Praktijkinstructie Oriëntatie op de informatieanalyse 3 (ICT10.3/CREBO:53271)
pi.ict10.3.v1
© ECABO, 1 april 2002
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd, overgenomen, opgeslagen of gepubliceerd in enige vorm of wijze, hetzij elektronisch, kopieertechnisch, druktechnisch of fotografisch, zonder voorafgaande toestemming van ECABO. Correspondentie met betrekking tot overneming of reproductie: ECABO Postbus 1230 3800 BE AMERSFOORT
Praktijk
Inhoud Inleiding
3
Taak 1 Informatieanalyse (eindterm 1 t/m 5)
5
Taak 2 Gegevensbeheer (eindterm 6 en 7)
Oriëntatie op de informatieanalyse 3
11
Praktijk
Oriëntatie op de informatieanalyse 3
Praktijk
Inleiding In elke organisatie wordt informatie verspreid. Het is voor een organisatie van belang dat de juiste informatie op het juiste moment bij de juiste persoon terechtkomt. Vandaag de dag zijn deze informatiestromen veelal geautomatiseerd in geautomatiseerde informatiesystemen. Door veranderende eisen en omstandigheden en technologische ontwikkelingen en zijn organisaties voortdurend bezig het informatiesysteem aan te passen om zodoende een goede informatievoorziening te waarborgen. In deze praktijkinstructie gaat u in taak 1 met behulp van activiteitenlijsten de informatie binnen uw organisatie analyseren. We starten met het vaststellen van de informatiebehoefte. Vervolgens gaan we de huidige informatievoorziening analyseren en bekijken hoe de informatievoorziening is geautomatiseerd. We onderzoeken ook of en hoe er koppelingen zijn gemaakt tussen verschillende informatiesystemen. Tenslotte leert u het informatiesysteem, met behulp van alle ingewonnen informatie te beoordelen. Het verspreiden van informatie en automatiseren van informatiestromen is uiteraard geen doel op zich. Het is ook van groot belang hoe er met informatie wordt omgegaan. Informatie moet bijvoorbeeld betrouwbaar en volledig zijn en het is niet verstandig om informatie redundant (dubbel) op te slaan. Dit brengt ten eerste veel extra verwerkings- en opslagcapaciteit met zich mee en haalt de performance naar beneden. Daarnaast is het gevaar groot dat de gegevens of een deel van de gegevens niet meer consistent, volledig of up-to-date zijn. Gegevens en informatie dienen dus zorgvuldig beheerd te worden. In deze praktijkinstructie gaat u zich in taak 2 dan ook bezighouden met gegevensbeheer. U gaat de gegevensstromen in beeld brengen, u gaat na of gegevens dubbel worden opgeslagen en of gegevens volledig zijn, u gaat zich bezighouden met het beveiligen van gegevens, enzovoorts. Kortom, u leert in deze taak hoe u gegevens doelmatig kunt beheren en hoe u kunt toetsen of gegevens doelmatig beheerd worden.
Oriëntatie op de informatieanalyse 3
3
Praktijk
Oriëntatie op de informatieanalyse 3
4
Praktijk
Taak 1
Informatieanalyse Organisaties zijn voortdurend bezig (nieuwe) informatiesystemen aan te passen en te realiseren ten behoeve van een betere informatievoorziening. Een nieuw informatiesysteem ontwikkelen of een bestaand informatiesysteem aanpassen kost veel tijd en inspanning. Om bedrijfsprocessen goed te vertalen naar een geautomatiseerd systeem, moet men goed weten hoe de informatiestromen zijn ingericht, hoe de goederen- en geldstromen lopen enzovoorts. Pas wanneer men dit weet, kan men overgaan tot het juist inrichten dan wel ontwikkelen van geautomatiseerde systemen. Deze geautomatiseerde informatiesystemen zijn waardevol als hulpmiddel voor het degelijk onderbouwen van beslissingen van een organisatie en zijn daarom een belangrijk aandachtspunt binnen de organisatie. Deze taak kent vier activiteitenlijsten. Activiteitenlijst 1: De informatiebehoefte inventariseren Alvorens u de behoefte aan informatie van een organisatie kunt analyseren, moeten gegevens worden verzameld bij de gebruikers van het informatiesysteem. Binnen deze taak zal ingegaan worden op het vaststellen van de informatiebehoefte die binnen de organisatie leeft. Activiteitenlijst 2: Analyseren van de informatievoorziening Wil een organisatie een goede bedrijfsvoering hebben, dan zal men van de nodige voorzieningen gebruik moeten maken om de juiste informatie te verkrijgen voor beslissingen. Binnen deze activiteitenlijst gaat u de vereisten vaststellen die voor een goede informatievoorziening noodzakelijk zijn. Ook het analyseren van de huidige documentatie met betrekking tot informatievoorziening hoort hier bij. Activiteitenlijst 3: Analyseren van de koppeling tussen automatisering en informatievoorziening Binnen veel bedrijven is de informatievoorziening geautomatiseerd. Wanneer men gebruik maakt van geautomatiseerde informatievoorziening, dient men aan te geven hoe de relaties tussen de verschillende systemen liggen (besturingssoftware, applic atiesoftware en hardware). In deze taak brengt u door middel van onderzoek de geautomatiseerde informatievoorziening in kaart. Activiteitenlijst 4: Beoordeling van de huidige informatievoorziening Organisaties zijn in toenemende mate afhankelijk van de informatie die wordt onttrokken aan het geautomatiseerde informatiesysteem. Het is daarom van groot belang dat voortdurend wordt gecontroleerd of het informatiesysteem nog aan de gestelde kwaliteitseisen voldoet en of het volledig voorziet in de informatiebehoefte. In deze taak gaat u beoordelen of het informatiesysteem in uw organisatie nog voldoet aan de eisen en wensen.
Doel
Aan het eind van deze taak kunt u: Ø beschrijven hoe organisaties in hun informatiebehoefte kunnen voorzien (eindterm 1) Ø beschrijven hoe een informatiesysteem gerealiseerd kan worden (eindterm 2)
Taak 1
Oriëntatie op de informatieanalyse 3
5
Praktijk Ø Ø Ø
beschrijven hoe de geautomatiseerde informatievoorziening plaatsvindt (eindterm 3) de informatiebehoefte op hoofdlijnen vaststellen (eindterm 4) de verschillende fasen van een automatiseringsproject beschrijven (eindterm 5) Lees de activiteitenlijsten door om een beeld van de taak te krijgen.
Activiteitenlijst 1
De informatiebehoefte inventariseren -
Activiteitenlijst 2
De informatievoorziening analyseren -
-
Activiteitenlijst 3
Analyseer per bedrijfsproces de informatiebehoefte. Beschrijf per proces hoe in de informatiebehoefte voorzien wordt. Onderzoek welke systemen er worden gebruikt om in de informatiebehoefte te voorzien. Onderzoek hoe de informatievoorziening geregeld is. Denk hierbij aan: . autorisatie . procedures . verantwoordelijkheden (hardware, applicatie) . authenticiteit/identificatie . statusverandering. Onderzoek of er al documentatie bestaat die de informatiebehoefte/ informatievoorziening beschrijft en leg deze naast uw onderzoeksgegevens en verklaar eventuele verschillen. Leg uw bevindingen en onderzoeksresultaten vast in een verslag.
Analyseren van de koppeling tussen automatisering en informatievoorziening binnen de organisatie -
Taak 1
Bepaal aan de hand van een (bestaande) vragenlijst welke informatie u wilt vergaren en welke personen die u wilt gaan interviewen. Bepaal uw interviewtechniek. Houd de interviews en let erop dat u zich zoveel mogelijk houdt aan de eerder gemaakte opzet. Vat de interviews samen. Stel een conceptrapport samen met uw bevindingen naar aanleiding van de interviews. Controleer uw bevindingen bij de geïnterviewden. Beoordeel samen met uw praktijkopleider de betrouwbaarheid van de ingewonnen informatie. Stel een eindrapport samen met uw bevindingen.
Onderzoek welke hardware gebruikt wordt. Onderzoek welk besturingssysteem gebruikt wordt. Onderzoek welke applicatiesoftware gebruikt wordt. Onderzoek welke applicatiesoftware voorziet in welke informatiebehoefte. Onderzoek welke netwerkverbindingen zijn gelegd met de applic a-
Oriëntatie op de informatieanalyse 3
6
Praktijk
-
Activiteitenlijst 4
De huidige informatievoorziening beoordelen -
-
Vragen
Inventariseer alle gegevens die zijn voortgekomen uit de vorige activiteitenlijsten. Beoordeel de ingewonnen informatie op integriteit. Beantwoord met behulp van ingewonnen informatie de volgende vragen: a. m.b.t. informatieverzorging: . wordt er geen, te weinig of teveel informatie verstrekt? . is de informatie te gedetailleerd of te globaal? . is de informatie juist, actueel en/of volledig? . komt de informatie op tijd? b. m.b.t. gebruik: . hoe staat het met gebruikersvriendelijkheid van het informatiesysteem? . hoe staat het met performance en responsietijd? . hoe staat het met de ergonomische aspecten? . is het informatiesysteem star of flexibel (werkplekgebonden)? . hoe is de autorisatie geregeld en voldoet deze? c. m.b.t. beheer: . is het systeem voldoende beveiligd tegen virussen? . bieden de back-upprocedures voldoende zekerheid en betrouwbaarheid? . is er voldoende en goede ondersteuning aanwezig? . krijgen de gebruikers en beheerders voldoende opleiding om het informatiesysteem te gebruiken en te beheren? . wordt er voldoende onderhoud gepleegd? Analyseer de gegevens en geef mogelijke knelpunten en verbeterpunten aan. Rapporteer uw bevindingen.
Beantwoord de vragen en bespreek de antwoorden met uw praktijkopleider. Nb. De antwoorden op deze vragen kunt u weer gebruiken bij het maken van de opdrachten. 1. 2.
Taak 1
tiesoftware. Onderzoek welke systemen informatie met elkaar uitwisselen en hoe dit gebeurt. Breng alle koppelingen in kaart en beschrijf hoe de informatievoorziening binnen de organisatie verloopt. Leg uw bevindingen en onderzoeksresultaten vast in een verslag.
Welke soorten informatiesystemen kent u? (noem er minimaal drie) a. Welk financieel administratiesysteem wordt binnen uw organisatie gebruikt? b. Welk besturingssysteem heeft dit financieel administratiesysteem? c. Welke minimale systeemeisen heeft dit financieel administratiesysteem? d. Welke functionaliteit(en) heeft dit financieel administratiesysteem? e. Welke autorisatiemogelijkheden heeft dit financieel administratiesysteem?
Oriëntatie op de informatieanalyse 3
7
Praktijk
f.
3. 4. 5.
6.
7.
8.
9. 10. 11. 12.
Taak 1
Welke uitbreidingsmogelijkheden heeft dit financieel administratiesysteem? g. In welke programmeertaal is dit financieel administratiesysteem geschreven? h. Welke scriptmogelijkheden heeft dit financieel administratiesysteem? i. Welke controlemogelijkheden heeft dit financieel administratiesysteem? Wat is een ERP-systeem? Wordt er binnen uw organisatie gebruik gemaakt van een ERP-systeem? Zo ja, van welk ERP-systeem? Als uw organisatie gebruik maakt van een ERP-systeem, hoe is dit ERP systeem ingericht? Beantwoord daarbij de volgende vragen: a. Is het ERP-systeem centraal/decentraal ingericht? b. Hoe is dit systeem ingericht? Volledig ingericht/enkele modules? c. Waarvoor wordt het ERP-systeem gebruikt? d. Welke koppelingen heeft dit ERP-systeem? e. Heeft dit ERP-systeem automatische generaties? Zo ja, welke? f. Hoe vindt het onderhoud van het ERP-systeem plaats, intern of extern? g. Is er binnen uw organisatie een Business Blue Print aanwezig van het ERP-systeem? Welke planning heeft men binnen de organisatie aangehouden bij het ontwikkelen van het eventuele ERP-systeem? Met andere woorden: a. Welke stappen zijn er ondernomen? b. Hoe is de informatiebehoefte bepaald? c. Welk selectietraject heeft men doorlopen om tot een bepaald product te komen? d. Wat waren de criteria? e. Wat is geïmplementeerd om te voorzien in de informatiebehoefte? a. Wat is een informatieplan? b. Wat staat er zoal in een informatieplan? c. Heeft uw organisatie een informatieplan? Zo ja, wat staat er in het informatieplan van uw organisatie? a. Uit welke onderdelen bestaat een informatieanalyse? b. Hoe wordt de informatie in uw organisatie vergaard bij een informatieanalyse? c. Wie beoordeelt deze informatie in uw organisatie? d. Wie keurt deze informatie in uw organisatie? e. Welke methodiek wordt toegepast voor het inwinnen van informatie binnen uw organisatie? a. Waaruit bestaat een systeemontwerp? b. Welke methodes kunnen worden toegepast om tot een systeemontwerp te komen? Welke stappen zijn nodig om een informatiesysteem te realiseren? Welke activiteiten moeten worden uitgevoerd om een systeem te onderhouden en beheren? Wat zijn de verschillen tussen standaardapplicaties en maatwerksoftware m.b.t. de volgende punten: a. de ontwikkeltijd? b. de kosten? c. de implementatie? d. de eisen? e. het onderhoud? f. de documentatie?
Oriëntatie op de informatieanalyse 3
8
Praktijk
13. 14.
15. 16. 17. 18. 19. 20.
21.
22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32.
Taak 1
Waarom wordt de implementatie van een nieuw informatiesysteem vaak in een projectvorm gedaan? Wat zijn in de onderstaande fases van een automatiseringsproject de werkzaamheden en welke hulpmiddelen kunnen in deze fases gebruikt worden? a. onderzoek b. ontwikkelen/definiëren c. bouwen/samenstellen d. testen e. invoeren f. beheren. Wat is in het kort de samenhang tussen de bij vraag 14 genoemde fases? Wat zijn de systeemgrenzen van het in de organisatie gehanteerde informatiesysteem? Heeft de organisatie in het recente verleden een onderzoek ingesteld naar de kwaliteit van het informatiesysteem? Zo ja, wat waren de resultaten? Hoeveel personen maken gebruik van het informatiesysteem en wie is/zijn verantwoordelijk voor het beheer van het informatiesysteem? Zijn er recent wijzigingen opgetreden in de (primaire) bedrijfsvoering? Zo ja, in hoeverre zijn deze wijzigingen doorgevoerd in het informatiesysteem? a. Op welke wijze zijn de kernactiviteiten van de onderneming of de instelling geautomatiseerd? b. Maakt men gebruik van standaardsoftware of van maatwerk? c. Wat is het achterliggende concept? Welke aandachtspunten/probleemgebieden met betrekking tot de informatievoorziening hebben momenteel op uw afdeling een hoge prioriteit? Rubriceer de problemen naar toepassingsgebied (activiteit, afdeling), techniek (hard- en software, performance) en procedures (handmatige processen, formulieren). Zijn de gebruikers in staat om concreet en objectief de eventuele tekortkomingen van het systeem te verwoorden? Geef een aantal voorbeelden die uw mening onderschrijven. Hebben de eventueel geconstateerde problemen met name betrekking op feitelijke tekortkomingen van het systeem of zijn er ook “verlanglijstjes” van gebruikers om bepaalde zaken te verfraaien of te verlevendigen? Wat wordt onder informatiebehoefte verstaan? Wat zijn de verbanden tussen informatie en bedrijfsprocessen? Wat zijn de verbanden tussen informatie en informatievoorziening? Wat is de onderlinge relatie tussen de goederenstroom, de geldstroom en de informatiestroom? a. Welke verschillende schematechnieken voor het weergeven van processen en informatiestromen zijn er? b. Welke daarvan worden binnen uw organisatie gehanteerd? Zijn er binnen uw organisatie vragenlijsten voor het inventariseren van de informatiebehoefte? Zo ja, wat vindt u van deze lijsten? Is er een procedure binnen uw organisatie voor het toetsen van de informatievoorziening? Zo ja, gebeurt dit intern of door een extern bureau? Wordt er binnen uw organisatie een standaard aangehouden met betrekking tot het in kaart brengen van informatiestromen? Zo ja, voor welke standaard is gekozen en waarom? Zo nee, waarom is hiervoor gekozen? a. Wat is er met betrekking tot de informatiestromen binnen uw organisatie gedocumenteerd? b. Welke schematechniek is gebruikt voor het documenteren? c. Hoe recent is de documentatie? d. Wie is er verantwoordelijk voor het onderhouden van deze documentatie?
Oriëntatie op de informatieanalyse 3
9
Praktijk
Opdrachten
Taak 1
De opdrachten zijn een uitwerking van de activiteitenlijsten. Voordat u de opdrachten gaat uitvoeren, dient u na te gaan of het werk in uw bedrijf/organisatie op de hiervoor beschreven wijze gebeurt of dat de betreffende activiteitenlijst moet worden aangepast. Pas de activiteitenlijst, in overleg met uw praktijkopleider, zo nodig aan. Voer daarna de opdrachten uit. 1.
Maak een schematisch overzic ht van de verschillende informatiesystemen binnen uw organisatie en geef aan hoe deze systemen met elkaar verbonden zijn. Let er op, overtypen van informatie uit het ene systeem in het andere systeem is ook een verbinding. Geef tevens aan door welke afdelingen verschillende informatiesystemen gebruikt worden.
2.
Breng de informatiebehoefte in kaart door middel van het houden van interviews. Maak gebruik van eventueel al aanwezige vragenlijsten die u kunt aanpassen. Bespreek de vragenlijst met uw praktijkopleider en stel deze zo nodig bij. Zorg voor een vraagstelling waarbij u zoveel mogelijk “technische termen” vertaalt in voor de gebruikers en managers “begrijpelijke” taal. Overleg met uw praktijkopleider of de bron van de gegevens al dan niet anoniem moet blijven. Stel de betrokkenen daarvan ook op de hoogte. Maak in overleg met de betrokkenen een planning voor het afnemen van de interviews. Neem de interviews vervolgens af. Laat de betrokkenen (indien mogelijk) vooraf de gesloten vragen beantwoorden. Stel tijdens het interview de open vragen.
3.
Maak in samenwerking met uw praktijkopleider een model waarin u de verzamelde gegevens kunt samenvoegen en verwerken tot één overzichtelijk document. Gebruik hierbij als hulpmiddel een rekenmodel, waarbij totalen en gemiddelden kunnen worden gegenereerd en de belangrijkste gegevens van het onderzoek kunnen worden gevisualiseerd door middel van grafieken. Verwerk de gegevens (nog zonder interpretatie of conclusies) en verspreid, na goedkeuring van uw praktijkopleider, de resultaten aan de betrokkenen. Vergeet in deze rapportage niet de onderwerpen op een positieve manier te vermelden. Zorg altijd voor een constructieve, opbouwende toon.
4.
Analyseer de verzamelde gegevens en modellen uit de vorige opdrachten. Beschrijf met behulp van deze gegevens en de antwoorden op de door u beantwoorde vragen of de organisatie goed in de informatiebehoefte voorziet. Maak hierbij eventueel ook gebruik van de activiteitenlijsten 2 en 3.
5.
Stel een conceptrapport op ten behoeve van het management waarin u de onderzoeksresultaten vermeldt en mogelijke verbeteringen van het gegevensmodel voorstelt. Maak hierbij gebruik van activiteitenlijst 4. Bouw uw rapport op aan de hand van de genoemde aandachtpunten en vragen in activiteitenlijst 4. Vergeet niet om in dit rapport ook de positieve zaken te vermelden. Zorg altijd voor een constructieve, opbouwende toon. Leg het conceptrapport voor aan uw praktijkopleider en pas in overleg het conceptrapport aan. Voorzie het tot slot van een overzichtelijke en representatieve lay-out. Overhandig het rapport aan de manager van de afdeling.
Oriëntatie op de informatieanalyse 3
10
Praktijk
Taak 2
Gegevensbeheer Wanneer men met informatie, in de vorm van data, bezig is, is het van groot belang hoe men daarmee omspringt. Wat u namelijk niet wilt, is dat de informatie niet betrouwbaar is door bijvoorbeeld onvolledigheid. Het is vaak ook niet gewenst dat gegevens redundant zijn opgeslagen. Dit neemt namelijk een hoop extra verwerkings- en opslagcapaciteit met zich mee en haalt hiermee waarschijnlijk de performance flink naar beneden. Daarom is goed gegevensbeheer van groot belang. Binnen deze taak en binnen de activiteitenlijst wordt daarom aandacht besteed aan informatieanalyse ten behoeve van het beheer van de gegevens. Gegevens worden namelijk lang niet altijd goed beheerd, zodat bijvoorbeeld een verkeerd versiebeheer ontstaat of gegevens onvolledig of onjuist zijn. De activiteitenlijst gaat verder in op de doelmatigheid van het beheer en op het zo nodig doen van voorstellen tot verbetering hiervan.
Doel
Aan het eind van deze taak kunt u: Ø beschrijven hoe gegevens centraal en decentraal gesynchroniseerd worden (eindterm 6) Ø voorstellen doen ten aanzien van doelmatig gegevensbeheer op gebruikersniveau (eindterm 7)
Activiteitenlijst De doelmatigheid van het beheer van gegevens vaststellen Lees de activiteitenlijst door om een beeld te krijgen van deze taak. Gegegevenstromen en beheer Breng de gegevensstromen, die door het systeem worden verwerkt, opgeslagen of gegenereerd in kaart door middel van Data Flow Diagrams (DFD’s). Onderzoek de aard van gegevensopslag. Ga na of deze centraal of decentraal is. Ga na of er ook gegevens op de werkstations worden opgeslagen. Ga na wie deze informatie beheert. Ga na of gegevens dubbel worden opgeslagen. Ga na of er dus sprake van redundantie is. Zo ja, beschrijf hoe de redundantie eruit ziet. Ga na of er gebruik wordt gemaakt van synchronisatie van gegevens. Zo ja, welke methodes worden toegepast. Ga na of er een check is ingebouwd om na te gaan of de overdracht/synchronisatie/replicatie goed gelukt is. Ga na hoe de opslagstructuur er uit ziet. Ga na hoe de integriteit van de gegevens gegarandeerd wordt en wie hiervoor verantwoordelijk is en wie deze controleert. Ga na hoe de consistentie van gegevens gegarandeerd wordt en welke maatregelen hie rvoor genomen zijn. Ga na of de gegevens volledig zijn en hoe wordt gecontroleerd of de gegevens volledig zijn. Onderzoek bijvoorbeeld ook welke maatregelen hiervoor zijn getroffen op het moment van invoer van de gegevens, enz. Beveiliging Ga na hoe de gegevens beveiligd worden en op welk niveau dat gebeurt en hoe diep het gaat. Ga na wat er wordt gedaan aan het voorkomen van virussen. Bepaal of en hoe er back-ups worden gemaakt.
Taak 2
Oriëntatie op de informatieanalyse 3
11
Praktijk
Verbetervoorstellen Laat een audit uitvoeren of voer zelf een audit uit op de gegevensopslag aan de hand van bovenstaande punten. Formuleer naar aanleiding van de uitkomsten van uw eigen onderzoek en van de audit mogelijke verbeterpunten voor een hogere doelmatigheid wat betreft het beheren van gegevens.
Vragen
Beantwoord de vragen en bespreek de antwoorden met uw praktijkopleider. 1. 2. 3. 4.
5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16.
17.
18. 19.
20. 21.
Taak 2
Wat is redundantie? Wordt binnen uw organisatie redundantie toegepast? Zo ja, heeft dit een bepaalde reden? Wat wordt verstaan onder beveiliging in relatie tot gegevensbeheer? Worden binnen uw organisatie regelingen getroffen met betrekking tot het beveiligen van de gegevens? Zo ja, a. welke regelingen zijn er getroffen? b. welke risico’s dekken deze maatregelen? c. welke risico’s met betrekking tot de beveiliging zijn nog niet gedekt? Wat verstaat men onder consistentie van gegevens? Hoe wordt binnen uw organisatie de consistentie geregeld? Wat houdt de volledigheid van gegevens in? Hoe wordt er binnen uw organisatie gezorgd voor volledigheid van de gegevens? Wie controleert er binnen de organisatie op volledigheid van de gegevens? Wat verstaat men onder de integriteit van gegevens? Hoe wordt de integriteit van de gegevens binnen uw organisatie afgedwongen? Wat is synchroniseren? Wat is de doelstelling van synchronisatie? Voor welke gegevens kan synchronisatie van belang zijn? Geef hiervan drie voorbeelden. Wat is de juiste manier van synchronisatie van gegevens die centraal en decentraal zijn opgeslagen? a. Welke verschillende soorten van synchroniseren zijn er? b. Geef een voorbeeld van een toepassing van één van deze soort en van synchronisatie. c. Wat zijn de verschillen tussen de verschillende soorten van synchronisatie? a. Wordt er binnen uw organisatie gebruik gemaakt van synchronisatie van gegevens? Zo ja, welke synchronisatiesoorten worden er toegepast en voor welke toepassingen gebeurt dit? b. Wordt er ook een check uitgevoerd met betrekking tot juistheid en volledigheid van de gesynchroniseerde gegevens? Zo ja, hoe vindt die check plaats? Hoe moet volgens u een replicatie van gegevens tussen twee pc’s plaatsvinden? a. Van welke opslagstructuur maakt uw organisatie gebruik? b. Waarom is er voor deze structuur gekozen? c. Wat zijn de voordelen van deze opslagstructuur? d. Wat zijn de nadelen van deze opslagstructuur? Wat verstaat men onder het centraal opslaan van gegevens? Wat verstaat men onder het decentraal opslaan van gegevens?
Oriëntatie op de informatieanalyse 3
12
Praktijk
22. 23. 24.
Opdrachten
Welke opslagvorm(en) worden er binnen uw organisatie toegepast voor gegevens? b. Geef van elk van deze vormen een voorbeeld vanuit uw organisatie. Wat zijn een aantal belangrijke criteria om gegevens doelmatig te kunnen beheren? a. Zijn er binnen uw organisatie al eerder onderzoeken gedaan naar de doelmatigheid van de gegevens? Zo ja, wat bleek er uit de rapporten die toen zijn opgesteld? b. Zijn de eventuele verbeterpunten die zijn aangedragen ook uitgevoerd? Zo nee, waarom (nog) niet?
De opdracht is een uitwerking van de activiteitenlijst. Voordat u de opdracht gaat uitvoeren, dient u na te gaan of het werk in uw bedrijf/organisatie op de hiervoor beschreven wijze gebeurt of dat de activiteitenlijst moet worden aangepast. Pas de activiteitenlijst, in overleg met uw praktijkopleider, zo nodig aan. Voer daarna de opdrachten uit. 1.
Taak 2
a.
Neem aan de hand van de activiteitenlijst en de antwoorden op de vragen het gegevensbeheer van een bepaald systeem binnen uw organisatie onder de loep. Richt u op het gebruikersdeel van het gegevensbeheer en niet op de onderdelen die vastliggen in de applicatie. Werk uw bevindingen uit in een kort verslag en bespreek dit met uw praktijkopleider. Geef mogelijke oplossingen voor eventueel geconstateerde problemen.
Oriëntatie op de informatieanalyse 3
13