Praktijkinstructie Installatie hardware 3 (ICT02.3/CREBO:53262)
pi.ict02.3.v1
© ECABO, 1 april 2002
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd, overgenomen, opgeslagen of gepubliceerd in enige vorm of wijze, hetzij elektronisch, kopieertechnisch, druktechnisch of fotografisch, zonder voorafgaande toestemming van ECABO. Correspondentie met betrekking tot overneming of reproductie: ECABO Postbus 1230 3800 BE AMERSFOORT
Praktijk
Inhoud Inleiding
3
Taak 1 Monteren en configureren (eindterm 1 t/m 5)
5
Taak 2 Demonteren en testen (eindterm 8 en 9)
8
Taak 3 Repareren (eindterm 6 en 7)
11
Taak 4 Procedures aanpassen (eindterm 10)
14
Installatie hardware 3
Praktijk
Installatie hardware 3
Praktijk
Inleiding Een computersysteem is opgebouwd uit hardware- en softwarecomponenten. Tot de hardwarecomponenten behoren o.a. de systeemkast, de printer, de muis, de scanner, het beeldscherm en het toetsenbord. In de systeemkast bevinden zich ook weer componenten, zoals de harde schijf, CD-rom speler en diverse insteekkaarten. Bij softwarecomponenten kunt u denken aan besturings-, applicatie- of netwerksoftware. Voordat men met een computer kan werken, moeten de verschillende componenten gemonteerd worden en dient de benodigde software geïnstalleerd te worden. Computers verouderen snel en de gebruiker gaat steeds sneller over tot de aanschaf van nieuwe apparatuur. Deze uitstoot van oude, afgedankte computers is natuurlijk niet goed voor het milieu. Men hoeft echter niet altijd alle onderdelen weg te gooien, misschien kunnen er een aantal opnieuw gebruikt worden. Het kan dus zinvol zijn om na te gaan of de computerconfiguratie of onderdelen hiervan hergebruikt kunnen worden. In deze praktijkinstructie beginnen we eerst met het monteren en gebruiksklaar maken van een computerconfiguratie (taak 1). Door te beginnen met het monteren leert u de verschillende componenten kennen en herkennen. Deze kennis komt u goed van pas bij taak 2. In taak 2 gaat u namelijk een configuratie demonteren en bekijken of bepaalde componenten opnieuw gebruikt kunnen worden. Belangrijk daarvoor is dat u dan de verschillende componenten kunt herkennen en labelen. Natuurlijk besteden we dan ook aandacht aan milieu- en veiligheidseisen. In taak 3 stellen we het repareren van en het oplossen van storingen in hardwarecomponenten aan de orde en leert u problemen met de hardware te signaleren en zo mogelijk ook op te lossen. In taak 4 tenslotte staat het beoordelen en herschrijven van procedures centraal. Ook wordt er in deze praktijkinstructie aandacht besteed aan het bijhouden van de systeemdocumentatie. In de systeemdocumentatie wordt o.a. vermeld welke hardware en software een organisatie heeft, wie deze in gebruik heeft en waar de hard- en software zich bevindt.
Installatie hardware 3
3
Praktijk
Installatie hardware 3
4
Praktijk
Taak 1
Monteren en configureren In elke organisatie wordt tegenwoordig gebruik gemaakt van hardwarecomponenten. Veranderingen in een bedrijf kunnen leiden tot aanpassingen in hardware. Als medewerkers bijvoorbeeld verhuizen naar een andere werkplek, nemen ze hun computer mee. De apparatuur moet opnieuw geïnstalleerd worden volgens de eisen en de wensen van de organisatie en die van de gebruiker. Het is ook mogelijk dat het bedrijf groeit. Er komen meer werkzaamheden en meer medewerkers. De hardware wordt aan de nieuwe situatie aangepast. Als de hardware van een bedrijf wordt aangepast of uitgebreid is er altijd sprake van installeren. De hardwarecomponenten, bestaande of nieuwe, moeten op elkaar worden afgestemd. De bijbehorende software (devices, drivers etc.) wordt vervolgens geïnstalleerd en ingesteld. Het plaatsen en verplaatsen van hardware en het aanpassen van software-instellingen aan het systeem zijn activiteiten die tot uw werkzaamheden kunnen behoren. In deze taak leert u onder andere welke handelingen u daarvoor moet verrichten.
Doel
Aan het eind van deze taak kunt u: Ø de functie van de afzonderlijke componenten van een informatiesysteem beschrijven (eindterm 1) Ø eenvoudige montage-/installatietekeningen lezen (ein dterm 2) Ø werken met zwakstroom en laagspanning in computersystemen (eindterm 3) Ø vanuit elektronisch perspectief bepalen of aanvullende hardware op een informatiesysteem kan worden aangesloten (eindterm 4) Ø de componenten van een informatiesysteem aan de hand van de specificaties installeren en gebruiksklaar maken (eindterm 5) Lees de werkplannen door op een beeld van deze taak te krijgen.
Werkplan 1
Componenten installeren Stap 1 Bekijk de componenten van de configuratie en noteer waar de aparte componenten voor dienen. Kijk hierbij ook naar de samenhang tussen de componenten. Stap 2 Analyseer de installatietekening van de te installeren component en maak hierbij aantekeningen van de mogelijke configuratie instellingen. Stap 3 Ontkoppel de configuratie. Stap 4 Tref veiligheidsmaatregelen (neutraliseer bijvoorbeeld de spanning van de systeemkast). Stap 5 Sluit de component aan op de configuratie. Stap 6 Installeer de component volgens de installatieprocedure. Configureer eventueel de component. Stap 7 Controleer de werking van de component. Stap 8 Controleer de werking van de gehele configuratie.
Werkplan 2
Configuraties verplaatsen Stap 1 Maak een planning voor het plaatsen of verplaatsen van de hardwarecomponenten. Geef daarbij aan welke componenten verplaatst moeten worden, op welke afdeling ze opnieuw geplaatst moeten worden en wanneer dit moet gebeuren. Pleeg hierover overleg met de betrokkenen.
Taak 1
Installatie hardware 3
5
Praktijk Stap 2 Ontkoppel de hardware die verplaatst moet worden. Stap 3 Transporteer de apparatuur en sluit alle hardwarecomponenten volgens de standaarden/procedures van de organisatie aan. Maak eventueel gebruik van stap 4 t/m 8 van werkplan 1. Stap 4 Registreer de verhuizing/plaatsing volgens de geldende procedures.
Vragen
Beantwoord de vragen en bespreek de antwoorden met uw praktijkopleider. 1. 2.
3. 4. 5. 6.
7. 8. 9. 10. 11.
12.
Taak 1
Is er in de organisatie handgereedschap aanwezig en zijn er hulpmiddelen om statische elektriciteit te voorkomen? Zo ja, welk gereedschap en welke hulpmiddelen zijn dat? Is er in uw organisatie informatie aanwezig over het gedeelte van de Arbowetgeving (ergonomie, milieubelasting, kleurinstellingen geluidssignalen e.d.) dat gaat over het werken met computercomponenten en specifiek met beeldschermen? Indien deze niet aanwezig is, vraag dan aan uw praktijkopleider of u e.e.a. aan kunt vragen bij de arbeidsinspectie, of op www.arbo.nl. (DGA, postbus 90804, 2509 LV DEN HAAG) Worden nieuwe componenten binnen uw organisatie ter beschikking gesteld aan één gebruiker of kunnen meerdere personeelsleden gebruik maken van dezelfde werkplek? Wordt nieuwe apparatuur binnen uw organisatie geïdentificeerd en geregistreerd? Heeft de organisatie de beschikking over op schrift gestelde installatieprocedures? Zo ja, van welke methode(s) wordt gebruik gemaakt? Zo nee, maak dan een eenvoudige procedure. Welke werkzaamheden dienen verricht te worden, wanneer apparatuur via een transportbedrijf moet worden verzonden? Denk hierbij bijvoorbeeld aan het vastzetten van losse onderdelen en het verwijderen van (vertrouwelijke) bestanden. Wie verzorgt de instructie voor het gebruik van de nieuwe hardware aan de gebruiker? Is er binnen de organisatie apparatuur, zoals een netwerkprinter, die opdrachten vanuit meer dan één besturingssysteem moet verwerken? Zo ja, welke? Zijn er binnen de organisatie richtlijnen met betrekking tot snelheid en gebruiksgemak van de componenten? Zo ja, wat is bijvoorbeeld de maximum responsietijd na het geven van een zoekopdracht binnen een applicatie? Hoe kunt u up-to-date blijven en geïnformeerd worden over nieuwe ontwikkelingen en hoe kunt u deze informatie gebruiken in de huidige configuraties? Bespreek de bevindingen met uw praktijkopleider. Welke procedures en veiligheidsafspraken zijn er binnen uw organisatie opgesteld m.b.t. : het meten van verschillende soorten spanningsbronnen? het gebruik van handgereedschap? gebruik van beschermingsmiddelen? Hoe wordt er binnen uw organisatie toegezien op het correct toepassen van de procedures en veiligheidsafspraken en welke sancties kunnen er eventueel genomen worden?
Installatie hardware 3
6
Praktijk Opdrachten
De opdrachten zijn een uitwerking van de werkplannen. Voordat u de opdrachten gaat uitvoeren, dient u na te gaan of het werk in uw bedrijf/organisatie op de hiervoor beschreven wijze gebeurt of dat de werkplannen aangepast moeten worden. Pas de werkplannen, in overleg met uw praktijkopleider, zo nodig aan. Voer daarna de opdrachten uit. Bij het uitvoeren van de opdrachten moet te allen tijde gebruikgemaakt worden van de geldende procedures binnen de organisatie. Mochten er geen procedures beschreven zijn, informeer dan naar de geldende richtlijn of gewoonte.
Taak 1
1.
Maak een overzicht van de beschikbare hardware handleidingen binnen de organisatie en (wanneer dat van toepassing is) de verschillende versies daarvan. Kijk vervolgens welke handleidingen ontbreken en wel nuttig kunnen zijn voor de organisatie. Bespreek dit met uw praktijkopleider.
2.
Informeer bij uw praktijkopleider welke configuratie met welke specificaties u moet monteren. Informeer ook naar de wensen en eisen van de gebruiker. Zorg dat u weet welke randapparatuur de gebruiker waar wil gaan gebruiken. Vergelijk deze wensen en eisen met de specificaties van de configuratie. Stel vast of deze twee met elkaar overeenkomen. Maak een kort verslag van uw bevindingen en bespreek dit met uw praktijkopleider.
3.
Ontkoppel de configuratie uit opdracht 2 en verplaats de configuratie indien van toepassing naar de juiste plek, aan de hand van de gemaakte planning. Registreer de verplaatsing van de configuratie in het daarvoor bestemde registratiesysteem.
4.
Monteer de nieuwe hardwarecomponenten van de computerconfiguratie uit opdracht 2 volgens de instructies en/of handleiding en tref hierbij de nodige veiligheidsmaatregelen. Controleer met uw praktijkopleider of alle componenten goed zijn gemonteerd. Sluit vervolgens alle randapparatuur aan.
5.
Test of alles goed werkt. Stel vast of de configuratie voldoet aan de normen van de organisatie. Gebruik hiervoor diagnoseprogrammatuur voor bijvoorbeeld de performance. Maak een verslag van uw bevindingen en bespreek dit met uw praktijkopleider. Vul zonodig de formulieren in waaruit blijkt dat de configuratie gecontroleerd is en goed of juist niet goed werkt. Mocht de configuratie niet goed werken of de performance onvoldoende zijn, bespreek dit dan met uw praktijkopleider en overleg welke stappen er vervolgens genomen moeten worden om dit te verbeteren. Registreer de (aangepaste) configuratie in het daarvoor bestemde registratiesysteem.
Installatie hardware 3
7
Praktijk
Taak 2
Demonteren en testen Stel, er wordt een computerconfiguratie bij u afgegeven. Bijvoorbeeld omdat deze verouderd is en vervangen is door een nieuw systeem. Bepaalde hardware onderdelen van deze configuratie kunnen misschien nog een keer gebruikt worden om bijvoorbeeld een ander systeem te repareren of uit te breiden. Om dit te onderzoeken zal de systeemkast open geschroefd moeten worden en zult u de componenten moeten demonteren. Het is belangrijk dat u hierbij uw eigen veiligheid in acht neemt en voorkomt dat de apparatuur beschadigd raakt. Onderdelen die u kunt hergebruiken zult u moeten testen en registeren. Voor onderdelen die niet meer gebruikt kunnen worden, moet u bepalen wat er mee gaat gebeuren. Zoals u weet mogen deze namelijk niet zomaar bij het vuil gezet worden, omdat de Nederlandse wet bepaalde eisen stelt aan het afvoeren van (computer)componenten. Naast de geldende milieuregels is er ook de Arbo-wetgeving om de veiligheid van werknemers te beschermen en die voorschriften geeft over hoe computerconfiguraties gedemonteerd moeten worden. Binnen iedere organisatie moeten deze voorschriften worden toegepast. In het eerste werkplan gaat u een configuratie demonteren volgens de geldende procedures. In werkplan 2 gaat u vervolgens een aantal componenten testen op correcte werking. In het derde werkplan leert u hoe u de opgeslagen gegevens van een gegevensdrager, bijvoorbeeld een harddisk of floppydisk, definitief kunt verwijderen.
Doel
Aan het eind van deze taak kunt u: Ø een computersysteem demonteren (eindterm 8) Ø gedemonteerde componenten testen op mogelijk (her)gebruik (eindterm 9) Lees de werkplannen door om een beeld van deze taak te krijgen.
Werkplan 1
Een computersysteem demonteren Stap 1 Neem de procedure of werkinstructie door die beschrijft welke stappen u achtereenvolgens moet nemen om een computerconfiguratie te demonteren. Stap 2 Zorg er voor dat de stroomvoorziening is losgekoppeld en de overige veiligheidsmaatregelen voor u zelf en de apparatuur genomen zijn. Stap 3 Overleg met de praktijkopleider om te bepalen welke componenten er gedemonteerd moeten worden. Vergeet hierbij niet dat bijvoorbeeld dragers van gegevens leeg gemaakt moeten worden als de organisatie dit voorschrijft. Zie hiervoor ook werkplan 3. Stap 4 Demonteer de relevante componenten voorzichtig en volledig. Beschadiging van een component betekent dat dit niet meer bruikbaar is. Neem bij het demonteren de geldende Arbo-regels in acht. Stap 5 Bepaal welke componenten hergebruikt kunnen worden. Stap 6 Test de componenten die hergebruikt kunnen worden volgens de procedures die het bedrijf hanteert. Zie hiervoor ook werkplan 2 in deze taak. Stap 7 Voer componenten die niet hergebruikt worden, volgens de geldende milie uwetgeving af. Stap 8 Registreer de componenten die hergebruikt kunnen worden in het juiste systeem. Meld eventueel het gedemonteerde systeem af in het registratiesysteem.
Taak 2
Installatie hardware 3
8
Praktijk Werkplan 2
Componenten testen Stap 1 Test de component aan de hand van de volgende criteria : correcte werking maximale levensduur en leeftijd van de component beschadigingen aan de component compleetheid van de component. Neem bij het testen en beoordelen van gedemonteerde componenten altijd de geldende (veiligheids)regels en procedures in acht die binnen de organisatie gelden. Stap 2 Registreer de testresultaten in het daarvoor bestemde logboek.
Werkplan 3
Gegevens verwijderen van gegevensdragers Stap 1 Overleg met uw praktijkopleider welke (soort) gegevensdrager u moet opschonen. Stap 2 Analyseer het soort gegevensdrager en bepaal hoe de gegevensdrager het beste kan worden opgeschoond. Hierbij dient u onderscheid te maken tussen ROM opslag en RAM opslag. Stap 3 Bepaal of het opslagmedium hergebruikt kan worden en sluit (indien van toepassing) de gegevensdrager aan, zodat deze gegevensdrager opgeschoond kan worden. Neem daarbij de geldende veiligheidsmaatregelen in acht. Stap 5 Schoon de gegevensdrager op (formatteren). Stap 6 Koppel de gegevensdrager af en neem daarbij de geldende veiligheidsmaatregelen in acht. Stap 7 Registreer de gegevensdrager in de voorraad volgens de geldende procedures.
Vragen
Beantwoord de vragen en bespreek de antwoorden met uw praktijkopleider. 1. 2. 3.
4. 5. 6. 7. 8.
Taak 2
Welke procedure wordt er binnen uw organisatie gevolgd bij de afvoer van computers en overige hardwarecomponenten? Welke voorzorgsmaatregelen ter bescherming van uzelf en de apparatuur moet u nemen voordat u de systeemkast openschroeft en de configuratie gaat demonteren? Bestaan er binnen uw organisatie regels over hoe er omgegaan moet worden met bestanden die zich nog op de harde schijf van de computerconfiguratie bevinden? Zo ja, hoe luiden deze en waarom kan het belangrijk zijn dat eerst alle bestanden van de harde schijf verwijderd worden? Welke criteria worden er binnen uw organisatie gehanteerd om te beoordelen of componenten kunnen worden hergebruikt. Waarom worden gedemonteerde componenten voorzien van identificatielabels? Wat is het nut en doel van deze identificatie en registratie? Welke gegevens zijn relevant om van elke gedemonteerde component te noteren? Beschikt uw organisatie over testapparatuur om vast te stellen of componenten hergebruikt kunnen worden? Zo ja, welke? Wordt in uw organisatie de voorraad van componenten bijgehouden? Zo ja, op welke manier gebeurt dit en hoe kunt u wijzigingen in de voorraad registreren?
Installatie hardware 3
9
Praktijk Opdrachten
Taak 2
De opdrachten zijn een uitwerking van de werkplannen. Voordat u de opdrachten gaat uitvoeren dient u na te gaan of het werk in uw bedrijf/organisatie op de hiervoor beschreven wijze gebeurt of dat de werkplannen aangepast moeten worden. Pas de werkplannen, in overleg met uw praktijkopleider, zo nodig aan. Voer daarna de opdrachten uit. 1.
Inventariseer de milieuregels en -eisen van de overheid en de organisatie ten aanzien van de afvoer van niet meer te gebruiken onderdelen en componenten. Maak tevens een inventarisatie van de Arbo-wetgeving betreffende demontage van computerconfiguraties en van de voor demontage geldende regels en procedures binnen de organisatie en rapporteer in hoeverre de bedrijfsregels en -procedures aansluiten op de Arbo-wetgeving. Maak een kort verslag van uw bevindingen.
2.
Stel samen met uw praktijkopleider vast welke computerconfiguratie u gaat demonteren en stel een actielijst op waarin u achtereenvolgens de stappen noemt die u gaat nemen bij het demonteren van de configuratie. Kijk hierbij ook naar de antwoorden die u hebt geformuleerd op bovenstaande vragen. Geef aan of u moet afwijken van de standaard procedure.
3.
Demonteer aan de hand van de actielijst uit opdracht 2 de computerconfiguratie. Neem hierbij de geldende regels en procedures in acht en breng verslag uit aan uw praktijkople ider.
4.
Vraag aan uw praktijkopleider nadere werkinstructies om componenten te testen op mogelijk hergebruik. Indien het testen gebeurt m.b.v. testapparatuur zorg er dan voor dat u bekend raakt met de werking van deze apparatuur. Neem de werkinstructies door. Test één voor één de gedemonteerde componenten en registreer uw bevindingen op de gewenste wijze.
5.
Bepaal in overleg met uw praktijkopleider welke componenten uit opdracht 4 voor hergebruik aan de voorraad toegevoegd kunnen worden. Voeg deze componenten toe aan de bestaande voorraad volgens de geldende procedure.
6.
Bepaal in overleg met uw praktijkopleider welke componenten er afgevoerd moeten worden. Informeer welke procedure hiervoor gevolgd moet worden en voer de componenten volgens deze procedure af.
7.
Selecteer samen met uw praktijkopleider een (bijvoorbeeld nog te demonteren) gegevensdrager die opgeschoond moet worden. Schoon de gegevensdrager op volgens werkplan 3.
Installatie hardware 3
10
Praktijk
Taak 3
Repareren In deze taak leert u hoe u defecte onderdelen van een computerconfiguratie op kan sporen en vervangen. Door de gestructureerde opbouw van computerconfiguraties kunnen defecte onderdelen op een eenvoudige wijze opgespoord en vervangen worden. Het voorkomen van problemen speelt echter ook een belangrijke rol. Het onderhouden van de configuraties is hiervoor de sleutel. In werkplan 1 leert u storingen in kabelsystemen lokaliseren en opheffen. In het tweede werkplan worden test-, afregel-, en controlewerkzaamheden behandeld.
Doel
Aan het eind van deze taak kunt u: Ø enkelvoudige storingen in een bekabelingsysteem lokaliseren en opheffen (eindterm 6) Ø test-, afregel-, en controlewerkzaamheden verrichten, inclusief elektrische metingen (eindterm 7) Lees de werkplannen door om een beeld van deze taak te krijgen.
Werkplan 1
Repareren in geval van storing in het bekabelingsysteem Stap 1 Registreer de storing in het logboek volgens de binnen het bedrijf geldende procedures. Stap 2 Zoek naar de aard van de storing. Controleer in het logboek of de storing al eerder is voorgekomen en begin altijd bij de oorsprong van het probleem. Controleer of de bekabeling juist is aangesloten in bijvoorbeeld de netwerkkaart. Controleer vervolgens of de netwerkkaart juist is geconfigureerd/ingesteld en gemonteerd volgens de door de organisatie geldende regels en procedures. Controleer of de kabel van bijvoorbeeld de hub, switch of walloutlet naar de PC geen breuk bevat. Werk zo alle losse kabels af. Om te controleren of de kabel van de wall-outlet naar het patchpaneel een breuk bevat kunt u het beste de configuratie tijdelijk even aansluiten op een andere outlet. Vergeet niet alle kabels te bevestigen, van zowel de computer configuratie naar de wall-outlet als van het patchpaneel naar de hub of switch. Mocht u de fout nog steeds niet gevonden hebben, dan kan de oorzaak liggen bij de connectoren en/of wanddozen. Inspecteer eerst de connectoren en wanddozen visueel en bij onzekerheden kunt u die meten met behulp van de meetapparatuur. Raadpleeg eventueel handleidingen, het storingslogboek, of de FAQ op internet. Of overleg met het hoofd systeembeheer of de leverancier van de hardware. Stap 3 Stel een diagnose en stel een (schriftelijk) voorstel op voor herstel/reparatie van de storing en bespreek dit met uw praktijkopleider. Stap 4 Vervang of repareer het defecte item in overleg met uw praktijkopleider en volgens de geldende procedures en standaarden. Stap 5 Test de reparatie/aanpassing. Stap 6 Handel de administratieve procedures af (werk het logboek bij, vul een reparatie-opdrachtbon in, stel de factuur op, etc.).
Taak 3
Installatie hardware 3
11
Praktijk
Werkplan 2
Test-, afregel-, en controlewerkzaamheden Stap 1 Controleer voorafgaand aan het testen van de gerepareerde configuratie eerst de bevestiging. Denk aan: het controleren of alle componenten in de systeemkast juist en stevig bevestigd zijn. Let op bij het vervangen van schijven! Zorg dat het doorlussen van de stroomvoorziening naar de harde en de verwisselbare schijven correct is. Weet u dat niet zeker, laat het dan controleren; als de schijf doorbrandt, is deze niet meer te repareren. het bevestigen van alle kabels van en naar de randapparatuur en de computer. de stroomvoorziening. Stap 2 Verander de relevante standaardinstellingen in de instellingen zoals deze standaard zijn voor uw organisatie, of eventueel volgens de specifieke wensen van een gebruiker of speciale applicatie. Stap 3 Controleer de computerconfiguratie op volledigheid en correcte werking. Stap 4 Gebruik bij het constateren van niet werkende componenten de diagnostische apparatuur en -programmatuur en los de problemen op. Stap 5 Documenteer de gewijzigde instellingen.
Vragen
Beantwoord de vraag en bespreek het antwoord met uw praktijkopleider. 1. 2.
3.
4. 5. 6. 7. 8. 9.
Taak 3
Gebruikt men in uw bedrijf een logboek (voor bijvoorbeeld registratie van problemen en oplossingen)? Zo ja, welke gegevens worden daarin genoteerd? Bestaat er in het bedrijf een adressenlijst of adressenbestand van de leveranciers van apparatuur? a. Zo ja, waar kunt u deze lijst vinden? b. Zijn er onderhoudscontracten afgesloten? Welke afdeling verricht het klein onderhoud aan hardware in uw bedrijf? Houdt men hiervan een overzicht bij? (Denk bij klein onderhoud bijvoorbeeld aan het vervangen van printerlinten of toner bij printers en het schoonmaken van apparatuur). Wordt er in het bedrijf geregistreerd wie, waar, welke apparatuur gebruikt? Zo ja, welke afdeling houdt de registratie bij? Welke bevoegdheden heeft u voor het aanpassen van hardware? Denk bijvoorbeeld aan of u wel of niet een diskdrive of een grafische kaart mag vervangen. Is er test- en/of diagnostische programmatuur en -apparatuur beschikbaar in uw organisatie? Zo ja, welke? Zijn er voorschriften voor de medewerkers voor het gebruik van de apparatuur? Zo ja, welke? Wie betaalt de kosten van reparatie en onderhoud van de apparatuur? Worden bijvoorbeeld uw kosten doorbelast aan de betreffende afdeling? Welke procedures worden hiervoor gehanteerd? Welk type netwerkbekabeling wordt binnen de organisatie gebruikt? a. Wat zijn de specifieke eigenschappen en toepassingen van de gebruikte bekabeling? b. Waarom is voor dit soort bekabeling gekozen?
Installatie hardware 3
12
Praktijk Opdrachten
Taak 3
De opdrachten zijn een uitwerking van de werkplannen. Voordat u de opdrachten gaat uitvoeren dient u na te gaan of het werk in uw bedrijf/organisatie op de hiervoor beschreven wijze gebeurt of dat de werkplannen aangepast moeten worden. Pas de werkplannen in overleg met uw praktijkopleider, zo nodig aan. Voer daarna de opdrachten uit. 1.
Voer in de periode waarin u werkzaam bent in de organisatie zoveel mogelijk verschillende onderhoudswerkzaamheden uit. Registreer uw onderhoudswerkzaamheden in het planningsboek en rapporteer aan uw praktijkopleider.
2.
Indien er storingen optreden ten gevolge van gebrekkig onderhoud, stel dan een eenvoudig onderhoudsplan op, op basis van het onderhoudsoverzicht. Voer aan de hand van het onderhoudsplan de noodzakelijke werkzaamheden uit. Zo’n plan kan zich bijvoorbeeld richten op: het schoonmaken van schermen en toetsenborden het schoonmaken van diskdrives en cd-romspelers het afdrukken van een testpagina door niet regelmatig gebruikte inkjetprinters om uitdroging van de inktpatroon te voorkomen het stofvrij maken van het transportmechanisme van laserprinters. Indien er geen onderhoudsoverzicht beschikbaar is, vraag dan de relevante informatie op bij de medewerker die in het verleden verantwoordelijk is of was voor het onderhoud.
3.
Los in de periode waarin u werkzaam bent in de organisatie zoveel mogelijk hardwarestoringen in de bekabeling op. U kunt hiervoor gebruik maken van beide werkplannen, het logboek en de handleidingen van de apparaten. Ook kunt u het hoofd systeembeheer of de leverancier raadplegen. Registreer uw bevindingen in het logboek en rapporteer aan uw praktijkopleider.
Installatie hardware 3
13
Praktijk
Taak 4
Procedures aanpassen Organisaties kennen vaak een groot aantal ongeschreven en geschreven procedures. Procedures zijn een formalisatie van hoe werkzaamheden uitgevoerd moeten worden. Soms blijkt dat de procedures die gelden binnen een organisatie niet (optimaal) zijn. Het kan ook zijn dat procedures herschreven moeten worden omdat er een verandering heeft plaatsgevonden. Vaak is er bij de organisatie echter geen tijd om deze formalisatie te realiseren of up-to-date te houden. Desondanks is het schrijven en herschrijven van procedures van essentieel belang om zo de kwaliteit van het werk te kunnen waarborgen. In deze taak komt het beoordelen en herschrijven van bestaande procedures uitgebreid aan bod. Hiervoor dient u eerst een inventarisatie te maken van de bestaande procedures en werkvoorschriften. Werkplan 1 is een handreiking om deze inventarisatie op te kunnen stellen. In de meeste gevallen zijn opgestelde procedures een voortvloeisel uit veel gebruikte werkwijzen. Het formaliseren van werkwijzen is een zeer nuttige bezigheid, maar vaak is men van mening dat het een verspilling van kostbare tijd is. Met dit in het achterhoofd wordt niet aan alle procedures even veel aandacht besteed. De kans is dan ook groot dat u een procedure tegenkomt die niet volledig, niet juist of niet efficiënt is. In het eerste werkplan leert u deze procedures opsporen en leert u aangeven waar de procedure voor verbetering vatbaar is. Alvorens een procedure definitief kan worden aangepast moet het voorstel tot veranderen worden goedgekeurd door een bevoegd persoon binnen de organisatie. Wanneer goedkeuring is verkregen, kan worden gestart met het herschrijven van de procedure. De herschreven procedure moet in ieder geval een verbetering zijn ten opzichte van de oude procedure. Elke procedure heeft een doel. Het verwezenlijken van dat doel moet zo efficiënt mogelijk gedaan worden. In werkplan 2 leert u een procedure herschrijven.
Doel
Aan het eind van deze taak kunt u: Ø werkvoorschriften en procedures met betrekking tot de installatie van hardware bijstellen (eindterm 10) Lees de werkplannen door om een beeld van deze taak te krijgen.
Werkplan 1
De bestaande procedures op het gebied van de hardware inventariseren en beoordelen en voorstellen tot verbetering doen. Stap 1 Inventariseer de bestaande hardwareprocedures en omschrijf de globale inhoud van deze procedures. Stap 2 Bekijk de bestaande procedures op detailniveau. Stap 3 Selecteer een tweetal procedures waarvan u denkt dat deze niet volledig, niet juist of niet efficiënt opgesteld zijn. Stap 4 Spoor de onlogische stappen in de twee procedures op. Stap 5 Overleg met de praktijkopleider waarom u denkt dat de procedures tekortschieten en vraag waarom de procedures zo zijn ingericht. Stap 6 Geef aan wat mogelijke alternatieven zijn voor de procedures of een deel daarvan.
Taak 4
Installatie hardware 3
14
Praktijk Stap 7 Doe een globaal voorstel voor verbetering van de procedures. Rapporteer de volgende zaken: de originele procedures het voorstel de reden dat u de wijziging voorstelt. Stap 8 Dien het voorstel in bij uw praktijkopleider. Hij kan het op zijn beurt doorgeven aan de verantwoordelijke persoon.
Werkplan 2
Een procedure herschrijven Stap 1 Werk uw (goedgekeurde) voorstel uit werkplan 1 uit. Geef alternatieve formuleringen aan en dien de herschreven procedure wederom ter goedkeuring in bij uw praktijkopleider. Stap 2 Overleg met uw praktijkopleider, nadat de procedure is goedgekeurd, hoe de procedure definitief moet worden vastgelegd. Onderneem de stappen om de procedure vast te leggen. Documenteer/archiveer de procedure en zorg er voor dat de medewerkers op de hoogte zijn van de (gewijzigde) procedure en haar werking.
Vragen
Beantwoord de vraag en bespreek het antwoord met uw praktijkopleider. 1.
Opdrachten
Taak 4
Waarom zijn procedures noodzakelijk? Omschrijf dit zo duidelijk mogelijk en geef ook met voorbeelden aan wat de negatieve werking kan zijn wanneer er geen procedure is.
De opdrachten zijn een uitwerking van de werkplannen. Voordat u de opdrachten gaat uitvoeren, dient u na te gaan of het werk in uw bedrijf/organisatie op de hiervoor beschreven wijze gebeurt of dat de werkplannen aangepast moeten worden. Pas de werkplannen, in overleg met uw praktijkopleider, zo nodig aan. Voer daarna de opdrachten uit. 1.
Inventariseer en beoordeel, volgens werkplan 1, de bestaande hardwarematige procedures, beschrijf hoe deze gebruikt worden binnen de organisatie en doe voorstellen tot verbetering van deze procedures.
2.
Herschrijf, volgens werkplan 2, een bestaande procedure.
Installatie hardware 3
15