Praktijkinstructie Bedrijfsoriëntatie 2 (CAL01.2/CREBO:50211)
pi.cal01.2.v2 © ECABO, 1 september 2003 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd, overgenomen, opgeslagen of gepubliceerd in enige vorm of wijze, hetzij elektronisch, kopieertechnisch, druktechnisch of fotografisch, zonder voorafgaande toestemming van ECABO. Correspondentie met betrekking tot overneming of reproductie: ECABO Postbus 1230 3800 BE AMERSFOORT
Praktijk
Inhoud Inleiding
3
Taak 1
De organisatie, haar taken, doelstellingen en werkzaamheden (eindterm 1, 2, 6, 7 en 8)
Taak 2
Je eigen functie, taken en de werkprocedures binnen de organisatie (eindterm 4, 5, 9, 10 en 11)
10
Taak 3
Veiligheid, gezondheid en welzijn (eindterm 16, 17, 18, 19 en 20)
15
Taak 4
Werk hebben en werk vinden (eindterm 12, 13, 14 en 15)
18
Bedrijfsoriëntatie 2
5
Praktijk
Bedrijfsoriëntatie 2
Praktijk
Inleiding Wanneer je een nieuwe werkplek of werkgever krijgt zul je aan veel dingen moeten wennen. Nieuwe mensen om je heen, een ander gebouw, nieuwe werkzaamheden, nieuwe regels en afspraken. Het is belangrijk dat je je snel thuis voelt in de nieuwe organisatie en op je eigen afdeling. Sommige dingen ontdek je makkelijk zelf maar er zijn ook zaken waar je niet zo eenvoudig achterkomt. Daarvoor moet je gericht op zoek gaan naar informatie. In deze deelkwalificatie leer je hoe je dat kunt aanpakken. Je leert hoe de organisatie in elkaar zit, wat er gebeurt op de afdeling waar je werkt of gaat werken en welke taken en verantwoordelijkheden je krijgt. Ook kom je in aanraking met regels voor veiligheid en welzijn en leer je welke afspraken jij en je werkgever moeten nakomen. Kortom: je leert over rechten en plichten.
Bedrijfsoriëntatie 2
3
Praktijk
Bedrijfsoriëntatie 2
4
Praktijk
Taak 1
De organisatie, haar taken, doelstellingen en werkzaamheden Of je nu bij een klein of groot bedrijf werkt, in iedere organisatie zijn de taken verdeeld over personen en/of afdelingen. Elke afdeling kent zijn eigen taken en heeft een doelstelling binnen het overkoepelende doel van de onderneming. Hoe de organisatie, met haar taken, doelstellingen en werkzaamheden, in elkaar zit, leer je in deze taak.
Doel
Aan het eind van deze taak kun je: ¾ de soort organisatie beschrijven (eindterm 1) ¾ de doelstellingen, producten en/of diensten van de organisatie beschrijven (eindterm 2) ¾ de goederen-, diensten-, informatie- en/of geldstroomketen schematisch weergeven (eindterm 6) ¾ de verschillende ondernemingsvormen beschrijven (eindterm 7 en 8)
Activiteitenlijst Lees de activiteitenlijst door om een beeld van de taak te krijgen. -
-
-
Vragen
Beantwoord de volgende vragen en bespreek de antwoorden met je praktijkopleider. 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Taak 1
Verzamel informatie over: . de soort organisatie waar je werkt . de doelstellingen van deze organisatie . de producten van deze organisatie . de diensten van deze organisatie . de weg die producten en/of diensten binnen de organisatie afleggen Verzamel informatie over: . alle afdelingen . de taken van alle afdelingen . de contacten tussen alle afdelingen Noem verschillende ondernemingsvormen en verzamel informatie hierover. Schrijf de verzamelde informatie in je eigen woorden op en laat dit lezen aan de praktijkopleider.
Bij welke organisatie (of leerbedrijf) werk je? Welke ondernemingsvorm heeft deze organisatie? Is de directeur ook mede-eigenaar van deze organisatie? Zo nee, waarom niet? Zo, ja waarom wel? Noem twee verschillen tussen een particuliere en een overheidsorganisatie. Mag/moet een overheidsorganisatie winst maken? Welke producten maakt de organisatie of welke diensten verleent de organisatie?
Bedrijfsoriëntatie 2
5
Praktijk Opdrachten
Deze opdrachten zijn een uitwerking van de activiteitenlijst. Stel eerst samen met je praktijkopleider vast of de opdrachten haalbaar zijn. Zo niet, pas ze dan in overleg aan. Voer daarna de opdrachten uit. 1.
De afdeling Vul in onderstaand schema eerst in de linkerkolom alle afdelingen in. Daarna schrijf je in de rechterkolom wie het hoofd van die afdeling is. Schema 1
2.
Afdelingen
Naam hoofd van de afdeling
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
De andere afdelingen Je afdeling heeft natuurlijk ook te maken met andere afdelingen binnen de organisatie. Iedere afdeling heeft haar eigen taken. Met sommige afdelingen heb je meer te maken dan met andere. Schrijf in de linkerkolom van schema 2 met welke afdelingen je afdeling regelmatig contacten heeft. In de rechterkolom schrijf je waarom je afdeling met die afdelingen contacten heeft. Schema 2
Taak 1
De afdelingen
Contacten met andere afdelingen
Afdelingen
Reden van contact
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Bedrijfsoriëntatie 2
6
Praktijk 3.
Overleg In iedere organisatie vindt overleg plaats. In schema 3 kan je aangeven welke vergaderingen regelmatig plaatsvinden en welke afdelingen daarbij betrokken zijn. Schema 3
4.
Vergadering
Afdeling(en)
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Producten en/of diensten Organisaties leveren producten en/of diensten. Een voorbeeld van een organisatie die zowel producten als diensten levert is een hoveniersbedrijf. Zij verkoopt bomen en heesters (producten) maar richt ook tuinen en plantsoenen in en verleent dus ook diensten. Schrijf de producten en/of diensten van de organisatie waar je werkt op in schema 4. Noem ze alleen bij naam. Schema 4
Taak 1
Overleg
Producten en/of diensten van de organisatie
Producten
Diensten
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Bedrijfsoriëntatie 2
7
Praktijk 5.
Ondernemingsvormen Je werkt bij een organisatie en deze heeft een bepaalde ondernemingsvorm. De organisatie staat onder deze vorm ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Schrijf de onderstaande afkortingen van ondernemingsvormen voluit. BV
………………………………………………………………………….
NV
………………………………………………………………………….
V.o.f. …………………………………………………………………………. CV
………………………………………………………………………….
Coöp. Ver.……………………………………………………………………… Beantwoord kort (in niet meer dan 3 zinnen) de volgende vragen met betrekking tot ondernemingsvormen. A Wat is het verschil tussen een NV en een BV?
Taak 1
B
Wat is het verschil tussen een eenmanszaak en een firma?
C
Is een coöperatieve vereniging hetzelfde als een CV? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Bedrijfsoriëntatie 2
8
Praktijk 6.
Stroomschema’s Goederen stromen van producent naar klant. Geld stroomt ook! Daarnaast hebben we in een organisatie te maken met een informatiestroom. Teken in onderstaande bedrijfskolom hoe de goederenstroom, de geldstroom en de informatiestroom lopen.
Akkerbouw Graan
Meelfabriek
Broodfabriek
Detaillist
Consument
7.
Taak 1
Maak nu een schema van afdelingen van de organisatie of het leerbedrijf waar je werkt. Geef daarin aan hoe de goederenstroom, de geldstroom en de informatiestroom in de organisatie lopen.
Bedrijfsoriëntatie 2
9
Praktijk
Taak 2
Je eigen functie, taken en de werkprocedures binnen de organisatie Het is erg belangrijk dat je je thuis voelt op de afdeling waar je werkt. Op deze afdeling zit je een groot deel van de tijd! Eerst maak je kennis met je nieuwe collega’s. Daarna ga je je functie, taken en werkzaamheden binnen de organisatie beter bekijken. Je eigen functie in de organisatiestructuur van het bedrijf is erg belangrijk voor jouw kijk op het bedrijf.
Doel
Aan het eind van deze taak kun je: ¾ je eigen planning en taakverdeling aangeven (eindterm 4) ¾ een verslag uitbrengen van de voortgang van je eigen werk (eindterm 5) ¾ het doel van een functieomschrijving geven (eindterm 9) ¾ verschillende organisatievormen omschrijven (eindterm 10 en 11)
Activiteitenlijst Lees de activiteitenlijst door om een beeld van de taak te krijgen. -
-
Vragen
Beantwoord de vragen en bespreek de antwoorden met je praktijkopleider. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
Taak 2
Vraag je praktijkopleider waar je informatie over de afdeling kunt vinden. Verzamel zoveel mogelijk informatie over: . jouw taken en werkzaamheden . de taken en werkzaamheden van je collega’s . de functie die je vervult . planning van je eigen werkzaamheden Schrijf de verzamelde informatie in je eigen woorden op. Laat dit lezen aan je praktijkopleider. Maak een planning van je werkzaamheden op basis van je takenpakket. Maak een organisatieschema van het bedrijf (vraag je praktijkopleider om hulp). Maak een overzicht van verschillende organisatievormen.
Op welke afdeling werk je? Welke doelstelling heeft deze afdeling? Welke werkzaamheden worden er op de afdeling verricht? Welke werkzaamheden doe je zelf? Wie controleert deze werkzaamheden? Worden de werkzaamheden ook gepland? Zo ja, door wie? Welke functie heb je? Wat is het verschil tussen een functie en een taak? Wat is een organisatieschema? Wat is een lijnfunctie? Wat voor soort functies kunnen er nog meer in een organisatieschema staan?
Bedrijfsoriëntatie 2
10
Praktijk Opdrachten
De opdrachten zijn een uitwerking van de activiteitenlijst. Stel eerst even samen met je praktijkopleider vast of de opdrachten haalbaar zijn. Zo niet, pas ze dan in overleg aan. Voer daarna de opdrachten uit. 1.
De eigen taken en werkzaamheden op de afdeling. Als werknemer zet je je natuurlijk, net zoals je collega’s, volledig in voor de organisatie waarvoor je werkt. Om een organisatie goed te laten functioneren is het belangrijk dat iedere werknemer precies weet wat zijn taken zijn en vooral waarvoor hij verantwoordelijk is. Jij hebt ook taken en werkzaamheden binnen de onderneming. Je moet weten wat je wel of niet mag doen. Vraag je praktijkopleider of je collega('s) alles over je taken en verantwoordelijkheden en schrijf dit in schema 1. Schema 1
2.
Taak 2
Je eigen taken op de afdeling
Taken
Verantwoordelijk voor:
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Planning van de werkzaamheden Het is erg belangrijk dat je al je werkzaamheden van te voren plant. De taakverdeling is van groot belang. Beschrijf hieronder in het kort hoe je bepaalde werkzaamheden gaat plannen. Kies, in overleg met je praktijkopleider, een bepaalde periode (bijvoorbeeld een half jaar). Zet de werkzaamheden die je in deze periode uitgevoerd moet hebben in schema 2. Geef voor elke werkzaamheid aan wanneer deze klaar moet zijn.
Bedrijfsoriëntatie 2
11
Praktijk Schema 2
3.
Periode
van …………………tot …………………
Werkzaamheden
Planning
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Verantwoordelijkheden De afdelingen (zie taak 1) zijn verantwoordelijk voor bepaalde taken binnen de organisatie. Neem de namen van de afdelingen uit taak 1 over in schema 3. Vermeld in de rechterkolom de verantwoordelijkheden. Er is al een voorbeeld gegeven Schema 3
Taak 2
Planning van de werkzaamheden
Verantwoordelijkheden van de afdeling
Afdelingen
Verantwoordelijkheden
1. Postkamer
1. Juist en snel verspreiden van de post
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Bedrijfsoriëntatie 2
12
Praktijk 4.
Organisatieschema Maak een organisatieschema van schema 1 en 3. Dit wordt ook wel organogram genoemd en kan er bijvoorbeeld als volgt uitzien: directeur directiesecretaresse
adjunct-directeur personeelschef
receptionist(e)
buitendienst
verkoper A
verkoper B
binnendienst
magazijn
administratie
inkoop
(ruimte voor je organisatieschema)
Taak 2
Bedrijfsoriëntatie 2
13
Praktijk 5.
Maak een kort verslag over de voortgang van je dagelijkse werkzaamheden. Denk hierbij aan alle taken en werkzaamheden. Schrijf de werkzaamheden op die goed verlopen zijn, maar ook die werkzaamheden waar je moeite mee had. Als je een oplossing hebt voor bepaalde knelpunten, geef je dit ook aan. Als het verslag klaar is, bespreek je het eerst met je praktijkopleider. Daarna geef je het aan je direct leidinggevende.
(ruimte voor je verslag)
Taak 2
Bedrijfsoriëntatie 2
14
Praktijk
Taak 3
Veiligheid, gezondheid en welzijn In je werksituatie heb je ook te maken met veiligheid, gezondheid en welzijn. Je werk kan een oorzaak zijn van lichamelijke en/of geestelijke klachten. Je kunt je voorstellen dat een bouwplaats andere veiligheidsrisico's kent dan een kantoorruimte. Gegevens over de gezondheid en dergelijke van werknemers moeten uiteraard geheim gehouden worden. Maar er zijn ook allerlei andere gegevens die de organisatie geheim wil houden en die dus beveiligd moeten zijn. Ook hiervoor gelden voorschriften.
Doel
Aan het eind van deze taak kun je: ¾ weergeven welke rechten, plichten en verantwoordelijkheden er gelden bij werkloosheid, ziekte en/of arbeidsongeschiktheid (eindterm 16) ¾ omgaan met regels m.b.t. beveiliging van persoons- en bedrijfsgegevens (eindterm 17) ¾ factoren beschrijven die aanleiding kunnen geven tot risico’s (eindterm 18) ¾ procedures, richtlijnen en voorschriften met betrekking tot arbozorg uitvoeren en rapporteren (eindterm 19 en 20)
Activiteitenlijst Lees de activiteitenlijst door om een beeld van de taak te krijgen. -
Vragen
Beantwoord de vragen en bespreek de antwoorden met je praktijkopleider. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13.
Taak 3
Zoek uit welke rechten en plichten er gelden in geval van ziekte, arbeidsongeschiktheid of werkloosheid. Bespreek met je praktijkopleider de informatie die je verzameld hebt. Zoek uit welke arbeidsomstandigheden in de organisatie gezondheidsproblemen kunnen veroorzaken. Bespreek met de praktijkopleider welke richtlijnen en voorschriften er in de organisatie gelden voor veiligheid, gezondheid en welzijn. Beschrijf een situatie in je organisatie waarbij sprake is/was van een bedrijfsongeval of bijna-bedrijfsongeval. Beschrijf op welke manier er in de organisatie gegevens beveiligd worden.
Welke voorschriften gelden er als je ziek wordt? Hoe heet de bedrijfsarts? Wanneer en waar houdt de bedrijfsarts spreekuur? Wie betaalt je ziekengeld uit? Wat gebeurt er als je je werk helemaal niet meer kunt doen (arbeidsongeschiktheid)? Wat betekent arbo-zorg voor een organisatie? Aan welke regels of richtlijnen moet je je houden op je werkplek? Zijn er voorschriften die je moet opvolgen als er een bedrijfsongeval gebeurt? Zo ja, welke zijn dit? Wat is het verschil tussen persoons- en bedrijfsgegevens? Geef twee voorbeelden van persoonsgegevens. Geef enige voorbeelden van bedrijfsgegevens. Hoe worden persoons- en bedrijfsgegevens beveiligd? Wie bewaart die beveiligde gegevens?
Bedrijfsoriëntatie 2
15
Praktijk Opdrachten
De opdrachten zijn een uitwerking van de activiteitenlijst. Stel eerst even samen met je praktijkopleider vast of de opdrachten haalbaar zijn in deze organisatie. Zo niet, pas ze dan samen aan. Voer daarna de opdrachten uit. 1.
Als werknemer heb je rechten en plichten. Vul in schema 1 in wat je rechten en plichten zijn bij respectievelijk ziekte, arbeidsongeschiktheid en werkloosheid. Gebruik steekwoorden. Schema 1 Bij ziekte
Bij arbeidsonge- Bij werkloosheid schiktheid
Mijn rechten zijn:
Mijn plichten zijn:
2.
Taak 3
Schrijf de inhoud van de Arbowet in het kort op (± 10 regels).
Bedrijfsoriëntatie 2
16
Praktijk 3.
De Arbowet geldt natuurlijk ook voor de organisatie waar je werkt. Schrijf (samen met de praktijkopleider) in schema 2 op hoe je je eigen werksituatie zo veilig mogelijk kunt maken. Schema 2 Probleem
Oplossing
1. Rugklachten
-
2. Vermoeide ogen door beeldschermwerk
-
3. Temperatuurschommelingen 4. Roken tijdens het werk
-
5. Stress-gevoeligheid
-
6. Eentonigheid van werk
-
7. Herhalen van steeds dezelfde bewegingen
Taak 3
4.
Als je met een computer werkt dan is het zogenaamde “Arbeidsomstandighedenbesluit” van toepassing. Schrijf op wat je volgens dit besluit wel en niet mag doen en hoe lang je achter een pc mag werken.
5.
Geef aan wie binnen de organisatie verantwoordelijk is voor de bedrijfsveiligheid. Wat merk je daar zelf van in je werksituatie. Schrijf dit kort op.
Bedrijfsoriëntatie 2
17
Praktijk
Taak 4
Werk hebben en werk vinden In de vorige taken heb je voldoende geleerd over het reilen en zeilen van de organisatie als geheel, over je eigen taken en de taken van je collega’s in de organisatie. In deze taak leer je hoe je een arbeidsplaats kunt vinden en welke rechten en plichten je als werknemer hebt.
Doel
Aan het eind van deze taak kun je: ¾ aangeven hoe belangrijk betaald werk voor je is (eindterm 12) ¾ een beschrijving geven van de stappen die nodig zijn om betaald werk te vinden (eindterm 13) ¾ een beschrijving geven van de rechten en plichten die voortvloeien uit een arbeidsovereenkomst (eindterm 14) ¾ de medezeggenschap in je eigen organisatie beschrijven (eindterm 15)
Activiteitenlijst Lees de activiteitenlijst door om een beeld van de taak te krijgen. -
Vragen
Beantwoord de vragen en bespreek de antwoorden met je praktijkopleider. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14.
Taak 4
Beschrijf in maximaal 10 regels waarom je betaald werk wel of niet belangrijk vindt. Verzamel vijf advertenties uit kranten of tijdschriften waarin sollicitanten gevraagd worden voor een functie die past bij je opleiding en niveau. Bespreek je wensen om werk te krijgen met één van de medewerkers van het CWI of een uitzendbureau. Schrijf een sollicitatiebrief. Noem twee rechten en twee verplichtingen voor een werknemer die voortvloeien uit een arbeidsovereenkomst. Als er in de organisatie waar je werkt een ondernemingsraad (OR) is, noem zijn werkzaamheden. Neem eventueel deel aan een achterbanvergadering.
Waar is het dichtstbijzijnde CWI gevestigd? Noem minimaal drie uitzendorganisaties. Op welke manieren kun je solliciteren? Wat is een cv bij een sollicitatiebrief? Wat zijn je zwakke en wat zijn je sterke punten die je kunt noemen in een sollicitatiegesprek? Hoe lang duurt een opzegtermijn bij je werkgever? Wat is het verschil tussen gedwongen en vrijwillig ontslag? Wat is een arbeidsovereenkomst? Wat is een collectieve arbeidsovereenkomst? Wat is een proeftijd in een arbeidsovereenkomst? Hoe lang duurt deze proeftijd? Wat is een ondernemingsraad? Is er in je organisatie een ondernemingsraad? Moet er in elke organisatie een ondernemingsraad zijn? Welke taken heeft een ondernemingsraad?
Bedrijfsoriëntatie 2
18
Praktijk Opdrachten
De opdrachten zijn een uitwerking van de activiteitenlijst. Stel eerst even samen met je praktijkopleider vast of de opdrachten haalbaar zijn in deze organisatie. Zo niet, pas ze dan samen aan. Voer daarna de opdrachten uit. 1.
Voor veel mensen is het belangrijk om betaald werk te hebben. Geef in maximaal 10 regels aan waarom je betaald werk al dan niet belangrijk vindt.
2.
Schrijf een sollicitatiebrief met envelop voor de volgende advertentie.
BV de Hoop Niekerk, Riauwstraat 32, 3264 XF vraagt m.i.v. 1 juni a.s. een:
Administratief Medewerker M/V Opleiding: L.B.O. & ECABO BO-2 / bekend met tekstverwerken Br. m. ref. te richten aan dhr. J. Sterk, pers.chef.
Deze advertentie stond in het Friesch Dagblad van 31 maart j.l. Maak de brief eerst in het klad en zet de definitieve brief in schema 2. Schema 1
Taak 4
Bedrijfsoriëntatie 2
Sollicitatie-envelop / voorzijde
19
Praktijk Schema 2
Taak 4
Bedrijfsoriëntatie 2
Sollicitatiebrief
20
Praktijk 3.
De afspraken die gelden tussen jou en je werkgever kunnen op schrift staan. Je hebt dan een arbeidscontract. In zo’n contract staat onder andere voor wie je werkt en wat je functie is. Vaak staat er nog veel meer in het contract. Soms zijn de afspraken tussen jou en je werkgever alleen mondeling gemaakt. Ook dan zijn het afspraken die je werkgever en jij moeten nakomen. Vul het volgende schema in. De zaken die niet in je contract staan vraag je aan je werkgever of aan iemand van de afdeling Personeelszaken. Schema 3 Onderdelen
Afspraken
1. Arbeidstijden
Van ………..tot.…… uur
2. Aantal uren per week/maand
……………………………..
3. Pauzes
……………………………..
4. Vakantie-uitkering
Ja / nee
Hoeveel % ?
……………………………
Waarvan?
……………………………..
5. Wanneer wordt het vakantiegeld uitbetaald?
…………………………… ……………………………..
6. Hoeveel vrije dagen heb je?
……………………………..
7. Wat betekent “ADV-dagen”?
……………………………..
e
8. Heb je recht op een “13 maand”? 4.
…………………………….
Als je bij een personeels- of OR-achterbanvergadering zit, schrijf dan in het kort de punten van de vergadering op die je belangrijk vindt. Bespreek die daarna met je praktijkopleider. Soort vergadering …..…………………..… d.d. … ……………………………..19…… Belangrijke punten: 1. 2. 3. 4. -
Taak 4
Bedrijfsoriëntatie 2
21