Centraal Bureau voor de Statistiek
Factsheet Macro-economische onevenwichtigheden
15 juli 2013
pagina 1
Centraal Bureau voor de Statistiek
Inleiding Door de uitbraak van de kredietcrisis in 2008 en de daaropvolgende Europese schuldencrisis is het duidelijk geworden dat er grote macro-economische onevenwichtigheden bestaan binnen Europa. De Europese Unie heeft daarom de zogenaamde macro-economische onevenwichtighedenprocedure opgesteld. Met behulp van een scorebord beoordeelt de Europese Commissie de lidstaten op mogelijke zwakke schakels binnen de nationale economie. Na constatering van onevenwichtigheden kan de Commissie een uitgebreidere analyse uitvoeren naar de ontwikkelingen in de betreffende lidstaat en een land vragen een actieplan op te stellen. Hierin moeten concrete maatregelen worden opgenomen om de onevenwichtigheden weg te werken. Indien het actieplan twee maal op rij niet voldoet of de lidstaat het plan na goedkeuring onvoldoende uitvoert, kan de Europese Unie de lidstaat een boete opleggen.
Indicator
Ondergrens
Bovengrens
Nederland, 2012
Saldo lopende rekening als percentage van het bbp, driejaarsgemiddelde
-4
+6
9,4
Saldo extern vermogen als percentage van het bbp
-35
geen
54,1
Reële effectieve wisselkoers, procentuele mutatie t.o.v. drie jaar eerder
-5
+5
-4,6
Aandeel wereldhandel, procentuele mutatie t.o.v. vijf jaar eerder
-6
geen
-11,6
Nominale arbeidskosten per eenheid product, procentuele mutatie t.o.v. drie jaar eerder
geen
+9
3,4
Gedefleerde huizenprijzen, procentuele mutatie t.o.v. een jaar eerder
geen
+6
-8,4
Particuliere kredietstroom. als percentage van het bbp
geen
+15
-0,2
Particuliere schuld als percentage van het bbp
geen
+160
222,8
Staatsschuld als percentage van het bbp
geen
+60
71,3
Werkloosheidspercentage, internationale definitie, driejaarsgemiddelde
geen
+10
4,7
Schulden financiële sector, procentuele mutatie t.o.v. een jaar eerder
geen
+16,5
4,9
15 juli 2013
pagina 2
Centraal Bureau voor de Statistiek
In dit bestand wordt een overzicht gegeven van de achtergronden en ontwikkelingen van elke indicator. In dit overzicht zijn jaarcijfers opgenomen. Dit bestand wordt één keer per jaar geactualiseerd. Op dat moment wordt gebruik gemaakt van de meest recente jaarcijfers. De laatste actualisatie vond plaats op 15 juli 2013. Actuele jaar- en kwartaalcijfers van de elf scorebordindicatoren zijn terug te vinden in deze StatLinetabel. Voor meer informatie van Eurostat over de macro-economische onevenwichtighedenprocedure, zie de Engelstalige website van Eurostat.
15 juli 2013
pagina 3
Centraal Bureau voor de Statistiek
Saldo lopende rekening Saldi lopende rekening EU-landen, gemiddelde 2010-2012 Nederland Zweden Luxemburg Duitsland Denemarken Ierland Oostenrijk Estland Hongarije Slovenië België Letland Finland Bulgarije Slowakije Litouwen Malta Frankrijk Italië Verenigd Koninkrijk Tsjechië Spanje Roemenië Polen Portugal Griekenland Cyprus -10
-8
-6
-4
-2
0
2
4
6
8
10
12
% bbp Bron: Eurostat
15 juli 2013
pagina 4
Centraal Bureau voor de Statistiek
Opbouw saldo lopende rekening Nederland, 2012
Saldo lopende rekening Nederland, 1988-2012 % bbp 12 10 8 6 4 2 0 -2
Handelssaldo
Saldo inkomens
Saldo inkomensoverdrachten
20 12
20 10
20 08
20 06
20 04
20 02
20 00
19 98
19 96
19 94
19 92
19 90
19 88
-4
Saldo lopende rekening
Bron: DNB
Wat is het saldo op de lopende rekening? Het saldo op de lopende rekening geeft weer de inkomsten van een land minus de bestedingen. Het saldo kan opgesplitst worden in de handelsbalans, het saldo op de inkomensrekening (ook wel het saldo primaire inkomens genoemd) en het saldo op de inkomensoverdrachtenrekening. De handelsbalans is de totale export van goederen en diensten minus de import. Het saldo op de inkomensrekening bestaat uit grensoverschrijdende inkomsten die niet aan de export of de import gerelateerd zijn, zoals rentebetalingen en -ontvangsten, dividenden en lonen. De 15 juli 2013
pagina 5
Centraal Bureau voor de Statistiek
derde post is de inkomensoverdrachtenrekening, waarop grensoverschrijdende inkomensoverdrachten worden geboekt. Hierbij moet onder meer gedacht worden aan de ontwikkelingshulp en inkomensoverdrachten van en aan de EU. Voor meer informatie: zie de Engelstalige toelichting van Eurostat.
Ondergrenzen en bovengrenzen De Europese Commissie heeft zowel een onder- als een bovengrens gesteld aan het saldo op de lopende rekening. De ondergrens is, als percentage van het bbp, 4 procent. De bovengrens is +6 procent. De Europese Commissie toetst het saldo op de lopende rekening aan de hand van het voortschrijdend driejaarsgemiddelde. Ontwikkeling laatste jaren Nederland heeft al ruim dertig jaar een overschot op de lopende rekening. Dit is vooral toe te schrijven aan het grote overschot op de handelsbalans. Het saldo op de inkomensoverdrachtenrekening is al decennia lang negatief. Het saldo primaire inkomens was de laatste decennia soms positief en soms negatief. Het driejaarsgemiddelde van het saldo op de lopende rekening ligt al sinds 2010 boven de bovengrens. Meer cijfers staan in deze StatLinetabel.
15 juli 2013
pagina 6
Centraal Bureau voor de Statistiek
Saldo extern vermogen Saldo extern vermogen, 2012 België Nederland Duitsland Denemarken Luxemburg Finland Oostenrijk Zweden Italië Verenigd Koninkrijk Slovenië Tsjechië Litouwen Estland Slowakije Roemenië Letland Polen Bulgarije Cyprus Spanje Ierland Hongarije Griekenland Portugal -140
-105
-70
-35
% bbp
0
35
70
105
Bron: Eurostat
15 juli 2013
pagina 7
Centraal Bureau voor de Statistiek
Opbouw saldo extern vermogen Nederland, 2012
Bron: DNB
Groei saldo extern vermogen in miljarden euro t.o.v. een jaar eerder 150
mrd euro
100 50 0 -50 -100
Bron: DNB
15 juli 2013
Netto waardeverandering
Saldo lopende rekening
2012
2011
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
1997
1996
1995
1994
1993
1992
1991
1990
1989
1988
-150
Verandering saldo extern vermogen
pagina 8
Centraal Bureau voor de Statistiek
Samenstelling externe activa mrd euro
3500
3000 823 2500
878 762
2000
762
1500
179
353
693 160
269
109
661 581
582
461
452
587 530 1000 294 500
389
518
232
221
249
224
255 384
412
483
532
562
2008
2009
2010
2011
2012
0 Kapitaaldeelnemingen
Overige directe investeringen
Aandelen
Obligaties en geldmarktpapier
Derivaten
Overig
Bron: DNB
Samenstelling externe passiva mrd euro
3500
3000
2500 840
795
780 2000
734
830
165 1500
174
1000
672
500
234
322
127 726
808
864
889
240
309
344
329
352
206
187
179
182
178
258
260
259
271
279
2008
2009
2010
2011
2012
0
Kapitaaldeelnemingen
Overige directe investeringen
Aandelen
Obligaties en geldmarktpapier
Derivaten
Overige passiva
Bron: DNB
15 juli 2013
pagina 9
Centraal Bureau voor de Statistiek
Saldi activa en passiva mrd euro
600 500 400 300 200 100 0 -100 -200 -300 -400 2008
2009
2010
2011
Kapitaaldeelnemingen
Overige directe investeringen
Aandelen
Obligaties en geldmarktpapier
Derivaten
Overig
2012
Saldo extern vermogen Bron: DNB
Wat is het saldo extern vermogen? Het saldo extern vermogen is de waarde van de financiële bezittingen en vorderingen van Nederlandse burgers, bedrijven en overheid in/op het buitenland verminderd met de financiële bezittingen en vorderingen van buitenlanders in/op Nederland. Het saldo extern vermogen kan worden opgesplitst in het saldo directe investeringen (grotendeels kapitaaldeelnemingen), het saldo effecten, het saldo financiële derivaten, de officiële reserves en het saldo overig financieel verkeer. Directe investeringen zijn meestal transacties die samenhangen met het verwerven door Nederlandse bedrijven van aandelenkapitaal in een buitenlandse onderneming, of vice versa. Daarbij kan het gaan om de overname van een bestaand bedrijf of om het vestigen van nieuwe productielocaties. Het verkrijgen van zeggingschap in de betreffende onderneming is het belangrijkste onderscheid tussen een directe investering en een belegging in buitenlandse aandelen vanuit een aandelenportefeuille. Overigens worden ook de meeste andere transacties tussen moeder- en dochterondernemingen op deze post geboekt. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan intra-company-leningen of de verwerving van buitenlands onroerend goed. Het saldo effecten geeft de waarde van buitenlandse aandelen, de obligaties en het geldmarktpapier in Nederlandse handen verminderd met de waarde van Nederlandse effecten in buitenlandse handen weer. Het saldo financiële derivaten toont de waarde van buitenlandse derivaten in Nederlandse handen verminderd met Nederlandse derivaten in buitenlandse handen. Financiële derivaten zijn zijn beleggingsinstrumenten die hun waarde ontlenen aan de waarde van een ander goed, zoals aandelen of olie. De belangrijkste soorten derivaten zijn opties, swaps, forwards en futures.
15 juli 2013
pagina 10
Centraal Bureau voor de Statistiek
Onder het saldo overig financieel verkeer vallen onder meer de leningen en de handelskredieten. De officiële reserves bestaan vooral uit monetair goud en de deviezenvoorraad van De Nederlandsche Bank. Meer informatie over het saldo extern vermogen staat op de (Engelstalige) website van Eurostat. Onder- en bovengrenzen De Europese Commissie heeft alleen een ondergrens ingesteld voor het saldo extern vermogen. Die bedraagt, uitgedrukt in percentage van het bbp, 35 procent. Ontwikkeling in de laatste jaren In 2007 was het saldo extern vermogen van Nederland nog negatief, maar daarna is het flink toegenomen. In 2012 had Nederland een positief saldo van bijna 325 miljard euro. De toename van het saldo extern vermogen is deels toe te schrijven aan het positieve saldo op de lopende rekening, maar ook deels aan de gunstige waardeontwikkeling van financiële activa en passiva. In 2012 was vooral het saldo directe investeringen sterk positief. Ook de officiële reserves en de saldi aandelen en financiële derivaten droegen bij aan het positieve saldo, maar in mindere mate. Het saldo obligaties en geldmarktpapier was daarentegen negatief. Meer cijfers staan in deze StatLinetabel.
15 juli 2013
pagina 11
Centraal Bureau voor de Statistiek
Reële effectieve wisselkoers Reële effectieve wisselkoers, 2011, mutatie t.o.v. drie jaar eerder Brazilië Japan Zwitserland Australië China (inclusief Hong Kong) Canada Rusland Nieuw Zeeland Noorwegen Slowakije Zweden Litouwen Griekenland Bulgarije Zuid-Korea Luxemburg Estland Tsjechië Slovenië België Letland Cyprus Oostenrijk Finland Spanje Hong Kong Denemarken Portugal Italië Roemenië Malta Verenigde Staten Frankrijk Hongarije Mexico Duitsland Nederland* Turkije Verenigd Koninkrijk Ierland Polen -15 Bron: Eurostat
-10
-5
0
5
10
15
20
25
%
* Cijfer over 2012 15 juli 2013
pagina 12
Centraal Bureau voor de Statistiek
Nominale wisselkoersen, vreemde valuta per euro 1,60
180
1,40
160 140
1,20
120
1,00
100 0,80 80 0,60
60
0,40
40
0,20
20
0,00
0 2000
Bron: DNB
2001
2002
2003
2004
Amerikaanse dollar (linkeras)
2005
2006
2007
2008
Britse pond (linkeras)
2009
2010
2011
2012
Japanse yen (rechteras)
Wat is de reële effectieve wisselkoers? De reële effectieve wisselkoers is de wisselkoers gecorrigeerd voor prijsveranderingen. De Europese Commissie gebruikt de relatieve consumentenprijzen, m.a.w. de wisselkoers gecorrigeerd voor veranderingen van de Europees geharmoniseerde consumentenprijsindex (CPI). Meer informatie over de reële effectieve wisselkoers staat op de (Engelstalige) website van Eurostat.
Onder- en bovengrenzen De Europese Commissie kijkt bij de reële wisselkoers naar de mutatie ten opzichte van drie jaar eerder. De onder- en de bovengrenzen zijn respectievelijk 5 procent en +5 procent.
Ontwikkeling in de afgelopen jaren De Nederlandse reële effectieve wisselkoers is in de afgelopen jaren iets gedaald, net als die in de meeste andere eurolanden. Meer cijfers staan in deze StatLinetabel.
15 juli 2013
pagina 13
Centraal Bureau voor de Statistiek
Aandeel wereldhandel Aandeel wereldhandel, % mutatie t.o.v. vijf jaar eerder, 2012 Litouwen Letland Estland Bulgarije Roemenië Slowakije Malta Polen Tsjechië Nederland Duitsland Frankrijk Spanje Portugal Ierland België Hongarije Zweden Denemarken Verenigd Koninkrijk Slovenië Luxemburg Oostenrijk Italië Cyprus Griekenland Finland -40
-30
-20
-10
0
10
20
30
40
Bron: Eurostat
15 juli 2013
pagina 14
Centraal Bureau voor de Statistiek
Aandeel wereldhandel, %
Bron: Eurostat
Nederland (linkeras)
2012
2011
2010
2009
2008
2007
2006
2005
16 2004
2 2003
20
2002
2,5
2001
24
2000
3
1999
28
1998
3,5
1997
32
1996
4
Eurozone (rechteras)
Wat is het aandeel wereldhandel? Het aandeel wereldhandel geeft het aandeel van de Nederlandse export in de totale wereldhandel weer. Meer informatie over het aandeel in de wereldhandel staat op de (Engelstalige) website van Eurostat.
Onder- en bovengrenzen De Europese Commissie kijkt naar de procentuele mutatie ten opzichte van vijf jaar eerder. De Commissie heeft een ondergrens ingesteld van -6 procent.
Ontwikkeling in de afgelopen jaren In de afgelopen jaren is het aandeel van de Nederlandse export in de wereldhandel afgenomen. Hetzelfde geldt voor de meeste andere eurolanden en de eurozone als geheel. Meer cijfers staan in deze StatLinetabel.
15 juli 2013
pagina 15
Centraal Bureau voor de Statistiek
Nominale arbeidskosten per eenheid product Nominale arbeidskosten per eenheid product, 2012 Bulgarije Luxemburg Hongarije België Verenigd Koninkrijk Malta Roemenië Tsjechië Oostenrijk Cyprus Frankrijk Finland Nederland Polen Duitsland Italië Slovenië Denemarken Zweden Slowakije Estland Litouwen Portugal Letland Spanje Griekenland Ierland -15 Bron: Eurostat
-10
-5
0
5
10
% mut t.o.v. drie jaar eerder
N.B. De cijfers over Polen betreffen voorspellingen van Eurostat.
15 juli 2013
pagina 16
Centraal Bureau voor de Statistiek
Nominale arbeidskosten per eenheid product, 2005=100 125 120 115 110 105 100 95 90 85 80 2002
Bron: Eurostat
2003
2004
2005
Nederland
2006
2007
Duitsland
Frankrijk
2008
2009
2010
2011
2012
Verenigd Koninkrijk
Wat zijn de nominale arbeidskosten per eenheid product? De nominale arbeidskosten per eenheid product geven de verhouding tussen de arbeidskosten enerzijds en de arbeidsproductiviteit anderzijds weer. Een toename betekent dat de arbeidskosten sneller stijgen dan de arbeidsproductiviteit, wat negatief kan zijn voor de concurrentiepositie van een land. Meer informatie over de nominale arbeidskosten per eenheid product staat op de (Engelstalige) website van Eurostat.
Onder- en bovengrenzen De Europese Commissie kijkt naar de procentuele mutatie ten opzichte van drie jaar eerder. De Commissie heeft alleen een bovengrens ingesteld. Die bedraagt 9 procent.
Ontwikkeling in de afgelopen jaren Van 2006 tot en met 2009 stegen de nominale arbeidskosten per eenheid product in Nederland aanzienlijk. Ook in Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk was dit het geval. De nominale arbeidskosten per eenheid product begonnen in Duitsland pas na 2007 te stijgen, en in mindere mate dan in Nederland. Na 2009 stegen de arbeidskosten weer minder snel. Meer cijfers staan in deze StatLinetabel.
15 juli 2013
pagina 17
Centraal Bureau voor de Statistiek
Gedefleerde huizenprijzen Gedefleerde huizenprijzen, 2012 Estland Luxemburg Letland Malta Zweden Finland België Verenigd Koninkrijk Frankrijk Litouwen Tsjechië Denemarken Italië Bulgarije Slowakije Nederland Hongarije Slovenië Portugal Roemenië Ierland Spanje -18 Bron: Eurostat
15 juli 2013
-12
-6
0
6
12
% mut tov een jaar eerder
pagina 18
Centraal Bureau voor de Statistiek
Gedefleerde huizenprijzen index, 2010=100
110 105 100 95 90 85 2006
2007
Bron: Eurostat
2008 België
2009 Duitsland
2010 Frankrijk
2011
2012
Nederland
Wat zijn gedefleerde huizenprijzen? De gedefleerde huizenprijzen zijn de ratio tussen de huizenprijsindex enerzijds en de deflator voor de consumptieve bestedingen in de nationale rekeningen anderzijds. De indicator vergelijkt de huizenprijsontwikkeling dus met de ontwikkeling van de prijzen voor huishoudens en instellingen zonder winstoogmerk. Eurostat gebruikt voor de berekening van de huizenprijsindex prijzen van zowel bestaande koopwoningen als nieuwbouwwoningen. Meer informatie over de gedefleerde huizenprijzen staat op de (Engelstalige) website van Eurostat.
Onder- en bovengrenzen De Europese Commissie kijkt naar de procentuele mutatie ten opzichte van een jaar eerder. De commissie heeft alleen een bovengrens ingesteld. Die bedraagt 6 procent.
Ontwikkeling in de afgelopen jaren De gedefleerde huizenprijzen zijn in Nederland fors gedaald na 2008. In België en Duitsland stegen de huizenprijzen daarentegen. In Frankrijk was er in 2009 sprake van een flinke daling, maar daarna herstelden de huizenprijzen zich. In 2012 veranderden de huizenprijzen in Frankrijk nauwelijks. Meer cijfers staan in deze StatLinetabel.
15 juli 2013
pagina 19
Centraal Bureau voor de Statistiek
Particuliere kredietstroom Particuliere kredietstroom, 2011 Cyprus België Polen Estland Hongarije Zweden Duitsland Finland Oostenrijk Frankrijk Ierland Slowakije Italië Luxemburg Tsjechië Malta Slovenië Roemenië Verenigd Koninkrijk Nederland* Litouwen Denemarken Letland Portugal Spanje Griekenland Bulgarije -10
-5
0
5
10
15
20
% bbp Bron: Eurostat
*
*Cijfer over 2012.
15 juli 2013
pagina 20
Centraal Bureau voor de Statistiek
Particuliere kredietstroom Nederland als % bbp 25
20
15
10
5
0
-5 '90
'91
'92
'93
'94
'95
'96
'97
'98
'99
' 00 ' 01 ' 02 ' 03
' 04 ' 05 ' 06 ' 07
' 08 ' 09 ' 10 ' 11 ' 12
Bron: Eurostat
Wat is de particuliere kredietstroom? De particuliere kredietstroom geeft weer hoe veel schulden huishoudens, instellingen zonder winstoogmerk en niet-financiële bedrijven hebben gemaakt gedurende het jaar. Meer informatie over de particuliere kredietstroom staat op de (Engelstalige) website van Eurostat.
Onder- en bovengrenzen De Europese Commissie kijkt naar het niveau van de particuliere kredietstroom als percentage van het bbp. De Commissie heeft alleen een bovengrens ingesteld; die bedraagt 15 procent.
Ontwikkeling in de afgelopen jaren Na 2005 is de particuliere kredietstroom, uitgedrukt in percentages van het bbp, geleidelijk afgenomen in Nederland. In 2012 was de particuliere kredietstroom voor het eerst in lange tijd negatief (-0,2 procent). Meer cijfers staan in deze StatLinetabel.
15 juli 2013
pagina 21
Centraal Bureau voor de Statistiek
Particuliere schulden Particuliere schulden, % bbp, 2011 Spanje Griekenland Letland Litouwen Ierland Slowakije Portugal Estland Bulgarije Hongarije Frankrijk Polen Italië Cyprus Zweden Slovenië Finland Verenigd Koninkrijk België Denemarken Roemenië Tsjechië Malta Duitsland Luxemburg Nederland Oostenrijk 0
5
10
15
20
25
Bron: Eurostat
*Cijfer over 2012
15 juli 2013
pagina 22
Centraal Bureau voor de Statistiek
Particuliere schulden als % bbp, Nederland 240 220 200 180 160 140 120 100
Totaal
Bron: ECB
Niet-financiële bedrijven
2012
2011
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
1997
1996
1995
1994
1993
1992
1991
1990
80
Huishoudens en instellingen zonder winstoogmerk
Financiële activa huishoudens en instellingen zonder winstoogmerk, Nederland mrd euro
1400
1200
1000
800
600
400
200
Chartaal geld, deposito's en spaartegoeden
Aandelen, deelnemingen en obligaties
Pensioenreserves
2012
2011
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
1997
1996
1995
1994
1993
1992
1991
1990
0
Overige activa
Bron: CBS
15 juli 2013
pagina 23
Centraal Bureau voor de Statistiek
Financiële passiva huishoudens en instellingen zonder winstoogmerk, Nederland mrd euro
1400
1200
1000
800
600
400
200
19 90 19 91 19 92 19 93 19 94 19 95 19 96 19 97 19 98 19 99 20 00 20 01 20 02 20 03 20 04 20 05 20 06 20 07 20 08 20 09 20 10 20 11 20 12
0
Langetermijnleningen
Kortlopende leningen, handelskredieten en transitorische posten
Eigen financieel vermogen
Bron: CBS
Financiële activa niet-financiële bedrijven, Nederland mrd euro
600 500 400 300 200 100 0
19 90 19 91 19 92 19 93 19 94 19 95 19 96 19 97 19 98 19 99 20 00 20 01 20 02 20 03 20 04 20 05 20 06 20 07 20 08 20 09 20 10 20 11 20 12
-100
Bron: CBS
15 juli 2013
Chartaal geld en deposito's
Aandelen, deelnemingen en obligaties
Uitstaande leningen en kortlopende w aardepapieren
Handelskredieten en transitorische posten
Overige financiële activa
pagina 24
Centraal Bureau voor de Statistiek
Financiële passiva niet-financiële bedrijven, Nederland mrd euro
900 800 700 600 500 400 300 200 100
Kortlopende leningen en waardepapieren
Obligaties
Langlopende leningen
Aandelen
2012
2011
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
1997
1996
1995
1994
1993
1992
1991
1990
0
Handelskredieten en transitorische posten Bron: CBS
Wat zijn de particuliere schulden? De particuliere schulden zijn de schulden van huishoudens, instellingen zonder winstoogmerk en niet-financiële bedrijven. Meer informatie over de particuliere schulden staat op de (Engelstalige) website van Eurostat.
Onder- en bovengrenzen De Europese Commissie kijkt naar het niveau van de particuliere schuld als percentage van het bbp. De Commissie heeft alleen een bovengrens ingesteld; die bedraagt 160 procent.
Ontwikkelingen in de afgelopen jaren In Nederland nam de particuliere schuld van 1990 tot 2009 fors toe. In de jaren daarna veranderde de particuliere schuld weinig. De particuliere schuld is veel hoger dan het maximum dat de Europese Commissie heeft gesteld. Vooral de schuld van huishoudens is hoog. In de afgelopen decennia zijn huishoudens veel langlopende (hypotheek)leningen aangegaan. Aan de activakant zijn vooral de pensioenreserves toegenomen. De niet-financiële bedrijven hebben, zowel aan de activa- als aan de passivakant, steeds meer aandelen, obligaties en deelnemingen op hun balans staan. Meer cijfers staan in deze StatLinetabel.
15 juli 2013
pagina 25
Centraal Bureau voor de Statistiek
Staatsschuld Staatsschuldquote 2011 Griekenland Italië Portugal Ierland België Frankrijk Verenigd Koninkrijk Hongarije Duitsland Oostenrijk Nederland* Cyprus Malta Spanje Polen Finland Slovenië Denemarken Slowakije Letland Tsjechië Litouwen Zweden Roemenië Luxemburg Bulgarije Estland 0
20
40
60
80
100
120
140
160
180
Bron: Eurostat
* Cijfer over 2012
15 juli 2013
pagina 26
Centraal Bureau voor de Statistiek
Overheidsschuld en overheidssaldo Nederland, %bbp 6
100
4
90
2
80
0
70
-2
60
-4
50
-6
40
-8
30
-10
20 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 Overheidssaldo (linkeras)
Bron: CBS
Overheidsschuld (rechteras)
Financiële activa overheid mrd euro
100
80
60
40
20
0
Bron: CBS
15 juli 2013
Liquide middelen
Verhandelbare waardepapieren en financiële derivaten
Leningen
Aandelen en overige deelnemingen
2012
2011
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
1997
1996
1995
1994
1993
1992
1991
1990
-20
Handelskredieten en transitorische posten
pagina 27
Centraal Bureau voor de Statistiek
Financiële passiva overheid mrd euro
400 350 300 250 200 150 100 50
Bron: CBS
Chartaal geld
Verhandelbare waardepapieren
Leningen
2012
2011
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
1997
1996
1995
1994
1993
1992
1991
1990
0
Handelskredieten en transitorische posten
Wat is de staatsschuld? De staatsschuld is de schuld van de totale Nederlandse overheid, inclusief de decentrale overheden. Meer informatie over de overheidsschuld staat op de (Engelstalige) website van Eurostat.
Onder- en bovengrenzen De Europese Commissie kijkt naar het niveau van de overheidsschuld als percentage van het bbp. De Commissie heeft alleen een bovengrens ingesteld; die bedraagt 60 procent.
Ontwikkeling in de laatste jaren Van het midden van de jaren negentig tot en met 2007 daalde de staatsschuldquote gestaag, maar vanaf 2008 liep deze weer op. Dit komt deels door ingrepen in de financiële sector. In 2008 nationaliseerde de overheid ABN Amro en Fortis en gaf ze ING een kapitaalinjectie, wat leidde tot meer aandelen en leningen aan de activakant van de balans. Daarnaast had vanaf 2009 het overheidstekort ook een verhogend effect op de staatsschuld. Om het overheidstekort en de ingrepen in de financiële sector te financieren, moest de overheid een hogere schuld aangaan. Aan de passivakant verschenen daardoor vooral meer verhandelbare waardepapieren (met name staatsobligaties). De overheidsschuld van Nederland is nu hoger dan 60 procent.
Meer cijfers staan in deze StatLinetabel. 15 juli 2013
pagina 28
Centraal Bureau voor de Statistiek
Werkloosheid Werkloosheidspercentage internationale definitie, 2012 Spanje Griekenland Letland Litouwen Ierland Slowakije Portugal Estland Bulgarije Hongarije Frankrijk Polen Italië Cyprus Zweden Slovenië Finland Verenigd Koninkrijk België Denemarken Roemenië Tsjechië Malta Duitsland Luxemburg Nederland Oostenrijk 0
5
10
15
20
25
Bron: Eurostat
15 juli 2013
pagina 29
Centraal Bureau voor de Statistiek
Werkloosheidspercentage 7 6 5 4 3 2 1 0 2003
2004
2005
2006
2007
Werkloosheidspercentage nationale definitie
2008
2009
2010
2011
2012
Werkloosheidspercentage internationale definitie
Werkloosheid naar geslacht en leeftijd, nationale definitie, 2012
Bron: CBS
Wat is het werkloosheidspercentage? Het werkloosheidspercentage is het aantal werklozen als percentage van de beroepsbevolking. Volgens de internationale definitie is iemand werkloos als hij 1 uur of meer per week wil werken en beschikbaar is, maar niet werkt. Volgens de nationale definitie is iemand werkloos als hij 12 uur of meer per week wil werken en beschikbaar is, maar minder dan 12 uur per week werkt, of helemaal niet werkt. Meer informatie over de werkloosheid staat op de (Engelstalige) website van Eurostat.
15 juli 2013
pagina 30
Centraal Bureau voor de Statistiek
Onder- en bovengrenzen De Commissie kijkt naar het werkloosheidspercentage volgens de internationale definitie en heeft een bovengrens ingesteld. Die bedraagt 10 procent.
Ontwikkeling in de afgelopen jaren Sinds de uitbraak van de kredietcrisis is de werkloosheid opgelopen. Wel is de werkloosheid in Nederland nog steeds laag in vergelijking met de meeste andere Europese landen. Meer cijfers staan in deze StatLinetabel.
15 juli 2013
pagina 31
Centraal Bureau voor de Statistiek
Schulden financiële sector Schulden financiële sector, 2011 Finland Luxemburg Litouwen Verenigd Koninkrijk Frankrijk Bulgarije Nederland* Denemarken België Polen Roemenië Italië Tsjechië Spanje Zweden Duitsland Malta Slowakije Cyprus Oostenrijk Ierland Portugal Slovenië Hongarije Griekenland Estland Letland -10 Bron: Eurostat
-5
0
5
10
15
% mut t.o.v. een jaar eerder
20
25
30
35
*
Cijfer over 2012.
15 juli 2013
pagina 32
Centraal Bureau voor de Statistiek
Schulden financiële sector Nederland als % bbp %
1400 1200 1000 800 600 400 200 0 2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
Bron: Eurostat
Leverage Nederland %
350 300 250 200 150 100 50 0 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002
2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011
Bron: Eurostat
Wat zijn de schulden van de financiële sector Deze indicator geeft de som van alle financiële verplichtingen van de financiële sector weer. Hieronder vallen onder meer deposito’s, leningen, obligaties, aandelen, verzekeringstechnische reserves. De indicator geeft de niet-geconsolideerde waarden weer: verplichtingen van financiële instellingen aan elkaar tellen dus mee. Meer informatie over de financiële verplichtingen van de financiële sector staan op de website van Eurostat. Een indicator die de Europese Commissie niet als één van de scorebordindicatoren beschouwt, maar wel onder de loep neemt als zij besluit dat verder onderzoek noodzakelijk is, is de leverage. De leverage geeft de verhouding tussen het vreemd vermogen (leningen, obligaties, deposito’s etc.) en het eigen vermogen (aandelen, overig eigen vermogen) weer. 15 juli 2013
pagina 33
Centraal Bureau voor de Statistiek
Onder- en bovengrenzen De Commissie kijkt naar de jaar-op-jaarmutaties van de verplichtingen van de financiële sector. De Commissie heeft hiervoor een bovengrens ingesteld van 16,5 procent. Ontwikkelingen in de afgelopen jaren De schulden van de financiële sector zijn in de afgelopen jaren fors toegenomen, ook indien deze worden uitgedrukt als percentage van het bruto binnenlands product. In 2012 bedroeg de jaar-op-jaarmutatie 4,9 procent. De jaar-op-jaarmutatie lag hiermee ver onder de bovengrens. De leverage is van 2008 tot en met 2010 echter afgenomen. In 2011 nam de leverage weer licht toe. Meer cijfers staan in deze StatLinetabel.
15 juli 2013
pagina 34