Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007
Collectieve Arbeidsovereenkomst Centrum Arbeidsverhoudingen (CAOP) 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007
1/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007
Inhoud Preambule ..................................................................................................................................4
Artikelen 1 2 3 4 4a 5 6 7 7a 7b 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 19 a 19 b 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36
Definities........................................................................................................................5 Algemene Bepalingen....................................................................................................6 Indienstneming en Ontslag ............................................................................................7 Indeling in loongebouw .................................................................................................9 Regeling tijdelijke waarneming ...................................................................................10 Beloningsdifferentiatie.................................................................................................11 Vakantietoeslag............................................................................................................12 Overwerk......................................................................................................................13 Toelage wisselende en ongebruikelijke arbeidstijden..................................................15 Consignatieregeling .....................................................................................................16 Tegemoetkoming in de premie ziektekosten- en tandartskostenverzekering ..............18 Autokosten, reis- en verblijfskosten ............................................................................21 Regeling woon-werkverkeer........................................................................................22 Telefoonkosten.............................................................................................................23 Verhuiskostenregeling .................................................................................................24 Bedrijfshulpverlening ..................................................................................................25 Opleidingen..................................................................................................................26 Jubilea en (pré)pensionering ........................................................................................27 Arbeidsduur en ATV....................................................................................................28 Seniorenregeling ..........................................................................................................30 Levensloopregeling......................................................................................................31 Aanspraken vakantieverlof ..........................................................................................32 Inkoop extra vakantieverlof .........................................................................................34 Afstand doen/uitbetalen ATV-aanspraken/verlofsparen..............................................35 Buitengewoon verlof....................................................................................................36 Zwangerschaps- en bevallingsverlof............................................................................39 Ouderschapsverlof .......................................................................................................40 Ongevallenverzekering ................................................................................................42 Uitkering bij overlijden................................................................................................43 Uitkering bij arbeidsongeschiktheid ............................................................................44 Bedrijfsgeneeeskundige begeleiding ...........................................................................45 Maatregelen bij ziekte en arbeidsongeschiktheid ........................................................46 Doelgroepgericht personeelsbeleid ..............................................................................47 Regeling flexibele pensionering ..................................................................................48 Pensioenregeling ..........................................................................................................49 Reorganisaties ..............................................................................................................50 Kinderopvang...............................................................................................................51 Nevenwerkaamheden ...................................................................................................53 Vakbondsfaciliteiten ....................................................................................................54 Duur, wijziging en opzegging van de CAO.................................................................55 Beroep ..........................................................................................................................56 2/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007 Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5
CAO-akkoord CAO CAOP 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007 ...........................59 De ontwikkeling van de e.j.u. CAOP vanaf 1999................................................62 Salarisschalen CAOP per 1 juli 2002..................................................................63 Salarisschalen CAOP per 1 oktober 2006...........................................................64 Levensloopregeling CAOP .................................................................................65
3/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007
P re a mb u l e De wijzigingen in deze CAO ten opzichte van de CAO CAOP 1 april 2004 - 1 januari 2005 zijn gebaseerd op het akkoord tussen partijen van 19 oktober 2006. Dit akkoord is als bijlage 1 aan deze CAO toegevoegd.
4/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007
1
Definities 1. Werkgever: Stichting Centrum voor Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel (CAOP). 2. Medewerker: de persoon waarmee een arbeidsovereenkomst is aangegaan. Als medewerker in de zin van deze overeenkomst worden niet beschouwd het bestuur, vakantiewerkers en stagiaires, dan wel daarmee gelijk te stellen leerlingen en diegene die werkzaam zijn op een werkervaringsplaats, freelancers en diegenen met wie een overeenkomst van opdracht is aangegaan. Al waar in deze CAO sprake is van de medewerker, is hier zowel de vrouwelijke als de mannelijke medewerker bedoeld. 3. Partijen: Stichting Centrum voor Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel als partij ter ene zijde en de vakbonden ter andere zijde: • ABVAKABO FNV gevestigd te Zoetermeer; • CNV PUBLIEKE ZAAK gevestigd te 's-Gravenhage; • CMHF gevestigd te Leidschendam. 4. Ondernemingsraad: de ondernemingsraad als bedoeld in de Wet op de ondernemingsraden. 5. Partner: de persoon met wie de medewerker, met het oogmerk duurzaam samen te leven, een gemeenschappelijke huishouding voert, hetgeen moet blijken uit een door de medewerker en zijn partner aan de werkgever overlegde verklaring, opgemaakt volgens het in bijlage opgenomen model. Voor de toepassing van deze CAO wordt de medewerker met een partner gelijkgesteld met een gehuwde medewerker. 6. Betalingsperiode: de betalingsperiode is een kalendermaand. De betaling vindt plaats rond de 25e van de maand waarop deze betrekking heeft. 7. Arbeidsovereenkomst: de overeenkomst, bedoeld in artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek. 8. Bruto (maand)salaris = (parttime)salaris vastgesteld volgens een van de salarisschalen in de bijlage bij de CAO. 9. Bruto jaarsalaris =12 laatstgenoten bruto maandsalarissen + functioneringstoelage en wervings-/bindings-/arbeidsmarktknelpuntentoelage verleend voor langere duur dan 1 jaar (artikel 5) + overgangstoelage (artikel 4) + toelage wisselende en ongebruikelijke arbeidstijden (artikel 7a), (plus daaronder begrepen de vakantietoeslag en de eindejaarsuitkering). 10. Netto maandsalaris = maandsalaris minus verschuldigde inhoudingen en premies sociale wetten. 11. Kostwinner: de medewerker is kostwinner als de bruto inkomsten van de medewerker tenminste de helft bedragen van het gezamenlijk inkomen van de medewerker en diens partner.
5/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007
2
A l g e me n e B e p a l i n g e n 1. De werkgever is verplicht tegenover zijn medewerkers de in deze collectieve arbeidsovereenkomst vastgelegde arbeidsvoorwaarden na te leven. 2. De werkgever is verplicht binnen de gegeven wettelijke kaders zich als een goed werkgever te gedragen. 3. De medewerker is verplicht zich te gedragen zoals het een goed medewerker betaamt. 4. De arbeidsovereenkomst aangegaan tussen werkgever en medewerker mag op straffe van nietigheid geen bepalingen bevatten in strijd met deze CAO. 5. De medewerker dient bij indiensttreding de gedragscode CAOP voor kennisneming te tekenen.
6/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007
3
I n d i e n s t n e mi n g e n O n t s l a g 1. De arbeidsovereenkomst met de medewerker wordt schriftelijk aangegaan en bevat tenminste de volgende elementen: • de rechtsgeldige vertegenwoordiger namens de werkgever; • naam, woonplaats en geboortedatum van de medewerker; • datum van indiensttreding en functiebenaming; • de duur van de arbeidsovereenkomst met aanduiding van de overeengekomen proeftijd (twee maanden); • de toepassing van de CAO-CAOP; • standplaats; • het bruto maandsalaris, de salarisschaal en de jaarlijkse beloningsbeslissingsmaand; • de werktijd, de omvang van het dienstverband, de toegekende omvang van de arbeidstijdverkorting (atv) en het toegekende aantal vakantie-uren; • werkzaamheden buiten kantooruren; • concurrentiebeding; • geheimhouding; • eventuele bijzondere voorwaarden die op het dienstverband van toepassing zijn worden middels een schriftelijke toekenning gevoegd bij de arbeidsovereenkomst. De arbeidsovereenkomst wordt in tweevoud opgemaakt en door de werkgever en medewerker ondertekend. Na de ondertekening wordt door de werkgever een van deze exemplaren aan de medewerker verstrekt, alsmede een exemplaar van de CAO. 2. Bij het aangaan van een eerste arbeidsovereenkomst geldt een wederzijdse proeftijd van twee maanden. 3. Met inachtneming van het hiervoor bepaalde wordt de arbeidsovereenkomst aangegaan voor bepaalde tijd of voor onbepaalde tijd. Voor medewerkers die een eerste arbeidsovereenkomst aangaan geldt dat deze voor bepaalde tijd voor de duur van een jaar wordt gesloten, tenzij in individuele gevallen anders wordt overeengekomen. Voor arbeidsovereenkomsten die voor bepaalde tijd zijn overeengekomen geldt dat: a. de arbeidsovereenkomst voor niet meer dan vier aaneengesloten perioden afgesloten kan worden; b. de totale duur van de arbeidsovereenkomsten niet meer dan 48 maanden kan bedragen. Bij overschrijding van bovenstaande perioden en/of duur, ontstaat automatisch een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Indien tussen twee arbeidsovereenkomsten een periode van drie maanden of langer ligt, dan begint de telling van de perioden en duur zoals genoemd onder a. en b. opnieuw. 4. Indien de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd eindigt deze van rechtswege op de einddatum die in de individuele arbeidsovereenkomst staat vermeld. Indien dat bij het aangaan van de overeenkomst schriftelijk is overeengekomen bestaat voor zowel werkgever als medewerker de mogelijkheid om tussentijds tot
7/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007 opzegging over te gaan, zij het voor de werkgever uitsluitend indien daartoe toestemming van het CWI is verkregen. 5. Indien de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd eindigt deze: • door schriftelijke opzegging door de medewerker met in acht neming van een opzegtermijn van twee maanden; • door schriftelijke opzegging door de werkgever, na daartoe van het CWI verkregen toestemming, met in acht neming van een opzegtermijn van twee maanden; • met wederzijds goedvinden op een door partijen overeengekomen datum. Bij opzegging geldt dat zowel de werkgever als de medewerker een opzegtermijn van twee maanden in acht neemt, waarbij het resterende, nog op te nemen verlof, niet in mindering mag worden gebracht op de opzegtermijn. In dergelijke gevallen wordt tot afkoop van het resterende verlof overgegaan. In individuele gevallen kan in overleg tussen werkgever en medewerker worden afgeweken van het hierboven gestelde. 6. De arbeidsovereenkomst tussen werkgever en medewerker eindigt van rechtswege op de eerste dag van de maand waarin de 65-jarige leeftijd wordt bereikt, zonder dat hiertoe enige opzegging is vereist. 7. De medewerker van 55 jaar of ouder die gebruik wenst te maken van de Regeling Flexibele Pensionering, zoals vermeld in artikel 29, wordt op zijn verzoek ontslag verleend. 8. De werkgever zal uitsluitend uitzendkrachten inzetten van uitzendorganisaties die een vergunning hebben en op wie de CAO voor uitzendkrachten van toepassing is.
8/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007
4
I n d e l i n g i n l o o n g e b o uw 1. De werkgever maakt een afspiegeling van het bruto loongebouw welke als bijlage bij deze CAO wordt gevoegd.1 2. Aan het bruto loongebouw, zoals bedoeld in lid 1, worden jeugdschalen toegevoegd. Het bruto salaris voor de jeugdige medewerker bedraagt voor medewerkers in de leeftijd van 15 t/m 17 jaar 50% van het salaris behorende bij trede 0 van de toegekende schaal. 3. In die gevallen waarin een overgangstoelage is verleend ten gevolge van een nettonetto garantie bij indiensttreding, is deze pensioengevend en geïndexeerd middels koppeling aan de algehele salarisverhoging. 4. Met ingang van 1 oktober 2006 worden de bruto salarissen, zoals vermeld in de salarisschalen per 1 juli 2002, met 0,8% verhoogd. 5. Jaarlijks wordt er in de maand december een eindejaarsuitkering uitbetaald. De eindejaarsuitkering bedraagt structureel 4,0% van het bruto jaarsalaris. In de CAO 01.06.01-01.07.03 hebben partijen het volgende afgesproken2: "De structurele eindejaarsuitkering wordt in 2001 met 0,8% en in 2002 met 1% verhoogd. Partijen hebben hierbij de intentie uitgesproken dat de eindejaarsuitkering uiteindelijk moet leiden tot een eindejaarsuitkering in de vorm van een “dertiende maand”, waarbij het meerjarig bedrijfsresultaat van invloed zal zijn op het tempo waarin dit geëffectueerd kan worden". 6. De structurele eindejaarsuitkering telt mee voor de bepaling van de grondslag waarop pensioen wordt berekend. 7. In januari 2006 zal een salarisvervangende, incidentele bruto uitkering ter hoogte van 1% van het bruto jaarsalaris van 2005 aan de medewerkers worden uitgekeerd. De uitkering zal niet doorwerken in pensioen, vakantiegeld en eindejaarsuitkering. De bruto uitkering zal in de administratie van 2005 worden verwerkt. 8. Met ingang van 1 januari 2006 wordt de werkgeversbijdrage van 3,9%, die tot die datum werd verstrekt voor de Regeling flexibele pensionering (artikel 29), maandelijks als bruto uitkering verstrekt. Conform de wetgeving is deze bruto uitkering eveneens van toepassing op de groep medewerkers van 18 tot 25 jaar. Deze bruto uitkering wordt niet meegerekend t.b.v. pensioen, vakantiegeld en eindejaarsuitkering. De bruto uitkering wordt niet verstrekt aan medewerkers die per 1 januari 2005 55 jaar of ouder zijn en voor wie een overgangsregeling prepensioen van toepassing is.
1 2
Zie bijlage 3 en 4. Zie bijlage 2. 9/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007
4 a R e g e l i n g t i j d e l i j ke w a a r n e mi n g (geldig vanaf 1 januari 2007) 1. Deze regeling is van toepassing op de medewerker, die op verzoek van de werkgever wordt belast met de tijdelijk waarneming van een functie, waaraan een hogere salarisschaal is verbonden. 2. De periode waarin een functie kan worden waargenomen bedraagt in beginsel maximaal twaalf maanden. 3. De medewerker die is belast met de waarneming van een functie, bedoeld in het eerste lid, heeft voor de duur van de waarneming aanspraak op een waarnemingstoelage. 4. De toelage wordt toegekend, indien de waarneming ten minste een tijdvak van dertig aaneengesloten dagen heeft geduurd. 5. Het bedrag van de toelage is gelijk aan het verschil tussen het salaris waarop de medewerker aanspraak heeft en het salaris waarop hij aanspraak zou hebben, indien de waargenomen functie hem zou zijn toegewezen en hij dientengevolge zou zijn bevorderd tot de aan de functie verbonden schaal. Afhankelijk van de mate waarin de functie (geheel of gedeeltelijk) wordt waargenomen, kan een toelage geheel of gedeeltelijk worden toegekend. Het bedrag van de toelage kent een minimum van bruto € 100,00. 6. De vastgestelde toelage wordt maandelijks met het salaris uitbetaald. Vanwege het tijdelijke karakter van de toelage, wordt deze niet opgenomen in de regeling flexibele pensionering en de pensioengrondslag. 7. Medewerkers die een functie waarnemen en een parttime dienstverband hebben, ontvangen de toelage naar rato van het dienstverband. 8. Afspraken over het waarnemen van een functie en de toekenning van een waarnemingstoelage worden schriftelijk vastgelegd.
10/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007
5
B e l o n i n g s d i f f e re n t i a t i e 1. Bij een goede beoordeling heeft de medewerker recht op een volgende trede zolang de schaal daarin voorziet òf –in overleg tussen werkgever en medewerker- een van de beloningsmaatregelen uit lid 3. 2. Bij een voldoende beoordeling kan, indien het oordeel van de beoordelaars daarvoor voldoende motivering biedt, de werkgever een beloningsmaatregel toekennen, zoals in lid 3 omschreven. 3. In geval van een goede beoordeling kan in overleg tussen werkgever en medewerker van artikel 5 lid 1 worden afgeweken en kunnen onderstaande mogelijkheden in het kader van de beloningsdifferentiatie worden ingezet: a. het toekennen van één of meer extra salarisverhogingen, zolang het maximumsalaris nog niet is bereikt; b. het toekennen van een gratificatie, bij bijzondere individuele- of groepsprestatie; c. het toekennen van beloningen in 'natura', zoals boekenbonnen; d. wervings-/bindings-/arbeidsmarktknelpuntentoelage van maximaal € 9075,60,- bruto per jaar, voor de duur van 1 jaar. Alleen in bijzondere gevallen kan deze premie worden verstrekt voor langere duur, waarbij jaarlijks door een beoordeling getoetst dient te worden of de premie gecontinueerd wordt (alleen de toelage voor langere duur dan 1 jaar telt mee voor de berekening van het pensioen en de vakantietoeslag); e. functioneringstoelage ter grootte van maximaal 10% van het bruto salaris voor de duur van maximaal 1 jaar. Alleen in bijzondere gevallen kan deze toelage worden verstrekt voor langere duur, waarbij jaarlijks, conform de overeengekomen beoordelingssystematiek, getoetst dient te worden of de toelage gecontinueerd wordt (alleen de toelage voor langere duur dan 1 jaar telt mee voor de berekening van het pensioen en de vakantietoeslag). f. het aanbieden van een opleiding. 4. De directie maakt jaarlijks een overzicht van de toegepaste vormen van beloningsdifferentiatie. Dit overzicht wordt ter informatie aangeboden aan de Ondernemingsraad.
11/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007
6
Va ka n t i e t o e s l a g 1. De medewerkers ontvangen jaarlijks een vakantietoeslag. De toeslag is 8% van het bruto jaarsalaris (met uitzondering van de vakantietoeslag en de structurele eindejaarsuitkering). 2. De vakantietoeslag wordt berekend over een periode van 12 maanden. Deze periode vangt aan in de maand juni en eindigt in de maand mei, waarin de vakantietoeslag wordt uitbetaald. 3. Indien een dienstverband van een medewerker korter heeft geduurd dan 12 maanden wordt de vakantietoeslag naar evenredigheid verminderd. 4. Bij de bepaling van de hoogte van de toeslag zal het wettelijk minimum de ondergrens zijn.
12/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007
7
O v e rw e r k
De regeling inzake overwerk in dit artikel geldt niet voor de medewerker die is ingeschaald in schaal 10 of hoger van de CAOP-salarisschalen, behoudens de regeling maaltijdvergoeding zoals gesteld in lid 3. 1. Overwerk wordt als volgt gedefinieerd: a. Overwerk is werk dat in opdracht van de werkgever verricht wordt buiten de feitelijke arbeidstijd. Niet als overwerk wordt beschouwd de tijd die nodig is voor het afmaken van de gewone dagtaak en een duur van een kwartier niet te boven gaat. Vergen die werkzaamheden meer dan een kwartier dan wordt ook het eerste kwartier als overwerk beschouwd; b. De werkgever zal ernaar streven het verrichten van overwerk zoveel mogelijk te beperken. 2. Wanneer het bedrijfsbelang dit vordert, kan de werkgever de medewerker verplichten overwerk te verrichten. 3. In het geval dat de maaltijdpauze is gelegen na het einde van de feitelijke arbeidstijd zal de werkgever, indien het overwerk tenminste twee uur zal vergen en het tijdvak tussen 18.00 en 20.00 uur geheel in de overwerktijd valt, een vergoeding voor de kosten van een maaltijd verstrekken conform de vergoeding voor de avondmaaltijd vermeld in artikel 9, lid 3 Verblijfkostenvergoeding bij dienstreizen, tenzij de werkgever deze maaltijd zelf verstrekt. 4. Het overwerk wordt als volgt betaald: a. op reguliere werkdagen wordt het gewone uurloon plus 40% daarvan betaald; b. op zaterdagen, zondagen en erkende feestdagen wordt het gewone uurloon plus 100% daarvan betaald. Het uurloon wordt gelijkgesteld met het maandsalaris gedeeld door het getal 156,0. 5. Overwerkuren worden in eerste instantie in overeenkomstige vrije tijd uitgekeerd. De vrije uren mogen in principe niet aansluitend aan de vakantie worden opgenomen, maar moeten wel binnen 3 maanden na het ontstaan van het recht op verlof zijn opgenomen. Ook de overwerktoeslag als bedoeld in lid 4 wordt in eerste instantie in omgerekende vrije tijd uitgekeerd. Indien bijzondere bedrijfsomstandigheden uitkering in tijd voor tijd verhinderen, zulks ter beoordeling van de werkgever, kunnen de overwerkuren en/of de overwerktoeslag omgezet worden in andere aanspraken, conform de regeling vermeld in lid 8. Pas in laatste instantie wordt overgegaan tot uitbetaling. 6. De betrokken medewerker zal, indien redelijkerwijs mogelijk, voor 12.00 uur van die dag van het te verrichten overwerk in kennis worden gesteld. 7. Voor medewerkers met een deeltijddienstverband geldt m.b.t. overwerk het volgende: a. overwerk wordt vergoed conform lid 4 resp. lid 5, indien dit werk wordt verricht buiten de voor hen overeengekomen arbeidstijd;
13/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007 b.
de vaststelling van het uurloon geschiedt op de wijze als bepaald in de tweede volzin van lid 4, nadat het geldende maandsalaris is herleid tot het maandsalaris behorende bij een volledige dagtaak.
8. De werkgever heeft een regeling betreffende de meerkeuzemogelijkheden van omzetting van overwerkuren en/of overwerktoeslag in andere aanspraken. Een daartoe strekkende regeling is als bijlage aan de CAO toegevoegd. 9. De directie maakt jaarlijks een overzicht van het verrichte overwerk. Dit overzicht wordt ter informatie aangeboden aan de Ondernemingsraad.
14/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007
7 a To e l a g e w i s s e l e n d e e n o n g e b r u i ke l i j ke a r b e i d s t i j d e n De regeling inzake wisselende en ongebruikelijke arbeidstijden in dit artikel geldt niet voor de medewerker die is ingeschaald in schaal 10 of hoger van de CAOP-salarisschalen. 1. Aan de medewerker die, anders dan bij wijze van overwerk, regelmatig of vrij regelmatig arbeid verricht op andere tijden dan op de dagen maandag tot en met vrijdag tussen 07.30 en 18.00 uur, en waarvan het structurele karakter ook door de werkgever in overleg met de Ondernemingsraad is vastgesteld, wordt een toelage toegekend. 2. De toelage bedraagt maximaal 5% van het voor de medewerker geldende bruto salaris voor de duur van maximaal 1 jaar, waarbij minimaal één keer per jaar getoetst dient te worden of de toelage gecontinueerd wordt. 3. De toelage telt mee voor de berekening van pensioen, vakantietoeslag en van de eindejaarsuitkering.
15/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007
7 b C o n s i g n a t i e re g e l i n g De regeling inzake consignatie in dit artikel geldt niet voor de medewerker die is ingeschaald in schaal 10 of hoger van de CAOP-salarisschalen. 1. Deze regeling is van toepassing op medewerkers die binnen het CAOP werkzaam zijn en die in opdracht van de werkgever oproepbaar zijn voor specifiek vastgestelde taken die buiten de reguliere arbeidstijd vallen. In overleg met de OR wordt afgesproken op welke taken/functies de consignatieregeling van toepassing is. 2. De bereikbaarheid van de medewerker wordt gewaarborgd d.m.v. een door de werkgever beschikbaar gestelde mobiele telefoon en/of semafoon. De medewerker reageert onmiddellijk op oproepen en onderneemt adequate acties zoals vastgesteld in een bereikbaarheidsprotocol. 3. De medewerker wordt in principe maximaal twee weken per periode van vier weken belast met deze bereikbaarheidstaak, waarbij de aaneengesloten periode van uitvoering van deze taak maximaal één week is. In de bereikbaarheidstaak wordt een onderscheid gemaakt in de eerste verantwoordelijke en de tweede verantwoordelijke per bereikbaarheidsdienst. In individuele gevallen kan de bereikbaarheidstaak in overleg tussen werkgever en medewerker op een andere wijze dan in de voorliggende twee volzinnen worden ingevuld. 4. De bruto toelage voor het buiten de reguliere arbeidstijd bereikbaar zijn bedraagt € 7,50 per dag, voor de eerste verantwoordelijke, met een maximum van € 100,- per geconsigneerde medewerker per maand. 5. De bruto toelage wordt uitgekeerd op basis van declaratie, welke - mits tijdig en correct aangeleverd bij de afdeling PM - met de eerstvolgende salarisrun wordt uitgekeerd. De direct leidinggevende tekent voor de declaratie. 6. Indien naar aanleiding van een oproep fysieke aanwezigheid buiten reguliere arbeidstijd op het CAOP vereist is, dan geeft de medewerker hier per omgaande gehoor aan. De reistijd naar en van het CAOP en de tijd die de medewerker nodig heeft om taken uit te voeren, gelden als overwerk. Deze tijd wordt derhalve conform artikel 7 van de CAO CAOP vergoed, met een minimum uitbetaling van 30 minuten werktijd. 7. Indien een medewerker gebruik maakt van openbaar vervoer of eigen vervoer, dan worden de gemaakte kilometers vergoed conform artikel 9 lid 3b. Indien de medewerker gebruik maakt van een dienst- of lease-auto, dan is de reiskostenvergoeding niet van toepassing. 8. Op dagen dat de medewerker niet geconsigneerd is, ontvangt de medewerker geen toelage (bijvoorbeeld in geval van ziekte en - alle vormen van - verlof). De medewerker kan alleen geconsigneerd zijn op dagen dat hij werkzaamheden verricht ten behoeve van de werkgever.
16/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007 9. De medewerker die geconsigneerd is, dient te allen tijde volgens wettelijke normen in staat te zijn deel te nemen aan het verkeer. 10. De vergoeding wordt niet opgenomen in de berekening van de vakantietoeslag, de eindejaaruitkering, de regeling flexibele pensionering en de pensioensgrondslag. 11. Afspraken met betrekking tot deze regeling worden tussen werkgever en medewerker in een aanvulling op de arbeidsovereenkomst vastgelegd.
17/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007
8
Te g e mo e t ko mi n g i n d e p re mi e z i e kt e ko s t e n - e n t a n d a r t s ko s t e n v e r z e ke r i n g Tot 1 januari 2006 zijn de volgende bepalingen van kracht. 1. Ten behoeve van medewerkers is door de werkgever een collectieve ziektekosten- en tandartskostenverzekering afgesloten, waarbij zowel de verzekerden ingevolge de Ziekenfondswet als de particulier verzekerden op vergelijkbare condities voor ziekteen tandartskosten zijn verzekerd. 2. De niet ingevolge de Ziekenfondswet verplicht verzekerde medewerker die gebruik maakt van de in lid 1 bedoelde collectieve ziektekosten- en tandartskostenverzekering, ontvangt van de werkgever als tegemoetkoming in zijn betaalde premie voor ziekte- en tandartskosten een bedrag per maand ad: a. 50% bruto van de standaardpremie Ziektekostenverzekering; b. 50% bruto van de verplichte wettelijke bijdragen; c. 100% bruto van de standaardpremie Tandartskostenverzekering. 3. De ingevolge de Ziekenfondswet verplicht verzekerde medewerker die gebruik maakt van de in lid 1 bedoelde collectieve aanvullende verzekering ziekenfonds in combinatie met de tandartskostenverzekering, ontvangt van de werkgever als tegemoetkoming in zijn betaalde premie voor ziekte- en tandartskosten een bedrag per maand ad: a. 100% bruto van de standaardpremie Aanvullende Verzekering Ziekenfonds; b. 100% bruto van de standaardpremie Tandartskostenverzekering. 4. De tegemoetkoming vermeld onder lid 2 en 3 wordt ook verstrekt ten behoeve van de gezinsleden van de medewerker, mits: a. medewerker kostwinner is, en b. desbetreffende gezinsleden via de in lid 1 bedoelde collectieve ziektekostenen tandartskostenverzekering van werkgever verzekerd zijn, en c. er elders geen aanspraken op gehele dan wel gedeeltelijke vergoeding in de premie bestaan. 5. Voor de medewerkers die voor de privatiseringsdatum van 1 januari 1995 reeds werkzaam waren bij het CAOP geldt een overgangsregeling, inhoudende een tegemoetkoming ad 100% bruto van de standaardpremie Ziektekostenverzekering en de wettelijk verplichte bijdragen als bedoeld in het tweede lid, onder a en b. 6. Medewerkers kunnen uitsluitend aanspraak maken op de tegemoetkoming bedoeld in de vorige leden, indien zij zich direct vanaf datum indiensttreding aanmelden als deelnemer aan de collectieve ziektekostenverzekering of indien zij zich aanmelden bij loongrensoverschrijding, vanaf het moment dat zij deelnemer zijn aan de collectieve ziektekostenverzekering. Indien sprake is van een opzegtermijn van de "oude" verzekering wordt gedurende deze periode de tegemoetkoming reeds betaalbaar gesteld.
18/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007 Met ingang van 1 januari 2006 zijn de volgende bepalingen van kracht. 1. Ten behoeve van medewerkers is door de werkgever een collectieve ziektekosten- en tandartskostenverzekering afgesloten. 2. De jaarpremie voor deze verzekering wordt in 2006 door de werkgever namens de aan de collectieve verzekering deelnemende medewerkers aan de verzekeringsmaatschappij betaald en maandelijks voor 1/12 deel op het salaris van de deelnemende medewerkers ingehouden. 3. Met ingang van 1 januari 2007 wordt de premie voor deze verzekering door de medewerker zelf aan de verzekeringsmaatschappij betaald. De meerkosten als gevolg van het vervallen van de 3% premiekorting, die verbonden was aan de betaling ineens van de jaarpremie door de werkgever, komen voor rekening van de werkgever. 4. De medewerker die gebruik maakt van de in lid 1 bedoelde collectieve verzekering ontvangt van de werkgever een tegemoetkoming in de premie van € 42 bruto per maand. 5. De tegemoetkoming vermeld in lid 4 wordt ook verstrekt ten behoeve van de partner van de medewerker, mits: a. de medewerker kostwinner is, en b. de partner via de in lid 1 bedoelde verzekering verzekerd is, en c. er elders geen aanspraken op gehele dan wel gedeeltelijke vergoeding in de premie bestaan. 6. De tegemoetkoming vermeld in lid 4 wordt ook verstrekt ten behoeve van de kinderen van 18 tot 27 jaar van de medewerker waarvoor recht op kinderbijslag en/of studiefinanciering bestaat en die zelfstandig verzekerd worden, 7. Voor kinderen tot en met 17 jaar is de werkgeversbijdrage, zoals vermeld in lid 4, niet van toepassing. 8. Voor de medewerkers die voor de privatiseringsdatum van 1 januari 1995 reeds werkzaam waren bij het CAOP en voor wie in de vorige CAO een overgangsregeling van toepassing was, inhoudende een tegemoetkoming ad 100% bruto van de standaardpremie Ziektekostenverzekering en de wettelijk verplichte bijdragen, bedraagt de in lid 4 vermelde tegemoetkoming € 84 bruto per maand. 9. Deelnemers aan de collectieve ziektekostenverzekering hebben keuzevrijheid om binnen de collectiviteit een verzekeringsvorm te nemen (basisverzekering of basis en aanvullend; al dan niet eigen risico) die het beste bij de behoefte aansluit. 10. Medewerkers kunnen uitsluitend aanspraak maken op de tegemoetkoming bedoeld in de vorige leden, indien zij zich direct vanaf datum indiensttreding aanmelden als deelnemer aan de collectieve ziektekostenverzekering. Indien sprake is van een opzegtermijn van de "oude" verzekering wordt gedurende deze periode de tegemoetkoming reeds betaalbaar gesteld.
19/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007 11. In afwijking van lid 10 worden alle medewerkers op 1 januari 2006, de invoeringsdatum van de Zorgverzekeringswet, in de gelegenheid gesteld om deel te nemen aan de collectieve regeling.
20/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007
9
A u t o ko s t e n , re i s - e n v e r b l i j f s ko s t e n 1. Voor het maken van dienstreizen kan de medewerker aanspraak maken op een vergoeding in deze kosten. Het betreft hier een reis die naar het oordeel van de werkgever noodzakelijk is voor de dienstverrichting en waarvoor derhalve een reiskosten- en een eventuele verblijfkostenvergoeding wordt verstrekt. 2. De dienstreis wordt in de regel per openbaar vervoer afgelegd, tenzij dit niet doelmatig is en/of de kosten van het reizen per eigen vervoermiddel aanmerkelijk lager uitvallen. Indien tevens geen of geen doelmatig openbaar vervoer aanwezig is, kan gebruik worden gemaakt van een (trein)taxi. Voor het reizen per eigen vervoermiddel is vooraf toestemming nodig van de werkgever. In voorkomende gevallen kan de werkgever een huurauto ter beschikking stellen dan wel toestemming verlenen tot het huren van een auto. 3. Voor het maken van een dienstreis in het binnenland geldt het volgende. a. de maximum vergoeding voor verblijfkosten bedraagt (voor 2004): • lunch €. 10,96 • avondmaaltijd €. 16,55 • kleine uitgaven overdag € 3,48 • kleine uitgaven ’s avonds € 10,42 • bij overnachting worden de hotelkosten inclusief ontbijt vergoed mits vooraf toestemming door de werkgever is verstrekt. De kosten van niet tijdens lunch of diner genoten consumpties/versnaperingen worden vergoed. De vermelde maximumvergoeding mag voor iedere vier uur durende dienstreis worden gedeclareerd, waarbij een deel van vier uur kan worden beschouwd als vier uur dienstreis. De lunch mag alleen worden gedeclareerd als het tijdvak tussen 12.00 uur en 14.00 uur geheel in de dienstreis valt; voor het diner geldt hetzelfde voor het tijdvak tussen 18.00 uur en 20.00 uur; b. de vergoeding voor reiskosten bedraagt: • 100 % van de kosten van openbaar vervoer op basis van 1e klas reizen; • 100 % van de kosten van een (trein)taxi; • de maximum door de fiscus vastgestelde belastingvrije autokilometervergoeding bij het reizen per eigen auto; • 100 % van de kosten van een huurauto bij het reizen per huurauto; • 100 % van de parkeerkosten bij het reizen per eigen auto of huurauto; c. genoemde bedragen onder a en b zijn geïndexeerd en worden jaarlijks per 1 januari aangepast. 4. Voor het maken van een dienstreis in het buitenland geldt het volgende: a. er is vooraf toestemming nodig van de werkgever; b. alle kosten worden vergoed die voor het maken van een dergelijke dienstreis noodzakelijk zijn. Alvorens de reis aanvangt, worden er afspraken gemaakt omtrent de hoogte van de reis- en verblijfkosten. 5. Alle declaraties die worden ingediend, dienen voorzien te zijn van betaalbewijzen. Indien geen betaalbewijzen overlegd worden, kan de werkgever besluiten om de declaratie niet betaalbaar te stellen. 21/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007
1 0 R e g e l i n g w oo n - w e r kv e r ke e r 1. Maandelijks zal met de uitbetaling van het salaris aan de medewerker een vergoeding worden uitbetaald als tegemoetkoming voor de te maken kosten in het kader van woon-werkverkeer. 2. De vergoeding bedraagt € 0,16 per kilometer en wordt verstrekt voor maximaal 60 kilometer (woon-werkafstand van 30 kilometer) per dag. 3. De vergoeding wordt opgeschort indien niet meer tussen woon- en werkplaats wordt gereisd en wel vanaf de 1e van de maand nadat de medewerker twee maanden niet meer heeft gereisd.
22/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007
1 1 Te l e f o o n ko s t e n Indien een medewerker in het kader van zijn functie telefonisch bereikbaar dient te zijn of regelmatig van zijn privé-telefoon gebruik dient te maken, kan de medewerker in aanmerking komen voor een telefoonkostenvergoeding.
23/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007
1 2 Ve r h u i s ko s t e n re g e l i n g 1. Indien de werkgever verhuizing naar een bepaalde plaats wenselijk acht, komt de medewerker in aanmerking voor een tegemoetkoming in de kosten. Verhuizing in verband met de arbeidsovereenkomst wordt verondersteld indien: a. de medewerker gaat wonen binnen een afstand van 10 km van zijn arbeidsplaats, terwijl deze eerst meer was dan 10 km, of b. door de verhuizing wordt de afstand, gemeten langs de meest gebruikelijke weg, tussen woning en arbeidsplaats bekort met tenminste 50% en minimaal met 10 km. 2. De verhuizing dient plaats te vinden binnen maximaal 2 jaar na aanvaarding van de arbeidsovereenkomst. 3. De vergoeding wordt vastgesteld conform de vrijgestelde vergoedingen zoals deze zijn vastgesteld door de fiscus en bedraagt ten hoogste 12 % van het bruto jaarsalaris, met een maximum van € 5445,-. 4. De vergoeding wordt betaalbaar gesteld in de maand dat de medewerker daadwerkelijk verhuist. 5. De medewerker is verplicht tot gehele terugbetaling van de tegemoetkoming in de verhuiskosten in het geval dat het dienstverband op verzoek van de medewerker binnen twee jaar na uitbetaling van de tegemoetkoming wordt beëindigd.
24/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007
13 Bedrijfshulpverlening 1. Medewerkers die deel uitmaken van de bedrijfshulpverleningsorganisatie dienen conform het gestelde in het BHV-beleidsplan in het bezit te zijn van het diploma ‘basisopleiding BHV’ en het EHBO-diploma. 2. Aan de bedrijfshulpverleners, als bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks een vergoeding in de vorm van een gratificatie verstrekt van € 226,89. De vergoeding wordt betaald in de maand september. 3. De bedrijfshulpverleningsactiviteiten die plaatsvinden buiten de feitelijke arbeidstijd worden aangemerkt als overwerk, zoals vermeld in artikel 7. 4. De werkgever spant zich in regelmatig oefeningen en herhalingslessen te organiseren en bij te laten wonen, waardoor de continuïteit van een goed functionerende bedrijfshulpverlening gewaarborgd is.
25/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007
14 Opleidingen 1. Indien de werkgever het in het belang van de dienst noodzakelijk acht dat de medewerker een bepaalde opleiding volgt, wordt het volgen van deze opleiding de medewerker opgedragen. 2. Indien de medewerker in aanmerking wenst te komen voor een tegemoetkoming in de kosten van een opleiding en overige studiefaciliteiten, kan een beroep worden gedaan op de 'Regeling Studiefaciliteiten'.
26/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007
15 Jubilea en (pré)pensionering 1. Aan het 25-, 40- en 50-jarig ambtsjubileum van een medewerker alsmede aan het afscheid bij pensionering of prépensionering zal, indien dit door betrokkene wordt gewenst, aandacht worden geschonken door middel van een receptie. 2. Een jubilaris ontvangt in ieder geval een gratificatie. Deze bedraagt bij: • 12 1/2-jarig ambtsjubileum 1/4 maandsalaris bruto, • 25-jarig ambtsjubileum 1 maandsalaris netto, • 40-jarig ambtsjubileum 1 maandsalaris bruto, • 50-jarig ambtsjubileum 1 maandsalaris bruto. 3. Voor de medewerkers die vóór 1 juni 1996 reeds werkzaam waren bij de Stichting CAOP geldt dat voor de toepassing van dit artikel, naast de tijd doorgebracht bij de Stichting CAOP, mede als dienstverband wordt beschouwd het totale dienstverband doorgebracht in Overheidsdienst en bij de Stichting A+O-fonds Overheid. 4. De gemiddelde arbeidstijd doorgebracht bij de Stichting CAOP wordt als uitgangspunt genomen bij de berekening van de hoogte van de gratificatie ambtsjubileum als bedoeld in lid 2. 5. Bij (pré)pensionering en ontslag (niet op eigen verzoek) is de uitbetaling van het eerstvolgende ambtsjubileumgratificatie naar rato, mits er reeds minimaal 50 procent is opgebouwd van de periode die tussen twee ambtsjubilea ligt besloten. Een dergelijke uitbetaling vindt niet plaats ingeval van ontslag wegens verwijtbaar disfunctioneren.
27/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007
1 6 A r b e i d s d u u r e n AT V 1. De feitelijke arbeidsduur bedraagt ten hoogste 40 uur per week, verdeeld over vijf werkdagen. 2. De gemiddelde arbeidsduur bedraagt ten hoogste 36 uur per week. Ter compensatie van dit verschil heeft de medewerker aanspraak op 192 uur arbeidstijdverkorting per kalenderjaar. 3. Jaarlijks worden in overleg met de Ondernemingsraad maximaal zes ATV-dagen aangeduid als zogenaamde verplichte ATV-dagen, waarbij het minimum aantal verplichte ATV-dagen direct samenhangt met de dag na Hemelvaart en het aantal werkdagen rond Kerst en Oud & Nieuw. Met ingang van 2007 wordt het maximum aantal als verplichte ATV-dagen aan te wijzen dagen gewijzigd van zes in vijf. 4. De medewerker kan een aanvraag indienen om zijn gemiddelde arbeidsduur met twee uur per week te verlengen, onder handhaving van de arbeidsduur genoemd in de arbeidsovereenkomst. De medewerker levert hiertoe jaarlijks 96 ATV uren in en ontvangt maandelijks een bruto toeslag die niet meetelt voor de berekening van het pensioen. De maandelijkse bruto toeslag wordt berekend op basis van de 96 ingeleverde ATV uren. 5. Een aanvraag als bedoeld in lid 4 wordt vóór 1 oktober voorafgaande aan het desbetreffende kalenderjaar ingediend bij de leidinggevende. 6. ATV-opbouw vindt plaats over de tijd waarin arbeid wordt verricht. Vakantieverlof zoals bedoeld in artikel 19 en opname ATV-dagen wordt voor wat de opbouw betreft hiermee gelijkgesteld. 7. Bij ziekte of afwezigheid anders dan als gevolg van vakantieverlof, ATV, zwangerschaps- of bevallingsverlof langer dan één maand, vindt met ingang van de eerste dag van de tweede maand na aanvang van de ziekte of afwezigheid, geen ATVopbouw plaats. Bij onbetaald verlof wordt geen ATV opgebouwd. 8. Van het totaal aantal ATV-uren dient 50 % in overleg met de leidinggevende opgenomen te worden. Uitgangspunt hierbij is een gelijkmatige opname door het jaar heen, rekening houdend met piek- en dalbelasting. 9. De medewerker wordt in de gelegenheid gesteld afstand te doen van ATV-aanspraken tot een maximum van 96 uren per kalenderjaar op basis van het gestelde in artikel 19b van deze CAO, tenzij hij gebruik maakt van de mogelijkheid genoemd in lid 4 om zijn arbeidsduur met twee uur per week te verlengen. Een combinatie van afstand doen van ATV en verlenging van de arbeidsduur is niet toegestaan. 10. Voor medewerkers in deeltijddienstverband wordt het totaal aantal ATV-uren naar evenredigheid verminderd en afgerond naar boven op hele uren.
28/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007 11. Indien een dienstverband van een medewerker in een kalenderjaar korter heeft geduurd dan 12 maanden, wordt de ATV naar evenredigheid verminderd en afgerond naar boven op hele uren. 12. Voor alle medewerkers bestaat een recht op deeltijdarbeid. De verdeling van de arbeidstijd over de werkdagen wordt in onderling overleg met de werkgever bepaald. 13. Indien de medewerker gedeeltelijk uit het arbeidsproces treedt als gevolg van prépensionering zoals bedoeld in artikel 29, wordt de werktijd evenredig gewijzigd.
29/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007
1 7 S e n i o re n re g e l i n g 1. De medewerker heeft recht op arbeidstijdvermindering. Deze vermindering geldt alleen indien men ook een deel van de eigen ATV-uren hiervoor aanwendt. De arbeidstijdvermindering bedraagt met ingang van het kalenderjaar waarin de leeftijd wordt bereikt van: • 57 jaar: 3 uur per week en 2 uur ATV medewerker • 58 jaar: 3 uur per week en 2 uur ATV medewerker • 59 jaar: 4 uur per week en 2 uur ATV medewerker • 60 jaar: 4 uur per week en 2 uur ATV medewerker • 61-65 jaar: 6 uur per week en 3 uur ATV medewerker 2. De arbeidstijdvermindering wordt aan het begin van het kalenderjaar vastgesteld in uren per dag of week door de werkgever en medewerker. De arbeidstijdvermindering die niet op de vastgestelde uren wordt opgenomen, komt te vervallen. In bijzondere gevallen kan door de werkgever en medewerker, indien de bedrijfsomstandigheden dit toelaten, hiervan worden afgeweken. 3. Gedurende gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid alsmede tijdens vakanties ontstaat geen aanspraak op arbeidstijdvermindering. Er is sprake van vakantie indien de medewerker een aaneengesloten periode van een week of langer verlof opneemt. 4. De arbeidstijdvermindering welke de medewerker geniet zal niet mogen leiden tot aantasting van zijn functieniveau en de daarbij behorende arbeidsvoorwaarden. 5. In het kader van leeftijdsbewust personeelsbeleid zal het KOM-OP instrument gebruikt worden om de specifieke competenties en behoeften van de senioren te inventariseren zodat door middel van het aanbieden van eventuele scholing- en opleidingsfaciliteiten de senior medewerker maximaal inzetbaar is en inzetbaar kan worden gehouden. 6. Voor medewerkers werkzaam in deeltijddienstverband worden bovengenoemde uren naar evenredigheid verminderd.
30/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007
1 8 L e v e n s l o o p re g e l i n g 1. Werknemers van het CAOP kunnen m.i.v. 1 januari 2006 deelnemen aan de levensloopregeling. 2. Deze regeling is nader uitgewerkt in de Levensloopregeling, die als bijlage 5 aan deze CAO is toegevoegd en daarvan onderdeel uitmaakt.
31/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007
1 9 A a n s p r a ke n v a ka n t i e v e r l o f 1. Een medewerker heeft, met behoud van salaris, per kalenderjaar recht op 200 vakantie-uren. 2. Van het totaal aantal vakantie-uren dient in de zomer tenminste een periode van 3 weken aaneengesloten te worden opgenomen. 3. Indien een medewerker in de loop van een kalenderjaar in dienst treedt, heeft hij voor dat jaar recht op een evenredig deel van het in het eerste lid genoemde aantal vakantie-uren. 4. Indien een medewerker in de loop van een kalenderjaar de stichting CAOP verlaat, heeft hij voor dat jaar recht op een evenredig deel van het voor hem geldende aantal vakantie-uren. De desbetreffende medewerker kan verlangen dat het tegoed aan vakantie-uren in geld wordt uitbetaald. Teveel genoten vakantie wordt bij uitdiensttreding met het salaris verrekend. 5. In geval van arbeidsongeschiktheid die tijdens de vakantie is ontstaan, behoudt de medewerker aanspraak op de dientengevolge gemiste vakantie-uren, mits hij zijn werkgever terstond van zijn arbeidsongeschiktheid in kennis heeft gesteld en zich aan de voorschriften terzake heeft gehouden. Daartoe behoort de raadpleging van een arts en de overlegging van een medische verklaring omtrent de aard en duur van de ziekte. Mocht in uitzonderingsgevallen een dergelijke medische verklaring niet kunnen worden verkregen, dan kan aard en duur van de ziekte bijvoorbeeld aangetoond worden uit nota’s wegens geneeskundige behandeling. Over de wijze van opnemen van vervangende vakantie-uren beslist de werkgever na overleg met de medewerker. 6. Indien de periode waarin geen arbeid wordt verricht meer dan zes maanden bedraagt, vindt gedurende die periode geen opbouw van vakantie plaats. Deze bepaling is niet van toepassing indien de verhindering tot het verrichten van arbeid is gelegen in het opnemen van vakantie-, zwangerschaps- of bevallingsverlof. 7. Indien aan de medewerker in enig kalenderjaar de vakantie niet of niet geheel is verleend, wordt hem de niet genoten vakantie zoveel mogelijk in een volgend kalenderjaar verleend dan wel wordt hem door de werkgever het aanbod gedaan uren af te kopen. 8. Niet opgenomen vakantie, waaronder eventueel van vorige jaren overgeboekte vakantie, wordt naar het volgende kalenderjaar overgeboekt tot een maximum van 100 uren, vermeerderd met de in lid 7 bedoelde niet verleende vakantie-uren, indien daar sprake van is. 9. Niet als werkdagen worden aangemerkt de volgende dagen: • Nieuwjaarsdag • Tweede Paasdag • Hemelvaartsdag • Tweede Pinksterdag • Eerste en Tweede Kerstdag 32/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007 • •
Koninginnedag (de dag waarop de verjaardag van H.M. de Koningin officieel wordt gevierd) Bevrijdingsdag (5 mei)
10. In afwijking van het bovenstaande kan, tenzij de belangen van de werkgever zich daartegen verzetten, in die bijzondere gevallen waarin dit expliciet van tevoren wordt afgesproken, verlof worden opgespaard. 11. Voor de medewerker die in deeltijddienstverband werkt wordt het totaal aantal vakantie-uren, zoals bedoeld in lid 1 en 8, naar evenredigheid verminderd en afgerond naar boven op hele uren.
33/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007
1 9 a I n ko o p e x t r a v aka n t i e v e r l o f 1. De medewerker wordt in de gelegenheid gesteld extra vakantieverlof, tot een maximum van 32 uren per kalenderjaar, in te kopen. Over deze tijd vindt voor rekening van de werkgever pensioenopbouw plaats. 2. De medewerker kan de werkgever verzoeken het extra in te kopen vakantieverlof, zoals vermeld in lid 1, te verhogen tot een maximum van 64 uren voor het betreffende kalenderjaar. De werkgever beslist binnen 6 weken na indiening van de aanvraag. 3. Voor medewerkers werkzaam in deeltijddienstverband worden bovengenoemde uren naar evenredigheid verminderd en afgerond naar boven op hele uren.
34/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007
1 9 b A f s t a n d d o e n / u i t b e t a l e n AT V- a a n s p r a ke n / v e r l o f s p a re n 1. De medewerker wordt naar keuze van de medewerker in de gelegenheid gesteld van ATVaanspraken tot een maximum van 96 uren per kalenderjaar afstand te doen t.b.v. geld, vrije tijd, prépensioenaanspraken, een fiets t.b.v. woon-werkverkeer, vergoeding voor kinderopvang en/of extra verlof voor ouderschapsverlof. 2. Voor medewerkers werkzaam in deeltijddienstverband worden bovengenoemde uren naar evenredigheid van de deeltijdfactor verminderd en afgerond naar boven op hele uren. 3. Prépensioenaanspraken worden geregeld op grond van de collectieve Regeling Flexibele Pensionering van de werkgever (zie artikel 29). 4. De fiets t.b.v. woon-werkverkeer worden geregeld op grond van de Regeling "Afstand doen van verlofaanspraken", die als bijlage aan de CAO is toegevoegd. 5. De medewerker is in de gelegenheid om individueel tot afspraken te komen met betrekking tot een verlofspaarregeling. Deze zal worden gebaseerd op de volgende uitgangspunten: • de regeling biedt een voorziening tot uitbetaling van de atv-aanspraken; • de bronnen die aangewend kunnen worden voor het verlofsparen zijn: loon, vakantiegeld, overuren, compensatie-uren, bovenwettelijke vakantiedagen en toeslag zoals beschreven in artikel 16 lid 6; • de maximale omvang van het te sparen verlof bedraagt 1 jaar; • de aaneengesloten periode waarover verlof kan worden opgenomen bedraagt minimaal twee maanden en maximaal een jaar; • over het tijdstip waarop en de periode waarover het gespaarde verlof wordt opgenomen worden vooraf bindende afspraken gemaakt.
35/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007
20 Buitengewoon verlof 1. Onverminderd het bepaalde in art. 7:629b BW ten opzichte van de hieronder niet genoemde oorzaken van verzuim, wordt buitengewoon verlof met behoud van salaris verleend: a. bij ondertrouw, afsluiting samenlevingscontract en bij partnerregistratie van de medewerker een halve dag en bij huwelijk van de medewerker vier dagen; b. bij huwelijk van bloed- en aanverwanten in de eerste graad en de tweede graad, één dag, indien de huwelijksvoltrekking wordt bijgewoond; c. bij bevalling van de echtgenote heeft de partner recht op het bijwonen van de bevalling en daarnaast aansluitend op de bevalling twee dagen kraamverlof. d. bij overlijden van de partner of een inwonend kind tien dagen; e. bij overlijden van één der ouders, van één der grootouders, van niet inwonende kinderen, broers en zusters of kinderen van broers en zusters van de medewerker of van zijn of haar partner een dag en bovendien voor bijwoning van de begrafenis of crematie een tweede dag. Indien de medewerker is aangewezen om de begrafenis/crematie te regelen, één dag of de tijd die daarvoor nodig is met een maximum van vijf dagen; f. bij ernstige ziekte of een andere onverwachte gebeurtenis waardoor een noodsituatie ontstaat in de verzorging van de partner of van bloed- of aanverwanten in de eerste en tweede graad (zogenoemde calamiteit) voor de tijd door de werkgever vast te stellen. Dit betreft maximaal 24 uur per jaar. De medewerker informeert de werkgever vooraf over het opnemen van het verlof onder vermelding van de reden. De werkgever kan eisen dat de medewerker achteraf aannemelijk maakt dat daadwerkelijk sprake was van een noodsituatie. Indien de medewerker daar naar het oordeel van de werkgever niet in slaagt kunnen de opgenomen uren in mindering worden gebracht op het vakantieverlof; g. in verband met adoptie van een kind; het recht op verlof bestaat zonder behoud van loon. De medewerker kan in aanmerking komen voor een uitkering die door tussenkomst van de werkgever wordt aangevraagd. Deze uitkering wordt toegekend door het UWV en bedraagt per dag het dagloon. Het recht op verlof in verband met adoptie bestaat gedurende een tijdvak van 18 weken en bedraagt ten hoogste vier aaneengesloten weken. Het recht bestaat vanaf twee weken voor de eerste dag dat de feitelijke opneming ter adoptie een aanvang heeft genomen of zal nemen, zoals die dag is aangeduid in een door de medewerker aan de werkgever overgelegd document waaruit blijkt dat een kind ter adoptie is of zal worden opgenomen. Als een medewerker twee of meer kinderen tegelijkertijd adopteert, bestaat het recht op verlof slechts één keer. h. bij 12 1/2- of 25-jarig ambts- of huwelijksjubileum één dag; bij 40-jarig ambtsjubileum twee dagen; bij 40-jarig huwelijksjubileum twee dagen; bij een 50-jarig ambtsjubileum één dag; bij één van de hiervoor genoemde ambtsjubilea van de partner één dag; bij 25- of 40-jarig ambts- of huwelijksjubileum van de ouders of grootouders één dag indien de viering van het jubileum wordt bijgewoond; i. voor het afleggen van school- en vakexamens de tijd die hiervoor nodig is, mits de werkgever akkoord is;
36/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007 j.
k.
l. m.
voor het bijwonen van vergaderingen van vakbonden indien de medewerker deel uitmaakt van besturende colleges of afgevaardigde is van een onderdeel van die vakorganisatie, echter tot een maximum van twaalf dagen per kalenderjaar (eventueel in halve dagen op te nemen). Dit verlof wordt gegeven voor zover de werkzaamheden dit toelaten; voor het volgen van, door of namens de vakorganisaties georganiseerde cursussen, met een maximum van zes dagen per twee kalenderjaren (eventueel in halve dagen op te nemen), voor zover de werkzaamheden dit toelaten en mits het verlof tijdig is aangevraagd (zie ook art 34); bij verhuizing op verzoek van de werkgever twee dagen; bij verhuizing niet op verzoek van de werkgever maximaal een dag per jaar; in door de werkgever te bepalen omstandigheden.
2. In bepaalde gevallen kan buitengewoon verlof met behoud van salaris worden verleend voor het vervullen van functies of opleidingen, ten behoeve van verenigingen of organisaties in het sociale vlak. Deze buitengewone verlofdagen zullen alleen dan worden verleend als het werk dit toelaat. Gevallen waarin deze faciliteit verleend kan worden: a. het volgen van een jeugdleiderscursus: voor de helft van de duur, met een maximum van vijf dagen per kalenderjaar; b. het leidinggeven aan jeugdkampen en andere evenementen, die tot doel hebben voor de jeugd een verantwoorde vakantiebesteding mogelijk te maken: voor de helft van de duur, met een maximum van vijf dagen per kalenderjaar; c. het leidinggeven aan of verzorgen van bejaarden- of invalidenkampen/-reizen: voor de helft van de duur, echter tot een maximum van vijf dagen per kalenderjaar. 3. In die gevallen waarin de werkgever studiekostenvergoeding heeft toegekend overeenkomstig artikel 14, kan studieverlof worden verleend met een maximum van een halve dag per week, alsmede een dag voor het doen van een examen. 4. Tenzij de belangen van de werkgever zich daartegen verzetten, kan buitengewoon verlof verleend worden voor het bijwonen van vergaderingen en zittingen van publiekrechtelijke colleges waarin de medewerker is benoemd of verkozen, en voor het verrichten van daaruit voortvloeiende werkzaamheden ten behoeve van deze colleges, een en ander voor zoveel zulks niet in de vrije tijd kan geschieden. Per geval wordt bezien in welke mate verlof verleend wordt en in welke mate inhouding op het salaris wordt toegepast over de tijd dat het verlof wordt genoten. Bij het aanvaarden van functies in publiekrechtelijke colleges die een (nagenoeg) volledige arbeidstijd met zich meebrengen, wordt de arbeidsovereenkomst met de werkgever verbroken zonder dat een garantie op een nieuwe indienstneming wordt verstrekt. 5. De werkgever stelt de medewerker in de gelegenheid in het jaar voorafgaand aan het jaar waarin hij wordt gepensioneerd of van de Regeling Flexibele (Pré)pensionering (artikel 29) gebruik maakt, vijf dagen extra verlof op te nemen met behoud van salaris voor het bijwonen van cursussen ter voorbereiding op de aanstaande (pré)pensionering. De kosten van deze cursussen komen voor rekening van de werkgever.
37/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007 6. Onverminderd het bovenstaande kan de werkgever in overige bijzondere omstandigheden buitengewoon verlof met behoud van salaris verlenen.
38/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007
2 1 Zw a n g e r s c h a p s - e n b e v a l l i n g s v er l o f 1. De vrouwelijke medewerker heeft in verband met haar bevalling aanspraak op tezamen minimaal 16 weken zwangerschaps- en bevallingsverlof. 2. De vrouwelijke medewerker heeft bij zwangerschap recht op zes weken zwangerschapsverlof voor de vermoedelijke datum van de bevalling en op 10 weken bevallingsverlof na de bevalling. 3. De vrouwelijke medewerker kan de werkgever toestemming vragen om één of twee volle weken van het zwangerschapsverlof door te werken en te verschuiven naar het bevallingsverlof, voor zover hiertegen geen medische bezwaren bestaan en voor zover de instantie belast met de uitvoering van de Ziektewet hiertegen geen bezwaar maakt. Ziektedagen in de periode van doorwerken worden in mindering gebracht op de verlenging van de bevallingsverlofperiode. 4. Indien het zwangerschaps- en bevallingsverlof tezamen, om andere redenen dan wegens ziekte, minder dan 16 weken heeft bedragen, wordt het bevallingsverlof verlengd met de tijd benodigd om zwangerschaps- en bevallingsverlof tezamen 16 weken te laten bedragen.
39/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007
22 Ouderschapsverlof 1. De medewerker die als ouder, hetzij door geboorte hetzij door adoptie, in een familierechtelijke betrekking is komen te staan tot een kind onderscheidenlijk blijkens verklaringen uit het bevolkingsregister op hetzelfde adres is komen te wonen als een kind en duurzaam de verzorging en de opvoeding van dat kind op zich heeft genomen, heeft aanspraak op verlof. Indien de ter zake van de aanspraak op verlof in de eerste volzin gestelde voorwaarden ten aanzien van meer kinderen van de medewerker met ingang van hetzelfde tijdstip worden vervuld, bestaat de aanspraak ten aanzien van ieder van die kinderen. 2. Het verlof strekt zich in de regel uit over een aaneengesloten periode van zes maanden en bedraagt ten hoogste de helft van de voor de medewerker geldende arbeidsduur per week. Indien het bedrijfsbelang zich hiertegen niet verzet, kan de werkgever toestaan dat op verzoek en naar keuze van de medewerker op basis van daarover van tevoren gemaakte afspraken, gecomprimeerd dan wel gespreid verlof kan worden opgenomen in een aaneengesloten periode (bijvoorbeeld 3 maanden 100%, 6 maanden 50%, 12 maanden 25% of 24 maanden 12,5%). In beginsel wordt van een vooraf gemaakte keuze niet dan in het dienstbelang afgeweken. Aanspraak op verlof bestaat voor kinderen in de leeftijd van nul tot en met 6 jaar.Voor kinderen in de leeftijd van 7 en 8 jaar kan aanspraak worden gemaakt op onbetaald verlof. 3. In afwijking van het bepaalde in lid 3 kan de medewerker de werkgever verzoeken om het verlof op te delen in ten hoogste drie perioden waarbij iedere periode tenminste één maand bedraagt. Tenzij er sprake is van een zwaarwegend bedrijfsbelang stemt de werkgever hiermee in. 4. Over de uren waarop de medewerker verlof is verleend, behoudt hij 50% van zijn salaris. Met ingang van 1 januari 2007 geldt dat de medewerker 25% van zijn salaris behoudt. 5. De medewerker meldt het voornemen verlof te nemen tenminste twee maanden voor het door hem gewenste tijdstip van ingang van het verlof schriftelijk aan de werkgever onder opgave van: a. de aaneengesloten periode van het verlof; b. het aantal uren verlof per week; c. de spreiding van de verlofuren over de week. De tijdstippen van ingang en einde van het verlof kunnen afhankelijk worden gesteld van de datum van de bevalling, van het einde van het bevallingsverlof of van de aanvang van de verzorging. 6. De werkgever is verplicht in te stemmen met een verzoek van de medewerker het verlof niet op te nemen of niet voort te zetten op grond van onvoorziene omstandigheden, tenzij gewichtige redenen van de zijde van de werkgever zich hiertegen verzetten. De werkgever behoeft aan het verzoek niet met ingang van een vroeger tijdstip gevolg te geven dan een maand na het verzoek. In het geval het verlof met toepassing van de eerste volzin na het tijdstip van ingang daarvan niet wordt voortgezet, vervalt de aanspraak op het overige deel van dat verlof.
40/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007 7. De werkgever kan, na overleg met de medewerker, de spreiding van de uren over de week op grond van gewichtige redenen van de zijde van de werkgever wijzigen en wel tot een maand voor het door de medewerker opgegeven tijdstip van ingang van het verlof. 8. Indien aan de medewerker gedurende het ouderschapsverlof dan wel binnen een jaar na beëindiging van het ouderschapsverlof, ontslag op eigen verzoek in verband met dan wel tengevolge van aan hem te wijten feiten of omstandigheden wordt verleend, is de medewerker verplicht tot terugbetaling van het over het ouderschapsverlof genoten salaris.
41/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007
2 3 O n g e v a l l e n v e r z e ke r i n g Voor de medewerkers wordt door de werkgever een ongevallenverzekering afgesloten, waarvan de hoogte bij overlijden is bepaald op 1,25 x het bruto jaarsalaris en bij blijvende gehele invaliditeit 2,5 x het bruto jaarsalaris. De werkgever zal de uitkering op grond van deze verzekering uitbetalen aan de medewerker dan wel diens nabestaanden. Deze uitkering staat los van de eventuele uitkering bij overlijden ingevolge artikel 24.
42/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007
2 4 U i t ke r i n g b i j o v e r l i j d e n 1. Bij overlijden van de medewerker wordt aan de weduwe of weduwnaar of aan de partner een bedrag uitgekeerd gelijk aan driemaal het laatstverdiende bruto maandsalaris netto, vermeerderd met een evenredig deel van de vakantietoeslag en eindejaarsuitkering. 2. Bij ontstentenis van een weduwe, weduwnaar of partner geschiedt de uitkering ten behoeve van de minderjarige kinderen.
43/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007
2 5 U i t ke r i n g b i j a r b e i d s o n g e s c h i kt h e i d 1. De medewerker heeft bij ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte gedurende een periode van 52 weken, gerekend vanaf de eerste ziektedag, recht op volledige doorbetaling van zijn salaris. 2. De medewerker, die na afloop van de periode omschreven in artikel 25 lid 1 wegens ziekte nog niet in staat is om arbeid te verrichten, heeft recht op doorbetaling van 70% van zijn salaris gedurende een periode van wederom 52 weken. Bij gedeeltelijke werkhervatting tijdens deze periode heeft de medewerker voor de uren waarop hij arbeid verricht recht op 100% van zijn salaris. 3. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder salaris verstaan het bruto maandsalaris, de bruto vakantie-uitkering en de bruto eindejaarsuitkering die de medewerker zou hebben genoten indien hij niet ziek of arbeidsongeschikt zou zijn geworden.
44/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007
2 6 B e d r i j f s g e n e e e s ku n d i g e b e g e l e i d i n g 1. De medewerker heeft recht op bedrijfsgezondheidszorg. 2. De werkgever kan in het belang van de gezondheid van de medewerker maatregelen treffen. De maatregelen betreffen onder meer: a. de zorg voor arbeidshygiëne; b. de algehele preventie voor alle of bepaalde groepen medewerkers; c. periodieke medische keuringen ten behoeve van medewerkers met een specifieke arbeidsbelasting. 3. De werkgever kan een door hem aangewezen geneeskundige verzoeken de medewerker aan een geneeskundig onderzoek te onderwerpen ter beantwoording van de vraag of, in welke mate en tot welk tijdstip er sprake is van ziekte, c.q. arbeidsongeschiktheid. 4. Indien voor de medewerker een bedrijfsgeneeskundig onderzoek wordt verzocht als bedoeld in lid 3, zal de werkgever de medewerker hiervan schriftelijk mededeling doen onder vermelding van de motieven. 5. Het oordeel van de door de werkgever aangewezen geneeskundige die een onderzoek heeft verricht als bedoeld in lid 3, wordt zo spoedig mogelijk aan de medewerker meegedeeld. 6. De medewerker die zich niet kan verenigen met een op basis van lid 3 gegeven oordeel van de geneeskundige, dient zo spoedig mogelijk een voor beroep vatbare beslissing bij de uitvoeringsinstantie van de sociale zekerheid (UWV) aan te vragen. 7. De kosten van een op grond van dit artikel verricht geneeskundig onderzoek komen ten laste van de werkgever. Eventuele reis- en verblijfkosten worden vergoed overeenkomstig de vergoedingsregeling voor reis- en verblijfkosten.
45/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007
2 7 Ma a t re g e l e n b i j z i e kt e e n a r b e i d s o n g e s c h i kt h e i d 1. De werkgever zal ter voorkoming van ziekte en arbeidsongeschiktheid in verband met de arbeid maatregelen treffen. Deze maatregelen betreffen onder meer: a. het voeren van een actief verzuimbeleid; dit houdt in dat in een protocol ziekteverzuimbegeleiding bij het contract met de Arbodienst afspraken zijn neergelegd over de begeleiding door de Arbodienst; deze afspraken betreffen o.m. de eigen verklaring (Arbozif), het versneld oproepen bij frequent verzuim of op speciaal verzoek en de verschillende overlegvormen die regelmatig plaatsvinden; b. het voeren van een verzuimregistratie waarvan de uitkomsten worden geanalyseerd en tenminste jaarlijks met de Ondernemingsraad worden besproken; c. het plegen van onderzoek naar de kwaliteit van de arbeid en de arbeidsomstandigheden en het op basis van dit onderzoek zo nodig aanbrengen van verbeteringen; d. het in opleidingen aan leidinggevenden aandacht besteden aan het voorkomen van ziekte en arbeidsongeschiktheid in verband met arbeid. 2. Om de reïntegratie van de zieke of arbeidsongeschikte medewerker te bevorderen zal de werkgever een actief reïntegratiebeleid voeren met gebruikmaking van de mogelijkheden en middelen die de Wet Verbetering Poortwachter biedt, om zoveel mogelijk activiteiten te ontplooien en maatregelen te treffen om de zieke medewerker te begeleiden naar een terugkeer op de werkplek in zijn eigen functie of indien nodig in een andere functie binnen of buiten de organisatie.
46/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007
2 8 D o e l g ro e p g e r i c h t p e r s o n e e l s b e l e i d 1. Met inachtneming van datgene dat de wetgever heeft bepaald, zal de werkgever bij de indienstneming en tewerkstelling zoveel als redelijkerwijs mogelijk is gelijke kansen bieden aan personen uit door de wetgever bepaalde doelgroepen en personen die niet vallen onder deze doelgroepen. De werkgever zal medewerkers uit doelgroepen faciliteiten bieden bij de uitoefening van werkzaamheden. 2. Daar waar de werkgever gebruik maakt van wettelijke stimuleringsmaatregelen zullen uitsluitend medewerkers aangenomen worden met het oogmerk hen blijvend in te laten stromen in de organisatie. 3. Bij tewerkstelling binnen het CAOP verkrijgt de tewerkgestelde - zoals bedoeld in dit artikel - de status van "intern sollicitant". 4. De werkgever voorziet jaarlijks in een plan, tevens verslag, inzake doelgroepgericht personeelsbeleid. Dit plan wordt vastgesteld in overleg met de Ondernemingsraad.
47/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007
29 Regeling flexibele pensionering Als gevolg van nieuwe wet- en regelgeving eindigt de huidige prepensioenregeling met ingang van 1 januari 2006 voor alle medewerkers, behalve medewerkers die per 1 januari 2005 55 jaar of ouder zijn. De huidige werknemersbijdrage van 1% komt te vervallen. De werkgeversbijdrage van 3,9% zal als bruto uitkering maandelijks worden verstrekt (zie artikel 4). Conform de wetgeving is deze bruto uitkering eveneens van toepassing op de groep medewerkers van 18 tot 25 jaar. Deze bruto uitkering wordt niet meegerekend t.b.v. pensioen, vakantiegeld en eindejaarsuitkering. Voor medewerkers die per 1 januari 2005 55 jaar of ouder zijn is een overgangsregeling prepensioen van toepassing. Voor deze groep medewerkers blijft de huidige prepensioenregeling van toepassing en blijven ook de bepalingen over de werknemers- en werkgeversbijdragen van kracht. De regeling is opgenomen in het reglement en maakt onlosmakelijk deel van uit van de CAO.
48/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007
3 0 P e n s i o e n re g e l i n g 1. De Stichting CAOP heeft een pensioenregeling voor ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Per 1 januari 2007 is de pensioenregeling overgegaan van een eindloonregeling naar een middelloonregeling. De pensioentoezegging is vastgelegd in het geldende pensioenreglement. Partijen hebben met elkaar afgesproken de nieuwe regeling tegen het einde van contractperiode van de verzekeringsovereenkomst met Loyalis (in 2011) te zullen evalueren om te bezien of aanpassing van de pensioenregeling wenselijk of noodzakelijk is. Wijzigingen in de pensioentoezegging zullen door de werkgever voor instemming worden voorgelegd aan de partijen ter andere zijde. 2. Indien een medewerker op grond van de wettelijke regeling voor ouderschapsverlof of zwangerschaps- en bevallingsverlof of levensloopverlof geen arbeidsprestatie verricht, zal de pensioenpremie gedurende de periode dat het verlof wordt genoten door de werkgever worden doorbetaald. 3. In aanvulling op de pensioenregeling als bedoeld in lid 1, heeft de werkgever ten behoeve van de medewerker de volgende verzekeringen afgesloten: a. een verzekering ter reparatie van inkomensverlies bij arbeidsongeschiktheid (bij volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid vindt een uitkering plaats van 70% van het meerdere salaris boven het maximum WIA-jaarloon; bij gedeeltelijk arbeidsongeschikten die werken en hun restcapaciteit voor minimaal 50% benutten vindt een uitkering plaats van 70% van salaris oud niet gemaximeerd – salaris nieuw), waarvoor geen bijdrage van de medewerker in de te betalen premie wordt verlangd; b. een verzekering ter reparatie van het ANW-hiaat, waarvan de te betalen premie voor 50% voor rekening van de medewerker en voor 50% voor rekening van de werkgever komt.
49/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007
31 Reorganisaties In het geval bij de Stichting CAOP een reorganisatie met aanzienlijke personele gevolgen zal worden uitgevoerd, zal de werkgever in overeenstemming met de bonden van overheidspersoneel die bij deze CAO betrokken zijn een sociaal plan opstellen, waarbij de personele gevolgen van de reorganisatie wordt geregeld. De basis van het sociaal plan wordt gevormd door het sociale beleidskader zoals dat van toepassing is voor de Rijksambtenaren, waarbij per gelegenheid een financiële toetsing zal plaatsvinden aan de hand van de mogelijkheden die de bedrijfsvoering van het CAOP op dat moment biedt. Om de geplande reductie in 2006 en de daaruit voortvloeiende personele consequenties op een goede wijze te reguleren is een Sociaal Plan overeengekomen dat geldt van 1 juni tot en met 31 december 2006.
50/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007
3 2 K i n d e ro p v a n g 1. Dit artikel is van toepassing op de werknemer die een of meer kinderen verzorgt en alleenstaand is of een partner heeft die betaalde arbeid verricht of behoort tot een der categorieën uit artikel 5 van de Wet Kinderopvang. 2. Onder opvang wordt verstaan kinderopvang in een geregistreerd kindercentrum of gastouderopvang die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau. 3. De werknemer is vrij in de keuze van de kinderopvangvorm en -onderneming, mits de gekozen onderneming is geregistreerd in het kader van de Wet Kinderopvang.
Tot 1 januari 2007 gelden de volgende bepalingen 4. De werkgever verstrekt aan de werknemer een tegemoetkoming in de kosten van de benodigde opvang gedurende de feitelijke werktijd, pauzetijden en de reistijd van opvangadres naar werkadres en terug, voor zover de werknemer kosten of doorbetaling van kosten voor die opvang verschuldigd is. 5. Ten behoeve van het vaststellen van de hoogte van de tegemoetkoming verstrekt de werknemer aan de werkgever een kinderopvangcontract tussen werknemer en een of meer kinderopvangorganisatie(s), waaruit het aantal uren van de opvang, de aard van de opvang, de kosten van de opvang en de registratie van de opvangorganisatie blijken. Indien in deze gegevens wijzigingen optreden, zal de werknemer deze terstond aan de werkgever meedelen. 6. Onder kosten voor kinderopvang wordt verstaan de kosten die direct verband houden met de opvang. Deze kosten staan beschreven in de Wet Kinderopvang. Het CAOP geeft geen tegemoetkoming over bemiddelingskosten, kosten m.b.t. vervoer tussen huis en/of school en kinderopvang en kosten van extra activiteiten op verzoek van ouders. 7. De tegemoetkoming bedraagt éénzesde van de kosten (zoals beschreven in lid 6) van de benodigde opvang met een maximum van het door het Rijk opgegeven maximum uurtarief voor buitenschoolse opvang en hele dagopvang. 8. De tegemoetkoming wordt uitbetaald middels de maandelijkse salarisbetaling. 9. Mocht door een excessieve toename van aanspraakgerechtigden een uitputting van het beschikbare budget ontstaan, dan gelden de volgende basisuitgangspunten; a. Het budget wordt verhoogd met een bedrag benodigd om alle aanspraakgerechtigden gebruik te kunnen laten maken van de Wet Kinderopvang, tenzij het bedrijfsresultaat een verhoging van het budget op geen enkele wijze toelaat; b. Bij het ontoereikend blijven van het budget geldt dat bij een toekenning van een tegemoetkoming voor kinderopvang dan wel buitenschoolse opvang, voorrang wordt verleend aan vrouwelijke werknemers en éénoudergezinnen.
51/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007 c.
Partijen streven ernaar een ontoereikend budget middels CAOonderhandelingen voor de nieuwste CAO-periode toereikend te maken.
Indien onverminderde toepassing van het bepaalde in de voorgaande leden, gezien de desbetreffende specifieke omstandigheden, tot een voor de werknemer onbillijke situatie leidt, zal de werkgever hiervan ten gunste van de werknemer afwijken.
Vanaf 1 januari 2007 gelden de volgende bepalingen 4. Op grond van de wijziging in de Wet Kinderopvang per 1 januari 2007 vervalt de tegemoetkoming in de kosten van de opvang. In plaats daarvan wordt door de belastingdienst een vaste toeslag van een derde deel van de totale kosten en een inkomensafhankelijke toeslag verstrekt.
52/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007
3 3 N e v e nw e r ka a mh e d e n 1. In die gevallen waarin voor de privatiseringsdatum (1 januari 1995) nevenwerkzaamheden door de directie zijn toegestaan, zal deze toestemming ook na de privatisering zijn gelding behouden. 2. Het is de medewerker verboden nevenwerkzaamheden te verrichten die schadelijk kunnen zijn voor de dienstverlening van de Stichting CAOP. 3. De medewerker heeft de plicht nevenwerkzaamheden te melden aan de werkgever voordat hij daarmee aanvangt.
53/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007
3 4 Va kb o n d s f a c i l i t e i t e n 1. Tenzij de belangen van de werkgever zich daartegen verzetten, wordt jaarlijks ten hoogste 120 uren buitengewoon verlof met behoud van salaris verleend voor het bijwonen van vergaderingen van statutaire organen van verenigingen van overheidspersoneel, mits de medewerker hieraan deelneemt en voor zover het vergaderingen betreft van verenigingen van overheidspersoneel als bestuurslid van die vereniging dan wel als afgevaardigde of bestuurslid van een onderdeel daarvan. 2. Tenzij de belangen van de werkgever zich daartegen verzetten, wordt tot ten hoogste 208 uren buitengewoon verlof met behoud van salaris verleend, aan de medewerker die door de ABVAKABO FNV, de CNV PUBLIEKE ZAAK of de CMHF is aangewezen om bestuurlijke en/of vertegenwoordigende activiteiten te ontplooien binnen zijn vereniging c.q. binnen de organisatie van de werkgever, die ertoe strekken de doelstellingen van zijn vereniging te ondersteunen. 3. Tenzij de belangen van de werkgever zich daartegen verzetten, wordt buitengewoon verlof met behoud van salaris verleend aan de medewerker voor het - op uitnodiging van een organisatie van overheidspersoneel - als cursist deelnemen aan een cursus, met dien verstande dat dit verlof ten hoogste 48 uren per twee jaren bedraagt. 4. Het aantal uren dat op grond van het eerste, tweede en derde lid aan een medewerker mag worden verleend, bedraagt tezamen ten hoogste 240 uren per jaar, met dien verstande dat ten hoogste 320 uren worden verleend: a. aan de leden van de hoofdbesturen van de ABVAKABO FNV en de CNV PUBLIEKE ZAAK; b. aan de leden van het hoofdbestuur van de CMHF, alsmede aan de bestuursleden van de sectoren en secties van die organisatie. 5. Het verlof bedoeld in de vorige leden, wordt slechts verleend aan medewerkers die lid zijn van verenigingen van overheidspersoneel die betrokken zijn bij het totstandkomen van deze CAO. 6. Tenzij andere belangen van de werkgever zich daartegen verzetten, wordt buitengewoon verlof met behoud van salaris verleend voor het bijwonen van vergaderingen van commissies voor georganiseerd overleg in ambtenarenzaken. Dit geldt eveneens voor één voorvergadering per in de vorige volzin bedoelde vergadering. 7. De werkgever zal ten gunste van de aan deze CAO deelnemende vakbonden een bijdrage van € 23,26 per lid verstrekken ten behoeve van de te maken onkosten in de sfeer van de individuele en collectieve belangenbehartiging. 8. Indien de medewerker daarom verzoekt, draagt de werkgever de helft bij aan de contributie van het lidmaatschap van een van de genoemde vakbonden, voor zover deze daadwerkelijk activiteiten binnen de arbeidsorganisatie vervullen. In januari dient hiertoe een verzoek ingediend te worden onder overlegging van de bewijsstukken.
54/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007
3 5 D u u r, w i j z i g i n g e n o p z e g g i n g v an d e C AO 1. De overeenkomst wordt aangegaan voor de periode 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007. 2. Ingeval van ingrijpende veranderingen in de sociaal-economische situatie in Nederland, zijn partijen bevoegd ook tijdens de duur van de CAO wijzigingen in de salarisbepalingen aan de orde te stellen. Ingeval tussen partijen verschil van mening bestaat over de vraag of zich ingrijpende veranderingen voordoen, zal over deze vraag binnen vier weken een advies aan de Stichting van de Arbeid worden gevraagd dat partijen zal binden. Indien over de voorgestelde wijzigingen binnen twee maanden nadat deze wijzigingen aan de orde zijn gesteld geen overeenstemming wordt bereikt, is de partij welke de wijziging heeft voorgesteld gerechtigd deze CAO met een termijn van een maand per aangetekend schrijven aan alle overige partijen op te zeggen. 3. Indien geen der partijen uiterlijk drie maanden voor het tijdstip waarop deze overeenkomst eindigt per aangetekend schrijven aan de wederpartij te kennen heeft gegeven dat zij de overeenkomst wenst te doen beëindigen of in een of meer bepalingen wijzigingen wenst aan te brengen, zodat alsdan een gewijzigde overeenkomst tot stand zou komen, zal zij geacht worden telkens voor één jaar te zijn verlengd. 4. Wordt de overeenkomst door opzegging beëindigd, dan blijven tot het tijdstip van inwerkingtreden van een nieuwe overeenkomst de bepalingen van de opgezegde CAO van toepassing. 5. Indien een der partijen de overeenkomst heeft opgezegd op de wijze als bedoeld in het derde lid, zal binnen veertien dagen na bedoelde opzegging tussen partijen overleg plaatsvinden. Uiterlijk een maand voor het einde van de looptijd van de overeenkomst zal de werkgever de wederpartij uitnodigen voor een overleg teneinde tot een nieuwe overeenkomst te komen. 6. De werkgever kan van de bepalingen opgenomen in deze CAO bij individuele arbeidsovereenkomst in gunstige zin afwijken. Indien de afwijking plaatsvindt ten behoeve van categorieën van medewerkers, zal de werkgever in overleg treden met partijen betrokken bij het opstellen van deze CAO.
55/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007
3 6 B e ro e p 1. De medewerker die bezwaren heeft tegen de wijze waarop in zijn geval een onderdeel van deze CAO is of wordt toegepast, heeft een beroepsrecht. Het beroepschrift kan worden ingediend na het volgen van de procedure ter verkrijging van een voor beroep vatbaar besluit. 2. Indien een medewerker bezwaar heeft tegen de wijze waarop in zijn geval een onderdeel van deze CAO wordt toegepast, heeft de medewerker recht op: • een duidelijke motivering van het standpunt van de werkgever, • begeleiding vanuit de afdeling Personeelszaken bij het afwegen van standpunten, en • hulp bij het zoeken van zijn vermeend recht langs de hieronder aangegeven weg. De procedure is daarbij als volgt: a. De medewerker die bezwaar heeft tegen de wijze waarop in zijn geval een onderdeel van deze CAO is of wordt toegepast, kan daartegen bezwaar aantekenen bij de werkgever. Het bezwaar dient schriftelijk en gemotiveerd te worden ingediend bij de werkgever. De medewerker kan zich bij het opstellen van het bezwaarschrift en in verdere gesprekken daarover, laten bijstaan door een zelf gekozen raadsman van binnen of buiten het CAOP. b. De werkgever stuurt binnen vijf werkdagen na ontvangst van het bezwaarschrift een ontvangstbevestiging aan de medewerker. De werkgever kan besluiten het bezwaarschrift schriftelijk of na een hoorzitting af te handelen. De medewerker wordt hierover direct met de ontvangstbevestiging geïnformeerd. In geval van schriftelijke afhandeling, ontvangt de medewerker het besluit van de directeur binnen 20 werkdagen na het indienen van het bezwaarschrift. Indien de directeur besluit over te gaan tot het horen van de medewerker, dan wordt de medewerker hiertoe schriftelijk uitgenodigd. De hoorzitting vindt uiterlijk plaats binnen 15 werkdagen na het indienen van het bezwaarschrift. Binnen twintig werkdagen na de hoorzitting ontvangt de medewerker het besluit schriftelijk van de werkgever. c. Indien de bezwaren door de werkgever worden erkend, eindigt daarmee de procedure. Indien de bezwaren niet worden erkend dan is het besluit voor beroep vatbaar. In het besluit dient de voor het beroep bevoegde instantie vermeld te staan. 3. Er is een Beroepscommissie ter beslechting van geschillen tussen werkgever en medewerker betreffende de toepassing van deze CAO. De procedure is daarbij als volgt: a. Indien de medewerker - na ontvangst van het voor beroep vatbare besluit van mening blijft dat deze CAO onjuist op hem wordt toegepast, dient hij binnen twintig werkdagen na dagtekening van het bedoelde besluit bij de Beroepscommissie in beroep te gaan. De medewerker heeft dit recht ook in het geval hij kan aantonen dat hij een voor beroep vatbaar besluit heeft gevraagd en hij dit veertig werkdagen na de aanvraag nog niet ontvangen heeft.
56/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007 b.
c. d.
e.
f. g.
h.
i.
Het beroepschrift moet schriftelijk worden ingediend bij de secretaris van de Beroepscommissie. De medewerker kan zich bij het opstellen van zijn beroepschrift en in gesprekken met de Beroepscommissie laten bijstaan door een door hem aan te wijzen raadsman. De ontvangst van het beroepschrift wordt binnen vijf werkdagen door de Beroepscommissie schriftelijk aan de medewerker bevestigd. De Beroepscommissie zal een beroepschrift niet ontvankelijk verklaren indien blijkt dat dezelfde zaak van belanghebbende in behandeling is in een andere rechtsgang. De werkgever ontvangt een afschrift van het beroepschrift en wordt in de gelegenheid gesteld om binnen 15 werkdagen na ontvangst van het beroepschrift een verweerschrift bij de Beroepscommissie in te dienen. De medewerker ontvangt een afschrift van het verweer van de werkgever. De Beroepscommissie nodigt de medewerker en werkgever binnen 30 werkdagen na ontvangst van het beroepschrift uit voor een hoorzitting. De Beroepscommissie doet binnen twintig werkdagen na de hoorzitting een uitspraak. Indien dit door omstandigheden niet mogelijk is, wordt hiervan aan werkgever en medewerker onder opgave van de redenen mededeling gedaan onder gelijktijdige vaststelling van een nieuwe datum. De Beroepscommissie bestaat uit drie leden en wordt benoemd door de directeur van het CAOP, waarbij ten aanzien van de te benoemen leden geldt: • dat één lid wordt benoemd op voordracht van ABVAKABO FNV te Zoetermeer, CNV Publieke Zaak te 's-Gravenhage en CMHF te Leidschendam gezamenlijk; • dat één lid wordt benoemd op voordracht van de werkgever; • dat het derde lid, tevens voorzitter van de commissie, wordt benoemd op voordracht van de twee andere leden gezamenlijk Partijen bij de CAO benoemen voorts een secretaris, werkzaam bij het CAOP, die de Beroepscommissie bij haar werkzaamheden ter zijde staat. De werkwijze van de Beroepscommissie wordt door partijen bij de CAO vastgesteld. Voor de leden worden geen plaatsvervangende leden benoemd. In bijzondere situaties, bijvoorbeeld langdurige ziekte van een lid, kan het desbetreffende orgaan tijdelijk een ander lid benoemen. De Beroepscommissie kan zich bij het behandelen van bezwaren aangaande functiewaardering laten bijstaan door een deskundige. De leden van de Beroepscommissie oordelen zonder last of ruggespraak. Zij streven naar unanieme uitspraak. Deze wordt schriftelijk medegedeeld aan de betrokken medewerker en de werkgever. De uitspraak van de Beroepscommissie is bindend voor partijen. Indien in de Beroepscommissie geen unanieme uitspraak wordt bereikt, wordt dit eveneens schriftelijk aan werkgever en medewerker medegedeeld. Het geschil wordt dan binnen twee weken na evenbedoelde mededeling door de commissie ingebracht bij het overleg tussen de bij de CAO betrokken partijen. Partijen doen zo spoedig mogelijk nadien een bindende uitspraak.
57/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007
Bijlagen Bijlage 1 - CAO-akkoord CAO CAOP 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007 Bijlage 2 - De ontwikkeling van de e.j.u. CAOP vanaf 1999 Bijlage 3 - Salarisschalen CAOP per 1 juli 2002 Bijlage 4 - Salarisschalen CAOP per 1 oktober 2006 Bijlage 5 – Levensloopregeling CAOP
58/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007
Bijlage 1
C A O - a k ko o r d CA O C AO P 1 j a n u a r i 2 0 0 5 t o t 1 o kt o b e r 2 0 0 7
Inleiding Voor u ligt het CAO-akkoord dat op 19 oktober 2006 is bereikt tussen de werkgever en de vertegenwoordigers van de vakorganisaties (ABVAKABO/FNV; CNV Publieke Zaak; CMHF) over een nieuwe CAO CAOP van 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007. Op 19 juni j.l. was al een onderhandelaarsresultaat bereikt, maar dat heeft toen na achterbanraadpleging niet tot een akkoord geleid. Met name waren er ‘pijnpunten’ over: (1) het invoeren van een pensioenregeling op basis van middelloon en tegelijkertijd de heffing van een 3%-werknemerspensioenpremie, die vervolgens werd ‘teruggeploegd’ via een structurele loonsverhoging, (2) het vervallen van 3%-korting op de ziektekostenpremie door het beëindigen van de premiebetaling via de werkgever en (3) het loonbod. Dit akkoord betreft een aanpassing van het voorgaande resultaat, bedoeld om tegemoet te komen aan de ‘pijnpunten’ die werden ervaren. Toch moet ook dit CAO-akkoord gezien worden in het licht van de soberheid die het CAOP moet betrachten binnen de kaders van het veranderingsproces en de bezuinigingsopdracht die ten gevolge van veranderende marktcondities en een afnemende subsidie in gang zijn gezet. 1. Pensioen: De huidige pensioenregeling die gebaseerd is op het eindloonstelsel eindigt 31 december 2006 en per 1 januari 2007 geldt een nieuwe pensioenregeling gebaseerd op het middelloonstelsel. Het opbouwpercentage ouderdomspensioen (OP) wordt 1,8%. Het nabestaandenpensioen (NP) bij overlijden na pensioendatum is 70% van het behaalbare OP. Het nabestaandenpensioen (NP) bij overlijden voor pensioendatum is gelijk aan de huidige regeling, zijnde 1,225% van de pensioengrondslag (op risicobasis). De opgebouwde pensioenen worden voorwaardelijk geïndexeerd. Uitgangspunt voor de voorwaardelijke indexatie zal de generieke CAO-verhoging zijn in een jaar. Indien een loonsverhoging per 1 januari bekend is voor 1 november van het voorafgaande jaar, dan wordt deze meegenomen in de indexatie per eerstvolgende jaar. Alle andere loonsverhogingen worden meegenomen in de indexatie van het daaropvolgende jaar. De voorwaardelijkheid betekent dat indexatie afhankelijk wordt gemaakt van de overrente. De beschikbare overrente bepaalt of indexatie (deels) kan plaatsvinden, waarbij het de intentie is dat niet verleende indexatie in een jaar kan worden ‘ingehaald’ indien in een volgend jaar wel voldoende overrente beschikbaar is. Over de technische formulering van het indexatiebeleid dient nader overlegd te worden. Jaarlijks zal worden bezien of de franchise moet worden aangepast, waarbij (in het bijzonder) rekening wordt gehouden met de indexatie voor de opgebouwde pensioenen. Over de technische uitwerking van de nieuwe pensioenregeling zal nader overleg worden gevoerd. 2. Collectieve loonruimte: Afgezien wordt van de invoering van een 3% werknemerspensioenpremie. Het ‘terugploegen’ van deze premieheffing in de vorm van een structurele loonsverhoging van 1,8% komt daarmee te vervallen. De
59/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007 daarbovenop toegezegde structurele loonsverhoging van 0,6% per 1 januari 2007 wordt gewijzigd in een structurele loonsverhoging van 0,8% per 1 oktober 2006. 3. Ziektekosten: Met ingang van 1 januari 2007 gaan medewerkers die deelnemen aan de collectieve zorgverzekering via de ONVZ de premies van de zorgverzekeringspolissen direct zelf betalen aan ONVZ. De meerkosten, als gevolg van het vervallen van de 3% korting op de ziektekostenpolis komen niet voor rekening van de werknemer. 4. Regeling woon- werkverkeer: De huidige regeling woon- werkverkeer wordt met ingang van 1 november 2006 geharmoniseerd en aangepast aan fiscale wet-en regelgeving. De vergoeding bedraagt 16 cent per kilometer met een maximum aantal kilometers van 60 kilometer per dag (= max. 30 km woon-werk afstand). De harmonisering van de regeling houdt in dat alle medewerkers van het CAOP recht hebben op een reiskostenvergoeding. 5. Verplichte ATV: Het aantal volgens artikel 16 lid 3 (CAO CAOP) maximaal vast te stellen verplichte ATV dagen, wordt met ingang van 1 januari 2007 verlaagd van zes naar vijf verplichte ATV dagen per kalenderjaar. 6. Ouderschapsverlof: De werkgeversbijdrage van 50% van de salariskosten wordt met ingang van 1 januari 2007 budgetneutraal verlaagd naar een werkgeversbijdrage van 25% van de salariskosten vanwege het wegvallen van de afdrachtvermindering. 7. Arbeidstijd en ATV: De bepaling zoals vermeld in artikel 16 lid 4 van de CAO CAOP wordt als volgt aangepast: ”De medewerker kan een aanvraag indienen om zijn arbeidsduur met twee uur per week te verlengen, onder handhaving van de arbeidsduur genoemd in de arbeidsovereenkomst. De medewerker levert hiertoe jaarlijks 96 ATV uren in en ontvangt maandelijks een bruto toeslag die niet meetelt voor de berekening van het pensioen. De maandelijkse bruto toeslag wordt berekend op basis van de 96 ingeleverde ATV uren.” 8. Waarnemingsregeling: Met ingang van 1 januari 2007 wordt een waarnemingsregeling in de CAO opgenomen. Tot 1 januari 2007 zijn de huidige beleidsregels van toepassing. 9. Overige overlegdossiers: • Levensloopregeling: het concept reglement wordt omgezet in een definitieve versie en maakt onderdeel uit van de CAO CAOP; • Beroep (art. 36): het concept tekstvoorstel wordt omgezet in een definitieve versie maakt onderdeel uit van de CAO CAOP; • WIA: in geval van gedeeltelijke werkhervatting in het tweede ziektejaar wordt het loon 100% betaald voor dat deel dat de medewerker arbeidsgeschikt is; • Ongebruikelijke arbeidstijden (art. 7/7a): De CAO tekst wordt dusdanig aangepast dat - conform het bestaande beleid - duidelijk blijkt dat medewerkers vanaf schaal 10 en hoger geen aanspraak maken op de bepalingen van art. 7, 7a en 7b;
60/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007 • •
De fiscale mogelijkheden bij bedrijfsfietsen en vakbondscontributie worden volledig benut. Diverse tekstuele aanpassingen: - art. 3: Indienstneming en ontslag: lid 2: tweede zin verwijderen - art. 3: Indienstneming en ontslag: lid 5: schriftelijk opzeggen - art. 4: Loonparagraaf: wijzigingen doorvoeren conform te maken CAO afspraken - art. 8: Zorgverzekering: paragraaf aanpassen conform gemaakte CAO afspraken - art. 9: Autokosten, reis en verblijfskosten aanpassen aan 2006 - art. 10: Regeling woon- werkverkeer aanpassen conform te maken CAO afspraken - art. 32: Kinderopvang: nieuwe uitvoeringsregeling wordt toegevoegd - art. 35: Duur, wijziging en opzegging van de CAO: aanpassen conform te maken CAO afspraken over de duur van de CAO.
10. Technische aanpassingen 2005: De technische aanpassingen, zoals die eind 2005 met de vakorganisaties zijn overeengekomen omtrent incidentele eindejaarsuitkering, de levenslooptoelage, de WIA en de ziektekostenverzekering worden verwerkt in de CAO. 11. Looptijd CAO: Deze CAO heeft een looptijd tot 1 oktober 2007. 12. Ten slotte: De werkgever zal het initiatief nemen om buiten de formele overleggen op een informele wijze met vertegenwoordigers van de vakorganisaties te spreken over arbeidsvoorwaardelijke aangelegenheden die voor het CAOP relevant zijn of kunnen zijn, gegeven de omslag die de organisatie de komende tijd moet maken. De werkgever zal dit mede doen aan de hand van de resultaten van een vergelijkend onderzoek naar de feitelijke situatie van het CAOP-arbeidsvoorwaardenpakket ten opzichte van vergelijkbare organisatie in de markt. Tevens hebben partijen afgesproken om het formele overleg met betrekking tot de totstandkoming van een nieuwe CAO CAOP vanaf 1 oktober 2007 tijdig (voorjaar 2007) te starten.
Namens de werkgever,
Namens de vakbonden,
mr N.Ph. Geelkerken
B. van Velthuijsen (ABVAKABO FNV)
W.H.M. Pijnacker-Balk (CNV Publieke Zaak)
J. Hut (CMHF)
61/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007
Bijlage 2
D e o n t w i kke l i n g v a n d e e . j . u . CA O P v a n a f 1999
Ontwikkeling e.j.u. in CAO CAOP Afspraak in CAO 01.06.01-01.07.03: "De structurele eindejaarsuitkering wordt in 2001 met 0,8% en in 2002 met 1% verhoogd. Partijen hebben hierbij de intentie uitgesproken dat de eindejaarsuitkering uiteindelijk moet leiden tot een eindejaarsuitkering in de vorm van een “dertiende maand”, waarbij het meerjarig bedrijfsresultaat van invloed zal zijn op het tempo waarin dit geëffectueerd kan worden". CAO Jaar Structureel % Incidenteel % 01.06.99-01.06.01 1999 0,5 0,3 2000 1 01.06.01-01.07.03 2001 1,8 2002 2,8 01.04.04-01.01.05 2003 4 € 250 netto 2004 4 € 300 netto Akkoord 2005 1 incidentele uitkering 2005 01.01.05-01.10.07 2005 4 2006 4
62/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007
Bijlage 3 Salaris Schaal euro's 01.07.02 1 2 0 1277 0 1308 1 1335 1 1363 2 1390 3 2 1425 4 3 1458 5 4 1486 6 5 1514 7 6 1543 8 7 1588 8 1634 9 1690 10 1749 1805 1865 1922 1978 2036 2093 2162 2225 2287 2329 2393 2427 2466 2528 2550 2564 2586 2640 2690 2740 2838 2950 3049 3157 3235 3334 3435 3542 3635 3732 3862 3922 3973 4056 4169 4280 4402 4466 4514 4649 4770 4840 4902 5031 5166 5289 5467 5621 5837 6018 6143 6338 6531 6738 6956
Salarisschalen CAOP per 1 juli 2002 3
0 1
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
0 1 2 3 4
0 1 2
15
16
0 1
2
0 2
3
1 3
4 5 6 7 8 9
2 4 5 6 7 8 9 10
3 4 5 6 7 8 9 10
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
0 1
as
2
0
as1
3 4 5 6 7 8 9 10
1
0
2
1
3
2
4
3
0
5 6 7 8
4 5 6 7 8 9 10
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
5 6 7 8
3 4 5
0 1 2
6 7 8 9
3 4 5 6 7 8 9
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9
Salaris Nr. euro's 17 01.07.02 1277 1 1308 2 1335 3 1363 4 1390 5 1425 6 1458 7 1486 8 1514 9 1543 10 1588 11 1634 12 1690 13 1749 14 1805 15 1865 16 1922 17 1978 18 2036 19 2093 20 2162 21 2225 22 2287 23 2329 24 2393 25 2427 26 27 2466 2528 28 2550 29 2564 30 2586 31 2640 32 2690 33 2740 34 2838 35 2950 36 3049 37 3157 38 3235 39 3334 40 3435 41 3542 42 3635 43 3732 44 3862 45 3922 46 3973 47 4056 48 4169 49 4280 50 4402 51 4466 52 4514 53 4649 54 4770 55 4840 56 4902 57 5031 58 5166 59 0 5289 60 1 5467 61 2 5621 62 3 5837 63 4 6018 64 5 6143 65 6 6338 66 7 6531 67 8 6738 68 9 6956 69
63/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007
Bijlage 4 Salaris Schaal euro's 01.10.06 1 2 0 1288 0 1319 1 1346 1 1374 2 1402 3 2 1437 4 3 1470 5 4 1498 6 5 1527 7 6 1556 8 7 1601 8 1648 9 1704 10 1763 1820 1880 1938 1994 2053 2110 2180 2243 2306 2348 2413 2447 2486 2549 2571 2585 2607 2662 2712 2762 2861 2974 3074 3183 3261 3361 3463 3571 3665 3762 3893 3954 4005 4089 4203 4315 4438 4502 4551 4687 4809 4879 4942 5072 5208 5332 5511 5666 5884 6067 6193 6389 6584 6792 7012
S a l a r i s s c h a l e n C A O P p e r 1 o kt o b e r 2 0 0 6 3
0 1
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
0 1
2
0 2
3
1 3
4 5 6 7 8 9
2 4 5 6 7 8 9 10
3 4 5 6 7 8 9 10
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
0 1
as
2
0
as1
3 4 5 6 7 8 9 10
1
0
2
1
3
2
4
3
0
5 6 7 8
4 5 6 7 8 9 10
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
0 1 2 3 4 5 6 7 8
0 1 2 3 4 5
0 1 2
6 7 8 9
3 4 5 6 7 8 9
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9
Salaris euro's 17 01.10.06 1288 1319 1346 1374 1402 1437 1470 1498 1527 1556 1601 1648 1704 1763 1820 1880 1938 1994 2053 2110 2180 2243 2306 2348 2413 2447 2486 2549 2571 2585 2607 2662 2712 2762 2861 2974 3074 3183 3261 3361 3463 3571 3665 3762 3893 3954 4005 4089 4203 4315 4438 4502 4551 4687 4809 4879 4942 5072 5208 0 5332 1 5511 2 5666 3 5884 4 6067 5 6193 6 6389 7 6584 8 6792 9 7012
Nr.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69
64/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007
Bijlage 5 Artikel 1.
L e v e n s l o o p re g e l i n g CA O P Definities
1. CAO: de collectieve arbeidsovereenkomst van het CAOP 2. Werkgever: Stichting Centrum Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel (CAOP) 3. Werknemer: Personen die op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst zijn van het CAOP. 4. Arbeidsovereenkomst: De arbeidsovereenkomst tussen werkgever en werknemer. 5. Levensloopregeling: Een door het CAOP gefaciliteerde regeling die ten doel heeft het treffen van een voorziening in geld uitsluitend ten behoeve van het opnemen van een periode van onbetaald verlof. 6. Bron: Het loon als bedoeld in de Wet op de loonbelasting 1964 dan wel tijdbronnen die conform de CAO als inlegbron ingezet kunnen worden. 7. Doel: Geheel of gedeeltelijke loondoorbetaling gedurende een door de werknemer gekozen en door het CAOP verleende periode van onbetaald verlof. 8. Kalenderjaar: Het tijdvak van 1 januari van enig jaar tot en met 31 december van dat jaar. 9. Levensloopinstelling: Een door de werknemer gekozen kredietinstelling of verzekeraar als bedoeld in artikel 19g, vierde lid van de Wet op de Loonbelasting 1964. 10. Levenslooprekening: een geblokkeerde rekening op naam van de werknemer bij een levensloopinstelling waarmee een levenslooptegoed wordt opgebouwd. 11. Levensloopverzekering: een verzekering op naam van de werknemer bij een levensloopinstelling waarmee een levenslooptegoed wordt opgebouwd. 12. Inlegperiode: De periode waarin in het kader van deze levensloopregeling de voorziening in geld wordt opgebouwd. 13. Opnameperiode: De periode waarin onbetaald verlof wordt genoten en levenslooploon wordt verkregen. 14. Levenslooptegoed: De ingevolge een levensloopregeling opgebouwde voorziening in geld, vermeerderd met de daarop gekweekte inkomsten en de daarmee behaalde rendementen, waarover mag worden beschikt ten behoeve van levenslooploon tijdens onbetaald verlof. 15. Levenslooploon: Het loon afkomstig uit het levenslooptegoed dat via de werkgever aan de werknemer op diens verzoek tijdens onbetaald verlof wordt uitgekeerd. 16. Jaarinkomen: Belastbaar loon als bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964. 17. Uurloon: Onder uurloon wordt verstaan het 156ste deel van het salaris dat gebaseerd is op een volledige dagtaak. 18. Peildatum: De eerste dag van de maand waarin de werknemer een aanvraag als bedoeld in artikel 3 heeft ingediend.
Artikel 2.
Werkingssfeer
Werknemers van het CAOP kunnen m.i.v. 1 januari 2006 deelnemen aan de levensloopregeling.
65/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007 Artikel 3.
Aanvraag opbouw levenslooptegoed
1. De werknemer kan eenmaal per jaar een aanvraag indienen om uit één of meer bronnen als genoemd in artikel 4 het levenslooploon op te bouwen. 2. De per kalenderjaar te sparen voorziening in geld bedraagt ten hoogste 12 procent van het jaarinkomen van dat jaar. 3. Het in het tweede lid bedoelde maximumpercentage geldt niet voor de werknemer die is geboren tussen 1 januari 1950 en 1 januari 1955. Deze werknemer mag meer sparen dan 12% van het bruto loon, voor zover het totale Levensloopspaartegoed niet meer bedraagt dan 210% van het bruto loon op jaarbasis, gerelateerd aan het in het voorafgaande kalenderjaar genoten bruto loon.
Artikel 4.
Opbouw levenslooptegoed
Ten behoeve van de opbouw van het levenslooptegoed kan de werknemer de volgende bronnen inzetten: 1. Geldbronnen: a. Bruto loon werknemer: het deel van het vaste salaris boven het wettelijk minimum loon; b. Vakantietoeslag; c. Uitkering in geld voor overwerk; d. Eindejaarsuitkering; e. Variabele beloning; 2. Tijdbronnen: a. Vakantie: alle bovenwettelijke vakantiedagen (bovenwettelijke vakantiedagen zijn die vakantiedagen die je extra krijgt bóvenop het wettelijk minimum aantal dagen van 20 dagen bij fulltime dienstverband); b. ATV: alle niet op grond van art. 16, lid 3 van de CAO als verplicht aangewezen ATV-dagen, met een maximum van 96 uur; c. Vergoeding in tijd voor overwerk: maximaal de in de keuzeperiode ontvangen vergoeding in tijd. 3. De bronnen genoemd in het tweede lid worden omgezet in een geldbedrag, berekend op basis van het uurloon dat de werknemer geniet op de peildatum. 4. Een combinatie van lid 2b van dit artikel met het afstand doen van ATV-aanspraken zoals bedoeld in artikel 16 lid 4 en 10 van de CAO CAOP is niet toegestaan.
Artikel 5.
Algemene voorwaarden voor levensloopsparen
1. De in artikel 3 genoemde aanvraag moet ieder jaar opnieuw worden ingediend en dient de volgende gegevens te bevatten: a. de levensloopinstelling; b. het nummer van de levenslooprekening of het (polis)nummer van de levensloopverzekering; c. tot welke bedragen uit de in artikel 4 genoemde bronnen wordt ingelegd; d. of vorengenoemd bedrag eenmalig dan wel maandelijks wordt ingelegd; e. de begin en einddatum van de inlegperiode indien gekozen is voor maandelijkse inleg, f. een verklaring van de werknemer waaruit blijkt dat hij of zij: 66/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007 -
bekend is met de inhoud van deze Levensloopregeling CAOP; in een of meer inmiddels beëindigde dienstbetrekkingen een levenslooptegoed heeft opgebouwd en wat de omvang daarvan is op 1 januari van het kalenderjaar van de ondertekening van deze verklaring; - een verlofspaarrekening als bedoeld in artikel 11 van de Wet op de loonbelasting 1964 heeft en wat het laatst bekende saldo van die rekening is; - geen voorziening ingevolge deze regeling opbouwt in het kalenderjaar waarin hij bij een inhoudingsplichtige loon spaart ingevolge een spaarloonregeling als bedoeld in artikel 32 van de Wet op de loonbelasting 1964, - ermee instemt dat zijn of haar gehele of gedeeltelijke levenslooptegoed aan de werkgever wordt uitgekeerd in situaties als bedoeld in artikel 9 van deze regeling; - dat hij ermee instemt dat de levensloopinstelling aan de werkgever informatie over de omvang van het levenslooptegoed verstrekt. 2. Indien het een eerste aanvraag betreft dan gaat deze vergezeld van een verklaring van de levensloopinstelling waaruit blijkt dat deze instelling: a. ten aanzien van de levenslooprekening of de levensloopverzekering conform het gestelde in deze regeling en de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 zal handelen; b. de werkgever direct na afloop van elk kalenderjaar een opgave zal verstrekken van het levenslooptegoed op 1 januari van het daaropvolgende kalenderjaar. 3. Indien in een of meer inmiddels beëindigde dienstbetrekkingen een levenslooptegoed is opgebouwd dient de aanvraag vergezeld te gaan met een verklaring van de levensloopinstelling waar dat tegoed is opgebouwd, waarin wordt aangegeven hoeveel kalenderjaren de werknemer heeft gespaard, het saldo aan nog op te nemen levensloopheffingskorting en het saldo aan opgebouwde levenslooptegoed op 1 januari van het lopende kalenderjaar. 4. De aanvraag tot levensloopsparen wordt minimaal twee kalendermaanden voorafgaand aan de maand waarin het levensloopsparen moet ingaan ingediend.
Artikel 6.
Bepalingen omtrent levensloopsparen
1. De werkgever kent op basis van de hem bekende gegevens binnen 30 kalenderdagen na datum van indiening de in artikel 3 bedoelde aanvraag toe, tenzij het levenslooptegoed, vermeerderd met het levenslooptegoed uit een of meer inmiddels beëindigde dienstbetrekkingen op 1 januari gelijk is aan of meer bedraagt dan 2,1 maal het jaarinkomen over het voorafgaande kalenderjaar. 2. Voor de toepassing van het eerste lid blijft een salarisvermindering buiten beschouwing, voor zover deze het gevolg is van het aanvaarden van een deeltijdfunctie of een lager gekwalificeerde functie in de periode die tien jaar voorafgaand aan de pensioendatum aanvangt. Verder dient de omvang van het dienstverband in geval van het aanvaarden van een deeltijdfunctie niet met meer dan 50% verminderd te zijn. 3. Een toegekende aanvraag kan uitsluitend worden gewijzigd indien dit naar het oordeel van de werkgever noodzakelijk is. 4. De inleg als bedoeld in artikel 5 wordt door de werkgever gestort op de levenslooprekening dan wel overgemaakt als premie voor de levensloopverzekering, 67/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007 in de maand waarin de door de werknemer aangewezen bronnen zouden zijn uitbetaald. 5. Het is de werknemer niet toegestaan gelden, anders dan door de werkgever, rechtstreeks op zijn of haar levenslooprekening of levensloopverzekering te storten of te doen storten. 6. Indien in een kalenderjaar de inleg meer bedraagt dan 12 procent van het jaarinkomen, wordt het bovenmatige gedeelte door de levensloopinstelling aan de werkgever uitgekeerd en vervolgens door de werkgever als salaris aan de werknemer uitgekeerd.
Artikel 7.
Einde spaarperiode
De spaarperiode wordt beëindigd uiterlijk met ingang van de tweede maand volgende op die waarin de werknemer dit aan de werkgever heeft verzocht.
Artikel 8.
Het levenslooptegoed
1. Over het levenslooptegoed wordt uitsluitend beschikt ten behoeve van de uitbetaling van levenslooploon. 2. Het levenslooptegoed mag op geen enkele wijze worden afgekocht, vervreemd, prijsgegeven dan wel formeel of feitelijk als voorwerp van zekerheid, anders dan ten behoeve van de in artikel 61k van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 bedoelde verpanding worden aangeboden.
Artikel 9.
Verlofduur
1. Het levensloopverlof kan voor een gedeelte van de voor de werknemer geldende arbeidsduur worden ingezet. 2. Het levensloopverlof wordt in hele uren toegekend. 3. Een levensloopverlofperiode bestaat uit minimaal twee maanden levensloopverlof, vermenigvuldigd met de van toepassing zijnde arbeidsduurfactor.
Artikel 10.
Toekennen van levensloopverlof
1. Het voornemen om levensloopverlof op te nemen als bedoeld in artikel 9, dient tenminste zes maanden van tevoren schriftelijk bij de werkgever kenbaar te worden gemaakt, waarbij de aanvraag de volgende gegevens bevat: - datum van ingang verlofperiode; - het aantal verlofuren dat wordt opgenomen; - de verdeling van het aantal levensloopuren over het aantal weken; - het percentage van de berekeningsgrondslag dat als uitkering moet worden uitbetaald; - een machtiging van de werknemer aan de werkgever om een eenmalige of maandelijkse uitkering ter hoogte van het in de aanvraag aangegeven bedrag van diens levenslooptegoed te onttrekken.
68/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007 2. Indien er naar oordeel van de werkgever sprake is van overmacht of een andere uitzonderlijke situatie, dan kan de werkgever toestaan dat een kortere aanvraagtermijn in acht wordt genomen. 3. De werkgever stemt in met de verlofaanvraag, tenzij zwaarwegende bedrijfsbelangen zich tegen het voorgestelde tijdstip en/of de vorm van het verlof verzetten. 4. Indien de werkgever niet instemt met de verlofaanvraag, deelt de werkgever dat schriftelijk en gemotiveerd binnen één maand na ontvangst van het verzoek mee. Er wordt dan in onderling overleg naar een alternatief gezocht. 5. De werkgever stelt geen eisen aan de invulling van het verlof mits tijdens de verlofperiode geen arbeid wordt verricht, tenzij de werkgever hier vooraf uitdrukkelijk (schriftelijk) goedkeuring aan heeft gegeven.
Artikel 11.
Gevolgen voor arbeidsvoorwaarden werknemer
1. (Pensioenregeling CAOP) 2. Ten aanzien van aanwezigheid gerelateerde (on)kostenvergoedingen, zoals tegemoetkoming woon-werkverkeer, representatiekosten en incidentele toeslagen worden tijdens de verlofperiode dezelfde regels toegepast als bij (langdurige) arbeidsongeschiktheid. Betaling zal worden gestopt/aangepast wanneer de (deeltijd) verlofperiode meer dan 30 werkdagen bedraagt. 3. De werknemer is gedurende de verlofperiode verzekerd krachtens de werknemersverzekeringen (ZW, WIA, WW), of krachtens de Wet onbetaald verlof en sociale verzekeringen. 4. Tijdens het verlof stopt de opbouw van vakantiedagen en vakantietoeslag. 5. Gedurende de verlofperiode vindt geen vergoeding plaats van werkgeversbijdrage in het kader van de kinderopvangregeling.
Artikel 12.
Ziekte, zwangerschaps- en bevallingsverlof tijdens levensloopverlof
1. Het levensloopverlof wordt opgeschort in geval van een ziekte gedurende een aaneengesloten periode van vier weken of meer. 2. Voor de duur van het zwangerschaps- en bevallingsverlof wordt het levensloopverlof opgeschort.
Artikel 13.
Pensioenbijdrage tijdens de verlofperiode
Tijdens de verlofperiode waarin de levenslooploon wordt uitgekeerd wordt het werkgeversdeel van de pensioenpremies niet op de werknemer verhaald.
Artikel 14.
Terugkeer in de functie
1. Werknemer heeft na terugkeer van het verlof een terugkeergarantie in eigen functie, d.w.z. recht op de functie die de werknemer bekleedde bij aanvang van de verlofperiode. 2. Werknemer heeft recht op voortzetting van alle arbeidsvoorwaarden zoals die van toepassing zijn bij aanvang van de verlofperiode. Werkgever maakt over deze zaken 69/70
Collectieve Arbeidsovereenkomst - CAOP - 1 januari 2005 tot 1 oktober 2007 met de werknemer voorafgaand aan het levensloopverlof afspraken en draagt zorg voor de uitvoering hiervan.
70/70