Praktijkinstructie Assembleren van hardware 2 (ICT14.2/CREBO:56099)
Praktijk
pi.ict14.2v2 © ECABO, 1 september 2003 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd, overgenomen, opgeslagen of gepubliceerd in enige vorm of wijze, hetzij elektronisch, kopieertechnisch, druktechnisch of fotografisch, zonder voorafgaande toestemming van ECABO. Correspondentie met betrekking tot overneming of reproductie: ECABO Postbus 1230 3800 BE AMERSFOORT
Praktijk
Inhoud Inleiding
3
Taak 1
Assembleren van hardware
Taak 2
Uitgeven en transporteren van computersupplies
Assembleren van hardware 2
5 10
Praktijk
Assembleren van hardware 2
Praktijk
Inleiding Als service medewerker ICT is het een van je taken om computers in elkaar te zetten. Ook installeer je computersystemen in stand-alone situaties en binnen een netwerkomgeving. Onderdelen en componenten van computers die je bij de assemblage en installatie nodig hebt, selecteer je zelf. Dit doe je aan de hand van richtlijnen die je gekregen hebt. Ook hulpmiddelen en gereedschap dat je nodig hebt, zoek je zelf op. Als je er even niet uitkomt vraag je je leidinggevende om hulp. Bij het assembleren van systemen is het belangrijk dat je de onderdelen kent, herkent en kunt benoemen. Deze hardwareonderdelen bouw je op een logische volgorde in. Soms is er een vaste volgorde van werkzaamheden gegeven, soms mag je die zelf bedenken. Tijdens en direct na de assemblage test je de werking van de hardware. Mochten er fouten optreden, dan kijk je waar die precies zitten. Als het mogelijk is los je zelf de fouten op. Belangrijk is dat je daarbij rekening houdt met de procedures die gelden binnen de organisatie waar je werkt. Documenteren en verbetervoorstellen doen Bij het assembleren en installeren houd je de documentatie bij. Je documenteert je werkzaamheden en registreert welke componenten je gebruikt. Ook houd je bij hoeveel tijd je besteedt aan een opdracht. Natuurlijk moet de documentatie en registratie voldoen aan de procedures en regels die binnen de organisatie gelden. Als je zo een tijdje binnen de organisatie bezig bent met assembleren van hardware, krijg je een beeld van het computernetwerk. Misschien dat je verbetervoorstellen kunt doen voor de inrichting van de hardware binnen het netwerk. Je krijgt meestal je opdrachten van je direct leidinggevende. Als de opdracht klaar is, vertel je dat je leidinggevende. Soms is een mondelinge rapportage voldoende, een andere keer schrijf je een kort verslag. Je legt daarmee verantwoording af over het eindresultaat aan je direct leidinggevende. Wat ga je doen in deze praktijkinstructie? Deze praktijkinstructie gaat over het monteren van hardware (taak 1) en het uitgeven en transporteren van hardware en computersupplies (taak 2). Door te beginnen met het monteren van hardware leer je de verschillende componenten goed kennen en herkennen. Deze kennis kun je goed gebruiken bij het uitgeven van componenten en computersupplies. In taak 2 ga je aan de slag met het bijhouden van de voorraad van hardware en computersupplies. Ook komt het transporteren van computerapparatuur aan bod. Het is erg belangrijk dat dit veilig gebeurt. Voor jezelf en voor de apparatuur!
Assembleren van hardware 2
3
Praktijk
Taak 1
Assembleren van hardware 2
4
Praktijk
Taak 1
Assembleren van hardware In elke organisatie worden hardwarecomponenten gebruikt zoals bijvoorbeeld harde schijven, cd-romspelers, grafische kaarten etc. Verandering binnen organisaties kunnen leiden tot aanpassingen in deze hardware. Als er bijvoorbeeld een nieuwe medewerker in dienst komt, moet daarvoor een nieuwe configuratie klaar gemaakt worden. De hardware moet dan aangepast worden of zelfs opnieuw worden opgebouwd. Monteren bestaat niet alleen uit het daadwerkelijk in elkaar schroeven van onderdelen. Ook andere zaken zijn belangrijk zoals bijvoorbeeld werkvoorschriften en installatietekeningen waaraan je je moet houden. De werkplannen In deze taak ga je aan de slag met het assembleren van hardware. In werkplan 1 leer je hoe je hoe je installatiehandleidingen en montagetekeningen leest. In werkplan 2 leer je hoe je hardwarecomponenten monteert en de juiste werking test. Werkplan 3 gaat over het installeren van componenten op een stand-alone computer. Het laatste werkplan behandelt het inrichten en gebruiksklaar maken van een werkplek.
Doel
In deze taak wordt gewerkt aan de volgende competenties: ¾ De kandidaat kan systemen volgens instructie assembleren en de hardwaregegevens vastleggen (VM 1) ¾ De kandidaat kan geassembleerde systemen testen, fouten lokaliseren en oplossen (VM 2) ¾ De kandidaat kan eigen werkzaamheden planmatig verrichten (BOS 3) ¾ De kandidaat werkt volgens algemeen geldende procedures en regels binnen de organisatie (BOS 4) ¾ De kandidaat kan in overeenstemming met eigen verantwoordelijkheden en bevoegdheden handelen, rekening houdend met taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van collega’s binnen de eigen organisatie (BOS 5) ¾ De kandidaat kan schriftelijk en mondeling communiceren, zowel in de Nederlandse als in de Engelse taal (SCCN 6) ¾ De kandidaat kan nieuwe ontwikkelingen in het beroep volgen en toepassen (LV 7) ¾ De kandidaat kan de effectiviteit en de efficiëntie van zijn eigen werkzaamheden bepalen en op basis van verkregen informatie zijn inzichten bijstellen (LV 8) Lees de werkplannen door om een beeld van deze taak te krijgen.
Werkplan 1
Een installatiehandleiding en montagetekening lezen Stap 1 Noteer bij welke configuratie welke uitbreiding(en) moet(en) worden geïnstalleerd. Stap 2 Zoek in de installatiehandleiding de juiste pagina voor de betreffende installatie op. Lees de pagina goed door. Stap 3 Bestudeer de installatietekening: - bekijk de symbolen. Als je symbolen niet begrijpt, zoek deze dan op in de handleiding. Staan ze er niet bij? Vraag dan je praktijkopleider om hulp. - ga na welke stappen je volgens de handleiding moet nemen. Stap 4 Plan voor jezelf hoe de installatie in de juiste volgorde, stap voor stap, moet
Taak 1
Assembleren van hardware 2
5
Praktijk worden uitgevoerd. Stap 5 Leg de resultaten vast. Als je vreemde symbolen en begrippen bent tegengekomen, schrijf die dan ook op.
Werkplan 2
Componenten monteren Stap 1 Zoek de relevante en geldende procedures/werkvoorschriften op die binnen de organisatie gelden. Bestudeer ze. Stap 2 Overleg met je praktijkopleider welke uitbreiding je mag monteren, en op welke computerconfiguratie. Stap 3 Bekijk waaruit de computerconfiguratie bestaat en noteer dit. Bepaal of de uitbreiding technisch mogelijk is. Stap 4 Controleer of je bij het monteren van bepaalde componenten rekening moet houden met één van de voorschriften of procedures die binnen het bedrijf gelden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het gebruik van specifiek gereedschap. Stap 5 Lees de installatiehandleiding of procedure van de te installeren component. Stap 6 Verzamel de hulpmiddelen en controleer of alle te monteren componenten compleet zijn. Stap 7 Registreer de component in de administratie van de organisatie volgens de procedures die hiervoor zijn opgesteld. Stap 8 Tref veiligheidsmaatregelen. Deze veiligheidsmaatregelen kunnen betrekking hebben op bijvoorbeeld de veiligheid van jezelf en de bescherming van de apparatuur. Denk hierbij ook aan bijvoorbeeld bescherming tegen statische elektriciteit. Stap 9 Volg nauwkeurig de aanwijzingen uit de installatiehandleiding en installeer de component. Stap 10 Controleer of de component goed is aangesloten/gemonteerd zodat deze getest kan worden met behulp van bijvoorbeeld de juiste diagnostische apparatuur. Stap 11 Controleer de werking van de component. Neem hierbij als criteria de voorschriften van de organisatie en de criteria van de component zoals beschreven in de handleiding. Denk hierbij aan levensduur, beschadigingen, compleetheid en werking. Stap 12 Registreer de testresultaten. Wanneer een component niet goed werkt, moet je dit melden. Dan kan er contact worden opgenomen met de leverancier.
Werkplan 3
Componenten op een stand-alone configuratie installeren Stap 1 Bepaal met je praktijkopleider welke nieuwe componenten je gaat installeren, en op welke configuratie. Stap 2 Wanneer de component nog niet is gemonteerd, moet je werkplan 2 eerst uitvoeren. Ga anders verder met stap 3. Lees zo nodig eerst de installatiehandleiding en -tekening. Stap 3 Controleer of alle eventueel benodigde aansluitingen aanwezig en actief zijn op de nieuwe werkplek. Waar nodig moet je zelf de bekabeling verwerken volgens bestaande procedures. Sluit vervolgens alle kabels aan. Stap 4 Test de nieuwe configuratie. Bij het testen van de configuratie kun je denken aan het uitvoeren van een aantal standaard tests zoals: een performance test na installatie (toets de resultaten eventueel aan de normen van de organisatie) een test van de werking van de component een test van willekeurig andere componenten of bijvoorbeeld het besturingssysteem in samenhang met de nieuw geïnstalleerde compo-
Taak 1
Assembleren van hardware 2
6
Praktijk nent. Stap 5 Als er een logboek aanwezig is, documenteer dan hierin de wijzigingen. Volg daarbij de procedures en regels van de organisatie. Bespreek het verloop van de stappen, en je eigen bevindingen met je praktijkopleider. Werkplan 4
Een werkplek inrichten en gebruikersklaar maken Stap 1 Controleer of de computer op de locatie op de juiste manier is aangesloten. Let hierbij op: de stroomvoorziening naar de systeemkast en (indien van toepassing) de monitor het op de juiste poorten aansluiten van muis en toetsenbord het aansluiten van de monitor op de videokaart en het eventueel doorlussen van de stroomvoorziening het aansluiten van overige randapparatuur en/of bekabeling het hanteren van de geldende Arbo-normen het wegwerken van kabels, zodat gebruikers er niet over struikelen en het kantoor er netjes blijft uitzien. Stap 2 Test de computerconfiguratie om te kijken of alles goed is aangesloten en juist werkt. Stap 3 Leg aan de gebruiker uit hoe de configuratie bediend moet worden. Denk hierbij aan het aan- en uitschakelen van de configuratie met bijbehorende randapparatuur. Stap 4 Als de oude computerconfiguratie (of componenten daarvan) er nog staat, neem die dan mee. Werk hierbij volgens de geldende procedures.
Vragen
Beantwoord de volgende vragen en bespreek de antwoorden met je praktijkopleider. 1. 2.
3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
Taak 1
Welke procedures worden binnen de organisatie waar je werkt gehanteerd voor het verplaatsen van hardwarecomponenten en het verplaatsen van complete computerconfiguraties? Wat zijn je verantwoordelijkheden en bevoegdheden en die van je collega’s met betrekking tot het monteren van hardwarecomponenten? Bespreek met je praktijkopleider hoe je met je verantwoordelijkheden en bevoegdheden binnen de organisatie om moet gaan. Welke gereedschappen en beschermingsmiddelen heb je ter beschikking voor het uitvoeren van je werkzaamheden? Bespreek met je praktijkopleider hoe je deze goed gebruikt en welke veiligheidsmaatregelen je moet nemen. Wat zijn de meest gebruikte symbolen in een installatietekening? Waar staat elk symbool voor? Maak een korte lijst. Wat is een stuklijst? Waarvoor dient een logboeksysteem bij installatiewerkzaamheden? Met welke huidige milieueisen krijgt je binnen de organisatie te maken? Volgens de Arbo-wetgeving moet een ingerichte werkplek aan een aantal criteria voldoen. Welke criteria zijn dit? Wat zijn globaal de huidige standaarden van de computerconfiguraties binnen de organisatie? Welke voorschiften moet je toepassen wanneer je binnen het bedrijf werkt met zwakstroom en laagspanning? Hoe maak je een component spanningsloos? Hoe worden de componenten binnen het bedrijf geregistreerd? Wie zijn hiervoor verantwoordelijk?
Assembleren van hardware 2
7
Praktijk Opdrachten
Taak 1
De opdrachten zijn een uitwerking van de werkplannen. Voordat je de opdrachten gaat uitvoeren, moet je nagaan of het werk in het bedrijf/de organisatie op de hiervoor beschreven manier gebeurt of dat de werkplannen moeten worden aangepast. Pas de werkplannen, in overleg met je praktijkopleider, zo nodig aan. Voer de opdrachten daarna uit. 1.
Vraag aan je praktijkopleider om de specificaties van de computerconfiguratie die je moet monteren. Maak een planning van je werkzaamheden. Monteer de hardwarecomponenten van de betreffende computerconfiguratie volgens de instructie. Houd rekening met de procedures, werkvoorschriften en veiligheidsmaatregelen die gelden binnen de organisatie. Controleer samen met je praktijkopleider of alle componenten goed zijn gemonteerd. Registreer de componenten in het registratiesysteem dat gebruikt wordt. Hoe heb je bij deze opdracht gewerkt? Heb je het slim aangepakt? Bespreek dit met je praktijkopleider.
2.
Test of de configuratie uit opdracht 1 goed werkt. Stel ook de performance van de configuratie vast. Gebruik hiervoor diagnoseprogrammatuur. Maak een kort verslag van je werkzaamheden en bevindingen. Bespreek dit met je praktijkopleider. Vul zonodig de formulieren in, waaruit blijkt dat de configuratie gecontroleerd is en goed of juist niet goed werkt. Als de configuratie niet goed werkt of de performance onvoldoende is, bespreek dit dan met je praktijkopleider. Overleg welke stappen er genomen moeten worden om de werking te verbeteren.
3.
Het is mogelijk dat het ook één van je taken is om de configuratie bij de gebruiker af te leveren. Ontkoppel dan eerst alle randapparatuur en neem maatregelen voor een veilig transport. Sluit op de werkplek aangekomen alle onderdelen opnieuw aan en controleer de werking. Laat de gebruiker werken met de nieuwe apparatuur. Wanneer ook hij geen problemen ervaart, werk je alle snoeren weg, zodat ze geen gevaar opleveren voor de gebruiker. Maak een kort verslag van je werk. Beschrijf daarin hoe je gewerkt hebt, wat er wel en niet goed ging en wat je een volgende keer anders zult doen. Bespreek het verslag met je praktijkopleider.
4.
Bepaal samen met je praktijkopleider welke nieuwe werkplek je in kunt richten. Denk ook aan de bekabeling die je nodig hebt voor bijvoorbeeld telefoonaansluitingen, netwerkaansluitingen, stroomvoorzieningen enzovoorts. Bespreek met je praktijkopleider wat jouw verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn. Maak vooraf een planning van je werkzaamheden. Onderzoek wat de reële behoeften zijn van de gebruiker die de nieuwe werkplek gaat gebruiken Maak naar aanleiding van de behoeften van de gebruiker een stuklijst voor de nieuwe configuratie. Monteer alle componenten op de nieuwe werkplek. Houd hierbij rekening met de Arbo-wetgeving en de normen die gelden binnen de organisatie. Controleer op gestructureerde wijze of alle componenten goed functioneren. Zorg dat eventuele conflicten alsnog worden opgelost. Controleer de werking vervolgens opnieuw met een koude start. Bespreek met je praktijkopleider hoe je deze opdracht hebt aangepakt. Hoe zou je het een volgende keer doen?
Assembleren van hardware 2
8
Praktijk
Taak 1
5.
Neem tijdens je praktijkperiode actief deel aan Engelstalige internet nieuwsgroepen op het gebied van: systeembeheer, en/of nieuwe ontwikkelingen op het gebied van ICT. Maak hiervan een kort verslag en bespreek dit met je praktijkopleider.
6.
Ga na welke nieuwe ontwikkelingen op het gebied van hardwarecomponenten relevant zijn voor de organisatie waar je nu werkt. Bronnen die je hiervoor kunt gebruiken zijn bijvoorbeeld tijdschriften, internet, je collega’s. Zoek uit hoe je deze nieuwe ontwikkelingen kunt toepassen binnen je werk. Bespreek dit met je praktijkopleider.
Assembleren van hardware 2
9
Praktijk
Taak 2
Uitgeven en transporteren van computersupplies Stel er wordt bij het bedrijf waar je werkt een computerconfiguratie met bijbehorende randapparatuur afgegeven. Voordat je deze configuratie bij de betreffende gebruiker aflevert, moet je eerst wat gegevens noteren. Een organisatie wil namelijk weten welke apparatuur ze heeft, waar deze zich bevindt en wie ze gebruikt. Ook wil een organisatie informatie hebben over het gebruik van computersupplies, zoals bijvoorbeeld tonercartridges. Hoeveel computersupplies zijn er uitgegeven en hoeveel zijn er nog op voorraad? Deze informatie is nodig om de voorraad op tijd te kunnen aanvullen. Ook kan het zijn dat een computer of randapparatuur kapot gaat en gerepareerd moet worden. De gebruiker wil in de tussenliggende tijd misschien wel gebruik maken van ‘leenapparatuur’. Ook deze uitleen moet genoteerd worden. Zowel ‘leenapparatuur’ als nieuwe apparatuur moet bij de gebruiker op de werkplek afgeleverd worden. Hierbij is het belangrijk dat het transport op een veilige manier plaatsvindt. De werkplannen In deze taak ga je aan de slag met het bijhouden van de voorraad en het verzorgen van het interne transport. In werkplan 1 leer je hoe je nieuwe computercomponenten kunt identificeren, labelen, registreren en transporteren. Werkplan 2 gaat over het innemen en uitgeven van computercomponenten. In werkplan 3 leer je hoe je een voorraad bijhoudt. Het laatste werkplan gaat over het registreren van het gebruik.
Doel
In deze taak wordt gewerkt aan de volgende competenties: ¾ De kandidaat kan systemen volgens instructie assembleren en de hardwaregegevens vastleggen (VM 1) ¾ De kandidaat kan eigen werkzaamheden planmatig verrichten (BOS 3) ¾ De kandidaat werkt volgens algemeen geldende procedures en regels binnen de organisatie (BOS 4) ¾ De kandidaat kan in overeenstemming met eigen verantwoordelijkheden en bevoegdheden handelen, rekening houdend met taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van collega’s binnen de eigen organisatie (BOS 5) ¾ De kandidaat kan schriftelijk en mondeling communiceren, zowel in de Nederlandse als in de Engelse taal (SCCN 6) ¾ De kandidaat kan nieuwe ontwikkelingen in het beroep volgen en toepassen (LV 7) ¾ De kandidaat kan de effectiviteit en de efficiëntie van zijn eigen werkzaamheden bepalen en op basis van verkregen informatie zijn inzichten bijstellen (LV 8) Lees de werkplannen door om een beeld van deze taak te krijgen.
Werkplan 1
Nieuwe computercomponenten identificeren, labelen, registreren en transporteren Stap 1 Ga na welk registratie- en identificatiesysteem binnen de organisatie wordt gebruikt. Identificeer, label en registreer nieuw binnengekomen computercomponenten. Gebruik hiervoor het registratie- en identificatiesysteem. Stap 2 Registreer welke medewerker de nieuwe componenten gaat gebruiken.
Taak 2
Assembleren van hardware 2
10
Praktijk Stap 3 Transporteer de computercomponenten. Houd rekening met de procedures en voorschriften die hiervoor gelden.
Werkplan 2
Computercomponenten innemen en uitgeven Stap 1 Noteer de gegevens van de computercomponent die je inneemt. Noteer in het gebruikte registratiesysteem waarom de component wordt ingeleverd. Als het onderdeel defect is, noteer dan ook de aard van de storing. Stap 2 Informeer bij de gebruiker of hij vervangende apparatuur nodig heeft. Zo ja, ga na of vervangende apparatuur op voorraad is. Overleg met je praktijkopleider of je deze mag uitlenen. Stap 3 Noteer de gegevens van de apparatuur die wordt uitgeleend. Noteer ook de gegevens van de gebruiker. Stap 4 Zorg zonodig voor transport van de apparatuur naar de werkplek van de gebruiker. Overleg dit met je praktijkopleider omdat je misschien maatregelen moet treffen. Als je de apparatuur niet zelf kunt installeren, geef dit dan door aan je praktijkopleider.
Werkplan 3
Voorraadmutaties doorvoeren Stap 1 Zoek het gevraagde artikel op en overhandig het aan de gebruiker. Stap 2 Neem de procedure of werkinstructie door die beschrijft hoe de voorraad wordt bijgehouden. Registreer de uitgifte van het artikel dat je aan de gebruiker hebt gegeven in het voorraadsysteem. Stap 3 Controleer het aantal dat nog op voorraad is. Stap 4 Bespreek je bevindingen met je praktijkopleider. Besluit in overleg met je praktijkopleider of het artikel bijbesteld moet worden.
Werkplan 4
Het gebruik registreren Stap 1 Ga na welke procedures/werkvoorschriften en eisen worden gehanteerd bij het registreren van het gebruik. Stap 2 Zoek uit welk registratiesysteem wordt gebruikt. Registreer daarna het gebruik in het registratiesysteem. Houd je daarbij aan de procedures/werkvoorschriften en eisen. Stap 3 Controleer of je de gegevens op een juiste wijze hebt ingevoerd in het systeem. Let daarbij op juistheid en volledigheid. Stap 4 Bestudeer de gegevens in het registratiesysteem. Wat kun je zeggen over het gebruik van voorzieningen en het verbruik van supplies? Bespreek dit met je praktijkopleider.
Vragen
Beantwoord de vragen en bespreek de antwoorden met je praktijkopleider. 1. 2. 3.
Taak 2
Welke gegevens moet je noteren van een computercomponent dat nieuw wordt aangeleverd? Hoe vindt binnen het bedrijf de identificatie van computeronderdelen plaats? Hoe wordt binnen de organisatie de computerapparatuur geregistreerd? Welke gegevens worden genoteerd?
Assembleren van hardware 2
11
Praktijk 4. 5. 6. 7. 8.
Opdrachten
Taak 2
Welke veiligheidseisen (voor jezelf, overige medewerkers en apparatuur) moet je in acht nemen tijdens het transport van computerapparatuur? Welke richtlijnen gelden er voor het uitgeven van leenapparatuur? Wat betekent LIFO en FIFO? Worden beide systemen binnen de organisatie waar je werkt gehanteerd? Zo ja, welk systeem voor welke onderdelen? Hoe wordt de voorraad van computerapparatuur en -supplies vastgelegd en bijgehouden? Wat zijn jouw verantwoordelijkheden en bevoegdheden bij het uitgeven en transporteren van computerapparatuur en -supplies? Bespreek dit met je praktijkopleider.
De opdrachten zijn een uitwerking van de werkplannen. Voordat je de opdrachten gaat uitvoeren, moet je nagaan of het werk in het bedrijf/de organisatie op de hiervoor beschreven manier gebeurt of dat de werkplannen moeten worden aangepast. Pas de werkplannen, in overleg met je praktijkopleider, zo nodig aan. Voer de opdrachten daarna uit. 1.
Identificeer en registreer computerapparatuur als deze geleverd wordt. Vervoer de apparatuur daarna zo nodig naar het magazijn of naar de gebruikers. Voer de werkzaamheden uit volgens de geldende procedures. Als je vragen hebt, bespreek die dan met je praktijkopleider. Hoe heb je gewerkt? Bespreek dit met je praktijkopleider en ga na wat je kunt verbeteren.
2.
Neem defecte computercomponenten in. Registreer de gegevens van de component en de aard van de storing. Informeer bij de gebruikers of vervangende apparatuur nodig is. Lever in overleg met je praktijkopleider vervangende apparatuur aan de gebruikers. Noteer de gegevens van deze apparatuur en ook de gegevens van de gebruikers. Zorg zonodig voor het transport naar de werkplek en installeer de apparatuur. Controleer of alles goed werkt.
3.
Houd enige tijd de uitgifte van computersupplies bij. Werk bij het uitgeven van componenten volgens werkplan 2. Volg werkplan 3 bij het doorvoeren van de wijzigingen in de voorraadadministratie. Maak een kort verslag waarin je je bevindingen beschrijft en reflecteert op je werkwijze.
4.
Bepaal samen met je praktijkopleider de wijze van registratie van het verbruik van supplies. Registreer vervolgens een week lang het verbruik. Gebruik hierbij werkplan 4. Raadpleeg bij twijfelgevallen je praktijkopleider.
Assembleren van hardware 2
12