COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST
INZAKE DE AANVULLINGSREGELING
van de Stichting Aanvullingsfonds Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven
tussen Van werkgeverszijde: - de Centrale Bond van Meubelfabrikanten gevestigd te Haarlem
-
Bond van Lijstenfabrikanten gevestigd te Hilversum
-
Centrum voor Live Communication –Vecta, gevestigd te Breukelen
-
de Vereniging van Orgelbouwers in Nederland, gevestigd te ‘s Gravenhage
En van werknemerszijde, - FNV Meubel & Hout, gevestigd te Woerden
-
CNV Vakmensen, gevestigd te Utrecht
ARTIKEL 1
Bij de overeenkomst betrokken werkgevers I.
Sector meubelindustrie en meubileringsbedrijven Deze overeenkomst is van toepassing in ondernemingen, die uitsluitend of in hoofdzaak één of meer van de onder a tot en met g omschreven werkzaamheden uitvoeren. Voorts is deze overeenkomst van toepassing in afdelingen van een onderneming, die uitsluitend of in hoofdzaak één of meer van de onder a tot en met g genoemde werkzaamheden uitvoeren, tenzij voor het merendeel van het personeel van de onderneming een andere CAO van toepassing is en deze CAO tevens voor de bedoelde afdeling van toepassing is verklaard. a. het vervaardigen en/of bewerken, herstellen, assembleren, stofferen of met andere materialen bekleden van meubelen of onderdelen daarvan of van aanverwante artikelen (tenzij deze uitsluitend van metaal worden vervaardigd). Onder (onderdelen van) meubelen en/of aanverwante artikelen worden mede verstaan (onderdelen van) school-, kantoor-, keuken, kerk-, en tuinmeubelen, bedden, waterbedden, wiegen, matrassen en stoelkussens, echter met uitzondering van kinderstoelen en kinderboxen. Onder het bewerken van meubelen of onderdelen daarvan wordt mede verstaan het buigen, draaien, beeldhouwen en dergelijke werkzaamheden. Een en ander geldt voor zover de genoemde werkzaamheden niet worden verricht als onderdeel van het woninginrichtingbedrijf of van de confectieindustrie; b. het vervaardigen en/of herstellen, plaatsen, monteren en stellen van interieurs voor gebouwen of schepen, met inbegrip van interieurs voor keukens, kerken en van afzonderlijke interieurs voor caravans en dergelijke. Het plaatsen, monteren en/of stellen van keukens valt onder dit artikel, tenzij deze werkzaamheden gepaard gaan met bouwkundige activiteiten. Het vervaardigen en/of herstellen, plaatsen, monteren en stellen van interieurs voor caravans valt onder dit artikel, tenzij deze werkzaamheden worden verricht als geïntegreerd onderdeel van het totale bouwproces van caravans. Onder vervaardigen wordt mede verstaan het stofferen of met andere materialen bekleden en het behangen van wanden, vloeren en dergelijke, voorzover dit niet geschiedt als onderdeel van het woninginrichtingbedrijf, het parketvloerenbedrijf, de confectie-industrie of het schildersbedrijf; c. het vervaardigen en/of herstellen van scheidings- en vouwwanden of onderdelen daarvan, voor zover deze door hun aard, uitvoering en/of wijze van vervaardiging moeten worden gerekend tot of gelijkgesteld met (producten van ) het onder a en onder b van dit artikel omschreven meubel- of interieurbouwbedrijf; d. het vervaardigen en/of herstellen van gymnastiektoestellen of biljarts of onderdelen daarvan; e. het vervaardigen en/of verwerken van lijsten voor schilderijen en dergelijke artikelen of andere onderdelen daarvan (waaronder niet begrepen de door de detaillist verrichte encadreerwerkzaamheden); f. het vervaardigen, bewerken en/of stofferen van graf- en crematiekisten of onderdelen daarvan; g. het vervaardigen, bewerken en/of herstellen van muziekinstrumenten, klokkasten, vaste omkastingen van audiovisuele apparatuur, naaimachinekasten, verlichtingsproducten en dergelijke van hout, of onderdelen daarvan, voor zover deze door hun aard, uitvoering en/of wijze van vervaardiging moeten worden gerekend tot of gelijkgesteld met (producten van) het onder a van dit artikel omschreven meubelbedrijf; Een onderneming wordt geacht zich in hoofdzaak met de genoemde werkzaamheden bezig te houden indien het aantal daarbij betrokken werknemers groter is dan het aantal werknemers, betrokken bij eventuele andere activiteiten van de werkgever.
II.
Sector tentoonstellingsbedrijven Deze overeenkomst is van toepassing in ondernemingen die zich uitsluitend of in hoofdzaak bezighouden met het realiseren van stands/tentoonstellingsprojecten. Voorts is deze overeenkomst van toepassing in de afdelingen van een onderneming die zich uitsluitend of in hoofdzaak bezighouden met het realiseren van stands/tentoonstellingsprojecten, tenzij het merendeel van het personeel van de onderneming een andere CAO van toepassing is en deze CAO tevens voor de bedoelde afdeling van toepassing is verklaard. Deze CAO is niet van toepassing op de werkgever die valt onder de (algemeen verbindend verklaarde bepalingen van de ) CAO voor het Technisch Installatiebedrijf.
III. Sector orgelbouwbedrijven Deze overeenkomst is van toepassing in ondernemingen die zich bezighoudt met het uitoefenen van een orgelbouwbedrijf. Hieronder wordt verstaan: a. het bouwen van pijporgels, met uitzondering van draaiorgels; b. het ten behoeve van derden verrichten van herstel-, restauratie- en onderhoudswerkzaamheden aan orgels onder a) genoemd. 2.
Deze overeenkomst is tevens van toepassing op Samenwerkingsverbanden. Onder “Samenwerkingsverband” wordt verstaan een door hierboven genoemde ondernemingen opgerichte, regionaal werkende rechtspersoon die ten doel heeft met leerlingen uit de betrokken regio een arbeidsovereenkomst te sluiten en deze een opleiding te geven volgens de richtlijnen van de landelijke organen zoals genoemd in de Wet Educatie en Beroepsonderwijs.
3.
Deze overeenkomst is van toepassing in de volgende ondernemingen: a. de naar Nederlands recht opgerichte rechtspersonen; b. de niet naar Nederlands recht opgerichte rechtspersoon die: ingevolge het toepasselijke belastingverdrag ter voorkoming van dubbele heffing wordt geacht in Nederland te zijn gevestigd, én voor de toepassing van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt aangemerkt als binnenlands belastingplichtige; c. de niet naar Nederland recht opgerichte rechtspersoon die ter zake van de werkzaamheden in Nederland ingevolge het toepasselijke belastingverdrag wordt geacht een vaste inrichting dan wel een vaste vertegenwoordiging in Nederland te hebben én voor de toepassing van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt aangemerkt als buitenlands belastingplichtige.
4.
Tenslotte is deze overeenkomst tevens van toepassing in ondernemingen opgericht na 1 januari 2000 c.q. waarvan de daadwerkelijke activiteiten binnen een reeds bestaande vennootschap zijn aangevangen na 1 januari 2000, die ten behoeve van de in lid 1 genoemde ondernemingen een ondersteunende functie hebben en in juridische zin tot dezelfde groep van ondernemingen behoren. Het toonzaal- en winkelpersoneel dat werkzaam is in de in dit artikellid genoemde ondernemingen is van deze toepassing uitgezonderd.
ARTIKEL 2
Bij de overeenkomst betrokken werknemers 1.
Deze overeenkomst is met uitzondering van bestuurders van toepassing op een ieder die in een arbeidsverhouding werkzaam is in een onderneming als bedoeld in artikel 1 lid 1 en 4 of samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1 lid 2.
2.
Onder bestuurder wordt verstaan de bestuurder in de zin van het Burgerlijke Wetboek van een naamloze vennootschap of van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die op grond van de Handelsregisterwet als bestuurder ingeschreven dient te staan in het Handelsregister.
ARTIKEL 3
Definities In deze overeenkomst wordt verstaan onder Stichting De Stichting Aanvullingsfonds Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven. Statuten De statuten van de Stichting. Aanvullingsreglement Het aanvullingsreglement van de Stichting. Werkgever De werkgever die een onderneming voert als bedoeld in artikel 1 alsmede het samenwerkingsverband. Werknemer Degene die een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht heeft met een werkgever. Indexcijfer het percentage tot in twee decimalen nauwkeurig vastgesteld, waarmede de lonen in de bedrijfstak stijgen of dalen in de periode van een jaar lopend van 1 oktober liggend voor de datum waarop het cijfer moet worden toegepast en 2 oktober van het daaraan voorafgaande jaar.
ARTIKEL 4
Rechten van werknemers Werknemers, die voldoen aan de in het aanvullingsreglement gestelde voorwaarden kunnen in aanmerking komen voor: een basisuitkering; een aanvullingsuitkering.
ARTIKEL 5
Financiering 1.
De methode van de berekening van de bijdragen, alsmede de wijze van incassering daarvan, wordt door het Bestuur van de Stichting als bedoeld in artikel 1.4 nader bij reglement vastgesteld.
2.
De door de werkgever aan de Stichting te betalen bijdrage is gelijk aan - 2,05% van het tussen de onder art. 1, eerste lid, onder I en III bedoelde werkgever en de werknemer overeengekomen vaste salaris, daaronder mede begrepen het vakantiegeld, inclusief de ploegentoeslag en de overwerkvergoeding van het afgelopen kalenderjaar. De werkgever is gerechtigd bij iedere loonbetaling 1,025% van het in de vorige alinea genoemde salaris in te houden op het inkomen van de werknemer, als werknemersbijdrage in de kosten van de regeling. - 0,5% van het tussen de onder art.1, eerste lid, onder II bedoelde werkgever en de werknemer overeengekomen vaste salaris, daaronder mede begrepen het vakantiegeld. De werkgever is gerechtigd bij iedere loonbetaling 0,25% van het in de vorige alinea genoemde salaris in te houden op het inkomen van de werknemer, als werknemersbijdrage in de kosten van de regeling. De hoogte van het salaris is gemaximeerd op €56.374,= op jaarbasis per werknemer voor 2010. Dit maximum wordt jaarlijks aangepast met het indexcijfer.
3.
De vaststelling of wijziging van de premie en/of het inhoudingpercentages vindt plaats door partijen, nadat advies van het Bestuur van de Stichting is ingewonnen.
ARTIKEL 6
Plicht werkgever Aan het verzoek van een werknemer tot deelneming aan de regeling van de Stichting zal de werkgever alle benodigde medewerking verlenen, mits het verzoek wordt gedaan in overeenstemming met het in het reglement bepaalde.
ARTIKEL 7
Stichting 1.
Teneinde uitvoering te geven aan deze overeenkomst, hebben partijen een Stichting in het leven geroepen, waarin de werkgeversorganisaties enerzijds en de werknemersorganisaties anderzijds een gelijk aantal bestuurszetels bezetten.
2.
De in het vorige lid bedoelde Stichting zal zorgdragen voor inning van de benodigde gelden, het beheer van deze gelden, het doen van uitkering aan de daartoe gerechtigden overeenkomstig de regeling vastgelegd in het aanvullingsreglement, alsmede het afdragen van de met de uitkering samenhangende lasten.
3.
De statuten en het aanvullingsreglement van de Stichting vormen een geheel met deze overeenkomst.
ARTIKEL 8
Duur van de overeenkomst 1.
Deze overeenkomst treedt in werking met ingang van 1 januari 2011. Zij wordt aangegaan voor een tijdvak van 60 maanden, eindigende op 31 december 2013.
2.
Deze overeenkomst wordt, indien zij door geen der partijen tenminste 3 maanden voor haar afloop per aangetekende brief is opgezegd, geacht voor één jaar te zijn verlengd en zo verder.
3.
Opzegging van deze overeenkomst kan slechts geschieden aan alle partijen bij de overeenkomst en doet de overeenkomst tussen alle partijen eindigen.
4.
Bij de beëindiging van deze overeenkomst blijft de Stichting belast met de afdoening van de aanhangige zaken.
5.
Ondanks beëindiging van deze overeenkomst blijven partijen aan haar voorschriften onderworpen ten aanzien van feiten, die voor de datum der beëindiging hebben plaatsgehad.
ARTIKEL 9
Openbreekclausule Partijen zijn verplicht, indien de omstandigheden naar het oordeel van een of meer partijen daartoe aanleiding geven, op het verzoek van die partij(en) besprekingen te openen die kunnen leiden tot wijzigingen van de cao tijdens de duur van de overeenkomst. Deze omstandigheden kunnen zijn: a. wezenlijke wijzigingen in de uitgangspunten waarop deze overeenkomst berust; b. van overheidswege gegeven of ingetrokken aan wijzigingen; c. het gecoördineerde arbeidsvoorwaardenbeleid van partijen; d. wijzigingen, voortvloeiende uit de cao-onderhandelingen; e. ontwikkelingen in andere bedrijfstakken.
Partijen verplichten zich in deze gevallen ernaar te zullen streven binnen één maand nadat een verzoek om de besprekingen te openen door één hunner is gedaan, tot overeenstemming te komen over de aan te brengen wijzigingen.
ARTIKEL 10
Intentieverklaring Partijen bij deze overeenkomst spreken de intentie uit de in het aanvullingsreglement opgenomen regeling, onverminderd het overigens in deze overeenkomst, bepaalde na afloop van de overeenkomst te continueren.
STATUTEN
STICHTING AANVULLINGSFONDS MEUBELINDUSTRIE EN MEUBILERINGSBEDRIJVEN
ARTIKEL 1
Naam en zetel 1. De Stichting draagt de naam: Stichting Aanvullingsfonds Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven, hierna te noemen: “De Stichting”. 2. De Stichting is gevestigd te Amsterdam.
ARTIKEL 2
Doel Het doel van de Stichting is om aan werknemers, die gebruik maken van de in de Collectieve Arbeidsovereenkomst inzake de Aanvullingsregeling van de Stichting Aanvullingsfonds Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven geboden mogelijkheid deel te nemen aan de regeling van de Stichting de daarvoor bij aanvullingsreglement vast te stellen uitkeringen te doen.
ARTIKEL 3
Vrijwillige aansluiting Het bestuur van de Stichting is -te zijner beoordeling en onder nader te stellen voorwaarden- bevoegd tot het sluiten van overeenkomsten tot vrijwillige aansluiting met ondernemingen die een aan de Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven, de Tentoonstellingsbedrijven respectievelijk het Orgelbouwbedrijf verwant bedrijf uitoefenen of met ondernemingen of organisaties waarin werkzaamheden worden verricht die in relatie staan tot de Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven, de Tentoonstellingsbedrijven, respectievelijk het Orgelbouwbedrijf.
ARTIKEL 4
Bestuur 1.
Het bestuur van de Stichting bestaat uit zes leden, waarvan de in de Vakraad voor de Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven samenwerkende werkgevers- en werknemersorganisaties ieder de helft aanwijzen.
2.
De bedoelde organisaties benoemen voor elk bestuurslid een plaatsvervangend lid, dat aan het werk van het bestuur zal deelnemen bij ontstentenis van het zittend bestuurslid.
3.
De leden en plaatsvervangende leden worden voor onbepaalde tijd aangewezen.
4.
De in lid 1 bedoelde organisaties hebben te allen tijde het recht de door hen aangewezen bestuursleden en plaatsvervangende bestuursleden te vervangen door anderen.
statuten, blz - 1 -
5.
Het bestuurslidmaatschap eindigt door: a. bedanken; b. vervanging overeenkomstig het bepaalde in lid 4 van dit artikel.
ARTIKEL 5
Voorzitter, secretaris, plaatsvervangend voorzitter en plaatsvervangend secretaris 1. Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter, een secretaris, een plaatsvervangend voorzitter en een plaatsvervangend secretaris. 2. De functies van voorzitter en plaatsvervangend voorzitter worden in de even kalenderjaren vervuld door werkgeversleden en in oneven kalenderjaren door werknemersleden. Omgekeerd worden de functies van secretaris en plaatsvervangend secretaris in de oneven kalenderjaren vervuld door werkgeversleden en in de even kalenderjaren door werknemersleden. 3. De voorzitter en de secretaris vertegenwoordigen gezamenlijk de Stichting in en buiten rechte. Bij ontstentenis of belet van de voorzitter respectievelijk de secretaris treedt in zijn plaats de plaatsvervangende voorzitter respectievelijk de plaatsvervangende secretaris op. 4. Het bestuur draagt zorg voor de uitvoering van de statuten en het reglement van de Stichting. Het is bevoegd tot alle daden van beheer en beschikking binnen de kring van de doelstelling van de Stichting. 5. Het administratief en geldelijk beheer wordt onder verantwoordelijkheid van het bestuur en met inachtneming van een door het bestuur vastgestelde instructie gevoerd door een door het bestuur tot wederopzegging benoemde administrateur.
ARTIKEL 6
Bestuursvergaderingen 1. Het bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter of ten minste twee bestuursleden dit nodig achten. 2. De wijze en termijn van oproeping worden bij bestuursbesluit geregeld.
statuten, blz - 2 -
ARTIKEL 7
Vergoedingen voor de bestuursleden Reis- en verblijfkosten, door de leden van het bestuur in hun functie gemaakt, worden vergoed volgens door het bestuur nader vast te stellen regels. Voorts ontvangen de leden van het bestuur voor elke door hen bijgewoonde vergadering een jaarlijks door het bestuur vast te stellen vacatiegeld.
ARTIKEL 8
Besluitvorming 1. Het bestuur kan geen besluiten nemen indien niet ten minste één van de door de werkgeversorganisaties aangewezen bestuursleden en één van de door de werknemersorganisaties aangewezen bestuursleden aanwezig zijn. 2. De besluiten van het bestuur worden, voorzover in deze statuten niet anders is bepaald, genomen bij meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen. Blanco stemmen en stemmen van onwaarde worden als niet uitgebrachte stemmen beschouwd. Elk werkgeverslid heeft evenveel stemmen als het aantal aanwezige werknemersleden. Elk werknemerslid heeft evenveel stemmen als het aantal aanwezige werkgeversleden. 3. Bij staking van stemmen wordt het voorstel in de volgende vergadering opnieuw aan de orde gesteld. Staken de stemmen dan opnieuw, dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. 4. Over zaken wordt mondeling, over personen schriftelijk gestemd. Bij onzekerheid over de vraag of het om een zaak, respectievelijk om een persoon gaat, beslist in laatste instantie de voorzitter. 5. In afwijking van het bepaalde in de voorgaande leden kan besluitvorming door het bestuur ook schriftelijk tot stand komen, mits alle bestuursleden hun stem uitbrengen. Het bepaalde in de voorgaande leden is daarbij van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat bij staking van stemmen het voorstel in de eerstkomende vergadering aan de orde wordt gesteld.
ARTIKEL 9
Financiële middelen De financiële middelen van de Stichting bestaan uit: 1. de door de werkgevers en werknemers te storten bijdragen als bepaald in de Collectieve Arbeidsovereenkomst inzake de Aanvullingsregeling van de Stichting Aanvullingsfonds Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven; 2. andere baten.
statuten, blz - 3 -
ARTIKEL 10
Aanwending geldmiddelen 1. De geldmiddelen als bedoeld in het vorige artikel worden aangewend: a. tot het doen van uitkeringen als bedoeld in de Aanvullingsregeling onder inhouding van, ten laste van de uitkeringsgerechtigde komende, premies en loonbelasting; b. tot het betalen van de premies die ten laste komen van de Stichting; c. tot betaling van casu quo reservering voor kosten, verband houdende met de uitvoering van de werkzaamheden van de Stichting. 2. Voorzover gelden van de Stichting voor belegging beschikbaar zijn, worden deze gelden door het bestuur belegd, met inachtneming van in redelijkheid daaraan te stellen eisen van liquiditeit, rendement en risicoverdeling. 3. Gerede gelden worden in rekening-courant gestort bij de administrateur. De titels betreffende geldleningen op onderhandse schuldbekentenis worden bewaard in de kluis van de administrateur. De effecten en andere waardepapieren aan toonder worden bewaard door een door het bestuur aan te wijzen trustinstelling. 4. Het bestuur zal de kosten van beheer van de geldmiddelen en de wijze van verrekening van die kosten vaststellen.
ARTIKEL 11
Verslag, rekening en verantwoording en begroting 1.
Jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar stelt het bestuur een door een register-accountant of een accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid gecontroleerde balans, rekening van baten en lasten en verslag over de financiële toestand van de Stichting vast. Uit het verslag en de accountantsverklaring moet blijken dat de uitgaven conform het in artikel 2 genoemde bestedingsdoel zijn gedaan. Ten blijke van de vaststelling worden deze stukken door de voorzitter en de secretaris van de Stichting ondertekend.
2.
Het bestuur legt in het verslag rekenschap af van het gevoerde beleid.
3.
Het verslag en de accountantsverklaring worden ter inzage van de bij de Stichting betrokken werkgevers en werknemers neergelegd: a.ten kantore van de Stichting; b. op één of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen.
4.
Het verslag en de accountantsverklaring worden op aanvraag aan de bij de Stichting betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.
5.
Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
6.
Voorafgaand aan ieder jaar stelt het bestuur een begroting voor het eerstvolgende boekjaar vast. De begroting is beschikbaar voor de bij de Stichting betrokken werkgevers en werknemers.
statuten, blz - 4 -
ARTIKEL 12
Statutenwijziging en ontbinding 1. Besluiten tot wijziging van de statuten respectievelijk ontbinding van de Stichting kunnen slechts worden genomen met algemene stemmen in een vergadering waarin ten minste twee/derde van de bestuursleden aanwezig is. 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, kan een besluit tot wijziging van de statuten schriftelijk door het bestuur worden genomen. Bij schriftelijke besluitvorming dienen alle leden van het bestuur hun stem uit te brengen en dient het besluit met algemene stemmen te worden genomen. Indien door één of meer leden van het bestuur bezwaar wordt gemaakt tegen de schriftelijke voorlegging of tegen het voorgelegde ontwerpbesluit dient het besluit te worden genomen in een vergadering van het bestuur. 3. Het ontbindingsbesluit duidt tevens de bestemming van een batig saldo van de vereffening aan. Deze bestemming zal zoveel mogelijk liggen binnen het doel van de Stichting. 4. Indien de Collectieve Arbeidsovereenkomst inzake de Aanvullingsregeling van de Stichting Aanvullingsfonds Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven niet verlengd of vernieuwd wordt, kan ontbinding van de Stichting eerst plaatsvinden nadat de lopende zaken zijn afgedaan. Gedurende die periode zullen geen nieuwe aanvragen in behandeling worden genomen.
ARTIKEL 13
Reglement 1. Het bestuur stelt een Aanvullingsreglement vast. De bepalingen van het Aanvullingsreglement mogen niet in strijd zijn met deze statuten. 2. Ten aanzien van besluiten tot vaststelling of wijziging van het Aanvullingsreglement is het bepaalde in artikel 12, eerste en tweede lid, van toepassing.
ARTIKEL 14
Ter visie legging Deze statuten en het reglement, alsmede de daarin aangebrachte wijzigingen, zullen eerst in werking treden als een volledig exemplaar van die stukken, onderscheidenlijk van de wijziging daarin, door het bestuur ondertekend, voor een ieder ter inzage is neergelegd ter Griffie van het Kantongerecht te Amsterdam.
statuten, blz - 5 -
ARTIKEL 15
Slotbepaling In alle gevallen waarin de statuten niet voorzien beslist het bestuur.
ARTIKEL 16
Inwerkingtreding
Deze statuten zijn in werking getreden met ingang van 1 juli 1979 en zijn laatstelijk gewijzigd met ingang van 15 december 2004.
statuten, blz - 6 -
REGLEMENT
STICHTING AANVULLINGSFONDS MEUBELINDUSTRIE EN MEUBILERINGSBEDRIJVEN
PREAMBULE Per 1 januari 2006 kent de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven een nieuwe pensioenregeling met een pensioenrichtdatum van 65 jaar. Voor werknemers die op 31 december 2004 reeds 55 jaar of ouder zijn, is een overgangsregeling getroffen waardoor ze eerder kunnen uittreden. De uittredingsmogelijkheid is beperkt tot de werknemers die tijdens de looptijd van de CAO de minimum uittredingsleeftijd bereiken. Genoemde overgangsregeling is opgenomen in dit Aanvullingsreglement van de Stichting Aanvullingsfonds Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven.
HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1
Begripsbepalingen In dit reglement wordt verstaan onder: SAM: Stichting Aanvullingsfonds Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven CAO: Collectieve Arbeidsovereenkomst inzake de Aanvullingsregeling van de Stichting Aanvullingsfonds Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven Regeling: Het bij CAO overeengekomene. Werkgever: De onderneming, bedoeld in artikel 1 van de CAO. Deelnemer: De werknemer: - op wie de CAO van toepassing is, en - wiens verzoek om aan de regeling te mogen deelnemen door het bestuur van de SAM is ingewilligd, en - wiens deelneming is aangevangen. Het betreft uitdrukkelijk een werknemer die op 31 december 2004 reeds 55 jaar of ouder is. Voltijd-regeling: De regeling gebaseerd op de normale in de betreffende bedrijfstak geldende dan wel de met de Werkgever overeengekomen wekelijkse arbeidsduur. Pensioenrichtdatum: De eerste van de maand waarin de Deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt. Pensioeningangsdatum: Dit is de datum waarop het de Deelnemer het ouderdomspensioen van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven laat ingaan.
Uittredingsrichtdatum: Het uittredingsmoment voor de Deelnemer volgens onderstaande staffel: Geb.jaar 1946 1947 1948 1949
Vervroegde pensioenlfd. 60,0 60,5 61,0 61,5
Uittredingsdatum: Dit is de datum waarop de Deelnemer zijn dienstverband met een Werkgever als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder I, II of III van de CAO beëindigt en daadwerkelijk uittreedt. Deze datum is op zijn vroegst de eerste dag van de maand waarop de Deelnemer de 60-jarige leeftijd bereikt en uiterlijk de eerste dag van de maand waarop de werknemer 64 jaar en 11 maanden wordt. Loon: - In de sector als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder I. van de CAO: het tussen Werkgever en de werknemer overeengekomen vaste salaris, daaronder mede begrepen het vakantiegeld, inclusief de ploegentoeslag en de overwerkvergoeding van het afgelopen kalenderjaar; - In de sector als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder II. van de CAO: het op 1 januari van het kalenderjaar tussen de Werkgever en de werknemer overeengekomen vaste salaris, daaronder begrepen het vakantiegeld, herleid tot een jaarbedrag; - In de sector als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder III. van de CAO: het tussen Werkgever en de werknemer overeengekomen vaste salaris, daaronder mede begrepen het vakantiegeld, inclusief de ploegentoeslag en de overwerkvergoeding van het afgelopen kalenderjaar. Indexcijfer: het percentage tot in twee decimalen nauwkeurig vastgesteld, waarmede de CAO-lonen in de bedrijfstak meubelindustrie en meubileringsbedrijven stijgen of dalen in de periode van een jaar lopend van 1 oktober liggend voor de datum waarop het cijfer moet worden toegepast en 2 oktober van het daaraan voorafgaande jaar. Maximumloon: Het bedrag van het maximumloon bedraagt € 50.913,- (2006), welk bedrag jaarlijks per 1 januari wordt verhoogd of verlaagd al naar gelang het indexcijfer is gestegen of gedaald. Het aldus verkregen bedrag wordt afgerond op een hele euro naar beneden. Administrateur: De door het Stichtingsbestuur aangewezen organisatie, te weten PVF Nederland N.V. te Amsterdam. SV-uitkering: Een uitkering krachtens de ZW, WAO, WAZ, WIA of WW, dan wel een combinatie van genoemde uitkeringen of een vergelijkbare uitkering op grond van een vrijwillige verzekering, een en ander eventueel aangevuld met (een) uitkering(en) ingevolge de Toeslagenwet of de RWW. Bedrijfstakpensioenfonds: Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven. Demotieregeling: De in de CAO voor de Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven 2003/2004 opgenomen regeling die inhoudt dat werknemers van 55 jaar of ouder die kiezen voor een lichtere functie een lagere beloning ontvangen.
Artikel 1.2
Deelneming aan de regeling 1.
Deelnemen is slechts mogelijk voor degenen, die gedurende de looptijd van de CAO aan alle voorwaarden voor deelneming voldoen.
2.
Het bestuur van de SAM kan aan personen, op wie de CAO niet van toepassing is, gelijke rechten toekennen als ware zulks wel het geval, mits het loon van betrokkene begrepen is in de loonsom waarover premieafdracht plaatsvindt aan de SAM en zij voldoen aan de overige voorwaarden gesteld bij CAO en reglement.
Artikel 1.3
Verplichting tot opgave van gegevens De werknemer, die een aanvraag tot deelneming indient, en zijn Werkgever zijn verplicht de door de administrateur voor de behandeling van de aanvraag benodigde gegevens te verstrekken. De werknemer, die een uitkering ingevolge de regeling geniet, is verplicht om aan de administrateur opgave te doen van die gegevens, die de administrateur voor de uitvoering van dit reglement behoeft.
Artikel 1.4
Vaststelling en betaling van de bijdrage 1. De door de Werkgever aan de Stichting te betalen bijdrage is, conform artikel 5 van de CAO, gelijk aan 2,05% van het loon van alle werknemers tot de leeftijd van 65 jaar van de Werkgever. Dit met inachtneming van het maximumloon. De Werkgever is gerechtigd bij iedere loonbetaling 1,025% van de bijdrage als bedoeld in de vorige alinea in te houden op het inkomen van de werknemer als werknemersbijdrage in de kosten van de regeling. In afwijking van het hiervoor bepaalde geldt ten aanzien van de Tentoonstellingsbouw een bijdrage die gelijk is aan 0,5% van het loon van alle werknemers tot de leeftijd van 65 jaar van de Werkgever. Dit met inachtneming van het maximumloon. De Werkgever is gerechtigd bij iedere loonbetaling 0,25% van de bijdrage als bedoeld in de vorige alinea in te houden op het inkomen van de werknemer als werknemersbijdrage in de kosten van de regeling. 2.
De Werkgever is verplicht op de tijdstippen, op de wijze en over de tijdvakken als door de SAM bepaald, de gegevens te verstrekken die de SAM nodig heeft om de door de Werkgever volgens de CAO verschuldigde bijdrage en het door de SAM te heffen voorschot op de bijdrage vast te stellen. Indien de Werkgever geen, niet tijdig of onvolledige gegevens verstrekt aan de SAM, is de SAM bevoegd de hoogte van de bijdrage of het voorschot naar beste weten vast te stellen. De kosten van het vergaren en verstrekken van de door de SAM gewenste informatie komen voor rekening van de Werkgever.
3.
De Werkgever is verplicht de over een kalenderjaar verschuldigde bijdrage te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van de desbetreffende nota van de SAM. De SAM is bevoegd van de Werkgever een voorschot te vorderen ter grootte van de bijdrage die vermoedelijk over een kalenderjaar verschuldigd zal zijn. Het voorschot moet worden voldaan in ten hoogste vier gelijke kwartaaltermijnen, te betalen op de eerste van ieder kwartaal, met dien verstande dat de eerste termijn niet eerder vervalt dan 28 dagen na dagtekening van de voorschotnota. Bij niet-tijdige betaling van een voorschottermijn wordt het gehele resterende bedrag van de voorschotnota opeisbaar. Het bestuur kan in afwijking van het voorgaande (ook) bepalen dat in een bepaald jaar het voorschot in één termijn moet worden voldaan met een vervaltermijn van 28 dagen na dagtekening van de desbetreffende voorschotnota van de SAM.
4.
Bij niet-tijdige betaling van de verschuldigde bijdrage of het van hem gevorderde voorschot is de Werkgever door het enkele verloop van de termijn in verzuim. De SAM is dan bevoegd te vorderen: - rente in de zin van artikel 6:119 juncto 6:120 Burgerlijk Wetboek over het verschuldigde bedrag vanaf de dag volgend op de dag dat het verschuldigde betaald had moeten zijn en - vergoeding van de buitengerechtelijke invorderingskosten zoals bedoeld in artikel 6:96, lid 2, sub c, Burgerlijk Wetboek, onverminderd de overige kosten van vervolging verschuldigd volgens de wet. De buitengerechtelijke invorderingskosten worden gesteld op 15% van het verschuldigde bedrag met een minimum van € 50,--.
HOOFDSTUK 2 Voorwaarden
Artikel 2.1
Voorwaarden voor deelneming aan de voltijd-regeling 1.
Om aan de voltijd-regeling te kunnen deelnemen moet de betrokken werknemer op het moment dat hij gaat deelnemen voldoen aan alle onderstaande voorwaarden: a. op 31 december 2004 de leeftijd van 55 jaar bereikt hebben: b. de Uittredingsrichtdatum bereikt hebben dan wel bereiken in de maand waarin de deelneming aanvangt; c.
gedurende de laatste 10 jaren, direct voorafgaande aan het moment van deelneming, ononderbroken in dienstverband werkzaam zijn geweest bij Werkgevers bedoeld in artikel 1, eerste lid onder I., II. en III. van de CAO, behoudens beperkte onderbreking buiten zijn schuld, een en ander ter beoordeling van het bestuur van de SAM;
d. niet in aanmerking komen voor een volledige SV-uitkering dan wel niet krachtens de wet in aanmerking komen voor doorbetaling van loon door de Werkgever in geval van ziekte; e. niet onder een afvloeiingsregeling of non-activiteitsregeling vallen; f.
de arbeidsovereenkomst in verband met pensionering beëindigd hebben. (Opzegging van het dienstverband wordt geacht te zijn gedaan onder het voorbehoud dat een uitkering zal worden toegekend);
g. zijn ouderdomspensioen bij het Bedrijfstakpensioenfonds vervroegd laten ingaan. Hierbij moet sprake zijn van herrekening van zijn pensioenaanspraken en vervroeging van zijn ouderdomspensioen aan de hand van de desbetreffende bepalingen in het per 1 januari 2006 geldende pensioenreglement I van het Bedrijfstakpensioenfonds omtrent vervroeging van het ouderdomspensioen door Actieve Deelnemers die op 31 december 2004 55 jaar of ouder zijn. h. zich hebben verbonden tot de pensioenrichtdatum geen arbeid meer te verrichten;
2.
i.
ten minste vier maanden voor de gevraagde uittredingsdatum de SAM in het bezit hebben gesteld van het aanvraagformulier;
j.
ten minste zes maanden voor de gevraagde uittredingsdatum het verzoek tot vervroegde uittreding aan de Werkgever hebben gedaan.
Indien een werknemer tijdelijk ophoudt in een arbeidsverhouding werkzaam te zijn bij een Werkgever als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder I, II of III van de CAO, dan wordt hij voor de vaststelling van de in de lid 1 genoemde referteperioden geacht gedurende die periode onafgebroken krachtens arbeidsovereenkomst werkzaam te zijn geweest, indien de onderbreking uitsluitend verband hield met de opvoeding van minderjarige kinderen, met dien verstande dat de onderbreking van het dienstverband (in totaal) maximaal 5 jaar mag hebben geduurd.
3.
Indien het verzoek om uittreden niet wordt ingewilligd, blijft de arbeidsovereenkomst van de werknemer ongewijzigd gehandhaafd.
Artikel 2.2
Voorwaarden voor deelneming aan de deeltijd-regeling 1.
De Actieve deelnemer heeft de mogelijkheid zijn pensioen slechts gedeeltelijk in te laten gaan. Voor het resterende gedeelte blijft hij werkzaam binnen de bedrijfstak als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de statuten en bouwt hij pensioen op. Om aan de deeltijd-regeling te kunnen deelnemen moet de betrokken werknemer op het moment dat hij gaat deelnemen: a. voldoen aan de in artikel 2.1 gestelde voorwaarden, met dien verstande dat met beëindiging van de arbeidsovereenkomst in artikel 2.1, lid 1, sub e, wordt bedoeld omzetting in een aan de arbeidsovereenkomst complementaire deelneming aan de aanvullingsregeling. Ten aanzien van de complementaire arbeidsovereenkomst wordt geacht te zijn voldaan aan het in artikel 2.1, lid 1, onder g, gestelde; b. met de Werkgever schriftelijk overeen zijn gekomen welke dagen van de week zal worden gewerkt. Deze overeenkomst dient en met het volledig ingevulde aanvraagformulier zoals genoemd in artikel 2.1 lid 1 sub g, drie maanden voor de gevraagde datum aanvang deelneming aan de aanvullingsregeling in het bezit te zijn gesteld van de SAM. c. de instemming van de Werkgever hebben. Een afwijzende beslissing van de Werkgever dient schriftelijk en gemotiveerd te geschieden, waarbij beoordeling van het bezwaar door het bestuur geschiedt.
2.
a. Het deeltijd-percentage kan gedurende de deelneming verhoogd worden. b. Verhoging van het deeltijd-percentage kan slechts per kwartaal geschieden, waarbij de wijziging tenminste twee maanden voor de wijzigingsdatum schriftelijk bij de SAM moet zijn aangemeld. Bij verhoging van het deeltijd-percentage wordt het resterende voortgezette dienstverband naar rato verlaagd.
3.
In de in het eerste lid, onder sub b, bedoelde overeenkomst tussen de Werkgever en de deeltijd-Deelnemer kunnen wijzigingen worden aangebracht. Deze wijzigingen dienen uiterlijk 14 dagen voorafgaande aan de wijziging schriftelijk te zijn overgelegd aan de administrateur.
4.
Indien de aanvraag tot deeltijd-deelneming niet wordt ingewilligd en de werknemer kan danwel wil niet gebruik maken van de regeling op basis van de overeengekomen wekelijkse arbeidsduur, dan blijft de arbeidsovereenkomst van de werknemer ongewijzigd gehandhaafd.
Artikel 2.3
Voorwaarden voor deelneming aan de overgangsregeling De overgangsregeling is bestemd voor werknemers die, onverminderd artikel 2.1 en 2.2, voldoen aan de volgende voorwaarden: op 31 december 2005 onder de werkingssfeer vallen van de CAO inzake de Aanvullingsregeling van de Stichting Aanvullingsfonds Meubelindustrie en Meubileringssbedrijven en
-
op 1 januari 2006 in dienstverband werkzaam zijn bij een Werkgever zoals bedoeld in artikel 1 eerste lid, onder I, II en III van de CAO en onafgebroken tot de Uittredingsdatum in dienstverband werkzaam zijn bij een Werkgever zoals bedoeld in artikel 1 eerste lid, onder I, II en II van de CAO.
HOOFDSTUK 3 Uitkeringen en aanvullingen
Artikel 3.1
Basisuitkering op basis van voltijd-regeling 1.
Aan de werknemers bedoeld in artikel 2.3, met uitzondering van de werknemers die in dienstverband werkzaam zijn bij een Werkgever zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder I en III van de CAO, wordt een basisuitkering verstrekt. De basisuitkering is bij de aanvang van de deelneming op basis van de voltijd-regeling € 5.206,00 (in 2006) op jaarbasis. Jaarlijks wordt op 1 januari het bedrag van de basisuitkering opnieuw vastgesteld door het bedrag aan te passen aan het indexcijfer. Het aangepaste bedrag geldt voor degene wier deelneming in dat betreffende jaar is aangevangen.
2.
Als de met de Werkgever overeengekomen wekelijkse arbeidsduur direct vóór aanvang deelneming minder bedraagt dan de in de betreffende bedrijfstak geldende normale wekelijkse arbeidsduur, wordt de in het vorige lid bedoelde basisuitkering vastgesteld door vermenigvuldiging met de deeltijdbreuk. In deze breuk is de teller gelijk aan het overeengekomen aantal uren per week. De noemer is gelijk aan de normale voor de betreffende bedrijfstak geldende wekelijkse arbeidsduur.
3.
Als de werknemer in de periode van 5 jaar onmiddellijk voorafgaande aan de datum aanvang deelneming in deeltijd werkzaam is geweest, wordt de basisuitkering vermenigvuldigd met de gewogen deeltijdbreuk.
Artikel 3.2
Basisuitkering bij deeltijd Indien de werknemer als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, deelneemt in de deeltijd-regeling, is de basisuitkering het quotiënt van het in artikel 3.1, eerste lid (indien van toepassing jo derde lid), bedoelde bedrag en het gekozen deeltijd-percentage.
Artikel 3.3
Basisuitkering bij overgang van de deeltijd-regeling naar deelneming de voltijd-regeling De nieuwe basisuitkering van de Deelnemer die overgaat van een deeltijd-regeling bedoeld in artikel 3.2, naar de voltijd-regeling, wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.1.
Artikel 3.4
Hoogte van de aanvullingsuitkering uit de overgangsregeling 1.
Aan de werknemers bedoeld in artikel 2.3, met uitzondering van de werknemers die in dienstverband werkzaam zijn bij een Werkgever zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder II van de CAO, wordt op het ouderdomspensioen vanaf de pensioeningangsdatum en de daarop door het Bedrijfstakpensioenfonds verleende verhogingen een aanvullingsuitkering verstrekt.
2.
Met inachtneming van het bepaalde in artikel 2.1, lid 1, onder f, geldt dat de in het eerste lid bedoelde aanvullingsuitkering ten hoogste gelijk is aan a – b. Hierin is : a =70% van de uitkeringsgrondslag van de werknemer b =ouderdomspensioen vanaf de pensioeningangsdatum en de daarop door het Bedrijfstakpensioenfonds verleende verhogingen. Indien gebruik wordt gemaakt van de deeltijdpensioenregeling van het bedrijfstakpensioenfonds, worden de alsdan door het bedrijfstakpensioenfonds berekende bedragen in aanmerking genomen.
3.
Onder de uitkeringsgrondslag bedoeld in het vorige lid en in het zesde lid wordt verstaan het laatst genoten loon gerelateerd aan (afhankelijk van de situatie van de werknemer) - de normale in de sector geldende wekelijkse arbeidsduur; - de met de Werkgever overeengekomen wekelijkse arbeidsduur; - het deeltijd-percentage. In afwijking van het bepaalde in de vorige volzin wordt voor de vaststelling van de uitkeringsgrondslag van degenen die gebruik maken van de demotieregeling uitgegaan van het loon direct voorafgaand aan de ingang van de demotieregeling. Dit loon wordt vervolgens aangepast met de verhogingen die hebben plaatsgevonden tussen de ingangsdatum van de demotieregeling en het bereiken van de 60-jarige leeftijd. Indien de uitkeringsgrondslag meer zou bedragen dan 110% van het bedrag dat als uitkeringsgrondslag zou zijn vastgesteld, indien de datum van uittreding één jaar eerder zou liggen, wordt die grondslag beperkt tot deze 110%.
4. De uitkeringsgrondslag vastgesteld volgens het derde lid is per 1 januari 2006 ten hoogste gelijk aan € 50.913,- per jaar. Indien de met de Werkgever overeengekomen wekelijkse arbeidsduur minder is dan de in de bedrijfstak normale wekelijkse arbeidsduur dan wel naast het bovenmaximale inkomen van de werknemer tevens een WAO/WIA-uitkering wordt genoten, dan wordt het maximum overeenkomstig daartoe door de SAM te stellen regels naar evenredigheid verlaagd. 5. Het in totaal aan basisuitkering of aanvullingsuitkering uit deze overgangsregeling, het ouderdomspensioen vanaf de pensioeningangsdatum en de daarop door het Bedrijfstakpensioenfonds verleende verhogingen aan de Deelnemer uit te keren jaarbedrag is bij aanvang op de uittredingsrichtdatum ten hoogste gelijk aan 85% van het loon. Voorts wordt, indien het totaal uit te keren bedrag op de uittredingsrichtdatum lager is dan het voor de Deelnemer geldende netto-bedrag van het wettelijk minimumloon van een werknemer die de 57jarige leeftijd nog niet heeft bereikt, vermeerderd met de vakantietoeslag, wordt de aanvulling zodanig verhoogd dat het totaalbedrag bedoeld minimum bereikt. Indien minder is gewerkt dan de gebruikelijke arbeidsduur wordt de minimum uitkering in verhouding verlaagd. Eventuele overheidsmaatregelen zullen hierbij prevaleren, in verband waarmee het minimumbedrag dienovereenkomstig wordt vastgesteld.
6.
Indien de werknemer in de sector meubelindustrie en meubileringsbedrijven niet heeft deelgenomen in de pensioenregeling van de op 31 december 2005 buiten werking getreden pensioenregeling van het Bedrijfstakpensioenfonds, wordt het bepaalde in lid 2 als volgt vastgesteld: De aanvullingsuitkering is ten hoogste gelijk aan c – (d + e). Hierin is: c = 70% van de uitkeringsgrondslag van de werknemer d =het ouderdomspensioen en de daarop door het Bedrijfstakpensioenfonds verleende toeslagen, verhogingen en vergoedingen, die de werknemer had kunnen opbouwen en verkrijgen in de pensioenregeling van de op 31 december 2005 buiten werking getreden pensioenregeling van het Bedrijfstakpensioenfonds indien de werknemer wel had deelgenomen in genoemde pensioenregeling, waarbij het ouderdomspensioen wordt herrekend naar de pensioeningangsdatum. e = het Prepensioen en Tijdelijk Ouderdomspensioen (TOP) dat de werknemer had kunnen opbouwen in de Prepensioenregeling van de op 31 december 2005 buiten werking getreden pensioenregeling van het Bedrijfstakpensioenfonds indien de werknemer wel had deelgenomen in genoemde prepensioenregeling, waarbij het prepensioen en TOP wordt herrekend naar dezelfde datum als het vervroegd ingegane ouderdomspensioen ingaat (de pensioeningangsdatum). De herrekening naar de pensioeningangsdatum als bedoeld in d en e geschiedt aan de hand van de desbetreffende bepalingen in het per 1 januari 2006 geldende pensioenreglement I van het Bedrijfstakpensioenfonds omtrent herrekening van pensioenaanspraken en vervroeging van het ouderdomspensioen door Actieve Deelnemers die op 31 december 2004 55 jaar of ouder zijn.
7.
De Deelnemer is verplicht de SAM omgaand op de hoogte te stellen van de bedragen die het (bedrijfstak)pensioenfonds heeft vastgesteld en van elke wijziging van de bedragen. De verhoogde bedragen worden vanaf de verhogingsdatum op de uitkering van de SAM in mindering gebracht.
Artikel 3.5 Vervroeging en uitstel van de Uittredingsrichtdatum 1. Op verzoek van de Deelnemer is de Stichting bevoegd te bepalen dat de Basisuitkering als bedoeld in artikel 3.1 respectievelijk de Aanvullingsuitkering als bedoeld in artikel 3.4, ingaat vóór de Uitkeringsrichtdatum De Basisuitkering voor de werknemers die in dienstverband werkzaam zijn bij een Werkgever zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder II, van de CAO respectievelijk de Aanvullingsuitkering voor de werknemers die in dienstverband werkzaam zijn bij een Werkgever zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder I en III, van de CAO, wordt in dat geval verlaagd, met inachtneming van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen. In de bijlage bij dit reglement is een tabel met factoren voor vervroegde ingang van de Basisuitkering respectievelijk de Aanvullingsuitkering opgenomen. 2. Op verzoek van de Deelnemer is de Stichting bevoegd te bepalen dat de Basisuitkering als bedoeld in artikel 3.1 respectievelijk de Aanvullingsuitkering als bedoeld in artikel 3.4, ingaat ná de Uittredingsrichtdatum.
Indien de basisuitkering respectievelijk de aanvullingsuitkering later ingaat dan de uittredingsrichtdatum, wordt de Basisuitkering respectievelijk de Aanvullingsuitkering na die uittredingsrichtdatum verhoogd, met inachtneming van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen. In de bijlage bij dit reglement is een tabel met factoren voor uitgestelde ingang van de Basisuitkering respectievelijk de Aanvullingsuitkering opgenomen. 3. Vervroeging van de Uittredingsrichtdatum is mogelijk tot uiterlijk de eerste van de maand waarin de 60-jarige leeftijd ligt. Uitstel van de Uittredingsrichtdatum is mogelijk tot uiterlijk 1 maand vóór het bereiken van de 65-jarige leeftijd. Een verzoek tot vervroeging dient uiterlijk 3 maanden vóór de gewenste datum van uittreding bij de Stichting te worden ingediend. Een verzoek tot uitstel dient uiterlijk drie maanden vóór de Uittredingsrichtdatum bij de Stichting te worden ingediend. 4. Indien de Basisuitkering respectievelijk Aanvullingsuitkering door het bepaalde in het tweede lid uitkomt boven 100% van de uitkeringsgrondslag, wordt het meerdere overgeheveld naar het Bedrijfstakpensioenfonds resp. de uitvoerder van de pensioenregeling van de werknemer ten behoeve van het ouderdomspensioen. Alsdan wordt rekening gehouden met het fiscale maximum voor ouderdomspensioen zoals aangegeven in artikel 18a, lid 7, van de Wet op de loonbelasting 1964. Dit betekent dat het ouderdomspensioen niet uit mag gaan boven 100% van het loon op het tijdstip van ingang. Het ouderdomspensioen gaat alsdan in bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd. Het meerdere wordt met in achtneming van wettelijke inhoudingen als eenmalige uitkering vlak voor het bereiken van de 65-jarige leeftijd uitgekeerd. Dat betekent dat tot dat moment de Basis- of Aanvullingsuitkering niet hoger zal zijn dan 100% van de Uitkeringsgrondslag 5. Indien betrokkene het meerdere niet wenst over te hevelen naar het Bedrijfstakpensioenfonds kan hij, in afwijking van het bepaalde in het vierde lid, de Stichting verzoeken om de conform het tweede lid verhoogde Basisuitkering respectievelijk Aanvullingsuitkering uit te laten keren vanaf de uitgestelde Uittredingsdatum. In dat geval kan betreffende uitkering meer dan 100% van het pensioengevend loon bedragen. Een verzoek in het kader van het in dit lid bepaalde dient drie maanden voor de Uittredingsricht-datum te worden ingediend bij de Stichting.
Artikel 3.6
Vermindering, respectievelijk wijziging van rechten in de voltijd-regeling Wanneer de Deelnemer bij het begin van of tijdens zijn Deelnemerschap aanspraak kan maken op en SV-uitkering dan dient hij zulks te melden aan de SAM. De SAM verstrekt slechts een uitkering (indien van toepassing inclusief aanvulling) voorzover deze uitkering de SV-uitkering te boven gaat. De Deelnemer is verplicht elke wijziging in de SV-uitkering direct aan de SAM te melden.
Artikel 3.7
Vermindering, respectievelijk wijziging van rechten in de deeltijd-regeling Wanneer de Deelnemer bij het begin van of tijdens zijn Deelnemerschap in de deeltijd-regeling aanspraak kan maken op een SV-uitkering dan dient hij zulks te melden aan de SAM. De SAM verstrekt slechts een uitkering voorzover deze uitkering de SV-uitkering te boven gaat, met dien verstande dat;
-
-
de SV-uitkering voorzover deze voortvloeit uit het resterende dienstverband bij de Werkgever na gebruikmaking van de deeltijd-regeling, niet in mindering komt op de door de SAM te verstrekken uitkering; de Deelnemer die voor zijn resterende dienstverband bij de Werkgever werkloos wordt en derhalve een ww-uitkering ontvangt zijn deeltijd-uitkering kan omzetten in een uitkering op basis van de oorspronkelijk overeengekomen wekelijkse arbeidsduur.
Artikel 3.8
Samenloop met WAO/WIA-uitkering In afwijking van het in het vorige artikel bepaalde, heeft een wijziging van de WAO/WIA-uitkering van de Deelnemer geen wijziging van de uitkering van de Deelnemer tot gevolg. De Deelnemer is verplicht elke wijziging in de SV-uitkering direct aan de SAM te melden.
Artikel 3.9 Het kan zijn dat de desbetreffende bepalingen in het Pensioenreglement I van het Bedrijfstakpensioenfonds omtrent samenloop van een pensioenuitkering met een SV-uitkering en het bepaalde in de artikelen 3.6, 3.7 en 3.8 omtrent samenloop van een aanvullingsuitkering met een SVuitkering gelijktijdig van toepassing zijn. In dat geval vindt de aftrek zoveel mogelijk plaats op de aanvullingsuitkering en wordt een eventueel restant op het ouderdomspensioen in minderding gebracht.
Artikel 3.10
Inhoudingen 1.
Bij gebruikmaking van de voltijd-regeling worden door de SAM op de uitkering ingehouden; a. de verschuldigde loonheffing; b. het werknemersdeel in de inkomensafhankelijke bijdrage in het kader van de Zorgverzekeringswet.
2
Bij gebruikmaking van de deeltijd-regeling worden de hier boven genoemde inhoudingen door de SAM ingehouden, voorzover deze betrekking hebben op de deeltijd-uitkering.
Artikel 3.11
Financiële verplichtingen De SAM neemt bij gebruikmaking van de regeling op basis van de overeengekomen wekelijkse arbeidsduur de wettelijke verplichte vergoeding van de inkomensafhankelijke bijdrage in het kader van de Zorgverzekeringswet (Zvw) voor haar rekening.
HOOFDSTUK 4 Overige bepalingen
Artikel 4.1
Rechten van de Deelnemer 1.
De SAM willigt het verzoek tot deelneming in als naar het oordeel van de SAM aan alle voorwaarden is voldaan. De deelneming zal steeds beginnen op de eerste dag van een kalendermaand. De uitkering zal in maandelijkse termijnen worden betaald.
2.
De basisuitkering en aanvullingsuitkering uit de overgangsregeling worden tijdens de looptijd jaarlijks aangepast op basis van het indexcijfer, tenzij het bestuur anders beslist.
Artikel 4.2
Aanvang en einde uitkering; tijdstip betaling 1.
De eerste uitkering geschiedt over de maand waarin de deelneming is begonnen. Het tijdstip van de betaling ligt in de tweede helft van de maand waarover de uitkering verschuldigd is. Bij overgang van de deeltijd-regeling naar de voltijd-regeling gaat de aanvullingsuitkering op basis van de voltijd-regeling in op de eerste van de maand en vallende met of volgende op de datum van overgang.
2.
De uitkering wordt beëindigd: - op de pensioendatum van de Deelnemer; - ingeval van overlijden van de Deelnemer vóór de pensioendatum en wel op de laatste dag van de maand, waarin het overlijden plaatsvond.
3.
Ingeval van overlijden van de Deelnemer wordt aan de nagelaten betrekkingen zoals bedoeld in artikel 7:674 van het Burgerlijk Wetboek een overlijdensuitkering verstrekt. Deze uitkering is gelijk aan een bedrag van twee maal de hoogte van de basisuitkering en aanvullingsuitkering over de maand waarin het overlijden van de Deelnemer plaatsvond.
Artikel 4.3
Terugvordering Indien teveel of ten onrechte SAM-uitkering is betaald, ongeacht of de oorzaak daarvan gelegen is bij de SAM of bij de Deelnemer, kan deze uitkering worden teruggevorderd.
Artikel 4.4
Vervallen van de aanspraken Vanaf het moment dat de Deelnemer niet meer voldoet aan één van de voorwaarden opgenomen in de artikelen 2.1 of 2.2, dan wel zich niet houdt aan de meldingsplicht genoemd in de artikelen 3.4, 3.6, 3.7 en 3.8, vervallen de rechten van die Deelnemer, alsmede de verplichtingen van de SAM jegens die Deelnemer.
Artikel 4.5
Controle De SAM is gerechtigd controle uit te oefenen op de naleving van de voorwaarden. De Deelnemer is verplicht alle gevraagde informatie te geven. De Deelnemer in de deeltijd-regeling is in het bijzonder verplicht jaarlijks binnen 3 maanden na afloop van het kalenderjaar een kopie van de jaaropgave, aan de SAM te verstrekken.
Artikel 4.6
Vergoeding wegens verschil in belasting- en premiedruk vóór en na 65 jaar Het bestuur van de SAM bepaalt jaarlijks of en zo ja tot welk bedrag aan de Deelnemers als bedoeld in de artikelen 3.1, 3.2 en 3.4 een vergoeding wordt verleend voor het verschil in belasting- en premiedruk vóór en na 65 jaar.
HOOFDSTUK 5 Lopende uitkeringen
Artikel 5.1
1.
Vóór 1 januari 2002 ingegane uitkeringen Het tot 1 januari 2002 geldende reglement treedt met ingang van genoemde datum buiten werking. Dit buiten werking getreden reglement blijft echter vanaf 1 januari 2002 op de vóór deze datum aangevangen deelnemingen van toepassing, tenzij hierna anders is vermeld. In het kader van dit lid wordt onder aangevangen deelnemingen ook gedeeltelijk aangevangen deelnemingen verstaan. De vóór 1 januari 2002 ingegane uitkeringen worden tijdens de looptijd aangepast aan de algemene wijzigingen van de lonen in de bedrijfstak Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven. Deze aanpassingen worden door het bestuur van de SAM vastgesteld overeenkomstig de hiervoor bedoelde algemene wijzigingen en met inachtneming van eventuele overheidsmaatregelen.
2.
Tussen 1 januari 2002 en 1 januari 2006 ingegane uitkeringen Het tot 1 januari 2006 geldende reglement treedt met ingang van genoemde datum buiten werking. Dit buiten werking getreden reglement blijft echter vanaf 1 januari 2006 op de in de periode van 1 januari 2002 tot 1 januari 2006 aangevangen deelnemingen van toepassing, tenzij hierna anders vermeld. In het kader van dit lid wordt onder aangevangen deelnemingen ook gedeeltelijk aangevangen deelnemingen verstaan. De tussen 1 januari 2002 en 1 januari 2006 ingegane uitkeringen worden tijdens de looptijd jaarlijks aangepast op basis van het indexcijfer, tenzij het bestuur anders beslist.
HOOFDSTUK 6 Slotbepalingen
Artikel 6.1
Hardheidsclausule In gevallen, waarin toepassing van de regeling tot onbillijkheden leidt, kan het bestuur een beslissing in afwijking van de bepalingen van het reglement nemen.
Artikel 6.2
Onvoorziene gevallen In onvoorziene gevallen beslist het bestuur.
Artikel 6.3
Inwerkingtreding Dit reglement treedt in werking met ingang van 1 januari 2006.