DE BESCHERMING VAN DE MEDISCHE PERSOONSGEGEVENS
263
De bescherming van de medische persoonsgegevens door
Af.
Vandaweerdt
Hoofdgeneesheer F.A.O.
DE BESCHERMING VAN DE MEDISCHE PERSOONSGEGEVENS
265
B. Inleiding
De wet tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer (privacy-wet) (1) bevat een aantal specifieke bepalingen betreffende de beveiliging van medische persoonsgegevens. Op deze gegevens zijn niet alleen de algemene beveiligingsmaatregelen van toepassing die gelden voor alle persoonsgegevens, maar ook de bijzondere maatregelen, voorgeschreven door art. 7. Deze bepalingen kunnen niet los worden gezien van andere wettelijke voorschriften ter beveiliging van medische persoonsgegevens, zoals ondermeer art. 458 Sw. (beroepsgeheim) en voor wat de sociale wetgeving betreft, art. 26 van de wet op de Kruispüntbank (2). De artsen, onder wier toezicht en verantwoordelijkheid de verwerking van de medische persoonsgegevens gebeurt, zijn daarenboven gebonden door de Code van geneeskundige plichtenleer, opgesteld door de Nationale Raad van de Orde van Geneesheren (3). In deze bijdrage gaan we eerst wat dieper in op de relevante bepalingen in de privacy-wet en hun relatie tot het medisch beroepsgeheim. Vervolgens illustreren we de toepassing ervan aan de hand van een praktijkvoorbeeld, namelijk de bescherming van de medische gegevens in het Fonds voor Arbeidsongevallen. II. De bescherming van medische persoonsgegevens in de privacy-wet
1. Definitie van medische persoonsgegevens Artikel 7, eerste lid, van de privacy-wet geeft de volgende definitie : Alle persoonsgegevens waaruit informatie kan worden afgeleid omtrent de vroegere, huidige of toekomstige fysieke of psychische gezondheidstoestand, met uitzondering van de louter administratieve of boekhoudkundige gegevens betreffende de geneeskundige behandeling of verzorging, worden als medische persoonsgegevens beschouwd. Deze definitie werd ontleend aan de wet op de Kruispüntbank en stemt dan ook haast woordelijk overeen met de definitie van «medische gegevens van persoonlijke aard» in artikel 2, eerste lid, 7 van deze wet. De notie «medische gegevens van persoonlijke aard» werd intussen reeds door het Toezichtscomité van de Kruispüntbank verduidelijkt. Vallen zonder twijfel onder dat begrip : het medisch dossier en meer bepaald de gegevens die informatie ver-
266
BELGISCH TIJDSCHRIFT VOOR SOCIALE ZEKERHEID — TWEEDE TRIMESTER 1993
strekken over de aard van de ziekte van de persoon (symptomen, diagnose, behandeling, prognose) en de medische verslagen die de graad van medische ongeschiktheid motiveren of de aanvragen tot terugbetaling van medische diensten en prestaties. Vallen niet onder dat begrip : woonplaats, geslacht, de eenvoudige vaststelling van het bestaan van een persoonlijk dossier, de graad van economische arbeidsongeschiktheid. De nomenclatuurnummers worden uit veiligheidsoverwegingen globaal als medische gegevens van persoonlijke aard beschouwd. Dat een administratief gegeven (bijvoorbeeld het feit dat iemand in en psychiatrische instelling verblijft) soms informatie kan verstrekken over de gezondheidstoestand van een persoon is op zichzelf niet voldoende om dit gegeven tot een medisch gegeven van persoonlijke aard te bestempelen. Grotere omzichtigheid blijft wel geboden. In de memorie van toelichting (5) wordt ten overvloede verduidelijkt dat de louter administratieve of boekhoudkundige gegevens betreffende de gezondheidstoestand, verzorging of behandeling die gebruikt worden voor facturatiedoeleinden, namelijk door verzorgingsinstellingen en door instellingen van sociale zekerheid, niet onder het begrip «medische persoonsgegevens» vallen. N u echter ondermeer de nomenclatuurnummers worden beschouwd als «medische gegevens van persoonlijke aard», zal de verwerking van rekeningen en facturen waarop nomenclatuurnummers vermeld staan, dienen te gebeuren met alle voorzorgen die worden opgelegd door artikel 7 van de privacy-wet en door artikel 26 van de wet op de Kruispuntbank.
,
3
JI ge pe, de
2. Toezicht en verantwoordelijkheid
\
Art. 7, eerste lid : De medische persoonsgegevens mogen uitsluitend onder het toezicht en de verantwoordelijkheid van een beoefenaar van de geneeskunst worden verwerkt. (...)
re
i pe,
2
ei
bei
De omschrijving «beoefenaar van de geneeskunst» slaat niet alleen op artsen, maar ook op tandartsen en apothekers (6). Op dit punt is er dus een verschil met artikel 26, § 1 van de wet op de Kruispuntbank, waar enkel sprake is van «een geneesheer».
bei
dir
Art. 7, tweede lid : Die gegevens kunnen evenwel zonder het toezicht en buiten de verantwoordelijkheid van een beoefenaar van de geneeskunst worden verwerkt indien de betrokkene een bijzondere schriftelijke toestemming heeft verleend. Volgens de Memorie van toelichting werd deze mogelijkheid in het belang van de betrokkene zelf gecreëerd. Men bedoelde ondermeer het personeel van een rusthuis of de diensten van telefoonwacht (7). De wet op de Kruispuntbank voorziet niet in deze mogelijkheid : in de instellingen van sociale zekerheid is het toezicht van een geneesheer vereist.
zal I
1
DE BESCHERMING VAN DE MEDISCHE PERSOONSGEGEVENS
267
In een nota van de Orde van Geneesheren (8) werd kritiek geuit op het feit dat medische persoonsgegevens zouden kunnen verwerkt worden buiten het toezicht en de verantwoordelijkheid van een arts. De Orde herinnert eraan dat, volgens de Code van geneeskundige plichtenleer, het aanleggen van een bestand van medische gegevens slechts toegelaten is voor de behandelende geneesheer en uitsluitend met het oog op het verzekeren van de diagnose en de behandeling van zijn patiënt. Dus ook de bepaling dat de verwerking van medische persoonsgegevens, zonder toestemming van de patiënt, mogelijk is onder het toezicht en de verantwoordelijkheid van een arts die niet de behandelende geneesheer is, vond geen genade. Deze kritiek werd evenwel bij de bespreking in de kamercommissie terzijde geschoven (9). De Minister merkte echter op dat de plichtenleer strenger kan zijn dan de wet en dat deze wet de arts niet ontslaat van het naleven van zijn plichtenleer. Deze toelichting creëert echter een grote dubbelzinnigheid, aangezien het niet duidelijk is in hoeverre de Orde van Geneesheren iets kan verbieden wat bij wet uitdrukkelijk is toegestaan.
3. Toegang tot de medische persoonsgegevens
Art. 7, derde lid : De personen die betrokken zijn bij de verwerking van die gegevens of die er toegang toe hebben, moeten bij name worden aangewezen door de persoon die verantwoordelijk is voor de verwerking. De inhoudende reikwijdte van de toegangsmachtiging worden voor iedere gemachtigde persoon vastgesteld. In het regelmatig bijgehouden register wordt melding gemaakt van de bij name vermelde personen en van dé inhoud en de reikwijdte van de machtiging. De persoon die de machtiging verleent is ongetwijfeld de «beoefenaar van de geneeskunst», bedoeld in het eerste lid (of de houder van het bestand, wanneer de betrokkene zijn bijzondere schriftelijke toestemming heeft gegeven aan een nietbeoefenaar van de geneeskunst). Art. 26, § 2 van de Wet op de Kruispuntbank schrijft in gelijkaardige bewoordingen eenzelfde beveiligingsmaatregel voor. In de instellingen van sociale zekerheid zal het bijgevolg de verantwoordelijke geneesheer zijn die de machtigingen toekent. De Wet op de Kruispuntbank (art. 26, § 3) legt met betrekking tot de toegang tot medische gegevens, opgeslagen in een geautomatiseerde gegevensbank, nog een bijkomende verplichting op, die niet voorkomt in de privacy-wet : de toegang tot deze gegevens moet geschieden door middel van individuele toegangs- en bevoegdheidscodes. De titularissen van deze codes mogen ze aan niemand bekend maken. De bewaring van de medische gegevens van persoonlijke aard in een geautomatiseerd archief moet gebeuren op niet rechtstreeks toegankelijke informatiedragers (10).
268
BELGISCH TIJDSCHRIFT VOOR SOCIALE ZEKERHEID - TWEEDE TRIMESTER 1993
De geneesheer die toegang verleent tot de medische persoonsgegevens, en vooral tot het medisch dossier, wordt geconfronteerd met problemen, opgeworpen door het medisch beroepsgeheim en de Code van geneeskundige plichtenleer. De art. 38 tot 47 van de Code van geneeskundige plichtenleer handelen over het medisch dossier van de behandelende geneesheer. Zo bepaalt art. 40 ondermeer dat enkel de voor de verzorging van de zieke opgeroepen geneesheren toegang hebben tot dat dossier. In een advies van de Nationale Raad van de Orde van Geneesheren (11) werd gestipuleerd dat een geneesheer aan de sociale dienst van een ziekenhuis bepaalde medische gegevens mag meedelen die deze nodig heeft om zijn opdracht uit te voeren, maar dat de sociale dienst nooit over het medisch dossier mag beschikken. De geneesheer die door een werkgever, een verzekeringsinstelling of een andere instelling met een controle-onderzoek wordt belast, mag aan zijn niet-medische opdrachtgevers of aan derden de medische redenen die aan de basis liggen van zijn besluiten, niet bekend maken (Code, artikel 128, § 1). Een gelijkaardige bepaling is expliciet opgenomen in het KB nr. 35 van 20 juli 1967 houdende het statuut van de adviserende geneesheren van de mutualiteiten (12). Men mag aannemen dat deze regel de uitdrukking is van een algemeen principe, dat trouwens gegrondvest is op art. 458 Sw (13). De vraag is evenwel hoe strikt men dit principe kan toepassen, als men weet dat de administratie van de sociale zekerheid een beroep moet doen op duizenden medewerkers, dossierbeheerders, juristen, enzovoort. Een correcte toepassing van de wetgeving, ook met betrekking tot medische aangelegenheden, vereist een wetstechnische kennis die niet meer aanwezig is bij de modale raadgevende geneesheer. En kan men de opdrachtgever, die uiteindelijk de verantwoordelijkheid draagt te beslissen over de toekenning van een voordeel of een tegemoetkoming, in alle omstandigheden de motivering van het medisch besluit onthouden ? Moet de raadgevend geneesheer met andere woorden een blanco cheque krijgen ? Wanneer er een geschil ontstaat en de zaak voor de rechtbank komt, heeft de opdrachtgever, evenals alle andere partijen in het geding, wél het recht kennis te nemen van de stukken die in de procedure worden aangewend, met inbegrip van de medische documenten en het medisch deskundigenverslag. Dan pas wordt het beroepsgeheim een heel relatief begrip. Is het niet wenselijk, voor de goede uitvoering van de sociale-zekerheidswetten en met het oog op de voorkoming van geschillen, de opdrachtgever, of bepaalde van zijn aangestelden, inzagerecht te geven in de medische motivering, alleszins in die gevallen waarin de raadgevend geneesheer twijfels heeft omtrent de juridische fundering van zijn advies ?
DE BESCHERMING VAN DE MEDISCHE PERSOONSGEGEVENS
269
Artikel 7, derde lid, van de privacy-wet verleent in zekere mate een wettelijke basis voor dit inzagerecht, aangezien de beoefenaar van de geneeskunst, verantwoordelijk voor de medische gegevensverwerking, de personen kan aanwijzen die betrok^ ken zijn bij de verwerking van die gegevens of die er toegang toe hebben. Een gecontroleerd en verantwoord inzagerecht biedt in de praktijk meer waarborgen qua beveiliging dan een absoluut verbod, dat in feite niet toepasbaar is. 4. Mededeling van medische persoonsgegevens aan derden Art. 7, vierde en vijfde lid, luiden als volgt :
Behoudens afwijking door of krachtens de wet is het verboden deze gegevens aan derden mede te delen. Met de bijzonder^ schriftelijke toestemming van de betrokkene of in spoedgevallen met het oog op zijn medische behandeling kunnen zij evenwel worden medegedeeld aan een beoefenaar van de geneeskunst en aan dien medische ploeg. Voor.de krachtens de wet vastgestelde afwijking, bedoeld in het vierde lid, brengt de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer vooraf advies uit. a. Afwijkingen door of krachtens de wet Reeds in de Memorie van toelichting (14) werd verduidelijkt dat ingevolge een bijzondere wets- of reglementsbepaling mededeling van medische persoonsgegevens aan derden mógelijk kan worden gemaakt. Zo zou bijvoorbeeld in het kader van de sociale zekerheid kunnen bepaald worden dat voor de vaststelling van bepaalde rechten sommige noodzakelijke medische gegevens kunnen worden medegedeeld. Daarbij werd verwezen naar de_ artikelen 15 en 26 van de wet op de Sociale Kruispuntbank. Ook in het verslag van de Kamercommissie wordt melding gemaakt van «zekere verplichtingen in de wetgeving op de sociale zekerheid» om afwijkingen toe te staan (15). A l hoewel de Raad van State (16) had geadviseerd de woorden «of krachtens» te schrappen, werd deze bevoegdheidsoverdracht aan de Koning door de Minister verdedigd en uiteindelijk behouden. De wet kan onmogelijk rekening houden met de diversiteit aan mogelijke toepassingen. Overigens wordt de uitvoerende macht in haar optreden steeds begeleid door de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, wat toch een zekere garantie inhoudt (17). Deze garantie wordt nader gespecificeerd in het laatste lid van artikel 7. De wet op de Kruispuntbank bevat geen specifieke bepalingen met betrekking tot de uitwisseling van medische gegevens, tenzij dat die onder het toezicht en de verantwoordelijkheid van een geneesheer dient te gebeuren. De mededeling van sociale gegevens (inclusief medische gegevens van persoonlijke aard) binnen en buiten het netwerk wordt geregeld door artikel 10 tot 16 van de wet op de Kruispuntbank.
Wm 270 BELGISCH TIJDSCHRIFT VOOR SOCIALE ZEKERHEID — TWEEDE TRIMESTER 1993
Op basis van deze bepalingen kan, door middel van uitvoeringsbesluiten, de uitwisseling van medische persoonsgegevens tussen de instellingen van sociaje zekerheid onderling, al dan niet via de Kruispuntbank, worden geregeld.
b. De bijzondere schriftelijke toestemming van de betrokkene Medische persoonsgegevens kunnen hoe dan ook met de bijzondere schriftelijke toestemming van de betrokkene worden meegedeeld aan een beoefenaar van de geneeskunst én aan diens medische ploeg. Deze bepaling maakt kennelijk een einde aan de controverse over de vraag of een patiënt zijn arts kan ontheffen van het medisch beroepsgeheim (18). Nochtans rijst de vraag of medische gegevens, die geen deel uitmaken van een bestand, ook onder de toepassing van dit artikel vallen. Twee interpretaties zijn mogelijk. Ofwel heeft artikel 7, vierde lid, een algemene draagwijdte, en is het van toepassing op alle medische gegevens, ongeacht de wijze waarop ze zijn opgeslagen. Ofwel bedoelt men enkel die medische persoonsgegevens die deel uitmaken van een bestand. In dat laatste geval zou een patiënt een geneesheer slechts van het beroepsgeheim kunnen ontheffen met betrekking tot de in het bestand opgeslagen gegevens. Het is dan van belang te weten of gegevens, die zich in individuele medische dossiers bevinden, deel uitmaken van een «bestand» (19). Het lijdt weinig twijfel dat een medisch dossier bij een sociale-zekerheidsinstelling zal beschouwd worden als deel uitmakend van een «bestand». De wet op de kruispuntbank voorziet echter niet in de mogelijkheid van mededeling aan derden met schriftelijke toestemming van de betrokkene. Uit de bespreking van de privacy-wet in de Kamercommissie blijkt dat men, met betrekking tot de mededeling van medische persoonsgegevens, geen onderscheid heeft willen maken tussen de «beoefenaar van de geneeskunst» en «diens medische ploeg». Elke mededeling aan de medische ploeg is immers onrechtstreeks aan de geneesheerhoofd van dienst gericht, mits hij het gezag over en het toezicht op de medische ploeg uitoefent (20). Het begrip «medische ploeg» dient volgens de Memorie van toelichting in de ruime zin van het woord te worden beschouwd. Zo bestaat de medische ploeg bij de overheid uit al diegenen die handelen onder het gezag en het toezicht van een geneesheer-hoofd van dienst (21). NYS merkt op dat de uitdrukking «medische ploeg» een novum is met een onduidelijke betekenis, de verwijzing naar de overheid (in de toelichting) doet eraan twijfelen of hier enkel behandelende artsen worden bedoeld. Onder de medische ploeg wordt volgens NYS wellicht verstaan de medische, verpleegkundige en paramedische medewerkers van een arts. In die zin is de benaming «medisch» wat misleidend (22).
DE BESCHERMING VAN DE MEDISCHE PERSOONSGEGEVENS
271
c. In spoedgevallen met het oog op een medische behandeling De redenen voor deze afwijking liggen voor de hand. het is weinig waarschijnlijk dat men ooit op deze bepaling een beroep zal moeten doen voor de toepassing van de sociale zekerheid.
d. Relatie tot het beroepsgeheim Zowel artikel 458 SW. betreffende het beroepsgeheim als de Code van geneeskundige plichtenleer (23) leggen strenge beperkingen op met betrekking tot de mededeling van medische gegevens aan derden. Het beroepsgeheim wordt traditioneel geacht een zaak te zijn van openbare orde, zodat zelfs de zieke er niet kan over beschikken (24). Dit principe is neergelegd in artikel 64 van de Code van geneeskundige plichtenleer: De verklaring van een zieke waarbij hij de geneesheer van zijn zwijgplicht ontheft, volstaat niet om de geneesheer van zijn verplichting te ontslaan. In een modernere opvatting is het beroepsgeheim een zaak van grondrechten, waarmee niet alleen bedoeld wordt het recht op eerbiediging van het privéleven, maar ook het recht op medische informatie. Deze visie op het beroepsgeheim streeft een evenwicht na tussen het recht op geheimhouding en het recht op informatie. De patiënt is niet «een derde», maar de «geheimgerechtigde» (25). De Code van geneeskundige plichtenleer bevat echter nog tal van bepalingen die het absolute karakter van het beroepsgeheim beklemtonen, en laat slechts ruimte voor afwijkingen wanneer de wet expliciet daarin voorziet (26). In het kader van dé sociale verzekeringen wordt duidelijk meer getolereerd dan met betrekking tot de particuliere verzekeringen, maar toch zouden er deontologische bezwaren kunnen geopperd worden tegen mededeling van medische persoonsgegevens tussen instellingen van sociale zekerheid onderling, wanneer daarvoor geen expliciete wettelijke verplichting of toelating bestaat. 'In het licht van de belangrijke nieuwe bepalingen in de privacy-wet, in de wet op de Kruispuntbank en ook nog in de wet op de lahdverzekeringsovereenkomst (27) lijkt een aanpassing van de voorschriften betreffende het beroepsgeheim in de Code van geneeskundige plichtenleer wel onvermijdelijk. 5. Het inzagerecht van de betrokkene Artikel 10, § 1, van de privacy-wet verleent aan elke persoon het recht kennis te krijgen van de heni betreffende gegevens die in een verwerking zijn opgenomen. Paragraaf 3 van dit artikel specificeert dat medische persoonsgegevens aan de be-
272
BELGISCH TIJDSCHRIFT VOOR SOCIALE ZEKERHEID — TWEEDE TRIMESTER 1993
trokkene worden meegedeeld door toedoen van een door hem gekozen geneesheer. Deze restrictie is vólgens de memorie van toelichting (28) ingevoerd «met het oog op de bescherming van de betrokkene zelf». NYS merkt op dat men de tussenkomst van de arts in deze materie op twee mameren kan begrijpen. Ofwel bestaat zijn rol erin mededeling te doen van alle gegevens die in het bestand zijn opgenomen, maar dan op een zodanige wijze dat de patiënt de inhoud ervan begrijpt en zijn draagkracht niet overschreden wordt. Ofwel bestaat de tussenkomst van de arts erin de gegevens uit het bestand te selecteren naargelang de mededeling ervan aan de patiënt al dan niet aangewezen wordt geacht om reden van bescherming van de betrokkene. Het is niet duidelijk welke van beide mogelijkheden door de wet is bedoeld (29). In de Senaatscommissie werd erop gewezen dat men aandacht zal moeten besteden aan de begrijpelijkheid van de gegevens die aan de betrokkene worden meegedeeld, bijvoorbeeld wanneer het gaat om medische of psychologische gegevens. Dè Minister antwoordde daarop dat er, wat de medische gegevens betreft, een waarborg bestaat, namelijk de verplichte tussenkomst van een dokter (30). Over de vraag of de arts in kwestie een selectie mag maken van de mede te delen gegevens werd verder niets vermeld. Ook artikel 19, eerste lid, 1° van de wet op de Kruispuntbank verleent iedere persoon of zijn wettelijke vertegenwoordiger het recht op mededeling van de hem betreffende sociale gegevens van persoonlijke aard die zijn opgenomen in de sociale gegevensbanken of in de Kruispuntbank. De Koning stelt de voorwaarden en modaliteiten vast inzake de uitoefening van dat recht. III. De bescherming van medische persoonsgegevens in het Fonds voor Arbeidsongevallen
Het Fonds voor Arbeidsongevallen (FAO) moet voor het uitvoeren van zijn taken kunnen beschikken over bepaalde medische gegevens betreffende de slachtoffers. Dit is ondermeer het geval voor : — de bekrachtiging van de overeenkomsten tussen slachtoffers en verzekeraars. — de aanvragen om een bijslag wegens (tijdelijke of blijvende) verergering van de arbeidsongeschiktheid na het verstrijkert van de herzieningstermijn * (31). — de terugbetaling van medische kosten na het verstrijken van de herzieningstermijn *. — het onderhoud en de vernieuwing van de prothesen en orthopedische toestellen waarvoor bij FAO een kapitaal werd gestort *. — de aanvragen om een bijslag wegens overlijden van het slachtoffer na het verstrijken van de herzieningstermijn *.
DE BESCHERMING VAN DE MEDISCHE PERSOONSGEGEVENS
273
— de dossiers van slachtoffers van een arbeidsongeval, wier werkgever niet verzekerd was. In die gevallen treedt het FAO als «waarborgfonds» óp. — de dossiers van de zeelieden die het slachtoffer zijn van een arbeidsongeval en voor wie het FAO als verzekeraar optreedt. Medische gegevens bereiken het FAO vooral (1) door toedoen van het slachtoffer zelf of zijn behandelend geneesheer, (2) via de arbeidsongevallenverzekeraars (bekrachtigingen) en (3) via de mutualiteiten die gebruik maken van hun subrogaiierecht op basis van art. 76 quater van de ZIV-wet. Daarnaast voeren de raadgevende geneesheren van het FAO zelf ook medische onderzoeken uit. De medische gegevens van persoonlijke aard bevinden zich niet in automatische gegevensbanken, maar in dossiers. Nog in de loop van het jaar 1993 zal een computerprogramma (GESTILOC) in werking treden dat een automatisch ruimtelijk dossierbeheer zal verzekeren. De enige medische informatie die op automatische gegevensdragers is opgeslagen, zijn de codes op basis van de ARAB-classificatie voor arbeidsongevallen (32). Orri uitvoering te geven aan de bepalingen van art. 26 van de Wet op de Kruispuntbank werd in het FAO een werkgroep gevormd die momenteel vooral onderzoekt op welke wijze de beveiliging van de medische gegevens binnen de instelling tot stand moet worden gébracht. Aangezien er een belangrijke uitwisseling van medische gegevens plaatsvindt tussen het FAO en de gemachtigde verzekeraars, zal ook met deze laatsten overleg worden gepleegd. De werkgroep heeft zich reeds over de volgende vragen gebogen : 1. Welke documenten bevatten medische gegevens van persoonlijke aard en in welk dossier horen ze thuis ? 2. Wie krijgt toegang tot het medisch dossier ? 3. Hoe verloopt de uitwisseling van medische gegevens met andere personen of instellingen ? Op elk van deze vragen moet een antwoord worden gegeven dat in overeenstemming is met de wet en dat tevens organisatorisch uitvoerbaar is.
1. Aard van de gegevens : medisch of administratief ? In de arbeidsongevallenregeling zijn er een aantal (wettelijk voorgeschreven) administratieve stukken, die medische gegevens van persoonlijke aard kunnen bevatten : de ongevalsaangifte, de overeenkomst-vergoeding, de akkoordverlening voor
274
BELGISCH TIJDSCHRIFT VOOR SOCIALE ZEKERHEID — TWEEDE TRIMESTER 1993
prothesen en orthopedische toestellen, eventueel de genezenverklaring. Ook vonnissen en arresten bevatten vaak medische gegevens van persoonlijke aard. Volgens de interpretatie van het Toezichtscomité kan een getuigschrift voor verstrekte hulp medische gegevens van persoonlijke aard bevatten (nomenclatuurnummers). Hetzelfde geldt voor ziekenhuisfacturen en apothekersrekeningen. Ook de ARAB-codes zijn strikt genomen medische gegevens van persoonlijke aard, die daarenboven in een geautomatiseerde gegevensbank zijn opgenomen. Daarnaast zijn er de documenten die zonder twijfel thuis horen in het medisch dossier, zoals omschreven in het advies van het Toezichtscomité : het medisch attest van eerst vaststelling, de attesten en verslagen van de behandelende geneesheren, het consplidatieverslag, eventueel het gerechtelijk expertiseverslag, de uitslagen van specialistische onderzoeken, enz. Alhoewel beide soorten documenten medische gegevens van persoonlijke aard (kunnen) bevatten, is het zonneklaar dat zij, met betrekking tot de toegang en de beveiliging ervan, niet over dezelfde kam kunnen geschoren worden. De moeilijkheid is dat in haast elk administratief dossier van een arbeidsongeval stukken (moeten) zitten die medische informatie omtrent het slachtoffer bevatten. Het is dus onvermijdelijk''al diegenen die inzage hebben in de administratieve dossiers (bekrachtiging, prothesen, verergering, medische kosten) principieel de machtiging te geven om toegang te hebben tot bepaalde medische gegevens van persoonlijke aard. Derhalve werd gekozen voor een onderscheid tussen medisch-administratieve gegevens en medische gegevens in enge zin. In beide gevallen gaat het om «medische gegevens van persoonlijke aard» in de zin van de Wet op de Kruispuntbank. De beveiligingsgraad van de twee soorten gegevens zal echter verschillen. Naast de medisch-administratieve gegevens en de medische gegevens zijn er uiteraard ook de zuiver administratieve gegevens die in een dossier voorkomen. Wat de toegangsmachtiging betreft zal echter geen onderscheid worden gemaakt tussen administratieve gegevens en medisch-administratieve gegevens : elke persoon die gemachtigd is kennis te nemen van een administratief dossier krijgt noodzakelijkerwijze ook inzage in bepaalde medische gegevens van persoonlijke aard. Enkel diegenen die in de dossiers niets te zoeken hebben zullen niet voorkomen op de lijst van de gemachtigde personen. Deze opdeling resulteert uiteindelijk in drie groepen : 1. Diegenen die geen toegang hebben tot de dossiers (bv. de personeelsdienst, het economaat, de bibliotheek).
DE BESCHERMING VAN DE MEDISCHE PERSOONSGEGEVENS
275
2. Diegenen die toegang hebben tot de administratieve gegevens én tot de medisch-administratieve gegevens (limitatief opgesomd) : alle diensten die dossierbeheer of een onderdeel ervan als taak hebben. 3. Diegenen die toegang hebben tot het eigenlijke medisch dossier, waarin zich alle medische gegevens bevinden die niet in de categorie van de medischadministratieve gegevens thuis horen. Deze benadering zal als gevolg hebben dat de meeste personeelsleden van het FAO in categorie 2 zullen terechtkomen, en dus principieel zullen gemachtigd zijn kennis te nemen van bepaalde medische gegevens van persoonlijke aard. Het FAO zal dus een lange lijst van gemachtigde personen moeten bijhouden. Deze werkwijze is echter onvermijdelijk als men wil voldoen aan de wettelijke voorschriften. 2. De toegang tot het medisch dossier Het medisch dossier bevat alle documenten met medische gegevens van persoonlijke aard die niet voorkomen in de üjst van de medisch-administratieve documenten. De toegang tot dit medisch dossier moet uiteraard streng beperkt worden. Men kan daarbij nog een onderscheid maken tussen toegang tot bepaalde stukken uit het medisch dossier, nodig voor het uitvoeren van een bepaalde opdracht, en toegang tot het medisch dossier als geheel. Dit laatste opent veel meer mogelijkheden tot schending van de persoonlijke levenssfeer en moet inderdaad worden voorbehouden voor een kleine groep van personen. Momenteel wordt onderzocht in welke mate de raadgevende geneesheren van het FAO, zonder schending van de wettelijke bepalingen in verband met het beroepsgeheim, een beroep kunnen doen op medewerkers (eventueel paramedici), die hen bijstaan bij het uitvoeren van hun taken en die derhalve toegang hebben tot het medisch dossier. De raadgevend geneesheer dient er dan over te waken dat het beroepsgeheim door deze medewerkers dwingend wordt nageleefd. 3. De uitwisseling van medische gegevens De privacy-wet bepaalt uitdrukkelijk dat de uitwisseling van medische gegevens onder het toezicht en de verantwoordelijkheid van een beoefenaar van de geneeskunst dient te geschieden. Voor de wet op de Kniispuntbank moet dat een geneesheer zijn.
276 BELGISCH TIJDSCHRIFT VOOR SOCIALE ZEKERHEID — TWEEDE TRIMESTER 1993
In de praktijk betekent dit dat elke uitwisseling van medische gegevens in principe plaats vindt tussen geneesheren. De medische inlichtingen die aan het FAO worden verstrekt worden aan de raadgevend geneesheer in persoon gericht. Indien medische gegevens vanuit het FAO naar een andere persoon of instelling worden verzonden, is telkens het akkoord van de raadgevend geneesheer vereist, die daarbij toeziet op de eerbiediging van het medisch beroepsgeheim. Deze regeling geldt niet voor de medisch-administratieve gegevens in officiële documenten of ziekenhuisfacturen (nomenclatuurnummers!). De uitwisseling van deze gegevens kan plaats vinden op het niveau van de dossierbeheerder, weliswaar onder het formele toezicht van de verantwoordelijke geneesheer. Ook het consolidatieverslag, dat deel uitmaakt van het bekrachtigingsdossier dat de verzekeraar aan het FAO toestuurt, bereikt het FAO samen met het administratief dossier. Mededeling van medische persoonsgegevens aan derden is slechts mogelijk op grond van een afwijking door of krachtens de wet. De arbeidsongevallenwet schrijft bijvoorbeeld voor dat de verzekeraars aan het FAO alle gegevens (ook de medische gegevens) betreffende de regeling van het ongeval moeten overleggen met het oog op de bekrachting van de overeenkomsten. Een gelijkaardige bepaling bestaat er niet met betrekking tot de uitwisseling van medische gegevens tussen bvb. de mutualiteiten en het FAO. Een mutualiteit die haar. subrogatierecht ten aanzien van het FAO wil uitoefenen krachtens art. 76 quater van de ZIV-wet moet nochtans de medische elementen kunnen mededelen waarop zij zich steunt om dat recht in te roepen. In dit voorbeeld kan men het mededelingsrecht van de mutualiteit nog funderen op art. 76 quater zelf. Maar wat als het FAO over medische gegevens beschikt die de mutualiteit van nut zouden kunnen zijn voor het vaststellen van de rechten van de verzekerde, zonder dat het FAO er rechtstreeks belang bij heeft deze gegevens door te sturen ? Tal van andere relaties met instellingen van sociale zekerheid zijn mogelijk. Het lijkt wenselijk dat voor al deze mogelijkheden wordt voorzien in de nodige wets- of reglementsbepalingen, om zonder schending van het beroepsgeheim en met respect voor de rechtmatige belangen van de betrokkenen, de noodzakelijke medische gegevens tussen de instellingen van sociale zekerheid te kunnen uitwisselen.
4. De medische gegevens in de geautomatiseerde gegevensbank Zoals reeds vermeld bevat de geautomatiseerde gegevensbank van het FAO slechts zeer elementaire medische gegevens van persoonlijke aard, namelijk de gecodeerde ARAB-ongevalsclassificatie.
DE BESCHERMING VAN DE MEDISCHE PERSOONSGEGEVENS
277
Deze gegevens worden beschouwd als medisch-administratieve gegevens, waarvan in principe alle personen mogen kennis nemen die toegang hebben tot het administratief dossier. De gewone individuele toegangs- en bevoegdheidscodes die toegang verlenen tot de geautomatiseerde aclministratieve dossiers, verlenen bijgevolg ook toegang tot deze medisch-administratieve informatie, voor zover het personeelslid in kwestie deze informatie nodig heeft voor het uitvoeren van zijn taken. Of deze beperkte medische informatie moet worden bewaard op «niet rechtstreeks toegankelijke informatiedragers» en hoe dit eventueel technisch moet worden gerealiseerd, wordt nog verder onderzocht. Mocht er in de toekomst in het FAO een geautomatiseerd medisch dossier tot stand komen, dan zullen uiteraard bijkomende beveiligingsmaatregelen moeten worden genomen. M . Vandeweerdt
DE BESCHERMING VAN DE MEDISCHE PERSOONSGEGEVENS
279
Noten
1.
Wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, B . S . 18 maart 1993, 5801.
2.
Wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid, B . S . 22 februari 1990, 3288.
3.
D e volledige tekst van de i n 1992 aangepaste C o d e is gepubliceerd in het T i j d schrift van.de Nationale R a a d van de Orde van Geneesheren, 1993, nr. 59.
4.
N o t a C S / 9 2 / 1 3 3 A d d . 23/06/92 van de Voorzitter van het Toezichtscomité van de Kruispuntbank. De Voorzitter en één l i d van het Toezichtscomité zijn van rechtswege l i d van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. M e n mag, met enige reserve, aannemen dat de Commissie een gelijklopende interpretatie zal geven aan het begrip « m e d i s c h e persoonsgegevens».
5.
Parlementaire stukken, Kamer van Volksvertegenwoordigers, Wetsontwerp nr. 1610/1 van 6 mei 1991.
6.
Het wetsontwerp maakte enkel melding van «een geneesheer».
7.
Memorie van toelichting, p. 13.
8.
Parlementaire stukken, Kamer van Volksvertegenwoordigers, Wetsontwerp nr. 4 1 3 / 1 ; verslag nr. 413/12 van 2 j u l i 1992 van M e v r . M e r c k x - V a n Goey, bijlage 3, p. 106-109.
9.
Verslag M e r c k x - V a n G o e y , p. 38.
10.
In verband met deze bepaling verstrekte de Minister i n de Kamercommissie voor Sociale zaken de volgende toelichting : Gezien het bijzonder gevoelige karakter van medische gegevens van persoonlijke aard, wordt wettelijk vastgelegd dat de elektronische archivering van medische gegevens dient te geschieden op gegevensdragers die niet rechtstreeks toegankelijk zijn. "Hiermee wordt gedoeld op archivagemethoden waarbij het raadplegen van de.gearchiveerde gegevens
280
BELGISCH TIJDSCHRIFT VOOR SOCIALE ZEKERHEID - TWEEDE TRIMESTER 1993
niet zonder meer automatisch kan gebeuren via het stellen van een vraag vanop een werkpost. De beschikbaarheid van de betrokken gegevensdragers voor automatische consultatie van die medische gegevens dient met andere woorden een specifieke interventie te vereisen, die slechts mag worden uitgevoerd door daartoe specifiek gemachtigde personen. Parlementaire stukken, kamer van Volksvertegenwoordigers, verslag nr. 899/4 van 13 november 1989 van mevr. Nelis-Van Liedekerke, p. 82. 11. Officieel Tijdschrift van de Orde van geneesheren, 1982, nr. 30, 28-30. 12. Art. 21 van dit KB luidt als volgt : «Het is de adviserende geneesheer verboden aan de administratieve overheid van zijn verzekeringsinstelling de overwegingen van geneeskundige aard mede te delen die de door hem genomen beslissingen motiveren». Het is nuttig hierbij op te merken dat de adviserende geneesheren van de mutualiteiten beslissingsmacht hebben, wat niet het geval is voor hun collega's in andere instellingen van sociale zekerheid, men moet tevens bedenken dat mutualiteiten vaak kleine of plaatselijke organisaties zijn, waarvan de «administratieve overheid» dikwijls persoonlijk bekend is met de verzekerden. 13. H . Nys, Geneeskunde - recht en medisch handelen, APR, Story -Scientia, 1991, p. 387-389. 14. Memorie van toelichting, p. 13. 15. Verslag Merckx-Van Goey, p. 37. 16. Advies van de Raad van State, p. 55. 17. Verslag Merckx-van Goey, p. 35-36. 18. H . Nys, o.c, p. 132. Het commentaar van Nys heeft betrekking op het oorspronkelijke artikel 8 van het wetsontwerp, dat na de bespreking in de Kamercommissie belangrijke wijzigingen onderging. 19. Aan het onderscheid tussen een «reeks dossiers» en een «bestand» werd bij de voorbereiding van de wet veel aandacht besteed. Zie ondermeer : memorie van toelichting, p. 4 - Verslag merckx-Van Goey, p. 16 - Parlementaire stukken, Senaat, wetsontwerp nr. 445/1 van 8 juli 1992; verslag nr. 445/2 van 27 oktober 1992 van de heer Vandenberghe, p. 48.
DE BESCHERMING V A N DE MEDISCHE PERSOONSGEGEVENS
281
20.
Verslag Merckx-Van Goey, p. 38.
21.
Memorie van toelichting, p. 12
22.
H . Nys, o.c, p. 132.
23.
Art. 55 tot 70 en 128 tot 130 van de Code van geneeskundige plichtenleer.
24. H . Nys, o.c, p. 407-409. 25.
F. V A N Neste, Grondslagen van het medisch beroepsgeheim, Studiedag Medisch beroepsgeheim en verzekeringen, MEDI-IUS/UIA, 19 juni 1993.
26.
Art. 58 geeft een limitatieve opsomming van de wettelijke uitzonderingen op het Medisch beroepsgeheim, o.a. : het verstrekken van inlichtingen aan de geneesheren-inspecteurs van het RIZIV en aan de geneesheren-adviseurs van de verzekermgsinstelllngen tegen ziekte en invaliditeit; de afgifte van reglementaire medische getuigschriften voor de aangifte van arbeidsongevallen.
27.
Wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst, B.S. 20/8/92.
28.
Memorie van toelichting, p. 17 (toelichting bij het oorspronkelijke artikel 11).
29.
H . Nys, o.c, p. 133-134.
30.
Verslag Vandenberghe, p. 95.
31.
* Voor ongevallen die gebeurden voor 01-01-88.Voor de ongevallen die gebeurden na deze datum vallen de vermelde prestaties ten laste van de verzekeraars.
32.
Deze classificatie deelt de arbeidsongevallen in volgens het materiële agens, de vorm van het ongeval, de aard van het letsel en de plaats van het letsel.