Praktijkinstructie Fiscaal administratief beheer 4 (CBA07.4/CREBO:50171)
pi.cba07.4.v4 © ECABO, 1 september 2003 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd, overgenomen, opgeslagen of gepubliceerd in enige vorm of wijze, hetzij elektronisch, kopieertechnisch, druktechnisch of fotografisch, zonder voorafgaande toestemming van ECABO. Correspondentie met betrekking tot overneming of reproductie: ECABO Postbus 1230 3800 BE AMERSFOORT
Praktijk
Inhoud Inleiding Taak 1
3 Aangifte doen voor de inkomsten- en vennootschapsbelasting (eindterm 2.1, 3.1 en 3.2)
Fiscaal administratief beheer 4
5
Praktijk
Fiscaal administratief beheer 4
Praktijk
Inleiding Een staat heeft evenals elke huishouding voor zijn bestaan geld nodig. Zij is aangewezen op ontvangsten om daarmee uitgaven te kunnen doen. Door de minister van Financiën worden ieder jaar de zogenaamde begrotingswetten ingediend; in het kort de begroting. In deze begrotingswetten worden, zoals de naam al aanduidt, de uitgaven voor het komende jaar begroot. Als belangrijkste uitgaven kunnen worden genoemd de uitgaven voor onderwijs, sociale voorzieningen, defensie, aanleg en onderhoud van wegen, overheidssalarissen etc. In de gelijktijdig ingediende Wet op de middelen worden de inkomsten van de staat voor dat jaar geraamd. De voornaamste inkomsten van de staat bestaan uit belastingen; dit zijn de geldelijke bijdragen die de overheid van haar burgers verlangt voor het doen van haar uitgaven. Ook tracht de overheid, onder andere via het belastingbeleid, invloed uit te oefenen op de werkgelegenheid, het loonpeil en het te besteden inkomen. Elke belasting moet volgens de Grondwet steunen op een wet en is juridisch afdwingbaar. De rijksbelastingen worden als volgt verdeeld: directe belastingen indirecte belastingen In fiscale zin worden onder directe belastingen verstaan: belastingen die in een wet als zodanig zijn aangeduid. Is dit niet het geval dan is er sprake van indirecte belastingen. In economische zin is een directe belasting een belasting die wordt gedragen door degene die deze betaalt, zoals de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting. Als de belasting op een ander kan worden afgewenteld is in economische zin sprake van een indirecte belasting, zoals de omzetbelasting en de accijnzen. Accijnzen worden geheven op het verbruik van bier en andere alcoholhoudende dranken, benzine, tabaksproducten e.d. Rechten worden geheven op goederen, die in Nederland worden ingevoerd. In deze praktijkinstructie maak je kennis met de activiteiten die verricht moeten worden om voor een bedrijf/organisatie de aangifte inkomsten- en vennootschapsbelasting op te stellen.
Fiscaal administratief beheer 4
3
Praktijk
Fiscaal administratief beheer 4
4
Praktijk
Taak 1
Aangifte doen voor de inkomsten- en vennootschapsbelasting De inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting zijn directe belastingen. Op de directe belastingen zijn de Invorderingswet van 1990 en de Algemene wet inzake rijksbelastingen van toepassing. In deze taak, die gaat over het doen van aangifte voor de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting, leer je het rekeningschema van het grootboek aan te passen aan de fiscale eisen, berekeningen te maken en concrete aangiften te doen. Is het in de organisatie niet mogelijk om deze aangiften te doen, overleg dan met je praktijkopleider over het eventueel maken van een fictieve aangifte of het berekenen van de bedrijfseconomische winst en fiscale winst.
Doel
Aan het eind van deze taak kun je: ¾ een grootboekrekeningschema aanpassen aan de fiscale eisen (eindterm 2.1) ¾ aangiften doen voor inkomstenbelasting (ib) (eindterm 3.1) ¾ aangiften doen voor vennootschapsbelasting (vpb) (eindterm 3.2)
Werkplan
Lees het werkplan door om een beeld van de taak te krijgen. Stap 1 Ga na of het huidige grootboekrekeningschema is ingericht conform de regels van de administratieve organisatie m.b.t. fiscale eisen én onderzoek of het mogelijk is om intracomptabel de verschillen tussen de bedrijfseconomische winst en de fiscale winst te bepalen. Stap 2 Doe, op basis van je bevindingen uit stap 1, zo nodig een voorstel tot aanpassing van het grootboekrekeningschema. Bespreek je voorstel met je praktijkopleider. Stap 3 Verzamel de belastingvoorschriften m.b.t. de inkomsten- en vennootschapsbelasting en bepaal welke van belang zijn voor de organisatie. Stap 4 Verzamel alle gegevens die nodig zijn voor de belastingaangiften. Stap 5 Maak de berekeningen en stel de aangiften op. Stap 6 Verzorg, zo nodig, toelichtingen op de aangiften.
Vragen
Beantwoord de vragen en bespreek de antwoorden met je praktijkopleider. 1. 2.
Welke medewerkers/functionarissen verzorgen in de organisatie de aangifte en afdracht inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting? Wanneer moet dit gebeuren en hoeveel tijd neemt het opstellen van de aangiften in beslag? Op welke wijze houden de betreffende functionarissen zich op de hoogte van veranderingen in de voorschriften?
Inkomstenbelasting: 3. Wat betekent: het voorkomen van dubbele belasting? 4. Wat is vermogensetikettering? 5. Wat houdt de beperking aftrek algemene bedrijfskosten in? 6. Welke systemen voor bepaling van de jaarlijkse winst zijn er en hoe werken deze? 7. Welke voorraadwaarderingssystemen zijn er en hoe werken deze? 8. Welke afschrijvingssystemen zijn er en hoe werken deze? 9. Wat is een kostenegalisatiereserve en wat is een herinvesteringsreserve? 10. Wat is belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang? Taak 1
Fiscaal administratief beheer 4
5
Praktijk 11. 12. 13. 14.
Waarvoor dient de oudedagsreserve? Wat zijn de zelfstandigen-, de meewerk- en de startersaftrek? Wat zijn buitengewone uitgaven? Noem er enkele. Wat is het bijzonder tarief en wanneer is dit van toepassing?
Vennootschapsbelasting: 15. Wie is belastingplichtig in het kader van de Wet op de vennootschapsbelasting? 16. Welke kapitaalstortingen kunnen er in een NV of BV voorkomen? 17. Welke aftrekposten noemt de Wet op de vennootschapsbelasting? 18. Wanneer is er fiscaal gezien sprake van een deelneming? 19. Als de berekening van de fiscale winst leidt tot een negatief bedrag dan wordt dit aangemerkt als een fiscaal verlies. Hoe wordt dit verlies verrekend?
Opdrachten
De opdrachten zijn een uitwerking van het werkplan. Voordat je de opdrachten gaat uitvoeren, moet je nagaan of het werk in de organisatie op de hiervoor beschreven manier gebeurt of dat het werkplan moet worden aangepast. Pas het werkplan, in overleg met je praktijkopleider, zo nodig aan. Voer de opdrachten daarna uit. Inkomstenbelasting: 1. Maak een overzicht van de opbouw van het belastbaar inkomen van het bedrijf/de organisatie waar je werkt. Bespreek dit overzicht met je praktijkopleider. 2.
Bestudeer een al ingediende aangifte inkomstenbelasting, bijv. die van het voorgaande jaar. Bespreek met een deskundige uit de organisatie de grondslagen van de diverse ingevulde bedragen.
3.
Verzamel van de laatst afgesloten periode alle financiële gegevens, die je nodig hebt voor het berekenen van de inkomstenbelasting. Bereken de belastbare som en vul in concept een aangiftebiljet in. Bespreek met de verantwoordelijke functionaris het door jou ingevulde aangiftebiljet. Bepaal samen of er nog toelichtingen nodig zijn; zo ja, stel deze op en laat ze controleren door de verantwoordelijke functionaris. Bepaal tot slot hoe en door wie de aangifte afgehandeld wordt en voer dan je eigen taken uit.
Vennootschapsbelasting: 4. Ga na of het in de organisatie gebruikte grootboekrekeningschema is ingericht voor het intracomptabel verkrijgen van de vennootschappelijke en de fiscale jaarrekening. Is het schema daarop niet ingericht, ga dan na of er mogelijkheden zijn om het schema aan te passen. Let o.a. op de grootboekrekeningen: voorziening voor latente belastingverplichtingen te betalen vennootschapsbelasting vennootschapsbelasting vooruitbetaalde vennootschapsbelasting calculatorische afschrijving fiscale afschrijving vervangingsreserve ingecalculeerde intrest.
Taak 1
Fiscaal administratief beheer 4
6
Praktijk Maak een voorstel voor aanpassing op het schema en bespreek dit met je praktijkopleider. Houd rekening met de omstandigheid dat, als de fiscale eisen te veel afwijken of als de organisatie enige omvang heeft, de fiscale jaarrekening vrijwel altijd extracomptabel zal worden vastgesteld.
Taak 1
5.
Maak een overzicht m.b.t. de opbouw van het belastbaar bedrag van het bedrijf/de organisatie waar je werkzaam bent. Bespreek dit overzicht met je praktijkopleider.
6.
Bestudeer een door de organisatie al ingediende aangifte vennootschapsbelasting, bijv. die van het voorgaande jaar. Bespreek met een deskundige in de organisatie de grondslagen van de diverse ingevulde bedragen.
7.
Verzamel van de laatst afgesloten periode alle financiële gegevens die je nodig hebt voor het berekenen van de vennootschapsbelasting. Bereken het belastbaar bedrag door vermogensvergelijking en vul in concept een aangiftebiljet in. Bespreek met de verantwoordelijke functionaris in de organisatie het door jou ingevulde aangiftebiljet. Bepaal samen of er nog toelichtingen nodig zijn; zo ja, stel deze op en laat ze controleren door de verantwoordelijke functionaris. Bepaal tot slot hoe en door wie de aangifte afgehandeld wordt en voer dan je eigen taken uit.
Fiscaal administratief beheer 4
7