1
Afscheid en leefbaarheid Is er nog leven in een uitstervende congregatie/orde/communiteit? ================================================= Lezing voor de Besturendag van de franciscaanse Orden en Congregaties, OFS en Franciscaanse Beweging Mariënburg- ’s-Hertogenbosch, 27 april 2011 -------------------------------Zusters en broeders, Het moet gaan, zo kreeg ik als opdracht mee, over de spanning tussen vitaliteit en het loslaten en afscheid nemen. Is er sprake van franciscaans leven in een communiteit waar steeds meer broeders/zusters wegvallen? Anders gezegd: als de dood letterlijk veel aanwezig is, is er dan ook leven? Toch een prachtig thema zo kort na Pasen, want de wand tussen dood en leven is flinterdun. Hoe levend(ig) zijn wij met de dood in ons midden? I Het leven bevorderen Mijn situatie Ik ben bijna zes jaar gardiaan van ons kloosterverzorgingshuis in Tilburg waar momenteel 15 geïndiceerde broeders wonen: 5 voor de verpleging en 10 voor de zorg, en 14 broeders zijn niet geïndiceerd. De laatst genoemden profiteren mee van de zorg in huis; dat mag ook, want zij zijn, voor zover dat kan, de mantelzorgers. De geïndiceerde broeders wonen temidden van de anderen en omgekeerd; er is geen aparte afdeling voor het KVH; het is één grote communiteit en iedereen doet zolang mogelijk mee aan de gemeenschappelijke en broederlijke zaken als de gebedsmomenten, het koffiedrinken en de maaltijden. Alle medewerkenden van de huishoudelijke dienst, keukendienst met de gastvrouwen, en de groep die de zorg behartigt, (we hebben er ruim 30), worden aangestuurd door een locatiemanager. Ik ben op papier de directeur van het KVH en de gardiaan van alle broeders, maar wordt daarbij prachtig geholpen en ondersteund door mijn vicaris die alle financiële zaken perfect verzorgt en door de andere leden van het huisbestuur. Over een maand hebben we provinciaal kapittel. Dit jaar ben ik 30 jaar lid van het kapittel. En waarschijnlijk zal ik daarna doorgaan als gardiaan; dat is niet natuurlijk – na zes jaar wisselen is voor iedereen beter – maar er zijn geen anderen die het gemakkelijk kunnen overnemen. In onze kringen wordt ook een provinciaal regelmatig gerecycled. Ook dat heb ik meegemaakt. Ik zeg dit om de problematiek van vandaag aan te scherpen. Wij oudere religieuzen worden met taken opgezadeld waar maar geen einde aan komt, veelal dezelfde personen moeten die taken blijven vervullen omdat we veel te weinig echte bestuurskracht hebben in eigen kring… Daarom zijn ook wij voornemens ons kapittel voor te stellen om bestuurders van buiten onze kring aan te gaan trekken, die ons met hun expertise moeten versterken, zoals zoveel zusterbesturen al lang gedaan hebben. Gardiaan in een klein KVH De afgelopen zes jaar heb ik als een bijzondere dienst aan onze provincie beleefd. Bijzonder is het om zo dichtbij broeders te leven die alles los moeten laten, die hun leven veelal met grote tevredenheid hebben beleefd en het vaak ook niet zo moeilijk vinden als daar een einde aan komt… Je ziet ze soms letterlijk ouder worden. Ineens valt op: die loopt slechter en trager, die wordt zo mager, een ander gaat geestelijk snel achteruit. Iedereen wordt ouder, ik ook, maar eigenlijk mag ik niet ouder worden. Want heel vaak hoor ik: ‘Jij bent nog jong, jij kunt nog veel, jij vliegt nog de trap op’… Ze zeggen dat omdat ze jaloers zijn natuurlijk en het fijn voor me vinden dat ik voor een bijna 70-jarige nog vlot ter been ben, maar vooral omdat ze hopen dat ik nog heel lang fit blijf, want dat is in hun voordeel. De gardiaan zorgt
wel. ‘Je kunt rustig je hoofd neerleggen, alles wordt hier mooi en goed geregeld’ zei er laatst een! Dat is een compliment. De leiding geeft een gevoel van veiligheid en rust; daarvoor doen we ons best en dat wordt gewaardeerd. De sfeer is ook goed en ruimhartig… Als de dood letterlijk in ons midden is en een broeder is overleden, dan proberen we op een eenvoudige en op een reële manier afscheid nemen van die broeder. Die gaan we niet heilig verklaren maar we proberen recht te doen aan zijn leven en sterven. -- Op de dag van de uitvaart komt de overledene in onze eigen gebedsruimte waar we een gebedswake houden onder elkaar vóór de middag. Ook de medewerkenden zijn daarbij welkom. Daarna wordt hij in de kerk opgebaard waar later de familie en bekenden afscheid kunnen nemen vóór de uitvaartdienst die om 3 uur nm. plaatsvindt. Met liefde en respect omringen we hem. Dat wordt erg gewaardeerd door de familie, want voor hen is het meestal niet alleen een afscheid van hun broer, zwager, oom en vriend; het is voor hen vaak ook een afscheid van ons kapucijnen. Velen bewaren een goede herinnering aan dat afscheid en aan de gastvrijheid na afloop van de begrafenis. Is er nog leven, franciscaans leven bij zoveel ouderdom en bij telkens weer een afscheid? De grens tussen leven en dood is soms dun! Is het slaap of dood? Soms zie je al iets van de dood, soms staan broeders al met één been in het graf en je vraagt: kan er nog nieuw leven in geblazen kan worden? Soms zie je amper nog leven: broeders die verdwalen, die veel slapen overdag, broeders die niet meer kunnen denken, die niet goed weten waar ze zijn…Hoe kleinschalig het ook is bij ons, het komt allemaal voor. Het is niet moeilijk om ons leven van stokoude, zorgbehoevende broeders, samen met nog een stel actieve senioren en met veel hulp van buiten, het is niet moeilijk om dat als ‘franciscaans’ te duiden. Mooie teksten passen daarbij die inhoud krijgen vanuit de werkelijkheid van alledag, zoals: In hfdst 6, kernstuk van de regel der Minderbroeders, staat: ‘En overal waar broeders zijn en elkaar treffen, zullen zij tonen dat zij elkaars huisgenoten zijn. En de een zal de ander gerust zijn nood kenbaar maken, want als een moeder haar lichamelijk kind voedt en liefheeft, met hoeveel meer zorg moet iemand dan niet zijn geestelijke broeder liefhebben en voeden? En als iemand van hen ziek wordt, moeten de andere broeders hem zo dienen, als ze zelf gediend zouden willen worden’… En de wijsheidspreuk 18 natuurlijk! Je kunt hem niet genoeg citeren want dát is ons leven: ‘Gelukkig de mens die zijn naaste in diens broosheid draagt, zoals hij door hem gedragen wil worden, als hij in een soortgelijke situatie verkeert’…En: ‘Gelukkig de dienaar die al het goede aan de Heer teruggeeft’… Al sinds jaar en dag hebben wij veel zorg gehad voor zieke en oudere broeders, en die zorg in één huis geconcentreerd, zodat men temidden van medebroeders in een kloosterlijke setting oud kan worden en daar zijn leven kan afronden en voltooien. We hebben dus veel professionele krachten ingehuurd die onze broze broeders dragen en verzorgen. … Ook al zijn we heel klein als kloosterverzorgingshuis, toch moeten de voorzieningen optimaal zijn, moeten de protocollen worden toegepast, moeten de brandweereisen bij de tijd zijn; het water wordt regelmatig getest op legionella, de lift gecontroleerd, gekeken of aan de hygiënevoorschriften voldaan wordt. Soms gaat dit ten koste van het gemoedelijke communiteitsleven maar meestal kunnen we daar wel redelijk mee leven. We proberen zorg op maat te geven met voldoende handen aan het bed. De verzorgenden hebben nog tijd voor een praatje, voor extra aandacht … Niet te vergelijken met de zorg in een verzorgingshuis waar vaak te weinig handen aan het bed zijn. Bij ons zitten alle zorgbehoevende broeders om 10.00 uur aan de koffie in de recreatieruimte, samen met de andere broeders... Wij houden geen tevredenheidsonderzoek onder de broeders. Wij bezoeken ze vaak en dan hoor je wel of ze tevreden zijn of niet zonder het expliciet te vragen: ‘We hebben het hier goed; we hebben niets te klagen; ik heb het nog nooit zo goed gehad! En mooi dat we onder elkaar kunnen
blijven’, etc.… Er is léven door goede en permanente zorg, 24 uur lang, er is franciscaans leven. Het leven bevorderen Het leven onder elkaar en met elkaar proberen we verder te bevorderen door: - Open en goede communicatie. Wat het huisbestuur bespreekt, wordt in het maandelijks huiskapittel gecommuniceerd. Ieder krijgt een verslag. Zo spraken we over het aanstaande kapittel. En natuurlijk krijgen ook de geïndiceerde broeders de kans om de gesprekken daaromtrent mee te maken. - Met elkaar in gesprek te blijven over de dingen die spelen. - We hadden gesprek over reanimatie. Ieder werd daarover persoonlijk gepolst: wat te doen bij een hartstilstand?... – We spraken ook over ‘voltooid leven’. Wanneer kun je/mag je zeggen dat het genoeg is. Is het meer dan genoeg als je 93 jaar bent of 83? – Bij beide onderwerpen was onze huisarts aanwezig die concreet duidelijk maakte wat kan en wat niet kan. Hij vertelde bijvoorbeeld wat morfine doet, hij verklaarde de termen rond palliatieve zorg, en verduidelijkte de medische mogelijkheden. - We hielden een bezinningsdag over ‘ons ouder worden’. We zeiden: we worden allemaal ouder maar we hebben het daar weinig over met elkaar. Wat vind je makkelijk, wat moeilijk bij het ouder worden? Hoe beleef je God in deze fase? ‘Leer ons onze dagen naar waarde te schatten en zo te komen tot wijsheid van hart’. Worden we wijze mensen? … Een paar uitspraken van broeders: ‘Ik kan eigenlijk niks meer maar ik verveel me nooit; nooit gedacht dat ik niks-doen zou kunnen verdragen!’ Een andere broeder kon tot het laatst blijven zingen, blijven roken, blijven lachen en optimistisch blijven genieten van kleine dingen: ‘Prachtig, prachtig’, zei hij dan!... Er zijn er ook die de oude dag niet als gezegend ervaren. Of die ineens minder behoefte aan religieuze zaken. Die niet meer kunnen bidden: ‘Gij mijn God, Gij zijt mijn verwachting, verwerp mij niet in mijn ouderdom, laat mij niet los nu mijn krachten mij bezwijken!’… Bij ons heerst een grote vrijheid om er wel of niet bij te zijn, bij de gebedsmomenten van de dag; niemand wordt gedwongen. Niets móet, ook de deelname aan de jaarlijkse gezamenlijke ziekenzalving niet; dat wordt jaarlijks met alle broeders afzonderlijk besproken. -Een derde van de bewoners is missionaris geweest. Het gaat vaak over Indonesië en Tanzania Bij ons is ook de missieprocuur gevestigd. Men blijft op de hoogte. Als missionarissen op vakantie komen (we hebben er nog 14) wonen ze meestal ook bij ons. Een belangrijk facet van leven in ons huis dat er ruimte is voor het levensverhaal van een stel oud-missionarissen. Door goede zorg, persoonlijke aandacht, door communicatie over wat er speelt in orde, in de missie en samenleving, proberen we te laten voelen dat hun levens er toe doen, dat hun levensverhalen uniek zijn; proberen we het leven erin te houden, elkaars interesses te prikkelen, elkaars broosheid te dragen, samen als broeders en samen met de professionele krachten die gelukkig tegelijk ook liefdevolle handen hebben… De actieve broeders De actieve broeders leiden het huis, gaan voor in de liturgie van de dag en op de zondag. Daarnaast bieden zij een bescheiden programma aan voor mensen die zich willen bezinnen rond meditatie, franciscaanse thema’s, rond de bijbel en ‘geloven nu’. ‘Kloosterpastoraat’ noemen we dat. Zo kunnen we nog heel wat mensen van dienst zijn. – Ook ontvangen we groepen van allerlei aard: mensen die graag het klooster komen bekijken (‘nu kan het nog!’) en kennismaken met onze levenswijze: Ze krijgen een inleiding over Franciscus, de kapucijnengeschiedenis en daarna is er een rondleiding. Deze activiteit is erg toegenomen. Ook vormselgroepen worden zo begeleid. Franciscus’ spiritualiteit wordt ook zo doorgegeven.
- Bijzondere thematische vieringen bieden wij aan in Advent- en Veertigdagentijd: een extra bezinning op de zondagmiddag. – De actieve broeders hebben soms ook persoonlijke pastorale bezigheden, ze assisteren in het weekend, leiden koren, hebben gespreksgroepen, individuele contacten, etc. II Soms heb ik er meer dan genoeg aan/van Mijn generale minister was begin november in Tilburg. Toen hij alles gezien had vroeg hij: ‘Doe je wel eens iets anders dan hier alsmaar voor je broeders zorgen?’ Die had het door: je moet er uit af en toe, even naar familie en vrienden, even iets anders. Ik moet ook verkeren in andere kringen, even andere praat horen; en er moeite voor doen dat ik ook jonge mensen blijf ontmoeten… Af en toe heb ik er even genoeg van, maar na een korte verademing, trekt het ook weer! Natuurlijk zijn er ook moeilijkheden en vragen naar de toekomst: hoelang kunnen we dit handhaven, hoelang is het verantwoord dit in eigen beheer te houden en financieel te dragen? Dat zijn vragen die het heden –vandaag– behoorlijk kunnen beheersen. En ook: Hoelang zullen wij de medewerkenden aan ons kunnen blijven binden als ons KVH kleiner en kleiner wordt? Dat zijn spannende vragen… Want wat te doen als we steeds meer mensen van buiten moeten inschakelen om het geheel leefbaar te houden omdat de mantelzorgers ook ouder worden. Wat blijft er dan over aan religieus leven? Ik wil niet somber worden, maar deze fase van religieus leven in Nederland hebben we te accepteren: het is niet anders. Velen zijn met afbouw bezig. De feiten zijn hard, het leven soms weerbarstig en we kunnen niet meer wat we nog graag zouden willen; daarom moeten we willen wat we kunnen! … Soms heb ik er meer genoeg van dat we zo weinig bestuurskracht hebben in eigen kring, en dat de betrekkelijk jongeren in onze provincie weinig met elkaar hebben… Soms heb ik er genoeg van dat de officiële kerk ons niet meer nodig heeft, ook geen interesse toont: ‘Jullie zijn oud en afgeschreven’, zoals laatst een onervaren bisschop suggereerde! Ik verwacht niet veel van die kant, maar toch is het pijnlijk als je geen inspiratie krijgt; alleen maar te horen krijgt: ‘Daar is, in religieuze zin, niets meer te beleven!’ … De religieuzen en met name de priesterreligieuzen zijn niet geliefd in ons bisdom, heb ik het gevoel. Wij houden ons niet precies aan de regels van het bisdom!... De nieuwe deken van Tilburg is al 2 jaar daar. Is nog niet bij ons op de Korvel geweest… Van de andere kant: we hebben meer dan werk genoeg om onze eigen kleur vorm te geven en Franciscus’ spiritualiteit te beleven en door te geven; daar moeten we ons druk over maken! Soms heb ik meer dan genoeg soms van de zakelijkheid en regelgeving van de samenleving, genoeg van de protocollen die de inspectie en de brandweer eisen. In het voorjaar 2009 lag ons huis overhoop vanwege nieuwe bekabeling voor de aanleg van een nieuwe brandmeldinstallatie… Maar gelukkig is er alles bij elkaar ook meer dan genoeg waardering voor onze inzet, zowel van de broeders zelf als van hun familie en vrienden en van onze medewerkenden. Meer dan genoeg om het zinvol vol te houden. Zelf heb ik ook meer dan genoeg geloof in zoveel franciscaans georiënteerde mensen die, als wij er niet meer zijn, in geloof doorgeven wat wij voorstaan/voorstonden: - zovelen die zorg hebben voor de heelheid van de schepping, -moeder aarde, zuster water - zovelen die sober, eenvoudig en hartelijk leven; die zeggen: genoeg is genoeg… - zovelen die de vrede bevorderen en liefdevol door de wereld gaan in het spoor van Franciscus en Clara. En die van harte geloven dat een mens waard is wat die in de ogen van God is, ‘zoveel is hij en meer niet’…
III Wat heb ik geleerd? -De oudere broeders mogen er zijn zoals ze zijn: niet mooier, niet vromer, niet geleerder dan ze zijn; en met hun dementie en opstandigheid, met hun sympathieën en antipathieën. Daartoe krijgt hij de bewegingsruimte en aandacht. In mijn triënniumverslag aan het kapittel heb ik over onze communiteit met KVH geschreven: ‘In een open sfeer van elkaar veel gunnen, elkaar accepterend en respecterend, wordt het leven op een aangename manier gedeeld. Ondanks de grote pluriformiteit in denken en beleven van de religieuze waarden, leven wij broederlijk samen en ‘verzorgen’ het leven in verantwoordelijkheid met elkaar… Het dagelijks leven verloopt wonderwel soepel in zo’n grote groep met verschillende denkbeelden over kerk, geloven, politieke richtingen. Ieder mag op zijn manier die meningen hebben, zijn invulling geven aan de religieuze waarden, we geven elkaar de nodige vrijheid en ruimte… Velen zetten zich in voor het grote geheel. Het is nog steeds een warm nest waar iedereen graag woont en de broeders dankbaar zijn voor de ontvangen verzorging’… Een medewerkende schreef bij haar afscheid: “Ik heb gemerkt dat er gelukkig nog plaatsen zijn in onze huidige maatschappij, waar respect en genegenheid, rust en regelmaat nog als belangrijke waarden heersen en dat heeft me goed gedaan… Ik dank iedereen voor de bijzondere gastvrijheid en vriendelijkheid. Dank voor het vertrouwen in mij!”… Dit klinkt mooi omdat zij verwoordt wat wij willen beleven! Maar soms is er ook de beleving van ‘armoede’. Wat zijn we toch ‘arme’ broeders geworden met zo weinig rek en mogelijkheden. Soms is het in alle broosheid ook ‘een armzalig gedoe’… Materiële armoede tekent ons leven al lang niet meer; we zijn niet arm, integendeel, we delen in de maatschappelijke voorzieningen voor ouderen en profiteren van opgebouwde pensioenen. Velen leven persoonlijk wel heel sober en in eenvoud… We beleven nu een existentiële armoede: taken en functies moesten we opgeven en de daaraan gekoppelde posities loslaten. We zijn door het ouder worden gemarginaliseerd..... Binnenshuis hebben we taken en functies overgegeven aan medewerkenden die invloed hebben op onze levenswijze. Aspecten van vitaliteit hebben we moeten opgeven. Maar, op onszelf teruggeworpen, zijn we steeds meer zusters en broeders van elkaar geworden. Door de Geest van God, door roeping – hoe je het ook wilt zeggen – zijn wij al lang geleden bestemd tot levenspartners van elkaar. Nu in onze ouderdom worden wij geroepen dit partnerschap te beleven in de sfeer en de zin van ‘evangelische zuster- en broederschap’! Daaraan gehoor geven –elke dag weer– zonder opdringerigheid, in respect voor ieders persoon en levensgeschiedenis, geeft ons leven nu een authentieke en inspirerende betekenis: er zijn voor elkaar in goede en minder goede dagen… In broosheid en zwakte zal onze kracht blijken als we maar groeien in zuster- en broederschap! Ik eindig met mijn motto dat me dierbaar is: ‘Leer van gisteren, droom van morgen, leef vandaag!’ Nú leven, midden in de dood!.… Antoon Mars, OFM Cap.