Extra bedrijfsvoorschrift 1070.81/6-51 G3
Controlesystemen Controlesystemen voor het in stand houden van de explosiebeveiliging voor pakkingbusloze (PBL) pompen Secochem-Ex (SCX) Secochem-Ex K (SCX-K) Magnochem (MAC)
Contractnummer:
________________________________________
Type:
________________________________________
Controlesystemen Inhoudsopgave Pag.
Pag. 4 4
1 2 2.1
Algemeen Veiligheid Overzicht van aanwijzingen in het bedrijfsvoorschrift
4
2.2
Vakbekwaamheid en scholing van het personeel
4
2.3
Risico’s bij het niet opvolgen van de veiligheidsvoorschriften
2.4
Veiligheidsbewust werken
4 4
2.5
Veiligheidsvoorschriften voor de gebruiker/het bedieningspersoneel
4
2.6
Veiligheidsvoorschriften voor onderhouds-, inspectie- en montagewerkzaamheden Zelfstandige ombouw en fabricage van reservedelen
4
2.8 3 3.1
Ontoelaatbare bedrijfsvoering Transport, tussentijdse opslag Transport
5 5 5
3.2 4 4.1
Tussentijdse opslag Temperatuurcontrole - sensoren Temperatuurcontrole d.m.v. koudegeleider (PTC) ⇒ typen SCX / SCX-K
5 5
4.1.1 4.1.2
Koudegeleider (PTC) Aanduiding bij ingebouwde koudegeleiders
5
4.2
Temperatuurcontrole van de rotorruimte d.m.v. weerstandsthermometer Pt 100 ⇒ typen SCX / SCX-K / MAC Weerstandsthermometer Pt 100 Pt 100 voor ⇒ SCX
2.7
4.2.1 4.3 4.3.1 4.4
Inbouw in de pomp (P1 100) SCX Pt 100 voor SCX-K met verende tastpunt
4.4.1
Inbouw in de pomp ⇒ SCX-K
4.5 4.5.1 4.6
Pt 100 voor MAC Inbouw in de pomp (Pt 100) ⇒ MAC Temperatuurcontrole van de spleetbus d.m.v. thermo-element (1 Sück) ⇒ type MAC
4.6.1
Inbouw in de pomp (thermo-element) ⇒ MAC
4.6.2 4.6.3
Aanwijzingen voor montage / demontage Thermo-element voor MAC
2
4
5
5 5.1 5.1.1
Temperatuurcontrole - analyse Analyse PTC-koudegeleider PTC-uitschakelapparaat
7 7 7
5.1.2 5.2 5.2.1
Apparatenaanduiding / foutmelding PTC Analyse Pt 100 Elektrische aansluiting van de Pt 100
8 8 8
5.2.2 5.2.3 5.2.4
Barrière Technische gegevens Z954 Grenswaardeschakelaar
9 9 9
5.2.5 5.2.6 5.2.7
Technische gegevens Instelling van de grenswaarde Apparatenaanduiding / foutmelding CF1M
9 10
5.2.8 5.3 5.3.1
Voorinstelling op de fabriek Analyse thermo-element ⇒ MAC Analyse in het niet-explosiebereik
11 12 12
5.3.2 6
Analyse in het explosiebereik Controle van het vloeistofpeil sensoren
12
6.1 6.1.1 6.1.2
Niveaugever (Liquifant) Technische gegevens Liquiphant Voorinstelling op de fabriek Liquifant M
13 13 13
6.2 6.2.1
Inbouw niveaugever Plaatsing 1, Rotorruimte staat in verbinding met de hydrauliek (typen SCX / MAC) Plaatsing 2, Rotorruimte is gescheiden van de hydraulische ruimte (Typen met externe voeding (F) / koeler (SCX-K))
13
6.3 6.3.1 6.3.2
Controle vloeistofpeil - analyse Scheidingsversterker Technische gegevens FTL325N
15 15 15
6.3.3 6.3.4
Voorinstelling op de fabriek Apparatenaanduiding / foutmelding FTL325N
16
7
Schakelvoorstel (stroomloopschema)
7.1
Controleconcept Ia: ⇒ SCX / SCX-K / MAC
7.2
Controleconcept Ib: ⇒ SCX / SCX-K
7.3 7.4
Controleconcept II: ⇒ SCX / SCX-K Controleconcept thermo-element: ⇒ MAC
5 6.2.2 5 5 5 6 6 6 6 7
7 7 7 7
10
13
13
14
16 17 17 17 18 18
Controlesystemen Alfabetische inhoudsopgave Par. Aanduiding bij ingebouwde koudegeleiders
4.1.2 Aanwijzingen voor montage / demontage 4.6.2 Algemeen 1
Pag.
5 7 4
Analyse in het explosiebereik Analyse in het niet-explosiebereik Analyse Pt 100
5.3.2 5.3.1 5.2
12 12 8
Analyse PTC-koudegeleider Analyse thermo-element ⇒ MAC Apparatenaanduiding / foutmelding CF1M
5.1 5.3
7 12
5.2.7
10
Apparatenaanduiding / foutmelding FTL325N Apparatenaanduiding / foutmelding PTC Barrière Controle van het vloeistofpeil sensoren Controle vloeistofpeil - analyse Controleconcept Ia: ⇒ SCX / SCX-K / MAC Controleconcept Ib: ⇒ SCX / SCX-K Controleconcept II: ⇒ SCX / SCX-K Controleconcept thermo-element: ⇒ MAC
6.3.4 5.1.2 5.2.2
16 8 9
6 6.3
13 15
7.1
17
7.2 7.3
17 18
7.4 5.2.1 5.2.4
18 8 9
Inbouw in de pomp (P1 100) SCX Inbouw in de pomp (Pt 100) ⇒ MAC Inbouw in de pomp (thermo-element) ⇒ MAC
4.3.1 4.5.1
6 7
4.6.1
7
Inbouw in de pomp ⇒ SCX-K Inbouw niveaugever Instelling van de grenswaarde
4.4.1 6.2 5.2.6
6 13 10
Koudegeleider (PTC) Niveaugever (Liquifant) Ontoelaatbare bedrijfsvoering
4.1.1 6.1 2.8
5 13 5
Overzicht van aanwijzingen in het bedrijfsvoorschrift
2.1
Plaatsing 1, Rotorruimte staat in verbinding met de hydrauliek (typen SCX / MAC)
6.2.1
13
Plaatsing 2, Rotorruimte is gescheiden van de hydraulische ruimte (Typen met externe voeding (F) / koeler (SCX-K)) Pt 100 voor ⇒ SCX Pt 100 voor MAC
6.2.2 4.3 4.5
14 5 6
Pt 100 voor SCX-K met verende tastpunt 4.4 PTC-uitschakelapparaat 5.1.1 Risico’s bij het niet opvolgen van de veiligheidsvoorschriften 2.3
6 7
Elektrische aansluiting van de Pt 100 Grenswaardeschakelaar
Par.
Pag.
Schakelvoorstel (stroomloopschema) Scheidingsversterker Technische gegevens
7 6.3.1 5.2.5
17 15 9
Technische gegevens FTL325N Technische gegevens Liquiphant Technische gegevens Z954
6.3.2 6.1.1 5.2.3
15 13 9
Temperatuurcontrole - analyse Temperatuurcontrole - sensoren Temperatuurcontrole d.m.v. koudegeleider (PTC) ⇒ typen SCX / SCX-K
5 4
7 5
4.1
5
Temperatuurcontrole van de rotorruimte d.m.v. weerstandsthermometer Pt 100 ⇒ typen SCX / SCX-K / MAC Temperatuurcontrole van de spleetbus d.m.v. thermo-element (1 Sück) ⇒ type MAC Thermo-element voor MAC
4.2
5
4.6 4.6.3
7 7
Transport Transport, tussentijdse opslag Tussentijdse opslag
3.1 3 3.2
5 5 5
2.2 2
4 4
2.4
4
2.5
4
Vakbekwaamheid en scholing van het personeel Veiligheid Veiligheidsbewust werken Veiligheidsvoorschriften voor de gebruiker/het bedieningspersoneel Veiligheidsvoorschriften voor onderhouds-, inspectie- en montagewerkzaamheden
2.6
Voorinstelling op de fabriek Voorinstelling op de fabriek Voorinstelling op de fabriek Liquifant M
5.2.8 6.3.3 6.1.2
11 16 13
Weerstandsthermometer Pt 100 Zelfstandige ombouw en fabricage van reservedelen
4.2.1
5
2.7
4
4
4
4
3
Controlesystemen 1
Algemeen
2.2
Voor het veilig bedrijven van pakkingbusloze (PBL) pompen in explosiegevaarlijke ruimten dienen m.b.t. de explosiebeveiliging volgens de verklaring van overeenstemming resp. het typetestcertificaat de met aangeduide voorschriften opgevolgd te worden. Dit bedrijfsvoorschrift geldt voor de volgende typen PBL-pompen: Beschrijving Type Secochem-Ex Busmotorpomp (SMP) Secochem-Ex-K Busmotorpomp met externe koeler Magnochem Magneetkoppelingspomp
2
Afkorting SCX SCX-K MAC
Veiligheid
Dit bedrijfsvoorschrift bevat belangrijke aanwijzingen, die bij opstelling, bedrijf en onderhoud opgevolgd dienen te worden. Dit voorschrift dient derhalve voor de montage en het in bedrijf nemen beslist door de monteur, alsmede door het hiertoe bevoegde vakpersoneel/de gebruiker gelezen te worden en moet altijd ter plaatse bij de machine ter beschikking zijn. Niet alleen de onder dit hoofdstuk ”Veiligheid” vermelde algemene veiligheidsvoorschriften dienen opgevolgd te worden, maar ook de onder de andere hoofdstukken vermelde specifieke veiligheidsvoorschriften. Bij werkzaamheden aan het pompaggregaat dienen de voorschriften van het bijbehorende bedrijfsvoorschrift opgevolgd te worden.
2.1
Overzicht van aanwijzingen in het bedrijfsvoorschrift
De in dit bedrijfsvoorschrift opgenomen veiligheidsvoorschriften, die bij het niet opvolgen tot het in gevaar brengen van personen kunnen leiden, zijn gemarkeerd met algemene gevarensymbool
Vakbekwaamheid en scholing van het personeel Het personeel voor bediening, onderhoud, inspectie en montage moet voor deze werkzaamheden vakbekwaam zijn. Door de gebruiker moeten verantwoordelijkheid, bevoegdheid en toezicht van het personeel strikt geregeld zijn. Indien bij het personeel niet de noodzakelijke kennis aanwezig is, moet het geschoold worden. Dit kan, indien noodzakelijk, in opdracht van de gebruiker van de machine m.b.v. de fabrikant/ leverancier plaatsvinden. Bovendien dient de gebruiker zich ervan te overtuigen, dat de inhoud van het bedrijfsvoorschrift bij het personeel bekend is en volledig begrepen wordt.
2.3
Het niet opvolgen van de veiligheidsvoorschriften kan gevaar voor personen, het milieu en de machine tot gevolg hebben. Het niet opvolgen van de veiligheidsvoorschriften leidt tot het verlies van elke aanspraak op schadevergoeding. In het bijzonder kan het niet opvolgen van de voorschriften bijvoorbeeld tot het volgende leiden: -- Het in gevaar brengen van personen door elektrische, mechanische en chemische oorzaken. -- Het in gevaar brengen van het milieu door lekkage van gevaarlijke stoffen. -- Het niet functioneren van de belangrijke functies van de machine/installatie. -- Het niet opvolgen van de voorgeschreven methodes voor controle.
2.4
Bij toepassing in explosiegevaarlijke ruimten dienen in het bijzonder de met Ex aangeduide hoofdstukken van dit bedrijfsvoorschrift geraadpleegd te worden.
bijzonder gekenmerkt. Bij veiligheidsvoorschriften, waarvan het niet opvolgen tot gevaar voor de machine en het functioneren kan leiden, zijn de woorden
Let op toegevoegd.
4
Veiligheidsvoorschriften voor de gebruiker/het bedieningspersoneel
Iedere vorm van gevaar, ontstaan door elektrische spanning, moet uitgesloten worden (voor bijzonderheden kunnen de specifieke voorschriften van het land en/of van de plaatselijke energiebedrijven geraadpleegd worden).
2.6 veiligheidsteken conform DIN 4844 -- W8, en m.b.t. de explosiebeveiliging
Veiligheidsbewust werken
De in dit bedrijfsvoorschrift vermelde veiligheidsvoorschriften, de bestaande nationale voorschriften ter voorkoming van ongevallen, alsmede de eventuele interne arbeids-, bedrijfs- en veiligheidsvoorschriften van de gebruiker moeten opgevolgd worden.
2.5
veiligheidsteken conform DIN 4844 -- W9. Bij waarschuwing voor elektrische spanning met
Risico’s bij het niet opvolgen van de veiligheidsvoorschriften
Veiligheidsvoorschriften voor onderhouds-, inspectie- en montagewerkzaamheden
De gebruiker dient ervoor zorg te dragen, dat alle onderhouds-, inspectie- en montagewerkzaamheden door bevoegd en vakbekwaam personeel uitgevoerd worden, dat zich door het grondig bestuderen van het bedrijfsvoorschrift voldoende op de hoogte heeft gesteld. In principe mogen werkzaamheden aan de machine alleen bij stil-stand van de pomp (installatie) uitgevoerd worden. Direct na beëindiging van de werkzaamheden moeten alle beveiligings- en beschermingsvoorzieningen weer aangebracht resp. functioneel gemaakt worden.
2.7
Zelfstandige ombouw en fabricage van reservedelen
Ombouw of wijzigingen aan de machine zijn alleen na ruggespraak met de fabrikant toegestaan. Originele reservedelen en door de fabrikant toegestane toebehoren dragen bij aan een optimale veiligheid.
Controlesystemen Er wordt nadrukkelijk op gewezen, dat niet door de fabrikant geleverde reserve-onderdelen resp. toegestane toebehoren ook niet door de fabrikant getest en vrijgegeven zijn. De inbouw en/of de toepassing van dergelijke producten kan daarom onder omstandigheden de aanwezige eigenschappen van het apparaat negatief beïnvloeden. Voor schade, die ontstaat door het gebruik van niet-originele reserve-onderdelen en ongeautoriseerde toebehoren, is elke vorm van aansprakelijkheid jegens de fabrikant uitgesloten!
Let op!
2.8
3
Transport, tussentijdse opslag
3.1
Transport
Het transport van het aggregaat moet vakkundig uitge-voerd worden. De apparaten zijn vóór verzending op juistheid van alle ingestelde gegevens gecontroleerd. De apparaten moeten daarom bij ontvangst in elektrisch en mechanisch onberispelijke toestand zijn. Teneinde uzelf hiervan te overtuigen, bevelen wij aan, de apparaten bij het in ontvangst nemen op transportschade te onderzoeken. Als er sprake is van schade, dan dient u samen met de transporteur de schade schriftelijk in een protocol vast te leggen.
Tussentijdse opslag
De tussentijdse opslag moet droog en schokvrij in de originele verpakking geschieden. De omgevingstemperatuur mag niet buiten het bereik -20 °C tot +40 °C liggen.
4
Temperatuurcontrole - sensoren
De busmotorpomp wordt uitgeschakeld bij het bereiken van de grenstemperatuur. Ter in standhouding van de temperatuurklasse geschiedt dit door een uitschakelvoorziening in verbinding met de meetplaatsen in de statorwikkeling en/of in de meetplaats vloeistoftemperatuur, d.w.z., dat afhankelijk van de uitvoering de rotorruimtetemperatuur dient te worden gecontroleerd. Bij toepassing van controlevoorzieningen dient gewaarborgd te zijn, dat deze voorzieningen zijn geconstrueerd volgens richtlijn 94/9/EG, bijlage II, par. 1.5.5 en EN 1127-1. De hierna beschreven controlevoorzieningen zijn volgens hiervoor genoemde normen geconstrueerd en gekwalificeerd. Ze hebben de functiecontroles van de uitschakelsystemen bij de EG-typecontroles met de certificaatnummers PTB 99 ATEX 1133, 1134, 1135, 142 en 1143 met succes doorstaan.
4.1
4.2
Ontoelaatbare bedrijfsvoering
De bedrijfsveiligheid van de geleverde pomp wordt alleen gegarandeerd bij gebruik overeenkomstig de bepalingen volgens de onderstaande hoofdstukken van het bedrijfsvoorschrift. De onder de punten ”Technische gegevens” resp. in het gegevensblad opgenomen grenswaarden mogen in geen geval overschreden worden.
3.2
4.1.2 Aanduiding bij ingebouwde koudegeleiders De koudegeleiders zijn reeds op de fabriek ingebouwd. Op het typeplaatje (zie afbeelding 15) bevindt zich dan de aanduiding “PTC 180 / --” of “PTC 180 / 110” resp. “PTC 180 / 155” voor SCX-K. Bij de aanduiding ”PTC -- / --” zijn er geen koudegeleiders beschikbaar. 1e cijfer = wikkeling PTC 2e cijfer = bus PTC
Temperatuurcontrole van de rotorruimte d.m.v. weerstandsthermometer Pt 100 ⇒ typen SCX / SCX-K / MAC
4.2.1 Weerstandsthermometer Pt 100 De Pt 100 is een weerstandsthermometer. Deze werkt als passief onderdeel in het explosiebereik. De aansluiting geschiedt afhankelijk van het type in 3- of 4-geleidertechniek d.m.v. zelfgezekerde bekabeling. Voor de inbouw in de rotorruimte van de SCX is de Pt 100 uitgerust met een beschermingspijp, die in verschillende materialen leverbaar is. Voor de toepassing in de SCX-K en MAC beschikt de sensor over een verende voelpunt, die een gedefinieerd contact met het te meten vlak waarborgt.
4.3
Pt 100 voor SCX
Technische gegevens
TR 10-C+SR1) (TR 201)
Type
Explosiebeveiliging Ex ib IIC T6 Zelfbeveiliging Verklaring van overeen- TÜV 02ATEX 1793X stemming Sensortype Pt 100 weerstandsthermometer Grensafwijking sensor Schakelwijze
van
Procesaansluiting Materiaal beschermingspijp Kabeluitgang
Beschermingsklasse Toelaatbare omgevingstemperatuur Meetbereik
de Klasse B volgens EN 60751 3-geleider(± = 30 m) G 1/2 A CrNi staal 1.4571, optie 1.4539 M 20 x 1,5 IP65 -20 ... +40 °C
--200.... +600 _C Veiligheidstechnische hoogste waarden Voorzienings-
Ex ib IIC
en signaalstroomcircuit
Ui = 30 V Ii = 550 mA Pmaxsensor = 500 mW Pmaxkop = 2 W Aansluitkop Vorm B type BSZ
Temperatuurcontrole d.m.v. koudegeleider (PTC) ⇒ typen SCX / SCX-K
4.1.1 Koudegeleider (PTC) Er zijn drie koudegeleiders (volgens DIN 44082) in de wikkeling ingebouwd, waardoor elke fase afzonderlijk wordt gecontroleerd. Bovendien is bij de temperatuurklasse T4 voor de SCX een afzonderlijke PTC (volgens DIN 44081) op de spleetbus aangebracht. De koudegeleiders zijn alle in een rij geschakeld en worden met het PTC-uitschakelapparaat, dat zich in het niet-explosiegebied bevindt, verbonden. Als de toelaatbare temperatuur in de wikkeling en/of de rotorruimte wordt overschreden, dan verhoogt de koudegeleider sprongsgewijs zijn weerstand, waardoor het schakelapparaat uitschakelt en de pomp van het net scheidt.
SW 27 SW 24 (SW = sleutelmaat)
D00791
Afbeelding 1 Maattekening TR 10-C+SR1) (TR 201) 1) SR = veiligheidsbuis
5
Controlesystemen
D00756-2
Rotorruimte
D01087
Afbeelding 2 Inbouw in de pomp TR 10--C+SR 1) (TR 201) 1) SR = veiligheidsbuis
4.3.1 Inbouw in de pomp (P1 100) ⇒ SCX De volgende werkzaamheden mogen alleen bij een drukloze en afgetapte pomp uitgevoerd worden. De afsluitplug 903.91 (ontbrekende onderdeelnummers kunt u vinden in de doorsnedetekening van het bedrijfsvoorschrift van de pomp) aan het lagerdeel 382 verwijderen. Knelkoppeling 731.91 met pakking 411.91 in het lagerdeel 382 draaien. Adapter 132 samen met pakkingring 411.94 aan de Pt 100 en beschermingspijp 692 schroeven. Daarna de beide delen in de knelkoppeling 731.91 steken en de knelkoppeling op de aansluitkop van de Pt 100 plaatsen. Nu de knelkoppeling 731.91 aantrekken en de verbinding op dichtheid controleren.
4.4
Pt 100 voor SCX--K met verende tastpunt
Technische gegevens Type
TR217
Explosiebeveiliging Zelfbeveiliging Verklaring van overeenstemming Sensortype Grensafwijking van de sensor Schakelwijze Procesaansluiting Materiaal beschermingspijp (met verende meetpunt) Kabeluitgang
Ex ib IIC T6
Beschermingsklasse
IP65
TÜV 02ATEX 1793X Pt 100 weerstandsthermometer Klasse B volgens EN 60751 4-geleider G 1/4 B / knelring CrNi staal 1.4571 M 16 x 1,5
Toelaatbare -20 ... +40 °C omgevingstemperatuur Meetbereik --50...+450 _C Nom. lengte NL 85 mm Veiligheidstechnische hoogste waarden VoorzieningsEx ib IIC en signaalstroomcircuit Ui = 30 V Ii = 550 mA Pmaxsensor = 500 mW Pmaxkop = 2 W
Afbeelding 4 Inbouw in de pomp (SCX-K) TR 55 (TR 217) 4.4.1 Inbouw in de pomp ⇒ SCX-K De knelkoppeling G 1/4 dient er tot aan de aanslag ingedraaid te worden. Daarna de weerstandsthermometer door de boutverbinding tot aan de aanslag schuiven, tot de punt van de weerstandsthermometer de bodem van het meetgat resp. het meetvlak (bodem insteekhuls van het T-stuk) raakt. Daarna ca. 1 mm terugtrekken. Door de weerstandsthermometer te draaien kan de aansluitkop in de gewenste positie gedraaid worden. De weerstandsthermometer met de knelverbinding tegen losraken en verdraaien borgen. Elektrische aansluiting uitvoeren.
4.5
Pt 100 voor ⇒ MAC
Technische gegevens Type
TR217
Explosiebeveiliging Zelfbeveiliging Verklaring van overeenstemming Sensortype Grensafwijking van de sensor Schakelwijze Procesaansluiting Materiaal beschermingspijp (met verende meetpunt) Kabeluitgang
Ex ib IIC T6
Beschermingsklasse
TÜV 02ATEX 1793X Pt 100 weerstandsthermometer Klasse B volgens EN 60751 4-geleider G 1/4 B / knelring CrNi staal 1.4571 M 16 x 1,5 IP65 -20 ... +40 °C
Toelaatbare omgevingstemperatuur Meetbereik --50...+450 _C Nom. lengt NL 75, 85 en 125 mm afhankelijk van pompgrootte Veiligheidstechnische hoogste waarden VoorzieningsEx ib IIC en signaalstroomcircuit Ui = 30 V Ii = 550 mA Pmaxsensor = 500 mW Pmaxkop = 2 W
Nom. Lengte
Afbeelding 3 Maattekening TR217 6
Nom. Lengte
Afbeelding 5 Maattekening TR217
Controlesystemen de aansluitkabel langzaam maar zeker voorzichtig nagetrokken te worden, om eventuele beschadiging van het thermo-element door de lantaarn te voorkomen. Demontage: Vóór het verwijderen van het lantaarnstuk dient de aansluitkabel beslist los gemaakt te worden. Gelijktijdig met het eruit trekken van het lantaarnstuk dient de aansluitkabel voorzichtig door het boorgat (G 1/4) te worden meegevoerd. Mogelijke invloeden op de controle die kunnen ontstaan door inductie resp. wervelstromen zijn door constructieve maatregelen beperkt. Daarom is het op een later tijdstip inbouwen resp. ombouwen alleen op de fabriek resp. door KSB geautoriseerd vakpersoneel toegestaan.
D01109
Afbeelding 6 Inbouw in de pomp (MAC) TR 55 (TR 217) 4.5.1 Inbouw in de pomp (Pt 100) ⇒ MAC De knelkoppeling G 1/4 dient er tot aan de aanslag ingedraaid te worden. Daarna de weerstandsthermometer door de boutverbinding tot aan de aanslag schuiven, tot de punt van de weerstandsthermometer de bodem van het meetgat resp. het meetvlak (bus) raakt. Daarna ca. 1 mm terugtrekken. Door de weerstandsthermometer te draaien kan de aansluitkop in de gewenste positie gedraaid worden. De weerstandsthermometer met de knelverbinding tegen losraken en verdraaien borgen. Elektrische aansluiting uitvoeren.
4.6
Temperatuurcontrole van de spleetbus d.m.v. thermo-element (1 st.) ⇒ type MAC
D.m.v. een in de pomp geïntegreerd mantelthermo-element volgens IEC 584, dat op de bus van de MAC geplaatst is, kan deze temperatuur gecontroleerd worden. Het geïnstalleerde thermo--element werkt als passief onderdeel in het explosiebereik, en is volgens DIN EN 60079-11 uitgelegd als zgn. “eenvoudig elektrisch bedrijfsmiddel”. 4.6.1 Inbouw in de pomp (thermo-element) ⇒ MAC Het themo-element is op de fabriek in de pomp geïntegreerd. Het meetpunt van het thermo-element is afhankelijk van de pompgrootte in het achterste deel van de buslengte geplaatst, waardoor op de thermisch kritische plaats van de bus wordt geregistreerd. Aansluitkop
Kabeldoorvoer naar de aansluitkop
Lantaarnstuk
Buitenrotor
Aansluitkabel
Punt thermoelement
Bus
Fixering verbindingshuls
Binnenrotor
Afbeelding 7 Inbouw thermo-element MAC 4.6.2
Aanwijzingen voor montage / demontage
Bij montage / demontage van MAC-uitvoeringen met geïntegreerd thermo-element dient op volgende punten gelet te worden:
Let op!
Montage: Bij het opschuiven van het lantaarnstuk over de buitenrotor dient eerst de aansluitkabel door het boorgat (G 1/4) gestoken te worden. Tijdens de montage van de lantaarn dient
4.6.3 Thermo-element voor MAC Technische gegevens Type
Mantelthermo-element type K
Explosiebeveiliging
Zelfbeveiliging “eenvoudig elektrisch” bedrijfsmiddel volgens DIN EN 60079-11
Sensortype
K, Chromel / Alumel
Grensafwijking van de sensor
IEC 584
Meetplaats
Geïsoleerd
Doorsnede
0,34 mm
Materiaal mantel
Austenitisch-staal
Aansluitkabel Materiaal Doorsnede Lengte
PTFE 3,5 mm 1m
Mantellengten al naar gelang pompgrootte
130 en 230 mm
Standaard wordt een thermo--element op een keramische sokkel in de aansluitkop toegepast. Als optie is een temperatuurtransmitter T12.10.002 mogelijk. Deze is programmeerbaar en moet goed worden ingesteld.
5
Temperatuurcontrole - analyse
5.1
Analyse PTC-koudegeleider
Het PTC-uitschakelapparaat controleert de koudegeleidersketen. De sprongsgewijze verandering van de weerstand van een of meer koudegeleiders bij het bereiken van de uitschakeltemperatuur leidt tot het uitschakelen van het apparaat en daardoor tot het van het net scheiden van de pompen. Daar de koudegeleiders vaste uitschakeltemperaturen hebben, behoeven er geen temperatuurinstellingen te worden uitgevoerd. 5.1.1 PTC-uitschakelapparaat Technische gegevens Typ
MK 9163N.12/110 ATEX
Verzorgingsspanning [VAC] Vermogensopname [VA] Netfrequentie [Hz] Summenkaltwiderstand [kΩ] Totaal koudeweerstand [kΩ] Terugvalweerstand [kΩ] Werk- temperatuurbereik [°C] Thermische stroom Ith [A] Uitgangen Terugzetten op afstand Bedrijfsaanduiding Uitschakelingmelding bij fouten Kwalificatie
230 1,5 50 / 60 1,5 3,2 ... 3,8 1,5 ... 1,8 -20 ... 60 5 2 wisselaars X1/X2; kabel: max. 20 m Groen Rood 03ATEX 3117 Ex II (2) GD 7
Controlesystemen Apparatenaanduiding / foutmelding PTC
Pomp loopt
Oorzaak
rood
Foutmel-
d D
d D
nee nee
D
d
ja
Juiste netspanning --Apparaat defect Ja - Temperatuur te hoog - Draadbus - Kortsluiting - “Test/Reset” ingedrukt Nee d LED uit
5.2
wit
ding
rood
Aanduiding LEDs
MK 9163N.12/110 ATEX
groen
5.1.2
D LED aan Afbeelding 9 Keramische sokkel 3-geleider - aansluiting
Analyse Pt 100
De keten voor de temperatuurcontrole d.m.v. Pt 100 bestaat uit 3 elementen: -- een van het pomptype afhankelijke weerstandsthermometer (Pt 100), -- een barrière (bij toepassing in het explosiebereik) -- een grenswaardeschakelaar. De Pt 100, die zich in het explosiebereik bevindt, registreert de mediumtemperatuur in de gevulde rotorruimte resp. koeler en geeft deze aan de grenswaardeschakelaar door. De tussengeschakelde barrière dient als interface tussen explosiebeveiligd en niet-explosiebeveiligd bereik. In het geval van een foutmelding (bijv. kortsluiting) wordt de elektrische energie, die van het niet-explosiebeveiligde bereik naar het explosiebeveiligde bereik overgebracht kan worden, beperkt, om zo het ontstaan van vonken in het explosiebereik te voorkomen (zelfbeschermde kabel). De barrière zelf moet in het niet-explosiebeveiligde bereik geïnstalleerd worden. Als het onverwacht starten van de pomp personen in gevaar kan brengen, is automatische herinschakeling niet toegestaan.
rood rood
wit wit
Afbeelding 10 Schakelschema 4-geleider - aansluiting Pt 100
rot/red
5.2.1 Elektrische aansluiting van de Pt 100 De aansluitklemmen zijn gemonteerd op een keramische sokkel. Aansluitklemmen en keramische sokkel bevinden zich in de aansluitkop van de weerstandsthermometer. Hier kenmerken de rood gemarkeerde aansluitingen de aders, die aan dezelfde zijde van de Pt 100-meetweerstand zijn aangesloten. rood rood weiß/white wit Afbeelding 11 Keramische sokkel 4-geleider - aansluiting
Afbeelding 8 Schakelschema 3-geleider - aansluiting Pt 100
8
Controlesystemen 5.2.2 Barrière De barrière is een passief onderdeel dat dient als overgangsdeel van explosiebeveiligd naar niet-explosiebeveiligd bereik. De Pt 100 wordt aan de ingangszijde uitsluitend in 3-geleider-techniek op de barrière aangesloten. De weerstandsthermometer Pt 100 TR217 dient in het geval van een combinatie met de barrière aangepast te worden naar een 3-geleiderschakeling. Aan de kant van de uitgang geschiedt de verbinding met de grenswaardegever. De inbouw geschiedt in de schakelkast in de niet-explosiebeveiligde zone. 5.2.3
Technische gegevens Z954
Type
Z954
Explosiebeveiliging
[Ex ia] IIC
Huis
Opklapbaar tot 35 mm Normrail volgens DIN EN 60715
Max. aderdoorsnede
2,5 mm@
Nom. zekeringsstroom
50 mA
Beschermingsklasse
IP20
Toelaatbare temperatuur
5.2.5
Technische gegevens
Type Verzorgingsspanning Opnamevermogen Uitgang Omgevingstemperatuur Montage
Beschermingsklasse
CF1M 95 ... 240V AC, 50/60 Hz ca. 5VA Relaiscontact, 250 V AC, 3 A (ohm.) / 1 A (ind.) 0 ... 50 °C In de schakelkast d.m.v. bijgeleverde bevestigingsadapter / opklapbaar tot 35 mm / normrail volgens DIN EN 60715 IP20
Montage: De CF1M wordt van voren in de rechthoekige uitsparing van de bijgeleverde montagehoek geschoven en vervolgens aan de achterzijde met een ratelsleutel vastgezet. De montagehoek kan dan op de hoedrail geschoven worden.
omgevings- -20 ... +60 °C
D00784/1
Afbeelding 13 Maattekening CF1M Bij elektrische aansluiting dient beslist gelet te worden op de juiste plaatsing van de afzonderlijke geleiders tussen weerstandsthermometer, ex-barrière en grenswaardeschakelaar. Anders kunnen onjuiste meetwaarden weergegeven resp. de ingestelde uitschakeltemperatuur niet aangehouden worden. Afbeelding 12 Maattekening barrière 5.2.4 Grenswaardeschakelaar Als grenswaardeschakelaar wordt in deze meetketting een temperatuurregelaar met digitale aanduiding van actuele en ingestelde waarde (grenswaarde) toegepast. Door dienovereenkomstige parametrering beperkt zijn regelgedrag zich tot uitschakeling, als de grenstemperatuur wordt overschreden. Zijn uitgang bestaat uit een potentiaalvrij contact. Als de rotorruimte-, koeler- resp. bustemperatuur de aan het apparaat ingestelde grenswaarde overschrijdt, dan wordt de motor via de motorbeveiliging uitgeschakeld. Daardoor wordt een ontoelaatbaar hoge waarde van de oppervlaktetemperatuur voorkomen. De op het typeplaatje van de pomp vermelde grenswaarde (uitschakeltemperatuur Tex) (zie Afbeelding 15) moet voor het in bedrijf nemen aan de grenswaardeschakelaar ingesteld worden.
9
Controlesystemen Instelling van de grenswaarde
5.2.6.2 Instelling van de grenswaarde bij MAC
Alleen de juiste grenswaarde (uitschakeltemperatuur Tex) waarborgt de instandhouding van de temperatuurklasse en daardoor de explosiebeveiliging. Nadat de spanningsvoorziening is ingeschakeld, bevindt het apparaat zich in de basismodus (zie Afbeelding 14 vooraanzicht). Na kortstondige aanduiding van de ingestelde ) wordt de actuele waarde van de sensor ( temperatuur weergegeven (punt LED onder ”PV” brandt rood). Vervolgens dient de op het typeplaatje van de pomp vermelde grenswaarde (uitschakeltemperatuur Tex) aan de grenswaardegever als parameter 0.1 (ingestelde waarde) ingesteld te worden (zie Afbeelding 15). Daarvoor gaat u als volgt te werk: -- indrukken MODE-toets -- met OP/NEER-toetsen (driehoeken) betreffende grenswaarde invoeren -- met de MODE-toets verwerken. Nu is de waarde overgenomen. Het apparaat bevindt zich weer in de basismodus: aanduiding van de actuele waarde.
Afhankelijk van constructie en bedrijf kan de Pt 100 voeler bij toepassing in de MAC geen absolute waarde van de maximale feitelijke bustemperatuur registreren. De controle dient als beoordeling van de bedrijfstoestand van de pomp gezien te worden. Er wordt hier onderscheid gemaakt tussen een normaalbedrijf en een “fout-situatie” (temperatuurverhoging t.o.v. het normaalbedrijf). Deze bedrijfssituaties dienen als volgt ingesteld te worden: -- normaalbedrijf De pomp wordt onder normale bedrijfscondities op een vast niveau bedreven. Hierbij dient rekening te worden gehouden met mogelijke temperatuurverschillen veroorzaakt door het proces of toerental. Let bij vastbedrijf op de op het display aangeduide waarde. -- fout-situatie Voor het melden van een fout-situatie dient de voeler op een (van veiligheidstoeslag voorziene) hogere temperatuurwaarde (gebruikelijk: 10 K) ingesteld te worden. Door deze instelling is een controle van de eventuele door fout-situaties veroorzaakte temperatuurstijging mogelijk (bijv. sluiten van de koelgaten, doorslippen van de koppeling enz.). 5.2.7
Apparatenaanduiding / foutmelding CF1M LED UIT
CF1M Display
Foutmelding
Oorzaak
Geen of onjuiste netspanning --Elektrische aansluiting
OP-toets
Juiste netspanning nee Relaisuitgang gedeactiveerd (activeren door UIT/OFF-toets)
NEER-toets
Afbeelding 14 Vooraanzicht
ja
Secochem-Ex
Uitschakeltemperatuur
....
Beschikbaarheid van de koudegeleiders
Afbeelding 15 Typeplaatje De overige parameters zijn op de fabriek vooringesteld. Het apparaat is nu functiegereed.
10
---
nee nee
Pt 100 Knippert - defect - onjuist aangesloten Draadbreuk Actuele waarde verandert niet Actuele waarde > Actuele grenswaarde waarde Actuele waarde < Actuele grenswaarde waarde
d LED uit
D LED aan
Pomp loopt
5.2.6.1 Instelling van de grenswaarde voor SCX / SCX-K De op het typeplaatje van de pomp (zie Afbeelding 15) vermelde uitschakeltemperatuur (Tex) moet aan de grenswaardeschakelaar ingesteld worden.
groen
5.2.6
d
nee
d
nee
d
nee
d
nee
D
ja
Controlesystemen 5.2.8 Voorinstelling op de fabriek De correcte functie van de grenswaardegever is alleen gewaarborgd, als de in de volgende tabel aangegeven parameters de toegewezen waarden weergeven. Als bij de controle verdere parameters aangeduid worden of als de aangeduide waarden niet met die van de tabel overeen komen (uitzondering: grenswaarde parameter 0.1), dan is het apparaat niet functiegereed en mag het niet in bedrijf genomen worden. In dit geval dient u met KSB contact op te nemen. Voor de controle van de parameters dient als volgt te werk gegaan te worden: De toegang tot de 3 niveau’s geschiedt door gelijktijdig indrukken van meerdere toetsen gedurende tenminste 3 seconden: -- niveau 1: OP- en MODE-toets -- niveau 2: NEER- en MODE-toets -- niveau 3: OP- en NEER- en MODE-toets Parameter en bijbehorende waarde worden afwisselend knipperend op het display aangeduid. Door de voorinstelling van de parameterblokkeerfunctie op Lc2 kan behalve de ingestelde waarde geen andere parameter veranderd worden, d.w.z. alleen de te lezen parameter kan veranderd worden. De overgang naar de telkens volgende parameter geschiedt door indrukken van de MODE-toets. Aan het eind van ieder niveau vindt weer de overgang naar de basismodus plaats. Parameterinstellingen op de CF1M Parameter
Betekenis
Waarde
(niveaunummer)
Aanduiding aan CF1M Parameter
0.1
Ingestelde waarde (hier: grens- Bijv. 50 ºC (pompafhankelijk) waarde)
1.1
Proportionele band
2.1
Voorkeuze aanduiding (actuele/ PV (= actuele waarde) ingestelde waarde)
2.2
Parameterblokkeerfunctie
Lc2 (alleen verandering ingestelde waarde mogelijk)
2.3
Max. ingestelde waarde
200 °C
2.4
Min. ingestelde waarde
0 °C
2.5
Sensorcorrectie
0.0 K
3.1
Sensorkeuze
Pt 100 (IEC) zonder kommaplaats
3.2
Ingangsfiltertijd
0.0
3.3
Hysterese uitgang
1.0 K
3.4
Functie alarmuitgang
Temperatuuralarm
3.5
Functie temperatuuralarm
Geen alarm
3.6
Min. stijgingshoeveelheid
0 K / min.
3.7
Max. stijgingshoeveelheid
0 K / min.
3.8
Werkingsrichting regeluitgang
Heat (verwarmen)
Waarde
0 (=aan/uit-gedrag)
11
Controlesystemen 5.3
Analyse thermo-element MAC
Bij de temperatuurcontrole van de MAC d.m.v. het geïntegreerde mantelthermo-element volgens par. 4.6 zijn er voor de analyse van het signaal twee mogelijkheden: 1. Analyse in het niet-explosiebereik Directe analyse door aansluiting aan de keramische sokkel en grenswaardeschakelaar (bijv. CF1M ). 2. Analyse in het explosiebereik Aansluiting aan de koptransmitter t.b.v. omzetting in 4 - 20 mA stroomsignaal. Aansluiting van de transmitter op een Ex---voedingsscheider. Aansluiting van de voedingsscheider op een grenswaardeschakelaar voor 4----20 mA (bijv. DGW 1.00). 5.3.1
Analyse in het niet-explosiebereik
De betreffende meetketen wordt gerealiseerd door: Thermo-element ⇒ grenswaardeschakelaar Het thermo-element, dat zich in het niet-explosiebereik bevindt, registreert de spleetbustemperatuur en geeft deze door aan de grenswaardeschakelaar. De aansluiting van het thermo-element geschiedt aan een in de aansluitkop aanwezige aansluitsokkel. De voor de pomp of afhankelijk van de installatie gespecificeerde temperatuur (vastgesteld volgens par. 5.2.6.2) dient aan de grenswaardeschakelaar ingesteld te worden. Bij overschrijden van deze temperatuur wordt de pomp uitgeschakeld en daardoor een ontoelaatbare temperatuur door het bedrijf van de pomp voorkomen. Herinschakelen is pas mogelijk na dalen van de temperatuur onder de aangegeven grens. 5.3.1.1 Grenswaardeschakelaar zie par. 5.2.4 5.3.1.2 Instelling van het sensortype Op de fabriek is de grenswaardeschakelaar voor de toepassing met Pt 100 voorgeprogrammeerd. Om een voorprogrammering op het themo-element te realiseren, zijn volgende handelingen noodzakelijk: Na het inschakelen van de spanningsvoorziening bevindt het apparaat zich in de basismodus (zie Afbeelding 14 vooraanzicht). Na kortstondige aanduiding van de ingestelde sensor, hier Pt 100 met het symbool Pt 100 mit dem Symbol ( ), dient het apparaat op het sensortype thermo-element type K met het volgende symbool omgezet te worden:
koptransmitter (meetomvormer) door. Deze brengt naast de galvanische scheiding gelijktijdig een omzetting van de thermospanning (mV) in een genormaliseerd analoog 4 - 20 mA stroomsignaal tot stand. 5.3.2.1 Technische gegevens koptransmitter (meetomvormer) Type
Temperatuurtransmitter serie T12, ingang digitaal
Uitvoering Configuratie
Kopvariant, met ex-beveiliging Af fabriek voorgeconfigureerd op: type K NiCr-Ni IEC 584 Uitgang Analoog 4..20 mA Foutenindicatie Draadbreuk, kortsluiting Ex-beveiliging II 2 G Ex ib II B / II C T4/T5/T6 EEG-typetestcertificaat DMT 98 ATEX E 008X Hulpenergie Ub DC 9 ... 30 V Omgevingstempera- -40 °C ... +85 °C bij T4 tuur -40 °C ... +75 °C bij T5 -40 °C ... +60 °C bij T6 Veiligheidstechnische hoogste waarden Stroombochtencircuit Ui = 30 V, li = 100 mA, Li = 0,65 mH (aansluitingen + en -) Ci = 25 nF, Pi = 705 mW Sensorcircuit (aan- Uo = 11,5 V, lo = 31 mA, Po = 87 mW sluitingen 1 tot 4) Li = 0,65 mH, Ci = 125 nF Groep II C: Co = 1,5 μF, Lo = 8,6 mH Max. Opnamevermo- Bij UB = 24 V max. 552 mW gen Huis voor kopmontage Materiaal Kunststof Beschermingsklasse Huis IP 66 IEC 529 / EN 60529 Aansluitklemmen IP 00 IEC 529 / EN 60529 Aansluitdoorsnede max. 1,5 mm2 van de klemmen
Hiervoor gaat u als volgt te werk: -- Gelijktijdig de OP-, NEER- en MODE-toets gedurende ca. 3 seconden indrukken. Er verschijnt voor de sensorkeuze de volgende aanduiding: --
Met de pijltoetsen OP of NEER dient het thermo-element Type K met het volgende symbool gekozen te worden. Met de MODE-toets verwerken. Daardoor is de juiste sensor ingesteld.
Het apparaat bevindt zich weer in de basismodus. De actuele waarde wordt nu bij aansluiting van het thermo-element aangeduid.
Afbeelding 16 Afmetingen koptransmitter (meetomvormer) 5.3.2.2 Aansluiting thermo-element aan koptransmitter Thermo-element
4 ... 20 mA-Ius
De instelling van de grenswaarde geschiedt volgens par. 5.2.6.1. 5.3.2
Analyse in het explosiebereik
De betreffende meetketting wordt gerealiseerd door: Thermo-element ⇒ koptransmitter (meetomvormer) ⇒ voedingsapparaat Het thermo-element, dat zich in het explosiebereik bevindt, registreert de bustemperatuur en geeft deze aan de 12
Afbeelding 17 Aansluiting thermo-element aan koptransmitter
Controlesystemen De transmitter dient zelfbeveiligd te worden verzorgd overeenkomstig zijn veiligheidstechnische hoogste waarden. De beschreven transmitter dient te worden beschouwd als een geteste aanbeveling. Bij toepassing van afwijkende apparaten, dienen de betreffende veiligheidstechnische grenswaarden, configuraties alsmede de betreffende speciale inbouwcondities door de gebruiker aangehouden te worden!
6
Schakelaar MAX / MIN
Positie
>0,7 / >0,5
>0,7
MIN
Controle van het vloeistofpeil sensoren
Vullen van het aggregaat Bij het bedrijven van de pomp wordt ervan uitgegaan, dat het systeem van zuig- en persleiding en daardoor de met de vloeistof in aanraking komende inwendige ruimte van de pomp zelf. permanent met te verpompen vloeistof is gevuld, zodat daar geen explosiegevaarlijke atmosfeer voorkomt. Als de gebruiker dit niet kan garanderen, dan dienen passende controlemaatregelen getroffen te worden (richtlijn 94/9/EG, bijlage II, par. 1.5.5 en EN 1127-1). Eveneens dient erop gelet te worden, dat de rotorruimte (vooral bij gebruik van spervloeistof of voorgeschakelde filters) alsmede de verwarmings- en koelsystemen zorgvuldig gevuld worden.
Aanwijzing
In het algemeen bestaat de meetketen ter controle van het vloeistofpeil uit 2 elementen: -- een niveaugever (Liquifant) en -- een scheidingsversterker
6.1
Niveaugever (Liquifant)
De trilvork van de sensor trilt met een eigen resonantie. Bij afdekking met vloeistof neemt de trilfrequentie af. Deze frequentieverandering heeft de omschakeling van de scheidingsversterker tot gevolg. 6.1.1
Technische gegevens Liquiphant
Type Bouwvorm Procesaansluiting Materiaal
Liquifant M
FTL 50 compact Draad G 3/4 A 1.4435 optioneel 2.4610 Mediumtemperatuurbereik -40 °C ... +150 °C Elektronisch gedeelte FEL 56 Signaaloverdracht Volgens DIN EN 60947-5-6 (namur) op 2-draadskabel Elektrische voorziening Zelfbeveiligd via scheidingsversterker Schakeltijd ca. 1 sec LED-aanduiding in elektro- Groen: bedrijfsgereedheid nisch gedeelte Rood: bedekt / niet bedekt Montage In leiding / koelcircuit Omgevingstemperatuur -50 ... +70 °C Beschermingsklasse Stalen huis IP 66 Verklaring van overeen- ATEX II 1/2 G Ex ia IIC T6 stemming
6.1.2
Voorinstelling op de fabriek Liquifant M
De beide miniatuurschakelaars bevinden zich aan het elektronische gedeelte FEL 56 in de aansluitkop van de Liquifant. De instelling op de fabriek is in de volgende tabel aangegeven.
D00782
Afbeelding 18 Maattekening liquifant Door de op de fabriek vooringestelde microschakelaars is het apparaat functiegereed.
6.2
Inbouw niveaugever
Afhankelijk van plaatsing / verbinding van het te controleren bereik met de rotorruimte van de pomp, dienen speciale inbouwvoorwaarden aangehouden te worden! 6.2.1
Plaatsing 1 Rotorruimte staat in verbinding met de hydrauliek (typen SCX / MAC)
Principe Doordat de pomp permanent met vloeistof gevuld is, kan er geen explosiegevaarlijke atmosfeer ontstaan. De liquifant wordt of in de zuig- of in de persleiding geplaatst. De rotorruimte staat in verbinding met de hydrauliek. Deze registreert het vloeistofpeil in de leiding en daardoor de vulling van de hydrauliek. Deze status wordt via een zelfbebeveiligde kabel naar de scheidingsversterker doorgegeven, die zich in het niet-explosiebereik bevindt. Als er niet gevuld wordt, wordt het uitgangscontact van de versterker geopend, zodat de vrijgave voor de motorbeveiliging wordt opgeheven en de pomp wordt uitgeschakeld. De thermische bestendigheid van de liquifant is volgens technische gegevens (zie par. 6.1.1) tot max. 150 °C beperkt. Bij mediumtemperaturen boven 150 °C (toepassingen van de MAC) zijn speciale varianten van de liquifant noodzakelijk. 6.2.1.1 Inbouw in de leiding / installatie De niveaugever (liquifant) wordt in de leiding van de installatie ingebouwd. Tussen liquifant en pomp mogen zich geen afsluiters bevinden. De langsas van de niveaugever moet in de ingebouwde toestand horizontaal verlopen, om het vloeistofpeil van de leiding goed te kunnen waarnemen. De trilvork mag niet tot in de leiding doorsteken. Als de trilvork toch in de leiding steekt, dan dienen de aanwijzingen ”voor de inbouw in leidingen” van de bijgevoegde handleiding van de fabrikant opgevolgd te worden. De inbouw in de leiding kan geschieden door het plaatsen van een lasmof / een T-stuk (zie Afbeelding 19) of de toepassing van een verbindingsstuk (zie Afbeelding 20), optioneel toebehoren.
Let op!
13
Controlesystemen Inbouw in de zuigleiding: Bij de inbouw van de niveaugever in de zuigleiding (zie Afbeelding 21) dient erop gelet te worden, dat deze met de maat h2 verticaal boven de pompas, echter minstens ter hoogte van de bovenkant van het motorhuis/lantaarnstuk geplaatst wordt. Het voordeel van de zuigzijdige inbouw is, behalve de controle van het vloeistofpeil van de rotorruimte, de droogloopbeveiliging voor de pomp. Inbouw in de persleiding: Bij de inbouw in de persleiding (zie Afbeelding 22) kan de niveaugever direct boven de persaansluiting (h2) geplaatst worden. Aan de eis: inbouw minstens ter hoogte van de bovenkant van het motorhuis/lantaarnstuk, moet echter voldaan worden. In tegenstelling tot de inbouw in de zuigleiding heeft de liquifant hier niet de functie van de droogloopbeveiliging voor de pomp.
D01152
Afbeelding 22 Perszijdige inbouw (h2 zie maattekening van de pomp) 6.2.2
Plaatsing 2 Rotorruimte is gescheiden van de hydraulische ruimte (Typen met externe voeding (F) / koeler (SCX-K)) De controle van het vloeistofpeil van de hydraulische ruimte geschiedt met liquifant in zuig- of persleiding analoog par. 6.2.1.1.
D00787/1
6.2.2.1 Werkwijze F (externe voeding) De koel- en smeerstroom wordt niet meer als interne circulatie van de hydraulische ruimte ontnomen, maar extern door een sperdruksysteem ingevoerd. Deze wordt via de rotorruimte teruggeleid naar de zuigzijde van de waaier. Hiervoor dient de spervloeistofaansluiting 10E (zie Afbeelding 23). Het sperdruksysteem moet door passende controlemaatregelen garanderen, dat de rotorruimte tijdens het bedrijf altijd gevuld blijft.
Afbeelding 19 Inbouw met lasmof
D00807/2
Afbeelding 23 Spervloeistofaansluiting 10E D00788/1
Afbeelding 20 Inbouw met verbindingsstuk
D01152
Afbeelding 21 Zuigzijdige inbouw (h2 zie maattekening van de pomp) 14
Controlesystemen bereik en de bijbehorende signaalanalyse. Het uitgangscontact ligt in de aansturing voor de motorbeveiliging en geeft daardoor de pomp vrij resp. schakelt deze uit.
FEL56
6.3.2
1 2
EExia
Technische gegevens FTL325N
Type
FTL325N
Bedrijfsspanning
85 V ... 253 V AC, 50/60 Hz
Stroomopname
70 mA bij 230 V, max. 1,75 W
Zelfbeveiliging
[Ex ia] II C
Ingang, aansturingssignaal
NAMUR-standaard
Uitgang, relais
2, potentiaalvrije wisselaar max. 250 V AC, 2A
LED-aanduiding in front- Groen: bedrijfsgereedheid plaat Geel: schakeltoestand Rood: storing
H I L
Montage op hoedrail
35 mm
Omgevingstemperatuur
-20 ... +60 °C
Beschermingsklasse
IP 20
Verklaring stemming
van
overeen- DMT01ATEXE052 112 mm
22,5 mm
Scheidingsversterker volgens IEC 60947-5-6 (NAMUR)
95 mm
6.2.2.2 Externe koeler (SCX-K): De koeling van de motor geschiedt via een aan het motorhuis bevestigde vloeistofwarmteregelaar, die op de werkplek van koelmedium voorzien wordt. Een extra hulphydrauliek dient ertoe de circulatiestroom door rotorruimte en warmteregelaar te pompen. Inbouw liquifant aan de koeler Aan het hoogste punt van de koeler (zie 25) kan de vloeistofvoorziening ter controle van het vloeistofpeil in de koeler en rotorruimte gemonteerd worden.
108 mm
Endres und Hauser: L00--FTL5xxxx--04--05--xx--de--004
Afbeelding 24 Elektrische aansluiting Liquiphant
Afbeelding 26 Maattekening scheidingsversterker
--
+
7 8 Sensor 1 (EEx ia)
4 D01123
Afbeelding 25 Inbouw liquifant aan de koeler
6.3
Controle vloeistofpeil - analyse
De analyse van het vloeistofpeil geschiedt door een optioneel meegeleverde scheidingsversterker. 6.3.1 Scheidingsversterker De scheidingsversterker dient voor de zelfbeveiligde voorziening van de niveaugever in het explosiegevaarlijke
5
6
Grenswaarderelais 1 L1/L+ N/L--
1 2 Voeding
15 16 Alarmrelais
Afbeelding 27 Elektrische aansluitingen 15
Controlesystemen 6.3.3 Voorinstelling op de fabriek De 2 microschakelaars bevinden zich achter de opklapbare frontplaat. De instelling op de fabriek is in de volgende tabel aangegeven. Schakelnummer
Positie
Plaatsing
1 2
Aan Aan
1+2:
6.3.4
max. veiligheidsschakeling
Apparatenaanduiding / foutmelding FTL325N
Liquifant / FTL325N
1) knippert d LED uit
16
D LED aan
geel
rood
Pomp loopt
vloeistof aanwezig
groen
nee
rood
Oorzaak Geen onjuiste netspanning --Elektrische aansluiting Juiste netspanning ja - Liquifant / FTL325N onjuist verbonden - liquifant defect ja - ontbrekende vloeistof - trilvork liquifant defect
LEDs FTL325N
groen 1)
Foutmelding
Liquifant
d
d
d
d
d
nee
d
d
D
d
D
nee
D
D
D
d
d
nee
D
d
D
D
d
ja
Controlesystemen 7
Schakelvoorstel (stroomloopschema)
7.2
Controleconcept Ib: ⇒ SCX / SCX-K
De schakelvoorstellen (in spanningsloze toestand) tonen de elektrische aansluitingen van de motor en de controlevoorzieningen afhankelijk van het gekozen controleconcept. Met eventuele installatie- of plaatselijke voorschriften is geen rekening gehouden.
7.1
Controleconcept Ia: ⇒ SCX / SCX-K / MAC A1
11
14
A2 P1 P2
1 5
2
6
7
8
4
5
4
3
6 7 2 1 8 6
5
1 5
2
6
7
4
8
3
5
4
6
7 2 8 6
2+ 1--
1
4
D00797/5
1 3
rood / red rood / red
5
wit / white 3
4
D00796/5
1
Afbeelding 29 Externe controle van de rotorruimtetemperatuur d.m.v. Pt 100 en PTC-wikkelingsbescherming Typeaanduiding
2+ 1-rood / red rood / red
0A1
wit / white
Afbeelding 28 Externe controle van de rotorruimtetemperatuur d.m.v. Pt 100 zonder PTC-wikkelingsbescherming Typeaanduiding
Benaming Scheidingsversterker
Beschrijving
0A1
FTL325N
0A2
CF1M
Grenswaardeschakelaar
Zie punt 5.2.4
0A3
Z 954 1) KFD2-UT2Ex1 2)
Barrière
Zie punt 5.2.2
Niveaugever Weerstandsthermometer
Zie punt 6.1
Weerstandsthermometer
Zie punt 4.4 + 4.5
0S1 0S2
Liquifant M TR 10-C 3-leider TR 55 4-leider
Zie punt 6.3.1
Benaming MK PTC-uitschakelap9163N.12/110 paraat ATEX
Beschrijving Zie punt 5.1
0A2
FTL325N
Scheidingsversterker
Zie punt 6.3.1
0A3
CF1M
Grenswaardeschakelaar
Zie punt 5.2.4
0A4
Z 954
Barrière
Zie punt 5.2.2
0S1
Liquifant M
Niveaugever
Zie punt 6.1
0S2
TR 10C 3-leider
Weerstandsthermometer Pt 100
Zie punt 4.3
TR 55 4-leider
Weerstandsthermometer Pt 100
Zie punt 4.4 + 4.5
Zie punt 4.3
1) alleen voor de Typen SCX (Secochem-Ex) en SCX-K (Secochem-Ex-K) 2) alleen voor de Type MAC (Magnochem)
17
Controlesystemen 7.3
Controleconcept II: ⇒ SCX / SCX-K
A1
11
14
1
7.4
5 6
Controleconcept thermo-element: ⇒ MAC
P1
P2
2
7
9
2
4 5
7
1 5
6 4
2
8
4 14
A2
1
15
OA5 15 = 8 15 7 -+
8
3
--
groen / green 2
+
D00798/4
7
+ 8
=
14
wit / white
-7
3 1
2 1
1
D01153/2
2
Afbeelding 30 Interne controle van de rotorruimtetemperatuur d.m.v. Pt100 en PTC-wikkelingsbescherming Typeaanduiding 0A1
Benaming MK PTC-uitschakel9163N.12/110 apparaat ATEX
0A2
FTL325N
Scheidingsversterker
0S1
Liquifant M
Niveaugever
18
Afbeelding 31 Controle bustemperatuur d.m.v. thermo-element Typeaanduiding
Beschrijving Zie punt 5.1 Zie punt 6.3.1 Zie punt 6.1
Benaming Regelaar/aanduiding met stroomingang
Beschrijving
0A1
--
0A2
--
Transmittervoedingapparaat
0A3
T12.10
Koptransmitter
Zie punt 5.3.2
0A4
FTL325N
Scheidingsversterker
Zie punt 6.3.1
0S1
Liquifant M
Niveaugever
Zie punt 6.1
KFD2OA2 STC4EX1
EX-voedingsscheider
KFA6OA5 STR1.24.500
Voedingsapparaat
Controlesystemen
19
1070.81/6-51
01.04.2010
Technische wijzigingen voorbehouden.
Controlesystemen
KSB Nederland B.V. Wilgenlaan 68 • Postbus 211 • 1160 AE Zwanenburg Tel. +31 20 4079800 • Fax +31 20 4079801 • e-mail:
[email protected] • www.ksb.nl