Gerechtshof Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem Rolzitting van 6 juli 2010 Rolnr.: 200.043.825
MEMORIE VAN ANTWOORD Inzake:
de stichting STICHTING KOERSPLANDEWEGKWIJT, statutair gevestigd te Eindhoven; hierna te noemen: de Stichting;
geïntimeerde, advocaat: prof. dr. E. Lugens
tegen:
de naamloze vennootschap AEGON SPAARKAS N.V. (voorheen Spaarbeleg Kas N.V.), statutair gevestigd te 's-Gravenhage; hierna te noemen: AEGON;
appellante, procesadvocaat: mr. W.H. van Baren advocaten: mr. W.H. van Baren en mr. B.W.G. van der Velden
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt
1
De Stichting zegt voor antwoord het volgende:
I O. KERN VAN HET STANDPUNT VAN DE STICHTING 0.1.
Partijen hebben in dit geschil (in eerste aanleg) veel argumenten en stukken geproduceerd. Er is door appellante, hierna aangeduid als AEGON, thans een - zeer - lijvige memorie van grieven neergelegd.
0.2.
De problematiek waar het om gaat naar de kern teruggebracht is echter betrekkelijk eenvoudig. Door de veelheid van stukken en argumenten wordt getracht het ondoorzichtiger te maken dan het is.
0.3.
Die kern omvat twee standpunten van de Stichting:
I)
Er
IS
geen
contractuele
grondslag
voor
de
in
rekening
gebrachte
premie
overlijdensrisicoverzekering; 2)
Er is sprake van misleiding doordat in met name in de brochures een misleidende voorstelling van zaken is gegeven omtrent bereikbare eindkapitalen.
0.4.
De Stichting (resp. de belanghebbenden waarvoor Stichting Koersplandewegkwijt opkomt) krijgen hierdoor aan uitkering uit de Koersplan overeenkomsten niet wat zij konden en mochten verwachten en ondervinden (daardoor) schade.
0.5.
AEGON betwist beide zojuist genoemde standpunten van de Stichting maar heeft geen van beide punten afdoende kunnen weerleggen.
0.6.
AEGON beroept zich op wat zij "indirecte transparantie" noemt, hetgeen feitelijk echter betekent dat AEGON vindt dat zij geen informatie had hoeven te geven.
0.7.
AEGON beroept zich bij grieven uitgebreid op een "maatschappelijk debat" en op door anderen
(dan
de
Stichting)
gesloten
akkoorden
over
beleggingsverzekeringen
(woekerpolissen),. Een maatschappelijk debat is gevoerd met slechts enkele partijen, niet de Stichting, dat debat doet niet af aan de standpunten van de Stichting in deze procedure, dat debat heeft niet geleid tot maatschappelijk draagvlak voor de standpunten die AEGON inneemt en daarbij hebben die door AEGON gestelde gesloten akkoorden voor de Stichting geen (feitelijke of juridische) relevantie of binding nu deze akkoorden niet met de Stichting zijn gesloten.
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt
2
INDELING van de memorie van antwoord 1. Inleiding
2. Kernmerken Koersplan en hetgeen deelnemers mochten verwachten 3. De hetekenis van overlijdensdekking en overlijdensrisicopremie 4. De misleidende voorstelling van zaken 5. Het maatschappelijk debat en de woekerpolisakkoorden 6. Nadere weerlegging grieven overlijdensrisicoverzekering 7. Nadere weerlegging grieven maatschappelijk debat 8. Collectieve actie en ontvankelijkheid Stichting 9. Inhond overeenkomsten 10. Overige pnnten 11. Formnlering eigen vorderingen Stichting 12. Conclnsie
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwiit
3
1.
Inleiding
1.1.
Dit geschil betreft het product Koersplan. Koersplan is een beleggingsverzekering in de vonn van een spaarkasovereenkomst die destijds werd aangeboden door Spaarbeleg Kas N.V. De verplichtingen uit hoofde van de spaarkasovereenkomst zijn overgegaan op AEGON (de Stichting zal voor het gemak telkens over AEGON spreken, ook wanneer hiennee de handelingen en gedragingen van destijds Spaarbeleg Kas N.V. zijn bedoeld).
1.2.
De procedure betreft de spaarkasovereenkomsten die zijn tot stand gekomen in de jaren 1989 tot en met 1998.
1.3.
ttttttttt
De Stichting, Boosten, Brinke hebben het geschil bij 88888en Massen-ten 888 Hoogeveen @@@@@@@@ dagvaarding van 14 oktober 2005 aanhangig gemaakt bij de rechtbank Utrecht. Het geschil is in die dagvaarding in eerste aanleg duidelijk omschreven en afgebakend. Het ging en gaat in hoger beroep om twee punten (zie onder meer par. 5 dagvaarding in eerste aanleg):
I) Misleiding in de brochures (die mede grondslag waren voor het sluiten van de spaarkasovereenkomsten) over de mogelijke (netto)rendementen; 2) Misleiding over, althans het niet overeengekomen zijn (zie onder meer par. 162 dagvaarding in eerste aanleg) van de premie overlijdensrisicoverzekering, zoals AEGON die in rekening heeft gebracht.
1.4.
Het geschil heeft derhalve een andere inzet dat de producten die bekend zijn geworden onder de naam "woekerpolis". Bij de woekerpolis gaat het om - veelal buitensporige - kostenonttrekkingen die of niet zijn overeengekomen of als maatschappelijk niet aanvaardbaar worden aangemerkt. Bij Koersplan gaat het om misleiding bij het aangaan van de overeenkomst en het ontbreken van een (contractuele) grondslag voor het in rekening brengen van een/de overlijdensrisicopremie. Reeds daarom merkt de Stichting nu al op, hebben de zogenaamde woekerpolisakkoorden geen relevantie voor Koersplan. Overigens merkt de Stichting hierbij wellicht ten overvloede op dat haar bezwaren zich in zoverre ook richten tegen de kosten, voor zover als onderdeel
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt
4
van de overlijdensrisicopremie door AEGON ten onrechte ook kosten in rekening zijn gebracht (zie par. 6.6 van de memorie van grieven in het geding tussen partijen onder rolnr. 200.047.090).
1.5.
De rechtbank Utrecht heeft na tussenvonnissen van 6 juni 2007 en 6 augustus 2008, een wijziging van eis, bewijsleveringen en diverse stukkenwisselingen, op 13 mei 2009 een eindvonnis gewezen.
1.6.
Zowel de Stichting als AEGON hebben hoger beroep ingesteld bij Uw Gerechtshof. Het geschil betreffende het door de Stichting ingestelde hoger beroep loopt bij het Gerechtshof onder nr. 200.047.090. In dat geding heeft de Stichting op 30 maart 2010 de memorie van grieven ingediend.
1.7.
In het geding betreffende het door AEGON ingestelde beroep heeft AEGON op 30 maart 2010 de memorie van grieven ingediend.
1.8.
In het eindvonnis van 13 mei 2009 zijn geïntimeerden op een aantal centrale punten in het gelijk gesteld doordat de rechtbank:
heeft beslist dat geen wilsovereenstemming bestond ten aanzien van de hoogte van
de
premie
overlijdensrisicoverzekering
ten
aanzien
van
de
Koersplanovereenkomsten gesloten in de jaren 1991 tot en met 1998; voor recht heeft verklaard dat de poliswaarde in de Koersplanovereenkomsten uit die jaren herberekend dient te worden door de in rekening gebrachte premie te vermenigvuldigen met een factor 1,66/11,19; heeft bepaald dat de in de jaren 1991 tot en met 1998 aangevangen Koersplanovereenkomsten aldus nagekomen moeten worden.
1.9.
Op een aantal andere belangrijke onderdelen zijn de vorderingen van de Stichting c.s. afgewezen, zodat de Stichting en andere oorspronkelijke eisers daartegen hebben gegriefd, conform de memorie van grieven voornoemd, met name ten aanzien van [zie par. 2.1 van genoemde memorie van grieven, hieronder geciteerd]:
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt
5
A. afwijzing van de vordering van Massen-ten Brinke, blijkens rov. 5.33, 5.34 en #########
tttt
5.35 en 5.44 van het vonnis van 6 juni 2007 en rov. 2.3 vonnis 13 mei 2009, alsmede het dictum daarvan; B. afwijzing van de vorderingen van Boosten en Hoogeveen, blijkens rov. 2.3 van ############
ttttt
het vonnis van 13 mei 2009 en het dictum daarvan; C. afwijzing van de vordering van de Stichting over de jaren 1989 en 1990, blijkens rov. 3.3 en 3.4, alsmede 3.30 van het vonnis van 13 mei 2009; D. afwijzing van het standpunt van appellanten gezamenlijk dat de premIe overlijdensrisicoverzekering bepaald dient te worden exclusief kostenopslagen die onderdeel uitmaken van de premie, zie het vonnis van 13 mei 2009, rov. 3.26 en 3.27. In zoverre ook heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat de vorderingen niet zien op kosten als zodanig, aldus rov. 3.16 van het vonnis van 13 mei 2009; E. afwijzing van de vordering ter zaken van misleiding, vonnis van 13 mei 2009, rov.3.38; F. afwijzing van de vordering ter zake van buitengerechtelijke kosten, blijkens rov. 3.39 van het vonnis van 13 mei 2009.
1.1 O.
Deze onderwerpen spelen uiteraard ook in relatie tot het door AEGON ingestelde hoger beroep een rol en beide procedures hangen dan ook nauw met elkaar samen. De door de Stichting c.s. aangevoerde grieven en daarvan genoemde argumenten en toelichting wenst de Stichting mede als onderdeel van het onderhavige geding (betreffende het door AEGON ingestelde beroep) aangemerkt te zien, zodat zonder dat integrale herhaling nodig is, die grieven, argumenten en toelichting als onderdeel van en ingebracht in het onderhavige geding aangemerkt zullen worden en bijgevolg bij de beoordeling zullen worden betrokken.
1.11.
Wat betreft de vorderingen wil de Stichting hier voorts herhaald en ingelast beschouwen de formulering van de vorderingen als opgenomen in de memorie van grieven in de het geding met rolnr. 200.047.090.
1.12.
Wat betreft voorts de procesbevoegdheid van Stichting Koersplandewegkwijt zij hier verder al vermeld dat sedert het uitbrengen van de dagvaarding in eerste aanleg de statuten van Stichting Koersplandewegkwijt zijn gewijzigd. De gewijzigde statuten worden hierbij overgelegd als productie G.l. Op basis van deze statuten kan er geen
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt
6
misverstand over bestaan dat Stichting Koersplandewegkwijt bevoegd is de vordering in te stellen zoals zij heeft gedaan en thans in hoger beroep doet. Hier wordt nog op terug gekomen bij de bespreking van Grief I van AEGON inzake de vermeende niet ontvankelijkheid van de Stichting.
2.
Kernmerken Koersplan en hetgeen deelnemers mochten verwachten
2.1.
Koersplan is een vorm van sparen in een beleggingsproduct, zie par. 6 dagvaarding in eerste aanleg.
2.2.
Koersplan is verkocht aan deelnemers met de slogan "Een hoog rendement maken" (onder meer brochures overgelegd als productie 3 en 4 dagvaarding eerste aanleg). Het is gepresenteerd als de "unieke spaarformule" (onder meer brochure overgelegd als productie 6 dagvaarding in eerste aanleg).
2.3.
AEGON schetst in par. 3 van de grieven een algemeen beeld waarom mensen in het algemeen beleggingsverzekeringen zouden hebben gekocht. Kern-elementen daarbij zijn: verwacht hoog rendement en belastingvoordeel. Het zijn ook die punten waarmee AEGON - blijkens de brochures - Koersplan heeft aangeprezen. In de brochures wordt bij "Nog even de voordelen van Koersplan puntsgewijs" als eerste twee genoemd:
o
een hoog rendement en
o
volledig belastingvrij sparen.
Ook voor Koersplan-deelnemers zullen dit dus belangrijke triggers zijn geweest. Bij dat hoge rendement hebben de deelnemers voor hun "aankoopbeslissing" zich daarbij natuurlijk mede laten leiden door de verwachtingen omtrent eindkapitalen die zijn gepresenteerd. Daarin blijken deelnemers echter door AEGON misleid te zijn. Bovendien bleek een geringer deel van de prijs (inleg) voor het "sparen" (beleggen) gebruikt te worden dan de deelnemer mocht verwachten, want er bleek een (hoge) premie overlijdensrisicoverzekering afgetrokken te worden zonder daaraan ten grondslag liggende overeenkomst (over de premie als zodanig en/of over de hoogte daarvan).
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwiit
7
2.4.
De vorderingen van de Stichting hebben ook geen betrekking op de tegenvallende resultaten op aandelen beleggingen. AEGON lijkt dat te suggereren door daar in par. 3.18 e.v. van de grieven uitgebreid op in te gaan en dan een koppeling daarmee en met het maatschappelijk debat over en oplossingen voor de woekerpolissen te leggen. In 3.30 grieven stelt AEGON met zoveel woorden dat de Koersplan-klant teleurgesteld is vanwege de tegenvallende beleggingsresultaten. Daar heeft de Stichting het echter niet over en dat is niet inzet van het geding. Het gaat de Stichting om de misleiding bij eindkapitalen en het niet overeengekomen zijn van een of de bepaalde overlijdensrisicopremie.
2.5.
In par. 6.69 grieven stelt AEGON ten onrechte dat de primaire klacht in de onderhavige procedure "betrekking heeft op de hoogte van de kosten en de premies ... ". Dit is dus echt onjuist wat betreft de kosten. De deelnemers aan Koersplan konden op grond van de voorwaarden exact weten welke kosten in de vorm van administratieloon, beheerkosten en beleggingskosten in rekening zouden worden gebracht. Daar gaat het dus helemaal niet om. Deze procedure draait niet om de hoogte van de kosten, maar om de niet overeengekomen (exorbitante) hoogte van de premie overlijdensrisicoverzekering en (disproportioneel
hoge)
kostenopslagen
als die
onderdeel van waren
die
verwerkt
premIe m
de
de niet
overeengekomen premie overlijdensrisicoverzekering. Dat is waar het om gaat. En het gaat dan niet aan dat AEGON nu in deze procedure stelt dat wat zij als premie in rekening heeft gebracht eigenlijk voor een groot deel (exorbitant hoge) kosten waren. Het is als premie in rekening gebracht, niet als extra kosten. En het gaat dan ook niet aan dat AEGON thans een deel van de premie - die niet verschuldigd kan zijn door de deelnemers - alsnog tracht te behouden door dit thans opeens het etiket kosten op te plakken. Die kosten mag AEGON niet in rekening brengen, daarvoor is geen contractuele grondslag en dat is in strijd met de Aanbeveling van de Ombudsman Financiële Dienstverlening (die dit tot driemaal toe heeft bevestigd) dus het is niet redelijk. De Stichting komt hier nog uitgebreid op terug in deze memorie.
2.6.
Deelnemers werden dus door AEGON "binnengehaald" vanwege deze aspecten: er is sprake van een vorm sparen - door aandelenbeleggingen, ook dat is duidelijk gemaakt in de brochures - waarbij het rendement "zoveel hoger dan bij anderen" (aldus onder meer de brochure overgelegd als productie 4 bij dagvaarding in eerste aanleg) IS. Uiteraard was hier een inleg voor nodig. Ook dat staat in de brochures.
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt
8
2.7.
Voor de deelnemers zijn hiermee ook de wezenskenmerken van de overeenkomst die zij aangingen verwoord: tegen een inleg verkrijgen zij via een "Unieke formule" (brochure overgelegd als productie 4 bij dagvaarding in eerste aanleg) een rendement dat "zoveel hoger is dan bij anderen". Inleg en uitkering. Daar ging het de deelnemers om. Dat stelt AEGON ook in de memorie van grieven: de beslissing om een Koersplan overeenkomst aan te gaan is gebaseerd op de prijs en de omvang van het "geprognosticeerde
eindkapitaal"
(par.
2.4.
grieven).
Juist
omdat
het
geprognosticeerde eindkapitaal dus bepalend is geweest voor de beslissing van de deelnemer een overeenkomst aan te gaan - het is de basis voor de aankoopbeslissing, zo geeft AEGON toe in par. 2.6 grieven - is juistheid daarvan essentieel. De voorstelling omtrent bereikbare eindkapitalen is evenwel onjuist en/of misleidend geweest. De basis is foutief en (daarom) misleidend geweest.
2.8.
Op deze hoofdkenmerken, essentialia, van de overeenkomst zal dan ook duidelijkheid moeten bestaan wat partijen overeenkomen en wat zij redelijkerwijs mogen verwachten.
2.9.
Daar heeft het ten ene male aan ontbroken. De inleg was concreet afgesproken - dat wel - maar over de mogelijke rendementen zijn in de brochures misleidende mededelingen gedaan, waardoor deelnemers verkeerde verwachtingen hadden en op basis van naar achteraf gebleken onjuiste infonnatie in het product Koersplan zijn gestapt. Over de inhoud van een premie overlijdensrisicoverzekering is in het geheel niet gecommuniceerd, noch
is
die
premie dan
wel
de
hoogte daarvan
overeengekomen. Bovendien is de wel in rekening gebrachte premie zodanig hoog dat die premie geen als naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid (kort gezegd) 'Juiste" uitvoering van de overeenkomst is. Waar AEGON in par. 4.7 c) stelt dat de inleg (ten onrechte venneldt men hier het woord "premie") voor premie wordt aangewend als kenmerk van Koersplan, is dit dus een onjuiste bewering, althans een bewering die geen grondslag heeft in hetgeen is overeengekomen binnen het kader van de Koersplanovereenkomsten. Dit laatste geldt eveneens voor alle andere onderdelen van de grieven waar AEGON stellingen inneemt omtrent de overeengekomen (dus niet stelt de Stichting) overlijdensrisicoverzekering en/of premie.
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt
9
2.10.
Dat kosten, inhoudingen en premies niet relevant zouden zijn (par. 2.10 grieven) is een onbegrijpelijk standpunt. Hogere inhoudingen dan zijn overeengekomen en daarom verwacht mocht worden, heeft direct invloed op het bereikbare eindkapitaal. Bovendien is er in de brochures sprake van een evident misleidende voorstelling van zaken omtrent te verwachten rendementen omdat de brochures niet de ingehouden vaak zeer hoge - premies overlijdensrisicoverzekering noemen (zie onder meer par. 54 dagvaarding).
2.11.
In punt 4.22 e.v. grieven doet AEGON het voorstellen alsof de deelnemer niet hoeft te weten of hij een premie overlijdensrisicoverzekering overeenkomt. Er zijn volgens AEGON (maar) twee wezenlijke eigenschappen (par. 4.22 grieven): a. de bruto inleg en b. wat levert het op. Verder stelt AEGON dat de deelnemer eindkapitalen worden voorgespiegeld in de brochures en alleen die informatie zou volgens AEGON bepalend zou zijn voor de aankoopbeslissing (par. 4.23 en 4.24 grieven). De Stichting betwist dat. De vraag of er een premie overlijdensrisicoverzekering van de inleg afgaat en zo ja de hoogte van die premie, is essentieel voor de deelnemer als onderdeel van informatie omtrent het rendement dat kan worden verwacht en het totaal aan inhoudingen op de inleg.
2.12.
AEGON neemt de stelling in dat de hoogte van de premie niet ter zake doet, omdat deze is verdisconteerd in de historische voorbeeldrendementen. Dat laatste is onjuist Uit de interne informatie die AEGON gebruikte, zie de interne uitdraai bij productie 23 Conclusie van dupliek, blijkt de onjuistheid van de stelling van AEGON. In de brochures kreeg de deelnemer een eindkapitaal gepresenteerd waarvan AEGON al wist dat het onjuist was. Op basis van geconstateerde verschillen in eindkapitalen die intern vastliggen versus de eindkapitalen in brochures en op certificaten van deelnemers blijkt dat deze premies juist niet verdisconteerd waren in de eindkapitalen. De Stichting komt hier nog op terug (zie par. 4 van deze memorie inzake misleiding).
2.13.
De wijze waarop en de informatie op grond waarvan de spaarkasovereenkomsten tot stand kwamen is in eerste aanleg - zeer - uitgebreid beschreven, zie par. 9 - 131 dagvaarding en par. C conclusie van repliek. De inhoud wordt geacht hier herhaald en ingelast te zijn. Met name in de par. II - 41 van de conclusie van repliek is de Stichting ingegaan op de informatie omtrent en de grondslagen waarop de overeenkomsten tot stand kwamen.
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt
10
3.
De betekenis van overlijdensdekking en overlijdensrisicopremie
3.1.
Er is voor de deelnemers aan Koersplan niet kenbaar geweest dat er sprake was van een afzonderlijke overlijdensrisicoverzekering met een daarvoor te betalen afzonderlijke premie, dan wel is de hoogte van de premie niet overeengekomen. Laat staan dat bekend was dat als onderdeel van die premie kosten in rekening werden gebracht.
3.2.
De productinformatie zoals opgenomen m de brochures (met het karakter van prospectus,
zie
par.
16
repliek)
maken
geen
melding
van
een
overlijdensrisicoverzekering en spreken integendeel van een ingebouwde dekking, zie onder meer par. 116 repliek. De deelnemer betaalt een inleg. Hij/zij mag aannemen dat die inleg op zich afdoende is voor de toegezegde "gegarandeerde uitbetaling van de ingelegde som plus 4% rente op rente" (zoals vermeld in de brochures, zie bijvoorbeeld productie 8 bij inleidende dagvaarding), juist ook omdat nergens is vermeld dat er een afzonderlijke premie hiervoor betaald dient te worden (althans niet van een overeengekomen hoogte). Koersplan is immers voorgesteld als een vorm van sparen. Bij sparen gaat de ingelegde som plus rente naar de erfgenamen. Voor de Koersplan-deelnemer is er geen enkele reden geweest om te veronderstellen dat dit bij het Koersplan-sparen anders zou zijn. Hijlzij mocht aannemen dat bij overlijden het gespaarde saldo niet verloren zou gaan maar met rente zou overgaan op de erfgenamen. Daarbij hoefde het 4% rendement ook helemaal geen reden te zijn om hier anders over te denken, want dit was eerder aan de lage kant vergeleken bij de voorstelling van zaken in de brochures van (als voorbeeld brochure 1994, productie 8 bij inleidende dagvaarding) 5.5% rendement bij 'gewoon' sparen en 12% bij sparen via Koersplan. Het was dus bepaald niet zo dat de deelnemer er van uit moest gaan dat er een premie betaald diende te worden om dit "voordeel" (voorstelling in par. 4.10 grieven) te krijgen.
3.3.
In de stukken in eerste aanleg heeft de Stichting uitgebreid gemotiveerd aangegeven
dat geen premie overlijdensrisicoverzekering is overeengekomen, dan wel de hoogte niet is overeengekomen (zie dagvaarding nr. 52 en doorlopend tot nr. 131 in het bijzonder en repliek nr. 7, 8 en 11 - 45 en de daaropvolgende reactie op het antwoord). Anders dan AEGON beweert blijkt uit de informatie (par. 4.29 - 4.82
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt
11
grieven) geenszins dat een premie overlijdensrisicoverzekering geldt, althans niet van welke
hoogte.
Dit
essentiële
element had
uitdrukkelijk
medegedeeld
en
overeengekomen moeten zijn. Uit het inschrijfformulier en het vervolgens afgegeven certificaat blijkt dit niet. Uit de brochures kon de deelnemer dit niet begrijpen, zowel niet omdat van ingebouwde overlijdensdekking werd gesproken (het was dus ingebouwd hetgeen impliceert dat het niet nog eens afzonderlijk geregeld en gefinancierd zou hoeven te worden) en de omstandigheid dat de algemene voorwaarden wel het woord premie noemen is onvoldoende om te concluderen dat daaromtrent dus een overeenkomst is gesloten. Algemene voorwaarden zijn algemeen en niet noodzakelijk relevant in alle onderdelen voor de onderliggende concrete overeenkomst. Tot slot: uit de vermelding van het aantal beleggingseenheden in het certificaat kan werkelijk niet worden afgeleid dat er sprake is van een overeenkomst over een premie overlijdensrisicoverzekering, laat staan de hoogte van de premie. Kennelijk hanteerde AEGON een bepaalde herleidingstabel om daar toe te komen. Die herleidingstabel was niet aan deelnemers bekend gemaakt, dus daar kon men dus ook niets uit afleiden. Zelfs met de herleidingtabel in de hand moet men actuarieel geschoold zijn om deze te begrijpen en dan nog mag van de consument niet worden verwacht dat uit die herleiding begrepen wordt dat er sprake is van een premie overlijdensrisicoverzekering. Dat staat te ver af van de door het begrip verzekering, Prospectus en Brochure (zie nader hieronder) geëiste transparantie.
3.4.
Indien AEGON als onderdeel van het product een afzonderlijke premIe voor overlijdensrisicodekking in rekening had willen brengen, dan had hier afzonderlijk melding van gemaakt dienen te worden, omdat de premie een wezenlijk kenmerk is van een verzekering, zie ook artikel 7:925 BW. Dat is niet gedaan door AEGON. De premie overlijdensrisicoverzekering had daarom medegedeeld moeten worden. Onjuist is het standpunt van AEGON dat het mededelen achterwege heeft kunnen blijven, omdat het wel informeren inzicht in het product zou vertroebelen (par. 2.12 grieven). Juist het achterwege laten van informatie is vertroebelend met de door de Stichting gestelde gevolgen van dien.
3.5.
AEGON beschrijft in par. 4.15 grIeven op basis van welke informatie de Koersplanovereenkomst tot stand komt. Preciezer is dit bij dagvaarding en repliek vastgelegd (dagvaarding nr. 15 - 131 en repliek nr. 11 - 37). In geen van die documenten is sprake van een premie overlijdensrisicoverzekering. Volgens AEGON
Memorie van Antwoord Stichting KoerspIandewegkwijt
12
werden de Prospectus Spaarkasinschrijvingen of de Brochure Spaarkassparen meegezonden.
Die
documenten
houden
dat
een
overeengekomen
premie
overlijdensrisicoverzekering apart wordt vermeld door AEGON en nu dat niet was gebeurd, kon de deelnemer dus ook gevoeglijk aannemen dat over die premie geen afspraak bestond.
3.6.
Volgens
de
Prospectus
Spaarkasinschrijvingen
wordt
de
premIe
overlijdensrisicodekking immers op het bewijs van inschrijving vermeld (zie blz. 9 van deze Prospectus, productie 4 bij repliek). Dit is niet gedaan door AEGON.
3.7.
Volgens de eigen stelling van AEGON ontleend aan de Brochure Spaarkassparen vertelt de verzekeraar aan de deelnemer in een spaarkasovereenkomst (zoals Koersplan) hoe de posten storting, overlijdensrisicopremie en
kosten zijn
onderverdeeld, "zodat ook duidelijk is welk deel wordt belegd" (par. 4.5. c) grieven). Meer volledig geciteerd staat er:
"De periodieke stortingen zijn opgebouwd uit drie onderdelen: spaarstorting, overlijdensrisicopremie en vergoeding voor de kosten die de maatschappij maakt voor ondermeer het administreren en beheren van de jaarkas. De maatschappij vertelt u hoe deze posten zijn onderverdeeld zodat ook duidelijk is welk deel wordt belegd" [accentuering van advocaat].
AEGON heeft dit niet verteld en heeft die duidelijkheid niet verstrekt.
3.8.
Met het verstrekken van genoemde Brochure heeft AEGON zich geconfirmeerd aan de inhoud. Daarmee is AEGON dus ook de verplichting aangegaan om aan deelnemers duidelijk te vertellen hoe hoog de kosten zijn en welk deel daadwerkelijk wordt belegd. AEGON heeft dit echter nagelaten. Binnen de branche wordt dit gezien als een ernstige overtreding die de goede naam van het verzekeringsbedrijf schaadt. Daarvoor verwijst de Stichting naar de uitspraak van de Raad van Toezicht Verzekeringen nr. 2006/064 Le (productie 1 Antwoordakte Bewijslevering 1 oktober 2008). Deze uitspraak werd gedaan over een Spaarkasovereenkomst die vele gelijkenissen vertoont met Koersplan. In het bijzonder gaat de uitspraak in op het niet separaat vermelden van de hoogte van de premie overlijdensrisicoverzekering. De Raad van Toezicht Verzekeringen was in 2006 het orgaan waar klagers terecht konden
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt
13
indien de bemiddeling van de Ombudsman verzekeringen niet tot het gewenste resultaat
had
geleid.
In
zIJn
Aanbeveling
van
4
maart
2008
inzake
beleggingsverzekeringen noemt de Ombudsman deze uitspraak 'exemplarisch'. Hij hecht dus veel waarde aan deze uitspraak. Het volgende citaat uit de uitspraak zegt genoeg en maakt duidelijk dat AEGON de informatie over de premie had moeten verstrekken:
5.2. In zijn brief van 19 februari 1988 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer heeft de
Staatssecretaris
van
Economische
Zaken
bevestigd dat
alle
maatschappijen de door de Deskundigengroep Levensverzekeringen opgestelde algemene
prospectus
voor
Spaarkassen
hadden
ingevoerd.
5.3. Voorts is - ook in mei 1985 - door het Verbond van Verzekeraars een brochure uitgegeven, getiteld 'Spaarkassparen, dat gaat zó/ '. Deze brochure was een geheel herziene versie van de prospectus uit 1980 van de Nederlandse Vereniging ter bevordering van het Spaarkasbedrijf en was, zo staat op pagina 1 van deze brochure, nodig door wijzigingen in de productvormen en in de wet- en regelgeving die sinds de eerste uitgave van de prospectus waren opgetreden. Onder het kopje 'Kosten en opbrengsten' op pagina 4 van deze brochure staat het volgende vermeld: 'De periodieke stortingen zijn opgebouwd uit drie onderdelen: spaarstorting, overlijdensrisicopremie en vergoeding voor de kosten die de maatschappij maakt voor ondermeer het administreren en beheren van de jaarkas. De maatschappij vertelt u hoe deze posten zijn onderverdeeld zodat ook duidelijk is welk deel wordt belegd'.
6. Op grond van voormeld artikel 304 onder 6° (oud) Wetboek van Koophandel en op grond van voornoemde brancheafspraken was verzekeraar reeds ten tijde van ',et aangaan van de verzekering verplicht aan klager duidelijk te maken welke premie voor de overlijdensrisicodekking verschuldigd was. Verzekeraar heeft dat nagelaten en daardoor de goede naam van het verzekeringsbedrijf geschaad. In zoverre is de klacht gegrond [accentuering door advocaat]. 3.9.
Hiermee is ook het argument van AEGON omtrent toelaatbaarheid van wat AEGON "indirecte transparantie" noemt als onjuist weerlegt (met indirecte transparantie bedoelt AEGON dat geen informatie verstrekt hoefde te worden over de premie).
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt
14
3.10.
Onjuist is het standpunt van AEGON in par. 5.4 e.v. volgende grieven dat volgens het normenkader van 1989-1998 geen informatie verstrekt zou hoeven te worden over het overeengekomen zijn van een premie overlijdensrisicoverzekering. Die premie is een wezensbestanddeel van de verzekeringsovereenkomst en die informatie had simpelweg wel gegeven moeten worden. Dat zou voor provisie (genoemd in par. 5.5 grieven) anders kunnen liggen, want dat is geen wezenskenmerk van een verzekering. Dat (wellicht) minder transparantie over provisie mogelijk was, betekent evenwel niet dat AEGON het gelden van een (bepaalde) premie voor een verzekering kon en mocht verzwIJgen.
3.11.
Onjuist is het standpunt van AEGON in par. 5.7 e.v. grieven dat volgens de Derde Levenrichtlijn geen informatie over de premie overlijdensrisicoverzekering verstrekt zou hoeven te worden. Het tegendeel is waar. Volgens Bijlage Il, 7a (productie 4 bij grieven) dient informatie over wijze en duur van de premiebetaling "duidelijk en nauwkeurig" verstrekt te worden. Bovendien houdt de te verstrekken informatie onder A (dus voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst) in dat onder meer moet worden verstrekt:
a. 10 Inlichtingen over de premies voor iedere verzekeringsdekking, zowel de hoofddekking als de aanvullende dekkingen, indien zulke inlichtingen dienstig blijken.
Uit de tekst van de Derde Levenrichtlijn blijkt dus duidelijk dat er een verplichting was om de verzekerde te informeren over de premies voor de hoofddekking en de aanvullende dekkingen. Op grond van welke gedachte AEGON meent dat de Richtlijn toestaat dat er geen informatie over de premie verstrekt wordt of hoeft te worden is onduidelijk, die gedachte is onbegrijpelijk en onjuist. AEGON had simpelweg de verplichting om de deelnemer duidelijk, nauwkeurig en schriftelijk te informeren over de hoogte van de premie overlijdensrisicoverzekering. Dit heeft AEGON nagelaten.
3.12.
Ditzelfde geldt voor de RIAV 1994 (en volgens artikel 2 lid 2 moet de premie afzonderlijk worden genoemd) en de Code Rendement en Risico (die dit onderwerp eigenlijk niet adresseert). Zo al juist zou zijn dat minder openheid ten aanzien van
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwiit
15
provIsIe en andere kosten betracht kon worden, kan, anders dan AEGON het wil voorstellen, dus niet op de premies worden toegepast.
3.13.
AEGON spreekt over "indirecte transparantie', par. 5 grieven. Eigenlijk bedoelt AEGON te zeggen dat zij binnen de methodiek van indirecte transparantie geen informatie over de premie hoefde te geven. Die vorm van indirecte transparantie is dus een mooie naam om te stellen dat essentiële informatie verzwegen zou mogen worden. Dat erkent AEGON ook wel in par. 3.32 grieven, waarin AEGON met zoveel woorden opmerkt dat juist om die reden (van indirecte transparantie) de informatievoorziening geen "gedetailleerde informatie over de kostencomponenten en/of de overlijdensrisicopremie" bevatte. Dat de verzwijgingsbevoegdheid, de bevoegdheid om geen informatie te geven, niet bestond heeft de Stichting voldoende duidelijk gemaakt. Het niet informeren over de premie is bovendien misleidend, zie par. 4.
3.14.
Voor bepaalde kosten (en provisie) zou misschien met minder openheid dan voor de premie volstaan kunnen worden. Omtrent de premie is het niet toegestaan onduidelijkheid te laten bestaan en deze niet of hooguit via een methode van "indirecte transparantie" (dus niet transparant) te communiceren. Dat is bij de premie als hoofdbestanddeel (wezenskenmerk, een van de essentialia) van de overeenkomst niet toelaatbaar.
3.15.
Anders dan in de memorie van grieven (onder meer 4.33) wordt gesteld, betekent het enkele noemen van "overeengekomen premies" (nog) niet dat in concreto ook een premie is overeengekomen. De vermelding van overeengekomen premies is een standaardformule
In
de algemene voorwaarden. Daarin zijn dus bepalingen
opgenomen over de premie indien deze is overeengekomen. Of een premie overeengekomen is volgt evenwel niet uit de algemene voorwaarden, maar moet uit de overeenkomst zelf blijken.
3.16.
De hoogte van de premie overlijdensrisicoverzekering kan door - zelfs een goed geïnformeerde - consument absoluut niet vastgesteld worden aan de hand van de spaarstorting en de herleidingstabel. Zelfs een financieel deskundige als de heer Breukelaar kan daar geen wijs uit worden, laat staan de consument. In par. 4.27 grieven erkent AEGON overigens ook wel dat de premie niet werd gecommuniceerd,
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt
16
want deze zou als "restant" afgeleid moeten worden uit de bruto inleg en spaarstorting. Dat het restant absoluut niet als noodzakelijk of vanzelfsprekend de premie moet zijn heeft de Stichting bij haar memorie van grieven in procedure met
xxxxxx Massen-ten nummer 200.047.090 verduidelijkt in de toelichting op het formulier van 4444bbbb Brinke. 77 Daar blijkt ook uit dat de deelnemer niet kan hebben geweten dat het restant 7 44 (noodzakelijk) de premie moest zijn. In par. 4.40 grieven beweert AEGON dat de spaarstorting kan worden vastgesteld aan de hand van het aantal beleggingseenheden genoemd op het certificaat en in het citaat wordt de niet bekende gemaakte herleidingstabel genoemd. Het blijkt een complexe puzzel, waar ook niet bekend gemaakte informatie (de herleidingstabel) voor nodig is.
3.17.
En bovendien: dan kan men eventueel al puzzelend de hoogte van de spaarstorting bepalen. En dan? Daarmee is de hoogte van de premie (nog) niet bekend en daar ging het noujuist om.
3.18.
In 4.42 presenteert AEGON weliswaar een berekening (NB van de spaarstorting, dus niet van de premie). Bij eerste oogopslag valt de ingewikkeldheid al op. De gepresenteerde berekening zou in theorie uitsluitend te maken zijn voor deelnemers die hebben gekozen voor een jaarlijkse inleg. Deze berekeningswijze geldt dus niet voor deelnemers die per maand, kwartaal of per half jaar inleggen. In alle gevallen waarbij een afwijkende frequentie van de inleg van toepassing is (dus anders dan per jaar) dient een herleidingstabel te worden toegepast waar - zoals al opgemerkt is - de deelnemers niet over beschikten. De stelling in par. 4.45 grieven dat de hoogte van de premie exact afgeleid kon worden uit de het informatiemateriaal houdt dan ook geen stand.
Om dit te illustreren is onderstaand een voorbeeld berekening van de premie overlijdensrisicoverzekering opgenomen voor een Koersplan overeenkomst met maandelijks inleg .
•:.
Op het certificaat wordt melding gemaakt van 4,800 eenheden en een maandelijkse inleg van NLG 50. De looptijd van de spaarkas is 15 jaar (180 maanden) .
•:.
Een eenheid is groot 15 jaar x NLG 100 = NLG 1.500
.:.
4,800 eenheden zijn dus groot 4,800 x NLG 1.500 = NLG 7.200
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt
17
.:.
Dit nominaal bedrag van NLG 7.200 dient te worden voldaan in 15 jaar ofwel NLG 480 per jaar.
.:.
De jaarlijkse inleg was NLG 600. Daarvan zou dan NLG 480 daadwerkelijk als spaarinleg worden gebruikt .
•:.
Deze deelnemer moet nu eerst de maandinleg omrekenen naar een jaarinleg door de maandinleg met factor 11,677605 te vermenigvuldigen. NLG 50 x 11,677605 levert NLG 583,88 op. Deze herleidingsfactor werd door AEGON niet gegeven .
•:.
Vervolgens moest van de herrekende jaarinleg van NLG 583,88 de spaarstorting van NLG 480 worden afgetrokken. Het resultaat: NLG 583,88 NLG 480 = NLG 103,88
.:.
De maandpremie blijkt nu uit te komen op NLG 8,66.
En dit noemt AEGON transparantie!!! Het begrijpen van bovenstaande berekening is niet voor iedereen weggelegd, laat staan het zelf opzetten van deze rekenpartij . Er rijst dan ook hiernaast de vraag waarom AEGON niet simpelweg de in te houden premie heeft gemeld aan de deelnemers. Uit de interne computeruitdraai van 1990 (productie 23 bij Conclusie van Dupliek, polisnummer 9015-0025) blijkt dat dit gegeven geautomatiseerd beschikbaar was in de administratie van AEGON, net als het aantal beleggingseenheden dat wel werd gemeld aan de deelnemer
3.19.
In par. 2.17 grieven stelt AEGON dat de premie op een redelijk niveau ligt. Dat is een onbegrijpelijk en onjuist standpunt. In par. 7.1 tot en met 7.11 van de Antwoordakte na Bewijslevering van I oktober 2008 heeft de Stichting aangetoond dat de premie overlijdensrisicoverzekering van Koersplan een kostenopslag kende van 1143% als een vergelijking werd gemaakt voor een 25-jarige man met een Koersplan overeenkomst. Binnen Koersplan werd namelijk 11,19% aan premie in rekening gebracht terwijl de kostprijs, op basis van de berekeningen van de UVA, uit zou komen op 0,90%.
3.20.
In par. 4.9 grieven noemt AEGON de elementen die bepalend zijn voor de hoogte van de premie overlijdensrisicoverzekering, te weten: hoogte van de inleg, geslacht van de verzekerde en de looptijd van de overeenkomst. De belangrijkste bepalende factor binnen het product Koersplan noemt AEGON niet, namelijk de hoogte van de kostenopslagen als onderdeel van de premie.
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt
18
3.21.
In par. 9.11 grieven doet AEGON het voorkomen alsof de hoogte van de premie niet van belang is. Dat is onjuist. AEGON laat buiten beschouwing dat door de inhouding van een (extreem hoge) premie overlijdensrisicoverzekering een aanzienlijk kleiner deel van de inleg in de beleggingskas terechtkwam. Bovendien werden op deze premie hoge oneigenlijke kostenopslagen berekend waardoor het te bereiken eindkapitaal aanzienlijk lager werd.
3.22.
Het is niet aanvaardbaar dat de premie nu achteraf door AEGON uitgesplitst wordt in een deel eigenlijke premie en een deel oneigenlijke kostenopslagen en dat die laatste kostenopslagen nu onder de naam van algemene kosten alsnog door AEGON ten laste van de Koersplan deelnemer worden gebracht. De oneigenlijke kostenopslagen vormden onderdeel van de premie en die kunnen na productaanpassing niet opeens onder een andere naam (algemene kosten) alsnog in rekening worden gebracht. Dat dit wel de handelwijze is van AEGON wordt beschreven in par. 6.46 van de grieven: "[..l bedoeld om alle kosten, waaronder het meerdere dat als overlijdensrisicopremie in rekening is gebracht boven de genormeerde risicopremies, mee te tellen [ ... ]". Dat is een onaanvaardbare handelwijze zonder enige contractuele grondslag in de Koersplanovereenkomsten.
3.23.
Partijen z\Jn een inleg overeengekomen en bepaalde kosten zoals genoemd in de algemene voorwaarden. Dat laatste geldt overigens ook alleen voor de algemene voorwaarden vanaf 1991 en niet daarvoor. Zo zijn bijvoorbeeld in de algemene voorwaarden 1991 (productie 20 bij dagvaarding in eerste aanleg) als kosten genoemd:
administratieloon van 4% van de inleg; jaarlijkse beheerskosten van 0,8%.
That's it. Meer kosten kan AEGON niet in rekening brengen en nogmaals: er is geen contractuele grondslag om de oneigenlijke kosten, die onderdeel waren van de premie overlijdensrisicoverzekering, thans afzonderlijk in rekening te brengen door deze mee te laten tellen in een kostenmaximum waaromtrent in de Koersplan-overeenkomsten geen afspraak is gemaakt. Hier voegt de Stichting aan toe - mede in reactie op het in 3.16 en 3.27 van het vonnis van de rechtbank van 13 mei 2009 overwogene - dat de
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt
19
Stichting haar bezwaren richt tegen de premie zoals in rekening gebracht door AEGON. Die premie moet teruggedraaid worden naar het door de Stichting verdedigde redelijke niveau. Het kan dan niet zo zijn dat een deel van die premie opeens onder de naam van kosten alsnog in rekening gebracht blijft worden door AEGON, hetgeen echter wel de handelwijze is van AEGON. In zoverre dit gebeurt richten de argumenten van de Stichting zich wel op deze kosten. Het kan zijn dat AEGON hier met bepaalde partijen (niet zijnde de Stichting) overeenkomsten over heeft gesloten op grond waarvan AEGON die bevoegdheid wel zou hebben (zie par. 6.46 grieven).
Met de Stichting (Koersplandewegkwijt) is een dergelijke
overeenkomst niet gesloten en bestaat hiervoor dus geen grondslag.
3.24.
Dat het meerdere boven de door de Stichting bepleitte norm (premie ter hoogte van de premie voor gelijke losse risicoverzekeringen) terugbetaald dient te worden, is ook de uitleg van de Ombudsman Financiële Dienstverlening van de Aanbeveling uit 2008. Zie bijgaande persbericht va het Kifid hieromtrent (productie G.2) waarin expliciet is genoemd: 'Het meerdere dat de consument in rekening is gebracht, dient te worden terugbetaald'. Zie hieromtrent ook par. 5 van deze memorie.
3.25.
Bovendien is de uitleg die AEGON over de Aanbeveling van de Ombudsman geeft ten aanzien van het punt van de premie en kosten volkomen onjuist. De Ombudsman beveelt een kostenmaximering van 2,5% aan. Wat betreft de premie voor een overlijdensrisicoverzekering beveelt de Ombudsman aan deze te beperken tot het niveau voor een vergelijkbaar risico bij een zelfstandige risicoverzekering (punt 7 Aanbeveling, zie 6.27 grieven). Dan komt men op - ten hoogste - de percentages zoals door de Stichting ingebracht en waartoe de rechtbank heeft geoordeeld.
3.26.
In punt 7 Aanbeveling stelt de Ombudsman met zoveel woorden dat het premiemaximum vastgesteld wordt zonder daarbovenop oneigenlijke kostenopslagen in rekening te brengen. Volgens AEGON zou dit niet verhinderen dat de buiten deze norm vallende premie in rekening gebracht kan worden in de vorm van oneigenlijke kostenopslagen (zie ar. 9.47 - 9.53 grieven en ook par. 6.42 waar AEGON dit met zoveel woorden stelt). Dat is een onjuist standpunt dat uiteraard in het geheel geen recht doet aan de strekking van de Aanbeveling. Anders dan AEGON beweert, komt haar opvatting ook niet overeen met de uitleg die de Ombudsman aan dit onderdeel
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt
20
van de Aanbeveling geeft. Zie nader par. 5 van deze memorie van antwoord. Bovendien ontbeert die handelwijze een contractuele grondslag.
3.27.
De "oplossing" in de akkoorden waarop AEGON doelt (par. 9.54 - 9.64 grieven) is een oplossing die geen maatschappelijk draagvlak heeft en waar overigens de Stichting niet aan is gebonden (zie nader par. 5 van deze memorie van antwoord).
3.28.
In par. 7.13 grieven stelt AEGON dat is aangetoond: " ... dat enkele honderden deelnemers uit de jaren 1989 en 1990 in hun inschrijfformulier hebben geaccepteerd dat een deel van de inleg wordt belegd en daarmee het resterende deel van als overlijdensrisicopremie moest worden aangemerkt ... ". In de Akte van de Stichting van 21 november 2007 is al aangetoond dat de door AEGON aangeleverde inschrijfformulieren vele doublures bevatte en daarnaast ook een groot aantal formulieren die aantoonbaar onjuist zijn ingevuld. Er zijn zelfs diverse formulieren waarbij de spaarstorting hoger is dan de inleg in plaats van lager. Het "bewijs" rammelt aan alle kanten en dient door het Hof afgewezen te worden.
3.29.
Daarnaast kan de Stichting AEGON niet volgen in de redenering dat indien uit het formulier blijkt dat een deel van de inleg wordt belegd "daarmee het resterende deel van als overlijdensrisicopremie moest worden aangemerkt." Deelnemers accepteerden dat er kosten zouden worden gemaakt maar op geen enkele wijze blijkt uit het inschrijfformulier (of uit welk deel van de documentatie dan ook) dat de kosteninhouding betrekking heeft op de premie overlijdensrisicoverzekering. Ten onrechte heeft de rechtbank de vorderingen ten aanzien van 1989 en 1990 dan ook afgewezen. Zie tevens de grieven van Stichting in procedure met nr. 200.047.090.
3.30.
In par. 7.15 grieven stelt AEGON dat het premlemveau binnen Koersplan bewerkstelligt dat Koersplan simpelweg doet wat de deelnemer daarvan mocht verwachten.
Koersplandewegkwijt
c.s.
heeft
aangetoond
(Antwoordakte
na
Bewijslevering I oktober 2008) dat Koersplan juist niet doet wat men mocht verwachten. Zie daarvoor 4.1 tot en met 5.10 van genoemde akte. Deelnemers zouden door een rekenfout van AEGON en de gevolgen van de hoge premie overlijdensrisicoverzekering uitkomen op een aanmerkelijk lager eindkapitaal dan voorgespiegeld, uitgaande van dezelfde rekenrendementen als AEGON hanteerde voor haar brochures.
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwiit
21
4.
De misleidende voorstelling van zaken
4.1.
In de brochures is een misleidende voorstelling gegeven omtrent bereikbare eindkapitalen. De beslissing van de rechtbank over misleiding is dan ook onjuist. De Stichting heeft hier al tegen gegriefd in procedure met nr. 200.047.090. Het hieronder gestelde is mede als nadere toelichting op die grief aan te merken.
A. Onjuiste eindkapitalen voorgespiegeld
4.2.
Immers: uit de eerdere processtukken blijkt dat AEGON twee verschillende eindkapitalen hanteerde, een in de brochures en op de certificaten gepresenteerd eindkapitaal en een andere (lagere) intern vastgelegde prognose van het eindkapitaal (zie interne uitdraai bij productie 23 van conclusie van dupliek). Zo staat bijvoorbeeld in de brochure 1990 (productie 4 bij dagvaarding) dat bij een inleg van f 100 per maand gedurende IS jaar en een rendement van 12% per jaar een eindkapitaal van f 47.600 bereikt zou kunnen worden. Hieruit is eenvoudig af te leiden dat bij een inleg van f 50 per maand een eindkapitaal van f 23.800 bereikt zou kunnen worden. De interne vastlegging bij AEGON (productie 23 bij Conclusie van Dupliek, polisnummer 9015-0025) levert echter een lager eindkapitaal op. Van een deelnemer die per I januari 1990 deelneemt presenteert AEGON de interne vastlegging. Halverwege deze pagina staat een drietal prognoses op basis van een inleg van f 50 per maand gedurende IS jaar. Bij een rendement van 12% per jaar zou een kapitaal van f 20.200 bereikt kunnen worden, zo blijkt uit deze uitdraai. Het intern verwachte eindkapitaal is dus f 3.600 lager dan hetgeen in de brochures gepresenteerd wordt. AEGON wist dus al bij het aangaan van de overeenkomst dat in de brochures te hoge eindkapitalen werden gepresenteerd, wat blijkt uit de lagere interne kapitalen. De in de brochures gepresenteerde te verwachten eindkapitaal was 17% hoger en AEGON was daarvan, zo blijkt onomstotelijk uit deze stukken, ook op de hoogte.
4.3.
Het verschil tussen de aan deelnemers voorgehouden resultaten in de brochure en de interne berekening is eenvoudig te verklaren en is ook af te lezen van de genoemde productie: intern werd rekening gehouden met de inhouding van een premie overlijdensrisicoverzekering van f 8,58 op een inleg van f 50 per maand (halverwege de pagina). Dit gegeven verklaart exact het verschil in eindkapitaal van 17%.
Memorie van Antwoord Stichting KoersDlandewegkwijt
22
4.4.
Ten aanzien van de 'netto rendementen' waar AEGON steeds mee schermt speelt nog een ander fundamenteel probleem. Weliswaar wordt in de brochures gesproken over een netto rendement, maar op de certificaten wordt slechts gesproken over een 'rendement' op de inleg, dus zonder toevoeging van het woord 'netto'. Toch wordt ook hier zonder enige inhouding van kosten voorgespiegeld welk eindkapitaal bereikt
tttttt ttttttttttttt (Hoogeveen) en 29 (Massen - Ten Brinke) bij Dagvaarding). Op het certificaat van ttttttttt Hoogeveen is onder punt 7 te lezen: "Indicatie bij een gemiddeld rendement op de tt ttt tttttttttt ttt 28 kan worden (zie producties 14 (Ter t Schiphorst en Wennekes), 17 (Boosten),
inleg." Hier wordt dus niet, zoals in de brochure, verwezen naar een netto rendement. Er wordt slechts gesproken over een "rendement" op de inleg. De prognose van eindkapitalen zoals op de certificaten staat vermeld wordt toegelicht in de
ttt
begeleidende brief van AEGON. Zo staat in de brief aan de heer tttt Hoogeveen:
"De op het certificaat onder punt 7 vermelde bedragen zijn berekend na aftrek van alle kosten en vormen geen garantie voor de definitieve einduitkering. "
De oplettende consument kan uit bovenstaande tekst slechts één conclusie trekken: er is gerekend met een bepaald beleggingsrendement voor kosten (zoals vermeld op het certificaat) waarmee vervolgens een eindkapitaal wordt berekend. In de berekening van dit eindkapitaal zijn alle kosten op het rendement in mindering gebracht. Toch zijn deze eindkapitalen exact gelijk aan de eindkapitalen zoals vermeld in de brochures die
waren
berekend op
basis
van een
netto rendement,
een
rendementspercentage waar het kostenpercentage op in mindering is gebracht. Bruto en netto rendementen zijn bij AEGON dus exact hetzelfde en worden door elkaar gebruikt.
4.5.
Alleen intern houdt AEGON dus rekening gehouden met de gevolgen van de inhouding van de premie overlijdensrisicoverzekering. Intern gelden dan ook aanmerkelijk lagere te verwachten eindkapitalen. Die worden echter niet gemeld aan de Koersplan-deelnemer. Dit is overduidelijk misleidend.
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt
23
tOLJIPER B. Onjuiste rendementen voorgespiegeld
4.6.
Een ander aspect van misleiding betreft het volgende. In 4.32 stelt AEGON dat in de brochures eindkapitalen staan die "netto (dus na aftrek van alle kosten)" zijn. Het citaat is uit de context gehaald door AEGON. De volledige tekst van deze passage luidt (productie E3):
"In de tabel "Belastingvrij uit te keren vermogen" ziet u bij verschillende rendementen het bedrag dat u netto (dus na aftrek van alle kosten) aan het einde van de looptijd in handen krijgt. "
4.7.
Nergens is vermeld dat de in dezelfde tabel getoonde rendementen ook 'netto' rendementen zijn, dus na aftrek van alle kosten. In de tabel staan kapitalen die na aftrek van alle kosten zijn berekend op basis van de (bruto) rendementen. Dus: eerst wordt een rendement behaald op de beleggingen en daar gaan nog de kosten vanaf. Dat is echter niet wat AEGON doet, zij rekent met rendementen waar helemaal geen kosten meer van af worden gehaald. De deelnemer denkt daarom dat in de prognoses de kosten zijn verwerkt, maar dat is niet het geval. De kosten zijn niet verwerkt in het rendement en evenmin in de berekening van de prognose van het eindkapitaal.
4.8.
Een voorbeeld van de onjuiste voorstelling van zaken geeft het volgende citaat uit de Koersplan brochure februari 1996 (productie 10 bij dagvaarding in eerste aanleg): "Uw rendement is echt netto. Alle percentages zijn netto. Dat wil zeggen dat onze kosten al zijn verrekend En dat is goed om te weten als u onze rendementen vergelijkt met die van andere spaarvormen. Want vaak worden bij andere maatschappijen bruto percentages vermeld Bij Koersplan is een rendement van 10% ook echt 10% voor u. "
4.9.
Om een netto product rendement van bijvoorbeeld 12% te kunnen behalen was een aanmerkelijk hoger bruto beleggingsrendement noodzakelijk omdat op dit bruto rendement de kosten nog in mindering moesten worden gebracht. Bovendien is al eerder tijdens deze procedure aangetoond dat deze rendementen foutief zijn berekend
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt
24
en tussen de I, I % en 1,5% te hoog zIJn voorgesteld. Zie onder andere rechtsoverweging 5.60 van het vonnis van 6 juni 2007.
4.10.
De gebruikte rendementen zijn dus onjuist en de berekening houdt geen rekening met inhouding van kosten. Nergens wordt het de deelnemer duidelijk dat een veel hoger beleggingsrendement noodzakelijk is om de in de brochures getoonde eindkapitalen daadwerkelijk te behalen.
C. Onjuist voorbeeldkapitaal voorgespiegeld
4.11.
In par. 5.38 grieven beweert AEGON dat de premies zIJn verdisconteerd
In
het
voorbeeldkapitaal. Dit is onjuist.
4.12.
De Stichting heeft aangetoond dat de in de brochure vermelde rendementen een te rooskleurige voorstelling van zaken gaven. Dit wordt ook bewezen aan de hand van productie 23 van de CvD waaruit blijkt dat intern lagere eindkapitalen werden gehanteerd. Daardoor werd ook (bewust) een onjuist beeld gegeven van de te bereiken eindkapitalen. Daarnaast, zo blijkt uit de Derde Levenrichtlijn, behoort de verzekeraar de premies voor iedere verzekeringsdekking duidelijk en schriftelijk mede te delen, voorafgaand aan de overeenkomst, zie par. 3 van deze memorie. Dit is allemaal relevante informatie voor de deelnemer. Het niet informeren over de premie impliceert een misleiding.
4.13.
In par. 4.25 grieven stelt AEGON in de laatste volzin: "Voor zover gedurende de looptijd kosten en premies zijn ingehouden, zijn deze al in het eindkapitaal verdisconteerd". Op basis van de hiervoor geconstateerde verschillen in eindkapitalen die intern vastliggen versus de eindkapitalen in brochures en op certificaten van deelnemers blijkt echter dat deze kosten juist niet verdisconteerd waren. Daaruit volgt, in tegenstelling tot hetgeen AEGON beweert in par. 9.4 grieven, dat er geen overeenstemming was over de allocatie van de inleg en de daarin besloten kosten. De deelnemer kreeg immers slechts een eindkapitaal te zien waarvan AEGON al wist dat dit onjuist was. Dit wordt bevestigd in de hiervoor aangehaalde interne uitdraai
In
productie 23 bij Conclusie van Dupliek.
D. Reactie op par. 10 grieven AEGON, bezwaren van AEGON inzake misleidende berekeningen
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwiit
25
4.14.
In par. 10.9 grieven haalt AEGON paragraaf 7.52 aan van de dupliek. Daarin heeft AEGON eerder gesteld dat het ondoenlijk is om in de brochure per deelnemer aan te geven welk eindkapitaal kan worden bereikt. Hoewel dit een valide argument lijkt had AEGON dit wel kunnen en moeten doen op de individuele certificaten. AEGON heeft er voor gekozen deze klantspecifieke informatie ook achterwege te laten op de certificaten die aan individuele deelnemers werden verstrekt. Deze gegevens per deelnemer waren beschikbaar in het computersysteem van AEGON (zie productie 23 bij Conclusie van Dupliek, polisnummer 9015-0025). Deze eenvoudige koppeling van gegevens met een vermelding van het juiste te verwachten eindkapitaal heeft men echter achterwege gelaten.
4.15.
Een nadere analyse van genoemde productie 23 bij Dupliek leidt tot de conclusie dat bij toepassing van de daarin vervatte intern bekende gegevens iedere deelnemer lagere geprognosticeerde eindkapitalen gemeld zou hebben gekregen dan vermeld in de brochures en op de certificaten. Bij iedere deelnemer zou immers de inhouding van de premie overlijdensrisicoverzekering verdisconteerd zijn in de prognoses. De nu gepresenteerde te verwachten eindkapitalen hielden geen rekening met inhouding van de premie overlijdensrisicoverzekering.
4.16.
In par.
10.12-10.16 gneven stelt AEGON dat de verschillen tussen de
maatmanberekeningen en de niet op Maatman gebaseerde berekeningen (lees: voor de individuele deelnemers) verwaarloosbaar klein zouden zijn. De Stichting heeft diverse keren tijdens deze procedure aangetoond dat deze verschillen aanzienlijk zijn. Zie hiervoor bijvoorbeeld de Antwoordakte Bewijslevering van I oktober 2008 hoofdstuk 3. Daaruit blijkt dat de maatmanberekeningen aantoonbare en ernstige fouten bevatten die ook door AEGON zijn erkend. Daaruit blijkt (par. 3.26) bijvoorbeeld dat de tekorten in eindkapitaal tussen de 25% en 50% zouden zijn.
4.17.
De verschillen blijven groot als we een vergelijking maken op basis van individuele
################ deelnemers zoals Ter Schiphorst en Wennekes (Antwoordakte Bewijslevering
ttttttt ttttttt
hoofdstuk 5 en productie 14 bij dagvaarding). Deze heren sluiten in 1992 exact dezelfde Koersplanovereenkomst en krijgen van AEGON ook exact dezelfde Schiphorst, op dat moment 34 eindkapitalen na 15 jaar in het vooruitzicht gesteld. Ter #######
ttt ttt
jaar oud, betaalt een premie overlijdensrisicoverzekering gelijk aan 12,47% van de
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt
26
&&&&& inleg. Ter Schiphorst betaalt per saldo iets meer dan de fictieve Maatman, die 11,58%
ttt
van de inleg kwijt is aan premie overlijdensrisicoverzekering. De heer Wennekes WWW (dan
tt
55 jaar oud) sluit op hetzelfde moment een overeenkomst met exact dezelfde looptijd en inleg. Hij betaalt 29,94% van zijn inleg aan premie overlijdensrisicoverzekering. Toch krijgt hij van AEGON op zijn certificaat precies dezelfde eindkapitalen in het
ttt
vooruitzicht gesteld als Ter Schiphorst. Zijn eindkapitaal zal echter per definitie lager zijn door de veel hogere premie overlijdensrisicoverzekering .. Van iedere f 100 die Ter Schiphorst inlegt blijkt achteraf NLG 87,53 te worden belegd WWWWj
ttt t t
en de beleggingskas. Voor Wennekes WWW is dat slechts NLG 70,06. Per saldo zal het door
Ter Schiphorst te bereiken eindkapitaal dan ook 25% (87,53170,06 -I) hoger zijn dan ttt ttt ttt het eindkapitaal dat Wennekes WWW kan bereiken. Ten opzichte van de 'Maatman' ttttt berekening in de brochures is het verschil zelfs nog iets hoger omdat Maatman nog minder premie overlijdensrisicoverzekering betaalde.
De stelling van AEGON dat deze verschillen verwaarloosbaar klein zijn is dan ook volstrekt misplaatst.
4.18.
Een belangrijk verweer van AEGON is dat deelnemers steeds een eindkapitaal kregen voorgespiegeld dat gebaseerd was op een netto rendement, dus na kosten. Zo wordt in alle brochures steeds het woord 'netto' gebruikt. Ook in de Memorie van Grieven van AEGON wordt in par. 10.15, 10.16 en 10.17 weer een groot belang gehecht aan het woord 'netto' voor het woord 'rendement'. Dit moet, aldus AEGON, gelezen worden als zijnde het rendement na aftrek van alle kosten, dus ook de premie overlijdensrisicoverzekering. Tussen partijen bestaat overeenstemming over het feit dat het certificaat onderdeel uitmaakt van de overeenkomst. De Stichting hecht aan het certificaat, als onderdeel van de totale overeenkomst, meer belang dan aan de brochure. In het procesdossier zijn meerdere van deze certificaten aanwezig. Bij de Schiphorst en Wennekes), Dagvaarding zijn certificaten te vinden in productie 14 (Ter WWWWWWWWW
tttttt ttt ttt tt Op het certificaat van Hoogeveen is onder punt 7 te lezen: "Indicatie bij een Brinke). WWWW WW ttt
- Ten productie 17 (Boosten), WWWWen productie 29 (Massen WWW productie 28 (Hoogeveen) WWWWWW
gemiddeld rendement op de inleg." Hier wordt dus niet, zoals in de brochure, verwezen naar een netto rendement. Er wordt slechts gesproken over een "rendement" op de inleg. De prognose van eindkapitalen zoals op de certificaten staan vermeld wordt tevens toegelicht in de begeleidende brief van AEGON. Zo staan in de brief aan
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt
27
de heer Hoogeveen WWWW(productie 28 Dagvaarding): "De op het certificaat onder punt 7
tt
vermelde bedragen zijn berekend na aftrek van alle kosten en vormen geen garantie voor de definitieve einduitkering." Hieruit kan slechts één conclusie worden
getrokken: er is gerekend met een bepaald beleggingsrendement voor kosten waarmee vervolgens een eindkapitaal wordt berekend waar alle kosten op in mindering zijn gebracht. Toch zijn deze eindkapitalen exact gelijk aan de eindkapitalen zoals vermeld in de brochures. Er is helemaal geen rekening gehouden met kosten.
4.19.
Daarnaast is de term 'rendement op inleg' (zoals vermeld op het certificaat) misleidend, aangezien niet de inleg maar het spaargedeelte na aftrek van de premie overlijdensrisicoverzekering en kosten zal gaan renderen in de beleggingskas. Dat AEGON bewust misleidende informatie geeft aan de deelnemers blijkt ook uit de interne administratie waarin juist lagere prognoses van eindkapitalen zijn opgenomen omdat
intern
wel
rekening
houden
met
de
inhouding
van
de
premie
overlijdensrisicoverzekering (productie 23 bij Conclusie van Dupliek, polisnummer 9015-0025). Deze prognoses van eindkapitalen werden echter niet verstrekt aan deelnemers.
4.20
In 10.18 stelt AEGON dat het onjuist is dat de rechtbank concludeert dat AEGON heeft erkend dat voor mannen die ouder waren dan Maatman een veel hoger bruto rendement nodig was om hetzelfde netto rendement te behalen. In de Antwoordakte van Bewijslevering is onder productie 3 een controle van de cijfers van AEGON aangeleverd. Uit deze controle blijkt dat bijvoorbeeld voor het in de brochure opgenomen jaar 1983 een beleggingsrendement vóór kosten werd gebruikt van 18,0%. Daarvan zou een 50-jarige mannelijke deelnemer na IS jaar slechts 12,4% overhouden. Een dertigjarige Maatman zou daarvan 14,3% overhouden, zo blijkt uit de controleberekeningen.
4.21
De brochure meldt voor 1983 echter een netto rendement van 15,9% dat gebaseerd zou zijn op Maatman. Dat percentage in de brochure is onjuist en 1,6% per jaar te hoog voor Maatman. Uit deze analyse blijkt dat zelfs de deelnemer met de laagste premie overlijdensrisicoverzekering niet in de buurt komt van het rendement in de brochure van 15,9%. Deze zou niet meer 14,6% rendement per jaar kunnen behalen.
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt
28
4.22
Uitgedrukt in rendementspercentages lijken de verschillen klein. Dat hangt samen met de extreem hoge rendementen waarmee indertijd werd gerekend. Een vergelijking op te bereiken eindkapitalen geeft een beter beeld van de verschillen in eindkapitalen na IS jaar:
Brochure
15,9% rendement
NLG 59.400 (foutief en erkend door AEGON)
Maatman 30
14,3% rendement
NLG 51.200 (dit zou in de brochure moeten
12,4% rendement
NLG 43.500
staan) Man 50 jaar
Zelfs al zou AEGON dus dezelfde beleggingsresultaten behalen als in het verleden, dan nog zou de 50 jarige deelnemer constateren dat het eindkapitaal in de brochure 37% hoger was dan wat er werkelijk werd behaald. Maar ook Maatman zou een tekort hebben van 16% in eindkapitaal.
4.23.
De Stichting heeft in de Antwoordakte van Bewijslevering uitgebreid bewijs geleverd van de grote fouten die AEGON maakte bij het berekenen van de historische rendementen. Daarmee is bewezen dat de gepresenteerde nettorendementen foutief en misleidend zijn.
4.24.
In hoofdstuk 4 van de Antwoordakte van Bewijslevering heeft Koersplandewegkwijt Boosten substantieel c.s. aangetoond dat de netto rendementen van Hoogeveen WWWWen WWW
ttttt ttttt
afwijken van de maatmanrendementen. De verschillen mogen optisch wellicht relatief klein lijken, maar op basis van de te bereiken eindkapitalen blijkt welke enorme impact dit heeft. Dit is ook duidelijk.
4.25.
De misleiding staat hiermee vast.
5.
Het maatschappelijk debat en de woekerpolisakkoorden
5.1.
Een van de centrale stellingen van AEGON is dat sedert het uitbrengen van de dagvaarding in 2005, een maatschappelijk debat op gang gekomen is (over het fenomeen woekerpolis ) dat tot akkoorden heeft geleid die ook de norm voor Koersplan en voor de (vorderingen van de) Stichting zouden moeten zijn. Zie in het bijzonder par. 6 grieven.
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwiit
29
5.2.
Van dit laatste kan geen sprake zijn. Inderdaad is er een debat - een maatschappelijk gedragen debat echter bepaald niet - geweest en inderdaad zijn er enige akkoorden tot stand gekomen, maar die zijn niet bindend voor de Stichting, niet relevant voor het product Koersplan en niet de norm aan de hand waarvan de vorderingen van de Stichting beoordeeld dienen te worden, met name ook omdat er in het geheel geen maatschappelijke
consensus
IS
over
de
in
het
door
AEGON
bedoelde
maatschappelijke debat bereikte akkoorden.
5.3.
Overigens is een belangrijke oorzaak van het ontstaan van onvrede ten aanzien van Koersplan de ondoorzichtigheid, soms onjuistheid en misleiding, van en bij de productinformatie. Ook de Ombudsman Financiële Dienstverlening oordeelde, dat het onvoldoende duidelijk was welk deel van de inleg diende voor vermogensopbouw en welk deel aan andere posten werd besteed. Immers dit is "van groot belang voor de werking van het product en de kwaliteit ervan en voor de bepaling in hoeverre het product voldoet aan de verwachting die de consument daarover redelijkerwijs mocht hebben (Aanbeveling 4-3-2008, p.9)".
5.4.
Bij Koersplan, althans dit geschil, gaat het anders dan AEGON suggereert niet om tegenvallende beleggingsresultaten, maar om kort gezegd intransparantie en misleiding door AEGON bij de productinformatie en in de overeenkomsten.
De Aanbeveling van de Ombudsman
5.5.
De Aanbeveling van de Ombudsman van 4 maart 2008, par. 6.12 grieven was een eerste aanzet om te komen tot compenserende maatregelen. AEGON lijkt in 6.12 e.v. grieven te suggereren dat zij handelt conform die Aanbeveling. Dat is niet het geval.
5.6.
In het door AEGON in par. 6.16 grieven aangehaalde citaat van de Ombudsman over
beleggingsverzekeringen uitgebracht Aanbeveling is het woord 'doorgaans' van groot belang. In dezelfde Aanbeveling van 4 maart 2008 schrijft de Ombudsman op pagina 1 namelijk:
De discussie over gebrek aan inzichtelijkheid en de kostenstructuur was overigens niet nieuw en ook de Ombudsman Verzekeringen, de voorganger van de Ombudsman Financiële Dienstverlening, was goed bekend met deze kwestie
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt
30
en had daaraan al bij herhaling in een reeks van jaarverslagen op kritische wijze aandacht besteed.
5.7.
Op pagina 4 van de aanbeveling schrijft de Ombudsman:
Het
uitsluitend
voorbeeldkapitalen
verkopen
van
zonder de
levensverzekeringen
nodige aandacht te
op
basis
besteden
aan
van de
kostenstructuur en de invloed daarvan op de vermogensvorming, was tot 1 augustus 1999 vrij gebruikelijk. niettegenstaande een voortdurend pleidooi van de Ombudsman voor ruimere voorlichting op het punt van de eerste kosten. Nadien trad enige verbetering op, maar ook toen was van expliciete informatieverstrekking nog geen sprake. De Ombudsman waarschuwde daarvoor in diens jaarverslagen.
5.8.
Op pagina 6 refereert de Ombudsman aan de uitspraak van de Raad van Toezicht Verzekeringen 2006/064 Le, die hij 'exemplarisch' noemt:
November 2006 deed de toenmalige Raad Van Toezicht Verzekeringen onder nummer 2006/064 Le een uitspraak in een exemplarische zaak waarin door de consument werd geklaagd over - kort samengevat - de intransparantie van zijn levensverzekering op beleggingsbasis en de onjuiste en voor hem niet kenbare wijze van kosteninhouding, premies en hoogte van risicodekking. Verzekeraar had verweer gevoerd daarbij een beroep doende op de omstandigheid dat klager uit de hem verstrekte informatie had kunnen afleiden hoe spaarpremie en risicopremie zich hadden verhouden, wat de kosten bedroegen en dat de verstrekte informatie voldeed aan de ten tijde van het aangaan van de overeenkomst (december 1993) geldende vereisten. De Raad oordeelde niettemin dat deze informatie voor klager onvolledig en niet tijdig was geweest en oordeelde de klacht ter zake gegrond. (accentuering advocaat)
Uit het feit dat de Ombudsman deze uitspraak aanhaalt en exemplarisch noemt blijkt dat hij zich achter deze uitspraak schaart. De daarin behandelde elementen gelden vrijwel een-op-een voor de Koersplan zaak.
5.9.
Op pagina 8 stelt de Ombudsman:
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt
31
De hoogte van de gehanteerde risicopremie en de hoogte en systematiek van de kosteninhoudingen blijken evenwel, na bestudering van de beleggingsproducten van verzekeraars, waaronder de productinformatie voor de consument, en bij de behandeling van de voorgelegde geschillen doorgaans onvoldoende duidelijk.
De
Ombudsman
concludeert
dat
het
cruciale
manco
van
de
beleggingsverzekeringen in het algemeen, gunstige uitzonderingen daargelaten, de intransparantie voor de consument is geweest. Verzekeraar, als ontwikkelaar en aanbieder van deze producten, is voor die tekortkoming verantwoordelijk, onverminderd de verantwoordelijkheid van het intermediair.
5.10.
Op pagina 9 stelt de Ombudsman dat de hoogte van de premie overlijdensrisicopremie van groot belang is voor de werking en de kwaliteit van het product. Daarmee behoort het dus tot de essentialia van de overeenkomst:
De hoogte van de risicopremie, derhalve de beschikbare som voor het spaardeel, en de mate en wijze van kosteninhoudingen zijn van groot belang voor de werking van het product en de kwaliteit ervan, en voor de bepaling in hoeverre het product voldoet aan de verwachting die de consument daarover redelijkerwijs mocht hebben.
5.11.
Op pagina 10 legt de Ombudsman hoe hij vindt dat moet worden omgegaan met de hoogte van risicopremie bij compensatie van de deelnemers. Dit legt hij vast in de punten 6 en 7 van de feitelijke aanbeveling:
6. De kostenmaximering betreft alle kosten. Premies voor overlijdensrisico, arbeidsongeschiktheid en verzorgingsdekking zijn geen kosten.
7. Voor de premie van de overlijdensrisicodekktng geldt dat deze niet hoger hoort te zijn dan bij dezelfde verzekeraar voor een vergelijkbaar risico bij een zelfstandige risicoverzekering in rekening wordt gebracht op het moment van afsluiten van die verzekering, derhalve zulks zonder daar bovenop oneigenlijke opslagen in rekening te brengen.
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt
32
5.12.
In par. 6.20 grieven geeft AEGON wel een heel eigen interpretatie van de woorden van de Ombudsman wanneer wordt gesteld: "het gaat de Ombudsman dus niet zozeer om het gebrek aan gedetailleerde informatie per kostensoort of risicopremie, maar om de invloed van het totaal aan inhoudingen op het op te bouwen vermogen". De
Aanbeveling van 4 maart 2008 op dit punt luidt:
De hoogte van de risicopremie, derhalve de beschikbare som voor het spaardeel, en de mate en wijze van kosten inhoudingen zijn van groot belang voor de werking van het product en de kwaliteit ervan, en voor de bepaling in hoeverre het product voldoet aan de verwachting die de consument daarover redelijkerwijs mocht hebben.
De Ombudsman stelt dus dat de kosten van groot belang zijn voor de werking en de bepaling van de kwaliteit van het product en de mate waarin het voldoet aan de verwachtingen van consumenten. Zonder inzicht in de hoogte van de premie kan de consument, naar de mening van de Ombudsman, de kwaliteit van het product dus niet bepalen. Daarmee is de Ombudsman dus duidelijk over de ongewenstheid C.q. onjuistheid van indirecte transparantie die het de consument verhindert de kwaliteit van een product te bepalen.
5.13.
Bovendien is het standpunt van de Ombudsman inzake de kostenopslagen in premies voor overlijdensrisico, arbeidsongeschiktheid en verzorgingsdekking volstrekt duidelijk: dit zijn geen kosten en deze premies dienen dan ook geen oneigenlijke opslagen te kennen.
5.14.
In par. 6.36 grieven stelt AEGON: "Alle kosten en opslagen die in de werkelijke premie van de overlijdensrisicoverzekering zijn verdisconteerd tellen onverkort mee voor de kostenmaximering". Dit is in strijd met de Aanbeveling van 4 maart 2008
onder de punten 6 en 7, zoals hierboven aangehaald. Bovendien wordt dit standpunt nog tot twee keer toe bevestigd door de Ombudsman.
De eerste bevestiging volgt snel na het verschijnen van de Aanbeveling. Op 12 maart 2008 brengt het Kifid een persbericht uit (reeds overgelegd als productie G.2), acht dagen na publicatie van zijn Aanbeveling. Dit persbericht wordt door het Kifid opgesteld naar aanleiding van de berichtgeving in de media over de aanbeveling.
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt
33
Kennelijk vindt het Kifid het nodig bepaalde elementen van de Aanbeveling van 4 maart 2008 te verduidelijken.
Onder punt 2 van het persbericht stelt de Ombudsman over de premIe overlijdensrisicoverzekering:
2) Beleggingsverzekeringen kennen een beleggingsdeel (spaardeel) en een risicoverzekering. De premies voor het overlijdensrisico, dat door de verzekering wordt gedekt, vormen juridisch en verzekeringstechnisch geen kosten. Toch maximeert de Aanbeveling ook dit gedeelte van de inleg van de consument. Deze premies moeten dezelfde zijn als voor gelijke losse risicoverzekeringen worden betaald, dus zonder oneigenlijke opslagen. Het meerdere dat de consument in rekening is gebracht, dient te worden terugbetaald [accentuering door advocaat].
De tweede bevestiging geeft de Ombudsman in zijn brief van 4 juni 2008 aan de Besturen
en
Directies
van
Levensverzekeringsmaatschappijen
(productie
7
Antwoordakte van Bewijslevering). Op de laatste pagina van deze brief wordt zijn standpunt aan het einde herhaalt:
"Tevens heb ik aanbevolen de risicopremie te beperken tot hetgeen nodig is voor het gedekte risico en conform is aan de premies voor een separate overlijdensrisicoverzekering met hetzelfde risico. "
Het is dus tot driemaal toe bevestigd wat de Ombudsman bedoelde in zijn aanbeveling van 4 maart 2008: oneigenlijke opslagen in de premie overlijdensrisicoverzekering dienen verzekeraars terug te betalen aan de deelnemers. De premies en de oneigenlijke opslagen op deze premies zijn geen kosten die vallen onder de maximering.
5.10.
AEGON weigert gelet op haar standpunt in deze procedure echter over te gaan tot deze terugbetaling en wil het deel van de premie waarvan AEGON nu stelt dat het kosten zijn, onder een andere titel (kosten) als nog bij de Koersplan deelnemer in rekening brengen, zie het standpunt van AEGON in par. 6.42 grieven. Dat is niet correct en hiervoor ontbreekt een contractuele grondslag en het is in strijd met de Aanbeveling van de Ombudsman.
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt
34
Overeenkomsten
5.11.
Het door AEGON gestelde "maatschappelijk" debat is verder slechts gevoerd met enkel als niet of nauwelijks representatief te noemen Stichtingen, namelijk de Stichting Woekerpolis en de Stichting Verliespolis. Bij het overleg met deze Stichtingen was aanvankelijk ook de Consumentenbond betrokken maar deze is uit dit overleg weggelopen. Wat overbleef was een overleg met twee self-made Stichtingen, die kennelijk niet meer dan 32.000 aangeslotene AEGON gedupeerden hebben voor de in totaal 1,3 miljoen door AEGON verkochte beleggingspolissen. De Stichting alleen heeft als ongeveer 19.000 aangesloten voor alleen het product Koersplan. Zo de genoemde Stichtingen al representatief in het algemeen zouden kunnen worden genoemd, hetgeen niet het geval is gezien het zeer beperkte draagvlak van deze Stichtingen, zijn ze dat in ieder geval niet voor de Koersplan-gedupeerden. Het is ook onjuist om aan te nemen dat er sprake is van een maatschappelijk draagvlak, alleen omdat AEGON met twee door haar geselecteerde Stichtingen een overeenkomst sluit, terwijl AEGON juist de Stichting Koersplandewegkwijt en dus juist het platfonn voor de Koersplan-gedupeerden, niet bij enig overleg heeft willen betrekken en met deze Stichting geen overeenkomst is aangegaan.
5.12.
Hierbij komt dat de Stichting haar vorderingen al in 2005 heeft ingesteld. AEGON stelt dat in de loop van 2006 stichtingen zijn opgericht die met collectieve acties dreigden (par. 6.9 grieven), waarna werd aangedrongen op buitengerechtelijke beslechting (par. 6.10 grieven). Die buitengerechtelijke beslechting is mogelijk gerealiseerd in relatie tot de door AEGON bedoelde stichtingen, maar niet met Stichting Koersplandewegkwijt, die dus al eerder haar collectieve actie was gestart, die vervolgens door AEGON niet werd betrokken bij
het overleg over
geschilbeslechting en die (dan ook) niet gebonden kan worden aan de met andere stichtingen bereikte akkoorden.
5.13.
Hier komt nog eens bij dat de overeenkomst op het centrale punten van de kosten afwijkt van de Aanbeveling (afwijking in het voordeel van AEGON). In afwijking van de Aanbeveling houdt de overeenkomst in als systematiek (zie par. 6.43 - 6. 47 grieven), namelijk: oneigenlijke opslagen en kosten die zijn verwerkt in de risicopremies worden gerekend tot de kosten die vallen onder de kostenmaximering.
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwiit
35
In de overeenkomst is namelijk vastgelegd (par. 6.46 grieven) dat van de:
(. ..)
genormeerde overlijdensrisicopremie, het meerdere als kosten zal vallen onder de in artikel 2.1 bedoelde kostenmaximering. Dat mag dus juist niet volgens de Aanbeveling.
5.14.
Toch wil AEGON het doen voorkomen alsof de Ombudsman instemt met de regeling die AEGON treft. In het letterlijke citaat schrijft AEGON in par. 6.49 grieven:
Ik kan u thans
~
alles overziend
~
berichten dat naar de mening van de
Ombudsman de door u aangeboden regeling een redelijke en juiste toepassing is van de Aanbeveling van 4 maart 2008 en in lijn is met de eerder overeengekomen regelingen. 5.15.
Hiermee is de Ombudsman echter voorbij gegaan aan het voor Koersplan essentiële aspect van de premie overlijdensrisicoverzekering, omdat de vragen aan de Ombudsman (productie 8 grieven van AEGON) daar ook niet op doelen, althans dat blijkt niet. De termsheet waar de productie naar verwijst is niet overgelegd zodat volkomen onduidelijk is op welke vraag productie 8 nou eigenlijk antwoord geeft. Uit bovenstaande opmerkingen over de Aanbeveling is bovendien klip en klaar dat de overeenkomst van AEGON strijdig is met de Aanbeveling, zoals de Ombudsman de betekenis daarvan drie maal heeft bevestigd. In het interview met Radar geeft de Ombudsman ook wel aan dat hij de status van de overeenkomst ziet al een door partijen kennelijk gewild compromis (zie transscriptie, productie G.3).
5.16.
Behalve dat de overeenkomst geenszins aansluit bij de Aanbeveling, is voort de in wat AEGON het maatschappelijk debat noemt, gevonden oplossingen niet bindend voor de Stichting omdat:
A. Er zijn geen akkoorden waar de Stichting Koersplandewegkwijt partij bij is.
Met andere partijen overeengekomen akkoorden zijn voor de Stichting uiteraard niet bindend. Hierbij is relevant op te merken dat AEGON nimmer met Stichting Koersplandewegkwijt over een mogelijke regeling heeft willen overleggen. Bij het overleg met andere partijen ~ dat tot akkoorden heeft geleid ~ heeft AEGON Stichting Koersplandewegkwijt welbewust niet uitgenodigd. Reeds daarom kan er geen sprake van zijn dat AEGON die met andere partijen overeengekomen regeling thans ook als
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt
36
bindend (want volgens AEGON de maatschappelijke norm weergevend) aan de Stichting zou kunnen opdringen.
B. De akkoorden hebben een (hoog) compromisgehalte en kunnen dan ook niet richtinggevend zijn voor situaties waarin een geschil bestaat en geen compromis bereikbaar is, zoals ten aanzien van Koersplan.
De akkoorden zijn niet meer dan een vorm van schikking. De Stichtingen motiveren de overeenkomst door te wijzen op het voorkomen van jarenlange procedures en de onzekerheid van de uitkomst van procedures. Dat kunnen overwegingen zijn geweest bij die Stichtingen om een schikking aan te gaan, maar dat betekent niet dat met het aldus bereikte compromis de (enig juiste) maatschappelijke norm is weergegeven en nog minder dat de Stichting hieraan vervolgens ook gebonden is. Met de Stichting is nu juist geen schikking getroffen. Hier voegt de Stichting aan toe dat ook de Ombudsman Financiële Dienstverlening in het interview met Tros Radar op 18 januari 2010 zich in de hier bedoelde termen heeft uitgelaten. De transcriptie van dat interview wordt hierbij overgelegd als productie G.3 en is ook opgenomen op de DVD met documenten die de Stichting deponeert ter griffie van het Gerechtshof en als productie GA wordt ingebracht.
De Ombudsman verklaart in het interview: "Die regelingen zijn natuurlijk allemaal regelingen met een zekere compromisgehalte. Het gaat erom dat je buitengerechtelijk geschil kan oplossen om mensen te besparen dat ze jarenlang moeten procederen en kosten maken. Daar staat tegenover dat je ook een beetje moet schipperen. Dus heeft het een compromisgehalte
H.
De Stichting is niet gebonden aan een niet met haar overeengekomen compromis.
C. De akkoorden trachten een algemene regel te formuleren voor alle soorten en typen van beleggingsverzekeringen en doen daarmee in het geheel geen recht aan afzonderlijke productkenmerken. Het zijn "one size fits for all" akkoorden, maar die laten zich wegens de bijzonderheid waar het in dit geschil ten aanzien van Koersplan over gaat niet toepassen op dit geschil.
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt
37
AEGON erkent dat er sprake is van een generieke oplossing, zie par. 3.37 grieven. In het kader van een compromis is dat te begrijpen. Met de Stichting is evenwel geen compromIS
bereikt.
Derhalve
zal
naar
de
eigen
merites
van
de
Koersplanovereenkomst gekeken moeten worden. Dat bijvoorbeeld de Ombudsman dat bij het fonnuleren van zijn Aanbeveling niet heeft gedaan is evident, waar de Ombudsman in algemene tennen spreekt dat een bepaald verschijnsel zich "doorgaans" voordoet (zie par. 6.16 grieven). Dat geeft dus als zodanig geen richting voor en heeft geen relevantie ten aanzien van het product Koersplan. De relatie van deze Aanbeveling tot het product Koersplan is daarom ook wankel omdat toen de Ombudsman zijn Aanbeveling bekend maakte, er toegespitst op Koersplan al het tussenvonnis van de rechtbank Utrecht lag dat de deelnemer geen premie overlijdensrisicoverzekering was overeengekomen, dan wel niet van een bepaalde hoogte. De algemene opmerking dat de Ombudsman "heeft [... l geconcludeerd" dat het doorgaans voor de consument duidelijk kan zijn geweest dat hij een verzekering kocht, is zo een nogal vrijblijvende opmerking, temeer daar niet duidelijk is op welke wijze en op basis van de analyse van welke producten de Ombudsman tot zijn conclusie is gekomen, maar kennelijk heeft de Ombudsman het product Koersplan of niet in zijn bevindingen betrokken, of is de Ombudsman enkel afgegaan op door verzekeraars verstrekte infonnatie. Indien die infonnatie als in deze procedure door AEGON verstrekt op dezelfde wijze aan de Ombudsman kenbaar is gemaakt, valt de conclusie van de Ombudsman te verklaren en is ook duidelijk dat aan die conclusie net zo weinig betekenis toegekend dient te worden als aan de juistheid van de stellingen van AEGON in deze procedure.
D. Er is geen sprake van maatschappelijke consensus over de inhoud van de akkoorden, integendeel de kritiek op de akkoorden en ook op de rol die de Ombudsman daarin heeft gespeeld zwelt aan. De akkoorden zijn ook helemaal niet gunstig voor consumenten. Een onderonsje van AEGON met twee als niet representatief aan te merken Stichting kan niet als maatschappelijke en voor de Stichting bindende nonn gelden. AEGON houdt in de grieven nogal krampachtig vast aan de beweerde maatschappelijke consensus, kennelijk bij gebrek aan betere argumenten. Die maatschappelijke consensus is er echter helemaal niet. Alleen al door het compromisgehalte van de overeenkomst die AEGON heeft gesloten, is het voor de hand liggend dat hiennee
Memorie van Antwoord Stichting Koersolandewegkwijt
38
niet de volledige rechten worden die belanghebbenden bij correcte uitvoering van de overeenkomst zouden dienen te krijgen. De Stichting legt hierbij over als productie G.4 het onderzoek van Capital Consult van 19 oktober 2009 waarin de aanspraken van
de Koersplandeelnemers op basis van het vonnis van de rechtbank Utrecht zouden dienen te verkrijgen is vergeleken met de extra aanspraken die het gevolg zouden zijn van toepassing van de overeenkomst die AEGON heeft gesloten. Het resultaat is onthutsend. Waar toepassing van het vonnis een extra uitkering van 9,14% tot 23,2% van de eindwaarde oplevert, is dit percentage op grond van de overeenkomst 0% (!!) tot maximaal 1,99%. Hiermee is ook al aangegeven dat de overeenkomst absoluut geen (maatschappelijk) redelijke norm weergeeft. Nader blijkt dit uit de diverse debatten en commentaren op de overeenkomst, zoals vervat op de DVD gedeponeerd bij de Griffie (productie G.5). Het beeldmateriaal op deze DVD wil de Stichting integraal als bewijs inbrengen in deze procedure. Kern van hetgeen uit de DVD blijkt is dat de overeenkomst zoals onder meer AEGON die heeft gesloten eenzijdig gunstig is voor verzekeraars, kosten tot 40% of meer mogelijk maakt, waarbij de overeenkomst door deskundigen wordt gehekeld. De Stichting geeft de essentie van de onderdelen A - E van de DVD weer:
A. Tros Radar van 18 januari 20 I 0, met de veelzeggende titel "Woekerpolisschikking
te laag", waarbij onder meer de stelling wordt ingenomen dat de overeenkomst een middel voor de verzekeraars is om gelegitimeerd zich enorme kosten toe te eigenen. De Ombudsman Financiële Dienstverlening erkent in het programma dat de overeenkomst het mogelijk maakt dat "er nog steeds minimaal 40% aan kosten van de inleg ingehouden kunnen worden" (zie transscriptie overgelegd als productie G.3);
B. RTL Z van 13 april 2010 waarin melding wordt gemaakt van door belangrijke
politieke partijen (PvdA, Groen Links, SP) in de Tweede Kamer geëist meuw onderzoek wegens de veel te geringe compensatie die verzekeraars aanbieden;
C. RTL Nieuws van 10 april 2010 waarin de mening van deskundigen wordt vermeld
dat de aangeboden compensatie slechts 10% is van hetgeen waar consumenten aanspraak op zouden moeten kunnen maken. Hierin wordt het voorbeeld genoemd van een compensatie in een polis van AEGON met een waarde van € 16.000, waarbinnen volgens de overeenkomst € 306,- compensatie zou worden geboden, terwijl dat
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt
39
volgens contractueel juiste uitvoering (conform vonnis rechtbank Utrecht) € 2206,zou moeten zijn.
Bovendien wordt hier genoemd dat de Stichtingen met welke verzekeraars de overeenkomsten sluiten zelf financieel flink verdienen aan de overeenkomsten. Voor de door AEGON gesloten overeenkomst is die vergoedingsregeling voor de Stichting opgenomen in artikel 8, waaruit blijkt dat er een eenmalige vergoeding van € 350.000,- wordt geboden en nog een aanvullende vergoeding oplopend tot € 600.000 per stichting. Er blijkt ook een financieel belang van de Stichtingen zelf geweest te zijn om de overeenkomsten te sluiten. In RTL Nieuws wordt dan ook opgemerkt dat de Stichtingen wel, maar de consumenten niet veel beter worden van de overeenkomsten.
D. Kassa van 31 oktober 2009 waarin is aangegeven dat het vonnis van de rechtbank Utrecht tot aanzienlijk betere resultaten leidt dan een schikking.
E. Tros Radar 15 september 2008 houdende interview met Prof. Boot waarin hij als kern stelt dat de compensatie op basis van de overeenkomst tussen Aegon en Stichting Verliespolis c.s. te weinig voorstelt. De onkostenkorting van maximaal 2,45 en 2,85, die wel geaccepteerd wordt, wordt jaarlijks afgehouden. In totaal gaat het dus om een onkostenkorting van zo'n 38 of 40% van het eindbedrag. En niet om 2,45 of 2,85%, De overeenkomst betekent een veel te kleine tegemoetkoming. De schade voor de consument is veel groter. Er dient een veel breder opgezet onderzoek te worden gedaan naar een redelijke compensatie voor de schade van de consument, aldus Boot.
F. Bericht uit De Pers van 16 januari 2010 (ook afzonderlijk overgelegd als productie G.6) waarin wordt geconcludeerd dat verzekeraars door kunnen gaan met het
inhouden van hoge kosten, waar Prof, Boot de regeling van verzekeraars misleidend noemt en berekend wordt dat er nauwelijks betere eindkapitalen bereikbaar zijn;
G, Tros Radar, interview met Ombudsman Financiële Dienstverlening, zie productie G.3, waar deze erkent dat kosteninhoudingen tot 40% mogelijk blijven;
H. RTL Z 20 april 2010 (ook afzonderlijk overgelegd als productie G.7) waarin prof Boot inschat dat de schade voor consumenten I Ox hoger is dan aan compensatie wordt
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt
40
geboden door verzekeraars met de overeenkomsten. Ook erkent de Stichting die de overeenkomst met AEGON heeft gesloten het compromis van de overeenkomst.
1. VVP 10 december 2008 (ook afzonderlijk overgelegd als productie G.S) houdende
de visie van Peter Post van onderzoeksbureau MoneyView met kritiek op de Aanbeveling van de Ombudsman die uitgangspunt is geweest voor de overeenkomst. MoneyView voerde het door AEGON ingebrachte onderzoek uit naar de beleggingsverzekeringen, in opdracht van de AFM.
5.17.
Er is maar één conclusie mogelijk: Het zogenaamde maatschappelijk debat heeft tot overeenkomsten geleid met niet representatieve Stichtingen, welke overeenkomsten de consument nauwelijks profijt opleveren maar slechts verzekeraars de gelegenheid geven nog steeds buitensporige kosten (tot 40%) in rekening te brengen en (mede) daarom niet de norm kunnen zijn om de redelijkheid van de toepassing van het premiemaximum voor de overlijdensrisicoverzekering voor Koersplan op te baseren en al helemaal geen grond kunnen zijn om de in de premie besloten liggende oneigenlijke kosten - zonder grondslag in de overeenkomst - onder de noemer van kosten alsnog in rekening te brengen.
6.
Nadere weerlegging grieven overlijdensrisicoverzekering
6.1.
De grieven van AEGON concentreren zich op twee centrale stellingen, waarvan de eerste samengevat luidt: er is wel een premie overlijdensrisico overeengekomen, want deze kon rechtstreeks worden afgeleid uit het informatiemateriaal en is bovendien de invulling van de redelijke premie door de rechtbank onjuist.
6.2.
Deze standpunten van AEGON zijn onjuist.
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt
41
6.3.
Volgens AEGON is een premie overlijdensrisicoverzekering overeengekomen omdat zowel het bestaan van de verzekering als de hoogte van de premie de deelnemer "rechtstreeks" kon afleiden uit het informatiemateriaal (par. 1.11 memorie van grieven).
6.4.
Dat standpunt motiveert AEGON verder hoofdzakelijk met het argument dat in de algemene voorwaarden over een premie wordt gesproken en het argument dat de consument op basis van een - niet door AEGON bekend gemaakte - herleidingstabel had kunnen narekenen wel deel van de inleg niet voor belegging zou worden gebruikt, hetgeen dan wel de premie zou moeten zijn, aldus AEGON.
6.5.
De Stichting verwijst naar haar argumentatie hiervoor (par. 3) ter weerlegging van dit standpunt. De vermelding van een premie in algemene voorwaarden is onvoldoende grondslag om te oordelen dat een (bepaalde) premie is overeengekomen, gegeven de omstandigheid dat de premie als wezenskenmerk van de verzekering uitdrukkelijk genoemd had moeten zijn en dat de deelnemer dat gelet op de bij de verzekering door AEGON
verstrekte
Prospectus
of Brochure
ook
mocht
verwachten.
De
herleidingstabel is niet alleen niet bekend gemaakt, maar ook overigens niet zodanig inzichtelijk dat de consument op basis van die tabel had kunnen begrijpen dat een premie was overeengekomen, laat staan de hoogte van de premie te berekenen. Indien al een verschil tussen inleg en spaardeel uitgerekend had kunnen worden, dan had de consument nog steeds niet hoeven begrijpen dat het verschil tussen die twee bedragen de premie overlijdensrisicoverzekering was, want de consument had veeleer reden te denken dat er sprake was van reguliere kosten (gezien alle voorgaande argumenten dat er immers geen premie was overeengekomen).
6.6.
AEGON stelt dat de premie overlijdensrisicoverzekering niet als losstaand element uit het Koersplan-product gelicht mag worden, maar beoordeeld dient te worden binnen het kader van de kosten als geheel. Die zouden volgens AEGON op een redelijk niveau liggen, zie par. 7.8 grieven. Dat is onjuist. De algemene voorwaarden geven duidelijk aan welke kosten in rekening gebracht worden. Voor meer of andere kosten is geen contractuele grondslag. Het is niet toelaatbaar en het ontbeert een contractuele grondslag om een deel van de premie nu achteraf als kosten in rekening te brengen!
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt
42
6.7.
De Stichting heeft bij Antwoordakte bewijslevering zeer gedetailleerde infonnatie aangeleverd over de premie van een losstaande overlijdensrisicoverzekering voor een vergelijkbaar risico. De juistheid daarvan heeft AEGON niet betwist en de rechtbank heeft die infonnatie dan ook terecht tot uitgangspunt genomen voor haar beslissing.
6.8.
In de grieven merkt AEGON slechts op hierdoor "verrast" te zijn (par. 9.72 grieven) en de berekeningen van de Stichting "bij gebrek aan wetenschap" te ontkennen (par. 9.73 grieven). Dat is een onvoldoende gemotiveerde weerlegging van de precieze en onderbouwde stellingen van de Stichting, zodat het "verweer" (voor zover het die naam mag hebben) daartegen van AEGON als onvoldoende onderbouwd terzijde kan worden geschoven. Van de juistheid van de berekeningen van de Stichting dient daarom ook in hoger beroep uitgegaan te worden.
6.9.
Terecht heeft de rechtbank de door de Stichting aangedragen infonnatie over de premie voor een losstaande overlijdensrisicoverzekering dan ook tot uitgangspunt genomen en terecht de fonnule voor herberekening, genoemd tussen par. 9.73 en 9.74 grieven, gehanteerd. Volgens par. 9.77 grieven zou dit in 85% van de Koersplan overeenkomsten tot een bijstelling van de premie moeten leiden. Dat is dan zo. De omstandigheid dat AEGON in 85% van de polissen de overeenkomst ter zake van de premie onjuist heeft uitgevoerd, rechtvaardigt natuurlijk niet dat vanwege de omvang van dit contractsverzuim het maar "goed" gevonden moet worden. Volgens AEGON zou het vonnis van de rechtbank tot een premie beneden de kostprijs leiden, par. 9.78 grieven. Dat is een loze en niet onderbouwde bewering. De Stichting heeft nu juist aangetoond dat de door de rechtbank gehanteerde premie - bij gebreke van overeenstemming daarover tussen partijen - als redelijke en voor vergelijkbare verzekeringen redelijke premie heeft te gelden. Dat de bijstelling zou betekenen dat AEGON voor "honderden miljoenen euro's" moet bijstellen (par. 9.79) is een loze niet onderbouwde kreet en kan gepasseerd worden en zou - indien dat juist is - een terechte correctie impliceren op ten onrechte door AEGON genoten winst uit de Koersplanoverereenkomst. Bovendien kan het AEGON concern de hier bedoelde lasten best dragen ook omdat de lasten over meerdere jaren genomen zullen worden. De koersplanovereenkomsten lopen immers in verschillende jaren af.
6.10.
Bij de infonnatie over de premie voor vergelijkbare verzekeringen heeft de Stichting en dus ook de rechtbank wel degelijk rekening gehouden met de verschillen in premie
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt
43
die er wegens geslacht, leeftijd e.d. kunnen zijn (zie hierover par. 9.80 grieven). De premie waar de Stichting van uit is gegaan is daarmee rekening houdend de hoogste premie. Deze is in veel gevallen dus nog te hoog.
6.11.
Volgens AEGON is de door de rechtbank - met juistheid - vastgestelde premie lager dan de kostprijs (zo bedoelt AEGON kennelijk met par. 9.81 e.v. grieven). Daarvan is geen sprake. AEGON heeft niet aangetoond dat de premie hoger zou moeten zijn. AEGON vertroebeld het vraagstuk door blijkbaar niet alleen over de premie voor de verzekering te spreken, maar kosten opslagen daar een onderdeel van te maken. Dat is geen toelaatbare handelwijze en de rechtbank is daar terecht omheen gegaan. De
tttttt tttttt terecht genegeerd, want de bedoelde premie van 19% is niet de "redelijke" premie die ttttt de Stichting claimt, maar een door AEGON berekende premie.
opmerking over Ter Schiphorst en Wennekus (par. 9.82 grieven) heeft de rechtbank
6.12.
Een marktconforme premie zou volgens AEGON geen recht doen aan de maatschappelijke realiteit, par. 9.83 grieven. De Stichting zou niet weten waarom niet. AEGON onderbouwt dit niet. Een premie die marktconform is, is maatschappelijk juist heel realistisch. AEGON bedoelt waarschijnlijk
met de maatschappelijke
realiteit de overeenkomst is die zij met twee niet representatieve Stichtingen heeft gesloten als weergave van het "maatschappelijk debat" in besloten kring. Dat en waarom die overeenkomst niet richtinggevend kan zijn heeft de Stichting al uitgebreid gemotiveerd.
6.13.
Er zouden volgens AEGON verschillende andere alternatieven voor een redelijke premie zijn, par. 9.84 grieven. Welke geeft AEGON niet verder aan (behalve het alternatief van de door haar in rekening gebrachte buitensporige premie). De door de Stichting gemotiveerde premie, zoals door de rechtbank terecht in het vonnis ingevuld, voldoet aan punt 7 van de Aanbeveling van de Ombudsman en is daarmee, om mee te denken met AEGON, ook aan te merken als maatschappelijk aanvaardbaar. Waar partijen geen premie overeengekomen zijn, is dat de juiste redelijke invulling van de leemte in het contract.
6.14.
Volgens AEGON zouden Koersplan deelnemers geen schade ondervinden van een te hoge premie en daarom geen belang hebben bij vorderingen, par. 9.86 en 9.87 grieven. Zie ook par. 9.11 grieven waar AEGON zich afvraagt welk probleem de Stichting
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwiit
44
eigenlijk aankaart. Dat is een onbegrijpelijk standpunt. Door het in mindering brengen van de premie - waar dat niet kenbaar was - ondervindt de deelnemer vanzelfsprekend schade omdat het voor belegging beschikbare deel van de spaarstorting lager is dan de deelnemer mocht verwachten, waardoor het rendement minder is. Het gaat de Stichting om de ten onrechte in rekening gebrachte premie en uiteraard ook om de kosten voor zover die "verborgen" als onderdeel van de premie in rekening zijn gebracht.
6.15.
En zoals eerder genoemd: het kan niet zo zijn dat een deel van de premie thans door AEGON opeens aangeduid worden als kosten en dan toch nog in rekening worden gebracht. Daar biedt de Koersplan overeenkomst ook geen grondslag voor, zoals eerder al is verduidelijkt.
6.16.
Het standpunt over verjaring, par. 9.88 grieven, moet verworpen worden. Of in een individueel geval sprake is van verjaring moet per geval bekeken worden, waarbij het antwoord op die vraag mede afhankelijk is van de aard en grondslag van de vordering. Op voorhand merkt de Stichting op van opvatting te zijn dat de verjaring van artikel 3:306 alleen van toepassing is, dan wel de opeisbaarheid van de vordering pas aan de orde is op het uitkeringsmoment (en niet op het moment van onjuiste premieaftrek), dan wel bij schadevergoedingsgrondslag, artikel 3:310 BW, de verjaring ook pas aanvangt bij de eerste uitkering.
7.
Nadere weerlegging grieven maatschappelijk debat
7.1.
De tweede centrale stelling van AEGON bij de grIeven luidt: er is een maatschappelijk debat over beleggingsverzekeringen (woekerpolissen) en de daarin geformuleerde oplossing wordt breed gedragen en is bepaalt de norm voor Koersplan.
7.2.
Dit standpunt is onjuist.
7.3.
Omtrent dit onderwerp heeft de Stichting in par. 5 van deze memorie reeds het standpunt ingenomen dat de akkoorden niet relevant zijn voor Koersplan, niet relevant zijn voor de Stichting en niet breed gedragen worden. In aanvulling daarop nog het volgende.
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt
45
7.4.
Volgens AEGON zouden de oplossingen in het maatschappelijk debat over de beleggingsverzekeringen (woekerpolissen) in het algemeen "een belangrijke rol" spelen bij de beoordeling van de vorderingen van de Stichting. Volgens de Stichting kan dat debat en die oplossingrichting in dat debat geen enkele rol spelen voor de Stichting, noch voor het product Koersplan. De argumenten zijn in par. 5 hiervoor gegeven.
7.5.
In het kader van de loop naar de akkoorden geeft AEGON in par. 3.26 een wel erg
eenzijdige schets van de ontwikkelingen. In par. 6.29 e.v. grieven gaat AEGON nader In
op
de
bereikte
akkoorden
met
andere
stichtingen
dan
Stichting
Koersplandewegkwijt en in par. 6.48 beweert AEGON dat de akkoorden de instemming zouden hebben van de Ombudsman. De Stichting verwijst naar par. 5.11 - 5.17 hiervoor om duidelijk te maken dat de akkoorden geen relevantie voor deze procedure hebben. Bovendien is daar aangetoond dat de akkoorden - wel bijzonder goed zijn voor verzekeraars, voorzichtig gezegd niet echt gunstig uitpakken voor de consument en zeker niet kunnen rekenen op brede maatschappelijke consensus. Wat betreft de opvatting van de Ombudsman heeft de Stichting al verduidelijkt dat de Ombudsman slechts aangeeft (zie Tros Radar, productie G.3) dat het "klaarblijkelijk" een compromis is. Op grond van al deze redenen kunnen de akkoorden niet richtinggevend zijn voor de beoordeling in dit geschil over Koersplan.
7.6.
Anders dan AEGON stelt heeft de Ombudsman ook helemaal niet ingestemd, maar slechts opgemerkt dat deze een 'redelijke en juiste' toepassing is van de Aanbeveling en "klaarblijkelijk het compromis is geweest waar de geschillenpartij mee tevreden waren" (zie productie G.3). Uiteraard heeft de Ombudsman daarbij niet namens of voor de Stichting kunnen spreken en haar ook geenszins aan de akkoorden kunnen binden.
7.7.
AEGON stelt dat de akkoorden uitgaan van een generieke regeling voor kosten en premies, zodat het onderscheid dat de rechtbank maakt tussen kosten en premies op een foutieve interpretatie van de bereikte oplossingen zou berusten (par. 3.37 grieven). Hierover merkt de Stichting op:
Ten eerste: dat de rechtbank zich baseert op de Aanbeveling van de Ombudsman van maart 2008 die het onderscheid wel maakt;
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt
46
Ten tweede: dat onder meer AEGON zich bij het sluiten van akkoorden "los" heeft gemaakt van die Aanbeveling. Daar kunnen in het kader van het bereiken van een akkoord redenen voor zijn geweest bij de betrokken wederpartijen. In het kader van een compromis is zulks denkbaar. Maar daarmee is de inhoud van die akkoorden uiteraard niet de norm geworden waarlangs de vordering van de Stichting gemeten moet worden; Ten derde: omdat ook de Ombudsman niet heeft "ingestemd" met de akkoorden als zijnde de juiste juridische uitkomst, doch hooguit het feit heeft omarmd dat er een akkoord was als rustpunt in de markt, daarbij het compromiskarakter daarvan onderkennend en derhalve hiermee niet aangevend dat de akkoorden in de enig denkbare, laat staan de juridisch juiste richting zijn; Ten vierde: dat verzekeraars mogelijk - zoals in par. 3.38 van de grieven wordt opgemerkt - verschillen in tariefstructuur en andere allocatie van kosten (waarmee kennelijk ook premies zijn bedoeld door AEGON) op één uniforme lijn hebben willen brengen, maar deze uniforme regeling leidt voor afzonderlijke producten uiteraard tot een grofmazigheid die geen recht meer doet aan de individuele overeenkomsten. Dat is het geval ten aanzien van Koersplan. Ten vijfde: dat derhalve de vorderingen van de Stichting niet langs de meetlat van de akkoorden kunnen en mogen worden gelegd, mede gezien alle overige argumenten waaronder het argument dat er totaal geen maatschappelijke consensus bestaat over juistheid en redelijkheid van de bereikte akkoorden; Ten zesde: dat er geen contractuele grondslag is om een deel van de premie overlijdensrisicoverzekering nu achteraf kosten te noemen en dan toch nog in rekening te brengen.
7.8.
In par. 6.52 e.v. van de grieven gaat AEGON nog in op het AFM-feitenonderzoek. Dat dit onderzoek relevantie ontbeert voor Koersplan heeft de Stichting in eerste aanleg al aangetoond (zie antwoordconcIusie na enquête nr. 6.1 en het proces-verbaal
ww d.d. 7 januari 2009.) van het horen van getuige Klück
tt
8.
Grief I: Collectieve actie en ontvankelijkheid Stichting
8.1.
Volgens AEGON zou Stichting Koersplandewegkwijt niet ontvankelijk zijn in haar vordering. Dit is onderwerp van Grief I, par. 8 grieven. Dit standpunt van AEGON is
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt
47
onjuist. De rechtbank heeft Stichting Koersplandewegkwijt terecht ontvankelijk geacht.
8.2.
AEGON poneert twee argumenten voor niet ontvankelijkheid: 1. de statutaire doelomschrijving zou een collectieve actie niet toelaten en 2. de Stichting Koersplandewegkwijt zou niet soortgelijke belangen behartigen. Beide argumenten gaan niet op.
Doe/omschrijving
8.3.
Op de eerste plaats merkt de Stichting op dat AEGON de doelomschrijving uit de "oude" statuten van de Stichting citeert. De statuten van de Stichting zijn echter op 23 juni 2009 gewijzigd (en zijn overgelegd als productie G.J), waarmee de doelomschrijving van de Stichting als volgt is komen te luiden:
"Doel
Artikel 2 De stichting heeft ten doel: a.
de belangen te behartigen van bij de stichting geregistreerde belanghebbenden
inzake een geschil met AEGON SPAARKAS N. V. (voorheen Spaarbeleg Kas N. V.) te 's-Gravenhage (voorheen gevestigd te Nieuwegein) dan wel een daarvoor in de plaats komende rechtspersoon of instelling tussen de geregistreerde belanghebbenden en Spaarbeleg, respectievelijkAEGON Spaarkas; b.
een geregistreerde belanghebbende is een persoon, die middels invulling en
ondertekening
van
het
"Registratieformulier
Stichting Koersplandewegkwijt"
het bestuur van de stichting gemachtigd heeft hem/haar in volledige vrijheid van handelen te vertegenwoordigen en op te treden in het onderhavige geschil bij overleg over eventuele schikking(en) enlof bij juridische procedures. De machtiging
betreft
zowel
nog
lopende
Koersplanovereenkomsten
als reeds
geëxpireerde, premie vrijgemaakte en afgekochte Koersplanovereenkomsten; c.
de stichting streeft naar het verwerven van ftnanciële compensatie voor de
geregistreerde belanghebbenden voor de door hen geleden schade; d.
de stichting tracht haar doelen te bereiken door middel van overleg, juridische
procedures, raadplegen van deskundigen, publicitaire en andere maatschappelijke
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt
48
acties enlof verrichten van alle legale handelingen, die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden ofdaartoe bevorderlijk kunnen zijn; e.
de kosten van de activiteiten van de stichting worden betaald vanuit bijdragen van
geregistreerde belanghebbenden dan wel vanuit op andere wijze verkregen inkomsten.
8.4.
Door middel van deze formulering is voldoende duidelijk dat de Stichting de belangen van anderen behartigt. Dat het daarbij gaat om geregistreerde belanghebbenden maakt dit niet anders. Immers, bij een collectieve actie is het uitgangspunt dat de Stichting niet voor haar eigen belangen opkomt. De geregistreerde belanghebbenden kunnen niet met de Stichting worden vereenzelvigd. Zij zijn dan ook andere personen in de zin van art. 3:305a BW.
8.5.
Voorts is voldoende duidelijk om welke specifieke belangen het gaat. Immers, uit de statutaire doelomschrijving van de Stichting volgt klip en klaar dat het gaat om een geschil met AEGON met betrekking tot de Koersplanovereenkomsten.
In
tegenstelling tot hetgeen AEGON betoogt, wordt in de statuten van de Stichting dus wel degelijk verwezen naar de specifieke belangen van de geregistreerde belanghebbenden.
8.6.
De Stichting benadrukt in dit verband dat het voor haar ontvankelijkheid geenszins is vereist dat in de statuten wordt verwezen naar specifieke belangen. Een algemene omschrijving van de te behartigen belangen is afdoende. De stichting verwijst in dit verband naar een arrest van de Hoge Raad van 2 september 1994 (NJ 1995, 369). Daarbij ging het om een door de Consumentenbond ingestelde collectieve actie ten behoeve van een groep verzekerden van 65 jaar of ouder, die allen een nieuwe verzekering hadden aanvaard en aan wie de verzekeraar had meegedeeld dat zij de premie zou verhogen om die aan andere verzekeringen aan te passen. De statutaire doelomschrijving van de Consumentenbond is zeer algemeen geformuleerd en komt er, kort gezegd, op neer dat de Consumentenbond zich toelegt op de behartiging van consumentenbelangen. Naar enig specifiek belang wordt in de statuten van de Consumentenbond dus niet verwezen. Desalniettemin oordeelde de Hoge Raad dat de Consumentenbond ontvankelijk was in de door haar ingestelde vorderingen.
8.7.
De Stichting verwijst voorts naar een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 31 maart 2010 (LJN: BL9558). In die zaak ging het om een door de Stichting
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt
49
Loterijverlies ingestelde collectieve actie tegen de Staatsloterij. De statutaire doelomschrijving van de Stichting Loterijverlies luidt als volg:
"het behartigen van de belangen van gedupeerden van kansspelen en het verrichten van alle verdere handelingen. die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn ".
8.8.
De Staatsloterij stelde zich onder andere op het standpunt dat de Stichting Loterijverlies niet ontvankelijk was in haar vorderingen. Daartoe voerde de Staatsloterij onder meer aan dat het onvoldoende duidelijk was wiens belangen de Stichting Loterijverlies zei te behartigen. De Rechtbank maakte echter korte metten met dit verweer. In r.o. 4.2 van het betreffende vonnis overweegt de Rechtbank in dat verband het volgende:
"Staatsloterij wordt niet gevolgd in haar standpunten, genoemd onder 4.1.a tot en met c. Artikel 3:305a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt - voor zover hier van belang - dat een stichting een rechtsvordering kan instellen die strekt tot bescherming van gelijksoortige belangen van andere personen, voor zover zij deze belangen volgens haar statuten behartigt. Loterijverlies is een stichting en in haar statuten staat dat zij de belangen behartigt van "gedupeerden van kansspelen ". Bij pleidooi heeft Loterijverlies aangegeven dat zij de belangen behartigt van de circa 23.000 personen die zich hebben aangemeld via de website www.loterijverlies.nl en dat zij deze personen bedoelt waar zij in haar vorderingen spreekt over "deelnemers ". Daarmee is voldoende duidelijk van welke personen Loterijverlies de belangen behartigt.
Aannemelijk is dat genoemde personen zichzelf beschouwen als "gedupeerden" van een kansspel en zich om die reden hebben aangemeld, zodat dit overeenkomt met wat hierover in de statuten van Loterijverlies staat. "
8.9.
Uit het voorgaande volgt dat de statutaire doelomschrijving van de Stichting (ruimschoots) voldoet aan de vereisten van art. 3:305a BW. De Rechtbank is in eerste aanleg dan ook terecht tot het oordeel gekomen dat de Stichting ontvankelijk is in haar vorderingen. Grief LA van AEGON kan dan ook niet slagen.
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt
50
Gelijksoortige belangen
8.10.
Uit de statuten van de Stichting volgt dat de Stichting ten doel heeft de belangen te behartigen van de geregistreerde belanghebbenden inzake het geschil met AEGON met betrekking tot de Koersplanovereenkomsten. AEGON stelt zich in dit verband op het standpunt dat het hier niet gaat om "gelijksoortige belangen" in de zin van art. 3:305a BW. De Stichting betwist dit.
8.11.
Aan de eis "strekt tot bescherming van gelijksoortige belangen van andere personen" als bedoeld in art. 3:305a BW, is voldaan indien de belangen ter bescherming waarvan de rechtsvordering strekt, zich lenen voor bundeling, zodat een efficiënte en effectieve rechtsbescherming ten behoeve van de belanghebbenden kan worden bevorderd. Aldus kan in een procedure worden geoordeeld over de geschilpunten en vorderingen. De aard van de vordering leent zich, gezien de omschrijving, voor collectieve actie. De belangen lenen zich voor bundeling, nu ter beoordeling staat het overeengekomen zijn van een premie overlijdensrisicoverzekering, gelet op de gehanteerde inschrijfformulieren en algemene voorwaarden, alsmede de misleiding in de voorstelling van zaken omtrent bereikbare eindkapitalen in de brochures.
8.12.
Bij de beantwoording van die vraag kan wel degelijk geabstraheerd worden van de individuele omstandigheden aan de zijde van de belanghebbenden.' De mate van misleiding
per
individuele
belanghebbende
is
mede
afhankelijk
van
de
omstandigheden waarin die belanghebbende verkeerde ten tijde van de beslissing. Echter, het gaat niet om de mate van misleiding, maar om de misleiding op zich. AEGON's argument dat de situatie van de belanghebbenden onderling zeer verschillend is, doet hier niets aan af (zie par. 8.17/8.18 van de memorie van grieven in het geding tussen partijen onder rolnr. 200.043.825).
8.13.
De Stichting verwijst in dit verband naar een arrest van de Hoge Raad van 5 juni 2009 (JOR 2009/200). Deze zaak betrof een geschil tussen de Stichting Gedupeerden Spaarleaseconstructie en AEGON (I). De betreffende stichting had bij wege van een collectieve actie klachten over (onder meer) zorgplichtschendingen bij het aanbieden van effectenleaseproducten aan de rechter voorgelegd, hoewel de omvang van de
, HR 27 november 2009, RvdW 2009, 1403.
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt
51
zorgplicht nauw verweven was met de feiten van het individuele geval. Hef Hof overwoog echter dat de wijze van aanbieding van de aandelenleaseproducten door AEGON zodanig uniform was, dat de beoordeling van de aan AEGON gemaakte verwijten geen onderzoek vergen naar de individuele omstandigheden waaronder de afzonderlijke overeenkomsten van effectenlease waren aangegaan, zodat de de betreffende stichting dus ontvankelijk was. De Hoge Raad liet dit oordeel van het Hof vervolgens in stand.
8.14.
Ook de aanbieding van de Koersplanovereenkomsten door AEGON was dusdanig uniform dat de vorderingen van de Stichting in onderhavige zaak beoordeeld kunnen worden zonder dat een onderzoek is vereist naar de individuele omstandigheden waaronder de afzonderlijke Koersplanovereenkomsten zijn aangegaan.
8.15.
De belangen in onderhavige zaak lenen zich voor bundeling, zodat een efficiënte en effectieve rechtsbescherming wordt bevorderd. Het 'verkooppunt' van het product doet niet ter zake in dezen en staat, anders dan AEGON in paragraaf 8.20 van de memorie van grieven betoogt, aan bundeling niet in de weg. De wilsovereenstemming van de verschillende
individuen
heeft
voorts
plaatsgevonden
op
grond
van
inschrijfformulieren en algemene voorwaarden en de misleidende voorstelling van zaken in brochures. Deze stukken en de daarop gebaseerde argumenten en vorderingen staan los van bijzondere individuele omstandigheden en vormt derhalve een collectief belang.
8.16.
Kortom; de Stichting behartigt in onderhavige zaak wel degelijk de "gelijksoortige belangen" van de geregistreerde belanghebbenden in de zin van art. 3:305a BW. De Rechtbank is in eerste aanleg dan ook terecht tot het oordeel gekomen dat de Stichting ontvankelijk is in haar vorderingen. Ook Grief LB van AEGON ligt dus voor afwijzing gereed.
9.
Grief 11: Inhond overeenkomsten
De Stichting gaat hieronder nader in op Grief IJ. In bovenstaande is evenwel ook al veel aan argumenten aangedragen ter weerlegging van het onder deze Grief gestelde. Dat gaat de Stichting niet herhalen en ook het voorgaande geldt als weerlegging van Grief 11 voor zover bepaalde punten hieronder niet met zoveel woorden worden
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt
52
bestreden. Dat laatste kan dus niet als het niet betwist zijn van die punten worden aangemerkt.
9.1.
AEGON verwijt de rechtbank een onjuiste uitleg aan de Koersplanovereenkomsten gegeven te hebben. Dit standpunt is onjuist, de uitspraak van de rechtbank is juist.
9.2.
Volgens AEGON heeft de deelnemer het product Koersplan aangeschaft wegens de prijs en het (te verwachten) rendement. De premie overlijdensrisicoverzekering zou van ondergeschikt belang zijn. Dat is onjuist en wordt door de Stichting betwist. Vanzelfsprekend is de (hoogte van de) premie van belang omdat dit wezenlijke invloed heeft op het bereikbare eindresultaat. Dit klemt te meer omdat AEGON in de brochures een onjuiste voorstelIing van zaken heeft gegeven (heeft misleid) door de premie overlijdensrisicoverzekering niet te vermelden als aftrekpost met het oog op de mogelijkheid van het kunnen
realiseren van
de voorgespiegelde
haalbare
rendementen.
9.3.
In par. 9.4 grieven wordt opgemerkt dat de deelnemer Koersplan gekocht zou hebben wegens het potentiële eindkapitaal. Maar juist daarin is sprake van misleiding, zie par. 4.
9.4.
Het overeenkomen van een "totaalprijs", zie eveneens par. 9.4 grIeven is verder strijdig met alle verplichtingen die AEGON had om de premie duidelijk en afzonderlijk te vermelden en daarover te informeren. Zie de argumentatie eerder in deze memorie.
9.5.
De berekeningen van AEGON op basis van maatmensen zijn onjuist (zie 9.6 en 9.7 grieven). De Stichting verwijst naar haar Antwoordakte bewijslevering. AEGON stelt in par. 9.6 grieven dat het gebruik van een Maatman in de berekening nauwelijks invloed heeft op de te behalen resultaten van Koersplan. Dit is niet juist. Indien een deelnemer een (aanmerkelijk) hogere premie overlijdensrisicoverzekering betaalt, dan is dit ook direct terug te zien in het te bereiken eindkapitaal. Dit is ook aangetoond in
tttttt
de vergelijking van de heren ter Schiphorst en Wennekes die op exact dezelfde datum een exact gelijkende overeenkomst sluiten. Zie hiervoor de Antwoordakte na Bewijslevering (1 oktober 2008) hoofdstuk 5.
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt
53
9.6.
In par. 9.7 grieven stelt AEGON dat de in het verleden behaalde netto rendementen zich binnen de spread van voorbeeldrendementen in de tabel bevinden. Daarnaast stelt AEGON: "De deelnemer kan dus verwachten dat bij voortzetting van de in het verleden behaalde rendementen de in de tabel getoonde rendementen haalbaar zijn ".
Dit is onjuist en ook eerder aan de orde geweest. Reeds bij Dagvaarding heeft Koersplandewegkwijt c.s. gesteld in 172 (productie 38 bij dagvaarding) dat deze rendementen uit het verleden rekenfouten bevatten. Dit is ook door AEGON bevestigd in par. 9.26 van de Conclusie van Antwoord van AEGON van I maart 2006, waarvan de laatste volzin luidt:
"Dat heeft geleid tot een te hoge weergave van de netto rendementen ".
9.7.
In voetnoot 3 I van de Akte na Tussenvonnis van AEGON van 10 oktober 2007 wordt
dit bevestigd. In deze voetnoot stelt AEGON nogmaals dat de getoonde rendementen in diverse brochures tussen de 1,1% en 1,5% te hoog zijn voorgesteld. Dit onderwerp is in de voorgaande procedure uitgebreid aan de orde geweest. AEGON heeft bij herhaling toegegeven dat er rekenfouten zijn gemaakt ten aanzien van de in het verleden behaalde rendementen.
9.8.
AEGON heeft bovendien op geen enkele wijze bewijs geleverd dat de (vermeende) in het verleden behaalde rendementen ook daadwerkelijk behaald zijn. Diverse keren is dit ook tijdens de procedure aan de orde gesteld door de Stichting, zoals in par. 179 van de dagvaarding. De Stichting verzoekt de het hof om AEGON om bewijs te vragen van de stellingen ten aanzien van de in het verleden behaalde rendementen in de vorm van een accountantsverklaring.
9.9.
In de Antwoordakte van Bewijslevering heeft Koersplandewegkwijt c.s. ook uitgebreide berekeningen overlegd waaruit blijkt dat de getoonde rendementen zich niet binnen de spreads bevinden. Zie onder andere par. 3.17 van genoemde akte.
9.10.
Volgens Grief H.A. zouden de Prospectus Spaarkasbedrijf en de Brochure Spaarkassparen onderdeel uitmaken van de overeenkomst. Dat betwist de Stichting. Het enkele na het sluiten van een overeenkomst toezenden van dit soort documenten maken deze niet tot inhoud van de overeenkomst. Inhoudelijk belangrijker is dat uit die documenten in het geheel niet kan blijken dat een aftonderlijke premie
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt
54
overlijdensrisicoverzekering altijd onderdeel van de overeenkomst uitmaakt. Wat wel uit die documenten blijkt is dat een overeengekomen premie door de verzekeraar op de polis kenbaar gemaakt moet worden en dat de verzekeraar een duidelijke vermelding van de hoogte van de premie moet geven. Dat heeft AEGON niet gedaan en daarom mocht de deelnemer kennis genomen hebben van de hier bedoelde documenten dan ook aannemen dat er geen premie overeengekomen was.
9.11.
In par. 9.8 grieven beweert AEGON dat de hoogte van de premie op basis van het informatiemateriaal kan worden berekend. Dat dit onmogelijk is, heeft de Stichting al uitgebreid aangetoond eerder in deze memorie.
9.12.
In par. 9.11 grieven vraagt AEGON zich af wat de Stichting wil bereiken. Een rare vraag enkel bedoeld om zand in de ogen te strooien. AI sinds de start van deze procedure is duidelijk dat het de Stichting gaat om de hoogte van de in rekening gebrachte premie overlijdensrisicoverzekering. Dat is eerder in deze memorie nog eens duidelijk neergelegd. De overige kosten van het product Koersplan waren vooraf bij deelnemers bekend en worden als redelijk beschouwd. AEGON tracht nu de (extreem
hoge)
oneigenlijke
kostenopslagen
de
In
de
premie
overlijdensrisicoverzekeringen zaten (dus het werd als premie gepresenteerd) over te hevelen naar de algemene kosten binnen Koersplan. De aldus bereikte totale kosten zouden dan getoetst moeten worden aan de kostennorm volgens de Aanbeveling van de Ombudsman Financiële Dienstverlening. Dat is ook wat de compensatieregeling die is gesloten met andere Stichtingen mogelijk maakt. Daarmee krijgt AEGON de mogelijkheid
om
de
oneigenlijke
kostenopslagen
op
de
premIe
overlijdensrisicoverzekering onder die kostennorm te schuiven. Het gevolg is dat een wezenlijk deel van deze oneigenlijke kostenopslagen niet wordt terugbetaald aan de deelnemers.
9.13.
Die handelwijze kan echter niet worden toegelaten. Ten eerste is hiervoor geen contractuele grondslag. Het is duidelijk dat binnen Koersplan extreem hoge oneigenlijke kostenopslagen in rekening zijn gebracht op de overlijdensrisicopremies, zonder dat deze overeengekomen waren met de deelnemers Ten tweede is de Ombudsman duidelijk over de wijze waarop om moet worden gegaan met kostenopslagen in de premie overlijdensrisicoverzekering (Aanbeveling 4 maart 2008, Persbericht 12 maart 2008, brief 4 juni 2008). Daarnaast is de Raad van Toezicht
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt
55
Verzekeringen
JO
de uitspraak nr 2006/064 Le (productie 1 Antwoordakte
Bewijslevering 1 oktober 2008), helder hoe met dergelijke verborgen kosten moet worden omgegaan. De Ombudsman noemde deze uitspraak zelfs exemplarisch in zijn Aanbeveling van 4 maart 2008 .. Het kan en mag niet zo zijn dat het onrechtmatig toeeigenen van deze kosten alsnog gelegaliseerd zou kunnen worden op basis van een compensatieregeling die AEGON sluit met andere Stichtingen. Indien het hof de redenering van AEGON zou volgen dan zou het hof aan AEGON toestaan om achteraf alsnog kosten in rekening te brengen die niet overeengekomen zijn. Dat kan niet de bedoeling zijn en hiervoor is geen contractuele grondslag.
9.14.
In par. 9.11 grieven stelt AEGON tevens: "Of het deel dat niet in de kas terechtkwam nu als premie of als kosten werd ingehouden maakt voor de werking van het product niet uit: alleen het deel van de inleg dat in de beleggingskas terechtkomt rendeert immers". Daarbij laat AEGON buiten beschouwing dat door de inhouding van een (extreem hoge) premie overlijdensrisicoverzekering een aanzienlijk kleiner deel van de inleg in de beleggingskas terechtkwam. Bovendien werden op deze premie hoge oneigenlijke kostenopslagen berekend waardoor het te bereiken eindkapitaal aanzienlijk lager werd.
9.15.
Dat de "maatschappelijke consensus"
niet de norm kan ZIJn, is reeds uitgebreid
toegelicht in par. 5 van deze memorie. Daarmee is het gestelde in par. 9.15 grieven irrelevant. De stelling van AEGON dat de hoogte van de premie overlijdensrisico 'per definitie redelijk is' is volstrekt onhoudbaar. Het volgen van deze gedachtegang zou ertoe leiden dat een verzekeraar die extreem lage andere kosten in rekening brengt toch een torenhoge winst kan maken op een niet overeengekomen premie overlijdensrisicoverzekering. Dit zou het Hof, aldus de redenatie van AEGON, dan nog steeds als redelijk moeten aanmerken. AEGON wil hiermee naar de achtergrond dringen
dat
er
extreem
hoge
kostenopslagen
op
de
premIe
overlijdensrisicoverzekering in rekening zijn gebracht. Dat geld willen de Koersplan gedupeerden terug hebben. Niets meer en niets minder.
9.16.
Anders dan Grieven ILB en Il.C stellen, heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat geen overeenstemming over de premie of over de hoogte daarvan heeft bestaan. Die premie, dan wel de hoogte van de premie, is nergens genoemd, kan niet uit de algemene voorwaarden worden afgeleid, had niet op grond van de - overigens niet
Memorie van Antwoord Stichting Koersolandewegkwijt
56
kenbare - herleidingstabel berekend kunnen worden. De Stichting verwijst naar de argumenten hierboven. AEGON had de premie afzonderlijk op het Koersplan certificaat moeten vermelden en de hoogte daarvan duidelijk moeten maken, overeenkomstig voornoemde Prospectus en Brochure, hetgeen zij heeft nagelaten. Daarom ook is het oordeel van de rechtbank juist.
9.17.
Overigens wordt dit niet anders bij jaarbetalingen of bij die algemene voorwaarden waar de herleidingstabel niet meer is gebruikt, anders par. 9.38 grieven. In die gevallen zou volgens AEGON de hoogte van de premie "op eenvoudige wijze" zijn vast te stellen. Hoe dan wel, maakt AEGON verder niet duidelijk, zodat dit standpunt verder kan worden gepasseerd. De Stichting heeft al duidelijk gemaakt dat de premie helemaal niet, laat staan eenvoudig, vast te stellen zou zijn geweest.
9.18.
Volgens AEGON zou de hoogte van de premie voor een overlijdensverzekering geen essentieel element van een dergelijke verzekeringsovereenkomst zijn, aldus par. 9.40 grieven. Dit is een juridisch zodanig onjuist standpunt, mede gezien de omschrijving van het begrip verzekering in artikel 7:925 BW waaruit blijkt dat de verschuldigdheid van de premie de kern prestatie van de verzekeringnemer is, dat dit zonder meer gepasseerd dient te worden. De conclusie die AEGON aan haar opmerking verbindt, namelijk dat bij gebreke van afspraken over de premie er geen leemte in de overeenkomst zou zijn wat betreft de verschuldigdheid van de premie, is (daarom eveneens) onjuist. Overigens meent de Stichting dat zelfs wanneer de premie geen essentieel element zou zijn (hetgeen het wel is), dan nog geldt dat AEGON de premie niet zonder contractuele grondslag in rekening kan brengen.
9.19.
Anders dan AEGON in par. 9.31 grieven beweert ligt overeenstemming over de premie niet besloten in overeenstemming over de totale prijs. De premie is immers nergens genoemd of gespecificeerd en zeker ook niet de kosten als onderdeel van de premie.
9.20.
Anders dan AEGON in par. 9.32 grieven stelt doet Koersplan bepaald niet wat het belooft, met name ook door de eerder in deze memorie besproken misleiding.
9.21.
Een premie van (maximaal) 17% - zIe par. 9.33 grIeven
is nog steeds én niet
overeengekomen én onredelijk hoog.
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt
57
9.22.
Anders dan AEGON in par. 9.35 grieven, zie ook par. 9.43-9.46 grIeven, kon de overlijdensrisicopremie helemaal niet rechtstreeks uit het informatiemateriaal worden afgeleid. Dat kon pas na een ingewikkelde berekening met behulp van niet door AEGON aan de deelnemer bekendgemaakte gegevens. Ook in gevallen waarin de herleidingstabel niet nodig is (zie par. 9.8 grieven) blijft wel staan dat een complexe berekening uitgevoerd moet worden en dat dan nog alleen de spaarstorting kan worden uitgerekend. Dat het restant dan premie zou moeten zijn, is niet duidelijk, dat is niet medegedeeld. De Stichting verwijst naar de eerdere argumentatie in deze memorie, waaronder ook de uitspraak van de Raad van Toezicht Verzekeringen 2006/064 Le onder 7 (productie I Antwoordakte Bewij slevering 1 oktober 2008).
9.23.
In Grief U.D. komt AEGON met de verrassende bewering dat de premie niet tot de essentialia van een verzekeringsovereenkomst behoort. Dit is onjuist. De Stichting heeft die onjuistheid reeds eerder in deze memorie uitgebreid toegelicht.
9.24.
Eerder in deze memorie heeft de Stichting al aangevoerd dat wel bepaalde kosten waren genoemd in de documenten, maar niet de premie overlijdensrisicoverzekering, althans niet de hoogte, en ook niet de kosten begrepen in die premie. Uit de totaalprijs (anders par. 9.41 en 9.42 grieven) kon dit niet worden afgeleid, zoals al aangegeven, terwijl bovendien het niet vermelden van de premie niet toelaatbaar was. Wat betreft dit laatste stelt AEGON in par. 9.42 grieven letterlijk: "Of die kosten nu worden
gealloceerd aan overlijdensrisicopremie dan wel doorlopende kosten of enig andere kostensoort is irrelevant. "De uitspraak van de Raad van Toezicht verzekering nr 2006/064 Le (productie I Antwoordakte Bewijslevering 1 oktober 2008), gaat ook in op het verrekenen van kosten in de vorm van oneigenlijke opslagen in de premie overlijdensrisicoverzekering. Onder punt 7 van deze uitspraak is te lezen dat het ten laste brengen van kosten op de premie zonder grondslag in de overeenkomst (ook) de goede naam van het verzekeringsbedrijf schaadt:
7. De Raad overweegt voorts ambtshalve het volgende. Gebleken is dat verzekeraar van het gedeelte van de door klager gedane betalingen dat niet als spaarstorting maar als premie voor de overlijdensrisicodekking geldt, een deel heeft aangewend voor met de belegging samenhangende "administratiekosten", waaronder een deel van de provisie voor de assurantietussenpersoon,
administratiekosten
van
verzekeraar en beheerkosten voor de beleggingskas. Dit strookt niet met artikel 6
Memorie van Antwoord Stichting Koersolandewegkwijt
58
van de verzekeringsvoorwaarden ("kosten en belasting"), volgens welke bepaling de kosten - onderscheiden in administratiekosten en beheerkosten, van welke beide kostensoorten de verzekeringsvoorwaarden ook de hoogte vastleggen - ten laste van de beleggingskas komen. Ook in de door verzekeraar verstrekte brochure is slechts sprake van kosten die ten laste van het spaardeel komen. Verzekeraar heeft aldus aan
klager
een
hoger
bedrag
aan
kosten
berekend
dan
In
de
verzekeringsvoorwaarden tot uitdrukking is gebracht. Ook hierdoor heeft verzekeraar de goede naam van het verzekeringsbedrijf geschaad.
9.25.
De vraag is verder dan hoe de kosten zIJn gedefinieerd in de voorwaarden van Koersplan. In onderstaand overzicht verwijzen we naar de (product-) voorwaarden zoals opgenomen bij de dagvaarding, producties 18 tot en met 27. In alle voorwaarden wordt slechts melding gemaakt van:
a. Administratiekosten b. Beheerkosten c. Kosten die samenhangen met de beleggingen
1989/1990 De kosten zIJn vastgelegd in artikel 17 van de voorwaarden. Hierin wordt niet verwezen naar het verrekenen van kosten door middel van extra opslagen in de premie overlijdensrisicoverzekering.
1991/1992/1993/1994/1995 De kosten zijn vastgelegd
In
artikel 7 van de voorwaarden. Hierin wordt niet
verwezen naar het verrekenen van kosten door middel van extra opslagen in de premie overlijdensrisicoverzekering.
1996/1997 De kosten zijn vastgelegd in artikel 6 van de productvoorwaarden. Hierin wordt niet verwezen naar het verrekenen van kosten door middel van extra opslagen in de premie overlijdensrisicoverzekering.
AEGON verwijst dus naar een denkwijze en handelswijze betreffende de totale kosten/oad die (a) nooit in de voorwaarden is overeengekomen als zijnde kosten en
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwiit
59
(b) door de Raad van Toezicht Verzekeringen wordt betiteld als schadelijk voor de goede naam van het verzekeringsbedrijf in een uitspraak die (c) door de Ombudsman als exemplarisch (voor het "foute" handelen van verzekeraars) wordt betiteld.
9.25.
In par. 9.45 grieven stelt AEGON dat er wilsovereenstemming zou bestaan over het deel van de inleg dat als spaarstorting wordt aangewend. Om dit te kunnen bepalen is echter exact dezelfde (complexe) berekening nodig als bij het bepalen van de premie overlijdensrisicoverzekering. De rechtbank heeft dit in het vonnis van 6 juni 2007 in r.o. 5.20 deze wijze van berekenen besproken en aangegeven AEGON niet te volgen in de redenering dat de hoogte van de premie overlijdensrisicoverzekering bepaalbaar zouden zijn. Op exact dezelfde gronden is evenmin bepaalbaar wat de spaarstorting is aangezien daarvoor dezelfde complexe berekening noodzakelijk is. En bovendien herhaalt de Stichting dat met het bepalen van de spaarstorting de hoogte van de premie nog niet vaststaat.
9.26.
Dat AEGON een onjuiste uitleg geeft aan de Aanbeveling en dat de premIe niet redelijk is op basis van de overeenkomsten met andere Stichtingen, heeft de Stichting in het voorgaande reeds uitgebreid toegelicht, zie par. 5 van deze memorie. Daarmee zijn grieven Il.E en Il.F weerlegd.
9.27.
In Grief Il.G gaat AEGON in op de herberekening van de poliswaarde. De Stichting wil als reactie hierop primair naar hoofdstuk 6 van haar Grieven ingediend in de andere procedure tussen partijen bij Uw Hof onder nr. 200.047.090. Het daar gestelde wil de Stichting hier herhaald zien.
9.28.
Verder geldt het volgende. In 9.83 stelt AEGON dat het maken van een vergelijking met de premie overlijdensrisicoverzekering bij een derde verzekeraar willekeurig is omdat iedere verzekeraar andere kosten in rekening brengt. Op zich is het juist dat verzekeraars verschillende premies in rekening brengen in een concurrerende markt. Toch kan het niet zo zijn dat de ene verzekeraar (AEGON) een circa zeven keer zo hoge premie in rekening brengt dan een concurrerende verzekeraar (Ohra). AEGON zou in die situatie eenvoudigweg geen polis meer sluiten. Toch is dat wel wat 650.000 Koersplandeelnemers is overkomen. De vergelijking met een derde verzekeraar toont simpelweg aan welke exorbitante kostenopslagen door AEGON werden berekend binnen de premie voor Koersplan. De Stichting is overigens van mening dat op deze
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt
60
premie van een derde verzekeraar de kostenopslagen van deze verzekeraar in mindering gebracht moeten worden. In de Antwoordakte van Bewijslevering is in par. 7.9 al een vergelijking gemaakt tussen de premie van deze derde verzekeraar (1,66%) en de kostprijs zoals berekend door de UVA (0,90%).
9.29.
In de overeenkomst die AEGON op 13 juli 2009 sloot met de andere Stichtingen (productie
7
E
MvG
AEGON)
is
de
hoogte
van
de
premIe
overlijdensrisicoverzekering vastgelegd in artikel 2.3. Samengevat is overeengekomen dat voor de premie overlijdensrisicoverzekering de netto actuariële kostprijs wordt gehanteerd met een opslag van 16%. Hanteren wij dit uitgangspunt bovenop de kostprijs van de premie zoals berekend door de UVA van 0,90% dan zou AEGON niet meer dan 1,044% aan premie overlijdensrisicoverzekering in rekening mogen brengen. Dat is dus aanmerkelijk minder dan de premie van 1,66% die de derde verzekeraar in rekening brengt en ook geen willekeurige vergelijking omdat het een overeenkomst met AEGON betreft. De Stichting is dan ook van mening dat de premie vastgesteld moet worden op basis van 0,90%! 11,19% ofwel 8,04% van de premie die daadwerkelijk in rekening is gebracht. Per saldo dient AEGON derhalve 91,96% van de premie overlijdensrisicoverzekering terug te betalen aan de Koersplan deelnemers.
9.30.
In par. 9.84 gneven verwijst AEGON naar alternatieve oplossingen. Het enige alternatief dat AEGON aandraagt is het hanteren van een premie die gelijk is aan de premie die tot dusverre in rekening is gebracht (zie hiervoor onder andere Grieven ILB en ILC in grieven van AEGON). Dit zou inhouden dat het Hof moet concluderen dat de in rekening gebrachte premie redelijk zou zijn en een redelijke invulling van de leemte in de overeenkomst. Dit wordt door AEGON nog eens bevestigd in par. 9.87 grieven: "(. ..) omdat de premie naar redelijkheid en billijkheid dient te worden vastgesteld op de thans door AEGON gehanteerde premies. " Voor AEGON bestaat er dus geen alternatieve oplossing. Deze stelling kan, op grond van het niet overeengekomen zijn van de hoogte van deze premies, niet gehonoreerd worden.
9.31.
In par. 9.86 grieven stelt AEGON dat de waarde van de Koersplanovereenkomst niet wijzigt door de premie met terugwerkende kracht te herberekenen. Dit is een onjuiste en
onbegrijpelijke argumentatie,
aangezien een
verlaging
van
de
premie
overlijdensrisicoverzekering zal leiden tot een hogere spaarstorting en daarmee een hogere waarde van de Koersplanovereenkomst. Het verhogen van de spaarstorting zal
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwiit
61
daarmee ook doorwerken in het aantal 'eenheden' zoals te bepalen aan de hand van artikel 3 van de algemene voorwaarden 1989 en 1990.
10.
Overige punten
10.1
AEGON biedt bewijs aan over diverse punten, par. 11.2 grieven. Dat bewijsaanbod moet worden gepasseerd, want hetgeen AEGON aanbiedt te bewijzen doet er voor beoordeling van het geschil niet toe. Bijvoorbeeld het maatschappelijk debat doet er niet toe in relatie tot de vraag wat partijen in het kader van de Koersplanovereenkomst aan premie overlijdensrisicoverzekering zijn overeengekomen. De Stichting verwijst naar alle argumenten in deze memorie gegeven. En zo geldt dat voor alle punten.
10.2.
De Stichting biedt zonder onverplicht een bewijslast te aanvaarden, bewijs aan van al haar stellingen, zoals onder meer over de betekenis van de Aanbeveling van de Ombudsman, het niet maatschappelijk aanvaard zijn van de overeenkomsten met andere Stichtingen en de vraag wat een redelijke premie is en voorts omtrent de werking van het product Koersplan, de misleiding, de verdiscontering van kosten in de premie en andere feitelijke punten die voor beslechting van het geschil in de beoordeling van het hof van belang zouden zijn. Overigens meent de Stichting dat de eerste twee onderwerpen er voor beslechting van dit geschil niet toe doen en dat wat betreft de premie de bewijslast bij AEGON rust. Hoe dat zij, de Stichting biedt ook bewijs aan door onder meer het horen van getuigen waaronder de heren Oosenburg (actuaris), Boot (hoogleraar financiële markten), Post (Onderzoeksbureau Money View) en Wabeke (Ombudsman)
11.
Formulering eigen vorderingen Stichting
11.1.
Wellicht ten overvloede wijst de Stichting op het feit dat zij in de procedure met rolnummer 200.047.090 een aantal zelfstandige grieven opgeworpen heeft tegen de vonnissen van de Rechtbank Utrecht uit eerste aanleg, die uiteraard ook in deze procedure als herhaald beschouwd worden. Volledigheidshalve volgt hieronder een overzicht.
11.2.
De Stichting heeft het Gerechtshof verzocht om:
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt
62
(i)
te verklaren voor recht dat er ten aanzien van de Koersplanovereenkomsten die zijn aangevangen in de jaren 1989 en 1990 geen wilsovereenstemming bestond tussen AEGON en de personen voor wiens belangen de Stichting blijkens haar statuten opkomt ten aanzien van het in rekening brengen van een premie voor een overlijdensrisicoverzekering, althans dat er geen wilsovereenstemming bestond ten aanzien van de hoogte van de premie voor een overlijdensrisicoverzekering;
(ii)
te verklaren voor recht dat de poliswaarde van de Koersplanovereenkomsten van de personen voor wiens belangen de Stichting blijkens haar statuten opkomt en die zijn aangevangen in de jaren 1989 en 1990 moet worden herberekend door de premie op "0" vast te stellen, subsidiair overeenkomstig de in de akte van 15 augustus 2007 genoemde uitgangspunten; dat wil zeggen primair overeenkomstig de werkelijke kostprijs voor een overlijdensrisicodekking met inachtneming van de in die akte genoemde uitgangspunten, subsidiair op een ander door het Gerechtshof in redelijkheid en billijkheid vast te stellen percentage;
(iii)
AEGON te veroordelen de Koersplanovereenkomsten met de personen voor wiens belangen de Stichting blijkens haar statuten opkomt en die zijn aangevangen in de jaren 1991 tot en met 1998 na te komen in overeenstemming met de onder 8) geformuleerde verklaring voor recht;
(iv)
te verklaren voor recht dat AEGON zich schuldig heeft gemaakt aan misleiding door bij
de
maatmanberekeningen
te
verZWIjgen
overlijdensrisicopremie (substantieel) hoger kon
dat
de
z\Jn dan
in
te
waarvan
houden bij
de
maatmanberekening is uitgegaan, alsmede te verzwijgen dat dit van invloed was op de hoogte van het te behalen rendement voor zover de herberekening als bedoeld in de onder 2), 5) en 8) geformuleerde vorderingen als uitkomst kent dat de overlijdensrisicopremie op een lager bedrag wordt bepaald dan de premie waarvan in de maatmanberekeningen voor de betrokken deelnemer is uitgegaan;
(v)
AEGON te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten, subsidiair in de kosten gemaakt ter begroting van de schade ten bedrage van EUR 75.365,WWWte vermeerderen
ttt
met omzetbelasting, althans een door het Gerechtshof in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van de dagvaarding in eerste aanleg, althans het indienen van deze memorie van grieven,
Memorie van Antwoord Stichting KoersDlandewegkwijt
63
voor zover het gevorderde bedrag hoger is dan in eerste aanleg, tot aan de dag van algehele voldoening.
MET CONCLUSIE: dat het Gerechtshof bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij
voorraad, ook voor wat betreft de proceskostenveroordeling, de vonnissen van de rechtbank, met inachtneming van de hiervoor onder par. II geformuleerde vorderingen van de Stichting en eventueel met verbetering van gronden, bekrachtigt, met veroordeling van appellante in de kosten van het hoger beroep.
Advocaat
Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt
64