162
BIJ DE BUREN
APRIL 2015 TV CR
Constitutionele groeipijn – Het Verenigd Koninkrijk voor, tijdens en na de Commission on a Bill of Rights B.J.G. LEEUW EN J. UZMAN*
1. Inleiding
* Mr. dr. B.J.G. (Bas) Leeuw en mr. dr. J. (Jerfi) Uzman zijn universitair docenten bij, respectievelijk, het Instituut voor Strafrecht en Criminologie en de afdeling Staats- en Bestuursrecht van de Universiteit Leiden. 1 Aldus wijlen senator Witteveen in de Eerste Kamer: Handelingen I, 2013/2014, nr. 22-5, p. 22.
‘De rechtsstaat is geen rustig bezit, geen huis waarin we onbezorgd kunnen gaan slapen’.1 Dat geldt zeker voor Nederland, dat de afgelopen jaren een Nationale Conventie, een Staatscommissie Grondwet en een keur aan ingrijpende voorstellen tot grondwetswijziging beleefde. Kennelijk is onze rechtsstaat toe aan een koerswijziging. Alleen zijn we het over de koers minder eens. Dat illustreren de voorstellen die het rechterlijk toetsingsrecht betreffen. Poogt GroenLinks dat toetsingsrecht te verruimen, de VVD ziet het juist graag helemaal uit de Grondwet geschreven. Gelukkig is de verwarring elders nog groter. Daarvoor hoeven wij de oceaan niet over. Sinds Tony Blair is de Britse rechtsstaat evenmin een rustig bezit. Het Hogerhuis is hervormd, de Lord Chancellor van zijn unieke bevoegdheden beroofd, de eenheidsstaat wankelt, de Law Lords zijn ingeruild voor een Supreme Court. En dan heeft men ook nog de Human Rights Act (HRA): een wet die rechterlijke toetsing aan het EVRM mogelijk maakt. En het is kennelijk nog niet genoeg want er liggen inmiddels voorstellen om de rechterlijke toetsing van wetgeving opnieuw aan te passen. Ook de Britten stelden daarvoor een staatscommissie in. Die moest adviseren over een ‘British Bill of Rights’. Nóg duidelijker dan Nederland, is het Verenigd Koninkrijk een land in transitie. En nóg duidelijker dan hier, wordt men het niet eens over de koers. Over die constitutionele groeipijnen gaat deze bijdrage. Twee ontwikkelingen staan daarin centraal: het werk van die Britse staatscommissie, en de discussie over de toekomst van fundamentele rechten in het Verenigd Koninkrijk.
TV CR APRIL 2015
BIJ DE BUREN
163
2. Fundamentele rechten in het Verenigd Koninkrijk: een moeizame verhouding Fundamentele rechten zijn aan de overzijde van het Kanaal van oudsher niet erg populair.2 De wortels voor die afkeer van ‘ronkende grondwetstaal’ zijn historisch te verklaren. Zulke taal vloeide in de meeste landen voort uit revoluties die het spoor volgden van de Amerikaanse en de Franse Revolutie. De Britten hadden hun revolutie toen al gehad. Hún revolutie werd niet gekenmerkt door de roep om rechten, maar om representatie.3 Sinds de Glorious Revolution van 1688 kenmerkt het Britse staatsrecht zich door de soevereiniteit van ‘Queen in Parliament’. Civil liberties bestonden wel, maar vooral als negatief concept: burgers zijn vrij om te doen wat zij willen zolang dat hen niet door wet of common law verboden wordt. 4 ‘British Democracy was’, kortom, ‘synonymous with liberty and freedom’.5 Voor de rechtsbescherming werd voornamelijk ingezet op de toezichthoudende rol van het parlement.6 Bij rechtsstatelijke ‘ongelukjes’ kon de rechter soms, door gebruikmaking van creatieve interpretatie van de wet of de common law, uitkomst bieden. Primair was het echter aan het electoraat om in een dergelijk geval conclusies te trekken.7 Nu bleek dat vertrouwen in het parlement als waakhond, gedurende de vorige eeuw in toenemende mate misplaatst. In 1990 concluderen Keith Ewing en Conor Gearty ‘that civil liberties are in a state of crisis’.8 De bestrijding van terrorisme en criminaliteit, maar ook van pacifisten en – onder Thatcher – vakbonden en hippies, leverde de politie aanzienlijke bevoegdheden op.9 Wetgeving machtigde de regering uitdrukkelijk om op grote schaal af te luisteren, en verbood het ‘goedpraten’ van homoseksualiteit.10 De crisis, zo luidde de analyse, had vooral te maken met het politieke systeem, dat de macht concentreerde bij de executieve, de premier in het bijzonder.11 Van parlementaire controle moest maar niet al te veel verwacht worden. Gedurende de zeventiger jaren groeit daarom de aandacht voor fundamentele rechten.
3. Van Bill of Rights 1.0 naar Human Rights Act Die aandacht voor fundamentele rechten krijgt aanvankelijk vorm in de roep om een Bill of Rights.12 Van links tot rechts worden nut en noodzaak daarvan echter in twijfel getrokken. Vaststaat dat het opstellen van zo’n document veel tijd en politieke energie gaat kosten. Vooral de verhouding tussen het geliefde parlement en de ongekozen rechtspraak is bovendien een heet hangijzer. Krijgt de rechter straks het ‘laatste woord’?13 En past zo’n Bill of Rights wel in de ongeschreven Britse constitutie? Al snel
bij de buren
2 Zie daarover ook: Uzman 2010, p. 766-780; Leeuw 2013, p. 148-150. 3 Vgl. Gearty 1997, p. 61. 4 Feldman 2002, p. 70-74. 5 Ewing & Gearty 1990, p. 1. 6 Lester & Beattie 2007, p. 61. 7 Uzman 2010, p. 768. 8 Ewing & Gearty 1990, p. 255. 9 Ibid. Zie tevens: Ewing & Gearty 2000, en Feldman 1999, p. 165-206. 10 Vgl. art. 28 Local Government Act 1988. 11 Ewing & Gearty 1990, p. 255. 12 Zie Leeuw 2013, p. 149-150. Overigens te onderscheiden van de reeds bestaande Bill of Rights 1689. 13 Ewing & Gearty 1990, p. 268.
164
BIJ DE BUREN
APRIL 2015 TV CR
verschuift de discussie naar de vraag of het Verenigd Koninkrijk het EVRM niet moet incorporeren. Bij dat verdrag is het al sinds de oprichting in 1950 partij. De regering zag het verdrag lange tijd uitsluitend als instrument van buitenlands beleid en liet daarom na het in de dualistische Britse rechtsorde te incorporeren.14 Die houding wordt onhoudbaar als het Straatsburgse Hof er steeds vaker toe overgaat het Verenigd Koninkrijk te veroordelen wegens schending van het EVRM. Belangrijker dan de politieke impact van die uitspraken, is echter de invloed die zij hebben op Britse rechters.15 Die worden steeds vaker met het feilen van de wetgever als grondrechtenprotector geconfronteerd en zij zijn het, kortgezegd, zat om burgers ‘nee’ te moeten verkopen. Als Straatsburg mag zeggen dat homoseksualiteit niet verkeerd is, waarom dan niet de Britse rechter?16 In plaats van tijd en energie te verspillen aan discussies over de vraag welke rechten hoe in een nationale Bill of Rights moeten worden geformuleerd, is het bovendien eenvoudiger om burgers in elk geval een langdurige en kostbare gang naar Straatsburg te besparen. Incorporatie van het EVRM, zo luidt de conclusie, is haalbaarder dan het opstellen van een eigenstandige Bill of Rights. Het is sneller, gemakkelijker en politiek minder gevoelig.17 Toch is ook de weerstand daartegen aanvankelijk fors, met name binnen de Conservatieve regering. Diverse wetsvoorstellen halen het niet. Dat het er uiteindelijk toch van komt is mede het gevolg van een ontwikkeling die ook voor het hedendaagse debat over de Britse omgang met fundamentele rechten relevant is. Diverse hoge rechters spreken zich namelijk niet alleen uit voor incorporatie, maar spelen openlijk met de gedachte het EVRM via de achterdeur van de common law zélf te incorporeren.18 Uiteraard is het voor het gezag van de rechter beter als de wetgever zijn werk doet, maar gebeurt dat niet dan is er van alles mogelijk, zo luidt het dreigement. Zover komt het niet. In 1993 ontfermt Labour zich over de incorporatie van het EVRM en wordt de belofte gedaan om het EVRM te incorporeren in de Britse rechtsorde zodra Labour weer zou mogen regeren.19 Een paar jaar later wint Blair de verkiezingen en lost hij deze verkiezingsbelofte in.
14 Blackburn 2001, p. 938. 15 Zie uitgebreider: Uzman 2010, p. 771-774. 16 Vgl. EHRM (plenair) 22 oktober 1981, nr. 7525/76 (Dudgeon t. Verenigd Koninkrijk). 17 Besson 2008, p. 40. 18 Vgl. bijv. Laws 2009, p. 544. 19 Vgl. Leeuw 2013, p. 151; Uzman 2013, p. 484. 20 Art. 2 HRA.
4. Kritiek op de Human Rights Act 1998 Op 9 november 1998 zet de Koningin haar handtekening onder de HRA, waarmee de (meeste) rechten van het EVRM ingeroepen kunnen worden voor de Britse rechter. De wet verplicht rechter en bestuur deze rechten te respecteren. Daarbij dient de jurisprudentie van het EHRM ‘into account’ te worden genomen.20 De rechter mag overheidshandelen toetsen aan het EVRM. Beschikkingen en lagere regelgeving mag hij zo nodig buiten
TV CR APRIL 2015
BIJ DE BUREN
165
toepassing laten. Voor formele wetgeving geldt dat die zoveel mogelijk conform het EVRM moet worden uitgelegd.21 Lukt dat niet, dan mag de rechter een declaration of incompatibility uitvaardigen.22 Een dergelijke declaration bindt de wetgever weliswaar niet, maar faciliteert wel parlementair debat en, zo nodig, snelle implementatie.23 Met de wet wordt beoogd, aldus de Labourregering, om de rechtsbescherming te verbeteren.24 Het moet niet nodig zijn voor klagers om Straatsburg te adiëren als de claim ook op nationaal niveau kan worden afgedaan. Daarnaast spelen ook meer ideologische overwegingen een rol: de wet zou bevorderen dat de rechten van het EVRM niet slechts als een product van ‘Europa’, maar als Britse rechten worden beschouwd.25 Bovendien overweegt de regering: ‘rights will be brought much more fully into the jurisprudence of the courts throughout the United Kingdom, and their interpretation will thus be far more subtly and powerfully woven into our law. And there will be another distinct benefit. British judges will be enabled to make a distinctively British contribution to the development of the jurisprudence of human rights in Europe. (…) Our courts’ decisions will provide the European Court with a useful source of information and reasoning for its own decisions’.26
Met de HRA werd dus uitdrukkelijk beoogd, Britse rechters een rol te geven bij de ontwikkeling van mensenrechten. Het was niet de bedoeling dat zij lijdzaam de Straatsburgse jurisprudentie zouden overschrijven. ‘Our courts must (…) give a lead to Europe as well as to be led’. Aldus de Lord Chancellor in het Hogerhuis.27 Die opdracht heeft de rechtspraak niet helemaal waargemaakt. Die ziet het vooral als zijn taak om de rechten te garanderen zoals Straatsburg die vorm geeft.28 Het aanvankelijke ‘no more but certainly no less’ is in de praktijk bovendien geregeld een ‘no less, but certainly no more’.29 Evenmin is de verwachting werkelijkheid geworden, dat de EVRM-rechten als vanzelfsprekend onderdeel van de Britse rechtsorde worden beschouwd. In 2009 signaleert de vermaarde constitutionalist Vernon Bogdanor in een interview, dat de HRA zélf in de ogen van het publiek vooral bedoeld is voor ‘unpopular minorities, such as suspected terrorists or asylum seekers. The average person doesn’t feel as though he or she owns it’.30 Dat voedt de discussie over de vraag of het Britse stelsel van grondrechtenbescherming met de inwerkingtreding van de HRA wel af is. Moet niet toch worden aangestuurd op een Bill of Rights for Britain? Helemaal uit de lucht komt dat idee niet. De Labourpartij zag de incorporatie van het EVRM aanvankelijk als eerste stap in een proces.31 In 1996 bepleiten Labourpolitici Jack Straw en Paul Boateng de HRA te beschouwen als opmaat voor een Bill of Rights.32 Straw blijft die mening, ook na invoering van de wet, toegedaan:
21 Art. 3 HRA. 22 Art. 4 HRA. 23 Daarover zeer uitgebreid: Sathanapally 2012; Uzman 2013, p. 494 en Verhey 2007. 24 White Paper ‘Rights Brought Home’ (1997), par. 1.4 en 1.14. 25 Ibid., par. 1.14. 26 Ibid., par. 1.14; 1.18. 27 Hansard House of Lords Debates, 18 November 1997, col 515. 28 Zie o.a. HL 17 juni 2004, UKHL 2004, 26 (Ex p. Ullah), per Lord Bingham. 29 Vgl. UKSC 9 december 2009, UKSC 2009, 14 (R. v. Horncastle). Zie nader: E. Bjorge 2013. 30 The Guardian 17 februari 2009. 31 Lester & Beattie 2007, p. 66. Zie ook Klug 2007. 32 Boateng & J. Straw 1997.
166
BIJ DE BUREN
APRIL 2015 TV CR
‘But whilst the HRA represents a significant milestone, the government does not see this as the final resting place in terms of rights policy’. 33
Zijn visie lijkt te worden ondersteund als het nieuwe kabinet-Brown aankondigt een Bill of Rights voor te bereiden.34 Wanneer de partijen zich opmaken voor de verkiezingen van 2010, bevat Labours partijprogramma een pleidooi voor een commissie die zal adviseren over een geschreven grondwet. Dat pleidooi vindt al langer steun bij de Liberal Democrats, die menen dat de HRA niet ver genoeg gaat. Men wil daar een grondwet die niet bij gewone meerderheid kan worden vervangen of gewijzigd, en die de rechter de bevoegdheid geeft om ook formele wetgeving buiten toepassing te laten.35 De Conservatieven laten zich intussen ook niet onbetuigd. Ook daar bepleit men een British Bill of Rights, maar anders dan Labour en LibDem, beoogt men daarmee niet voort te bouwen op de HRA. ‘‘We will tear up the Human Rights Act and replace it with a British Bill of Rights, so we can deal with human rights issues more sensibly’, aldus (dan nog) lijsttrekker David Cameron.36 De insteek voor de Tories is vooral om de geest van de mensenrechten weer in de fles te krijgen. Al in 2006 laat Cameron weten dat het tijd wordt voor een nieuwe balans tussen vrijheid en veiligheid.37 Hij brengt deze nieuwe balans in verband met de (her)ontdekking van een grondrecht op veiligheid van de meerderheid, en van verantwoordelijkheden van het individu: ‘The Human Rights Act has made it harder to protect our security. And it’s done little to protect some of our liberties. It is hampering the fight against crime and terrorism. And it has helped to create a culture of rights without responsibilities’.38
33 Straw 2007. 34 Zie daarover uitgebreider: Leeuw 2013, p. 187. 35 ‘For the People, by the People’, LibDem Policy Paper 83 (2007). 36 The Daily Telegraph, 21 februari 2009. 37 Cameron 2006. 38 Ibid. 39 Vgl. uitgebreid: Lambrecht 2014. 40 Hoffmann 2009. 41 De Lange 2014. 42 Zie daarover: Uzman 2010.
Een bijkomend argument, dat inmiddels sterk aan belang heeft gewonnen, is dat een zelfstandige Bill of Rights het Verenigd Koninkrijk meer armslag zou geven in Straatsburg.39 Intussen is in Westminster namelijk de kritiek op het EHRM in volle hevigheid losgebarsten. Lord Hoffmann weet die onvrede eloquent en treffend te verwoorden. 40 Een internationale rechter die laag overvliegende vliegtuigen met mensenrechten in verband brengt is de weg kwijt en had er beter niet kunnen zijn. Vooral de Conservatieven hebben aan een half woord genoeg. Steen des aanstoots wordt de welbekende saga over het kiesrecht voor gedetineerden, waarover De Lange eerder op deze plaats berichtte. 41 De volgzame houding jegens Straatsburg van de Britse rechter wordt zo de aanleiding voor een fel debat over de vraag waar het naar toe moet met de relatie tussen Westminster en Straatsburg. 42
TV CR APRIL 2015
BIJ DE BUREN
167
Wanneer de Conservatieven, veroordeeld tot een samenwerking met de Liberal Democrats, in 2010 het roer overnemen, kristalliseert zich de inzet gestaag uit. De regering-Cameron zet in op hervorming van het Hof en verdragsherziening. Zij grijpt het voorzitterschap van de Raad van Europa aan om te pleiten voor het opnemen van de margin of appreciation in het EVRM. Daarnaast wil men de ontvankelijkheidsvoorwaarden voor klachten bij het Hof aanzienlijk aanscherpen. Alleen als een nationale rechter ‘clearly erred’ in het toepassen van het EVRM, mag een potentiële klager nog in Straatsburg worden ontvangen, zo blijkt uit gelekte plannen van de Britse regering. 43 Net als een kleine 950 jaar eerder op de kust van Hastings, gaan de Engelsen echter ten onder. Deze keer is het strand van Brighton, waar de topconferentie wordt gehouden, het strijdtoneel. 44 De toon uit Conservatieve hoek blijft echter onverminderd scherp. In een rapport, uitgebracht door denktank Policy Exchange, wordt ervoor gepleit de optie nadrukkelijk open te houden dat het Verenigd Koninkrijk de jurisdictie van het EHRM – en daarmee vermoedelijk de Raad van Europa zélf – verlaat. 45 Daarmee is de toon voor het debat over een nieuwe Bill of Rights gezet.
5. Aanloop naar het rapport van de Commission on a Bill of Rights Bij aanvang van de regering-Cameron is één ding duidelijk. Er bestaat brede consensus tussen de drie grote partijen over de wenselijkheid van een Bill of Rights, al zijn hun motieven daarvoor zeer verschillend. De Conservatieven moeten samenwerken met de Liberal Democrats, dat noopt tot compromissen. Besloten wordt de Bill of Rights te depolitiseren. 46 Daarvoor is, wij zijn daarmee in Nederland bekend, een staatscommissie zeer geschikt. 47 Het coalitie-akkoord bevat de volgende passage: ‘We will establish a Commission to investigate the creation of a British Bill of Rights that incorporates and builds on all our obligations under the European Convention on Human Rights, ensures that these rights continue to be enshrined in British law, and protects and extends British liberties. We will seek to promote a better understanding of the true scope of these obligations and liberties’. 48
Opvallend is de nadruk die de coalitie legt op de rol van het EVRM. De commissie wordt niet gevraagd op zoek te gaan naar een Bill of Rights die het EVRM vervangt of op afstand zet. Net als de HRA, moet het nieuwe document het EVRM incorporeren. Het lijkt er dan ook op dat Nick Clegg en zijn Liberaal Democraten, de eerste slag hebben gewonnen. 49 Daar
43 Draft Declaration High Level Conference on the Future of the ECHR, Brighton 23 februari 2012. 44 Zie de scherpe analyse in Elliott 2012. 45 Pinto-Duschinsky 2011, p. 72. Het rapport concludeert overigens dat het opzeggen van de jurisdictie van het Hof niet betekent dat het VK ook de Raad van Europa zou moeten verlaten. Het overtuigt op dit punt niet. De motivering daarvoor is bepaald summier en enkel gebaseerd op de meest letterlijke lezing van black letter law. Zie voor een realistischer benadering, de notulen van de hoorzitting met experts die het Constitutional Affairs Committee van het Lagerhuis op 31 oktober 2006 hield. 46 Munce 2014, p. 92. 47 Vgl. Boogaard 2011. 48 Coalitieakkoord, Our Programme for Government, p. 11. 49 Vgl. Elliott 2013.
APRIL 2015 TV CR
168
BIJ DE BUREN
50 Faulks & Fisher 2012. 51 Zie Munce 2014, p. 91. 52 Vgl. Munce 2012, p. 61. 53 Munce 2012, p. 65. 54 The Guardian, 23 april 2010. 55 Klug 2009. 56 Zie Elliott 2013, p. 137.
komt bij dat de Conservatieven zelf intern verdeeld zijn over het wenselijke karakter van de Bill of Rights die zij bepleiten. Eén vleugel ziet de soevereiniteit van het parlement, zowel jegens de eigen rechter als jegens het EHRM, liever vandaag dan morgen hersteld. Een vertrek uit Straatsburg is voor deze groep bepaald geen schrikbeeld.50 In de Daily Mail is minister van Binnenlandse Zaken Theresa May daarvan het belangrijkste politieke gezicht. Tegengas is er echter ook. Kenneth Clarke, de conservatieve minister van Justitie, noemt de speech van Cameron ‘xenophobic and legal nonsense’.51 En Dominic Grieve, het juridisch geweten van het kabinet, is een verklaard voorstander van de HRA die de Bill of Rights beschouwt als ‘EVRM plus’.52 Dat verschil van inzicht gaat om meer dan alleen een strijd tussen haviken en juristen in de regering-Cameron. Het is in wezen een strijd die het hart van het conservatieve gedachtegoed raakt: de strijd tussen populistisch maakbaarheidsdenken en het klassieke conservatisme met zijn nadruk op stabiliteit en scepsis over Grand Designs.53 Wat daar ook van zij, duidelijk is dat de commissie die het debat over de Bill of Rights van een gezaghebbende stem moet voorzien, onder een slecht gesternte aan haar taak begint. Niet alleen zijn Conservatieven en Liberaal Democraten het intern en onderling oneens. De academie en de rechtspraktijk zijn ook uitgesproken sceptisch. De doorgaans zo genuanceerde, en van links tot rechts gerespecteerde president van het Supreme Court, Lord Phillips, verwoordt die scepsis kernachtig in een rede die prompt door The Guardian wordt afgedrukt: ‘the Human Rights Act is here to stay’.54 Het is een nauwelijks mis te verstaan signaal aan de wetgever. De rechtspraak drong ooit aan op incorporatie van het EVRM. Men laat het verdrag niet zonder tegenstribbelen weer gaan. In academische kringen ziet men evenmin weinig in de opdracht waarmee de commissie op pad is gestuurd. Na een analyse van de belangrijkste pijnpunten die door critici van de HRA zijn aangedragen (veiligheid, de rol van de rechter, burgerlijke verplichtingen en Britse versus ‘Europese’ rechten) merkt één commentator op dat de nieuwe Bill of Rights op geen enkel terrein wezenlijk zal kunnen afwijken van de HRA.55 Vanaf begin af aan is het sterk verdeelde karakter van de commissie bovendien aanleiding tot scepsis.56 Afgezien van de voorzitter, de ‘neutrale’ oud-topambtenaar Sir Leigh Lewis, en Sir David Edward QC, een Schotse oud-rechter in het Hof van Justitie EG, hebben de meeste leden een duidelijk politiek profiel. Het enige Labourlid in de commissie, Barones Kennedy QC, is mensenrechtenadvocate. Het EVRM draagt ze een warm hart toe. Dat geldt ook voor de Liberaal Democratische commissieleden (Lord Lester QC en Philippe Sands QC) en Sir David Edward QC. De door de Conservatieven aangezochte leden (Jonathan Fisher QC, Martin Howe QC, dr. Michael Pinto-Duschinsky, Anthony Speaight QC en – later
TV CR APRIL 2015
BIJ DE BUREN
169
– Lord Faulks QC) lijken daarentegen voornamelijk geselecteerd op basis van hun sceptische houding ten opzichte van ‘Straatsburg’.57 Dat de zeeën in de commissie hoog kunnen gaan, blijkt als het spraakmakende lid Pinto-Duschinsky, tijdens de rit, bedankt voor de eer. Volgens hem heeft het pro-HRA-kamp binnen het kabinet er in de achterkamers allang voor gezorgd dat de HRA zal blijven voortbestaan. Wat daar ook van zij, het doet het gezag van de commissie nauwelijks goed.
6. ‘The Choice Before Us’: de commissie en haar rapport In weerwil van al deze scepsis, gaat de commissie voortvarend van start. De leden reizen actief het land in om de gevoelstemperatuur in de samenleving te meten. Men brengt een discussiepaper uit waarop burgers, academici en NGO’s kunnen reageren.58 Dat resulteert in een geanimeerd debat. Het levert bovendien, op het eerste gezicht, verrassende gegevens op: voor 98% van de respondenten staat de incorporatie van het EVRM niet ter discussie. 88% wil de HRA graag behouden, al kan men zich afvragen of die respondenten representatief zijn voor de Britse samenleving.59 De commissie doet er uiteindelijk weinig mee.60 Ondanks deze voortvarendheid kan het eindrapport – dat eind 2012 verschijnt – de verdeeldheid van de commissie nauwelijks verhullen. Het is niet gelukt om een unaniem standpunt uit te brengen. Een meerderheidsrapport is er wel, maar dat rust op een fragiele coalitie. ‘Superficial consensus’ noemen de twee dissenters, Sands en Kennedy, het.61 Naast hun dissent telt het rapport dan ook maar liefst zeven minderheidsopinies die het meerderheidsstandpunt soms weliswaar zeggen aan te vullen, maar het veelal impliciet ondergraven. De overige leden van de commissie vinden zich uiteindelijk op de conclusie dat een Bill of Rights inderdaad geen gek idee is. Maar net zoals de grote politieke partijen die hen voor de commissie nomineerden, zijn hun beweegredenen daarvoor zeer verschillend. Het is dit verschil in uitgangspunt, dat door dissenters Kennedy en Sands juist als zo problematisch wordt ervaren: ‘It is better to recognise that at the heart of our differences are distinct beliefs about the reach and purpose of human rights (…). A UK Bill of Rights may seem harmless and even attractive at first sight, but alarm bells should be ringing about motivations’.62
Dat verschil in ‘motivations’ doortrekt, bij nauwkeurige lezing, het gehele rapport. Het blijkt zelfs uit de door de commissie geformuleerde uitgangspunten die aan het rapport vooraf gaan. Zo benadrukt de
57 Vgl. Munce 2014, p. 93. 58 Commission on a Bill of Rights 2012, p. 41-44. 59 Zie bijlage G van het rapport, p. 6 resp. 19. Voorts: Elliott 2013, p. 141. 60 Zie Commission on a Bill of Rights 2012, p. 25. 61 Kennedy & Sands 2012. 62 Commission on a Bill of Rights, p. 230.
APRIL 2015 TV CR
170
BIJ DE BUREN
63 Faulks & Fisher 2012. 64 Commission on a Bill of Rights 2012, p. 24. 65 Commission on a Bill of Rights 2012, p. 25. 66 Zie hoofdstuk 2. 67 Zie hoofdstuk 6. 68 Zie hoofdstukken 4 en 5 . 69 Commission on a Bill of Rights 2012, p. 133.
commissie dat haar conclusies moeten worden gelezen in het licht van de opdracht die haar door de regering was verstrekt, namelijk om te adviseren over de wenselijkheid van een nationale grondrechtencatalogus uitgaande van de situatie dat het Verenigd Koninkrijk partij bij het EVRM zou blijven. Een door diverse conservatieve commissieleden gewenst Brexit lag dan ook uitdrukkelijk niet op tafel. Een aantal leden betreurt dat openlijk.63 De commissie erkent op dezelfde plaats bovendien dat de wijze waarop het EHRM te werk gaat, tot onoverbrugbare meningsverschillen aanleiding gaf.64 De commissie relativeert dan ook zelf alvast de eigen bijdrage aan het debat: haar rapport is geen definitief oordeel over de noodzaak van een Bill of Rights. Die kwestie is rijp voor ‘een breed constitutioneel debat’ in de Britse samenleving.65 Wat van het rapport zélf te denken? Lezenswaardig is het beslist, ondanks het onvermogen van de commissie om helder richting te geven. Zo geeft het een mooi overzicht van de constitutionele achtergrond waartegen het debat over de Bill of Rights plaatsheeft.66 Trefzeker beschrijft de commissie hoe de traditioneel sterke positie van het parlement onder druk is komen te staan als gevolg van de opkomst van quasi-constitutionele wetten, zoals de HRA, de zelfbewuster houding van rechters ten aanzien van wetgeving en het gegroeide belang van internationaal recht. Vervolgens wordt helder in kaart gebracht hoe de grondrechtenbescherming in het Verenigd Koninkrijk voor en na de inwerkingtreding van de HRA werkt(e).67 Voor studenten die geen bezwaar hebben tegen het lezen van Engelstalige stukken – helaas geen vanzelfsprekendheid – biedt het rapport een prachtige introductie in het Britse staatsrecht. Hetzelfde geldt voor de beschrijvende hoofdstukken over de internationale en de Europese context, compleet met een bescheiden maar volstrekt onvolledig rechtsvergelijkend overzicht van de wijze waarop het EVRM in andere landen is geïmplementeerd.68 Instructief is ook het derde hoofdstuk, waarin diverse mogelijke varianten van een Bill of Rights worden besproken en in een historische en rechtsvergelijkende context worden geplaatst. De kern van het rapport zit in de hoofdstukken 7 tot en met 12, waarin de commissie de argumenten pro en contra een nationale Bill of Rights bespreekt en zelf stelling neemt. Interessant is dat de commissie die argumenten in de historische context bespreekt. Kenmerkend voor het preHRA-tijdperk, is de roep – in alle politieke stromingen – om een effectievere controle op de uitvoerende macht. De drempel om in die periode te komen tot een geschreven grondrechtencatalogus, zoekt de commissie in het schrikbeeld van een gouvernement des juges en het politiseren van de rechtspraak. Men verwachtte destijds ook niet zo veel van de rechter als tegenwicht tegen de executieve, aldus de commissie.69 Rechters en bestuurders werden nog in hoge mate als behorend tot dezelfde conservatieve
TV CR APRIL 2015
BIJ DE BUREN
171
kliek beschouwd: ‘judges, if not actually biased towards the Tories... are at least imbued with the social values of the middle classes, and suspicious of progressive ideas’.70 De tijden zijn inmiddels veranderd. Als te weinig progressief wordt de rechter niet meer gezien. Anno 2012 gaat het er vooral om dat grondrechten gepaard gaan met verantwoordelijkheden, en om het bevorderen van commitment aan zulke rechten door de nadruk op de eigen Britse waarden. Aan het eerste (koppelen van rechten en verantwoordelijkheden) wil de commissie niet. Het zit in de aard van het beestje van de mensenrechten, meent zij, dat die rechten gelden voor iedereen, verdiend of niet. Minder problemen heeft ze met het noemen van verantwoordelijkheden in een eventuele preambule.71 Ook de eigen Britse waarden komen er bekaaid vanaf. Hoewel de commissie zich in meerderheid uitspreekt voor een catalogus waarin zulke waarden zijn neergelegd, heeft zij moeite om additionele ‘Britse rechten’ te verzinnen. Uiteindelijk beperkt men zich ertoe de hete aardappel weer terug te schuiven naar de wetgever ‘(…) given the many technical and substantive challenges posed by consideration of inclusion of these rights, we do not believe that we are sufficiently experienced or expert to be able to reach definitive judgments on these issues. Rather, we believe these questions would be better addressed if and when a UK Bill of Rights was being considered in more detail by the UK Government and Parliament, the devolved administrations and legislatures and the wider UK public’.72
Hoewel niet onverstandig, is die conclusie teleurstellend. De commissie had het publiek namelijk opgeroepen om met voorstellen te komen. De meeste van de ingediende voorstellen worden door de commissie echter naar de prullenbak verwezen. Sociaal-economische rechten, een recht op een schoon milieu, zelfs het recht op juryrechtspraak: de commissie wil er niet aan. Uiteindelijk resteert alleen een zelfstandig recht op non-discriminatie.73 Of dat nu zo typisch Brits is? Men kan het, met Protocol 12 bij het EVRM in het achterhoofd, betwijfelen. Opmerkelijk is in dit verband overigens nog wel de minderheidsopvatting van het lid Howe. Uitgedaagd door zijn medeleden om met voorstellen te komen, ontwerpt hij een complete concept-Bill of Rights voorzien van memorie van toelichting. Wat bij nauwkeurige lezing van zijn catalogus vooral opvalt, is de drieslag die er in gemaakt wordt tussen Britse burgers (waarvoor alle rechten gelden), Unieburgers (die de rechten genieten waar het Verenigd Koninkrijk niet omheen kan), en niet-burgers die slechts een beperkt (niet nader gespecificeerd) beroep op de Bill of Rights kunnen doen.74 Het is een potentieel explosief voorstel. Zoals gezegd werkt Howe niet uit hoe de verdeling er uit ziet. Het kan zijn dat het onderscheid vooral betrekking heeft op kwesties als het kiesrecht. In dat geval voegt het weinig toe
70 Ibid. 71 Commission on a Bill of Rights 2012, p. 161. 72 Commission on a Bill of Rights 2012, p. 148. 73 Vgl. Commission on a Bill of Rights 2012, p. 151. 74 Howe 2012, p. 214.
APRIL 2015 TV CR
172
BIJ DE BUREN
75 Vgl. de storm van kritiek op het arrest Othman (Abu Qatada) v. UK, EHRM 17 januari 2012, no. 8139/09. Zie daarover: The Guardian, 8 juli 2013 (‘Theresa May criticises human rights convention after Abu Qatada affair’). 76 Vgl. Elliott 2013, p. 141, die er op wijst dat die aanname niet is gestoeld op ‘harde’ gegevens en, integendeel, in strijd is de uitkomsten van de consultaties van de commissie zelf. 77 Vgl. bijv. Lester 2012. 78 Vgl. Eilliott 2013, p. 143. 79 Commission on a Bill of Rights 2012, p. 221-230. 80 Elliott 2013, p. 140. 81 Daarover: Uzman 2010, p. 777-778.
aan, en is het ook niet in strijd met, bestaande onderscheiden in internationale catalogi zoals het EVRM. Tegelijkertijd zou het voorstel ook kunnen passen in een bredere roep binnen met name de Tories, dat het EVRM er vooral is om buitenlandse terroristen te beschermen tegen hardvochtige ondervraging in andere landen.75 Zoals gezegd vindt de meerderheid zich uiteindelijk op de conclusie dat een Bill of Rights meerwaarde heeft. De fragiele consensus waarover we het hiervoor hadden, is voornamelijk gebaseerd op de door alle leden gedeelde aanname dat de HRA een imagoprobleem heeft.76 In een publiekscampagne om het vertrouwen in de wet op te krikken zien de meesten niets. Beter is het, overnieuw te beginnen. De rechten uit het EVRM bieden daarvoor een uitstekende basis. Maar met deze conclusie komen reeds de eerste scheuren. Een deel van de commissie vindt dat met het EVRM zélf niets mis is maar dat dit niet geldt voor de wijze waarop die rechten zijn uitgelegd door het EHRM. Andere leden beschouwen die jurisprudentie van het EHRM juist als de basis, waarop voortgebouwd zou moeten worden.77 En zo zijn we weer terug bij de hiervoor reeds aangestipte verdeeldheid binnen de commissie. Hoewel het rapport formeel twee stemmen heeft, een meerderheids- en een minderheidsstandpunt, liggen de opvattingen van de dissenters en een deel van de meerderheid eigenlijk dichter bij elkaar dan de opvattingen binnen de meerderheid zelf.78 Kennedy en Sands zien óók graag een grondrechtencatalogus die voortbouwt op de HRA en het EVRM, maar zij zijn – meer dan geestverwanten als Lord Lester – beducht voor het gevaar dat deze uiteindelijk de legitimatie gaat vormen om het EVRM, of althans de rechtsmacht van het Hof, op te zeggen. Tégen een Bill of Rights zijn zij niet, maar dan moet eerst duidelijkheid bestaan over de motieven: bouwen we voort, of breken we af?79 De verdeeldheid in het rapport over de vraag welke rechten de Bill of Rights moet bevatten, zet zich door bij de kwestie hoe die rechten beschermd moeten worden.80 Momenteel kent de HRA de verplichting en de bevoegdheid voor rechters om wetgeving vergaand verdragsconform uit te leggen, zo nodig met voorbijgaan aan de tekst en de wetsgeschiedenis.81 Lukt dat niet, omdat de rechter tegen de grenzen van zijn rechtsvormende taak aanloopt, dan voorziet de wet in de mogelijkheid om een – de wetgever niet bindend – rechterlijk declaratoir van onverenigbaarheid uit te vaardigen. Een bevoegdheid formele wetgeving buiten toepassing te laten of onverbindend te verklaren heeft de Britse rechter echter niet. Moet dit systeem behouden blijven? Of moet het uitgebouwd worden, bijvoorbeeld door de Britse rechter een, aan artikel 94 verwante bevoegdheid tot het buiten toepassing laten van wetgeving te geven? De commissie is er rijkelijk vaag over. Het rechterlijk gereedschap ‘should be broadly similar to those
TV CR APRIL 2015
BIJ DE BUREN
173
in the Human Rights Act’, en dat geldt vooral voor het declaratoir.82 Tegelijkertijd zegt het rapport niets over het vergaande interpretatieve mandaat van de rechter. Dat de rechter aan een vorm van conforme interpretatie moet kunnen doen, dat zal niet omstreden zijn, maar moet hij dan ook zo ver mogen gaan als momenteel het geval is? Sommige leden, Anthony Speaight voorop, vinden van niet.83 Conforme interpretatie is in hun ogen slechts mogelijk als de wettekst ambigu is. Uit het feit dat Speaight zich geroepen voelde daarover een eigen aanhangsel te schrijven, moet wellicht worden afgeleid dat de meerderheid het niet zo zag, maar dat blijkt dan niet duidelijk uit het meerderheidsrapport.
7. Wat blijft is de kater…? Het rapport van de commissie wordt, het kan ook bijna niet anders, ronduit slecht ontvangen, zowel in de wetenschap, als in de samenleving. In de literatuur vindt het rapport geen genade. Op zijn best vindt men het een ‘footnote in history’.84 Mark Elliott, een auteur die doorgaans niet bekend staat vanwege zijn ongezouten woordkeuze, kwalificeert het rapport als volgt: ‘It is, in effect, a function of a political process that instinctively (…) dislikes the status quo but is unwilling to confront the hard questions that would necessarily fall to be answered were significant change to be meaningfully contemplated. It is hardly surprising, then, that the Commission’s big idea is an essentially empty one’.85
Ook in politiek opzicht heeft het rapport geen wezenlijke indruk gemaakt. De politieke verhoudingen zijn er niet door veranderd. Evenmin is de kwestie gedepolitiseerd. Binnen de Tories is de toon jegens de HRA en het EHRM, integendeel, juist scherper geworden. In juli 2014 vindt in Westminster de traditionele Cabinet reshuffle plaats. Die markeert een opvallende koerswijziging in het conservatieve deel van de regering. Genuanceerde krachten, minister Clarke en Attorney General Grieve voorop, wordt de wacht aangezegd. Hun vervangers zijn, zachtst gezegd, geen juridische zwaargewichten. Hun belangrijkste kwaliteit lijkt de bereidheid om het EVRM zo nodig vaarwel te zeggen.86 Het markeert een belangrijke stap in het conservatieve denken. Vóórdat de commissie aan haar werk begon, is het conservatieve smaldeel binnen het kabinet verdeeld. Zelfs voor de hardliners lijkt een Brexit uit het EVRM bovendien taboe. Ná het rapport wordt de toon schriller. Subtiele pogingen van het Straatsburgse Hof om de Britten gerust te stellen hebben nauwelijks effect. Dat het EHRM de jurisprudentie over het kiesrecht voor
82 Commission on a Bill of Rights 2012, p. 179-180. Zie ook de minderheidsopinie in Faulks & Fisher 2012, die, ondanks een EHRM-sceptische houding, niet a priori tegen een bevoegdheid voor de Britse rechter om wetgeving buiten toepassing te laten lijken te zijn. 83 Speaight 2012, p. 261. 84 Elliott 2013, p. 137. 85 Elliott 2013, p. 145. 86 Vgl. The Law Society Gazette, 15 oktober 2014 (‘ECHR ‘no guarantee’ of rights respect says attorney general’).
174
BIJ DE BUREN
APRIL 2015 TV CR
gedetineerden in Scoppola t. Italië nuanceert, dat het weigert om gedetineerden een schadevergoeding te geven, dat het geregeld de margin of appreciation van, en de dialoog met Britse rechters benadrukt. Het mag niet baten. Als het Hof een punt maakt van de levenslange gevangenisstraf zonder enig perspectief op vrijlating in het Verenigd Koninkrijk, dan steekt onmiddellijk de storm de kop weer op.87 Niet lang na de reshuffle, in het najaar van 2014, komen de kaarten op tafel. De Tories maken het EVRM tot inzet van de verkiezingen en daarbij wordt dezelfde strategie gevolgd als ten aanzien van de Europese Unie.88 De Raad van Europa krijgt de kans om in te stemmen met een nieuwe regeling. Lukt dat niet, dan verlaat het Verenigd Koninkrijk het EVRM. Zónder referendum overigens. Hier dan weer niet. De nieuwe regeling zoals de conservatieven die voor ogen hebben, maakt arresten van het EHRM ‘advisory only’, verplicht Britse rechters niet langer om iets met deze arresten te doen, en reserveert mensenrechten voor ‘the most serious cases’. Last but not least zullen fundamentele rechten voortaan niet meer inroepbaar zijn buiten de landsgrenzen. Het leger moet zijn werk kunnen doen. Dat laatste is vooral een reactie op rechterlijke uitspraken die een punt maakten van het zonder proces jarenlang opsluiten van mensen in Irak, maar het roept vooral de geur op van Guantánamo Bay.89 De Bill of Rights waarover de commissie adviseerde, moet de legitimatie voor al deze plannen bieden.
8. Conclusie
87 Vgl. EHRM (Grote Kamer) 13 juli 2013, no. 66069/09 (Vinter e.a. t. VK); M. Amos, ‘The UK and the European Court of Human Rights’ U.K. Const. L. Blog (24th November 2014). 88 Zie het manifest van de Tories: ‘Protecting Human Rights in the UK: The Conservatives’ Proposals for Changing Britain’s Human Rights Laws’ (2014). 89 Vgl. EHRM (Grote Kamer) 7 juli 2011, no. 27021/08 (Al-Jedda t. VK). 90 Zie Boogaard & Peters 2010, p. 2802.
Het rapport van de Britse staatscommissie ‘Bill of Rights’ is een stille dood is gestorven. In Westminster gaat het debat over een Bill of Rights weliswaar door, maar het rapport speelt nauwelijks nog een rol. Deels kan de commissie dat zichzelf aanrekenen. Haar heroïsche poging eenheid binnen de eigen gelederen te bewerkstelligen, resulteerde uiteindelijk in een leeg vat. Wat dat betreft deed haar Nederlandse tegenhanger uit 2010 het beter. In beide gevallen echter, gaf de gretige inzet van de minderheidsopvatting politieke tegenstanders de munitie om het rapport in de spreekwoordelijke lade te doen verdwijnen. De verantwoordelijkheid voor de geringe betekenis van de beide projecten ligt evenwel bij de politiek. Dat begint al bij de selectie van de leden, zij het op een verschillende manier. De Nederlandse staatscommissie had een hoog wetenschappelijk gehalte. Het was tot op zekere hoogte een politiek-neutrale commissie. De geringe politieke betekenis van het rapport van de Staatscommissie Grondwet is daarmee later wel in verband gebracht.90 De Britse commissie had daarentegen een uitgesproken politiek profiel. Dat politieke profiel
TV CR APRIL 2015
BIJ DE BUREN
zat hier een gezaghebbend oordeel juist in de weg. De sleutel lijkt misschien te liggen in het soort van politiek gehalte in zo’n commissie. De vraag blijft open wat er was gebeurd als de conservatieven Dominic Grieve hadden gevraagd in de commissie plaats te nemen: iemand met, op dat moment althans nog, politiek gezag, een genuanceerde opvatting én de bereidheid om naar consensus te streven. Wat daar ook van zij, feit blijft dat beide staatscommissies in een vijandig politiek klimaat opereerden. In Nederland was het kabinet bij de aanbieding van het commissierapport intussen van politieke kleur verschoten. In het Verenigd Koninkrijk was de commissie van het begin af aan uitsluitend bedoeld om tijd te winnen. De vraag is of daarmee het lot van de rapporten al niet vaststond voordat er ooit een letter op papier was gezet.
Literatuur Besson 2008 S. Besson, ‘The Reception Process in Ireland and the United Kingdom’, in: H. Keller & A. Stone-Sweet (red.), A Europe of Rights: The Impact of the ECHR on National Legal Systems, Oxford: OUP 2008, p. 31-106 Bjorge 2013 E. Bjorge, ‘The Courts and The ECHR: A Principled Approach to the Strasbourg Jurisprudence’, Cambridge Law Journal 2013, p. 289-300 Blackburn 2001 R. Blackburn, ‘The United Kingdom’, in: R. Blackburn & J. Polakiewicz, Fundamental Rights in Europe – The European Convention on Human Rights and its Member States, 1950-2000, Oxford: OUP 2001 Boateng & Straw 1997 P. Boateng & J. Straw, ‘Bringing Rights Home: Labour’s Plans to Incorporate the ECHR into UK Law, European Human Rights Law Review 1997, p. 71-80 Boogaard 2011 G. Boogaard, ‘Staatscommissies Grondwet : schepen in de nacht?’, TvCR 2011, p. 112-121 Boogaard en Peters 2010 G. Boogaard & J.A. Peters, ‘Staatscommissie Thomassen: te voorzichtig’, NJB 2010, p. 2802 Cameron 2006 D. Cameron, ‘Balancing freedom and security – A Modern British Bill of Rights’, Speech Centre for Policy Studies, 26 Juni 2006
175
176
BIJ DE BUREN
APRIL 2015 TV CR
Elliott 2012 M. Elliott, ‘The Brighton Declaration: where now for the Human Rights Act and the Bill of Rights debate?’, UK Constitutional Law Blog, 25 april 2012 (www.constitutionallaw.org) Elliott 2013 M. Elliott, ‘A Damp Squib in the Long Grass – The report of the Commission on a Bill of Rights’, European Human Rights Law Review 2013, p. 137-151 Ewing & Gearty 1990 K.D. Ewing & C.A. Gearty, Freedom Under Thatcher – Civil Liberties in Modern Britain, Oxford: OUP 1990 Ewing & Gearty 2000 K.D. Ewing & C.A. Gearty, The Struggle for Civil Liberties – Political Freedom and the Rule of Law in Britain, 1914-1945, Oxford: OUP 2000 Faulks & Fisher 2012 Lord Faulks & Jonathan Fisher QC, ‘Unfinished Business’, in: Commission on a Bill of Rights, A UK Bill of Rights – The Choice Before Us, 18 december 2012, p. 182-191 Feldman 1999 D. Feldman, ‘The Human Rights Act 1998 and Constitutional Principles’, Legal Studies 1999, p. 165-206. Feldman 2002 D. Feldman, Civil Liberties and Human Rights in England and Wales (2nd. Ed.), Oxford: OUP 2002 Gearty 1997 C.A. Gearty, European Civil Liberties and the European Convention on Human Rights, Den Haag: Martinus Nijhoff 1997 Hoffmann 2009 Lord Hoffmann, ‘The Universality of Human Rights’, Judicial Studies Board Annual Lecture, 19 maart 2009 Howe 2012 M. Howe QC, ‘A UK Bill of Rights’, in: Commission on a Bill of Rights, A UK Bill of Rights – The Choice Before Us, 18 december 2012, p. 192-216 Kennedy & Sands 2012 Baroness Kennedy of The Shaws QC & Philippe Sands QC, ‘In Defence of Rights’, in: Commission on a Bill of Rights, A UK Bill of Rights – The Choice Before Us, 18 december 2012, p. 221-230 Klug 2007 F. Klug: ‘A Bill of rights: what for?’ in: C. Bryant (red.), Towards a New Constitutional Settlement, Londen: The Smith Institute 2007
TV CR APRIL 2015
BIJ DE BUREN
Klug 2009 F. Klug, ‘Solidity or Wind? What’s on the Menu in the Bill of Rights Debate?’, Political Quarterly 2009, p. 420-426 Lambrecht 2014 S. Lambrecht, ‘Bringing Rights More Home: Can a Home-grown UK Bill of Rights Lessen the Influence of the European Court of Human?’, German Law Journal 2014, p. 407-436 De Lange 2014 R. de Lange, ‘Kiesrechtuitsluiting voor gedetineerden in het Verenigd Koninkrijk: een tussenstand’, TvCR 2014, p. 61-82 Laws 2009 Sir John Laws, ‘Law and Democracy’, Public Law 1995, p. 72-79. Daarover uitgebreider: D. Feldman, ‘Human Rights’, in: L. BlomCooper, B. Dickson & G. Drewry (eds.), The Judicial House of Lords 1876-2009, Oxford: OUP 2009, p. 541-573 Leeuw 2013 B.J.G. Leeuw, Grondwet en eerlijk proces (diss. EUR), Oisterwijk: Wolf Legal Publishers, 2013 Lester 2012 Lord Lester of Herne Hill QC, ‘A Personal Explanatory Note’, in: Commission on a Bill of Rights, A UK Bill of Rights – The Choice Before Us, 18 december 2012, p. 231-233 Lester & Beattie 2007 Lord Lester of Herne Hill & K. Beattie, ‘Human Rights and the British Constitution’, in: J. Jowell & D. Oliver (red.), The Changing Constitution, Oxford: Oxford University Press, 2007 Munce 2012 P. Munce, ‘Profoundly Un-Conservative? David Cameron and the UK Bill of Rights Debate’, Political Quarterly 2012, p. 60-68 Munce 2014 P. Munce, ‘The Conservative Party and Constitutional Reform: Revisiting the Conservative Dilemma through Cameron’s Bill of Rights’, Parliamentary Affairs 2014, p. 80-101 Pinto-Duschinksy 2011 M. Pinto-Duschinsky, Bringing Rights Back Home: Making human rights compatible with parliamentary democracy in the UK, Londen: Policy Exchange 2011 Sathanapally 2012 A. Sathanapally, Beyond Disagreement – Open Remedies in Human Rights Adjudication, Oxford: OUP 2012
177
178
BIJ DE BUREN
APRIL 2015 TV CR
Speaight 2012 Speaight QC, ‘Mechanisms of a UK Bill of Rights, in: Commission on a Bill of Rights, A UK Bill of Rights – The Choice Before Us, 18 december 2012, p. 257-277 Straw 2007 J. Straw, MacKenzie-Stuart Lecture 2007 Uzman 2010 J. Uzman, ‘Straatsburg en Westminster – Over het EVRM In de Britse rechtspraak’, NTM/NJCM-Bulletin 2010, p. 766-780 Uzman 2013 J. Uzman, Constitutionele remedies bij schending van grondrechten (diss. Leiden), Deventer: Kluwer 2013 Verhey 1998 L.F.M. Verhey, ‘Rechtsvorming in vergelijkend perspectief: de Engelse Human Rights Act 1998, Ars Aequi 2007, p. 28-41