Praktijkinstructie Installatie software 4 (ICT03.4/CREBO:53256)
pi.ict03.4.v1
© ECABO, 1 april 2002
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd, overgenomen, opgeslagen of gepubliceerd in enige vorm of wijze, hetzij elektronisch, kopieertechnisch, druktechnisch of fotografisch, zonder voorafgaande toestemming van ECABO. Correspondentie met betrekking tot overneming of reproductie: ECABO Postbus 1230 3800 BE AMERSFOORT
Praktijk
Inhoud Inleiding
3
Taak 1 Een besturingssysteem in een multiserver omgeving installeren (eindterm 2 en 5)
5
Taak 2 Toepassingssoftware in een multiserver omgeving installeren (eindterm 1 en 3)
11
Taak 3 Communicatiesoftware op een multiserver omgeving installeren (eindterm 4)
16
Taak 4 Software testen (eindterm 6)
21
Installatie software 4
Praktijk
Installatie software 4
Praktijk
Inleiding Een computerconfiguratie is in technische zin een complex apparaat. Hoe modern de apparatuur ook is, ze zal niet werken zonder programmatuur. Voordat applicatiesoftware kan worden geïnstalleerd, zal er eerst besturingssoftware nodig zijn. In de meeste organisaties worden gestandaardiseerde grafische userinterfaces gebruikt. Zo’n interface zorgt ervoor dat elke gebruiker op dezelfde wijze met de computer omgaat en dat dezelfde functies binnen verschillende toepassingen op dezelfde manier kunnen worden aangestuurd. In taak 1 leert u deze software binnen een multiserver omgeving te installeren. Onderwerpen die bijvoorbeeld aan de orde komen in deze taak zijn: het installatieplan, installeren en configureren, documenteren, upgrading en continuïteit. Op de werkplek zelf moet in veel gevallen applicatiesoftware worden geïnstalleerd. De gebruikers moeten de beschikking krijgen over diverse programma’s voor bijvoorbeeld tekstverwerking, bestandsbeheer of verkoopadministratie. In taak 2 gaat u zich bezighouden met het installeren van applicatie- of toepassingssoftware binnen een multiserver omgeving. Veel organisaties maken gebruik van een netwerk waarop zoveel mogelijk computers moeten worden aangesloten zodat gebruik kan worden gemaakt van netwerkfaciliteiten zoals filesharing en device-sharing (printers, cd-romspelers en faxmodems). In taak 3 gaat u diverse verbindingen realiseren ten behoeve van geautomatiseerde communicatie. Eén van de verbindingen waar u zich mee bezig gaat houden is het verbinden van computers via een netwerk. Daarnaast leert u bijvoorbeeld ook hoe u een verbinding kunt maken via infrarood, hoe u een verbinding moet maken met internet en hoe u een verbinding kunt realiseren tussen meerdere servers. Wie software gaat installeren, zal de software ook moeten kunnen testen. Hoe weten we anders of de software aan de gestelde eisen, wensen en normen voldoet? In taak 4 leert u daarom hoe u geïnstalleerde software moet testen. Ook het uitvoeren van een acceptatietest bij de implementatie van een nieuwe applicatie komt hier aan de orde.
Installatie software 4
3
Praktijk
Installatie software 4
4
Praktijk
Taak 1
Een besturingssysteem in een multiserver omgeving installeren Nadat de hardware (zowel de computer als de randapparatuur) gemonteerd is, is de installatie van het besturingssysteem aan de orde. Vaak is de grafische userinterface (GUI) een geïntegreerd onderdeel van dit besturingssysteem. Een besturingssysteem bestaat meestal uit twee delen. Het ene deel stuurt de hardware aan en het andere deel stuurt voornamelijk de applicaties en de user-interface aan. Normaal installeert men één besturingssysteem op een machine, maar in een beperkt aantal gevallen moet men op één machine meerdere besturingssystemen installeren. In dit geval maakt men dan voor de gebruiker een voorziening zodat deze tijdens het opstarten van de computer een besturingssysteem kan kiezen. In deze taak gaat u aan de slag met alle zaken die te maken hebben met de besturingssoftware. Enkele aandachtspunten zijn: het installatieplan, installeren, documenteren, upgrading, back-ups, continuïteit en configureren. Het installeren van een besturingssysteem op een server of een desktop kan niet zomaar worden uitgevoerd. Vele vragen moet u voor uzelf en voor de organisatie al beantwoord hebben voordat u kunt starten met de installatie. In werkplan 1 gaat u daarom een installatieplan opstellen. In het tweede werkplan gaat u het installatieplan uitvoeren. Het installeren van een besturingssysteem beperkt zich tot één van de volgende systemen: DOS, Windows, Novell, Unix, Linux, Mac OS. In werkplan 3 doet u een korte test op de continuïteit van de huidige situatie. Servers en clients die geïnstalleerd zijn, moeten beschikbaar zijn en blijven voor de gebruikers. Om ervoor te zorgen dat systemen niet uitvallen of data verloren gaat, kan de organisatie, en kunt u, maatregelen nemen om calamiteiten te voorkomen. In het vierde werkplan gaat u controleren of er voor de applicaties binnen uw organisatie updates/fixes beschikbaar zijn, die geïnstalleerd kunnen worden. Software en besturingssystemen worden namelijk meestal onder zeer grote tijdsdruk ontwikkeld. Dit resulteert veelal in programmeerfouten of het weglaten van bepaalde functionaliteiten. De ontbrekende functionaliteiten worden later uitgegeven in de vorm van updates. Leveranciers geven correcties van fouten en conflicten in software meestal uit in de vorm van een zogenaamde fix. Deze fixes worden vaak gebundeld in de vorm van patches. Werkplan 5 helpt u bij het stapsgewijs configureren van meerdere servers. Het doel is de servers te laten communiceren over het aanwezige netwerk en alle drivers voor de aansturing van de hardware correct te installeren.
Doel
Aan het eind van deze taak kunt u: Ø besturingssoftware binnen een multi-serveromgeving installeren (eindterm 2) Ø meerdere soorten besturingssoftware, applicaties en datacommunicatie- en netwerksoftware op elkaar afstemmen (eindterm 5) Lees de werkplannen door om een beeld van de taak te krijgen.
Werkplan 1
Een inrichtingsplan/installatieplan opstellen Stap 1 Bepaal, in overleg met uw praktijkopleider, welk besturingssysteem geïnstalleerd moet worden op welke server(s) en welk besturingssysteem geïnstalleerd moet worden op de client(s). Stap 2 Bepaal aan de hand van de systeemvereisten of de hardware compatible is met het besturingssysteem. Stap 3 Bepaal of er voldoende kennis in de organisatie is om te kunnen werken met
Taak 1
Installatie software 4
5
Praktijk
Stap 4 Stap 5
Stap 6 Stap 7
Stap 8
Werkplan 2
het besturingssysteem. Let zowel op het beheer als op de gebruikers. Geef naar aanleiding van de bevindingen en afhankelijk van de noodzaak een ople idingsadvies aan het management. Bepaal wanneer de verschillende configuraties ingericht dienen te worden. Maak een planning om de configuraties te installeren. Specificeer de eisen die gesteld worden aan de configuraties van gebruikers die met de nieuwe situatie moeten gaan werken. Bepaal naar aanleiding van de functieomschrijving van de werknemer welke functionaliteit of applicatie beschikbaar dient te zijn voor de werknemer. Maak hiervan in samenwerking met uw praktijkopleider een klein overzicht. Maak een inrichtingsstructuur voor de opslag van de verschillende data die gegenereerd wordt door de verschillende applicaties en gebruikers. Denk hie rbij aan de fysieke locatie van de systeemmappen en bestanden. Stel het installatieplan op en besteed in uw plan ook aandacht aan: de binnen uw organisatie geldende procedures en afspraken de beveiliging van bepaalde onderdelen van het besturingsysteem de back-up van data de gebruiksvriendelijkheid van het systeem de afhankelijkheid tussen de verschillende applicaties/besturingsystemen. Verzamel of bestel alle benodigde software en licenties. Let vooral op de dr ivers voor de verschillende hardwareonderdelen.
Eén of meer besturingssyste(e)m(en) installeren Stap 1 Inventariseer de hardwareconfiguratie. Stap 2 Neem de bijgeleverde handleiding van de te installeren software en de aanwezige bedrijfsstandaarden over dit onderwerp door en maak -indien niet aanwezig- een kopie van de originele software en werk met deze kopie. Dit is om te voorkomen dat de originele dragers per ongeluk beschadigd of zoek raken. Stap 3 Stel de nog aanwezige data van de machine waarop het nieuwe besturingssysteem geïnstalleerd moet worden veilig en partitioneer de harde schijf zo nodig. Stap 4 Installeer het besturingssysteem op de computer. Stel tijdens de installatie eventuele drivers in. Stap 5 Installeer en configureer, indien aanwezig, de grafische userinterface (GUI). Stap 6 Test de basisfunctionaliteiten van het besturingssysteem en herstel eventuele fouten. Overleg zondig met uw praktijkopleider. Stap 7 Activeer de aanwezige randapparatuur door middel van de installatie van extra drivers. Stap 8 Installeer hulpprogramma’s (utilities)en maak de configuratie gebruiksklaar. Stap 9 Stel de specifieke instellingen in het besturingssysteem in volgens het installatieplan. Stap 10 Test de configuratie op de juiste werking met behulp van utilities. Stap 11 Controleer de performance van de complete configuratie. Stap 12 Ga, indien er nog een besturingssysteem op deze configuratie moet worden geïnstalleerd terug naar stap 4. Stap 13 Controleer of u alle onderdelen van het installatieplan voor deze configuratie heeft doorlopen. Stap 14 Documenteer de configuratiegegevens en uw activiteiten volgens de in de organisatie geldende richtlijnen en procedures.
Taak 1
Installatie software 4
6
Praktijk
Werkplan 3
De continuïteit van het computersysteem bewaken Stap 1 Ga na of er een back-up en restore systeem beschikbaar is voor de data en de configuraties. Indien dit het geval is, controleer dan de werking hiervan. Indien dit niet het geval is, ga dan na waarom niet en bepaal of en hoe dit de continuïteit van het systeem in gevaar kan brengen. Stap 2 Ga na of er een calamiteitenplan is. Dit is een plan waarin staat wat er gedaan moet worden bij bepaalde calamiteiten. Indien er een plan aanwezig is, controleer dit dan. Indien er geen plan aanwezig is, ga dan na waarom niet en bepaal of en hoe dit de continuïteit van het systeem in gevaar kan brengen. Stap 3 Ga na of er gebruik wordt gemaakt van een firewall voor de bescherming tegen aanvallen van hackers. Indien hiervan gebruik gemaakt wordt, controleer dan de werking van de firewall. Indien er geen gebruik van een firewall wordt gemaakt, ga dan na waarom niet en bepaal of en hoe dit de continuïteit van het systeem in gevaar kan brengen. Stap 4 Ga na of er gebruik gemaakt wordt van virusprotectie programma’s. Indien hiervan gebruik gemaakt wordt, controleer dan de werking van deze programma’s. Indien er geen gebruik van virusprotectie programma’s wordt gemaakt, ga dan na waarom niet en bepaal of en hoe dit de continuïteit van het systeem in gevaar kan brengen. Stap 5 Ga na of de essentiële of gevoelige data beschermd of beveiligd zijn: a. in logische zin b. in fysieke zin. Indien dit het geval is, beschrijf dan hoe deze data beveiligd zijn. Indien dit niet het geval is, ga dan na waarom niet en bepaal of en hoe dit de continuïteit van het systeem in gevaar kan brengen. Stap 6 Ga na of er fysieke maatregelen genomen zijn ter bescherming van de netwerken. Denk hierbij aan: a. sloten op de (systeem)kasten b. brandveilige ruimtes c. aparte opslag van back-ups. Indien dit het geval is, beschrijf dan hoe deze bescherming geregeld is. Indien dit niet het geval is, ga dan na waarom niet en bepaal of en hoe dit de continuiteit van het systeem in gevaar kan brengen. Stap 7 Ga na of gebruikers ongeautoriseerd wijzigingen in software of data aan kunnen brengen. Indien dit mogelijk is, ga dan na of en hoe dit de continuïteit van het systeem in gevaar kan brengen. Indien het de continuïteit in gevaar kan brengen, zoek dan mogelijke beveiligingsoplossingen. Dit hoeft niet perse een technische oplossing te zijn; u kunt bijvoorbeeld ook denken aan regelgeving.
Werkplan 4
Upgraden en updaten Stap 1 Inventariseer de beschikbare software/het besturingssysteem binnen de organisatie. Stap 2 Inventariseer de door de leveranciers uitgegeven updates. Stap 3 Controleer welke updates/fixes reeds zijn uitgevoerd. Stap 4 Controleer welke “noodzakelijke” updates niet zijn uitgevoerd. Let op de versie van het besturingssysteem en eventueel de betreffende applicatie. Stap 5 Verzamel of download de upgrades en updates en de bijbehorende documentatie. Stap 6 Voer de installatie uit in overleg met uw praktijkopleider.
Taak 1
Installatie software 4
7
Praktijk
Stap 7 Controleer of het bestand daadwerkelijk geïnstalleerd is en reboot het systeem wanneer dat vereist is. Stap 8 Documenteer de gegevens en uw activiteiten volgens de in de organisatie geldende richtlijnen en procedures.
Werkplan 5
Servers configureren Stap 1 Stel de relevante specificaties en instellingen van de individuele servers vast aan de hand van diagnostische gegevens uit bijvoorbeeld logfiles en systeemdocumentatie. Stap 2 Controleer of de servers op de netwerkinfrastructuur zijn aangesloten volgens de in de organisatie geldende regels en procedures. Stap 3 Controleer of de besturingssystemen geïnstalleerd zijn volgens het installatieplan en de geldende regels en procedures in de organisatie. Stap 4 Bepaal welk protocol gebruikt moet worden om de servers met elkaar te laten communiceren. Stap 5 Installeer het protocol op de servers, volgens de geldende regels en procedures. Stap 6 Stel de protocollen en drivers zo in dat de servers met elkaar kunnen communiceren. Stap 7 Controleer de werking van de communicatie tussen de servers door enig dataverkeer te genereren. Stap 8 Test de performance van de configuraties na de fysieke en logische koppeling. Stap 9 Documenteer de configuratiegegevens en uw activiteiten volgens de in de organisatie geldende richtlijnen en procedures.
Vragen
Beantwoord de vragen en bespreek de antwoorden met uw praktijkopleider. 1. 2. 3. 4.
5.
6.
7. 8. 9.
Taak 1
Wat voor soort(en) opslag wordt gebruikt binnen de organisatie? a. Welke verschillende soorten RAID systemen zijn er? b. Waarom worden deze wel of niet gebruikt binnen de organisatie? Waarom is een installatieplan van belang voor een organisatie? a. Wat zijn drie veel gebruikte besturingssystemen? b. Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen deze drie systemen? c. Waarom is binnen uw organisatie voor een bepaald besturingssysteem gekozen? Zijn alle handleidingen van gebruikte of te gebruiken besturingssystemen en grafische userinterfaces toegankelijk en beschikbaar? Zo ja, in welke taal? Zo nee, vraag dan aan uw praktijkopleider hoe u aan de noodzakelijke informatie kunt komen. Is er binnen de organisatie een gestandaardiseerde installatieprocedure waarmee bijvoorbeeld met een opstartdiskette, tape of image op cd-rom zowel het besturingssysteem als de benodigde applicatiesoftware kan worden geïnstalleerd? Zo ja, geef de procedure beknopt weer. Wordt binnen de organisatie gebruik gemaakt van één of meer besturingssystemen op de werkstations en servers? Zijn alle computers geschikt voor installatie van dezelfde versie van de besturingssoftware, inclusief de grafische userinterface? Zo nee, wat zijn dan de verschillen tussen de computers? Mogen gebruikers zelf programma’s installeren? Zo ja, welke wel en welke niet?
Installatie software 4
8
Praktijk
10. 11. 12.
13. 14.
15.
Opdrachten
Taak 1
Welke maatregelen heeft de organisatie getroffen op het gebied van bestandsbeveiliging, zowel t.o.v. het kopiëren van databestanden als t.o.v. de autorisatie? Wat is de globale (huidige) indeling van de gebruikte opslagmedia binnen uw organisatie? a. Welke diagnostische software is binnen de organisatie in gebruik? b. Waarvoor wordt deze diagnostische software gebruikt? c. Is er diagnostische software beschikbaar die niet wordt gebruikt, maar wel (een) toegevoegde functionaliteit(en) heeft? a. Welke back-up en restore systemen worden er binnen uw organisatie gebruikt? b. Wat zijn de procedures voor het uitvoeren van een back-up of restore? a. Hoe is de rechtenstructuur geïmplementeerd in de huidige netwerkinfrastructuur? b. Wat vindt u van die situatie? c. Heeft u aanbevelingen voor eventuele veranderingen in deze structuur? Zo ja, welke? Noem er drie. a. Wordt er op het moment gebruik gemaakt van een virusprotectie programma? b. Zo ja, op welke systemen wordt welke methode van virusprotectie toegepast? c. Zijn de viruspatronen bijgewerkt tot “de dag van vandaag”?
De opdrachten zijn een uitwerking van de werkplannen. Voordat u de opdrachten gaat uitvoeren, dient u na te gaan of het werk in uw bedrijf/organisatie op de hiervoor beschreven wijze gebeurt of dat de werkplannen aangepast moeten worden. Pas de werkplannen, in overleg met uw praktijkopleider, zo nodig aan. Voer daarna de opdrachten uit. 1.
Maak een installatieplan/inrichtingsplan volgens werkplan 1. Bespreek het door u opgestelde plan met uw praktijkopleider.
2.
Zoek uit of de organisatie werkt met een logboek dat de beheersactiviteiten registreert. Zo ja, maak in overleg met uw praktijkopleider bij elke opdracht gebruik van dit logboek. Zo nee, maak zelf een logboek waarin u uw activiteiten registreert.
3.
Installeer, aan de hand van werkplan 2, één of meerdere besturingssystemen op een server. Rapporteer de resultaten en uw bevindingen. Documenteer de wijzigingen in het logboek. Evalueer het rapport met uw praktijkopleider.
4.
Maak, aan de hand van werkplan 3, een kort continuïteitsoverzicht. Evalueer de resultaten en rapporteer uw bevindingen en aanbevelingen. Bespreek het geheel met uw praktijkople ider.
5.
Update het besturingssysteem aan de hand van werkplan 4. Rapporteer de resultaten en documenteer de wijzigingen in het logboek. Evalueer uw werkzaamheden met uw praktijkopleider.
6.
Configureer, in overleg met uw praktijkopleider, een server met een specifiek doel, denk hierbij bijvoorbeeld aan een e-mail, fax, internet, proxy of fileserver. Werk aan de hand van werkplan 5. Rapporteer de resultaten en docu-
Installatie software 4
9
Praktijk
menteer de wijzigingen in het logboek. Evalueer uw werkzaamheden met uw praktijkopleider. 7.
Taak 1
Installeer en configureer in een testomgeving twee servers met ieder een verschillend besturingssysteem en één of meerdere werkstations zodanig dat: de servers kunnen communiceren over het aangesloten netwerk de supervisor/administrator via het netwerk kan inloggen op de servers alle drivers voor de aansturing van de hardware correct geïnstalleerd zijn het werkstation of de werkstations kan/kunnen inloggen op beide servers. Maak voordat u begint aan deze opdracht eerst in overleg met uw praktijkopleider een duidelijk inrichtingsplan. Documenteer vervolgens de door u uitgevoerde werkzaamheden in de systeemdocumentatie.
Installatie software 4
10
Praktijk
Taak 2
Toepassingssoftware in een multiserver omgeving installeren Software en updates installeren kan één van uw werkzaamheden zijn. Applicaties dienen zorgvuldig te worden geïnstalleerd om problemen te voorkomen. Applicaties installeren binnen multi-serveromgevingen vergt meer aandacht dan het installeren op stand-alone computers. Binnen deze taak krijgt u werkplannen aangereikt die u kunnen ondersteunen bij het installeren van applicaties binnen een multi-serveromgeving. Om er voor te zorgen dat binnen de organisatie op dezelfde wijze gewerkt wordt, wordt gebruik gemaakt van procedures. Hierdoor kunnen fouten en storingen zoveel mogelijk uitgesloten worden. Procedures zijn van groot belang om wijzigingen gestructureerd aan te kunnen pakken. In werkplan 1 wordt ingegaan op hoe u een installatieprocedure kunt opstellen. Werkplan 2 gaat in op het installeren van een applicatie. Het grote verschil met voorgaande installaties is dat u de applicaties nu binnen een multi-serveromgeving gaat installeren. In het derde werkplan wordt ingegaan op het aanpassen van instellingen binnen applicaties. Wanneer een applicatie geïnstalleerd is volgens de normale procedure, zijn er nog veel standaardinstellingen die gewijzigd moeten worden. Bijvoorbeeld de printersettings. Om gebruikers prettig te laten werken en zo min mogelijk lastig te vallen met de al dan niet ingewikkelde netwerkstructuur, kan men gebruikersspecifieke instellingen instellen. Hierbij kan gedacht worden aan het opgeven van standaard bestandslocaties en het instellen van macro’s. Software is bijna nooit volledig ontwikkeld, tenzij de producent stopt met het product. Daardoor worden er regelmatig upgrades en updates uitgegeven met correcties op fouten en extra functionaliteiten. Soms vereist een upgrade dat de gegevensbestanden en macro’s aangepast worden. In werkplan 4 wordt hierop ingegaan. Wanneer men een applicatie meerdere malen moet installeren, kan het uitermate handig zijn om een installatiescript te maken. Dit installatiescript kan er voor zorgen dat de installatie van de applicatie min of meer automatisch gebeurt. In werkplan 5 wordt ingegaan op het maken van een installatiescript.
Doel
Aan het eind van deze taak kunt u: Ø de toepassing van software binnen industriële, grafimedia en administratieve omgevingen toelichten (eindterm 1) Ø applicaties binnen een multi-serveromgeving installeren (eindterm 3) Lees de werkplannen door om een beeld van de taak te krijgen.
Werkplan 1
Installatieprocedures voor applicatie-installatie opstellen Stap 1 Bepaal het onderdeel van het werk waarvoor een procedure geschreven moet worden. Stap 2 Bepaal welke personen de procedure moeten gaan gebruiken. Stap 3 Beschrijf het doel van de procedure en de randvoorwaarden waaraan de procedure moet voldoen. Stap 4 Beschrijf de stappen die genomen moeten worden. Stap 5 Werk de stappen uit in een procedure volgens de richtlijnen die gelden binnen de organisatie. Stap 6 Bespreek de procedure met uw praktijkopleider.
Taak 2
Installatie software 4
11
Praktijk
Werkplan 2
Een applicatie installeren Stap 1 Bepaal samen met uw praktijkopleider welke applicatie geïnstalleerd moet worden. Stap 2 Zorg ervoor dat u alle relevante netwerkdocumentatie doorgenomen heeft zodat u op de hoogte bent van de onderlinge samenhang van de instellingen. Stap 3 Bestudeer de voor u belangrijke procedures die binnen uw organisatie gehanteerd worden. Stap 4 Bestudeer de handleiding van de te installeren applicatie. Bekijk eventueel ook aanvullende informatie die te vinden is in bijvoorbeeld de FAQ, op de installatie-cd of op internet. Mocht u daarna nog met vragen zitten, stel deze dan aan de telefonische helpdesk van de leverancier van de applicatie. Voorkomen is immers beter dan genezen. Stap 5 Bepaal waar de applicatie binnen het netwerk geplaatst dient te worden en bepaal of de server voldoet aan de juiste vereisten en of de juiste versie van het besturingssysteem geïnstalleerd is. Houd hierbij rekening met de randvoorwaarden van de applicatie. (Zo kan het namelijk een probleem zijn om server-applicatiesoftware te gebruiken op bepaalde servers omdat deze servers anders omgaan met locking van bestanden. Daardoor kan de goede werking van de applicatie niet gegarandeerd worden.) Stap 6 Zorg ervoor dat u een goede back-up heeft voordat u gaat installeren op de server. Stap 7 Installeer, na overleg met uw praktijkopleider, de applicatie op de server volgens bijgeleverde documentatie. Stap 8 Test de applicatie die u geïnstalleerd heeft op juiste werking en los eventuele problemen op. Controleer ook of andere applicaties geen problemen ondervinden van de geïnstalleerde applic atie. Stap 9 Documenteer uw bevindingen en de specifieke instellingen.
Werkplan 3
Standaardinstellingen aanpassen en gebruikersspecieke instellingen instellen Stap 1 Bestudeer de voor u belangrijke procedures binnen de organisatie en de handleiding van de aan te passen applicatie. Bekijk ook eventueel aanvullende informatie die te vinden is in bijvoorbeeld de FAQ, op de installatie-cd of op internet. Mocht u nog met vragen zitten, stel deze dan aan de telefonische helpdesk van de leverancier van de applicatie. Stap 2 Bepaal aan de hand van de bestudeerde documentatie welke instellingen u moet aanpassen. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan de aansturing van netwerkprinters, kleuraanpassingen van menu’s en het instellen van toegangsrechten. Stap 3 Pas, in overleg met uw praktijkopleider, de standaardinstellingen aan. Stap 4 Test de applicatie om te kijken of de instellingen actief zijn geworden en naar behoren functioneren. Stap 5 Inventariseer de specifieke wensen van de gebruikers ten aanzien van de applicatie. Denk hierbij aan bestandslocaties, macro’s, voorkeurprinters, enz. Stap 6 Pas de instellingen in de applicatie zoveel mogelijk volgens de wensen van de gebruikers aan. Stap 7 Test de werking van de applicatie en controleer of de specifieke instellingen de functionaliteit niet nadelig beïnvloeden. Stap 8 Documenteer uw activiteiten en de gemaakte instellingen.
Taak 2
Installatie software 4
12
Praktijk
Werkplan 4
Upgrades installeren en gegevensbestanden en macro’s converteren Stap 1 Bestudeer de voor u belangrijke procedures binnen de organisatie en de handleiding van de applicatie waarvan de upgrade geïnstalleerd moet worden. Bekijk eventueel aanvullende informatie die te vinden is in bijvoorbeeld de FAQ, op de installatie-cd of op internet. Mocht u daarna nog met vragen zitten stel deze dan aan de telefonische helpdesk van de leverancier van de applicatie. Stap 2 Controleer of het upgraden van de versie waar u momenteel mee werkt, daadwerkelijk mogelijk is. Stap 3 Controleer of specifieke instellingen die in de applicatie gemaakt zijn het upgradeproces kunnen verstoren. Denk hierbij aan bijvoorbeeld alternatieve bestandspaden. Bestudeer ook welke veranderingen de upgrade veroorzaakt en welke functionaliteiten mogelijk niet meer ondersteund worden. Mogelijk worden instellingen en macro’s overschreven bij het uitvoeren van de upgrade. Daarom moet u ervoor zorgen dat u op de hoogte bent van de wijzigingen die de upgrade teweegbrengt. Pleeg indien noodzakelijk ook overleg met de gebruikers. Stap 5 Zorg voor een goede back-up van de gegevens en de applicatie. Stap 6 Voer zo nodig een conversie uit over de bestanden die gebruikt worden. Stap 7 Controleer dan of de conversie juist is verlopen. Indien dit niet het geval is, zet dan de back-up terug. Stap 8 Bepaal samen met uw praktijkopleider wanneer u de upgrade kunt installeren en installeer de upgrade vervolgens op het vastgestelde tijdstip. Stap 9 Controleer of de voor uw organisatie specifieke instellingen na de upgrade behouden zijn gebleven. Zo niet, pas de instellingen dan aan conform de gedocumenteerde gegevens. Stap 10 Test de werking van de applicatie en controleer of er geen conflicten met andere applicaties zijn. Stap 11 Documenteer uw activiteiten en de gemaakte instellingen.
Werkplan 5
Installatiescripts maken Stap 1 Inventariseer wat de mogelijkheden zijn voor automatische installatie van de applicatie. Maak hierbij gebruik van de bijgeleverde documentatie, internet, of speciaal hiervoor bestemde applicaties. Stap 2 Bepaal aan de hand van de reeds gemaakte installatieprocedure welke parameters en instellingen meegegeven moeten worden om het installatiescript te genereren. Stap 3 Maak het installatiescript. Stap 4 Test het installatiescript. Stap 5 Documenteer uw activiteiten en de gemaakte instellingen en schrijf een gebruikersinstructie bij het installatiescript.
Vragen
Beantwoord de vragen en bespreek de antwoorden met uw praktijkopleider. 1.
Taak 2
Welke software pakketten worden veel gebruikt in onderstaande branches: a. in de industrie? b. in de grafimedia? c. in de administratie? Noem er twee per branche.
Installatie software 4
13
Praktijk
2.
3.
4. 5.
Opdrachten
a. b.
Wat zijn de functionaliteiten van de pakketten uit vraag 1? Wat zijn de verschillen tussen de twee, in vraag 1 genoemde, pakketten per branche (industrie, grafimedia en administratie)? c. Wat zijn de meest voorkomende internetsites over applicatiebeheer en softwareontwikkeling? d. Wat zijn twee bekende tijdschriften over applicatiebeheer en softwareontwikkeling? a. Waarom worden er upgrades/updates uitgegeven door de leveranciers van applicaties? b. Is het verstandig om altijd mee te gaan met een laatste versie van het softwarepakket? c. Wat zijn de voordelen van altijd meegaan met de laatste versie van een softwarepakket? Noem er twee. d. Wat zijn de nadelen van altijd meegaan met de laatste versie van een softwarepakket? Noem er twee. Zijn er binnen uw organisatie procedures of werkvoorschriften aanwezig voor het installeren van applicaties in een multi-serveromgeving? Zo ja, welke zijn dat? a. Wat vindt u van de bestaande procedures binnen uw organisatie? b. Wanneer u het niet volledig eens bent met de procedures, welke wijz igingen zou u dan door willen voeren?
De opdrachten zijn een uitwerking van de werkplannen. Voordat u de opdrachten gaat uitvoeren dient u na te gaan of het werk in uw bedrijf/organisatie op de hiervoor beschreven wijze gebeurt of dat de werkplannen moeten worden aangepast. Pas de werkplannen, in overleg met uw praktijkopleider, zo nodig aan. Voer daarna de opdrachten uit. 1.
Stel een installatieprocedure op voor het installeren van een applicatie in een multi-serveromgeving. Stel de procedure op volgens de in werkplan 1 beschreven werkwijze.
2.
Bepaal samen met uw praktijkopleider welke softwareapplicatie u moet installeren binnen de multi-serveromgeving. Maak een duidelijke inventarisatie van de op die server aanwezige applicaties, randapparatuur en besturingssoftware. Zorg er ook voor dat er goede back-up is van de server en de gegevens op die server. Installeer de applicatie vervolgens volgens werkplan 2.
3.
Bepaal welke specifieke instellingen in de applicatie van opdracht 2 moeten worden gewijzigd voor optimale functionaliteit, goede performance en inbedding in de bestaande infrastructuur. Hierbij kunt u gebruik maken van de aanwezige systeemdocumentatie. Pas vervolgens de standaardinstellingen van de applicatie aan. Test en documenteer deze zorgvuldig. Breng ook de gebruikersspecifieke wijzigingen aan. Stel zo mogelijk het volgende in: de voorkeurprinters de eventuele formulierprinters de schermkleuren de standaardmap bij het openen van bestanden de standaardmap bij het opslaan van bestanden. Maak hierbij gebruik van werkplan 3.
Taak 2
Installatie software 4
14
Praktijk
Taak 2
4.
Bepaal samen met uw praktijkopleider welk softwarepakket moet worden geüpgraded. Maak voordat u de upgrade uitvoert eerst een inschatting van de wijzigingen, tijdsduur, impact, enz. Voer de upgrade vervolgens uit volgens werkplan 4.
5.
Installeer een upgrade van een applicatie en converteer tevens de gebruikte gegevensbestanden en macro’s. Let op: voer de conversie eerst uit in een testsituatie en test vervolgens samen met uw praktijkopleider en eventueel een gebruiker of de upgrade goed is verlopen, voordat u de conversie op een productiesysteem uitvoert. Verricht uw activiteiten aan de hand van werkplan 4.
6.
Inventariseer de mogelijkheden van een installatiescript voor het softwarepa kket uit opdracht 2. Maak hierbij gebruik van internet, FAQ, bijgeleverde documentatie en de helpdesk van de leverancier van het softwarepakket. Schrijf vervolgens indien dit mogelijk is een installatiescript voor het softwarepakket. U kunt hierbij gebruik maken van werkplan 6.
Installatie software 4
15
Praktijk
Taak 3
Communicatiesoftware in een multiserver omgeving installeren Het verkeer van digitale gegevens heeft de afgelopen jaren een grote groei ondergaan. Steeds meer mensen willen bij steeds meer informatie kunnen, onafhankelijk van tijd of plaats. Dit heeft tot gevolg dat computerconfiguraties eindeloos worden gekoppeld aan grote en steeds groter wordende netwerken. Toepassingen als (tele)werken via een terminal server en het centraal beheren van informatiesystemen via virtual (private) networking zijn gemeengoed geworden. In deze taak leert u communicatiesoftware binnen een multi-server omgeving installeren. In werkplan 1 gaat u een verbinding maken tussen twee computers binnen een netwerk. Wanneer men een directe verbinding tussen twee computers binnen een mult iserver omgeving wil realiseren kan het beste gebruik worden gemaakt van de reeds aanwezige infrastructuur. Naast communicatie tussen computers, is het ook mogelijk om communicatie op te zetten om andere apparatuur aan te sturen of te synchroniseren. Denk bijvoorbeeld aan de printer, maar ook aan het synchroniseren van een PDA of telefoon. Het verbinden van randapparatuur kan op vele manieren. Bijvoorbeeld via seriële of parallelle poorten, infrarood of radiografische verbindingen zoals Bluetooth. Werkplan 1 beschrijft ook een werkwijze voor het installeren van software voor computerrandapparatuur. In werkplan 2 gaat u een externe verbinding opzetten via een modem. Het verbinden van computers met bijvoorbeeld het internet geschiedt via een externe verbinding. Meestal wordt deze verbinding gerealiseerd met een modem (al dan niet DSL of Kabel). In werkplan 3 wordt een werkwijze beschreven voor het installeren van netwerksoftware die de verbinding van werkstation naar server mogelijk maakt. De meest voorkomende communicatie binnen een organisatie is de communicatie van werkstation naar server. Dit kan zijn om bestanden centraal op te slaan maar ook om bijvoorbeeld een internetverbinding te delen. Voor het delen van deze mogelijkheden is het noodzakelijk om eerst het netwerk beschikbaar te maken. In werkplan 4 gaat u servers met elkaar verbinden. Concreet betekent dit dat u bijvoorbeeld de internetserver koppelt aan een fileserver en/of databaseserver, zodat alle werknemers tegelijkertijd gebruik kunnen maken van bijvoorbeeld e-mail, internet, file-sharing en de database applicatie.
Doel
Aan het eind van deze taak kunt u: Ø datacommunicatie- en netwerksoftware binnen een multi-serveromgeving installeren (eindterm 4) Lees de werkplannen door om een beeld van de taak te krijgen.
Werkplan 1
Realiseren van een verbinding tussen computers onderling en met randapparatuur Stap 1 Bepaal welke computers en/of randapparatuur u met elkaar moet verbinden. Controleer daarbij eerst of de twee computers en/of de apparatuur technisch gezien met elkaar te verbinden zijn. Bepaal ook of de configuraties op elkaar afgestemd kunnen worden. Houd hierbij rekening met besturingssystemen, beschikbare drivers, hardwarematige mogelijkheden, bekabeling, enz. Stap 2 Bepaal welke infrastructuur reeds is aangelegd tussen de computers en de randapparatuur. Bijvoorbeeld via een (wireless) LAN, een WAN, Tokenring
Taak 3
Installatie software 4
16
Praktijk
Stap 3
Stap 4 Stap 5 Stap 6 Stap 7 Stap 8
Werkplan 2
etc. Indien er geen infrastructuur aanwezig is, moet deze aangelegd worden. Overleg hiertoe met uw praktijkopleider. Bepaal hoe u de verbinding tussen de computers en/of de randapparatuur het beste tot stand kunt brengen. (Binnen een LAN via de server of het delen van harde schijven. Tussen twee computers binnen een WAN via bijvoorbeeld de centrale server of een directe inbelverbinding of een V(P)N, etc.) Bepaal ook de te gebruiken verbindingssoort. Houd hierbij rekening met de beschikbare kabels, mogelijke verbindingen met randapparatuur, de snelheid van de verbinding en de mogelijkheden van beschikbaar stellen op het netwerk. Installeer de eventueel benodigde drivers en software. Pas de instellingen op de computers en/of de randapparatuur zonodig aan. Denk hierbij ook aan de gebruikte protocollen, snelheden en clients. Breng de verbinding tussen de computers en/of de randapparatuur tot stand. Test de verbinding door dataverkeer te genereren. Test hierbij op verschille nde punten zoals performance, functionaliteit, enz. Noteer de testresultaten en breng zonodig verbeteringen aan. Documenteer uw activiteiten en de instellingen.
Externe verbindingen realiseren Stap 1 Sluit het modem aan en installeer en configureer het modem conform de handleiding en de in de organisatie geldende regels en procedures. Stap 2 Voer de instellingen in zoals ze zijn meegeleverd door de verschaffer van de dienst (de provider). Neem daarbij de regels van uw organisatie in acht. Stap 3 Maak de instellingen zo nodig definitief door te rebooten. Stap 4 Maak een verbinding met de provider via het modem. Stap 5 Test de verbinding door het genereren van dataverkeer. Noteer de testresultaten en breng zonodig verbeteringen aan. Stap 6 Verbreek de verbinding wanneer uw verbinding niet permanent is. Stap 7 Documenteer uw activiteiten en de instellingen.
Werkplan 3
Een verbinding tussen een computer en een server via een netwerk realiseren Stap 1 Bepaal of de configuraties op elkaar afgestemd kunnen worden. Houd hierbij rekening met besturingssystemen, beschikbare drivers, hardwarematige mogelijkheden, bekabeling, enz. Stap 2 Bepaal de te gebruiken verbindingssoort. Maak hierbij een keuze tussen de te gebruiken protocollen. Stap 3 Installeer de drivers van de netwerkkaart zonodig op de computer conform de bijgeleverde handleiding en de standaardprocedures van de organisatie. Stap 4 Installeer een client op de computer conform de bijgeleverde handleiding en standaardprocedures van de organisatie. Stap 5 Stel, afhankelijk van het soort netwerk, de netwerkinstellingen op de computer in om de verbinding tot stand te kunnen brengen. Stap 6 Test de verbinding. Test hierbij op verschillende punten zoals performance, functionaliteit, enz. Leg de testresultaten vast en breng zonodig verbeteringen aan. Stap 7 Documenteer uw activiteiten en de instellingen.
Taak 3
Installatie software 4
17
Praktijk
Werkplan 4
Een verbinding tussen servers realiseren Stap 1 Controleer of de servers compatible zijn met elkaar. Stap 2 Verbind de servers fysiek met elkaar met bijvoorbeeld bekabeling. Hanteer hierbij de in de organisatie geldende regels en procedures. Stap 3 Zorg ervoor dat de servers ook logisch aan elkaar gekoppeld worden. (Dit om te voorkomen dat gebruikers meerdere malen per dag hun wachtwoord moeten intoetsen zodra ze gebruik willen gaan maken van informatie die van een andere server komt.) Houd hierbij zeer nadrukkelijk rekening met de beveiliging van de informatie die zich bevindt op de servers. Stap 4 Zorg ervoor dat de resources van de verschillende servers makkelijk toegankelijk zijn voor de gebruikers. Denk hierbij aan het aanmaken van snelkoppelingen of netwerkmappings. Stap 5 Stel de gebruiksaanwijzing voor de gebruiker op en de technische documentatie over de gemaakte instellingen op zowel client als serverniveau. Stap 6 Test de performance na het koppelen van de servers.
Vragen
Beantwoord de volgende vragen en bespreek de antwoorden met uw praktijkopleider. 1.
2.
3. 4.
5. 6.
Taak 3
Voor welk doel kunnen de volgende verbindingen het best worden gebruikt? (leg ook uit waarom): a. een netwerkverbinding? b. een infraroodverbinding? c. parallelle verbindingen? d. seriële verbindingen? e. radiografische verbindingen (zoals Bluetooth)? a. Zijn er binnen de organisatie waar u werkzaam bent standaardprocedures met betrekking tot het installeren van datacommunicatiesoftware? b. Zo ja, wie heeft deze opgesteld? c. Wie onderhoudt deze procedures? d. Wat is uw oordeel over deze procedures? Welke communicatiesoftware is binnen de organisatie beschikbaar? a. Worden de diverse aanwezige randapparaten op het netwerk gedeeld door meerdere gebruikers? b. Zo ja, waarom? Wat zijn de risico’s van het delen van randapparaten? c. Zo nee, waarom niet? Wat zijn de nadelen van het niet delen van randapparaten? a. Welke soorten verbindingen worden binnen uw organisatie gebruikt? b. Wat is het doel van elke verbinding/waartoe dient de verbinding? a. Worden in uw organisatie systemen gekoppeld, danwel is er sprake van systeemintegratie? (Denk hierbij aan het voeren van een grote database of meerdere gekoppelde databases, in plaats van apart functionerende databases voor verschillende functionaliteiten.) b. Hoe heeft de integratie plaatsgevonden? c. Hoe zijn de systemen gekoppeld?
Installatie software 4
18
Praktijk
Opdrachten
Taak 3
De opdrachten zijn een uitwerking van de werkplannen. Voordat u de opdrachten gaat uitvoeren, dient u na te gaan of het werk in uw bedrijf/organisatie op de hiervoor beschreven wijze gebeurt of dat de werkplannen moeten worden aangepast. Pas de werkplannen, in overleg met uw praktijkopleider, zo nodig aan. Voer daarna de opdrachten uit. 1.
Maak een (directe) verbinding tussen twee computers volgens werkplan 1. Maak hierbij zo mogelijk gebruik van twee verschillende verbindingssoorten. Omschrijf per verbindingssoort de resultaten en uw bevindingen in een klein rapport. Noteer tevens de belangrijkste verschillen die u bent tegengekomen. Let hierbij op de volgende punten: het installatiegemak de snelheid de functionaliteit de betrouwbaarheid.
2.
Maak een verbinding tussen een computer en een randapparaat aan de hand van werkplan 1. Bespreek de resultaten met uw praktijkopleider.
3.
Maak een externe verbinding via een modem aan de hand van werkplan 2. Wanneer het mogelijk is twee verschillende verbindingen te maken doe dit dan. Analyseer de verschillen tussen de verbindingstypen en de resultaten aan de hand van de volgende criteria: het gebruikersgemak het installatiegemak (instelgemak) de performance, zoals snelheid van de verbinding, de totstandkoming van de verbinding, reactiesnelheid de kosten van de verbinding. Maak een kort verslag over het geheel en neem daarin bovenstaande punten op. Bespreek het verslag met uw praktijkopleider.
4.
Geef enige aanbevelingen voor het verbeteren van de huidige externe verbindingen. Houd daarin rekening met de kosten, de performance en de comptabiliteit van de huidige infrastructuur. Bespreek uw aanbevelingen met uw praktijkople ider.
5.
Verbind een computer met een bedrijfsnetwerk volgens werkplan 3. Rapporteer de resultaten en uw bevindingen. Neem de volgende zaken in uw rapportage op: a. hoe u de diverse stappen hebt doorlopen b. het gebruikersgemak van het eindresultaat c. het installatiegemak (instelgemak) tijdens en na de installatie d. de performance, zoals snelheid, maximaal aantal gebruikers tegelijkertijd etc. e. de bijkomende kosten van de verbinding met de server. Bespreek het rapport met uw praktijkopleider.
6.
Verbind aan de hand van werkplan 4 twee servers met verschillende of dezelfde taken aan elkaar om bijvoorbeeld de efficiency van het netwerk te verbeteren. Rapporteer de resultaten en uw bevindingen. Bespreek het rapport met uw praktijkople ider.
Installatie software 4
19
Praktijk
7.
Taak 3
Maak een rapport waarin u voor de organisatie de meest ideale situatie met betrekking tot communicatiesoftware schetst. Houd rekening met: implementatiekosten (zoals infrastructuur en software) vaste kosten na de implementatie de baten de tijdsinvestering bij implementatie de tijdsinvestering na de implementatie (beheer) de performance het gebruikersgemak. Breng ook de verschillen tussen de door u geschetste situatie en de huidige situatie duidelijk in kaart. Bespreek het rapport met uw praktijkopleider.
Installatie software 4
20
Praktijk
Taak 4
Software testen Wanneer men software aan het installeren is, komt men er niet onderuit om deze ook goed te testen. Immers een correcte werking van de componenten is pas vast te stellen nadat er een test is uitgevoerd. In deze taak leert u hoe zo’n test uitgevoerd zou kunnen worden.
Doel
Aan het eind van deze taak kunt u: Ø de werking van geïnstalleerde software binnen een multi-serveromgeving testen (eindterm 6) Lees het werkplan door om een beeld van de taak te krijgen.
Werkplan
Software testen Stap 1 Bepaal welk onderdeel of welk softwarepakket getest moet worden. Stap 2 Bepaal wat de normen zijn van de te testen onderdelen. Wanneer het onderdelen zijn waarbij het niet duidelijk aan te geven is of ze wel of niet goed functioneren, moet u een bepaalde normering aanhouden. Zonder deze normering is geen oordeel te geven over de werking van een component. Mogelijk ligt deze normering al vast binnen de organisatie waar u werkzaam bent. Stap 3 Bepaal hoe u wilt gaan testen. Stel daartoe ook een testplan op. In het testplan moeten minimaal de volgende punten terugkomen de te testen componenten de normering uit stap 2 de te gebruiken utilities de te gebruiken testdata de te verwachten output de testplanning. Deze dient in overleg met uw praktijkopleider gemaakt te worden omdat gebruikers hiervan mogelijk hinder kunnen ondervinden. Stap 4 Voer de test uit. Houd hierbij rekening met de standaardprocedures die uw organisatie hanteert. Stap 5 Documenteer de testresultaten volgens de standaard van uw organisatie. Stap 6 Bespreek de resultaten met uw praktijkopleider.
Vragen
Beantwoord de vragen en bespreek de antwoorden met uw praktijkopleider. 1.
2. 3. 4.
Taak 4
a.
Wordt er binnen uw organisatie gewerkt met een bepaalde testmethode? b. Zo ja, welke methode wordt er gehanteerd en waarom? c. Zo nee, waarom wordt er niet met een bepaalde methode gewerkt? a. Welke testutilities zijn er binnen uw organisatie? b. Waarvoor kunnen de verschillende utilities worden gebruikt? Zijn er binnen uw organisatie vastgestelde normen met betrekking tot het functioneren van het netwerk? Denk hierbij aan netwerkresources, response tijd, doorvoersnelheid, enz. Waarom is het belangrijk om software regelmatig te testen op performance en functionaliteit?
Installatie software 4
21
Praktijk
Opdrachten
Taak 4
De opdrachten zijn een uitwerking van het werkplan. Voordat u de opdrachten gaat uitvoeren, dient u na te gaan of het werk in uw bedrijf/organisatie op de hiervoor beschreven wijze gebeurt of dat het werkplan moet worden aangepast. Pas het werkplan, in overleg met uw praktijkopleider, zo nodig aan. Voer daarna de opdrachten uit. 1.
Voer een test uit met betrekking tot een bepaald softwarepakket dat draait op het netwerk binnen uw organisatie. Ga hierbij uit van het werkplan. Zorg dat u alle testresultaten nauwkeurig documenteert volgens de standaard van uw organisatie. Bespreek de resultaten met uw praktijkopleider.
2.
Stel, in samenspraak met de betrokken personen en uw praktijkopleider, een acceptatietest op voor een nieuw softwarepakket dat moet gaan draaien binnen de organisatie. Laat deze door de daarvoor verantwoordelijke persoon binnen de organisatie beoordelen. Voer de acceptatietest vervolgens samen met enkele toekomstige gebruikers uit. Zorg dat u alle testresultaten nauwkeurig documenteert volgens de standaard van uw organisatie. Bespreek de resultaten met uw praktijkopleider.
3.
Stel een testplan op met als onderwerp de snelheid van het netwerk binnen uw organisatie. Voer het testplan uit en bespreek de resultaten met uw praktijkople ider.
Installatie software 4
22