Praktijkinstructie Bedrijfsoriëntatie 1 (CAL01.1/CREBO:50240)
pi.cal01.1.v2
© ECABO, 1 september 2003 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd, overgenomen, opgeslagen of gepubliceerd in enige vorm of wijze, hetzij elektronisch, kopieertechnisch, druktechnisch of fotografisch, zonder voorafgaande toestemming van ECABO. Correspondentie met betrekking tot overneming of reproductie: ECABO Postbus 1230 3800 BE AMERSFOORT
Praktijk
Inhoud
Inleiding
3
Taak 1
Het bedrijf en haar taken (eindterm 1, 2 en 3) Vragen Opdracht 1 De afdelingen Opdracht 2 Contacten met andere afdelingen Opdracht 3 Werkoverleg en andere vergaderingen Opdracht 4 Producten en/of diensten van het bedrijf
5 6 7 8 9 10
Taak 2
Eigen taken en verantwoordelijkheden (eindterm 4 t/m 8) Vragen Opdracht 1 De eigen afdeling Opdracht 2 De werkzaamheden van andere afdelingen Opdracht 3 Planning en taakverdeling op eigen afdeling Opdracht 4 Overzicht van eigen werkzaamheden
11 12 13 14 15 17
Taak 3
Veiligheid, gezondheid en welzijn (eindterm 13, 14 en 15) Vragen Opdracht 1 De eigen werksituatie
19 20 21
Taak 4
Werk hebben en werk vinden (eindterm 9 t/m 12) Vragen Opdracht 1 Welke rechten en plichten heb je bij …? Opdracht 2 Inzicht in je eigen werkzaamheden Opdracht 3 Goede en minder goede punten Opdracht 4 Zoeken naar personeelsadvertenties Opdracht 5 De sollicitatiebrief
23 24 25 27 28 29 30
Bedrijfsoriëntatie 1
Praktijk
Bedrijfsoriëntatie 1
Praktijk
Inleiding Als je een nieuwe werkplek krijgt of als je net gestart bent op een nieuwe werkplek, moet je aan veel zaken wennen. Nieuwe mensen om je heen, een ander gebouw, nieuwe werkzaamheden, nieuwe regels en afspraken. Om je snel thuis te voelen binnen het nieuwe bedrijf, kun je zelf al het een en ander ontdekken. Informatie die niet gemakkelijk te achterhalen is, kun je gericht gaan zoeken. In deze praktijkinstructie leer je hoe je dat kunt aanpakken. Je leert hoe het bedrijf waar je werkt in elkaar steekt. Wat er gebeurt op de afdeling waar je werkt, welke taken en verantwoordelijkheden je krijgt en wat voor rechten en plichten je hebt. Ook kom je in aanraking met de regels voor veiligheid, gezondheid en welzijn. In deze praktijkinstructie leer je ook over je rechten en plichten als werknemer en hoe je een baan kunt vinden.
Bedrijfsoriëntatie 1
3
Praktijk
Bedrijfsoriëntatie 1
4
Praktijk
Taak 1
Het bedrijf en haar taken Of je nu bij een groot of klein bedrijf werkt, in ieder bedrijf zijn de taken over personen en/of afdelingen verdeeld. In deze taak leer je welke afdelingen er binnen het bedrijf zijn en welke producten of diensten, het bedrijf waar je werkt, verkoopt. Ook leer je welke vormen van overleg er in het bedrijf gebruikt worden.
Taak 1
Bedrijfsoriëntatie 1
5
Praktijk
Vragen
Beantwoord de volgende vragen. Soms zul je daarvoor met een collega moeten overleggen. Zet de antwoorden in een bestand op de computer of schrijf ze gewoon op papier. 1. Welke vormen van werkoverleg zijn er in het bedrijf waar je werkt? 2. Omschrijf in je eigen woorden wat het bedrijf waar je werkt doet. 3. Wat zijn de doelstellingen van het bedrijf waar je werkt? Bespreek eerst de antwoorden met je praktijkopleider. Overleg daarna met je praktijkopleider welke opdrachten je kunt uitvoeren.
Taak 1
Bedrijfsoriëntatie 1
6
Praktijk
Opdracht 1
De afdelingen Binnen een bedrijf zijn de werkzaamheden verdeeld over de medewerkers. De mensen die samen een afgerond deel van het werk doen, vormen een afdeling. Als je deze opdracht hebt uitgevoerd, heb je een duidelijk beeld van de afdelingen met hun hoofden en het aantal medewerkers. Vraag hulp van je collega’s van je eigen afdeling als dat nodig is.
Wat heb je nodig?
Informatie over het bedrijf waar je werkt
Wat moet je doen?
1. Verzamel informatie over het bedrijf waar je werkt. (Welke afdelingen zijn er? Wat doen deze afdelingen?) 2. Neem de tabel hieronder over in je schrift of op de computer. 3. Zet in de eerste kolom de namen van de afdelingen van het bedrijf waar je werkt. 4. Geef in de tweede kolom aan wie het hoofd van de afdeling is. 5. Zet in de derde kolom het aantal medewerkers per afdeling. Een tabel met een overzicht van de afdelingen met hun hoofden en het aantal medewerkers
Wat wordt het resultaat?
Taak 1
Afdeling
Hoofd
Aantal medewerkers
1. Administratie
1.
1.
2.
2.
2.
3.
3.
3.
4.
4.
4.
5.
5.
5.
6.
6.
6.
enz.
enz.
enz.
Bedrijfsoriëntatie 1
7
Praktijk
Opdracht 2
Contacten met andere afdelingen Tijdens je werk heb je ook contact met collega’s van andere afdelingen. Je gaat onderzoeken met welke afdelingen jouw collega’s contact hebben. Ook bekijk je waarom je collega’s contact hebben met deze afdelingen. Als je de tabel hebt ingevuld zie je ook of de verschillende afdelingen samenwerken.
Wat heb je nodig?
Informatie van collega's
Wat moet je doen?
1. Neem onderstaande tabel over in je schrift of op de computer. 2. Bedenk eerst zelf met welke afdelingen jouw afdeling contact heeft. 3. Vraag dan aan je collega’s met welke afdelingen zij contact hebben. 4. Bedenk eerst zelf waarom jouw afdeling contact heeft met die andere afdelingen. 5. Vraag dan aan je collega’s waarom zij contact hebben met die andere afdelingen. 6. Vul de tabel in. 7. Zet in de eerste kolom de afdelingen waar jouw afdeling contact mee heeft. 8. Geef in de tweede kolom aan wat de reden van de contacten is.
Wat wordt het resultaat?
Taak 1
Een tabel met een overzicht van contacten met andere afdelingen
Contacten van mijn eigen afdeling
Reden contact
1. Postkamer
1. Versturen van post
2.
2.
3.
3.
enz.
enz.
Bedrijfsoriëntatie 1
8
Praktijk
Opdracht 3
Werkoverleg en andere vergaderingen Er zijn verschillende soorten vergaderingen. Elke vergadering heeft een eigen naam en functie. Je zoekt nu uit welke soorten vergaderingen er zijn in het bedrijf en wie daar aanwezig zijn.
Wat heb je nodig?
Informatie van je collega’s
Wat moet je doen?
1. Neem onderstaande tabel over in je schrift of op de computer. 2. Vraag aan je collega’s of er een overzicht is van alle soorten vergaderingen van het bedrijf waar je werkt. 3. Zo ja, lees het overzicht door. 4. Zo niet, vraag dan aan je collega’s welk soort vergaderingen er zijn. 5. Vul de tabel in. 6. Zet in de eerste kolom de namen van de vergaderingen. 7. Noem ook de vormen van overleg uit vraag 1 (begin van deze taak). 8. Geef in de tweede kolom aan welke afdelingen hierbij aanwezig zijn. 9. Bespreek dit overzicht met je praktijkopleider.
Wat wordt het resultaat?
Taak 1
Een tabel met een overzicht van de verschillende vergaderingen
Soorten vergaderingen
Aanwezige afdelingen
1.
1.
2.
2.
3.
3.
enz.
enz.
Bedrijfsoriëntatie 1
9
Praktijk
Opdracht 4
Producten en/of diensten van het bedrijf Ieder bedrijf biedt producten of diensten aan. Het is belangrijk dat je weet wat het bedrijf waar je werkt precies aanbiedt. Je kunt daar vragen over krijgen van bijvoorbeeld een klant.
Wat heb je nodig?
Folders, brochures en andere informatie over de producten/diensten van het bedrijf waar je werkt
Wat moet je doen?
1. Verzamel informatie over de producten of diensten van het bedrijf waar je werkt. 2. Neem onderstaande tabel over in je schrift of op de computer. 3. Zet in de eerste kolom de producten en diensten van het bedrijf waar je werkt. 4. Geef in de tweede kolom een korte omschrijving van het product of de dienst. 5. Vraag aan je collega’s of het overzicht compleet is. 6. Vul het overzicht aan als dat nodig is.
Wat wordt het resultaat?
Taak 1
Een overzicht van producten en/of diensten van het bedrijf waar je werkt
Producten of diensten
Omschrijving
1.
1.
2.
2.
3.
3.
4.
4.
5.
5.
6.
6.
enz.
enz.
Bedrijfsoriëntatie 1
10
Praktijk
Taak 2
Eigen taken en verantwoordelijkheden Je werkt de komende tijd op een afdeling van dit bedrijf. Het is dan natuurlijk erg belangrijk dat jij je hier snel thuis voelt. We gaan ervan uit dat je al uitgebreid kennis hebt gemaakt met je nieuwe collega’s. Ook heb je taak 1 al afgerond. Nu gaan we verder in op je afdeling, jouw plaats binnen de afdeling en jouw taken.
Taak 2
Bedrijfsoriëntatie 1
11
Praktijk
Vragen
Beantwoord de volgende vragen. Soms zul je daarvoor met een collega moeten overleggen. Zet de antwoorden in een bestand op de computer of schrijf ze gewoon op papier. 1. Wat wordt er op jouw afdeling gedaan? 2. Wat zijn de dingen die jij moet gaan doen (jouw taken en werkzaamheden)? 3. Wat is een functieomschrijving? 4. Wat is het doel van een functieomschrijving? 5. Wie controleert jouw taken en werkzaamheden? 6. Wat is een werkprocedure? 7. Moet je werken volgens werkprocedures? - Zo ja, beschrijf kort de werkprocedure. - Zo niet, noem twee werkprocedures die wel binnen het bedrijf gebruikt worden. 8. Waarom zijn er werkprocedures binnen een bedrijf? Bespreek eerst de antwoorden met je praktijkopleider. Overleg daarna met je praktijkopleider welke opdrachten je kunt uitvoeren.
Taak 2
Bedrijfsoriëntatie 1
12
Praktijk
Opdracht 1
De eigen afdeling Iedere afdeling binnen een bedrijf heeft zijn eigen taken en verantwoordelijkheden. Bijvoorbeeld het secretariaat heeft tot taak het voeren van correspondentie en is verantwoordelijk voor de tijdige en juiste verzending van de brieven. Als je deze opdracht hebt uitvoert, weet je welke taken en verantwoordelijkheden je afdeling heeft. Vraag om hulp van je collega’s van je eigen afdeling.
Wat heb je nodig?
Informatie van collega’s
Wat moet je doen?
1. Neem onderstaande tabel over in je schrift of op de computer. 2. Zet de taken van jouw afdeling in de eerste kolom. 3. Zet de verantwoordelijkheden van jouw afdeling in de tweede kolom van de tabel. 4. Bespreek de tabel met je praktijkopleider.
Wat wordt het resultaat?
Taak 2
Een overzicht van de taken en verantwoordelijkheden van jouw afdeling
Taken van mijn afdeling
Verantwoordelijkheden van mijn afdeling
1. Correspondentie
1. Juiste en tijdige verzending van de brieven
2.
2.
3.
3.
4.
4.
5.
5.
6.
6.
enz.
enz.
Bedrijfsoriëntatie 1
13
Praktijk
Opdracht 2
De werkzaamheden van andere afdelingen Het is goed om te weten wat je collega’s van andere afdelingen dagelijks doen. Probeer korte gesprekken te voeren met je collega’s van de andere afdelingen en vraag naar hun werkzaamheden. Schrijf de werkzaamheden in het kort op.
Wat heb je nodig?
Informatie van andere afdelingen
Wat moet je doen?
1. Neem onderstaande tabel over in je schrift of op de computer. 2. Schrijf in de eerste kolom alle afdelingen die er zijn binnen het bedrijf waar je werkt. 3. Zet in de tweede kolom de werkzaamheden van de afdelingen. 4. Wanneer je niet precies weet wat een afdeling doet, vraag dit dan na bij je praktijkopleider of een collega.
Wat wordt het resultaat?
Taak 2
Een overzicht van de werkzaamheden van andere afdelingen
Afdeling
Werkzaamheden
1.
1.
2.
2.
3.
3.
4.
4.
5.
5.
6.
6.
enz.
enz.
Bedrijfsoriëntatie 1
14
Praktijk
Opdracht 3
Planning en taakverdeling op eigen afdeling Het is belangrijk dat je weet wat de taken zijn van de collega’s waar je mee samen werkt, zodat je werk van elkaar kunt overnemen tijdens ziekte/vakantie enz. De taken kunnen in een werkrooster staan, maar ook op een ander formulier. Vraag aan je praktijkopleider of aan een collega waar je de gevraagde informatie kunt vinden. Na het maken van deze opdracht weet je wat iedereen doet.
Wat heb je nodig?
Regels, een werkrooster en informatie van de praktijkopleider
Wat moet je doen?
1. Verzamel informatie over de taakverdeling op de afdeling en de werkzaamheden die gedaan moeten worden. (Gebruik daarvoor bijvoorbeeld een werkrooster.) 2. Neem de tabel over in je schrift of op de computer. 3. Zet in de eerste kolom wat de taken voor deze week van jouw afdeling. 4. Geef in de tweede kolom aan wie verantwoordelijk is voor welke taak. 5. Zet in de derde kolom wanneer de taken af moeten zijn. 6. Vul in de vierde kolom in welke hulpmiddelen daarvoor gebruikt kunnen worden (bijvoorbeeld computer). 7. Bespreek de tabel met je praktijkopleider.
Wat wordt het resultaat?
Taak 2
Bedrijfsoriëntatie 1
Een overzicht met de taakverdeling en planning van jouw afdeling
15
Praktijk
Taak 2
Taken van mijn afdeling
Wie is verantwoordelijk
Wanneer moet de Welke hulpmiddelen taak af zijn kunnen gebruikt worden
1.
1.
1.
1.
2.
2.
2.
2.
3.
3.
3.
3.
4.
4.
4.
4.
enz.
enz.
enz.
enz.
Bedrijfsoriëntatie 1
16
Praktijk
Opdracht 4
Overzicht van eigen werkzaamheden Plannen is heel belangrijk. Je weet zo wat je moet doen en wanneer het werk af moet zijn. Je kunt, als je een goede planning gemaakt hebt, ook niets vergeten want al je werkzaamheden zijn genoemd in de planning. Soms lukt het niet om je aan je planning te houden. Het kan zijn dat je er onverwachts taken bij kreeg of dat je het werk niet goed gepland had. Als je niet op tijd klaar was met je werk, bedenk dat hoe dat kon gebeuren. Misschien kun je dit de volgende keer voorkomen.
Wat heb je nodig?
Een overzicht en planning van jouw eigen werkzaamheden (Begin aan deze opdracht op maandag)
Wat moet je doen? 1. Neem de tabel op de volgende pagina over in je schrift of op de computer. 2. Zet in de eerste kolom de taken die je deze week moet doen. 3. Zet in de tweede kolom wanneer de taak af moet zijn. 4. Kijk aan het einde van de week of je alle geplande taken op tijd en volledig hebt uitgevoerd. 5. Geef in de derde kolom aan welke taken je niet op tijd af had. 6. Geef in de vierde kolom per taak aan waarom je die taak niet af hebt gekregen. 7. Geef in de vijfde kolom per taak aan hoe je dit gaat oplossen (of opgelost hebt). Of hoe je dit de volgende keer kunt voorkomen. 8. Laat het overzicht zien aan je praktijkopleider. 9. Bespreek nu het overzicht met je praktijkopleider. Wat wordt het resultaat?
Taak 2
Bedrijfsoriëntatie 1
Een overzicht van jouw werkzaamheden van afgelopen week
17
Praktijk
Taak 2
Eigen taken
Wanneer moeten de taken af zijn
Welke taken waren niet af
Waarom waren Hoe heb je dat die taken niet af opgelost of hoe kun je het een volgende keer voorkomen
1.
1.
1.
1.
1.
2.
2.
2.
2.
2.
3.
3.
3.
3.
3.
enz.
enz.
enz.
enz.
enz.
Bedrijfsoriëntatie 1
18
Praktijk
Taak 3
Veiligheid, gezondheid en welzijn Op je werk moet je letten op de veiligheid, gezondheid en het welzijn van jezelf en bijvoorbeeld je collega’s. Je werk kan verschillende klachten veroorzaken, zoals: nekpijn, pijn in de pols, erge vermoeidheid enz. Dit kan het gevolg zijn van: - te lang achter het beeldscherm werken - te veel werk hebben - te moeilijk werk moeten doen - te lang hetzelfde werk doen. Wanneer je voor (langere tijd) ziek wordt dan ga je naar de bedrijfsarts. De bedrijfsarts heeft een geheimhoudingsplicht, dus je kunt alles aan zo’n arts vertellen. Hij probeert je te helpen om zo snel mogelijk weer aan het werk te kunnen gaan. In deze taak leer je ook over de voorschriften (Arbowet) voor veiligheid, gezondheid en welzijn van de werknemers.
Taak 3
Bedrijfsoriëntatie 1
19
Praktijk
Vragen
Beantwoord de volgende vragen. Soms zul je daarvoor met een collega moeten overleggen. Zet de antwoorden in een bestand op de computer of schrijf ze gewoon op papier. 1. Schrijf kort op wat er in de Arbowet staat. 2. Wat staat in het Arbobesluit over het beeldschermwerk? 3. Aan welke regels moet jij je houden op je werkplek? 4. Wat moet je doen als er een bedrijfsongeval gebeurt? 5. Welke gegevens over personen mogen niet openbaar gemaakt worden? Noem drie soorten gegevens. 6. Welke gegevens over het bedrijf mag je als werknemer niet naar buiten brengen? Neem de tabel over in je schrift of op de computer. Gewone gegevens
Vertrouwelijke gegevens
Geheime gegevens
1.
1.
1.
2.
2.
2.
3.
3.
3.
4.
4.
4.
enz.
enz
enz
7. Wat is het verschil tussen gewone, vertrouwelijke en geheime gegevens? Noem twee verschillen. Bespreek eerst de antwoorden met je praktijkopleider. Overleg daarna met je praktijkopleider welke opdrachten je kunt uitvoeren.
.
Taak 3
Bedrijfsoriëntatie 1
20
Praktijk
Opdracht 1
De eigen werksituatie Voor de gezondheid, veiligheid en welzijn van medewerkers heeft de overheid wetten opgesteld. In deze wetten staat beschreven wat een bedrijf moet doen om klachten te voorkomen. Zo mag iemand die veel moet tillen tijdens zijn werk, maximaal 20 kilo per keer tillen. In deze opdracht ga je kijken of er gezondheidsklachten voorkomen op de afdeling waar je werkt en wat je eraan kunt doen om de klachten te voorkomen.
Wat heb je nodig?
Informatie over Arbowet
Wat moet je doen?
1. Ga na of op je afdeling de volgende problemen voorkomen: - rugklachten - vermoeide ogen door beeldschermwerk - roken tijdens werk - stress - eentonigheid van werkzaamheden - herhalen van steeds dezelfde beweging. 2. Komen er nog andere problemen voor? 3. Neem onderstaande tabel over in je schrift of op de computer. 4. Zet in de eerste kolom de problemen op jouw afdeling. 5. In de tweede kolom schrijf je de oplossingen en verbeteringen per probleem.
Wat wordt het resultaat?
Taak 3
Bedrijfsoriëntatie 1
Een overzicht van problemen en oplossingen met betrekking tot de arbo-zaken
21
Praktijk
Taak 3
Gezondheidsproblemen op mijn afdeling
Oplossingen en verbeteringen
1. Branderige ogen
1. Filter voor het beeldscherm plaatsen
2.
2.
3.
3.
4.
4.
enz.
enz.
Bedrijfsoriëntatie 1
22
Praktijk
Taak 4
Werk hebben en werk vinden In de vorige taken heb je geleerd hoe een bedrijf werkt. En je hebt geleerd wat jouw eigen taken zijn en wat je collega’s doen. In deze taak leer je wat de ondernemingsraad kan doen voor een bedrijf en welke rechten en plichten je hebt als je werkt. Ook leer je hoe je andere baan kunt vinden.
Taak 4
Bedrijfsoriëntatie 1
23
Praktijk
Vragen
Beantwoord de volgende vragen. Soms zul je daarvoor met een collega moeten overleggen. Zet de antwoorden in een bestand op de computer of schrijf ze gewoon op papier. 1a.
Is er een ondernemingsraad in het bedrijf waar je werkt?
1b.
Zo ja, wat doet de ondernemingsraad?
1c.
Zo nee, is er ander overleg tussen werknemers en de werkgever?
2.
Wat kan het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) voor je doen?
3
Wat is een Curriculum Vitae (C.V.)?
4.
Wat is een arbeidsovereenkomst?
5.
Noem twee rechten die staan in een arbeidsovereenkomst.
6.
Noem twee verplichtingen die staan in een arbeidsovereenkomst.
7a.
Wat is een proeftijd?
7b.
Hoe lang mag deze proeftijd duren?
8.
Wat moet je doen als je ziek bent en niet naar je werk kunt?
Bespreek eerst de antwoorden met je praktijkopleider. Overleg daarna met je praktijkopleider welke opdrachten je kunt uitvoeren.
.
Taak 4
Bedrijfsoriëntatie 1
24
Praktijk
Opdracht 1
Welke rechten en plichten heb je bij……..? Als je werkloos, ziek of arbeidsongeschikt bent of wordt, dan heb je verschillende rechten en plichten. In deze opdracht ga je de belangrijkst rechten en plichten bij werkloosheid, ziekte of arbeidsongeschiktheid omschrijven.
Wat heb je nodig?
Regels over uitkeringen
Wat moet je doen?
1. Neem onderstaande drie tabellen over in je schrift of op de computer. 2. Vul de eerste tabel in. 3. Zet in de eerste kolom de rechten die je hebt, noem er minimaal drie. 4. Zet in de tweede kolom de plichten die je hebt. Noem er minimaal drie. 5. Laat de tabellen zien aan je praktijkopleider.
Wat wordt het resultaat?
Drie tabellen met rechten en plichten bij werkloosheid, ziekte en arbeidsongeschiktheid
Werkloosheid Rechten
Taak 4
Plichten
1.
1.
2.
2.
3.
3.
Bedrijfsoriëntatie 1
25
Praktijk
Ziekte Rechten
Plichten
1.
1.
2.
2.
3.
3.
Arbeidsongeschiktheid Rechten
Taak 4
Plichten
1.
1.
2.
2.
3.
3.
Bedrijfsoriëntatie 1
26
Praktijk
Opdracht 2
Inzicht in je eigen werkzaamheden Als je op zoek gaat naar een baan en je hebt een sollicitatiegesprek, dan wordt vaak gevraagd wat je goed kunt. Net zo belangrijk is dat je weet wat je minder goed kunt. In deze opdracht ga je beschrijven wat je tijdens je werk ervaren hebt. Waar was je erg goed in en waar was je minder goed in. Denk er ook over na waarom je minder goed bent in dingen. Is dat omdat je het niet leuk vindt of omdat het te moeilijk voor je is?
Wat heb je nodig?
Zelfkennis
Wat moet je doen?
1. Ga in gedachten de afgelopen (stage)weken door. 2. Beantwoord de volgende vragen en schrijf de antwoorden op:
Wat wordt het resultaat?
Taak 4
Bedrijfsoriëntatie 1
-
wat vond je leuk en wat vond je niet zo leuk?
-
wat vond je moeilijk?
-
hoe ben je met opmerkingen over je werk omgegaan?
-
vond je het moeilijk om hulp te vragen, waarom wel of niet?
-
vond je het lastig om werkzaamheden te doen die je niet leuk vond?
-
kon je je tijd goed indelen?
-
kon je terwijl je ergens mee bezig was een ander klusje doen?
-
kon je als je klaar was zelf iets anders vinden om te doen?
-
heb je wel eens aangeboden iets te doen wat eigenlijk het werk van een ander was?
-
had je je werk altijd op tijd af?
Inzicht in je werkzaamheden
27
Praktijk
Opdracht 3
Goede en minder goede punten Een sollicitatiegesprek begint met een voorbereiding. Om je goed voor te kunnen bereiden is het belangrijk dat je goede en minder goede punten van jezelf weet.
Wat heb je nodig?
Antwoorden uit opdracht 1
Wat moet je doen?
1. Neem de tabel op de volgende pagina over in je schrift of op de computer. 2. Zet in de eerste kolom de dingen die je positief vond van jezelf tijdens je stage. 3. Geef in de tweede kolom de dingen aan die je minder positief vond. 4. Bespreek het overzicht met je praktijkopleider.
Wat wordt het resultaat?
Taak 4
Overzicht van goede en minder goede punten van jezelf
Positieve dingen van mijzelf
Minder positieve dingen van mijzelf
1.
1.
2.
2.
3.
3.
4.
4.
5.
5.
6.
6.
enz.
enz.
Bedrijfsoriëntatie 1
28
Praktijk
Opdracht 4
Zoeken naar personeelsadvertenties Het zoeken van geschikt werk is vaak erg moeilijk. In deze opdracht ga je advertentie zoeken die aansluiten bij je goede punten.
Wat heb je nodig?
Kranten en internet
Wat moet je doen?
1. Verzamel vijf verschillende personeelsadvertenties die passen bij jouw opleiding. 2. Kies nu drie personeelsadvertenties die jou het meest aanspreken en waar jouw sterke punten in voorkomen (uit opdracht 3).
Wat wordt het resultaat?
Taak 4
Bedrijfsoriëntatie 1
Drie personeelsadvertenties waarop je zou kunnen reageren
29
Praktijk
Opdracht 5
De sollicitatiebrief Om een baan te krijgen, moet je vaak eerst een sollicitatiebrief schrijven. Door veel te oefenen leer je goede sollicitatiebrieven schrijven. In deze opdracht schrijf je een sollicitatiebrief en die bespreek je met je praktijkopleider. Als het mogelijk is voer dan ook het sollicitatiegesprek samen met je praktijkopleider.
Wat heb je nodig?
Een personeelsadvertentie
Wat moet je doen?
1. Neem één advertentie uit opdracht 4. 2. Schrijf een sollicitatiebrief en benadruk daarin jouw sterke punten. 3. Laat je brief lezen aan je praktijkopleider. 4. Bespreek de brief met je praktijkopleider en verbeter de brief als dat nodig is.
Wat wordt het resultaat?
Taak 4
Bedrijfsoriëntatie 1
Een sollicitatiebrief
30