordt - voor de zestiende keer inmiddels - een cursus ikoonschilderen gegeven onder leiding van de Bulgaar Martin Mandaliev. In voorgaande jaren bood de Dordtse oud-katholieke parochie de
Omklede hooipalen naast de opkamer Parochie in Zaans erfgoed
mogelijkheid om de ikonen te laten wijden tijdens haar vieringen. WOOD800
In het project WOOD800 ontmoetten drie Bulgaarse en drie Nederlandse beeldhouwers elkaar om in het centrale parkje van Dobrinisjte sculpturen te maken. De gemeente Dobrinisjte, de plaatselijke bevolking, scholieren, studenten beeldende kunsten en de lokale horeca waren betrokken bij het evenement. Volgens de burgemeester van Dobrinisjte kan het symposium een culturele en toeristische opsteker voor zijn gemeente betekenen. WOOD800 is meer dan alleen een artistieke uitwisseling. Het doel van dit STOEP-project is het leggen van verbindingen tussen de Nederlandse en Bulgaarse cultuur en samenleving. Ton: ‘Ons is uit ervaring gebleken dat een ikoonwijding door een Bulgaarse pope kan leiden tot betrokkenheid van de Dordtse parochie hier die zich inzet voor een catechisatielokaal daar; dat het domme beeld van die ‘achterlijke’ Oost-Europeanen wordt recht gezet door exposities van hun veel oudere cultuur en vooral door persoonlijke banden van liefde en vriendschap; dat onze westerse ideeën over geld, goed en geluk gecorrigeerd kunnen worden door kennis te maken met een arme, maar hechte samenleving met een levensblije inslag en een veel diepgaander omgang met leed en dood. Ook op gebied van vroomheid en devotie kunnen we veel leren van de ongecompliceerde en innige geloofsbeleving in de orthodoxie.’ Inge van Maaren, met dank aan Ton Delemarre
D
e parochie van Krommenie bewaart een bijzonder stukje cultureel erfgoed: de oudkatholieke schuilkerk van de heilige Nicolaas. Een uniek gebouw, inclusief orgel, interieur, gewaden en kerkzilver. Het klinkt als een beschrijving van een museum, maar zó voelt het helemaal niet! De kerk is Gods huis én een dierbaar thuis voor onze parochie en ze verbindt mensen uit het verleden met ons en met degenen die na ons zullen komen. Het is hier niet begonnen met wierooklucht en kerkzang, maar met mestgeur en geloei van koeien – het gebouw was oorspronkelijk een (vaar)boerderij (langhuisstolp-type). De huidige kerkruimte was koeienstal en schuur, de pilaren zijn eigenlijk verfraaide en omklede hooipalen. De ‘bibliotheek’, onze parochiekamer waar we temidden van de boeken van een oudpastoor koffie drinken of
gemeentevergadering houden, was de opkamer. En waar nu de pastorie is, woonde toen de boer met zijn gezin. De grote ‘extreme make-over’ van het gebouw begon in 1612. De katholieken van Krommenie gingen toen waarschijnlijk stiekem kerkdiensten in deze boerderij houden. In 1628 werd de boerderij gekocht door Aechte (=Agatha) Claesz, een rijke katholieke weduwe. Zij bekostigde niet alleen een complete kerk, maar schonk ook een zilveren kelk. We gebruiken hem nog elke zondag in de eucharistieviering. Misschien heeft zij ook het altaarschilderij (Christus’ verrijzenis, van Thomas Willebrord Bosschaert) en een aantal kazuifels geschonken. Op één van de kazuifels is haar naamheilige Agatha afgebeeld, dus wie weet. Met feestdagen worden de oude gewaden nog steeds gedragen. Alleen voor de roze koorkap – vermoedelijk gemaakt van een trouwjapon – doet zich
nooit een gelegenheid voor. In 1939 heeft men in de kolenkelder een schildering op drie planken ontdekt, die een kopie bleek te zijn van ‘De Kruisiging’ van Rubens. Het schilderij hangt nu mooi in de altaarruimte. Er staan ook drie houten, laat middeleeuwse beelden. Oorspronkelijk in bonte kleuren, later wit geschilderd: Willibrordus, apostel der Nederlanden, Johannes de evangelist en Sint Nicolaas, de patroonheilige van onze kerk. Recentelijk kregen we de laatste als (kopie van een Bulgaarse middeleeuwse) ikoon aangeboden ter gelegenheid van een gouden huwelijksjubileum en de vierhonderdste verjaardag van ons kerkgebouw, die we op zondag 3 juni jl vierden. Onze kerk is een aantal keren bedreigd en gered. In 1702, bij de Grote Brand stopte het vuur net voor de kerk. Nog maar kort geleden, rond 1990, stond het gebouw op instorten, schots en scheef – maar door grote inspanningen en steun van velen kon een ingrijpende restauratie worden gerealiseerd. En zo is het oude gebouw jong gebleven. Zo jong als de parochie eigenlijk. Telkens als we dachten: ‘Nu gaat het toch echt niet meer verder’ kwamen er nieuwe mensen – sinds enkele jaren is er zelfs weer een kinderkerk. Het geheim van het overleven in zo’n bijzonder stuk kerkelijk erfgoed? Gewoon parochie zijn. Diensten houden, feest vieren, open naar buiten blijven. Want hoewel alles onveranderd lijkt door de eeuwen heen, zijn we toch net als de hele Zaan met onze tijd meegegaan. En dan blijken de vrouwelijke priester in een eeuwenoud gewaad en een levendige gemeenschap toch nog een uitdagende zaak voor nieuwsgierige passanten. Martina Liebler, pastoor in Krommenie, met dank aan Koenraad Ouwens. http://krommenie.okkn.nl
17
Kerkelijk erfgoed: een lust en een last
nood gedwongen verkocht men op verschillende plaatsen regelmatig voorwerpen. Zo verdwenen uit Leiden in de negentiende eeuw de zilveren reliekhouders van de patroonheiligen Fredericus en Odulfus; het Rijksmuseum kocht er nota bene een van terug op een veiling in Parijs. Een zekere nonchalance leidde er ook wel toe dat bij wisselingen van pastoors er voorwerpen, met name meubilair, meegingen van de ene plaats naar de andere. En men was ook wel eens royaal in het uitdelen van geschenken uit eigen collectie. Daarnaast verhuisden diverse goederen die soms al eeuwen in een pastorie hadden gestaan, door veranderende smaakopvattingen over wooninrichting, naar zolders of naar de opkoper. Ook was er veel minder aandacht voor voorwerpen die misschien wel geen antiekwaarde, maar wel een historische of stijltypische betekenis hadden. Houten rouwkandelaars hebben het zwaar te verduren gehad en werden nogal eens overgeschilderd in wit of goudkleur. Het was dan ook niet voor niets dat in de jaren zestig van de vorige eeuw de Bisschoppelijke Commissie voor de Pretiosa werd ingesteld en er een strakker toezicht op het beheer van het kerkelijk erfgoed werd ingevoerd; zo is een bisschoppelijke machtiging noodzakelijk wanneer een parochie voorwerpen zou willen verkopen.
Onroerend, roerend en ontroerend
D
e afgelopen decennia is er door de overheid en dankzij particulier initiatief veel geïnvesteerd in het behoud van kerkelijk historisch onroerend goed. Talloze monumentale kerkgebouwen kregen een noodzakelijke restauratie en werden goed onderhouden. Met steun van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en van particuliere fondsen werden eveneens vele historische orgels gerestaureerd of zelfs gereconstrueerd. Daar zijn verschillende voorbeelden van aanwezig in onze kerk. Door de bezuinigingen van de overheid kentert dit riante beeld de laatste jaren echter snel, hetgeen nog versterkt wordt doordat steeds meer kerkgebouwen hun oorspronkelijke functie verliezen en kerkgenootschappen geen geld meer beschikbaar hebben voor het behoud ervan. Veel minder aandacht is er al die jaren geweest voor het roerend erfgoed: die immens grote collectie van schilderijen, beeldhouwwerk, vaatwerk, meubilair en textiel. Het is met name de grote verdienste van de Stichting Kerkelijk Kunstbezit Nederland (SKKN) geweest, dat er binnen de kerken meer aandacht is gekomen voor het behoud en beheer van deze vaak unieke collecties en ensembles. Kostbare zilveren en gouden voorwerpen hebben altijd wel in de aandacht gestaan, maar hoe slecht verging het bijvoorbeeld houten kandelaars en andere voorwerpen die niet uitblonken door esthetische vormgeving, maar wel zeer kenmerkend en zeldzaam waren of nog zijn.
Weet wat je hebt
Uiteindelijk drong het belang van het roerend erfgoed ook door tot de overheid, hetgeen resulteerde
Thema
in de financiële ondersteuning van de inventarisatie van kerkelijk erfgoed, maar wel onder de voorwaarde dat ook de kerken hun steentje bijdroegen. De SKKN heeft zich vanaf de jaren zeventig van de vorige eeuw gericht op het inventariseren van dat erfgoed. Voor het behoud en beheer was de SKKN best bereid tot advisering, maar daar stond geen financiële tegemoetkoming van het rijk tegenover. Wel heeft de overheid een beperkt aantal voorwerpen aangemerkt als behorend tot onvervreemdbaar erfgoed van Nederland; de staf van de bisschop van Deventer behoort daar onder andere toe. Die mag niet verkocht worden of zonder toestemming uitgeleend naar het buitenland. De OKK collectie
De collectie roerend erfgoed van de Oud-Katholieke Kerk van Nederland behoort ‘tot de top van Nederland’, zo luidt steevast het commentaar van Mart van der Sterre, directeur van de SKKN. Je bent er maar klaar mee. Opvallend is dat met name in de Oud-Katholieke Kerk nog veel laatmiddeleeuws textiel bewaard is gebleven, naast gerenommeerd edelsmeedkunstwerk en andere voorwerpen uit de zeventiende en achttiende eeuw. Een reden kan zijn dat de katholieken na de reformatie geen geld meer konden steken in kerktorens, maar zich geheel op de binnenkant van hun kerkgebouwen hebben geconcentreerd. Hoewel de Cleresie nooit echt rijk is geweest, waren het niet de minste geestelijken, die de Utrechtse zijde kozen bij het interne katholieke conflict en ook de middelen hadden om hun kapellen en schuilkerken met smaak in te richten. Als derde oorzaak geldt zeker dat de voorwerpen altijd in gebruik bleven
en dus ook werden onderhouden. Tot wanhoop van kunsthistorici worden op enkele plekken laat middeleeuwse kazuifels of vesperkappen zo nu en dan nog wel gebruikt bij bijzondere gelegenheden. Recent nog werd bij het vierhonderd jarig bestaan van de parochie Krommenie het oude textiel gedragen. Als vierde oorzaak – maar dat is een hypothese – zou kunnen gelden dat de middelen in de negentiende eeuw binnen onze kerk niet meer voorhanden waren en dat er daarom weinig werd vervangen. Stijl
Het herlevende zelfbewustzijn van de roomskatholieken na het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie is terug te vinden in de kerkbouw en het laten vervaardigen van voorwerpen voor de eredienst in de negentiende en eerste helft van de twintigste eeuw. De neogotiek was hier in het begin de allesoverheersende stijlvorm. Het kan haast niet anders dan dat de animositeit tussen rooms- en oud-katholieken de reden was dat de laatsten zeker niet voor deze ‘roomse’ stijl kozen, met als gevolg dat men niet met de mode meeging en behield wat men had. Bij nieuwbouw van oudkatholieke kerkgebouwen werd eind negentiende en begin twintigste eeuw dan ook vaak gekozen voor andere neostijlen als de neoromaanse, de neobarokke of de classicistische stijl. (Utrecht, Hilversum, Rotterdam).
De actuele situatie
Mede dankzij steun van de kerk en kerkelijke fondsen werd de inventarisatie door de SKKN herhaald in de jaren negentig en in het begin van deze eeuw. Binnen het Nederlandse kerkelijk landschap zijn wij de enige kerk die haar collectie volledig in beeld heeft. Op een aantal plekken kon nog een aparte inventarisatie gemaakt worden van het zeer kwetsbare textiel. Dat alles neemt niet weg dat de eerste zorg voor behoud en beheer bij de eigenaars, de parochies, ligt. En daar is vaak onvoldoende kennis, tijd en geld aanwezig om optimaal te zorgen voor het overgeleverde erfgoed. De commissie voor de Pretiosa
Teloorgang
In de voorbije eeuwen was er weinig of geen toezicht op het kerkelijk erfgoed. De meeste parochies hadden wel een inventarislijst, maar door financiële Boven: altaar in de schuilkerk van Krommenie. Onder: bisschop Dick Schoon in ‘het oude textiel’.
19
Links: Parochiekerk in Leiden. Rechts: Het altaar in de Namen Jesu Kirche, Bonn
kan slechts spaarzaam adviseren en node wordt een soort erfgoedconsulent gemist, die parochies met raad en daad terzijde kan staan. Die behoefte wordt alleen maar groter nu ook het SKKN is opgeheven en het nog de vraag is of dit kenniscentrum op een andere plek in afgeslankte vorm kan overleven. Het onder de aandacht brengen van speciale gidsjes over hoe om te gaan met textiel of metaal kunnen helpen, maar kennis verloopt snel en er is te weinig oog voor wat zeldzaam en van een bijzondere historische betekenis is. Kunsthistorici zullen eerder daarop wijzen dan op de steeds wisselende esthetische waardering.
hebben te lijden onder de last van het kerkelijk erfgoed. In sommige altaarruimten kan men letterlijk de kont niet keren door tafeltjes, vesperstoelen en wat dies meer zij. Een niet meer gebruikte communiebank – hoe schitterend ook gesneden – kan een behoorlijke sta in de weg zijn, zo ondervond bijvoorbeeld de parochie Amersfoort. En dat blijft hij ook, omdat Monumentenzorg het verplaatsbaar maken ervan eenvoudig verbiedt. En zo is de altaarruimte in tweeën gedeeld, met een vieraltaar voor de communiebank en een lege ruimte daarachter, waar het oude muuraltaar nog staat te pronken. In vele kerkgebouwen hebben trouwens
Sculptuur ‘Zon’ van Giel Clijsters in St. Vitus, Hilversum
De lasten: kerkinrichting en vormgeving
Oud-katholieken hebben soms wonderlijke opvattingen: bij liturgie denkt men al snel dat de verworvenheden van enkele tientallen jaren oud er altijd al zijn geweest en dat ze daarom ook niet meer veranderd mogen worden. Zo gaat het ook met de kerkinrichting. Wanneer men een nieuwe maagdelijke kerkruimte in gebruik neemt, wordt deze binnen de kortste keren gevuld met achttiende- of negentiende-eeuwse goederen en schrikt men er niet voor terug de variëteit aan wijzen van vieren in te perken door het plaatsen van elders buiten gebruik gestelde communiebanken, vesperstoelen en dergelijke. Ook bestaande kerkgebouwen
de veranderende inzichten over de wijze van vieren van de liturgie geleid tot halfslachtige oplossingen, waarbij ongebruikte muuraltaren werden behouden en er soms onooglijke tafels werden voorgezet. Ruim veertig jaar geleden haalden wij de communiebank weg uit het kerkje in Leiden en plaatsten een vieraltaar; het kwam nog wel tot weghalen van de marmeren kaarsenbanken, maar het helemaal verwijderen van de donkere altaartombe durfden we toch niet aan. Dan was men in de Engelmunduskerk te IJmuiden een stuk consequenter. Oud-katholieken lijken soms alleen te kunnen vieren in het interieur van een schuilkerk. Voor
hedendaagse vormgeving is er nauwelijks plaats of geld, terwijl er wel overal iconen – toch ook geen kunsthistorische bijdrage uit eigen cultuur – opduiken. Het is toch opmerkelijk dat men in Gouda nog niet zo gek lang geleden een nieuw kazuifel liet vervaardigen naar het oude gotische model, oneerbiedig een ‘vioolkist’ genoemd. Dat getuigt er toch van dat men volledig voorbij wenst te gaan aan modernere vormgeving. Het kan ook anders: in het eerder genoemde Leiden durfde men het in 1926 aan om alle wanden van het gebouw aan de binnenzijde te laten voorzien van eigentijdse schilderingen door de anarchistische kunstenaar Chris Lebeau. Met een uniek resultaat, maar dat is al weer lang geleden. Bij de kerkbouw van Den Helder in de jaren negentig is men wel van een concept uitgegaan, maar dat heeft geleid tot een mijns inziens zeer onpraktische oplossing, waarbij altaar, tabernakel, ambo’s op gemetselde voeten staan en dus niet verplaatsbaar zijn. Je zal er maar als bisschop tussen door moeten laveren. Maar daar is het bij gebleven, terwijl kerken in Engeland of Duitsland laten zien dat eeuwenoude architectuur uitstekend kan samengaan met uiterst modern vormgegeven meubilair; de begin juni door de Duitse zusterkerk in gebruik genomen Namen Jesu Kirche in Bonn is daar een geslaagd voorbeeld van. In dat opzicht willen wij blijkbaar niet van ons antiek imago af. Het zou het onderzoek eens waard zijn om te bezien hoe de wijze van vieren en het interieur van het kerkgebouw elkaar wederzijds beïnvloeden. En of we daar bewust voor kiezen of dat we gevangen worden gehouden door ons eigen kerkelijk erfgoed. Weggooien die ouwe handel? Dat ook weer niet: beheer het erfgoed goed en benut het als culturele blikvangers voor bezoekers, maar laat het niet als ‘heilige’ voorwerpen je doen en laten bepalen en maak van je kerkgebouw geen uitdragerij. En laat er ook ruimte zijn voor nieuwe beeldtaal en ruimte voor de ruimte. Emile Verhey
21
Even kijken bij … Hengelo (Ov) Thuis bij de Twente Statie
D
e Statie Twente is de meest oostelijke voorpost van de Oud-Katholieke Kerk van Nederland. De oud-katholieke gemeenschap is al meer dan veertig jaar aanwezig in deze regio. De grootte is tot op heden bescheiden gebleven. De Statie mag zich sinds december 2010 verheugen in een nieuw kerkgebouw in het centrum van Hengelo. De Statie Twente zet in op groei en hoopt door dit nieuwe gebouw in het centrum van Hengelo op vijf minuten loopafstand van het station meer belangstellenden te trekken. En over belangstelling vanuit Twente hebben we niet te klagen. Onze aanwezigheid op een centrale locatie begint al vruchten af te werpen, want we mogen vele nieuwe mensen verwelkomen.
Dat is een lofwaardige gedachte bij binnenkomst: de deur staat open. Het interieur
Aan de inrichting wordt nog gewerkt Om de exploitatie rond te krijgen is het de bedoeling dat het gebouw niet alleen als kerk, maar ook voor andere doeleinden gebruikt zal worden. Wensen van alle betrokkenen worden geïnventariseerd en met beperkte middelen wordt in fases gewerkt om een maximaal resultaat te krijgen. Na een jaar gebruik en wat geschuif is de huidige opstelling ontstaan voor het gebruik van het gebouw als liturgische ruimte. Vieringen
De Oud-Katholieke Statie Twente en Ommelanden is toegewijd aan de Heilige Lebuïnus. Lebuïnus was werkzaam in deze regio net als Ludgerus. ‘Van de Heilige Ambrosius tot Lebuïnus en al uw heiligen,’ was een bekende zin uit het vroegere eucharistisch gebed. Het gebouw
Een markant modern gebouw, oostwaarts gericht, waarin de kenmerken van de voormalige synagoge behouden zijn gebleven. Het gebouw is ontworpen door een architectenbureau, stamt uit 1966 en biedt plaats aan maximaal vijftig personen. Het heeft een tentdak, een knipoog naar het op reis zijn: we zijn als mensen onderweg. Op de gevel links naast de entree prijkt de opengeslagen Bijbel met psalm 118 vers 20: Ja, dit is de poort van de Heer: de rechtvaardigen mogen hier ingaan.
Even kijken bij...
Twee keer in de maand is er een eucharistieviering met een gemiddeld bezoek van zo’n twintig personen. Het aantal kerkgangers vertoont een stijgende lijn. Het koor (cantorij) verleent maandelijks zijn medewerking aan de viering. Na afloop van de dienst is er altijd koffie met wat erbij om nog even met elkaar na te praten. De Statie Twente onderhoudt ook contacten over de grens met de Alt-Katholische Pfarrgemeinde St. Johannes in Münster. Zo was er op zaterdag 21 april 2012 een ontmoetingsdag georganiseerd door de Alt-Katholische Kirche (AKK) Münster. De Statie Twente werd hartelijk welkom geheten door Pfarrer Reinhard Potts en zijn mensen. De kleine diaspora gemeenschap Münster, omvattend het gebied Münsterland en een deel van Ostwestfalen, bestaat officieel sinds 1959 en maakt gebruik van de Trinitatis Kirche van de Evangelische Kerk. De eucharistieviering was tweetalig en met
luider stem werden de gezangen beurtelings ten gehore gebracht. Pastoor Homan sprak de preek in voortreffelijk Duits en het was een bijzondere gezamenlijke viering. Kenmerken
Maandelijks wordt er het mededelingenblad Lebuïnus Kompas uitgegeven via e-mail of desgewenst als hardcopy per post. Er wordt gestreefd naar een actuele en bondige berichtgeving. De Twentse gemeenschap wordt gerund door (nog) een kleine groep mensen, waarvan ieder zijn steentje bijdraagt om het voortbestaan te waarborgen. Hoe verschillend we allemaal zijn, men vangt elkaar goed op en na afloop van de dienst wordt alles netjes opgeruimd. Als de parochie groeit, kunnen de zaken natuurlijk nog beter worden geregeld; vele handen maken immers licht werk. Het is een rotsige bodem waarop het kerkzaad is uitgestrooid. Het adagio is daarom Crescendo Gramen Sementat of te wel al groeiende brengt het zaad vruchten voort. Wim de Rijk, penningmeester Statie Twente
Naam: Statie Twente Aanwezig sinds: 2002 (in diaspora sinds ca 1968) Website: http://twente.okkn.nl Het Ding van ... Elke parochie heeft wel iets opvallends. Wilt u weten wat Het Ding van Twente is? Kijk dan op http://www.okkn.nl Viering in Hengelo met Pfarrer Reinhard Potts en pastoor Klaas Jan Homan
23
Pelgrimeren in Jannum Nieuw initiatief
Diakenen
Feestelijke wijdingen
Restauratie
Goudse pastorie
Colofon De Oud-Katholiek is een periodieke uitgave van de Oud-Katholieke Kerk van Nederland, verschijnt zeven keer per jaar en wordt verspreid op alle oud-katholieke adressen in Nederland. Redactie Robert Frede, Inge van Maaren, Adrie Paasen, Louis Runhaar, Wietse van der Velde, Emile Verhey Redactieadres
[email protected] of: Kamerlingh Onnesweg 167 1223 JE Hilversum
Officiële berichten Verantwoording foto’s: (voor zover bekend): Voor-, achterkant, pg 3, 11, 18 schilderingen Chris Lebeau, Leiden: Dio van Maaren, pg 5 Tom Mulder, pg 6 Foto Isocino, pg 7 Frank Hanswijk, pg 8,9 A. Derkinderen, Begijnhofkapel: Tom Haartsen, pg 9 Wahlwiller: Henk Geraedts, pg 12, 13: Ikonenmuseum Kampen, pg 14: STOEP, pg 18 Namen Jesu Kirche: Heike Kiefel, pg 19: Inge van Maaren, pg 21: Rina Homan, pg 22 Delft: Jan Fondse, pg 4,15,17,18: Dio van Maaren.
Vormgeving Sync. Creatieve Producties, Hilversum
Het idee: een retraite/pelgrimage van drie dagen in Jannum, een klein terpdorpje in Friesland, met hooguit veertien vrouwen. Janneke Lettinga, een van de bedenksters van dit nieuwe initiatief van de Bond van Oud-Katholieke Vrouwen, vertelt erover: ‘Het uitgangspunt van de retraite is pelgrimeren, je onbekende eigen weg gaan. We bieden geen ingevuld programma of verzorgde reis aan; van de deelnemers wordt een actieve inbreng gevraagd bij de vieringen, het bereiden van de maaltijden en de gesprekken. Ook moet ieder zelf kiezen voor een eigen weg. Dat kan het wandelen of fietsen van een route zijn, maar ook kan gekozen worden voor een creatieve reis in schilderen, kleien of mandala’s maken. En: ga je alleen of kies je een ander om mee op weg te zijn? Er is tijd voor het individu naast momenten van met elkaar zijn. We zullen samen praten over: Wat is geloven voor jou? Ook wordt de deelnemers gevraagd een cd mee te nemen met muziek die past bij hun eigen geloofsverhaal. Op bokv.okkn.nl staat alle informatie over deze pelgrimage.
En dan nog dit
Na de diakenwijding van pastoraal werker Robin Voorn in Delft op zondag 10 juni (foto links), is het opnieuw feest aan het einde van de zomer. Op zondag 26 augustus zal mevrouw drs. Joke Kolkman gewijd worden tot diaken in de parochiekerk van de HH.Petrus en Paulus, genaamd ‘Het Paradijs’, aan de Nieuwe Binnenweg te Rotterdam. Robin (1981) is werkzaam als leerkracht levensbeschouwing en schoolpastor op een van de zes locaties van het Stanislascollege te Delft. Sinds 1 mei 2011 is hij aan de Delftse parochie verbonden als pastoraal werker. Samen met zijn vrouw en zoon woont hij in de pastorie aan het Bagijnhof. Joke (1962) rondde eerder dit jaar haar studie af aan het Oud-Katholiek Seminarie en wordt per 1 september aangesteld in het pastoraat van de parochie Arnhem en de kerngroep Nijmegen. Zij is al jaren werkzaam in het categoriaal pastoraat en functioneert al enige tijd als coördinator van de Werkgroep Vorming en Toerusting. Joke is gehuwd met Herman Toorman en het echtpaar heeft twee kinderen.
In september 2010 is een aanvang gemaakt met de renovatie van de Goudse pastorie. Er worden diverse gebruiksfuncties in ondergebracht; een parochiecentrum, kantoorruimtes en een stijlvol appartement. De renovatie zal in juli a.s. zijn voltooid. Aan de renovatie ging een lange en intensieve voorbereiding vooraf. In 2004 werd al aangevangen met een onderzoek naar hoe een kostendekkende exploitatie van de pastorie zou kunnen plaatsvinden. Er moest daarnaast een visie worden ontwikkeld om ervoor te zorgen dat een deel van de pastorie als parochiecentrum kon functioneren. In dit proces participeerden het kerkbestuur, de aartsbisschop en de Financiële Raad. Bij externe deskundigen zijn adviezen ingewonnen. In 2008 was het zover dat het plan, door de Aartsbisschop en de Financiële Raad kon worden goedgekeurd. Voor de financiering zijn bij het Nationaal Restauratiefonds en kerkelijke fondsen langlopende leningen afgesloten. Deze leningen zullen worden afgelost uit de huuropbrengsten. Jan Fondse
Productie Nilsson, Goes ISSN 0 167 3963 Redactiesluiting: 25 juli 2012 De volgende Oud-Katholiek verschijnt omstreeks begin september 2012. Abonnement Bent u niet oud-katholiek maar wilt u deze uitgave wel graag ontvangen? Voor € 25 per jaar zenden wij u het blad graag toe. Een briefje met volledige adresgegevens kan naar: registratie De Oud Katholiek, Koningin Wilhelminalaan 3, 3818 HN Amersfoort. Mailen kan ook:
[email protected] Blad niet ontvangen? Neem eveneens contact op met bovengenoemd adres. Giften zijn welkom op ING 225.000 t.n.v. OudKatholieke Kerk van Nederland te Amersfoort.
Agenda 15 - 19 augustus Internationaal Lekenforum in Wahlwiller 20 - 24 augustus Internationale Oud-Katholieke Theologenconferentie in Neustadt
De Aartsbisschop van Utrecht heeft: • met ingang van 1 mei 2012 dhr. G.C. van Eldijk benoemd als kerkmeester van de parochie van de H.H. Petrus en Paulus te Rotterdam voor een periode van vier jaren. • met ingang van 1 mei 2012 benoemd als kerkmeester van de parochie van de H.H. Johannes de Doper, Maria Magdalena en Laurentius te Schiedam mw. C.M. den Boer-Nieuwenhuizen, de zeereerwaarde heer J.W. de Haan, dhr. J.W.A. van der Meer, dhr. A. Stam en de hoogeerwaarde heer W.B. van der Velde. • met ingang van 1 juli 2012 mw. J.C.P. Bosvelt eervol ontslag verleend als secretaris van het bestuur van de Statie Zeeland. Per diezelfde datum zijn de heer J. van der Linden en de heer L.W. Binnenmarsch benoemd als resp. secretaris en penningmeester van het bestuur voor een periode van vier jaren. • met ingang van 1 februari jl. mw. I.J.van Maaren -Spruit eervol ontslag verleend als lectorvan het aartsbisdom De bisschop van Haarlem heeft: • met ingang van 1 juli 2012 de heer H.J. Groen en mw. L.J. Korbee herbenoemd als kerkmeester van de parochie van de H. Engelmundus te IJmuiden, voor een periode van vier jaren. • met ingang van 1 april 2012 mevrouw T. Takken herbenoemd tot lector van het bisdom Haarlem, voor een periode van vier jaren. • met ingang van 1 juni 2012 de heer J.P. van Riessen herbenoemd tot lector van het bisdom Haarlem, voor een periode van vier jaren. Het Collegiaal Bestuur heeft: • met ingang van 1 juni 2012 de heer N. Lentenherbenoemd als penningmeester van het bestuur van de Stichting Oud-Katholiek Museum, voor een periode van vier jaren. Namens het Collegiaal Bestuur, E.M.P.P. Verhey, secretaris
Service
TNAKRETHCA ED
Het is beslist waar, zoals de filosofen zeggen, dat het leven naar achteren moet worden begrepen. Maar ze vergeten de andere kwestie, dat het leven naar voren moet worden geleefd. Søren Kierkegaard