Praktijkinstructie Bedrijfseconomisch beheer 4 (CBA04.4/CREBO:50139)
pi.cba04.4.v1
© ECABO, 1 juni 1998
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd, overgenomen, opgeslagen of gepubliceerd in enige vorm of wijze, hetzij elektronisch, kopieertechnisch, druktechnisch of fotografisch, zonder voorafgaande toestemming van ECABO. Correspondentie met betrekking tot overneming of reproductie: ECABO Postbus 1230 3800 BE AMERSFOORT
Praktijk
Inhoud Inleiding
3
Taak 1
Geld- en kredietwezen (eindterm 2.1)
5
Taak 2
Verzekeringen (eindterm 2.3)
7
Taak 3
Vaststellen vermogensbehoefte en financiering (eindterm 4.1)
9
Taak 4
Bedrijfsminimum (eindterm 5.2)
12
Taak 5
Budgettering (eindterm 6.1 en 6.2))
15
Taak 6
Verslaglegging en statistiek (eindterm 9.1, 9.2 en 10.1)
19
Taak 7
Omzetbelasting (eindterm 11.5)
23
Bedrijfseconomisch beheer 4
Praktijk
Bedrijfseconomisch beheer 4
Praktijk
Inleiding In de bedrijfs- of productiehuishouding staat de leiding steeds voor het probleem haar schaarse middelen (dit zijn: haar productiemogelijkheden) zo te gebruiken dat het eindresultaat zo gunstig mogelijk wordt. De bedrijfseconomie bestudeert het economisch handelen, het keuzehandelen, in bedrijfshuishoudingen. Bedrijfseconomie kan in de volgende delen opgesplitst worden: 1. Kosten en kostprijs 2. Interne en externe organisatie 3. Financiering 4. Winst- en waarderingsvraagstukken. Door de toenemende complexiteit in het (leiden) besturen van bedrijfshuishoudingen heeft de leiding van een organisatie op de bovengenoemde gebieden ondersteuning nodig van specialisten die een of meerdere onderdelen van de bedrijfseconomie goed beheersen en die in staat zijn om verschillende bedrijfseconomische processen binnen het bedrijf te (sturen) beheren. Voor een goed beheer van de bedrijfseconomische processen is (voortdurend) inzicht nodig in de wijze waarop de processen zijn georganiseerd. Als gevolg van toenemende automatisering of wijzigingen in de wijze van besturing en/of de interne organisatie moeten de processen continu worden geanalyseerd en zo nodig aangepast. Een goede up-to-date beschrijving van de processen is hierbij onontbeerlijk. Het beheer omvat tevens de toetsing van de opzet en werking van de bedrijfseconomische processen binnen de bedrijfshuishouding. Deze toetsing geschiedt mede aan de hand van beschrijvingen. Op deze wijze beschouwd zijn voor een goed beheer vier elementen van belang: de opzet van een documentatiesysteem het bijhouden van de documentatie het verzorgen van procedures voor het aanbrengen van wijzigingen duidelijkheid in de verantwoordelijkheid voor het beheer van (onderdelen van) de bedrijfseconomische organisatie voor betrokken functionarissen. Er zijn binnen de bedrijfshuishouding zoveel keuzevraagstukken die onder het bedrijfseconomisch beheer vallen dat, in deze praktijkinstructie, een keuze moest worden gemaakt. Zo leert u in taak 1 en 2 berekeningen uit te voeren m.b.t. vreemde valuta en verzekeringen. In taak 3 verwerft u inzicht in de investerings- en financieringsmogelijkheden van een bedrijf, in taak 4 leert u om te gaan met de kosten binnen een bedrijf en leert u het bedrijfsminimum te berekenen. In taak 5 leert u budgetten op te stellen en deze te bewaken. In taak 6 gaat het om het opstellen en analyseren van een jaarrekening en om de toepassing van statistiek. Taak 7 tenslotte verschaft u inzicht in de wijze waarop een aangifte omzetbelasting gedaan moet worden.
Bedrijfseconomisch beheer 4
3
Praktijk
Bedrijfseconomisch beheer 4
4
Praktijk
Taak 1
Geld- en kredietwezen Nederland is sinds jaar en dag sterk georiënteerd op het buitenland. De export vormt ruim de helft van het Nationaal Product in Nederland. De belangrijkste exportproducten van Nederland zijn aardgas, landbouwproducten en technische dienstverlening. Veel bedrijven die hun producten in het buitenland verkopen ontvangen daar buitenlandse valuta voor. De import is bijna net zo groot als de export. De import zullen we vaak met buitenlands geld moeten betalen. De aan- en verkoopkoersen van vreemde valuta komen tot stand door vraag en aanbod. Afhankelijk hiervan en van politieke of economische omstandigheden stijgt of daalt de waarde van een valutasoort. Er zijn valutasoorten die zeer stabiel zijn; andere fluctueren voortdurend. Juist deze laatste factor is een van de redenen voor het invoeren van de Euro. Vanaf 1 januari 1999 zullen bedrijven die met andere EMU-landen zaken doen met de Euro geconfronteerd worden. Zij hoeven voor in- en uitvoer naar andere EMU-landen niet langer geld te wisselen, wat veel voordeel oplevert.
Doel
Aan het eind van deze taak kunt u: ä berekeningen maken in verband met vreemde valuta (eindterm 2.1)
Activiteitenlijst Lees de activiteitenlijst door om een beeld van de taak te krijgen. -
Vragen
Beantwoord de vragen en bespreek de antwoorden met uw praktijkopleider. 1. 2. 3. 4. 5.
Taak 1
Zoek uit met welke vreemde valuta uw organisatie te maken heeft en ga eveneens na of uw organisatie een vreemdevaluta-bankrekening heeft. Zoek de aan- en verkoopkoersen op voor de vreemdevaluta waar uw organisatie mee te maken heeft. Onderzoek of uw organisatie de koersen ook gebruikt voor het maken van de calculaties. Leg uit waarom dit wel of niet gebeurt. Onderzoek in welke valuta betalingen/ontvangsten in uw organisatie plaatsvinden. Onderzoek welke kosten er door de bank(en) worden doorberekend. Maak een bestelopdracht voor vreemde valuta voor een collega die voor de organisatie naar het buitenland gaat. Maak een bestelopdracht voor een product dat zowel in Nederland als in het buitenland te koop is. Bepaal op basis van een berekening in welk land u het product zult kopen. Geef uw argumenten weer.
Wat is een wisselkoers en hoe komt deze tot stand? Wat hebben devaluatie en depreciatie met elkaar gemeen en waarin verschillen zij? Waarom leidt een tekort op de betalingsbalans tot een daling van de wisselkoers? Wat is de EMU? Welke landen maken deel uit van de EMU? Welke voordelen en evt. nadelen zal uw organisatie ondervinden bij het invoe-
Bedrijfseconomisch beheer 4
5
Praktijk
6.
Opdrachten
Taak 1
ren van de Euro? Als uw organisatie zaken doet met bedrijven buiten de EMU, wat zullen dan de gevolgen kunnen zijn bij invoering van de Euro?
De opdrachten zijn een uitwerking van de activiteitenlijst. Voordat u de opdrachten gaat uitvoeren dient u na te gaan of het werk in uw bedrijf/organisatie op de hiervoor beschreven wijze gebeurt of dat de activiteitenlijst moet worden aangepast. Pas de activiteitenlijst, in overleg met uw praktijkopleider, zo nodig aan. Voer daarna de opdrachten uit. 1.
Bepaal aan de hand van inkoop- en verkoopfacturen met welke buitenlandse leveranciers resp. afnemers door uw organisatie gewerkt wordt. Zoek van de gevonden vreemde valuta de aan- en verkoopkoersen op (denk aan chartale en girale koerslijsten).
2.
Bekijk samen met uw praktijkopleider een eventueel aanwezige ‘vreemdevaluta-bankrekening’. Ga na of deze rekening regelmatig wordt gebruikt, kijk welke koers de bank hanteert en welke koers uw organisatie hanteert. Als er binnen uw organisatie gewerkt wordt met een vaste koers voor een munteenheid, beschrijf dan wat de gevolgen zijn als de werkelijke koers hoger of lager is.
3.
Ga na hoe de buitenlandse betalingen/ontvangsten in uw organisatie plaatsvinden, (bijv. in guldens/euro’s, in de valuta van het land waar men mee handelt of in bijv. dollars). Leg uit wanneer en waarom men voor welke methode kiest.
4.
Welke instantie moet van de transactie in vreemde valuta op de hoogte zijn, welke formulieren worden hiervoor gebruikt?
5.
Bestel in overleg met uw praktijkopleider verschillende hoeveelheden van drie soorten vreemde valuta. Beschrijf de werkzaamheden die u moet uitvoeren. Leg na afloop vast: Hoeveel u van elke vreemde valuta kreeg Wat er totaal betaald moest worden Welke kosten aan de transactie verbonden waren.
6.
Bestel in overleg met uw praktijkopleider een product dat zowel in Nederland als in het buitenland te koop is. Bepaal op basis van een berekening waar u het product zult kopen en stel vast hoe de betaling plaatsvindt (chartaal of giraal).
Bedrijfseconomisch beheer 4
6
Praktijk
Taak 2
Verzekeringen Met verzekeringen heeft iedereen te maken. De risico’s van schade zijn dermate groot dat men het zich niet kan veroorloven geen verzekeringen te hebben. Het is niet de opzet van deze praktijkinstructie een compleet overzicht te geven van alle verzekeringen die er te verkrijgen zijn. De belangrijkste waarmee u in deze taak en als particulier of ondernemer te maken krijgt zijn de brand-, uitgebreide gevaren-, reis-, annulerings- en motorrijtuigenverzekering met daarbij de berekening van de premie, de schade, de uitkering, etc.
Doel
Aan het eind van deze taak kunt u: ä berekeningen maken met betrekking tot verzekeringen (eindterm 2.3)
Werkplan
Lees het werkplan door om een beeld van de taak te krijgen. Stap 1 Maak een inventarisatie van de lopende verzekeringen (beperkt tot brandverzekering en/of uitgebreide gevarenverzekering en de motorrijtuigenverzekering(en)) binnen uw organisatie. Stap 2 Ga na of de in rekening gebrachte premies overeenstemmen met de verzekeringsovereenkomsten. Stap 3 Bepaal wat wel en niet gedekt is door de verzekering en controleer of dit overeenkomstig de werkelijke situatie is (werkelijke waarde, verzekerde waarde, indexclausules, kosten bij schades e.d.). Stap 4 Vraag betreffende de beschreven verzekeringen, informatie aan bij andere maatschappijen en bereken de te betalen premies. Stap 5 Geef bij een lagere premie beargumenteerd aan waarom de organisatie zou kunnen kiezen voor een andere maatschappij c.q. het aanpassen van de verzekeringsovereenkomst(en).
Vragen
Beantwoord de vragen en bespreek de antwoorden met uw praktijkopleider. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Taak 2
Bij wie heeft uw organisatie de verzekeringen afgesloten, is er sprake van een tussenpersoon? Zo ja, waarom heeft men hiervoor gekozen? Wie is binnen de organisatie verantwoordelijk voor de verzekeringsportefeuille? Wat is het verschil tussen een schadeverzekering en een sommenverzekering? Wat is een open polis? Wat is een direct writer? Welke gevolgen heeft oververzekering voor de uitkering wanneer er sprake is van schade? En onderverzekering? Wat is het verschil tussen bereddingskosten en expertisekosten? Wat is het verschil tussen een WA-verzekering en een cascoverzekering? Welke factoren zijn van belang voor het vaststellen van de WA-premie voor een personenauto? Wat is het bonus/malussysteem?
Bedrijfseconomisch beheer 4
7
Praktijk
Opdrachten
De opdrachten zijn een uitwerking van het werkplan. Voordat u de opdrachten gaat uitvoeren dient u na te gaan of het werk in uw bedrijf/organisatie op de hiervoor beschreven wijze gebeurt of dat het werkplan moet worden aangepast. Pas het werkplan, in overleg met uw praktijkopleider, zo nodig aan. Voer daarna de opdrachten uit. 1a.
b.
Taak 2
Zoek binnen uw organisatie alle documenten bijeen betreffende de branden/of uitgebreide gevarenverzekering en de motorrijtuigenverzekeringen, zoals: polissen (blad en mantel), facturen, verzekeringsvoorwaarden e.d. Maak berekeningen t.a.v. deze verzekeringen aan de hand van de polissen en voorwaarden en controleer deze met de facturen. Houd rekening met: premie, poliskosten, eigen risico, franchise, indexeringen, assurantiebelasting, provisies, bonus/malus-ladder, terugval aantal treden na schade etc. Overleg met uw praktijkopleider ingeval van afwijkingen.
2.
Ga na of de lopende verzekeringen nog up-to-date zijn met betrekking tot: datum afsluiting en duur van de verzekering wat wel en wat niet gedekt is; werkelijke waarde, verzekerde waarde, oververzekering, onderverzekering indexclausules bijkomende kosten bij schades: opruimingskosten, bereddingskosten, expertisekosten eigen risico en franchise herbouwwaarde nieuwwaarde inschaling bonus/malus-ladder. Doe zo nodig een voorstel voor aanpassing. Bespreek uw bevindingen met uw praktijkopleider.
3.
Maak een vergelijkend overzicht door te informeren bij minstens twee andere maatschappijen, op basis van de uitkomst onder opdracht 1b, wat de voorwaarden, dekkingen en kosten zijn. Analyseer de verschillen, adviseer omtrent het al dan niet veranderen van maatschappij. Bespreek het advies met uw praktijkopleider.
Bedrijfseconomisch beheer 4
8
Praktijk
Taak 3
Vaststellen vermogensbehoefte en financiering Investeringen in duurzame productiemiddelen (gebouwen en machines) maar ook in voorraden (zoals grondstoffen en eindproducten) en uitstaande vorderingen (debiteuren) veroorzaken bij een onderneming vermogensbehoeften. De vermogensbehoeften voor de diverse soorten activa vertonen grote verschillen. Naast de grootte van het benodigde vermogensbedrag hebben deze verschillen ook betrekking op: de periode waarvoor het vermogen moet worden aangetrokken het verloop van het benodigde vermogen gedurende deze periode Op grond van genoemde factoren worden de vermogensbehoeften ingedeeld in permanente, langdurig tijdelijke en kortstondig tijdelijke vermogensbehoeften. Voor de bepaling van de totale vermogensbehoeften in een onderneming moet er antwoord gegeven worden op de vragen: In welke activa moet worden geïnvesteerd? Hoe groot is de omvang van die investeringen? Na welk tijdsverloop komen de geïnvesteerde bedragen weer vrij? In deze taak leert u de vermogensbehoefte voor uw organisatie vast te stellen (geheel of gedeeltelijk) en welke mogelijkheden er zijn tot financiering van deze behoefte.
Doel
Aan het eind van deze taak kunt u: ä de vermogensbehoefte van een onderneming vaststellen (eindterm 4.1)
Activiteitenlijst Lees de activiteitenlijst door om een beeld van de taak te krijgen. -
-
-
-
Taak 3
Bepaal voor uw organisatie voor het komende half jaar de vermogensbehoeften veroorzaakt door vervangingsinvesteringen en/of nieuwe investeringen in duurzame productiemiddelen. Ga na welke afschrijvingsmethode binnen uw organisatie wordt gehanteerd voor de aanwezige duurzame productiemiddelen. Bepaal hoe binnen uw organisatie wordt voorzien in de financiering van vermogensbehoeften met betrekking tot de duurzame productiemiddelen. Bereken of met de huidige afschrijvingsmethode en reservering de vervanging van duurzame productiemiddelen gefinancierd kan worden. Als dit niet het geval is geef dan gefundeerd aan welke (financierings)mogelijkheid wel in aanmerking komt. Stel de vermogensbehoefte vast voor de aanschaf van één of meerdere nie uwe duurzame productiemiddelen, geef aan of het permanent, langdurig tijdelijk of kortstondig tijdelijk vermogen is en welke financieringsmogelijkheid hiervoor het beste is. Bepaal de vermogensbehoefte veroorzaakt door voorraden en debiteuren met behulp van activiteitenratio’s. Verzamel en orden relevante gegevens voor de bepaling van de liquiditeitspositie van de onderneming. Controleer alle geldstromen en inventariseer of de geldstromen verantwoord zijn.
Bedrijfseconomisch beheer 4
9
Praktijk
-
Vragen
Beantwoord de vragen en bespreek de antwoorden met uw praktijkopleider. 1.
2.
3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Opdrachten
Taak 3
Stel van alle balansposten vast in hoeverre zij liquide courant zijn. Stel de liquiditeitspositie op.
Hanteert men in uw organisatie een vervangingsplan en/of investeringsplan? Zo ja: Op welke vervangingen c.q. investeringen heeft het plan betrekking? Welke tijdspanne is er in het plan aangehouden? Welke bedragen zijn er in het plan opgenomen? Als er overige activiteiten in het plan zijn opgenomen, welke zijn dat dan? Is er in uw organisatie een budget voor vervangingen c.q nieuwe investeringen in duurzame productiemiddelen? Zo ja: Hoe is het budget tot stand gekomen? Wie (of welke afdeling) heeft het budget vastgesteld? Voor welke periode geldt het budget? Welke bedragen zijn er in opgenomen? Welke afspraken zijn er binnen uw organisatie m.b.t. vernieuwing of vervanging van duurzame productiemiddelen? Welke kosten drukken naast de afschrijvingskosten op een duurzaam productiemiddel? Wat is simultane respectievelijk successieve aanschaf van vaste activa? Wat is een ideaalcomplex en wat verstaat men onder het diversiteitsverschijnsel? Hoe kan interne financiering worden toegepast? Hoe luidt de ‘gouden’ balansregel? Hoe bepaalt men de kritische termijn? Welke mogelijkheden heeft uw organisatie om als vrager op te treden op de vermogensmarkt?
De opdrachten zijn een uitwerking van de activiteitenlijst. Voordat u de opdrachten gaat uitvoeren dient u na te gaan of het werk in uw bedrijf/organisatie op de hiervoor beschreven wijze gebeurt of dat de activiteitenlijst moet worden aangepast. Pas de activiteitenlijst, in overleg met uw praktijkopleider, zo nodig aan. Voer daarna de opdrachten uit. 1.
Bespreek met uw praktijkopleider een bestaande aanvraag voor een vervangingsinvestering van een duurzaam productiemiddel en een door u op te stellen aanvraag voor een (uitbreidings)investering van een nieuw duurzaam productiemiddel. Als er geen machines in uw organisatie aanwezig zijn, kunt u zich bijvoorbeeld op computers of auto’s richten.
2.
Maak met betrekking tot het te vervangen duurzame productiemiddel uit opdracht 1 een afschrijvingsoverzicht en bepaal of de financiering van de vervanging bekostigd kan worden uit de afschrijvingen of reserveringen. Als dit niet het geval is analyseer dan alternatieve financieringsmogelijkheden en stel hie rvoor een advies op. Bespreek het overzicht en evt. advies met uw praktijkop-
Bedrijfseconomisch beheer 4
10
Praktijk
leider. 3.
Informeer naar de aanschafkosten van het nieuwe duurzame productiemiddel uit opdracht 1. Bepaal de technische en economische levensduur, stel een afschrijvingsoverzicht op (houd rekening met evt. complementaire kosten e.d.) en maak een voorstel tot financiering (intern of extern). Houd ook rekening met de mogelijkheid tot leasing. Bespreek uw voorstel met uw praktijkople ider.
4.
Bepaal de omzetsnelheid van de goederenvoorraad, de opslagduur (de omzetduur) van de goederenvoorraad, de kredietduur debiteuren en de kredietduur crediteuren. Bespreek uw bevindingen met uw praktijkopleider.
5.
Bepaal met behulp van de gegevens uit de activiteitenratio’s: het benodigd vermogen ter financiering van de gemiddelde voorraad het benodigd vermogen ter financiering van het gemiddeld debiterensaldo. Geef aan: . in hoeverre het leverancierskrediet de vermogensbehoefte van de voorraad dekt . in hoeverre factoring kostenbesparend kan werken in relatie tot de financieringskosten van het gemiddeld debiteurensaldo. Bespreek uw bevindingen met uw praktijkopleider.
6.
Verzamel financiële gegevens over een afgesloten periode en bepaal voor deze periode de liquiditeitspositie. Probeer een juiste inschatting te maken van het courante en liquide deel in de balansposten. Maak een overzicht van verwachte inkomsten en uitgaven voor de volgende periode. Denk daarbij ook aan mogelijke uitgaven als gevolg van belastingverplichtingen en vervangingsinvesteringen. Vergelijk deze periode met de voorafgaande periode. Ga daarbij na door welke factoren de liquiditeitspositie verbeterd of verslechterd is. Bespreek het overzicht en uw bevindingen met uw praktijkopleider.
Taak 3
Bedrijfseconomisch beheer 4
11
Praktijk
Taak 4
Bedrijfsminimum Bij een daling van de productie (en de afzet) gaan de constante kosten gewoon door en wegen dus steeds zwaarder. De variabele kosten dalen met de productie (en de afzet) mee. De constante kosten kunnen op een gegeven moment zo zwaar gaan wegen dat er geen winst meer overblijft. Op het ogenblik dat er geen winst meer gemaakt wordt, terwijl er ook nog geen verlies wordt geleden, is het bedrijfsminimum of het break-even point bereikt. Andere begrippen hiervoor zijn: het dode punt, nulpunt of kritisch omzeten of afzetpunt. Voor een onderneming is het zeer belangrijk om te weten waar dit punt ligt omdat dan tijdig beleidsbeslissingen genomen kunnen worden. Voorbeeld: een bedrijf is van plan een nieuw product op de markt te brengen. Uit een marktverkenning schat het bedrijf jaarlijks 50.000 stuks te kunnen verkopen tegen ƒ 5,-- per stuk. Dus een omzet van ƒ 250.000,--. De totale kosten blijken echter bij een productie van 50.000 stuks ƒ 325.000,-- te bedragen. Kennelijk is de markt te klein. Slechts bij een veel grotere productie zouden de vaste kosten per eenheid product zo ver zijn gedaald dat er met winst geproduceerd zou kunnen worden. Verdere berekeningen zijn overbodig. Het plan gaat niet door. In deze taak leert u de break-even-analyses te maken voor een industriële onderneming en een handelsonderneming.
Doel
Aan het eind van deze taak kunt u: ä het bedrijfsminimum berekenen (eindterm 5.2)
Werkplan 1
Bedrijfsminimum berekenen voor een industriële onderneming Lees het werkplan door om een beeld van de taak te krijgen. Stap 1 Stel voor een product de break-even-analyse op door het verzamelen van financiële gegevens en het ramen van de vaste kosten, de opbrengstprijs en de variabele kosten per eenheid product. Stap 2 Bepaal de normale productie voor dit product. Stap 3 Bepaal de variabele kosten per eenheid product. Stap 4 Bepaal de constante kosten voor dit product. Stap 5 Bepaal de verkoopprijs per eenheid product. Stap 6 Bereken voor dit product de break-even afzet. Stap 7 Bepaal voor een afgesloten periode de werkelijke productie. Stap 8 Bereken de veiligheidsmarge. Stap 9 Vergelijk de break-even-afzet met de verkoopprognose voor dit product. Beargumenteer in geval van afwijkingen welke maatregelen er mogelijk te nemen zijn.
Werkplan 2
Bedrijfsminimum berekenen voor een handelsonderneming Lees het werkplan door om een beeld van de taak te krijgen. Stap 1 Bepaal de totale constante kosten voor de organisatie in haar geheel.
Taak 4
Bedrijfseconomisch beheer 4
12
Praktijk
Stap 2 Stap 3 Stap 4 Stap 5 Stap 6
Vragen
Beantwoord de vragen en bespreek de antwoorden met uw praktijkopleider. 1.
2. 3.
4.
Opdrachten
Bepaal de brutowinst of de brutowinstmarge. Bepaal de variabele kosten of het percentage variabele kosten van de omzet. Bereken de break-even-omzet. Bepaal de huidige omzet en bereken de veiligheidsmarge. Stel met de gevonden uitwerkingen een grafiek samen en bepaal grafisch het break-even-punt.
Hanteert men in uw organisatie de standaard kostprijsmethode? Zo ja, ga dan voor één product na hoe de standaard kostprijs is opgebouwd. Is er ook sprake van een normale productie en zo ja, hoe groot is die dan voor dat product? Hoe geschiedt de winstberekening? Kan men in uw organisatie ook het bezettingsresultaat berekenen? Zijn er binnen de organisatie break-even-analyses van een bepaald product? Zo ja, ga de opbouw en de berekening van deze analyses na en geef een beoordeling. Zijn er binnen de organisatie break-even omzet- en/of afzetgegevens beschikbaar? Zo ja, ga de opbouw en de berekening van deze analyses na en geef een beoordeling.
De opdracht is een uitwerking van werkplan 1. Voordat u de opdracht gaat uitvoeren dient u na te gaan of het werk in uw bedrijf/organisatie op de hiervoor beschreven wijze gebeurt of dat het werkplan moet worden aangepast. Pas het werkplan, in overleg met uw praktijkopleider zo nodig aan. Voer daarna de opdracht uit. 1.
-
-
Taak 4
Bespreek met uw praktijkopleider de mogelijkheden met betrekking tot het opzetten van een break-even-analyse voor een product. Denk hierbij aan: welke specifieke informatie u nodig hebt waar u de gewenste informatie krijgen kunt (administratie, bedrijfsbureau, calculatieafdeling) Ga uit van de volgende veronderstellingen: stel productie en afzet van het product aan elkaar gelijk (dus geen voorraadvorming) ga uit van één opbrengstprijs de variabele kosten zijn proportioneel variabel. Ga na wat de normale productie voor dit ene product is. Is deze niet te achterhalen, ga dan uit van de maximale capaciteit van de machine. Bepaal de variabele kosten per eenheid product. Bepaal de constante kosten voor dit product. Bepaal de verkoopprijs per eenheid product (deze is vaak reeds vastgesteld door de verkoopafdeling). Voer nu de break-even-analyse voor dit product uit en bereken ook de veiligheidsmarge. Maak een grafische voorstelling van de break-even-analyse. Vergelijk de break-even-afzet met de verkoopprognose voor dit product.
Bedrijfseconomisch beheer 4
13
Praktijk
-
Opdrachten
De opdracht is een uitwerking van werkplan 2. Voordat u de opdracht gaat uitvoeren dient u na te gaan of het werk in uw bedrijf/organisatie op de hiervoor beschreven wijze gebeurt of dat het werkplan moet worden aangepast. Pas het werkplan, in overleg met uw praktijkopleider zo nodig aan. Voer daarna de opdracht uit. 2.
Taak 4
Maak een analyse van de uitkomsten en de grafiek en bespreek deze met uw praktijkople ider.
Maak een break-even-analyse voor de organisatie in haar geheel: Verzamel voor de berekening alle relevante financiële gegevens (constante kosten, brutowinst, variabele kosten e.d. Deze zijn grotendeels uit de jaarrekening te halen). Bereken de break-even-omzet. Zet deze analyse ook grafisch op. Bepaal de huidige omzet (deze informatie is wellicht te halen uit begrotingen e.d.) en bereken de veiligheidsmarge. Maak een analyse van de uitkomsten en de grafiek en bespreek deze met uw praktijkopleider.
Bedrijfseconomisch beheer 4
14
Praktijk
Taak 5
Budgettering Voor geen enkel bedrijf geldt dat de bomen tot in de hemel groeien. Dat maakt dat er in bedrijven veel aandacht is voor het beheersen van de kosten. Een van de middelen die daartoe gebruikt worden is het werken met begrotingen en budgetten. Voorts moeten de gemaakte kosten volledig maar in juiste verhoudingen in de verkoopprijs doorberekend worden. Op grond van ervaringen en een inschatting van de toekomstperspectieven zal de bedrijfsleiding aangeven wat er in een bepaalde periode van de medewerkers verwacht wordt. De financiële weerslag van deze verwachtingen treffen we aan in begrotingen en budgetten. Bij het opstellen van begrotingen en budgetten wordt vaak teruggegrepen op gegevens uit het verleden. Als een budget eenmaal is opgesteld dan dienen de gegevens uit het budget goed te worden geregistreerd. De organisatie kan deze gegevens gebruiken als controle op de voortgang: blijft de kostenontwikkeling binnen de gestelde budgetgrenzen? Deze controle op kosten- en budgetontwikkeling dient regelmatig plaats te vinden. Soms kan dat leiden tot het bijstellen van een budget. De kunst is tijdig te ontdekken wanneer bijstelling noodzakelijk is In deze taak leert u gegevens te verzamelen en op grond daarvan een begroting en budget op te stellen en te bewaken.
Doel
Aan het eind van deze taak kunt u: ä begrotingen en budgetten opstellen (eindterm 6.1) ä budgetten bewaken (eindterm 6.2)
Activiteitenlijst 1
Opstellen van een begroting en van budgetten Lees de activiteitenlijst door om een beeld van de taak te krijgen. -
-
-
-
Taak 5
Inventariseer de soorten begrotingen die in uw organisatie worden opgemaakt. Analyseer deze begrotingen en bespreek uw bevindingen met uw praktijkople ider Maak in overleg met uw praktijkopleider en volgens de in uw organisatie gebruikelijke methode een afdelingsbegroting of een specifieke kostenbegroting (bijv. voor reclame of automatisering) Stel de budgetten op aan de hand van de begroting. Vraag in het boekhoudpakket de huidige balansrekeningen van Verlies en Winst op. Zoek de begroting van het huidige jaar en het financieel verslag van de afgelopen periode. Bereken balans, verlies en winst naar voorlopige jaarcijfers. Vergelijk de voorlopige jaarcijfers met de begroting en het financieel jaarverslag. Maak op basis van deze vergelijking een conceptbegroting voor de komende periode. Leg de conceptbegroting voor aan daarvoor verantwoordelijke personen en inventariseer of zij aanvullingen en/of veranderingen willen aanbrengen voor
Bedrijfseconomisch beheer 4
15
Praktijk
-
Activiteitenlijst 2
deze begroting. Verwerk eventuele aanvullingen/veranderingen in de conceptbegroting.
Bewaken van budgetten Lees de activiteitenlijst door om een beeld van de taak te krijgen. -
-
Vragen
Beantwoord de vragen en bespreek de antwoorden met uw praktijkopleider. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16.
Taak 5
Voer budgetten in of muteer bestaande budgetten in de financiële administratie. Bewaak de budgetten door onder andere: controle op mutaties controle op budgetoverschrijdingen/-onderschrijdingen. Geef prognoses omtrent de ontwikkelingen van de budgetten. Informeer de budgethouders hierover en over budgetoverschrijdingen- en onderschrijdingen. Bepaal het verschil tussen een afdelings- of kostenbudget en de werkelijke kosten. Maak een analyse van een budgetverschil en bereken daarbij (zo mogelijk) het bezettingsresultaat, het efficiencyresultaat en het prijsverschil. Overleg over deze verschillen met de verantwoordelijke budgethouder. Rapporteer over deze verschillen aan de belanghebbenden.
Welke kostensoorten en kostenplaatsen zijn er in uw organisatie? Welke functionarissen in uw organisatie dienen de begrotingsgegevens/wensen aan te leveren? Welk softwarepakket wordt in uw organisatie gebruikt ter verwerking van begrotingsgegevens en waarom? Wie is belast met de goedkeuring van de begroting en budgetten en waarom? Welke procedure wordt er in uw organisatie gevolgd om de gegevens t.b.v. een begroting te verzamelen? Welke procedure wordt er in uw organisatie gevolgd om een begroting samen te stellen? Welke procedure wordt er in uw organisatie gevolgd om een budget vast te stellen? Hoe vaak wordt in uw organisatie een begroting opgesteld en over welke periode wordt deze begroting opgesteld? Welke personen hebben inspraak ten aanzien van de begroting? Welke criteria ten aanzien van de administratieve verwerking van budgetten hanteert uw organisatie? Welke soorten budgetten zijn er in uw organisatie? Hoe worden in uw organisatie budgetten betrokken bij het opstellen van prognoses? Hoe vindt in uw organisatie, ten behoeve van de bewaking van budgetten, de rapportage plaats over de voortschrijding van een budget? Welke regels gelden er in uw organisatie bij budgetvergelijking? Tot welke gegevens hebt u toegang? Wie zijn verantwoordelijk voor het budget in uw organisatie? Geef aan welke
Bedrijfseconomisch beheer 4
16
Praktijk
17. 18. 19. 20.
Opdrachten
Opdrachten
De opdrachten zijn een uitwerking van activiteitenlijst 1. Voordat u de opdrachten gaat uitvoeren dient u na te gaan of het werk in uw bedrijf/organisatie op de hiervoor beschreven wijze gebeurt of dat de activiteitenlijst moet worden aangepast. Pas de activiteitenlijst, in overleg met uw praktijkopleider, zo nodig aan. Voer daarna de opdrachten uit. 1.
Maak een overzicht van de in uw organisatie aanwezige begrotingen en analyseer deze. Denk hierbij aan: welke specifieke informatie u nodig hebt (financiële gegevens, standaarden, berekeningswijze van tarieven) waar u de gewenste informatie krijgen kunt (administratie, bedrijfsbureau, calculatieafdeling). Bespreek uw bevindingen met uw praktijkopleider.
2.
Verzamel en orden voor een afdeling in de organisatie al de relevante gegevens m.b.t. de begroting. Maak een begroting voor het komende jaar voor deze afdeling. Stel aan de hand van de begroting het budget voor deze afdeling op. Bespreek uw berekeningen met uw praktijkopleider.
3.
Gegevens aanleveren voor een begroting: Bereken balans, verlies en winst naar voorlopige jaarcijfers. Zorg altijd voor de meest recente en correcte gegevens en houd rekening met invloeden van buitenaf. Vergelijk de voorlopige cijfers met de begroting en het financieel jaarverslag. Maak op basis van deze vergelijking en de verwachting voor de komende periode een conceptbegroting. De periode moet aansluiten bij de verlies- en winstrekening. Gebruik hierbij de indeling van de huidige begroting. Bespreek het resultaat met uw praktijkopleider.
De opdrachten zijn een uitwerking van activiteitenlijst 2. Voordat u de opdrachten gaat uitvoeren dient u na te gaan of het werk in uw bedrijf/organisatie op de hiervoor beschreven wijze gebeurt of dat de activiteitenlijst moet worden aangepast. Pas de activiteitenlijst, in overleg met uw praktijkopleider, zo nodig aan. Voer daarna de opdrachten uit. 1.
Taak 5
functies deze mensen bekleden of om welke afdeling(en) het gaat. Aan welke grootboekrekeningen kunnen in uw organisatie bezettingsverschillen, prijsverschillen en efficiencyverschillen worden ontleend? Welke afdeling of functionarissen zijn er in de organisatie verantwoordelijk voor het tijdig signaleren van budgetverschillen? Hoe vindt in uw organisatie rapportage en overleg over budgetverschillen plaats? Wie zijn hierbij betrokken? Hoe vindt in uw organisatie de analyse van budgetverschillen plaats?
Voer een aantal budgetten in de financiële administratie in. Controleer de ingevoerde budgetten op juistheid en volledigheid.
Bedrijfseconomisch beheer 4
17
Praktijk
Taak 5
2.
Toets een aantal uitgaven/inkomsten aan één of meerdere kostenbudgetten en geef een advies over de ontwikkeling daarvan. Bespreek uw advies met uw praktijkopleider.
3.
Analyseer een budget en extrapoleer de gegevens, rekening houdend met seizoensinvloeden. Geef een verwachting voor de rest van de periode. Leg deze voor aan uw praktijkopleider.
4.
Vergelijk de werkelijke uitgaven/inkomsten in een periode met het oorspronkelijk opgestelde budget voor deze periode. Geef eventuele verschillen duidelijk weer. Bespreek uw bevindingen met uw praktijkopleider.
5.
Verschillen berekenen Oefen met het berekenen van de verschillen (budget versus werkelijke uitgaven) en zet de gevonden verschillen in een overzicht. Let er op dat u recente en correcte gegevens gebruikt. Bespreek de berekeningsmethode met uw praktijkopleider.
6.
Melden van verschillen Oefen het melden van gevonden verschillen aan verantwoordelijke personen. Oefen eerst met uw praktijkopleider. Oefen daarna met een derde onder toezicht van uw praktijkopleider. Meld vervolgens zelfstandig de verschillen aan de verantwoordelijke personen.
7.
Inventariseer een aantal budgetverschillen met gebruikmaking van de financiele administratie. Maak een rapportage over de oorzaken van de budgetverschillen. Bespreek de budgetverschillen met de verantwoordelijke budgethouder en maak daar een verslag van.
Bedrijfseconomisch beheer 4
18
Praktijk
Taak 6
Verslaglegging en statistiek Volgens de Wet op de Jaarrekening is iedere NV en BV verplicht, jaarlijks binnen vijf maanden na afloop van het boekjaar de volgende stukken op te maken en aan de algemene vergadering van aandeelhouders te overleggen: het jaarverslag; dit is het verslag van de raad van bestuur (bestuursverslag, directieverslag) de jaarrekening; deze omvat de balans, de verlies- en winstrekening en de toelichting op deze beide stukken de overige gegevens; hiertoe behoren in hoofdzaak de accountantsverklaring en de winstbestemming, alsmede de statutaire regeling omtrent deze laatste. Onder het publiceren van de jaarrekening verstaan we het deponeren van deze jaarrekening bij de Kamer van Koophandel. Kleine ondernemingen beperken zich meestal tot deze minimale eis. Voor grotere bedrijven is het publiceren van de jaarrekening vaak een onderdeel van het Public Relations-beleid. Aan de jaarrekening (balans, verlies- en winstrekening en de toelichting) wordt dan onder meer een verslag van de directie, een overzicht van de activiteiten van de organisatie, een beschrijving van het sociaal beleid en een lijst van commissarissen toegevoegd. We spreken dan van een jaarverslag. Dit jaarverslag wordt, meestal voorzien van fraaie foto’s en illustraties, toegezonden aan bijvoorbeeld aandeelhouders, verschaffers van Vreemd Vermogen, grote afnemers en de media. Omdat alle jaarrekeningen worden verzameld door de Kamers van Koophandel en zijn opgesteld volgens de normen die de Wet op de Jaarrekening hieraan stelt, hebben we hiermee een uitstekend instrument voor de bedrijfsvergelijking in handen. Een belangrijk hulpmiddel bij de bedrijfsvergelijking zijn kengetallen. In deze taak gaat u zich onder meer bezighouden met bedrijfseconomische kengetallen (verhoudingsgetallen) die het inzicht in de jaarrekening vergroten. Eén van de hulpmiddelen daartoe is de statistiek; ze kan meer inzicht in allerlei verschijnselen verschaffen.
Doel
Aan het eind van deze taak kunt u: ä aspecten met betrekking tot de jaarverslaggeving verklaren (eindterm 9.1) ä een jaarrekening analyseren (eindterm 9.2) ä bedrijfsstatistische gegevens bewerken (eindterm 10.1)
Activiteitenlijst 1
Analyseren van de jaarrekening Lees de activiteitenlijst door om een beeld van de taak te krijgen. -
-
Taak 6
Bestudeer de (gepubliceerde) jaarstukken van uw organisatie van de afgelopen twee jaar (betrek hierin alle stukken die aanwezig zijn zoals de Staat van herkomst en besteding van middelen, de geconsolideerde balans, lijst van deelnemingen etc.). Overleg met uw praktijkopleider als de stukken volgens verschillende systemen zijn opgesteld. Bereken de rentabiliteit van de onderneming over de twee jaren en analyseer de verschillen. Geef op basis van de berekende cijfers en jaarvergelijkingen een oordeel over de financiële positie van uw organisatie en betrek hierin ook de huidige en toekomstige financiële ontwikkeling.
Bedrijfseconomisch beheer 4
19
Praktijk
-
Activiteitenlijst 2
Bereken de activiteitenratio’s van de onderneming over de twee jaren en analyseer de verschillen. Bereken de solvabiliteit en liquiditeit van de onderneming over de twee jaren en analyseer de verschillen. Als er sprake is van aandelen bereken dan het rendement van een aandeel van de onderneming over de twee jaren en analyseer de verschillen.
Het bewerken van bedrijfsstatistische gegevens Lees de activiteitenlijst door om een beeld van de taak te krijgen. -
-
-
Vragen
Beantwoord de vragen en bespreek de antwoorden met uw praktijkopleider. 1.
2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12.
Taak 6
Maak een schema waaruit blijkt aan welke informatie behoefte bestaat, welke informatie er wordt gegeven en in welke vorm informatie ter beschikking komt. Geef aan door wie of door welke afdeling gegevens worden omgezet tot informatie en hoe de controle op juistheid geregeld is. Bespreek het schema met uw praktijkopleider. Ga na of er behoefte is aan informatie die nog niet is ingevuld en tracht d.m.v. het bewerken van de juiste gegevens tot die informatie te komen. Presenteer de uitkomst aan diegenen die belang hebben bij deze informatie. Analyseer verschillende tabellen en/of grafieken en geef aan of er verbeteringen en/of vereenvoudigingen zijn door te voeren. Zo ja, bewerk de informatie en bespreek de veranderingen met uw praktijkopleider.
Hoe zijn in uw organisatie de materiële vaste activa en de voorraden op de balans gewaardeerd en waarom heeft men voor die waarderingsmethode gekozen? In welke vorm wordt door uw organisatie de balans en verlies- en winstrekening gepresenteerd? In welke volgorde zijn in uw organisatie de balansposten opgesteld (toenemende of aflopende liquiditeit)? Wat is het verschil tussen statische en dynamische liquiditeit? Hoe staat het Eigen Vermogen van een VOF op de balans? Zijn er in uw organisatie richtlijnen met betrekking tot het samenstellen van (cijfer)informatie? Zo ja, welke? Op welke aspecten kan de analyse van de beschikbare gegevens zich richten? Aan welke eisen moet een tabel voldoen? Wat wordt verstaan onder een tabel met drie ingangen? Geef een voorbeeld. Wanneer hebben, bij het presenteren van gegevens, tabellen de voorkeur boven grafieken? Wordt er in uw organisatie rekening gehouden met seizoensinvloeden? Zo ja, geef de consequenties hiervan aan. Wanneer heeft de frequentiepolygoon de voorkeur boven het histogram?
Bedrijfseconomisch beheer 4
20
Praktijk
Opdrachten
Opdrachten
De opdrachten zijn een uitwerking van de activiteitenlijst 1. Voordat u de opdrachten gaat uitvoeren dient u na te gaan of het werk in uw bedrijf/organisatie op de hiervoor beschreven wijze gebeurt of dat de activiteitenlijst moet worden aangepast. Pas de activiteitenlijst in overleg met uw praktijkopleider, zo nodig aan. Voer daarna de opdrachten uit. 1.
Uitgangspunt zijn de jaarrekeningen van de afgelopen twee jaar, alle berekeningen dienen te worden gemaakt voor deze twee jaren. Bereken het gemiddeld eigen en gemiddeld vreemd vermogen. Bereken de Rentabiliteit Totaal Vermogen, Rentabiliteit Eigen Vermogen en Rentabiliteit Vreemd Vermogen (houd rekening met de bela sting op de winst). Als er sprake is van een hefboomeffect bereken dit dan en geef aan wat het effect is. Bereken de solvabiliteit en ga na of deze hoger of lager is in vergelijking met de branchegegevens (vuistregel voor industriële ondernemingen een solvabiliteit van 150 tot 200%). Bereken de liquiditeit (current ratio, quick ratio) en ga na of deze onder of boven de branche-norm ligt (vuistregel voor industriële ondernemingen is een current ratio van 1,5 en een quick ratio van 1). Bereken het werkkapitaal (verschil tussen totaal bedrag vlottende activa minus vreemd vermogen op korte termijn). Bereken de brutomarge. Bereken de omloopsnelheid van het vermogen. Bereken de opslagduur van de goederen. Bereken de krediettermijn van debiteuren. Bereken de krediettermijn van crediteuren.
2.
Analyseer de verschillen tussen de twee jaren m.b.t. de uitkomsten van opdracht 1. Geef m.b.t. de activiteitenratio’s een oordeel over de ontwikkelingen. Betrek hierin de huidige en toekomstige ontwikkelingen van uw organisatie.
3.
Bereken de koers-/winstverhouding en de koers-/cash flowverhouding van een aandeel over de twee jaren en analyseer de verschillen.
4.
Geef op basis van de berekende cijfers en de huidige en toekomstige ontwikkelingen een oordeel over de koersontwikkeling van het aandeel.
De opdrachten zijn een uitwerking van de activiteitenlijst 2. Voordat u de opdrachten gaat uitvoeren dient u na te gaan of het werk in uw bedrijf/organisatie op de hiervoor beschreven wijze gebeurt of dat de activiteitenlijst moet worden aangepast. Pas de activiteitenlijst in overleg met uw praktijkopleider, zo nodig aan. Voer daarna de opdrachten uit. 1.
Taak 6
Ga binnen uw organisatie na aan welke informatie behoefte is. Maak een indeling op basis van de aard van de informatie, welke afdeling of persoon de informatie aanlevert en voor wie de informatie bestemd is. Geef tevens aan welke afdeling of persoon de gegevens op juistheid controleert. Wordt er bij deze controle gebruik gemaakt van statistische methoden en
Bedrijfseconomisch beheer 4
21
Praktijk
technieken? Zo ja, beschrijf deze methoden en technieken en geef een oordeel over de betrouwbaarheid. Zo nee, beschrijf hoe de controle dan plaatsvindt.
Taak 6
2.
Begrippen als omzet, winst, resultaat, personeels- en energiekosten zullen ongetwijfeld in periodieke rapportages binnen uw organisatie beschreven worden. Ga na hoe de opzet van deze rapportages is en van welke berekeningen men gebruikt maakt; absolute gegevens, relatieve gegevens, kengetallen etc. Leg vervolgens vijf achtereenvolgende rapportages naast elkaar. Stel van de oudste rapportage alle apart genoemde posten op een norm van ƒ 100,--. Zet de vier volgende rapportages hierop af. Geef de gevonden indexcijfers weer in een schema en bespreek dit met uw praktijkopleider.
3.
Bespreek met uw praktijkopleider welke kengetallen voor uw organisatie belangrijk kunnen zijn. Bereken deze kengetallen. Bespreek, rapporteer en presenteer de uitkomsten.
4.
Ga na wat er binnen uw organisatie wordt gedaan met indexcijfers, kengetallen e.d. Maak een overzicht van de wijze waarop gegevens binnen uw organisatie worden gepresenteerd (bijv. frequentietabellen, lijndiagrammen, staafdiagrammen, cirkeldiagrammen e.d.). Ga vervolgens na of er bij de berekening(en) en/of presentatie(s) gebruik wordt gemaakt van een geautomatiseerd systeem. Zo ja, beschrijf dan de (extra) mogelijkheden van de software. Zo nee, geef dan gefundeerd aan wat de toegevoegde waarde zou kunnen zijn van statistische en/of presentatiesoftware.
5.
Bespreek met uw praktijkopleider voor welke bedrijfseconomische verschijnsel(en) een schatting te maken is van toekomstige verwachtingen. Extrapoleer met behulp van historische gegevens, rapporteer en breng advies uit aan uw praktijkopleider.
Bedrijfseconomisch beheer 4
22
Praktijk
Taak 7
Omzetbelasting Omzetbelasting is de belasting over de toegevoegde waarde. De waarde die in een onderneming aan een product wordt toegevoegd, bestaat uit de verkoopprijs min de inkoopwaarde van het product. Vrijwel iedere organisatie -voorzover niet vrijgestelddient bij levering van goederen en diensten omzetbelasting te berekenen en af te dragen. Ondernemers moeten de betaalde en berekende omzetbelasting periodiek met de belastingdienst verrekenen. Als aangifte moet worden gedaan, gaat dit gepaard met allerlei voorschriften. Vaak ligt hier de grootste hobbel die genomen moet worden, het goed interpreteren en goed uitvoeren van deze voorschriften. In deze taak leert u berekeningen te maken en aangifte te doen van de omzetbelasting.
Doel
Aan het eind van deze taak kunt u: ä berekeningen met betrekking tot de omzetbelasting maken (eindterm 11.5)
Werkplan
Lees het werkplan door om een beeld van de taak te krijgen. Stap 1 Verzamel de belastingvoorschriften m.b.t. de omzetbelasting en bepaal welke van belang zijn voor uw organisatie. Stap 2 Verzamel alle gegevens die nodig zijn voor de belastingaangifte. Stap 3 Maak de berekeningen en stel de aangifte op. Stap 4 Verzorg, indien nodig, een toelichting op de aangifte
Vragen
Beantwoord de vragen en bespreek de antwoorden met uw praktijkopleider. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Taak 7
Welk stelsel m.b.t. het tijdstip van de verschuldigde omzetbelasting volgt uw organisatie? Hoe wordt de omzetbelasting van inkoopfacturen en verkoopfacturen in het grootboek vastgelegd? Hoe wordt de omzetbelasting in het inkoop- en verkoopboek vastgelegd? Als uw organisatie aankopen- en of verkopen doet uit een ander EU-land, welke voorschriften gelden er dan? Mag u zelf correcties aanbrengen bij aan u in rekening gebrachte omzetbela sting? Zo ja, hoe gebeurt dit? Zo nee, waarom mag dat niet? Is er in uw organisatie sprake van vrijgestelde prestaties en zo ja, welke zijn dat dan? Welke functionaris verzorgt in uw organisatie de aangifte omzetbelasting? Op welke wijze houdt de betreffende functionaris zich op de hoogte van veranderingen in de voorschriften? Op welke productie/diensten heeft in uw organisatie de omzetbelasting betrekking?
Bedrijfseconomisch beheer 4
23
Praktijk
Opdrachten
Taak 7
De opdrachten zijn een uitwerking van het werkplan. Voordat u de opdrachten gaat uitvoeren dient u na te gaan of het werk in uw bedrijf/organisatie op de hiervoor beschreven wijze gebeurt of dat het werkplan moet worden aangepast. Pas het werkplan, in overleg met uw praktijkopleider, zo nodig aan. Voer daarna de opdrachten uit. 1.
Maak een overzicht met de belangrijkste bedrijfsrichtlijnen voor het opstellen van een aangifte Omzetbelasting en betrek hierin ook de wettelijke voorschriften die op uw organisatie van toepassing zijn. Bespreek dit met uw praktijkopleider.
2.
Bestudeer een ingevuld aangiftebiljet. Bespreek met een deskundige de grondslagen van de diverse ingevulde bedragen.
3.
Verzamel van de laatst afgesloten periode alle financiële gegevens benodigd voor het berekenen van de afdracht Omzetbelasting. Let speciaal op: de in- en/of verkoop van goederen van of naar een ander EU-land de omzetbelasting op dubieuze of oninbare debiteuren de inruilregeling het privé-gebruik de kleine ondernemersregeling. Ga na waar u alle gegevens kunt vinden en wie verantwoordelijk is voor de aanlevering van deze gegevens. Bespreek uw bevindingen met uw praktijkopleider.
4.
Bereken de af te dragen of terug te vorderen omzetbelasting en vul in concept een aangiftebiljet in. Bespreek met de verantwoordelijke functionaris het door u ingevulde aangiftebiljet.
5.
Beoordeel de interne procedures omtrent de invulling van een aangiftebiljet en doe zo nodig een verbeteringsvoorstel. Bedenk daarbij welke beslissingsbevoegdheden in het geding zijn.
Bedrijfseconomisch beheer 4
24